Het ]BiLlderdiLjkm ]BiLlderdiLjkm

Mededelingenblad van de Vereniging `Het Bilderdijk-Museum' Redactie: J. de Bruijn, Ton Geerts, M. van Hattum (secr.) en Peter van Zonneveld Redactie-adres: Fokkerlaan 36, 1185 JC Amstelveen

Het Bilderdijk-Museum verschijnt een maal per jaar. De redactie behoudt zich te allen tijde het recht voor om ingezonden kopij te weigeren. Het lidmaatschap van de Vereniging `Het Bilderdijk- Museum' bedraagt f 20,00 per jaar. Leden ontvangen dit tijdschrift gratis. Men kan zich opgeven als lid bij de secretaris van de Vereniging, Fokkerlaan 36, 1185 JC Amstelveen.

`Sint Koster' . Willem Bilderdijk over de uitvinding van de boekdrukkunst`

Toen Willem Bilderdijkk zich in 1806 na een elfjarige Amsterdam (een zestiende-eeuws grensteken in de vorm uitlandigheid eindelijk weer vrij in eigen land kon bewe- van een standbeeld, dat tot 1774 aan de Nieuwezijds gen, werd hij ongetwijfeld geconfronteerd met verande- Kolk heeft gestaan), 3 en het bekende Rotterdamse Eras- ringen in zijn leefomgeving. Het is de vraag of die hem musbeeld van 1622. door Hendrick de Keyser. Het Cos- allemaal bevielen; in elk geval was er één bij waar hij terbeeld op de Grote Markt is overigens in 1856 op zijn geen goed woord voor over had. De Grote Markt in oude plek teruggezet om plaats te maken voor het huidige , in de ogen van Bilderdijk een van de mooiste bronzen standbeeld door Louis Royer. pleinen van het land, bleek ontsierd te zijn door een De datering van de door Bilderdijk gehekelde beelden foeilelijk beeld dat men er tijdens zijn afwezigheid ge- in drie verschillende eeuwen rechtvaardigt nauwelijks plaatst had. In felle bewoordingen hekelde Bilderdijk de opvatting dat ze één kunststijl zouden vertegenwoor- deze `molij k' , `die ruim zoo veel van den kunststijl van digen. Maar hoe dat ook zij, Bilderdijks ongenoegen steenen roeland in Amsterdam, als van den Erasmus aan werd in eerste instantie duidelijk gevoed door esthetische den Rottestroom had, en zeer zeker verre beneden alles overwegingen. Uiteindelijk richtte zijn gram zich echter was, dat men in dit soort van arbeid, van het duisterste tegen iets anders, namelijk tegen het denkbeeld dat een tijdperk der middeleeuw vinden kan.' 1 figuur als Laurens Janszoon Coster met een standbeeld Het beeld waarover Bilderdijk het had, was dat van geëerd moest worden. Was het niet `louter eigenpraal' Laurens Janszoon Coster, dat voorheen op het Prinsenhof en `schijnpronk' om op deze manier het vraagstuk inzake had gestaan, en dat het stadsbestuur inderdaad in 1801 de uitvinder van de boekdrukkunst als opgelost voor te naar de Grote Markt laten overbrengen. Dit standbeeld stellen, terwijl volgens de geleerden een ander dan Cos- was in 1722 vervaardigd door de beeldhouwer Gerrit ter, namelijk Johann Gutenberg te , meer kans had van Heerstal naar een ontwerp van niemand minder dan de werkelijke uitvinder te zijn ?4 Romeyn de Hooghe. 2 Bilderdijk kon het beeld echter Bilderdijk bracht deze aanklacht naar voren aan het niet waarderen. Hij veegde het op één hoop met twee begin van zijn verhandeling Over de uitvinding der andere beelden die dezelfde door hem afgekeurde kunst- Drukkunst, die hij op 13 augustus 1812 uitsprak voor de stijl zouden vertegenwoordigen: de `steenen roeland' in Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Insti- tuut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kun- * Lezing, gehouden tijdens de jaarvergadering op 11-12-1999. sten. Evenals de boekhistorici hebben de Bilderdijk- kenners nooit aandacht besteed aan deze onuitgegeven in de zogenaamde Keulse kroniek van 1499, die in zijn verhandeling, waarvan de autograaf lange tijd een min ogen de Haarlemse aanspraken ondersteunde. In deze of meer verborgen bestaan heeft geleid maar die desal- kroniek wordt een bejaarde drukker opgevoerd, Ulrich niettemin dankzij het bestaan van diverse afschriften Zell, die Mainz vermeldde als de stad waar, in 1440, de goed toegankelijk was. 6 Toch verdient deze tekst onze boekdrukkunst uitgevonden zou zijn. Volgens hem waren aandacht. Het kan niet anders of degenen die in 1812 echter in Holland de eerste voorlopers van de drukkunst de vergadering van de Tweede Klasse bijwoonden, veer- te vinden: 'So is doch die eyrste vurbyldung vonden im den op toen zij hoorden hoe het onderwerp werd ingeleid. Hollant uyss den Donaten, die dae selffst vur der tzijt De kwestie `Mainz of Haarlem' hield een ieder die zich gedruckt syn.' V6-or Gutenberg zou men in Holland reeds in die dagen tot de intellectuelen rekende, toch al danig Donaten (Latijnse schoolboekjes) gedrukt hebben. Een bezig, maar de koers die hier werd ingeslagen, was plaatsnaam of de naam van degene die achter deze `vur- hoogst ongebruikelijk, en voor . het vervolg van het be- byldung' stond, wordt niet genoemd, terwijl ook de tech- toog gold dat zo mogelijk in nog sterkere mate. Er is niek die hierbij zou zijn toegepast, niet wordt omschre- dus voldoende reden om de positie die Bilderdijk inzake ven. Toch voerde Scriverius de getuigenis van Zell aan dit onderwerp innam, eens nader te bezien. Daartoe geef als een argument ten gunste van Coster. 9 ik nu eerst een overzicht van het toenmalige debat over Dit bleef een tijdlang de stand van zaken. Getuige de de uitvinding van de boekdrukkunst. Daar de Coster- plaatsing van het eerder genoemde stenen beeld op het literatuur al voldoende in kaart is gebracht, vermeld ik Haarlemse marktplein, werd de figuur van Coster niet alleen de publicaties die hier van belang zijn. Vervolgens vergeten. Toen men in 1740 in Mainz een Gutenberg- ga ik nader in op het betoog van Bilderdijk, om dan de herdenking organiseerde, vond echter in Haarlem iets lijn door te trekken tot 1823, toen Haarlem Coster dergelijks niet plaats. Wel verscheen er af en toe een meende te moeten herdenken met een uitbundig feest. publicatie waarin de aanspraken van Haarlem nog eens Bilderdijks reacties daarop in 1823 en later bieden een onderstreept werden, maar nieuwe gegevens vindt men goed uitgangspunt om ter afsluiting diens houding ten daarin niet. Dit laatste geldt ook voor het werk Origines aanzien van de Costerkwestie te verbinden met zijn typographicae (1765) door de Rotterdamse pensionaris levensbeschouwelijke opstelling. en boekenminnaar Gerard Meerman. Nieuw is wel dat Meerman poogde zowel Haarlem als Mainz recht te doen door een accent te leggen bij de technische vervolmaking Het Costervraagstuk 7 van de boekdrukkunst in Mainz.'° De opinie dat een zekere Laurens Janszoon Coster uit Na de eeuwwisseling raakte de Costerkwestie in een Haarlem de uitvinder van de boekdrukkunst zou zijn, stroomversnelling. In 1808 schreef de Koninklijke (Hol- dateert uit de zestiende eeuw. Het was Dirck Volckertsz. landsche) Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem Coornhert die voor het eerst Haarlem noemde als de — een van de vele genootschappen waarmee het Konink- plaats waar de drukkunst uitgevonden zou zijn. Coorn- lijk Nederlandsch Instituut moest concurreren — een hert was betrokken bij de oprichting van de drukkerij prijsvraag uit waarvan de vraagstelling als volgt luidde: van Jan van Zuren te Haarlem, waarvoor men bij het `Kan het aan Haarlem met eenigen grond betwist wor- stadsbestuur een subsidie aanvroeg. In het desbetref- den, dat de Konst om met enkele verplaatsbare letters fende verzoekschrift uit 1559-1560 wordt Haarlem opge- te drukken, aldaar voor het j aar 1440 door Laurens Kos- voerd als de stad die Mainz met deze vinding vóór ter is uitgedacht; — en is niet deze Konst van daar naar geweest zou zijn. De opstellers wilden hiermee aantonen Maijntz overgebragt, en aldaar verbeterd door letters van hoeveel belang juist Haarlem had bij een bloeiende boe- tin gegoten voor de houten letters in plaats te stellen?' kenbranche. Men vermeldde de naam van de uitvinder Het initiatief om deze prijsvraag uit te schrijven was echter niet. Een dergelijk relaas vindt men ook in Coorn- afkomstig van niemand minder dan koning Lodewijk herts opdracht aan de Haarlemse overheid voor in de Napoleon, die veel voor de organisatie van wetenschap eerste uitgave van Jan van Zuren uit 1561. 8 en cultuur in ons land heeft gedaan. Pas nadat de prijs- Kort voor 1570 duikt dan in de kroniek van de genees- vraag in 1810 opnieuw was uitgeschreven, kwamen er heer , tevens rector van de Latijnse antwoorden binnen, maar geen van de drie kon de jury school te Haarlem en geschiedschrijver voor de Staten voldoende bekoren. Een van de inzendingen had als van Holland, de naam op van een Laurens Janszoon, in mede-auteur H.W. Tydeman, die met Bilderdijk bevriend de eerste helft van de vijftiende eeuw in die stad werk- was en op wie ik straks terugkom. zaam als koster. In deze kroniek, de Batavia, die in 1588 Ondertussen publiceerde W.H.J. van Westreenen in postuum in druk verscheen, vinden wij het nu nog steeds 1809 buiten de prijsvraag om een Verhandeling over de bekende verhaal over Coster, die tijdens een wandeling uitvinding der boekdrukkunst." De ietwat zonderlinge in de Haarlemmerhout uit beukenschors letters snijdt, Van Westreenen (1783-1848), die veertien jaar oud ver- waarvan hij, om zijn kleinkinderen te vermaken, afdruk- klaarde een loopbaan als `boek-wurm' na te streven, en ken maakt. Coster zou toen drukwerk zijn gaan produce- daarin ook aardig geslaagd is, 12 presenteerde hiermee ren, totdat in de kerstnacht van 1541 een knecht er met zijn eerste substantiële proeve op het terrein van de zijn uitvinding vandoor ging, waarna een ander in Mainz boekgeschiedenis. 13 Wie het boekje leest, begrijpt met de eer ging strijken. waarom het geen zin gehad zou hebben het naar de Het verhaal van Junius kreeg een zekere eerbiedwaar- Haarlemse Maatschappij in te zenden: Gutenberg kreeg digheid in de uitwerking van de geleerde Petrus Scrive- vrijwel alle aandacht en aan Coster werden slechts enkele rius in zijn Laure-crans voor Laurens Coster van Haer- alinea's gewijd. Veel meer kon er ook niet in zitten na lem (1628), waarin we zelfs een portret van Coster de omineuze openingswoorden: 'Vaderlandsche geest- vinden alsmede een afbeelding van zijn drukkerij, beide, drift, of partijdigheid, deeden dikwerf gissingen voor zoals we nu weten, fictief. Scriverius vestigde de aan- daad-zaaken, en daad-zaaken voor gissingen aanzien'. dacht op een passage over de uitvinding van de drukkunst Vervolgens noemde Van Westreenen de Batavia van Ju- 2 nius een 'eenigzints beuzelachtig verhaal' , en even later van 1812, die wij dus moeten plaatsen tussen Van West- viel hij, zo lijkt het, de bewoordingen van de Haarlemse reenens boekje en andere publicaties uit 1809 en Konings prijsvraag aan: `Daar ik mij hier alléén met daadzaaken bekroonde verhandeling uit 1816. Bilderdijk, zo kunnen en niet met waarschijnlijkheden of gissingen bezig we vaststellen, intervenieerde in een debat waarvan de houde, behoort het niet tot mijne taak, om de verdere inzet was de handhaving van het nationale zelfbewust- eisschen dezer plaats [Haarlem] te handhaaven of te zijn inzake de uitvinding van de boekdrukkunst tegen- wederleggen.' Voor ons land bleef er niet meer over dan over de Duitse aanspraken. In ons land huldigde men de magere constatering `dat de poogingen van den Hol- vrijwel unaniem het standpunt dat Gutenberg later met landschen inwoonder zich ook niet verder, dan de houten drukken begonnen zou zijn dan Coster, terwijl hij langs beweegbare letters, hebben uitgebreid, en vervolgens, onrechtmatige weg de technische kennis verkregen zou op vreemde bodem, zijn beschaafd geworden.' 