Hoofdstuk 10 1952-1956 DE EMIGRANT
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Dr. Tobie Goedewaagen (1895-1980): een leven lang nationaal-socialist van Berkel, A.B. Publication date 2012 Link to publication Citation for published version (APA): van Berkel, A. B. (2012). Dr. Tobie Goedewaagen (1895-1980): een leven lang nationaal- socialist. Dikus Waanders. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:03 Oct 2021 Hoofdstuk 10 1952-1956 DE EMIGRANT Gratie en vrijlating Op 27 april 1951 ontving Goedewaagen dan eindelijk het langverwache antwoord op zijn gratieverzoek. ‘… as all of a sudden I obtained the Queen’s pardon: three years, as you have understood. From a mere personal viewpoint, there is reason enough to be bitterly disappointed. From a political and realistic viewpoint (comparing my own case to the situation of my political fellows of about the same ‘class’) I don’t feel much dissatified, although not contented. Occassionaly it is profitable not to be pampered by life during a certain period, you know! Meanwhile all has changed: the termina- tion of my ‘retraite’ is getting in sight now, viz. April 1952 at the last. (…) A quite new horizon has been opened for us now: new problems and questions and uncertainties! How to come into touch with the world outside of the prisonwalls? Life is coming back and I have immediately started cor- responding with friends and acquaintances about that matter.’1 In de zomer begon Goedewaagen zich meer en meer bezig te houden met zijn leven ná de gevangenis. Hij wist dat er geen weg terug was naar de universiteit, niet als privaatdocent en niet als hoogleraar. Door zijn levenslange ontzetting uit het recht om openbare ambten te bekleden, was in principe elke functie als ambtenaar, ook bijvoorbeeld die van leraar aan een openbare school, uitgesloten. Ook als journalist of publicist waren zijn kansen in Ne- derland klein: tot 1965 had hij een publicatieverbod. Het zag er somber voor hem uit. ‘Her- plaatsing in de maatschappij zal niet makkelijk zijn,’ schreef de rapporteur van de Reclas- sering. ‘De mogelijkheid tot het geven van privaatlessen acht gedetineerde niet uitgesloten, maar of dit voldoende zal zijn, meent hij te moeten betwijfelen. Hij denkt aan een betrek- king in een Universiteitsbibliotheek, een leeszaal, een museum.’2 Het was hem weliswaar verboden om openbare ambten te bekleden, maar als arbeidscontractant zonder vast dienstverband was dit verbod betrekkelijk makkelijk te omzeilen. Of dacht Goedewaagen evenals de rapporteur dat het met dat verbod zo’n vaart niet zou lopen? Vlak vóór zijn vrij- lating had hij namelijk nog een gratieverzoek lopen om hem te herstellen in het recht open- bare ambten te bekleden.3 Inderdaad zal het vooruitzicht zijn leven te slijten als privé- en bijlesleraar hem niet vrolijk gestemd hebben; het paste intellectueel niet bij hem en hij zal ook gegruwd hebben bij het idee ongemotiveerde leerlingen te moeten onderwijzen, die hem evenmin boeiden. 1 NIOD TG 858 inv.no. 9, Brief Goedewaagen aan Tobie Goedewaagen (17 juni 1951). Omdat hij in de Scheve- ningse Strafgevangenis Engelse les gaf, schreef Goedewaagen enige tijd brieven in het Engels. 2 NA CABR 3866 inv.no. 70897 III, Rapport Voorlopige Invrijheidsstelling (20 februari 1952). 3 NIOD TG 858 inv.no. 32, Gratieverzoeken (24 februari 1952 en 11 december 1952); het eerste verzoek trok hij na een maand in, het tweede zou worden afgewezen. 378 Maar voorlopig leek dat schrikbeeld geen realiteit te worden, vooral ook omdat Goede- waagen toch hoopte op een verzachting van de strafmaatregelen die hem belemmerden weer in zijn oude vak terug te keren.4 ‘Het wordt (…) tijd dat ik weer kans krijg, mij nuttig te maken en aan het werk te gaan, al zal dat niet zó vlot gaan.’5 Een ongetwijfeld heel nieuwe dimensie in zijn zoektocht naar werk was de noodzaak om geld te verdienen. Voor de oorlog had Goedewaagen als privaatdocent geen cent verdiend; pas in 1939 kreeg hij als redacteur van De Waag zijn eerste – bescheiden – salaris. Zijn vermogen was na de oorlog verbeurdverklaard en op zijn tachtigjarige moeder kon hij niet langer leunen. Het werd tijd om zijn eigen broek op te houden. Zijn moeder had hem in een zorgvuldig geformuleerde brief in 1947 – de enige die be- waard gebleven is uit de gevangenisperiode – al laten weten wat háár gedachten waren bij Goedewaagens reïntegratie.6 In deze brief maakte ze hem deelgenoot van de overpeinzin- gen die ze