Petronius Bij Couperus

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Petronius Bij Couperus 142 Een verworpen fragment van Dèr Mouw M.F. Fresco 1 Tot degenen die in dit speciale nummer niet mogen ontbreken, behoort zeker J.A. der Mouw (1863-1919). Deze classicus, veelweterij laagschattende universele geest, is een van de belangrijkste Nederlandse dichters uit het begin van deze eeuw geweest. Maar toen ongeveer een jaar voor zijn dood hij gedichten wilde publiceren, koos hij op raad van Frederik van Eeden een pseudoniem: Adwaita. Hij was te bekend als filosoof om onder eigen naam gedichten te publiceren! Met deze schuilnaam onderstreepte hij tegelijk de verwantschap van zijn poëzie met de Indische filosofie. Dat was niet ten onrechte, maar het was toch enigszins misleidend. Niet ten onrechte want hij las niet alleen de originele teksten in het Sanskrit, maar had zoals sedert Schopenhauer niet ongebruikelijk, en met meer recht waarschijnlijk dan de meesten,het gevoel dat hij in sommige opzichten duidelijk verwant was met bepaalde stromingen in de Indische filosofie, in dit geval de monistische wereldopvatting, zoals die o.a. in de belangrijke Upanisjads (o.a. omstreeks 600 v.Chr.) te vinden zijn. Het pseudoniem betekent: tweeheidloos, en het is een gangbare term in het Sanskrit om een monistisch standpunt te formuleren. De opvatting waarom het bij Dèr Mouw gaat, is kort en schematisch gezegd deze: er is één goddelijk beginsel, Brahman, dat zich zonder dat dit verder bedoeling of zin heeft, tot een wereld ontvouwt, maar die wereld is eigenlijk niet meer dan een schone schijn, een maskerade van Brahman. Bovendien is de veelheid ook in subjectieve zin niet reëel: elk subject is Brahman zelf (‘ik ben Brahman’! ) of men kan het ook zo zeggen: een stukje Brahman, een vonk van Brahmans wereldvuur, een druppel van de oceaan die Brahman is, en de wereld die hij zich schept is ook maar schijn, dezelfde schijn. Over de problemen van de relatie tussen de individuele werelden onderling (het probleem van de intersubjectiviteit) en van de relatie van het grote subject (Brahman) en het kleine subject, ieder individu, zullen wij verder hier zwijgen. In zijn filosofisch proza en ook in zijn briefwisseling1 heeft Dèr Mouw zich zelf er wél over uitgesproken. Er is heel veel problematiek parallel met Westerse filosofie en Westerse mystiek, beide min- stens2 sedert het neoplatonisme, en ik ben nog steeds geneigd de stelling te verdedigen dat Dèr Mouw in feite ondanks zijn bewust aanknopen bij de Indische traditie, b.v. in de titel van zijn tweedelige dichtbundel ‘Brahman’ en verder door het voorkomen van enkele Indische woorden – eigenlijk behalve ‘Brahman’ slechts weinig , ook als Adwaita in hoge mate westers bleef. Die stelling schijnt trouwens ook door kenners van de Indische filosofie bevestigd te worden. Eén moment uit deze gedachtenwereld wil ik nog releveren, waarmee trouwens ook blijkens een motto aan het begin van zijn dichtwerk de dichter zich op westerse traditie beroept: een motto nl. ontleend aan Angelus Silesius. Dat moment is de trots die het individu mag koesteren: want als de wereld schijn is en de veelheid van individuen schijn is, dan is die wereld toch als 143 zelfontvouwing van Brahman goddelijk en is het kleine ik als deel van het goddelijke ik tegelijk even groot als God en is God tegelijk even klein als hij. Bovendien is hij ook goddelijk daarin dat hij schepper van zijn eigen wereld is, een