Hoofdstuk I: De Formele Context
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Inhoudsopgave INLEIDING................................................................................................................................................2 IDE FORMELE CONTEXT ............................................................................................................................4 I.1 DE VERDRAGEN.......................................................................................................................................4 I.2 DE BESTEDINGEN.....................................................................................................................................7 II ECONOMIE, MAATSCHAPPIJ EN POLITIEK IN SURINAME, 1975 – 2000 ...................................................10 II.1 DE ECONOMIE, DE OVERHEIDSFINANCIERING EN DE ARMOEDE..............................................................11 II.1.1 DE ECONOMIE, DE WERKGELEGENHEID EN DE ROL VAN DE OVERHEID IN DE ECONOMIE........................10 II.1.2 DE OVERHEIDSFINANCIERING................................................................................................................12 II.1.3 DE ARMOEDE.........................................................................................................................................14 II.1.3.1 VERZACHTING VAN DE ARMOEDE..........................................................................................................17 II.2 DE MAATSCHAPPIJ EN DE POLITIEK........................................................................................................20 II.2.1 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN.....................................................................................................19 II.2.2 MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN................................................................................................21 II.2.3 POLITIEKE EN BESTUURLIJKE ONTWIKKELINGEN, 1975 - 2000..............................................................22 II.2.4 DE POLITIEKE CULTUUR EN DE GEVOLGEN VOOR DE PUBLIEKE SECTOR ................................................24 III NEDERLAND EN SURINAME AAN DE ONDERHANDELINGSTAFEL, 1975 - 2000 .......................................26 III.1 WAT VOORAF GING................................................................................................................................27 III.2 DE CONS - PERIODE, 1976-1982..........................................................................................................29 III.3 EERSTE OPSCHORTING VAN DE HULP (1982-1987) ................................................................................33 III.4 EERSTE HERVATTING VAN DE HULP (1988-1991) ..................................................................................34 III.5 TWEEDE OPSCHORTING VAN DE HULP (1991-1992) ...............................................................................36 III.6 TWEEDE HERVATTING VAN DE HULP (1991-1997).................................................................................37 III.7 DERDE OPSCHORTING EN DERDE HERVATTING VAN DE HULP (1997-2000)............................................40 III.8 DE DONOR- EN ONTVANGSTSTRUCTUUR, 1980-2000 ............................................................................41 IV EEN VOORLOPIGE SCHETS VAN DE RESULTATEN....................................................................................47 IV.1 WAT HEEFT DE NEDERLANDSE HULP SURINAME GEBRACHT? ...............................................................49 IV.2 VERSTERKING RECHTSSTAAT EN OVERHEIDSAPPARAAT........................................................................56 IV.3 ONDERWIJS............................................................................................................................................57 IV.4 VOLKSGEZONDHEID ..............................................................................................................................58 IV.5 INFRASTRUCTUUR .................................................................................................................................58 IV.6 NUTSVOORZIENINGEN ...........................................................................................................................60 IV.7 SOCIAAL PROGRAMMA ..........................................................................................................................61 IV.8 CULTUUR EN WELZIJN...........................................................................................................................63 IV.9 DE PRIVATE SECTOR ..............................................................................................................................63 IV.10 MYTHES, BEELDVORMING, FRUSTRATIES EN NIET VERVULDE VERWACHTINGEN ..................................65 VOVERWEGINGEN BIJ DE AFSLUITING VAN HET INTERIMRAPPORT ...........................................................67 V.1 WAAR WERD WEINIG AANDACHT AAN BESTEED? ..................................................................................68 V.2 DICTATUUR, DEMOCRATIE EN DE OPSCHORTING VAN DE HULP..............................................................71 V.3 OVERWEGINGEN IN PLAATS VAN AANBEVELINGEN ...............................................................................72 Appendices 1TABELLEN BIJ HOOFDSTUK II 2GEINTERVIEWDE RESOURCE PERSONS 3BIBLIOGRAFIE 1 Inleiding Wie de publicaties over de ontwikkelingshulp van Nederland aan Suriname gedurende de laatste 25 jaar beziet, bemerkt dat de meeste auteurs in de titel van hun analyse gevoelens van wrevel, twijfel en ongemak tot uitdrukking brengen. Over het algemeen zijn er weinig publicaties buiten overheidskringen voorhanden met zelfs maar een neutrale titel.1 Mhango (1984) typeerde de Nederlands-Surinaamse ontwikkelingsrelatie indertijd als een “afhankelijkheidsrelatie”. De auteurs van een recent rapport van de Wereld Bank (1998: 7) gebruikten zelfs een allitteratie om de Surinaamse “dependance on aluminium and aid” te omschrijven. Gobardhan, Hassankhan en Egger (1995) namen de term “erfenis van de slavernij” in de mond. De diplomatieke Schalkwijk (1994) kenmerkte het resultaat van de gang vanaf de onafhankelijkheid en de “Overeenkomst tussen de Republiek Suriname en het Koninkrijk der Nederlandsen betreffende ontwikkelingssamenwerking” (1975) naar het “Raamverdrag inzake Vriendschap en nauwere Samenwerking” (1992) als “een steentje in de Nederlandse schoen”. Later zou hij (Schalkwijk, 2000: 37) de relatie als “moeizaam” typeren. Oostindie en Klinkers (2001) spreken over “knellende koninkrijksbanden” bij het dekolonisatieproces en de betrekkingen tussen de Republiek Suriname en haar voormalig moederland, tevens haar belangrijkste donor. In een voorafgaande publicatie had Oostindie (1996) de hulprelatie al betitelt als omgeven door een bitterzoet complex van gevoelens van “wrevel en vriendschap, verantwoordelijkheid en schuldbesef”. In een publicatie van Kruyer (1973) aan de vooravond van de onafhankelijkheid heette Suriname nog een “neokolonie in rijksverband”. Milieu-activisten omschreven de combinatie van ontwikkelingsprojecten in West-Suriname als een “uitverkoop van de tropische natuur” (Ekologie, 1979). Jansen van Galen (1999) typeerde het Nederlands-Surinaamse hulpbeleid uit de periode 1975-1982 als een “proefpolder voor Nederlands ontwikkelingsbeleid”. Recent (Jansen van Galen, 2001a) zou hij zelfs de term “syndroom” gebruiken om het complex van onvrede en toeschietelijkheid in de Nederlandse PvdA-kringen te typeren waar het (vroeger) ging om de dekolonisatie en (nu) om de ontwikkelingshulp. Hij typeert in een andere bijdrage het bestaan van de gemengde Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname (CONS) náást de Surinaamse overheid verantwoordelijkheid voor de nationale ontwikkeling als een “schizofrene situatie die tot veel strubbelingen en wederzijdse frustraties leidde.” (Jansen van Galen, 2001b: 87). Eerder had hij het post-koloniale Suriname getypeerd als een “Hollandse erfenis” die geleid had tot een “kapotte plantage” (Jansen van Galen, 1995).2 In deze studie presenteren we de resultaten van de eerste fase van een gemeenschappelijke evaluatie van de Nederlands-Surinaamse ontwikkelingssamenwerking in de periode 1975- 2000. Wij hebben de studie als titel meegegeven “Een belaste relatie”, waarmee we onder andere de dikwijls ongedefinieerde, soms stroeve en meestal moeilijke overleg- en uitvoeringssituatie van de ontwikkelingshulp aanduiden die op basis van twee verdragen, van 1975 en 1992, tot stand is gekomen. 1 Alleen de publicaties van Hoefte (2001) en Van Dijck (2001) hebben een neutrale titel. 2 Termeer (1995) speelde het ter gelegenheid van de twintigjarige onafhankelijkheid van Suriname zelfs direct op de man. Zijn bijdrage was getiteld ‘Twintig jaar onafhankelijkheid: Pronk’s mooiste project is mislukt’. 2 De studie heeft vijf hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk presenteren we de formele context van de hulp en een globale karakteristiek van de bestedingen. In het tweede hoofdstuk komt de context aan de orde waarbinnen de ontwikkelingshulp zich heeft bewogen: de economie, maatschappij en politiek in Suriname. Eerst brengen wij de economische ontwikkeling, de overheidsfinanciering en de armoede ter sprake. Daarop volgt de sociale en politieke context. De Surinaamse overheid heeft in de 25 jaar hulprelatie die we hier analyseren een overwegend aandeel gehad, in ieder geval in vergelijking met andere maatschappelijke actoren. Vandaar dat wij ruimte besteden aan de financieringsstructuur van de overheid en aan de omvang van de publieke sector.