over haar zoon had. Ze wilde het liefst met hem van gedachten wisselen ‘om te peilen hoe in je innerlijk leven de ervaringen hun werk deden’. Ze wist dat hij de gebeurte- nissen van de laatste jaren bezag tegen de achtergrond van zijn gehele leven, vanaf zijn jeugd; tegelijkertijd wilde ze hem meegeven dat het alleen zijn, in afzondering leven, ook heel gevaarlijk kon zijn – het ontnam de mens het zicht op het grotere. Het werd tijd dat haar zoon ‘het uitzicht wat ruimer’ maakte. Ze beval Goedewaagen twee boeken aan, Reflections in a mirror van Charles Morgan en Le silence de la mer van Vercors, beide boeken die in haar ogen handelden ‘over hetgeen in dezen tijd in de menschelijke geest omgaat, als reactie op die ontzettende oorlog’.7 In dezelfde week schreef Anna Goedewaagen een soortgelijke brief aan Truus.8 Ze for- muleerde echter veel onverbloemder haar zorgen om de denkrichting van haar zoon. Waar ze haar zoon Tom als het ware om ‘advies’ vroeg over de Franse en Engelse cultuur en lite- ratuur en hem bevestigde in zijn Duitse gerichtheid, daar schreef ze aan Truus dat het hoog tijd was voor een verandering van denkrichting. In de brief aan Tobie raadde ze hem aan om Morgan en Vercors te lezen, en in de brief aan Truus vond ze het een must dat hij die boeken las. In de brief aan Truus is het veel duidelijker dat Anna zich grote zorgen maakte over Goedewaagens Duitsgezindheid. ‘Toch blijft het een vraag voor me, of hij zich ook voldoende rekenschap geeft van de feiten en verhoudingen in de buitenwereld en of hij niet te uitsluitend zich naar binnen keert; zijn omstandigheden leiden hiertoe, dat is duidelijk en de goede kant hiervan is van betekenis maar, zooals Vader dat noemde: “een leeuwerik op een loodje” is geen goed voorbeeld voor een mensch. Daarom zou ik zoo graag weten of Tom zich kan heroriënteren, langs de weg der buitenlandsche letterkunde.’ 4 NIOD TG 858 inv.no. 32, Brief Goedewaagen aan Truus Goedewaagen (28 februari 1950). 5 NIOD TG 858 inv.no. 9, Brief Goedewaagen aan Tobie Goedewaagen (5 november 1950). 6 NIOD TG 858 inv.no. 10, Brief Anna Goedewaagen-Bakker aan Goedewaagen (13 juni-17 juli 1947). 7 Reflections in a mirror (1944 en 1946) is een verzameling essays die Morgan sinds 1942 in The Times Literary Supplement publiceerde, onder meer over thema’s als ‘Verlaine’ en ‘France’. Le silence de la mer (1942) stond sym- bool voor het geestelijke verzet tegen de Duitse overheersing van Frankrijk. 8 NIOD TG 858 inv.no. 10, Brief Anna Goedewaagen-Bakker aan Truus Goedewaagen (21 juni 1947). 379 Het laatste jaar in de gevangenis was hij regelmatig bezig met zijn oriëntatie op het leven buiten de gevangenis, al was dat niet op de wijze zoals zijn moeder voor ogen had. ‘Nu ik op zijn laatst in het komende voorjaar wel thuis zal zijn, gaan mijn gedachten van- zelf over de muren,’ schreef hij in augustus 1951. Maar de toekomst baarde hem ook zorgen: ‘The more liberty is drawing nearer and nearer, the more one gets fidgety and strained,’ schreef hij zoon Tobie twee dagen later. Met Truus liet hij alle mogelijkheden de revue passeren. Privé-onderwijs, meester op een lagere school, bibliotheekwerk, redacteur bij een uitgeverij… Voor alle zekerheid zette Goedewaagen zijn in de gevangenis begonnen studie Spaans voort, voor het geval hij het buiten kon gebruiken. Via zijn vrienden in en buiten de gevangenis, zijn vroegere collega’s en familieleden, deed Goedewaagen diverse pogingen om her en der een introductie te krijgen. Aan zijn vriend Evert Beth vroeg hij openhartig om hulp: ‘Nu mijn tijd van invrijheidstelling zo allengs in het zicht begint te komen (…) vraag ik mij af, wat ik moet ondernemen om weer op gang te komen. Met een ont- zetting uit ieder ambt en een perszuivering tot 1965 is dat geen eenvoudig pro- bleem met mijn opleiding en geestelijke oriëntatie, temeer omdat ik van hieruit de mogelijkheden (privaatlessen, uitgeverij, bibliotheekwerk e.d.) toch niet helemaal kan overzien en te weinig contact heb met mensen, die dit, op grond van eigen er- varing of werkkring, enigszins kunnen aanvoelen. Dit alles brengt mij ertoe, je aandacht eens op mijn persoon te vestigen, terwijl je misschien ook met anderen, die mij kennen, eens wilt overleggen.’ Maar Beth, die op dat moment voor langere tijd aan de Universiteit van Berkeley verbonden was en in Nederland een grote naam in de filosofie van de wiskunde en de logica had opge- bouwd, onderschatte de ernst van het probleem.