wereld waarin krachtens haar aard van goddelijke schijn weliswaar alle waarden zoals goed en kwaad, mooi en lelijk wegvallen, of beter ook op schijn berusten, maar die een dichter toch vooral verheerlijkt als schone scliijn. En dat heeft Dèr Mouw op grootse wijze gedaan. Adwaita verkondigt een filosofie (ontologie en kenleer) die in het verlengde ligt van, maar zich tevens toch onderscheidt van wat de prozaschrijvende filosoof Dèr Mouw had gezegd en de in de Laan van Meerdervoort in Den Haag wonende kamergeleerde bleef vinden, met name wat de stelligheid van de overtuigingen betreft (dit tot ontsteltenis van een Van Eeden), maar de relatie tussen de filosoof en de dichter valt buiten dit bestek. 2 Terecht, maar toch enigszins misleidend, is boven gezegd. Wat niet tot uiting kwam is niet alleen dat de wereldbeschouwing niet zuiver Indisch was, maar ook dat het dichterschap veel, ja bijna uitsluitend Westerse momenten bevat, dat met name de classicus Dèr Mouw zich duidelijk in zijn poëzie manifesteert. Nu heb ik daarover ooit uitvoerig geschreven3 en het is niet zo leuk in herhalingen te vervallen. Daarom hier slechts enkele opmerkingen en als nieuwtje de bespreking van een rechtstreeks op Homeros teruggaand, maar door Dèr Mouw uiteindelijk niet gebruikt fragment. Dèr Mouw heeft pas laat gedichten gepubliceerd, maar hij heeft er al heel vroeg geschreven, onbelangrijke jeugdpoëzie, terecht in de Verzamelde Werken, waarvan deel III (Amsterdam 1951) niet eerder uitgegeven poëzie bevat, niet opgenomen. Incidenteel schreef Dèr Mouw ook tussen zijn vijfentwintigste en zijn vijftigste jaar nog wel gedichten, maar zoals ik het eens ongeveer heb geformuleerd in een herdenkingsartikel in Hermeneus van december 1963: in een vorm die uitdrukkelijk niet au sérieux wenste te worden genomen: gelegenheidsge- dichten, zoals vakantiegroeten op rijm, fameuse Sinterklaasgedichten, verjaardagswensen, en dan vrij vaak in het Latijn, soms in het Grieks.4 De poëtische waarde mag niet altijd zeer groot zijn geweest, virtuoos en elegant is het altijd wat hij schreef. En een groot kenner van de literatuur, de antieke en de moderne westerse was Dèr Mouw, de gulzige lezer met zijn geweldige geheugen. Zijn belezenheid t.a.v. de antieke poëzie blijkt al in zijn proefschrift verbijsterend groot te zijn. In 1890 was hij gepromoveerd bij Van Leeuwen, de man die zich zo verdienstelijk zou maken met zijn Aristophanes-commentaren. De titel van de dissertatie luidt: Quomodo antiqui naturam mirati sunt? . Uitgangspunt is dat men zich in de dagen van Schiller en Von Humboldt heeft afgevraagd of de Ouden wel een natuurbesef hebben gehad zoals (sedert de Romantiek) de Modernen. Schiller had het ontkend en prompt een reactie uitgelokt van mensen die om het hardst met bewijsplaatsen uit de antieke literatuur kwamen aandraven om te demonstreren dat de oudheid grote bewondering voor de natuur had gekend.5 Dèr Mouw zelf legt om te beginnen in zijn proefschrift de nadruk op het subjectieve moment in de natuurbeleving, de afhankelijkheid van de eigen stemming, maar vooral, hij plaatst de probleemstelling in een historisch perspectief, onderscheidt verschillende fasen in de oudheid en geeft bij zijn analyses van de diverse oorzaken door verschillen of vermeende verschillen in natuurgevoel tussen de verschillende perioden van de oudheid en de latere tijd uitvoerige zeer interessante cultuurhistorische beschouwingen, waarbij hij ook en juist de rol die