14 Van hebben. Ook Van Westreenen, die bepaald geen vurig Westreenen stond met zijn kritiek op de chauvinistische costeriaan was, vocht de prioriteit van Coster in wezen benadering van de Costerkwestie vrijwel alleen en zijn niet aan. Hoe stelde Bilderdijk zich in deze kwestie op? Verhandeling werd dan ook door bijna alle recensenten Bilderdijk begon met vast te stellen dat de kwestie afwijzend beoordeeld. 15 van de uitvinding der drukkunst inderdaad een heet hang- Hoezeer de gemoederen verhit konden raken over het ijzer was: '[ ... ] het zou veellicht moeilijk zijn, by onzen Costervraagstuk blijkt uit de polemiek die in hetzelfde Landaart inzonderheid, in den letterkundigen kring ie- jaar 1809 gevoerd werd tussen de Amsterdamse recht- mand te ontdekken, die daar over niet meermalen na- bankgriffier Jacobus Koning en Gerard van Lennep, on- dacht, en in de verschillende meningen, die men omtrent derbibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek. Ko- dat punt opwierp, party trok. Ja, men heeft in het alge- ning had op een veiling voor 155 gulden een oud houten meen den roem onzes vaderlands aan die uitvinding blokje gekocht waarvan een bladzijde uit een Latijns derwijze verknocht, dat hy naauwlyks voor een recht- getijdenboek afgedrukt kon worden. Koning meende dat schapen Hollander schijnt door te gaan, die aan onzen dit voorwerp uit het bezit van Coster stamde, en moest Haarlemschen Koster dat voorrecht betwisten durft, of daarop de hoon incasseren van Van Lennep, die notabene anderen nevens hem een gelijktijdig deel daarin toeken- op de veiling zijn tegenbieder was geweest. Verschil- nen.' Vervolgens plaatste Bilderdijk de observatie dat lende publicaties waren hiervan het resultaat. 16 `deze negentiende eeuw meer gewicht in de aanspraak De Haarlemse prijsvraag was inmiddels voor de derde van Guttenberg stelt' . 19 Dit geschil tussen de geleerden maal uitgeschreven. In 1816 kwam er eindelijk een ant- van de beide buurlanden wilde hij benaderen overeen- woord binnen dat kon worden bekroond, maar dat was komstig de stiel waarin hij was opgeleid, dus als een dan ook een werkstuk dat op nationaal niveau grote jurist; net als in zijn Geschiedenis des vaderlands zette indruk zou maken. De auteur hiervan was de zojuist Bilderdijk zich als historicus `als op den rechterstoel genoemde Jacobus Koning, wiens Verhandeling over den van 't Heelal' . 20 Het was echter niet zijn bedoeling `dat oorsprong, de uitvinding, de verbetering en volmaking zoo lang gevoerde pleit te beslissen of daar nieuwe by- der boekdrukkunst nog in hetzelfde jaar in druk ver- dragen toe op te leveren; neén, maar veeleer, om te scheen.'' De tevredenheid van de jury over dit geschrift onderzoeken of het wel naar behooren gevoerd, en ge- hing stellig daarmee samen, dat in deze inzending zonder schikt is om ooit in staat van wijzen gebracht te worden.' enige reserve Coster als de uitvinder werd aangewezen. Bilderdijk kwam op het idee van deze aanpak, toen hij Koning voerde een indrukwekkende vracht bewijsstuk- op de titel van de Code Napoléon een vignetje zag met ken aan in de vorm van archivalia en specimina van de portretten van Gutenberg en diens opvolgers Fust en primitief anoniem drukwerk dat hij aan Coster meende Schoeffer, maar niet van Coster. Bilderdijk wilde zijn te kunnen toeschrijven. Dat er echter aan een essentieel mening geven, zo zei hij van zichzelf, `als een afgeleefd deel van Konings bewijsvoering een luchtje was, wist man, die zich altijd in de vroegere dagen te rug denkt, men toen nog niet. Want wat bleek na verloop van jaren? even als of wy nog in die tijden waren, dat waarheid en • Koning had uit archiefgegevens betrekking hebbend op recht van geen gezag afhingen' 21 Tussen neus en lippen verschillende personen, allen met de voornaam Laurens door gaf Bilderdijk hier nog weer eens uiting aan zijn en het patronymicum Jansz., opzettelijk één `Laurens afkeer van de Franse wetboeken die na de inlijving van Jansz. Coster' geconstrueerd wiens levensdata geschikt het Koninkrijk Holland bij Frankrijk in 1810 het aloude waren om hem aan te wijzen als de uitvinder van de Romeinse recht vervingen. 22 Maar dit terzijde. boekdrukkunst. Deze met goud bekroonde zonde tegen Bilderdijks eerste en belangrijkste punt was dat hij de wetenschap kwam pas aan het licht toen Bilderdijk een fundamenteel verzuim van de andere schrijvers over al overleden was. Nog later bleek dat Konings toeschrij- het onderwerp, namelijk te bepalen wat de uitvinding vingen van drukwerk aan Costers pers ook al niet hard van de boekdrukkunst eigenlijk inhield, wilde goedma- te maken waren. De genadeslag voor de Costerverering ken. Dit verzuim was de oorzaak van alle twisten. En kwam in 1870, toen de historicus en habituele dwarslig- wat bleek, aldus Bilderdijk? `Die uitvinding toch, zoo ger Antonius van der Linde een vernietigend boek aan de boekdrukkunst wel bepaald is, koomt op iets zoo de kwestie wijdde onder de titel De Haarlemsche Ooster- eenvoudigs uit, dat het niet noodig, dat het niet de moeite legende wetenschappelijk onderzocht. 18 Wat er dan ook waardig was, daar eenig gesprek over te wisselen.' Bil- ingebracht moet worden tegen Bilderdijks aanpak als derdijk stelde vervolgens `dat de boekdrukkunst bestaat historicus, het verdient waardering dat hij uiting gaf aan in het afdrukken van letters die op zekere staafjens op- zijn intuïtie dat er iets loos was met het toentertijd gang- waart gewerkt zijn, en ten dien einde met afgevende verf bare Costerverhaal. nat gemaakt worden.' 23 Dat hij het hiermee niet bij het rechte eind had — de uitvinding hield, althans in Europa, 24 de verdere ontwikkeling en de gecombineerde toepas- Bilderdijksks lezing sing in van reeds bestaande technieken, zoals het gieten Het wordt tijd terug te keren naar Bilderdijks voordracht van metalen met behulp van vormen, het maken van afdrukken, en de toepassing van een pers — doet hier de Romeinen toegepaste techniek waarbij men gebruik niet ter zake. Bilderdijk bracht de hele kwestie terug tot maakte van verwarmde was waarop — in de interpretatie een bagatel, en werkte zijn voorlezing in die geest verder van Bilderdijk — met verwarmde stiften kleur werd aan- uit. gebracht. Dat bracht hem op verwante technieken die Voor de beide door hem onderscheiden technieken zouden zijn toegepast bij de vervaardiging van de be- — de toepassing van losse drukletters en het maken van roemde Codex Argenteus. Dit uiterst kostbare hand- afdrukken — toonde Bilderdijk in het wezenlijke deel van schrift, ook wel de `Bijbel van Wulfila' genoemd, werd zijn betoog omstandig aan, dat er niets nieuws onder in de zesde eeuw in Noord-Italië vervaardigd. 27 Het bevat zon was. Sinds de Oudheid immers waren er stempels, de gotische vertaling van de Bijbel door bisschop Wulfila zegelringen en dergelijke in gebruik, waarmee men af- (circa 311-383). Een opvallend aspect van dit handschrift drukken kon maken. Het bijeenzetten van letters tot een zijn de zilveren letters op een purperkleurige achter- pagina vloeide vanzelf voort uit het afdrukken van afzon- grond. In deze bijna volmaakt gelijkvormige letters zag derlijke letters. Die overgang was, in de woorden van Bilderdijk een toepassing van de drukkunst. Het zilver Bilderdijk, `zoo zacht, zoo in één vloeiend, zoo zonder zou met heet gemaakte letterstaafjes op een ondergrond sprong, dat waar men het eerste bewijst plaats gehad te van was vastgehecht zijn. 28 Na dit vastgesteld te hebben, hebben, het laatste van zelfs volgen moest.' 25 Als men trok Bilderdijk op dezelfde manier de lijn door naar de die stap niet deed, was dat niet omdat men de boekdruk- drukkunst als hij eerder met betrekking tot het stempelen techniek niet beheerste. De producent van boeken `zag deed: "t Spreekt van zelfs, dat de schrijver (of, wil men wel de mooglykheid om dit te doen, maar hy vond het het, drukker) van den Codex argenteus, niet meer dan niet raadzaam, hy zag er het voordeel en de tijdwinst één zulk een zilveren boek te maken had. Maar, had hy niet van in' . Pas wanneer er behoefte was aan honderden er een aanmerkelyk getal teffens te maken gehad, hy exemplaren van een tekst in plaats van drie of vier af- had zekerlijk niet nagelaten zijne staafjens voor een schriften, had het zin een complexere techniek toe te geheele regel samentestellen [...]. De vordering en spoed passen. Wie letter voor letter drukte, zo concludeerde die hy daarin ondervond, zou hem, na de regels, een Bilderdijk, `kende inderdaad de boekdrukkunst, zoo zy geheele bladzijde hebben doen zetten, en de drukkunst thands is; en hy had ze even zoo geoefend, indien de van Guttenberg ware daar geweest in het goud en zilver, tijden het meêgebracht hadden.' 26 even als zy door dezen in de drukverf geoefend is.' Een Inzake het maken van de afdrukken paste Bilderdijk parallelle ontwikkeling nam Bilderdijk tot in zijn eigen een soortgelijke redenering toe. Ter inleiding stond hij tijd waar bij de boekbinders, die tot vier regels op de langdurig stil bij de encaustische schilderkunst, een door boekruggen afdrukten, waarbij eiwit in plaats van was werd gebruikt om het bladgoud aan het leer te hechten. De kennis van de stempel-, tegelijk druktechniek was dus sinds de oudheid behouden gebleven. `En ware dit het geval niet', zo voegde Bilderdijk met zijn voorliefde voor het etymologiseren toe, `van waar zoude het woord van boekstaaf voor letter, zijn oorsprong hebben, het- geen niet slechts in de Hoogd. taal maar ook in de Nederlandsche lang voor de zoogezegde uitvinding der Drukkunst bekend was, en by Maerlant ook voorkomt in HSS die ouder dan 't drukken der boeken zijn.' 21 Dat Bilderdijk er met deze etymologie naast zat, 3° is hier niet het punt. Het ging hem erom de vijftiende- eeuwse uitvinder, wie dat ook geweest zou kunnen zijn, zijn aureool te ontnemen. Geheel in deze lijn conclu- deerde hij dan ook: `En zou het niet veel eer te verwonderen zijn, dat niet duizenden het [nl. het druk- ken] in den tyd van eene eeuw beproefd hadden, als dat twee- of drie personen het genoegzaam gelijktijdig deden?' Uitvindingen zijn geen exponenten van een op zichzelf staand verschijnsel, `maar van eene gestemdheid van geest, dien de staat der wetenschap en hare beoefe- • ning voorbereid had' 31 Bilderdijk vond het dan ook on- begrijpelijk dat Leibniz en Newton elkaar de uitvinding van de differentiaalrekening betwistten. Op dezelfde ma- nier had het denkbeeld van luchtreizen en luchtvaarten niet alleen Montgolfier bezig gehouden, maar gelijktijdig met hem vele anderen, onder wie Bilderdijk zelf. `De staat der Natuurkunde dreef natuurlijk de aandacht naar dat voorwerp. — Even zoo dreef de staat der wetenschap- pen de behoefte om de boeken te vermenigvuldigen, in de 15e eeuw de aandacht naar het drukken.' 32 Coster mag dan op een eenvoudige manier met behulp van houten letters het drukken beoefend hebben, zo con- cludeerde Bilderdijk, maar gelijktijdig, `twee of drie Editie van de Code Napoléon met in het titelvignet de portretten van jaren vroeger of later doet er niet toe, heeft een drukkery Gutenberg, Fust en Schoeffer. in Duitschland plaats. [...] Zoo hier alles hetzelfde ge-

