PDF Hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/113522 Please be advised that this information was generated on 2017-12-06 and may be subject to change. SURINAAMSE KLEINE LANDBOUW EN LANDBOUWBELEID EEN STRUCTURELE ANALYSE J. MORENO SURINAAMSE KLEINE LANDBOUW EN LANDBOUWBELEID EEN STRUCTURELE ANALYSE PROMOTOREN: PROF.DR. A.A. TROUWBORST PROF.DR. J.D. SPECKMANN (RIJKSUNIVERSITEIT LEIDEN) SURINAAMSE KLEINE LANDBOUW EN LANDBOUWBELEID EEN STRUCTURELE ANALYSE Een wetenschappelijke proeve op het gebied van de sociale wetenschapppen PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, volgens besluit van het college van decanen in het openbaar te verdedigen op donderdag 19 mei 1988 des namiddags om 3.30 uur door JAN KAZIMIERZ MARIA MORENC geboren op 10 april 1948 te Nowe Miasto Lubawske (Polen) (teksl foto omslag) "weiland met koeien en natuurgras m het Leidingen gebied" ISBN 90-9002100-0 INHOUDSOPGAVE PAG. VOORWOORD vin KAARTEN xi INLEIDING 1 Noten 10 Hoofdstuk 1 : ONTWIKKELINGSDENKEN EN ONTWIKKELINGEN IN SURINAME 11 Suriname: de overheid 16 Suriname: kleinere boeren en ethniciteit 24 Gevolgen van de multi-causaliteit van marginaliteit voor het beleid 28 Werken op een snijvlak 30 Noten 36 Hoofdstuk 2: DE CREATIE VAN DE KLEINE LANDBOUW 39 Contractarbeid 40 De vestigingspolitiek 44 De ontwikkeling van de kleine landbouw 51 De landbouwproduktie der kleine boeren 56 De ontwikkeling van de kleine landbouw na de tweede wereldoorlog 65 Noten 70 Hoofdstuk 3: DE LANDBOUWKUNDIGE SITUATIE IN DE KLEINLANDBOUWSECTOR 71 Structurele problemen 72 Bedrijfsniveau en bedrijfstype 84 Landbouwkundige bedrijfsaspecten 87 Produktie en produktiewaarde 93 Het boereninkomen 96 Noten 100 Hoofdstuk 4: DE LANDBOUWENDE BEVOLKING: SOCIALE ASPECTEN 105 Familiestructuur 107 Leeftijdsopbouw en opleiding 114 Arbeids inzet en landarbeid 120 Het part-timerschap 124 Noten 131 Hoofdstuk 5: DE MARKTPOSITIE DER KLEINERE BOEREN 133 Een stukje marktgeschiedenis 135 De markt in de jaren '70 140 De Centrale Markt in Paramaribo 1A3 Ingrepen in de marktverhoudingen: de rol van de overheid en coöperaties 151 Verticale afhankelijkheidsrelaties: aanzet tot een verklaring 160 Noten 168 Hoofdstuk 6: COÖPERATIES EN COÖPERATIEBELEID IN DE KLEINLANDBOUWSECTOR 171 De eerste pogingen 176 Coöperatief beleid van LW in de jaren '70 180 Nickeriaanse coöperatieve ontwikkeling 184 Het particulier initiatief 186 Analyse van Surinaamse landbouwcoöperaties 190 De coöperatie als bedrijf 191 De coöperatie als vereniging 196 Meervoudige afhankelijkheidsrelaties als remmende factoren 200 De ethnische basis van sub-groepen binnen coöperaties 201 Het wettelijk kader 206 Samenwerking op overheidsniveau 208 Coöperaties binnen een integrale agrarische ontwikkeling 210 Noten 215 Hoofdstuk 7: ONTWIKKELINGEN NA 1980 219 De agrarische sector 221 Recente marktontwikkelingen 227 De groentemarkt 229 De overheid en haar landbouwbeleid 234 Een nieuw gronduitgiftebeleid? 238 De hoge vlucht van de coöperatieve ontwikkeling 239 De rode draad weer opgepakt 245 Het lot van oudere coöperaties rond de hoofdstad 254 Noten 256 CONCLUSIE 261 Randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de kleine landbouw 268 Noten 278 BIJLAGEN 279 BIBLIOGRAFIE 301 SUMMARY 313 CURRICULUM VITAE 319 VOORWOORD Tegen het einde van mijn studie in de culturele antropologie groeide bij mij steeds meer het besef, dat men een niet-westerse samenleving niet het beste door onderzoek leert kennen, maar door met en voor de bevolking van niet-westerse landen te werken. Tot dit besef kwam ik tijdens een leeronderzoek in het Massif Central in Frankrijk. Suriname bood mij de gelegenheid om dit te ervaren. Eind 1977 vertrok ik met mijn gezin, mijn onafscheidelijke metgezellen, naar dat land, alwaar ik in dienst trad van het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij en tewerk werd gesteld op de Afdeling Landbouwvoor lichting. Drie jaar lang werkte ik tussen en met Surinamers, een in vele opzichten waardevolle ervaring. Huiselijke omstandigheden verhinderden een langer verblijf, terwijl de staatsgreep van 1980 juist bij velen, ook bij mij, hoopvolle verwachtingen had gewekt. In drie jaar kun je weinig doen. Dat besef bracht mij op het idee om op een andere manier iets terug te doen voor Suriname. Die manier zou een grondige, wetenschappelijke analyse worden van de historisch gegroeide, welhaast onwrikbare positie, waarin de agrarische bevolking van Suriname verkeert. Met dat doel voor ogen heb ik informatie verzameld. Ik had daarbij het voordeel dat veel van de benodigde informatie in rapporten, onderzoeksverslagen, ontwikkelingsplannen e.d. opgeslagen lag. De ver klaring hiervoor is de rond de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 