het Christendom heeft gespeeld nader onderzoekt. Maar het zou alweer te ver voeren dit proefschrift hier nader te bespreken. Het lijkt mij meer mijn taak in dit artikel nieuwsgierigheid 144 te wekken dan te bevredigen en bovendien geeft mevrouw Cram een goede samenvatting van een aantal belangrijke punten van de gedachtengang.6 Maar het zal duidelijk zijn dat zijn proefschrift ver afstaat van onderwerpen die anderen hebben behandeld zoals Gorter (over de metaforen bij Aischylos)7, Leopold (Studia Peerlkampiana) of Boutens (over schollen op Aristophanes), die veel dichter bij de filologische traditie bleven of althans schenen te blijven, al was dat in het geval van Gorter dan ook noodgedwongen geweest. 3 Maar ook in Adwaita, de Brahmandichter, herkennen wij de classicus, ik zei het al. Dit blijkt m.i. uit zijn taalgebruik8, het blijkt uit diverse reminiscenties, het blijkt soms regelrecht uit het onderwerp. Dit laatste het meest uitvoerig in het grootse Sleetocht.9 In dit lange gedicht verhaalt de ik hoe hij met een geliefde vrouw een sleetocht maakt in Zwitserland tot zij boven op de top van de Alpen zijn aangekomen. Hij voelt zich vergoddelijkt; deze sleetocht vertoont duidelijk mystieke trekken, hetgeen met de Brahmangedachte in overeenstemming is. Boven aangekomen, vraagt de ik zich af hoe hij het beste zijn geliefde kan eren: Maar wat kan ik voor haar, mijn liefde, doen? O, voor haar al de weerlden te verov’ren, Of mij in de eene wereld om te toov’ren, Zooals zij mij ziet in haar liefst vizioen! (V.W. II p. 98) De eerste opwelling is een heroïsche daad te stellen als Hannibal. die zijn vader had beloofd wraak te nemen op de Romeinen voor de aangedane smaad in de eerste Punische oorlog: ’K wou, groot door laatgeboren heroïsme, En trouw als hij, wiens trouw aan jongenseed Over de gletschers in Italië smeet Afrika’shaat, Italië’s kataklysme, Mijn vuurdienst haar, vol fosfren van de pool, Mijn noorderlicht, in ’t bleeke zonlicht wijden, Haar smart voor mij, mijn blijdschap voor ons beiden, Voor haar de wereld, ik haar Capitool. – (V.W. II p. 98)10 Maar in plaats van de heroïsche daad dringt zich het alternatief van het heroïsche woord op: Of zou’k in verzen, dreunend als Homeros, Voor oog en oor kleurenrijk klankenfeest, Een wereld voor haar winnen van de geest Met woordenlegers, ieder woord een heros? Ja, Ja! Ik hoor ze al stappen in de pas, Mijn ernstige soldaten: ’k hoor, hoe schommelt 145 ’T elastisch rythme, en ’t golft, en ’t metrum trommdt Mijn hart, alsof ’t Legrand van Heine was: (...) (P.98) Ook komt een derde mogelijkheid n.l. een meer gracieus gebruik van zijn ‘woordenvolken’ nog bij hem op (p. 99), maar de geliefde vrouw beslist: Zij schoof dicht bij me en speelde met mijn hand, En vroeg me, of ’k van Orestes wou vertellen. (p.102) En dit verhaal dat driekwart van het zeer lange gedicht beslaat, schijnt ondanks enige home- rische en andere reminiscenties niet meer dan een parafrase van de Oresteia van Aischylos. Maar Hannibal blijkt niet voor niets te zijn geïntroduceerd, want in dit verhaal van wraak en bloedwraak, moord op moord, zijn echo’s aan zijn ‘trouw aan jongenseed’11 duidelijk aan te wijzen: heel fel staan tegenover elkaar de grootste koningin Klutaimnêstra en de trotse overwinnaar, koning Agamemnon, die zij bij zijn terugkeer doodt omdat hij hun dochter Iphigeneia als bruidje naar het Griekse kamp had gelokt om haar voor het welslagen van de expeditie tegen Troje te offeren.