4 weest ware, was er nog geen reden, om te zeggen: "men den opvatting, die echter door Meerman met vuur werd heeft het van Koster''. Ja, al ware 't ook bereids in verdedigd. 35 We treffen Meermans boek aan in de vei- Duitschland bekend geworden, dat Koster drukte, zoo lingcatalogus van 1797, waarin Bilderdijks bibliotheek was het drukken toch iets dat geen uitvinding van een is opgenomen, en wellicht heeft Bilderdijk het dus ooit kunst heeten kon, maar een bloote toepassing of te hulp geraadpleegd. 36 neming van een altyd bekende kunst.' Gutenberg met Van Johan Ihre, die verschillende standaardwerken zijn metalen letters produceerde echter beter werk dan over de gotische bijbelvertaling van bisschop Wulfila Coster, `en hy vervulde Europa met zijne gedrukte boe- op zijn naam heeft staan, bezat Bilderdijk onder andere ken, terwijl die van Koster met zijnen naam hier te land de in 1773 verschenen Scripta versionem Ulphilanam bleven hangen. ' 33 Bilderdijks uiteindelijke conclusie kon et linguam Moeso-Gothicam illustrantia. 37 Hierin vinden dan ook niet anders zijn, dan dat al het geruzie over de we inderdaad, maar lang niet zo uitvoerig als bij Bilder- uitvinding van de boekdrukkunst niet alleen kwalijk is, dijk, een passage over de toepassing van encaustische maar ook zinloos, `daar de zaak van dien aart is, dat technieken, gecombineerd met het op- of indrukken van men geene reden hebbe om anders te onderstellen, of metalen letters. 38 Maar er waren er meer die de aandacht zy is niet alleen door Kr. en G. maar door honderden gevestigd hebben op de analogie tussen de manier met en nevens die twee, en lang voor hen even zeer waarop de Codex Argenteus vervaardigd zou zijn en de uitgevonden, schoon dan ook niet metderdaad beproefd latere druktechniek. 39 of te werk gesteld. ' 34 Bilderdijks psychologiserende uitleg hoe het afdruk- ken van gehele pagina's vanzelf voortkwam uit het stem- pelen met losse letters is eveneens in de oudere literatuur Bilderdijks bronnen terug te vinden, en wel in Het derde jubeljaar der uitge- We kunnen vaststellen dat de inzichten die Bilderdijk in vondene boekdrukkonst (1740) door Johann Christiaan zijn verhandeling Over de uitvinding der Drukkunst aan Seiz, redacteur van de Oprechte Haarlemsche Courant. 4° zijn gehoor heeft voorgelegd, inderdaad sterk afwijken Ook dit werk, waaraan Bilderdijk in zijn lezing evenwel van hetgeen men in ons land tot 1812 over het Ooster- niet refereerde, komt voor in de veilingcatalogus van vraagstuk te berde heeft gebracht. Anderzijds dringt de 1797. 41 conclusie zich op dat Bilderdijk op het historisch vlak Van de overige publicaties over het Costervraagstuk niets nieuws heeft meegedeeld. Dat was, zoals we zagen, die Bilderdijk niet noemde, maar waarvan hij wel kennis zijn bedoeling ook niet. Maar waarop baseert Bilderdijk genomen kan hebben, zijn de eerder genoemde geschrif- zijn eigenzinnige mening dan? Zelf noemt hij als zijn ten uit 1809 van belang. De nogal hilarische polemiek bronnen alleen de Origines typographicae van Gerard die Jacobus Koning en Gerard van Lennep in dat jaar Meerman en, wanneer hij het heeft over de Codex Argen- in de Algemeene Konst- en Letterbode voerden over een teus, de Zweedse geleerde Johan Ihre. dubieuze veilingaankoop, en die voor een deel ook af- Aan Meerman kan Bilderdijk het denkbeeld ontleend zonderlijk in druk is verschenen, kan heel goed Bilder- hebben dat de voortbrengselen van Costers drukkerij dijks onbehagen over de kwestie gevoed hebben. Interes- vervaardigd zouden zijn met behulp van houten, en dus sant is hier echter vooral de Verhandeling door Van geen gegoten metalen letters. Dit was een hevig omstre- Westreenen, die in verband met het Costervraagstuk als enige vóór Bilderdijk een kritische kanttekening plaatste bij de 'Vaderlandsché geestdrift, of partijdigheid' als een bron van onjuiste gissingen en misvormde overleverin- gen. 42 Dit boekje bevond zich in Bilderdijksks tweede bi- bliotheek. 43 Dat Bilderdijk het in 1812 ook daadwerkelijk onder ogen heeft gehad — dat kunnen we immers niet zonder meer afleiden uit de vermelding in de veiling- catalogus van 1832 — blijkt uit de notulen van het Insti- tuut. Van Westreenen, corresponderend lid van de Tweede Klasse, schonk het Instituut een exemplaar van zijn Verhandeling, dat in de vergadering van 4 januari 1810 in aanwezigheid van Bilderdijk is aanvaard. 44