op gang gekomen koortsachtige planningsactiviteit. Dit naar aanleiding van de zogenaamde 'gouden handdruk', een recht vond men in Suriname, van Nederland bij deze onafhankelijkheid. Ik mocht van geluk spreken dat de te entameren ontwikkelingsprogramma's en -projecten duidelijk gericht waren op een structurele verbetering van onder meer de positie van de agrarische bevolking. Deze structurele benadering, tot uiting komend in integrale interventiestrategieën, vereiste een diepgaand inzicht in de complexiteit van het agrarische vraagstuk. Daarbij werd het accent ver legd van een zuiver technische naar een meer sociaal-economische en politieke analyse. Hiervan getuigen vele van de door mij gebruikte bronnen. Niet slechts op het planniveau overheerste de genoemde benadering, ook op het veldniveau groeide, met Nickerie als koploopster, de sterke behoefte - viii - om de problemen van de boeren structureel en integraal te benaderen. De lezer kan zich voorstellen, dat ik aan de heersende, intellectuele en beleidsmatige stroom weinig weerstand kon, maar ook wilde, bieden. Mijn studie is zodoende getekend door de tijdgeest van de zeventiger jaren. Een tijdgeest waarvan ik durf te beweren dat die een reëlere kijk bood op de sociale werkelijkheid dan die ervoor en erna. Het is echter een ding om een goede analyse te maken, geheel anders ligt het met ons ver mogen om een situatie te veranderen. Het is deze discrepantie, die vrij wel iedere revolutie weer tot de orde roept, ook de Surinaamse. Bij een aspect wil ik nog even stil staan. Het betreft de aard van mijn studie, het subjectieve element. Ik problematiseer het vraagstuk van de Surinaamse kleine landbouw en ik ben critisch, met name ten aanzien van het gevoerde beleid, maar ook ten aanzien van de houding van de boeren. Ik besef volkomen dat een dergelijke benadering bij vele Surinamers ver keerd kan en zal vallen, ook al ben ik er ook van overtuigd dat velen mijn kijk niet onjuist zullen vinden. Ik begrijp en ken de gevoeligheid voor echte en vermeende critiek vanuit Nederland, door Nederlanders uit geoefend. Bij voorbaat wil ik mij dan ook verontschuldigen en hen, die aanstoot nemen aan mijn studie of delen daaruit, op het hart binden dat, indien ik een vergelijkbare analyse van maatschappelijke vraagstukken in Nederland zou maken, ik niet minder critisch zou zijn. Ik schrijf niet als iemand die ver van Suriname en haar bevolking af staat, maar in alle oprechtheid als iemand, die zich er diep mee verbonden weet. Tot slot wil ik, zoals een goed gebruik dat wil, enige woorden van dank uitspreken voor de steun, die ik ondervond bij mijn streven om het vraag stuk van de Surinaamse kleine landbouw voor het voetlicht te brengen. In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar de vele, hartelijke oud-collega's en kennissen in Suriname, met wie ik erg fijn heb gewerkt en die mij veel geleerd hebben. Als ik een paar namen speciaal zou willen noemen, dan zijn dat H. Rommy, W. Esajas en K. Manniesing. Zeker wil ik de leden van het Nijmeegse promovendi-overleg die door hun critische houding waardevolle hulp gaven, evenals college's van het Instituut voor Culturele en Sociale Antropologie in Nijmegen en dan met name J. Leunissen en de - ix - hoogleraar W. Wolters in mij'n dankwoord niet vergeten. H. Dagmar wil ik graag bedanken voor de vertaling van de Engelse samenvatting. Tenslotte spreek ik mijn hartelijke dank uit voor het fraaie en vele typewerk, waar van het resultaat voor U ligt, van de dames R. Breedveld en M. Berbers. - χ - Kaart 1: Agrarische gebieden in de Surinaamse kuststreek hoofdwegen ШШ landbouwarealen Ш —.—.— districtsgrens INLEIDING In deze studie, die handelt over de structurele (onder)ontwikkeling van de Surinaamse kleine landbouw(l), probeer ik in de eerste plaats antwoord te geven op de vragen binnen welk specifiek Surinaams kader de kleinere boeren functioneren en hoe het komt dat hun positie als ongunstig wordt beschouwd. In de tweede plaats richt de vraag zich op het institutionele kader, waarbinnen ambtenaren, en dan vooral de uitvoerende ambtenaren van het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij, opereren en welke invloed dit kader heeft op het veelal ineffectieve beleid. De genoemde kaders bepalen de grenzen van de manipulatieruimte van boeren en ambtenaren, de twee centrale partijen in mijn studie. Wat doen zij met deze ruimte en wat is daar het resultaat van? Ofschoon aan deze vragen ruimschoots aandacht wordt besteed, richt de hoofdaandacht zich op de beschrijving en analyse van de genoemde kaders. Thematisch zal de beschrijving van de Surinaamse kleine landbouw zo ruim en volledig mogelijk zijn. Na een brede en historische behandeling van de vorming