Recommended publications
  • Archipelagobkcat
    Tarjei Vesaas THE BIRDS Translated from the Norwegian by Michael Barnes & Torbjørn Støverud archipelago books archipelagofall 2015 / spring books 2016 archipelago books fall 2015 /spring 2016 frontlist The Folly / Ivan Vladislavi´c . 2 Private Life / Josep Maria de Sagarra / Mary Ann Newman . 4 Tristano Dies: A Life / Antonio Tabucchi / Elizabeth Harris . 6 A General Theory of Oblivion / José Eduardo Agualusa / Daniel Hahn . 8 Broken Mirrors / Elias Khoury / Humphrey Davies . 10 Absolute Solitude / Dulce María Loynaz / James O’Connor . 12 The Child Poet / Homero Aridjis / Chloe Aridjis . 14 Newcomers / Lojze Kovacˇicˇ / Michael Biggins . 16 The Birds / Tarjei Vesaas / Torbjørn Støverud and Michael Barnes . 18 Distant Light / Antonio Moresco / Richard Dixon . 20 Something Will Happen, You’ll See / Christos Ikonomou / Karen Emmerich . .22 My Struggle: Book Five / Karl Ove Knausgaard / Don Bartlett . 24 Wayward Heroes / Halldór Laxness / Philip Roughton . 26 recently published . 28 backlist . 40 forthcoming . 72 subscribing to archipelago books . 74 how to donate to archipelago books . 74 individual orders . 75 donors . 76 board of directors, advisory board, & staff . 80 In the tradition of Elias Canetti, a tour de force of the imagination . —André Brink Vladislavi´c is a rare, brilliant writer . His work eschews all cant . Its sheer verve, the way it burrows beneath ossified forms of writing, its discipline and the distance it places between itself and the jaded preoccupations of local fiction, distinguish it . —Sunday Times (South Africa) Vladislavi´c’s cryptic, haunting tale echoes Jorge Luís Borges and David Lynch, drawing readers into its strange depths . —Publishers Weekly The Folly is mysterious, lyrical, and wickedly funny – a masterful novel about loving and fearing your neighbor .
    [Show full text]
  • Literature of the Low Countries
    Literature of the Low Countries A Short History of Dutch Literature in the Netherlands and Belgium Reinder P. Meijer bron Reinder P. Meijer, Literature of the Low Countries. A short history of Dutch literature in the Netherlands and Belgium. Martinus Nijhoff, The Hague / Boston 1978 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/meij019lite01_01/colofon.htm © 2006 dbnl / erven Reinder P. Meijer ii For Edith Reinder P. Meijer, Literature of the Low Countries vii Preface In any definition of terms, Dutch literature must be taken to mean all literature written in Dutch, thus excluding literature in Frisian, even though Friesland is part of the Kingdom of the Netherlands, in the same way as literature in Welsh would be excluded from a history of English literature. Similarly, literature in Afrikaans (South African Dutch) falls outside the scope of this book, as Afrikaans from the moment of its birth out of seventeenth-century Dutch grew up independently and must be regarded as a language in its own right. Dutch literature, then, is the literature written in Dutch as spoken in the Kingdom of the Netherlands and the so-called Flemish part of the Kingdom of Belgium, that is the area north of the linguistic frontier which runs east-west through Belgium passing slightly south of Brussels. For the modern period this definition is clear anough, but for former times it needs some explanation. What do we mean, for example, when we use the term ‘Dutch’ for the medieval period? In the Middle Ages there was no standard Dutch language, and when the term ‘Dutch’ is used in a medieval context it is a kind of collective word indicating a number of different but closely related Frankish dialects.
    [Show full text]
  • University of Groningen De Hofstede, 'Tot Vermaeck En Voordeel
    University of Groningen De Hofstede, 'tot vermaeck en voordeel aengeleyt' : beelden van de Nederlandse buitenplaats vanaf de zeventiende eeuw. Afscheid van Arcadië? : wegen naar een nieuwe historische antropologie van buitenplaats en landgoed Kuiper, Yme IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Publication date: 2017 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Kuiper, Y. (2017). De Hofstede, 'tot vermaeck en voordeel aengeleyt' : beelden van de Nederlandse buitenplaats vanaf de zeventiende eeuw. Afscheid van Arcadië? : wegen naar een nieuwe historische antropologie van buitenplaats en landgoed. Slochteren: Stichting Van der Wyck-de Kempenaer. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 22-05-2019 DE hofstede DE HOFSTEDE ‘tot vermaeck en voordeel aengeleyt’ afscheid BEELDEN VAN DE NEDERLANDSE BUITENPLAATS Yme B. Kuiper (Heerenveen 1949) behaalde in 1976 zijn doctoraal examen VANAF DE ZEVENTIENDE EEUW Culturele Antropologie aan de RU Groningen.