`De zaak tot haar ware termen gebracht' Toen Bilderdijk op 13 augustus 1812 zijn voordracht voor de vergadering van de Tweede Klasse uitsprak, waren er behalve hij zelf welgeteld twee leden aanwe- zig. 45 De vergaderingen werden in deze tijd nooit goed bezocht, maar dit was toch wel een dieptepunt. 46 Bilder- dijk moest de afwezige voorzitter waarnemen en hield bovendien de voordracht die ter afsluiting van de vergaderingen op de agenda placht te staan; de beide andere aanwezigen, de jurist J.D. Meyer en de predikant J.W. Bussingh, stonden voor de taak een rapport over de voordracht uit te brengen met het oog op een eventuele publicatie. In de vergadering van 5 november deelden W. Bilderdijk, Over de uitvinding der Drukkunst, slotalinea (Biblio- zij hun bevindingen mee, die niet onverdeeld positief theek KNAW Amsterdam, hs. B CIII-1). waren. Het oordeel van de beide heren luidde, dat `de

5 wezenlyke waarde van dit stuk om de scherpzinnigheid bij te wonen, behoorde J.T. Bodel Nijenhuis (1797- en juistheid der aanmerkingen, wel alleszins wordt er- 1872), student in de rechten en toekomstig eigenaar van kend, doch het stuk op zich zelve, zoo als het ligt, niet het beroemde drukkers- en uitgeversbedrijf van Lucht- geschikt wordt beschouwd voor de Verhandelingen der mans (hij werd door zijn grootvader Johannes Lucht- Klasse, waarom zy den geleerden schryver willen ver- mans opgevoed). Niet lang nadat Bodel Bilderdijks pri- zocht hebben, de Verhandeling terug te nemen, en de vatissima had gevolgd — waaraan hij een blijvende zelve in eene andere form overtegieten, met byvoeging belangstelling voor de vaderlandse geschiedenis over- van al datgene, hetwelk de rykdom zyner denkbeelden hield — promoveerde hij in 1819 op een proefschrift over by eene nadere bewerking .voor den geest zal brengen, de wetgeving op drukpers en boekhandel. 52 In zijn dic- waarmede aan het algemeen eene nieuwe dienst zal ge- taat, dat in het Bilderdijk-Museum wordt bewaard, zijn i' 47 bijna twee bladzijden aan het onderwerp gewijd. Ook Of deze afwijzing, verpakt in veel fraaie woorden, hier is de teneur dat de uitvinding een lange voorgeschie- Bilderdijk aanstond, mag betwijfeld worden. Voorzover denis had, en pas in de vijftiende eeuw op grotere schaal bekend heeft hij zijn tekst nooit voor publicatie bewerkt. werd toegepast `omdat de Eeuw er toe was voorbereid'. Hij had, zoals hij in 1815 onder verwijzing naar zijn Dat Jacobus Koning met `historische zekerheid' aange- lezing in een brief aan zijn goede vriend H.W. Tydeman toond had `dat Koster het uitgevonden heeft' , zoals een schreef, `de zaak tot haar ware termen gebracht, die men aantekening in de marge het zegt, doet daar niets aan • altijd voorbijziet' 48 Toen Tydeman naar de tekst van de af. 53 In een ander bewaard gebleven dictaat, dat van de lezing informeerde, antwoordde Bilderdijk: `Het betoog rechtenstudent Gerrit Dedel, die in 1825 aan de voeten van de drukkunst waarnaar gij mij vraagt, behoort aan van de meester zat, vinden we onder het opschrift '1428 de Klasse, die mij verzocht heeft het in eene andere drukkunst' slechts twee korte zinnen, maar deze geven vorm te brengen: want het was toen weinig geschikt om exact de blijvende kern van Bilderdijks visie weer: het licht te zien. Ik heb dit noch aangenomen, noch `Codex Argenteus het oudste [gedrukte] boek ter wereld. afgeslagen; maar 't is zoo het is, het mijne niet meer; De drukkunst lang v66r Coster uitgevonden en be- zoo dat ik het niet uit de portefeuille lichten, noch in oefend.' 54 De postuum uitgegeven Geschiedenis des va- afschrift meedeelen mag.' 49 Ondertussen nam Bilder- derlands spreekt zich nog steeds in dezelfde geest uit dijks belangstelling voor het Instituut af — hij zou in over de uitvinding van de drukkunst: `Het schijnt wel 1816 voor het lidmaatschap bedanken — en in een brief waar, en vooral ook door de Verhandeling van J. Koning van januari van dat jaar gaf hij Tydeman alsnog een zeer uitgemaakt, dat de Haarlemmer Koster aldaar een druk- uitvoerige samenvatting van zijn lezing. Alle bekende kerij en met losse letters gehad heeft. Maar dit, en zelfs argumenten passeerden de revue. Bilderdijk heeft zijn de diefstal van Gutenberg toegegeven zijnde, blijft nog opstelling niet gewijzigd. Aan zijn conclusie dat er altijd de vraag, of er iets uit te vinden was?' 55 al gedrukt was, voegde hij echter toe: `En dan zal men twisten wie het in de 15e eeuw hier of in Duitsland quasi heeft uitgevonden? Dit is, dunkt mij, een onverstandig- `Sint Koster' heid die wat verr' gaat. Neem mij de uitdrukking niet We constateren dat Bilderdijks inzichten inzake de uit- kwalijk! de beschuldiging raakt degenen, die het eerst vinding van de boekdrukkunst nooit wezenlijk zijn dien twistappel opwierpen; niet, die hem vonden liggen veranderd. Als historische verhandeling maakt zijn voor- of rollen, en er een schopjen twee drie met den voet aan dracht van 1812 echter geen sterke indruk, en hetzelfde gaven, om hem van den vloer te krijgen. Die dat doet, geldt voor de onderbouwing ervan. Het samenstel van doet wel, schoon ik er den bezem achter zet, om hem de door Bilderdijk aangehaalde zegslieden is pover en naar het vuilnisvat te sturen, gelijk meer andere histo- willekeurig, en hangt vooral af van hetgeen Bilderdijk rische quaestien, die in mijn oog even ongepast zijn.' 50 onder handbereik had. Deze aanpak bevestigt de be- Bilderdijk verontschuldigde zich dus tegenover Tyde- staande weinig positieve waardering van Bilderdijk als man voor de manier waarop hij zich over de kwestie vakhistoricus. 51 Toch zouden we er niet verstandig aan uitdrukte, en hij had goede redenen om dat te doen. doen een betoog als dat over de boekdrukkunst dan Tydeman zélf immers had zich bezondigd aan een `Ver- verder maar terzijde te leggen. Luisteren we naar de handeling over de uitvinding der boekdruk-konst door vermaning van Allard Pierson: `Als Bilderdijk gemelijk Laurens Jansz. Koster te Haarlem' , een verhandeling is en alles afkeurt, is hij voor mij als de hond op het erf die, zoals alleen al uit de titel blijkt, volledig costeriaans in den nacht. Het jankend geluid doet ons opstaan. Er is. Met deze tekst dong hij mee in de prijsvraag van de kan onraad zijn. Het moet de moeite bonen, er achter Haarlemse Maatschappij . Toen echter Jacobus Koning te komen, wat zulk een aandoenlijken geest van streek de winnaar werd, gaf Tydeman zijn verhandeling zelf bracht. S1 maar uit, en wel in het eerste stuk van het mede door Wat zou er steken achter de Costerkwestie dat de hemzelf in 1815 opgerichte periodiek Mnemosyne. 51 Hij aandoenlijke geest van Bilderdijk van streek heeft ge- stuurde een exemplaar naar Bilderdijk, die, zoals we bracht? Dat wordt duidelijk als we kijken naar Bilder- zagen, het wel best vond dat Tydeman de twistappel dijks reactie op de Costerfeesten van 1823, die een sa- `een schopjen twee drie' gaf, maar persoonlijk de zaak menballing waren van een overal oplevende, welhaast liever naar het vuilnisvat verwees. euforische verheerlijking van de veronderstelde Haar- Nadat Bilderdijk het Instituut achter zich had gelaten, lemse uitvinder. vond hij een nieuw podium in de Leidse privatissima Het jaartal 1423 waarop de uitvinding van de boek- over de vaderlandse geschiedenis waarmee hij in 1817 drukkunst werd gesteld, was een compromis. Jacobus startte. Bilderdijks exposé over de uitvinding van de Koning veronderstelde dat Coster omstreeks 1420 be- drukkunst kreeg hierin een vaste plaats, zoals blijkt uit gonnen was te experimenteren. De terminus ante quem de dictaten van twee van zijn toehoorders. Tot de eersten moest 1426 zijn, toen de Haarlemmerhout was omge- die het voorrecht hadden deze historische bijeenkomsten hakt. Het jaar 1423 zat daar midden tussen en zo besloot

0 men in 1823 in verschillende steden een groots Coster- voor het eerst iets lezen. Maar zou Bilderdijk zich in feest te vieren, en wel op 10 en 11 juli. Het plechtigste 1812 en later zo druk gemaakt hebben over de Ooster- deel van het feest vond plaats in de Grote Kerk van kwestie, als er niet een dieper onbehagen achter stak Haarlem, waar de gevierde kanselredenaar Van der Palm dan enkel onvrede over het niveau van een paar twistende een toespraak hield, en Hendrik Tollens een feestzang boekenwurmen? Ik waag dat te betwijfelen. De jurist voordroeg. Vanzelfsprekend werden er* ook allerlei eve- die het geschil tussen de Coster- en de Gutenberg-aan- nementen voor het volk georganiseerd. 18 hangers `in staat van wyzen' wilde brengen, en de histori- De eerste die hierop reageerde was niet Bilderdijk, cus die zich `als op den rechterstoel van 't Heelal' wilde maar Isaac da Costa, die op 16 juni 1823, dus nog vóór zetten, vallen samen; alleen z6 wordt recht gedaan aan het feest, aan zijn leermeester schreef: `Heeft UEdg. het de visionair-religieuze constante in het denken van de programma van de Heidensche plechtigheden ter eere Bilderdijk zoals deze zich na zijn repatriëring manifes- van Koster reeds gezien? Het is belachlyk, en zoo sterk, teerde. Da Costa moet dan ook geweten hebben welke dat er ieder een den spot mede dryft. Grooter zotheid is snaar hij bij Bilderdijk raakte toen hij hem op 16 juni in dit vak wel niet te bedenken! En v.d. Palm prêteert 1823 attendeerde op `het programma van de Heidensche zich tot die verfoeilyke afgodery !' 59 Bilderdijk ant- plechtigheden ter eere van Koster'. woordde hierop de 27e juni: `Het programma van Hei- We weten dat de Costerfeesten voor Da Costa de densche plechtigheden den onnoozelen Koster ter eere aanleiding vormden om zijn Bezwaren tegen den geest die (beurde hy 't hoofd uit de kist) wonderlijk op zien der eeuw te schrijven. Het pamflet verscheen op 7 augus- zou: Ja, ik heb er genoeg van gezien, om die domme tus 1823, slechts vier weken na de festiviteiten. Een afgodery te verfoeien; en God beware my, van dit voor bespreking van deze aanklacht tegen alles wat de schijn- iemand te verbloemen! ik zeg het luidkeels, en roep het geest van verlichting had voortgebracht zou op deze waar ik mag, voor een werk des Duivels uit. — En zelfs, plaats te ver voeren. Ik memoreer alleen dat ook de afgescheiden van het Onchristelijke en volstrekt Anti- drukpers erin wordt opgevoerd, niet vanuit het gezichts- christelijke der zaak, is de geheele vinding van Coster punt van de uitvinding, maar als het instrument dat de louter dommigheid by hem ter goeder trouw, maar by verwerpelijke ideeën van de Verlichting vrijelijk in om- zijne aanbidders moedwillige verblinding.' 60 Bilderdijk loop bracht. `Temt die noodlottige vrijheid van de druk- stelde het hier zo voor, alsof het historisch onbenul van pers', schreef Da Costa dan ook. 61 Dat Bilderdijk dit ten de costerianen, waarover hij zich allang ergerde,voor volle onderschreef, blijkt niet alleen uit zijn compromis- hem volledig los stond van het onchristelijke van de loze verdediging van de Bezwaren, nog in 1823 Costerverering, waarover we in deze correspondentie verschenen, maar ook uit een gedicht dat hij in het jaar daarop voltooide. Ik citeer het hier volledig: 62

DE DRUKPERS. Thou God of our idolatry, the Press! COWPER

Wat zeg ik thands van d' Afgod dezer dagen, De Drukpers, bron van onopnoembre plagen? — De zege van Geweten, Vrijheid, Recht, Is mooglijk door haar invloed eens beslecht; Doch bozer plaag dan Faroos Rijk bezwaarde Maakt thands door haar een Helpoel van deze aarde. Zy is een wel die braaf- en wijsheid drenkt, Maar bobbelt op met al wat waarheid krenkt, En werd de mond des Vaders van de logen, Wiens kennisgaaf heel 't menschdom heeft bedrogen, Rampzalige Eeuw, die door dien mond misleid, Zich-zelf den val moedwillig toebereid! (Na Cowper. )