    [Show full text]
  • Nature, Landscape and Identity in the Netherlands Indies Literary Constructions of Being Dutch in the Tropics
    SUSIE PROTSCHKY Nature, landscape and identity in the Netherlands Indies Literary constructions of being Dutch in the tropics Recent trends in Indonesian history suggest a fruitful point at which two major fields of research might begin to converge: one is the growing body of litera- ture on environmental history, the other is the abundant scholarship on social history and identity in colonial contexts. Studies of indigenous and colonial land-use patterns, conservation policies and practices, and Asian attitudes toward landscape and nature are some of the recent scholarly sojourns into Indonesia’s colonial past.1 However, few of these studies enlighten us on the attitudes of the governing elite (comprised mainly, during the nineteenth and early twentieth centuries, of Dutch colonists) toward the distinctive landscapes of the tropics and the place of the elite within these landscapes. Social histories of the Netherlands Indies provide a detailed insight into the complex and often fluid relations between Europeans and Asians that were mediated by class, ethnicity and gender. Rarely, however, have social histories taken account of the nexus between nature, landscape and colonial identity – a surprising over- sight, given the quantity of European sources on responses to the Indonesian environment, and given that the very motive for Dutch colonization of the In- dies often centred upon agricultural profits and resource extraction. This ar- ticle uses three colonial novels written during the first half of the twentieth century to examine how Indonesian nature and landscapes, which differed so profoundly from those of the Netherlands, affected the cultural identity of the Dutch in the Indies during the final decades of colonial rule.
    [Show full text]
  • The Antiquarian and His Palazzo
    THE ANTIQUARIAN AND HIS PALAZZO A case study of the interior of the Palazzo Davanzati in Florence R.E. van den Bosch The antiquarian and his palazzo A case study of the interior of the Palazzo Davanzati in Florence Student: R.E. (Romy) van den Bosch Student no.: s1746960 Email address: [email protected] First reader: Dr. E. Grasman Second reader: Prof. dr. S.P.M. Bussels Specialisation: Early modern and medieval art Academic year: 2018-2019 Declaration: I hereby certify that this work has been written by me, and that it is not the product of plagiarism or any other form of academic misconduct. Signature: ACKNOWLEDGEMENT This thesis is the result of a long and intense process and it would not have been possible without the help and encouragement of a number of people. I would first like to thank my thesis advisor Dr. Edward Grasman. Thanks to his patience and guidance throughout this long process and the necessary steering in the right direction when I needed it, I can now finish this project. Secondly, I would like to thank Prof. Dr. Paul van den Akker and Drs. Irmgard Koningsbruggen. My love for Florence began during a school excursion led by these two great teachers, who showed us the secret and not so secret places of Florence, and most importantly, introduced me to the Palazzo Davanzati. Finally, I must express my profound gratitude to my parents and my sister for their love, unfailing belief and continuous encouragement in me during this process, and to my friends, family and roommates, who picked me up when I had fallen down and constantly reminded me that I was able to finish this process.