Was het hier de kritiekloze aanbidding van de vrijheid van drukpers die Bilderdijk hekelde, enkele bladzijden verder in dezelfde bundel was het de verering van Coster die het moest ontgelden. Het is een lang gedicht, getiteld `Bij eene uitnoodiging tot het feest van Laurens Koster'. Bilderdijk schreef het in de `luimige' dichttrant van die tijd, waarmee hij — ten overvloede — aangaf het feest niet serieus genomen te hebben. Wanneer de schim van `Sint Koster' op het feest zou komen spoken, zo is de strek- king, dan zou hij niets van het hele gedoe begrijpen. 63 Bilderdijks weerzin tegen de verheerlijking van de per- soon Coster en van de ongebreidelde invloed van de drukpers vallen samen. Dat bleek eens te meer toen hij V. Loosjes, Gedenkschriften wegens het vierde eeuwgetijde van de in 1828 een herdichting uitgaf van H.L. Spiegels Hert- uitvinding der boekdrukkunst, titelpagina. spiegel. Spiegels lovende woorden over `Haarlems kloeke geest' kregen bij Bilderdijk een kritische strek- Noten king. Werd door de boekdrukkunst het pad der kennis niet al te algemeen betreden? En dat terwijl de roem 1. W. Bilderdijk, Over de uitvinding der Drukkunst (z. pl. en j.), van Coster, een roem die hij wellicht met Mainz moest [1]. Bibliotheek KNAW Amsterdam, hs. B CIII-1. Zie n. 5 voor delen, toch al van tijdelijke aard was, `Tot de algemeene nadere details over dit handschrift (in het vervolg geciteerd als 64 Bilderdijk, Drukkunst). brand al 's warelds roem verdrijft.' 2. L. Hellinga-Querido en C. de Wolf, Laurens Janszoon Coster Enkele jaren later, tegen het eind van zijn leven, uitte was zijn naam (Haarlem 1988), 106-110. Het ontwerp van Ro- Bilderdijk zich nog eenmaal over dit onderwerp, en wel meyn de Hooghe, die in 1708 overleed, heeft jarenlang gelegen in een vers, verschenen in de bundel Nasprokkeling. 65 voordat het beeld werd gerealiseerd. 3. C.G. 't Hooft, 'Steenen Roeland en Amsterdam's oudste limiet- Bilderdijk figureert hierin als een letterzetter, misschien palen', in: Jaarboek Amstelodamum 22 (1925), 125-155. zelfs in een drukkerij te Haarlem, waar hij immers zijn 4. Bilderdijk, Drukkunst, [1]. laatste jaren heeft doorgebracht. Het vers is versierd met 5. De autograaf van deze verhandeling ontbreekt in het archief van een vignetje dat een drukkerij moet voorstellen. de Tweede Klasse; zie Rijksarchief Noord-Holland, Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen (verder aangeduid als RANH, KNIW), 82, Verhandelingen, waar men de tekst `Van Aan de Drukkunst. den Heer Bilderdyk over de Uitvinding der drukkunst' vermeld ziet onder nr. 11 van het Register, terwijl op de aangegeven In eene Drukkerij, plaats het document ontbreekt; vgl. H.W.T. Tydeman, Briefwisse- waar men my verzocht een versjen zelf te zetten. ling van Mr. W Bilderdijk met de hoogleeraren en Mrs. M. en H.W. Tydeman, gedurende de jaren 1807 tot 1831 2 (Sneek Toon, Wonderkunst, tot aan het jongst der tijden 1867), 154 n. 1: `Het Hs. van B., hier bedoeld, schijnt bij de Aan 't dierbaar kroost, gesproten uit mijn bloed, Klasse zoek geraakt. Intussen zijn door een niet onbekend per- Dat steeds mijn hart zijn Heiland dorst belijden, soon afschriften van dat stuk gemaakt, en zoo in het bezit van En volge 't my in voor Zijne eer te strijden, sommigen, en daaronder van Dr. A. de Jager, gekomen.' De Der Hel ten trots die op den brave woedt. autograaf blijkt terechtgekomen te zijn bij de Bilderdijk- verzamelaar Bastiaan Klinkert (1794-1853). Zijn collectie werd in 1855 door de weduwe Klinkert aan de KNAW geschonken. Teruggekeerd bij de rechtmatige eigenares is het handschrift niet opnieuw in het KNAW-archief gedeponeerd, maar kwam het, onder de signatuur B CIII-1, in de Bibliotheek van de KNAW. Het wordt niet afzonderlijk vermeld in de Catalogus der verza- melingen van Bilderdijk en Van Lennep, aanwezig in de Boekerij der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, gevestigd te Amsterdam (Amsterdam 1887); wel in R.A. Kollewijn, Bilder- dijk, zijn leven en werken 1 (Amsterdam 1891), 465 n. 5. De tentoonstellingscatalogus door T. Geerts, Bilderdijk verzameld. De collectie Bastiaan Klinkert in de Bibliotheek van de Konink- lijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Amsterdam 1996), 24 nr. 26, vermeldt één van de overige handschriften uit de groep die onder dezelfde signatuur B CIII wordt bewaard. Vignet in W. Bilderdijk, Nasprokkeling (Brussel 1830), 131. 6. De mij bekende afschriften, alle met de titel Verhandeling over de Uitvinding der Drukkunst, zijn: Bilderdijk-Museum, hs. J 38 1 en hs. J 382; UB Amsterdam, hs. XXX A 80, pakket B nr. 10; SB Haarlem, hs. 188 F 42. Niet meer vindbaar bleek een tweede Hier nemen we in Bilderdijks visie op de betekenis van exemplaar in de UB Amsterdam, vermeld in de Catalogus der de drukkunst een subtiele maar opmerkelijke wending handschriften Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam 3 waar. Was eerst de drukkunst `de mond des Vaders van (Amsterdam 1902), 4 nr. 26. De afschriften zijn vervaardigd door Dirk Groebe, hulpklerk bij het Instituut, later klerk en onder- de logen' , nu werd zij geschikt bevonden om `voor Zijne bibliothecaris. eer te strijden' . Bilderdijk preludeerde hiermee op een 7. Zie over het Costervraagstuk in het bijzonder: Hellinga/De Wolf, ontwikkeling die pas na zijn dood in de kringen van het Coster; L. und W. Hellinga, `Die Coster-Frage', in: Der gegen- Réveil zou doorzetten. Het onvoorwaardelijke verzet wc rtige Stand der Gutenberg-Forschung, hrsg. von H. Widmann (Stuttgart 1972), 232-242. Van de stortvloed van oudere publica- tegen de verderfelijke effecten van de vrijheid van druk- ties vooral B. Kruitwagen O.F.M., `Laurens Janszoon Coster pers veranderde in een voorwaardelijk verzet. De druk- weer op het tapijt' , in: Het Boek 29 (1948), 69-116. kunst kon, mits zij in goede handen was, ingezet worden 8. E. Braches, `Waarom zwegen zij? Van Zuren, Coornhert en in dienst van de verbreiding van het christelijke gedach- Coster. Haarlemse boekhandel in de eerste helft van de zestiende eeuw', in: J. van Borm en L. Simons (red.), Het oude en het tegoed. 66 Met deze benadering ebde in protestants-chris- nieuwe boek. De oude en de nieuwe bibliotheek. Liber amicorum telijke kringen de belangstelling voor het Costervraag- H.D.L. Vervliet (Kapellen 1988), 89-100. stuk weg. De schim van Coster was weer naar zijn graf 9. Zie over Zells getuigenis ook: F. Geldner, 'Neue Aspekte des verbannen. Berichtes der Kölner Chronik von 1499 liber die Erfindung der Willem Heijting Buchdruckerkunst und das Coster-Problem. Hat sich um 1445/47 in Holland aufgehalten?', in: Archiv fur Geschichte des Buchwesens 15 (1975), kol. 435-468. 10. G. Meerman, Origines typographicae, 2 dln. (Hagae Comitum etc. 1765). 11. W.H.J. van Westreenen, Verhandeling over de uitvinding der boekdrukkunst; in Holland oorspronkelijk uitgedacht, te Straats- burg verbeterd en te Mentz voltooid ('s Hage 1809). 12. Over Van Westreenen (sinds 1821 baron): W.A. Laseur en J.J. van Heel, Het Museum Meermanno-Westreenianum 1848-1960. Dr. Heijting studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Univer- Een bijdrage tot de geschiedenis van het museum en zijn bewo- siteit van Amsterdam; bijvakken kerkgeschiedenis en boekgeschiede- ners ('s-Gravenhage 1998), hk I. Van Westreenen liet zich na nis. Proefschrift (1989): De catechismi en confessies in de Nederlandse diens overlijden in 1831 zeer negatief over Bilderdijk uit (p. 26). reformatie tot 1585. Diverse publicaties op het snijpunt der bijvakken. 13. Eerder (1801) verscheen nog wel een artikeltje over stereotypen. Sinds 1971 is hij conservator handschriften en oude drukken bij de Laseur/Van Heel, Het Museum, 230. Bibliotheek Vrije Universiteit. 14. Van Westreenen, Verhandeling, 1 -2, 9, 15. 15. Laseur/Van Heel, Het Museum, 52. tuut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten 16. Zie o.a. J. Koning, Aan den heer G. van Lennep [...1 over deszelfs (['s-Gravenhage] 1810), 14. Aanmerkingen wegens een' druk-vorm, waarin de letters eener 45. RANH, KNIW, 96, Notulen, 13 augustus 1812. bladzyde van een Latynsch Horarium verkeerd gesneden staan, 46. W. van den Berg, `De Tweede Klasse: een afdeling met een en welke [...1 verkocht is als een overblyfsel van den arbeid van problematische missie (1808-1816)', in: W.P. Gerritsen (red.), Laurens Janszoon Koster (z. pl. 1809). Een afbeelding van het Het Koninklijk Instituut (1808-1851) en de bevordering van we- blokje met een toelichting inzake de twist tussen Van Lennep tenschap en kunst (Amsterdam 1997, Bijdragen tot de geschiede- en Koning in: G.J. Jaspers, De blokboeken en incunabelen in nis van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap- Haarlems Libry (Haarlem 1987), 21 afb. 8. pen 2), 61-88, m.n. 67. Kort voor de vergadering waarop 17. J. Koning, Verhandeling over den oorsprong, de uitvinding, de Bilderdijk zijn voordracht over de drukkunst hield, had hij een verbetering en volmaking der boekdrukkunst (Haarlem 1816, eind 1811 ingediende ontslagaanvrage als lid van de Klasse Letter- en oudheidkundige verhandelingen van de Hollandsche ingetrokken, nadat hem met ingang van 1 augustus 1812 een Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem 2, 1). jaarlijkse toelage van 1500 gulden was toegekend (t.a.p., 75). 18. A. van der Linde, De Haarlemsche Costerlegende wetenschappe- 47. RANH, KNIW, 97, Notulen, 5 november 1812. Helaas ontbreekt lijk onderzocht, 2e omgew. uitgaaf ('s-Gravenhage 1870). Oor- Rapport II, 23 waarnaar in de Notulen wordt verwezen. Het spronkelijk in 1869 verschenen als een reeks artikelen in De Register bij RANH, KNIW, 88, Rapporten II vermeldt onder nr. Nederlandsche Spectator. 23 inderdaad een rapport `op de verhandeling van den Heer 19. Bilderdijk, Drukkunst, [1]. Bilderdyk over de uitvinding der drukkunst', maar dit is op de 20. W. Bilderdijk, Geschiedenis des vaderlands, uitgeg. door H.W. aangegeven plaats niet aanwezig. Tydeman 1 (Amsterdam 1832), 15. 48. Bilderdijk aan H.W. Tydeman, oktober 1815; Tydeman, Briefwis- 21. Bilderdijk, Drukkunst, [ 1 . seling 2, 129. 22. H.C. Gall, `Willem Bilderdijk en zijn juridische boekerijen', in: 49. Bilderdijk aan H.W. Tydeman, 26 december 1815; a.w., 154. Het M. van Hattum en J. Zwaan (red.), Bilderdijks boekenwijsheid. feit dat Bilderdijks handschrift in de verzameling van Bastiaan Symposium 28-29 april 1988. Bijdragen over de veilingcatalogi Klinkert is beland (zie n. 5), doet vermoeden dat Bilderdijk het van Bilderdijks bibliotheek (Amsterdam 1989), 19-26, m.n. 23- alsnog uit de portefeuille van het Instituut heeft gelicht, mis- 24. De Catalogus eener merkwaardige verzameling van boeken schien samen met het rapport, dat eveneens ontbreekt (zie n. 47). en handschriften [...1 nagelaten door Mr. Willem Bilderdijk (Am- 50. Bilderdijk aan Tydeman, 19 januari 1816; a.w., 160-162, m.n. sterdam, J. Immerzeel, 1832), 36 nr. 276 vermeldt een Code 162. Napoléon (Paris 1810). Er bestaat inderdaad een editie uit dat 51. [H.W. Tydeman en J.A. Lotze], `Verhandeling over de uitvinding jaar met op de titel een vignet met de portretten van Gutenberg, der boekdrukkunst door Laurens Jansz. Koster te Haarlem', in: Fust en Schoeffer: Code Napoléon. Nouvelle éd., conforme à Mnemosyne. Mengelingen voor wetenschappen en fraaije lette- l'éd. originale de 1'imprimerie impériale (Paris, Stereotype ren, verz. door H.W. Tydeman en N.G. van Kampen 1 (Dordrecht d' Herhan, de l' impr. des Frères Mame, 1810). 1815), 121-216. Dat de theoloog J.A. Lotze mede-auteur was, 23. Bilderdijk, Drukkunst, [2]. blijkt uit Tydeman, Briefwisseling 2, 129 n. 1. 24. In het Verre Oosten werd de boekdrukkunst al in de achtste eeuw 52. Over J.T. Bodel Nijenhuis: Nieuw Nederlandsch biografisch beoefend, maar de technische ontwikkeling verliep anders dan woordenboek 4 (Leiden 1918), kol. 179-180; G.J. Masurel, in het vijftiende-eeuwse Europa: M. Twyman, The British Li- ` "Door die zucht geleid, waarvan u 't harte brandt", Johannes brary guide to printing history and techniques (London 1998), Tiberius Bodel Nijenhuis (1797-1872)', in: De Boekenwereld 8 18-21. (1991-2), 70-74. Bodel huwde een dochter van H.W. Tydeman. 25. Bilderdijk, Drukkunst, [2] . 53. J.T. Bodel Nijenhuis, Uittreksels uit Mr. W Bilderdijks bijzonder 26. a.w., [3]. onderwijs over de Geschiedenis des Vaderlands, 3 dln. (z. pl. 27. Over dit handschrift: C. van Bree, Lotgevallen van de Codex [ 1817-1818]), dl. 2, 186-187. Bilderdijk-Museum, hs. kast II 1. Argenteus. De wisselende waarde van een handschrift (Amster- 54. G. Dedel, Bilderdyk Vaderlandsche Geschiedenis (z. pl. [1825]), darn 1995, Vierde Bert van Selm-lezing). ongepagineerd. UB Amsterdam, hs. Réveil-Archief, zonder sig- 28. Bilderdijk, Drukkunst, [4-5]. natuur. Over dit handschrift: J. van Eijnatten, `Een nieuw college- 29. a.w., [5]. dictaat van Bilderdijks Leidse privatissimum', in: Het Bilderdijk- 30. Zie voor een moderne etymologie van `boekstaven' : P.A.F. van Museum 16 (1999), 12. Veen en N. van der Sijs, Etymologisch woordenboek. De her- 55. Bilderdijk, Geschiedenis des vaderlands 4 (Amsterdam 1833), komst van onze woorden (Utrecht etc. 1993), 113. 112-113, 349-350, m.n. 350. 31. Bilderdijk, Drukkunst, [5-6]. 56. Vgl. J. Roelevink, `Als op den rechterstoel van 't heelal. De 32. a.w., [6] . vakhistoricus Willem Bilderdijk en zijn boekenbezit', in: Van 33. a.w., [6]. Hattum/Zwaan, Bilderdijks boekenwijsheid, 11 -18, m.n. 17. 34. a.w., [7]. 57. A. Pierson, Oudere tijdgenooten, 3e dr. (Amsterdam 1922), 150. 35. Kruitwagen, Coster, 81. 58. Hellinga/De Wolf, Coster, 101 -104.