    [Show full text]
  • Race and the Education of Desire
    Race and the Education of Desire FOUCAULT'S HISTORY OF SEXUALITY AND THE COLONIAL ORDER OF THINGS BY ANN LAURA STOLER DUKE UNIVERSITY PRESS Durham and London 1995 199,<; Duke University Press All rights reserved Printed in the United States of America on acid-free paper·.: Typeset in Joanna by Tseng Information Systems, Inc. Library of Congress Cataloging-in-Publication Data appear on the last printed page of this book. Contents PREFACE vii COLONIAL STUDIES AND THE HISTORY OF SEXUALITY 1 II PLACING RACE IN THE HISTORY OF SEXUALITY 19 III TOWARD A GENEALOGY OF RACISMS: THE 1976 LECTURES AT THE COLLf:GE DE FRANCE 55 IV CULTIVATING BOURGEOIS BODIES AND RACIAL SELVES 95 V DOMESTIC SUBVERSIONS AND CHILDREN'S SEXUALITY 137 VI THE EDUCATION OF DESIRE AND THE REPRESSIVE HYPOTHESIS 165 EPILOGUE 196 BIBLIOGRAPHY 211 INDEX 229 Preface This book emerged out of a number of questions I began mulling over some fifteen years ago when I first read Michel Foucault's The History of Sexu­ ality while writing my dissertation in Paris. As my own work has fo cused over the last decade more squarely on the sexual politics of race, those questions have fe lt more pressing than ever before. At a time when Fou­ cault's work has had such an enormous impact on anthropology and on the discursive and historic turns within it, why have contemporary schol­ ars dealt in such an oblique way with the slimmest and, some might ar­ gue, the most accessible of his major works, volume 1 of The History of Sexuality? More precisely, why has colonial studies, where issues of sexu­
    [Show full text]
  • Een Atmosfeer Van Goud. Beeldende Kunst in Het Vroege Werk Van Louis Couperus
    EEN ATMOSFEER VAN GOUD. BEELDENDE KUNST IN HET VROEGE WERK VAN LOUIS COUPERUS Anne VAN BUUL Abstract – In the works of Louis Couperus, visual arts are omnipresent. In his journalistic works as well as in his poems and novels, Couperus often refers to artists and art works. This article explores the various functions fulfilled by references to and descriptions of art in three of Couperus’ early works: Reis-impressies (1896), Metamorphose (1897), and Langs lijnen van geleidelijkheid (1900). Couperus incorporated not only impressions of classical and renaissance art that he saw on his trips to Italy, but also contemporary art from artists with whom he was acquainted. However, the references to these different kinds of art (in the form of references, allusions, or ekphrastic descriptions) fullfill similar functions in Couperus’ work: they emphasize the themes of the works or accompany poetical reflections on the task of artists and writers. In de roman Metamorfoze (1897), waarin Louis Couperus het verloop van zijn schrijverschap tot dan toe beschrijft, legt het hoofdpersonage Hugo Aylva een grote interesse voor beeldende kunst aan de dag. Hij leest ‘een boek over de renaissance, een boek over Griekse sculptuur’(VW 13: 27) en raakt op een reis naar Italië onder de indruk van de kunstwerken waarover hij in die boeken heeft gelezen. Zo verging het ook Couperus zelf, op wiens vroegste werken de omgang met beeldende kunst direct een weerslag heeft gehad. In zijn twee vroege dichtbundels, in zijn journalistieke werk en in zijn romans wordt herhaaldelijk melding gemaakt van en gezinspeeld op kunstenaars en kunstwerken. In die teksten vervullen de verwijzingen naar en beschrijvingen van kunst verschillende functies.
    [Show full text]
  • Complete Issue
    Canadian Journal of Netherlandic Studies Revue canadienne d’études néerlandaises ISSN 1924-9918 http://www.caans-acaen.ca/journal Volume 39 (2019) CANADIAN JOURNAL OF NETHERLANDIC STUDIES REVUE CANADIENNE D’ÉTUDES NÉERLANDAISES Editor: Krystyna Henke ([email protected]) Editor Emeritus: Basil D. Kingstone Editorial board: Hendrika Beaulieu (University of Lethbridge) Ton Broos (University of Michigan) Tanja Collet-Najem (University of Windsor) Inge Genee (University of Lethbridge) Timothy Nyhof (Winnipeg) Hugo de Schepper (Radboud Universiteit Nijmegen) Christine Sellin (California Lutheran University) ISSN 0225-0500 (Volumes 1-31, print) ISSN 1924-9918 (Volumes 32-, on-line) Canadian Journal of Netherlandic Studies / Revue canadienne d’études néerlandaises (CJNS/RCÉN) offers a variety of articles on the culture of the Low Countries. CJNS/RCÉN is published by the Canadian Association for the Advancement of Netherlandic Studies / Association canadienne pour l’avancement des études néerlandaises (CAANS-ACAÉN). CJNS/RCÉN is indexed in: MLA Bibliography; Bibliografie van Nederlandse taal- en literatuurwetenschap; Linguistic Bibliography/Bibliographie linguistique; Bibliography of the History of Art; Historical Abstracts; American History and Life. Cover illustration: Barent Avercamp (1612-1679): IJssel bij Kampen op het ijs. Rijksmuseum Twenthe, Enschede. Table of contents From the editor / De la part de la rédaction / Van de redactie i-vi Article John Sterk 1-24 The pamphlet that woke a nation: The search for readers Reviews Angela K. Ho 25-28 Creating distinctions in Dutch genre painting: Repetition and invention Reviewed by Alistair Watkins Frans-Willem Korsten 29-33 A Dutch republican baroque: Theatricality, dramatization, moment and event Reviewed by Erin Webster Eric Jas 35-39 Piety and polyphony in sixteenth-century Holland: The choirbooks of St.