36. Catalogus librorum [...] quibus, maxima^ pro parte, usus fuit 59. Da Costa aan Bilderdijk, 16 juni 1823. Bilderdijk-Museum, hs. Guilielmus Bilderdyk (Hagae Comitum, Aem. van Daalen Wet- E612. ters, 1797), 79 nr. 1402. 60. Bilderdijk aan Da Costa, 27 juni 1823. Bilderdijk-Museum, hs. 37. Catalogus (1 832), 13 nr. 24. F 813. W. Bilderdijk, Brieven 4 (Amsterdam 1837), 118-119. 38. J. Ihre, Scripta versionem Ulphilanam et linguam Moeso-Gothi- Vgl. idem, Brieven 2 (Amsterdam 1837), 314, waar Bilderdijk cam illustrantia, ed. A.F. Büsching (Berolini 1773), 3-4. in verband met Coster aan Abraham de Vries schrijft, 4 december 39. Bijv.: J.D. Schoepflin, Vindiciae typographicae (Argentorati 1823: `onze historien bestaan in napraten zonder grond, en men 1760), 4 noot g. moet een Hedendaagsch schrijver toevallen, als hy zegt: l'histoire 40. J.C. Seiz, Het derde jubeljaar der uitgevondene boekdrukkonst, depuis bien de siècles parait être une conjuration contre la behelzende een beknopt historis verhaal van de uitvinding der vérité. Ongelukkig neemt schier ieder deel in die samenzwee- edele boekdrukkonst (Haerlem 1740), 29. ring!' 41. Catalogus (1797), 176 nr. 2975. Zie voor andere titels over de 61. I. da Costa, Bezwaren tegen den geest der eeuw (Leyden 1823), uitvinding van de drukkunst die waarschijnlijk in het bezit van 72. Bilderdijk zijn geweest: Catalogus (1797), 79 nr. 1408 (Mar- 62. W. Bilderdijk, Navonkeling 2 (Amsterdam 1826), 190. chand), 1416 (Meerman/Gockinga), 189 nr. 1590 (Kortebrant); 63. a.w. 2, 195-199. Catalogus (1832), 97 nr. 1470 (Lichtenberger), 101 nr. 1537 (De 64. F. Veenstra, `Willem Bilderdijk en H.L. Spiegels Hert-spiegel', Vries), 105 nr. 1622 (Van Westreenen). in: Het Bilderdijk-Museum 3 (1986), 3-13, m.n. 6-7. 42. Van Westreenen, Verhandeling, 1. 65. W. Bilderdijk, Nasprokkeling (Brussel 1830), 131. 43. Catalogus (1832), 105 nr. 1622. 66. W. Heijting, `Zoo prent het Zijne kracht in 't hart van klein en 44. RANH, KNIW, 96, Notulen, 4 januari 1810. Zie voor het lid- groot! Uitdagingen voor onderzoek naar de boekcultuur in het maatschap van Van Westreenen: Naamlijst der leden, buitenland- Réveil', in: Documentatieblad voor de Nederlandse kerkgeschie- sche geassocieerden en correspondenten van het Koninklijk Insti- denis na 1800 22 (1999), 4-12, m.n. 11-12. `ó Reik my, naar den ouden tramt,/Een' vast in leêr gevatten' band.' Bilderdijks bijdrage in het album amicorum van Gerrit-Joan Meijer

Op 3 februari 1812 beschreef Bilderdijk een van de losse blanco zijn en 69 bijdragen bevatten: 45 tekstuele in blaadjes waaruit het vriendenalbum van Gerrit-Joan proza, poëzie of beide, 18 tekeningen, 3 borduurwerkjes Meijer bestond. Met twee in de titel van deze bijdrage en 3 knip- en plakwerkjes. Het pakketje ligt in een gemar- geciteerde versregels leverde hij commentaar op het in merd doosje, opgeborgen in een leren bandje met goud- de vroege negentiende eeuw nog nieuwe verschijnsel bestempelde randen (platten van 105 x 165 mm). Het van het losbladige album.' Bilderdijk had zelf in zijn geheel kan in een met marmerpapier beplakte boekvor- jongere jaren twee gebonden alba (een voor literaire en mige slipcase worden geschoven.. een voor getekende bij dragen 2) onder familie, vrienden Aangezien Bilderdijks bijdrage mede door de setting en kennissen laten rondgaan. Zijn tot nog toe onbekende interessant is, volgt hier een overzicht. 59 bijdragen zijn bijdrage voorzag hij van een versregel van Vergilius: gedateerd, althans van een jaartal voorzien: `Se quoque principibus permixtum vidit Achivis', d.i. Ook zichzelf herkende hij onder de Griekse vorsten. 3 1. C.F.C. Meijer, Amsterdam 5 februari 1806, Duits en Latijn (110 x 190, gevouwen) Men zoek' in blinkend wapenfeit 2. K.H.J. Meijer, 8 juli 1807, Frans Den toegang tot de onsterflijkheid, 3. H. Ameshoff Azn, Amsterdam 1807, Duits (Fichte) Of tracht' langs 't veld der wetenschappen 4. M.A. Meiners, [...]burg 28 november 1808, borduur- Den naroem in 't gemoet te stappen; werk, Duits (afwijkende papiersoort, links tot stan- Een zekerder en korter pad daardformaat geknipt) Verleent my Meijers Albumsblad. 5. C.B. van der Oudermeulen-van Hees, Amsterdam Dat zal by 't geen in alle landen 20 mei 1809, tekening (gezicht op dorp), Engels Doorluchtigst is van puikverstanden, 6. C.C. Meijer, Amsterdam 12 juni 1809, knip- en Mijn' naam verheffen in hunn' rang, vlechtwerk, Duits En langer duren dan mijn zang. 7. W.N. Meijer, Amsterdam 12 juni 1809, Duits Welaan! met weinig pennestreken 8. C.B. Schreuder, wed. Meijer, Amsterdam 12 juli Vergetelheid en dood ontweken! — 1809, Nederlands Dan zacht! zoo'n blaadtjen? Neen, mijn Vriend, 9. Strick v. u. zu Linschoten Freijherr v. Hokendorp, Dat mocht verwaaien met den wind: Schloss Linschoten 28 juli 1809, Duits Daar is ter wareld toch niet lichter 10. J. Harald [?], Einschloten [?] 30 juli 1809, Duits Dan de onderschrijving van een' dichter. 11. Weres [?], Cleve 1 augustus 1809, Duits ó Reik my, naar den ouden trant, 12. E. Schilderup, Amsterdam 9 augustus 1809, Neder- Een' vast in leêr gevatten' band; lands Of, voeg met één der zwaarder namen 13. S.A.C. Hesse, Amsterdam 10 augustus 1809, Duits (Indien zy zich den bloed niet schamen) 14. Amalie Hesse, Amsterdam 15 augustus 1809, Duits Den mijnen op één blaadtjen samen, 15. W v Esveldt Holtrop, 30 augustus 1809, Nederlands En dan, verzeker 't voor den brand. (met ex. van Homerus' Odyssea) 16. Paulus van Hemert, Amsterdam 28 november 1809, De in dit gedicht toegesproken vriend4 is Gerrit-Joan Frans Meijer (15 augustus 1781 - 22 november 1848), zoon 17. Friedericke Elis. Louise Koch, Delft 10 december van Jan Jacob Meijer, predikant te Batavia, en Christina 1809, Duits Bartiana Schreuder. De familie was woonachtig geweest 18. Henr. Alb. van Moock-Koch, Delft 10 december in Cleef. Gerrit-Joan was huisonderwijzer geweest, eerst 1809, Duits bij Mr. C. van der Voort Pieck te Nijmegen, later bij 19. M. v. Moock, Delft 13 december 1809, Duits M.C. van der Oudermeulen te Amsterdam. Deze namen 20. J. Konijnenburg, Amsterdam 1809, Latijn (Seneca) treffen we in zijn album aan. 21. JCK, Amsterdam 4 januari 1810, borduurwerk, Duits Een eerste cluster van bijdragen zien we in de periode 22. Henriette van der Oudermeulen, Amsterdam januari 1809-1813, toen Meijer werkzaam was in het Felix Meri- 1810, bloemtekening tis- en Hollandse Maatschappij-circuit, 5 waar hij Bilder- 23. J.[?] Schreuder, Amsterdam 28 maart 1810, Frans dijk van kende, alsmede Paulus van Hemert, F.W. Schlos- 24. P. v. Nievelt, 3 mei 1810, Nederlands ser, J. Konijnenburg, Barend Klijn, Hendrik Harmen 25. H.A. Flocken, Amsterdam 16 mei 1810, tekening Klijn, Maurits Cornelis van Hall, Johannes Kinker en (watervalletje onder brug) Jan Fredrik Helmers. Een tweede cluster zien we in 26. M. Henriette Walthe[r], Amsterdam 25 november 1818, toen Meijer in het jaar van zijn huwelijk met 1810, knip- en vlechtwerk met haar Catharina Smit naar Brussel vertrok, waar hij op aanbe- 27. Louise S. Walther, Amsterdam 17 december 1810, veling van onder anderen Bilderdijk en Kinker, docent borduurwerk werd aan het Athenaeum. Van 1822 tot 1830 doceerde 28. Caroline Walther, Amsterdam 18 december 1810, hij te Leuven en van 1831 tot zijn dood in 1848 te knip- en vlechtwerk, Frans