    [Show full text]
  • Reprint from “Doing Double Dutch” - ISBN 978 94 6270 097 0 - © Leuven University Press, 2017 DOING DOUBLE DUTCH
    Reprint from “Doing Double Dutch” - ISBN 978 94 6270 097 0 - © Leuven University Press, 2017 DOING DOUBLE DUTCH THE INTERNATIONAL CIRCULATION OF LITERATURE FROM THE LOW COUNTRIES Edited by Elke Brems, Orsolya Réthelyi and Ton van Kalmthout LEUVEN UNIVERSITY PRESS Reprint from “Doing Double Dutch” - ISBN 978 94 6270 097 0 - © Leuven University Press, 2017 Doing_Double_Dutch_BOOK.indb 3 5/04/17 22:00 This publication was made possible by financial support of the Netherlands Organization for Scientific Research © 2017 by Leuven University Press / Presses Universitaires de Louvain / Universitaire Pers Leuven Minderbroedersstraat 4, B-3000 Leuven (Belgium) All rights reserved. Except in those cases expressly determined by law, no part of this publication may be multiplied, saved in an automated data file or made public in any way whatsoever without the express prior written consent of the publishers. ISBN 978 94 6270 097 0 D / 2017 / 1869 / 3 NUR: 621 Layout: Frederik Danko Cover design: Frederik Danko Reprint from “Doing Double Dutch” - ISBN 978 94 6270 097 0 - © Leuven University Press, 2017 Doing_Double_Dutch_BOOK.indb 4 5/04/17 22:00 CONTENTS INTRODUCTION Chapter 1 11 Dutch on the Move: Studying the Circulation of Smaller Literatures Elke Brems, Orsolya Réthelyi & Ton van Kalmthout THEORETICAL AND METHODOLOGICAL CHAPTERS Chapter 2 29 Studying the Circulation of Dutch Literature: Some Considerations Gillis Dorleijn Chapter 3 45 Breaching the Dyke: The International Reception of Contemporary Dutch Translated Literature Nico Wilterdink Chapter
    [Show full text]
  • OMD 2013 Brochure ENGELS DEF LR
    ONTENTS ERITAGE DAYS 2013 SATURDAYH SEPTEMBER 14Th & SUNDAY SEPTEMBER 15Th HERITAGE DAYS INC THE HAGUE 2013 3 Heritage Day is an annual nation-wide event in the second weekend of September. In this weekend it HISTORIC MONUMENTS PRESERVATION DEPARTMENT 4 will be possible to see the interiors behind famous and less famous facades. More than 90 monumental buildings will be open to the public in The Hague. There will be various activities, such as a bus trip, conducted POWER & SPLENDOUR 5 tours, boat trips and trips by trams. The participating monuments are recog- nised by the Heritage Day flag. The last hour mentioned on the monuments THE HAGUE HISTORIC BUILDING AWARD 2013 6 is the time the buildings will close. In order not to be disappointed, we recommend you to visit a building at least 20 minutes before its closing hour. DIGITAL TOUR AROUND THE LANGE VOORHOUT 8 WALKING TOUR: DUTCH CLASSICISM 9 HISTORY APP, 'VORSTELIJK EN ADELLIJK LEVEN’, 10 COUNTRY RESIDENCES IN AND AROUND THE HAGUE WALKING TOUR, DUTCH CLASSICISM 11 WALK AROUND THE COURT 12 BUS TOUR: ESTATES ALONG THE ‘HOUT ZONE’ 12 CLIMBING IN THE HAGUE TOWER 13 TOURS ON HISTORIC TRAM 14-15 BOAT TRIPS THROUGH THE HAGUE 16 THE STENEN KAMER THEATRE DAY 2013 17 ACTIVITIES FOR CHILDREN 18 PUBLICATIONS IN DE VOM SERIES 19 HISTORIC BUILDINGS OPEN TO THE PUBLIC - MAPS 20-29 HISTORIC BUILDINGS OPEN TO THE PUBLIC 30-79 COLOPHON 80 2 3 ISTORIC MONUMENTS PRESERVATION DEPARTMENT H The theme of this edition of the Open Monuments Day is Macht & Pracht (Power & Splendour).
    [Show full text]
  • Jean Lombard, Louis Couperus and Gustave Adolf Mossa Three Artistic Interpretations of Varius by Caroline De Westenholz
    Jean Lombard, Louis Couperus and Gustave Adolf Mossa Three artistic interpretations of Varius By Caroline de Westenholz I have been asked to speak on three subjects: the novel l’Agonie (Agony), by the French writer Jean Lombard, about the life and times of Varius; the novel De berg van licht (The Mountain of Light), by the Dutch author Louis Couperus, on the life of the emperor: and the watercolour Lui (Him), by the French artist Gustave Adolf Mossa, in the Musée des Beaux Arts in Nice, which shows Varius behind his dressing table, preparing for the dance. As most of you won’t be familiar with any of my subjects, I propose to tackle them in chronological order, beginning with Lombard, whose novel dates from 1888, moving on to Couperus, whose book was published in 1905-1906 and ending with Mossa, who produced his watercolour in the year 1906. Apart from their subject matter, the three art works have in common that they all originated on the Côte d’Azur. L’Agonie, by Jean Lombard Jean Lombard (1854-1891) was a self-taught writer who started his life as a labourer in the jeweller’s trade and a union man. He was born in Toulon, went to school in Algeria and spent most of his life in Marseilles. Contemporaries describe him as a fiery man, full of ideas and equipped with the energy to execute them. From an early age, Lombard was a fervent socialist. In 1879, Lombard became secretary general of the Marseilles labourers congress at which the French socialist party was founded.
    [Show full text]
  • Download PDF Van Tekst
    Met Louis Couperus in Afrika Louis Couperus editie H.T.M. van Vliet, J.B. Robert en Oege Dijkstra bron Louis Couperus, Met Louis Couperus in Afrika (eds. H.T.M. van Vliet, J.B. Robert en Oege Dijkstra). Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen 1995 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/coup002metl02_01/colofon.htm © 2009 dbnl / H.T.M. van Vliet / J.B. Robert / Oege Dijkstra 5 AAN P.M. RUIJS CONSUL DER NEDERLANDEN TE ALGIERS Louis Couperus, Met Louis Couperus in Afrika 7 I ‘Wonen of niet wonen’, ik heb er indertijd een suggestief feuilleton over geschreven; het was jaren geleden en - ik herinner het mij nog heel goed - het was in Genève en wij woonden niet en ik somde in mijn feuilleton op alle goede dingen, die wonen inhield en alle - misschien - betere dingen, die des niet-wonens waren. O, ik herinner het mij heel goed: het was in den jare '11 en wij zwierven de wereld rond met 250 K.G. bagage en het was toch zoo luchtig en prettig in me en om me en ik voelde me zoo vrij als een vogel en mijn imposante koffers bezwaarden mijn leven heelemaal niet. Sedert gingen wij om een gril naar Spanje; van Toledo besloten we in een half uur naar München te gaan en van München gingen we regelrecht naar Florence: daar had ik wat meubels staan en een soort home in een oud paleis, dat ik met wellust in de Nederlandsche literatuur heb vereeuwigd. En toen brak de booze oorlog uit en we dwongen ons in Italië te blijven maar een vreemd gevoel van heim wee trok ons naar de Lage Landen terug, naar ons Kanninefaatsche vaderland, naar de plek in de wereld, waar het, het allermeeste en altijd, in elk seizoen, u om de ooren waait en waar ik nu eenmaal, om een vreemd toeval, geboren werd.
    [Show full text]