Groningen.' 29. W.G. Stroink, Amsterdam 23 februari 1811, -Engels Het in 1999 door de Universiteitsbibliotheeek van de 30. Hendrik Harmen Klijn 30 november 1811, Neder- Universiteit van Amsterdam verworven album bevat 118 lands' blaadjes van 95 x 155 mm, goud op snee, waarvan 49 31. Wm. Bilderdijk, 3 februari 1812, Nederlands

10 32. B. Klijn Bz, 27 februari 1812, Nederlands$ 38. F.W. Schlosser, Amsterdam 10 maart 1813, Neder- 33. P.J. Ameshoff, Amsterdam juni 1812, Nederlands lands (over Petrarca) 34. D. v. Hees, Batinge 1 september 1812, Frans 39. A.E. Klijn, 1813, bloemtekening 35. J.B. de Wilde, 31 december 1812, Frans en Duits 40. G. Muller, Amsterdam 1813, tekening (waterval met 36. Helmers, 1812, Nederlands 9 ruïne) 37. N. Schuckink, 1812, tekening (weg langs vaart) 41. Ns. Schuckink, 1813, tekening (tempel)

11 42. J.A. Brouwer, Amsterdam 31 maart 1815, Neder- lands 43. H.M. v. Dyk, Amsterdam 9 december 1816, Neder- lands (verso: `In het album van de Heer ... Meyier'; hij kent Meijer dus nauwelijks) 44. J.J. Teyler van Hall, 20 januari 1817, tekening (ge- zicht op dorp met twee mannen) 45. D.I.C. Meijer, 14 maart 1818, tekening ('De brug van Dornach in Zwitserland') 46. Wm. Hk. Warnsinck Bz, Amsterdam 22 maart 1818, Nederlands 47. H.A. Meijer, maart 1818, bloemtekening 48. M.C. van Hall, Amsterdam 18 april 1818, Neder- lands 49. S.[?] Van der Vijver, Amsterdam 20 april 1818, Ne- derlands 50. M. Westerman, Amsterdam 25 april 1818, Neder- lands 51. F. van der Oudermeulen, 25 april 1818, Duits 52. Van 's Gravenweert, april 1818, Nederlands 53. Y. Quetelet, 31 maart 1820, Frans 54. Fred. B. de Reiffenberg, april 1822, Latijn 55. J.P. Hoeufft, Amsterdam 3 maart 1832, in cirkelvorm de namen Minerve, Les Muses, La Fortune, Les Gra- ces, Frans 56. C.G.W. Meijer, Groningen 15 augustus 1843, bloem- tekening, Frans (3 10 x 920 gevouwen) Er zijn dertien ongedateerde bijdragen: 57. Petrus Johannes A., bloemtekening, Duits 58. G.J. Beelaerts d'Emmichoven, bloemtekening (80 x 155) 59. de Fremery, Frans 60. G. Greve, Nederlands (citaat van Bilderdijks Pope- vertaling) 61. Johs. Kinker, Nederlands 62. Lesbroussart [?], Frans (Yriarte) 63. A.M. Meijer, bloemtekening 64. C.W. Meijer, tekening (rots met water) 65. G.H. Meijer jr, tekening ('Ansicht von Bonn') 66. M.S.O. v. Nievelt, Nederlands 67. Dor. [?] Schindler, Duits (over Schiller) 68. 1.0.5. v. d. Voordt-Pieck, bloemtekening (opgeplakt) 69. Onvoltooide tekening (struiken)

Ik citeer nog enige — onbekende — teksten uit Bilderdijks omgeving. Eerst die van Paulus van Hemert: Vous cultivez l' esprit charmant, Que vous a donné la Nature: Les reflections, la lecture En sont le solide aliment, Et son usage est sa parole. S'occuper c' est savoir jouir: L' oisiveté pêse et tourmente. L' ame est un feu, qu'il faut nourrir, Et qui s' éteint, s'il ne s'augmente.

Johannes Kinker schreef zijn bijdrage op staand formaat. Bovenaan is, recto en verso op dezelfde plaats, een cirkel uitgestippeld, waarbinnen niet is geschreven. Daarboven schreef Kinker: `Aan het onderstaande kopje,(*) dat slechts dan, wanneer het tegen het licht aangehouden wordt, zichtbaar is.' Links van de cirkel staat: '(*) of liever, niet het kopje; maar het blaadje, waar op het zich toevallig vertoont.+' Rechts ervan lezen we: `+ Ook niet

12 het blaadje, maar de gestremde zelfstandigheid, waar uit M.C. van Hall, Amsterdam 18 april 1818: het gegoten is.' Dan volgt de tekst onder de cirkel: Ga, door het licht der hoop geleid, 'k Heb, lief onschuldig blaadje, waar 's Lands Minerf uw deugd en uw vernuft verbeid, U tegen 't licht gehouden, En laat de godheid zorgen! Om in uw hart te lezen; uw heilstar klom, door nevlen van verdriet, Om uit uw nevelvlekjes, Van uit de trage kim! een wolkeloze morgen En lichte zomerwolkjes, Spelt u den schoonsten dag in 't naderend verschiet. Uw' innigste aard te ontdekken. — Ik zag een kinderzieltje, F.W. Schlosser: Vol sluimerende schetsjes, Gij hebt Petrarcha's lot in volle kracht voldongen, Die, door elkander vloeyend, Ook ik heb dien beseft & 's Dichters Kunst gevoeld; In dommelige woeling, Maar voor het manlijk hart, hadt hij meer schoon gezongen, Niet weten, waar te landen. Zo zijn verheven zang de Vriendschap hadt bedoeld. Toen zag ik ook uw randjes, De Liefde moog' het hart eens Jongelings doen zuchten, Uw vier vergulden kantjes, De Man kwynt om geen drift, die 't jeugdig hart ontvoert: Als fyne zonnestraaltjes Moet hij, door 't Lot miskendt, dat zoet genot ontvluchten, Rondsom uw golfjes lichten. — De Vriendschap zij de gids, die Hem door 't leven voert. Nu wilde ik op u schryven, Uw d' eersten indruk geven, M. van Hattum Van broederliefde en vriendschap: Het scheen me, als of uw wolkjes Zich luistrend zamen krulden; Wanneer eensklaps een kindje By gindse donker stipje Zich aan myn oog vertoonde. Ach, Meyer, zie dat kopje, Dat gy my hebt gezonden! Zie, zie. — daar boven 't stipje, Begint zyn aangezichtje, Noten Maar, zeg my waarom schreit het? — 1. In het eerste decennium zou zich een sterke daling van alba hebben Ga, blaadje ga, in vrede, voorgedaan: Alba amicorum. Vijf eeuwen vriendschap op papier Naar 't Album van uw meester; gezet: het album amicorum en het poëziealbum in de Nederlanden En vraag hem daar een plaatsje, (eindred. K. Thomassen), (Maarssen/'s-Graveland 1990), 24-25. 2. De laatste in groene marokijnen band: zie T. Geerts, Het Bilder- Een plaatsje by zyn vrienden! dijk-Museum. Catalogus van kunstvoorwerpen (Leiden 1994), nr. Hy blyft altyd uw vader 164 (p. 120-127). En ik, ik ben uw peetoom. 3. Aeneis I 488, vert. M.A. Schwarz. Bilderdijk citeerde uit het Ga, kindje, ga in vrede, hoofd: 'vidit' i.p.v. 'agnovit'. 4. Niet te verwarren met een andere Meijer, voor wie Bilderdijk op Naar 't wiegje van uw broêrtjes, 29 Louwmaand 1822 een gedicht schreef: `Aan den heer G.J. Uw naam is, Meyer Kinker. Meyer, Predikant te Marsum, op zijn brief van den 10n. January Bespied daar, in uw wiegje, 1822' (Rotsgalmen I 127; DW XI 321-324). Ofschoon deze tekst De vrienden van uw' vader, de woorden `In 1795 bleef U mijn dank en zegen' bevat, is uit En zie, op welke blaadjes de correspondentie van dat jaar omtrent deze Meijer niets bekend. 5. Diverse redes in Hollandsche Maatschappij, afd. Amsterdam Hun namen zyn geschreven. 1808-1813: M. van Hattum, Jan Fredrik Helmers (1767-1813). Misschien dat ook hun wolkjes, Leven en werk van een Amsterdamse wereldburger (Amsterdam En flaauwe nevelvlekjes 1996), 116. Redes in Felix Meritis op 1 april 1812 (aardrijkskun- Gelykenisjes toonen, dige ontdekkingen tot op onze tijd), 3 februari 1813 (Petrarca), 15 december 1813 (vert. van Latijns werk: nachten doorgebracht Daar veel by valt te gissen. aan de graven van de Scipio's): M. van Hattum, Lezingen en Ga, blaadje, ga in vrede, verhandelingen in `Concordia et Libertate '(1769-1806) en `Felix Naar 't Album van uw meester; Meritis'(Dep. Letterk.) (1779-1808, 1810-1832, 1865-1873) (Am- Maar houd daar op met schreyen, stelveen 1983). En wordt een lachend wichtje. 6. Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek 3 (Leiden 1914), 856-857, en G.J. Vis, `Tussen Amsterdam en Brussel. J.-P. van Cappelle en G.-J. Meijer: twee pioniers in de academische neerlan- Van 's Gravenweert, april 1818: distiek', in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Acade- mie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 1992-1, 79-98 (over 't Geluk is aan geen plaats verbonden, Meijer: 87-93). Voor onderzoek noch schatten veil, 7. In Nieuwe Gedichten (Amsterdam 1825), 78-80. Die 't in zich zelven heeft gevonden, 8. In Gedichten I (Amsterdam 1817), 164, doch hier met een vierde Is meester van zijn eigen heil. strofe: `Zoo zult ge op 's levens weg, verwyderd van uw vrinden,/ Als vreugd, en raad en troost, u op dat pad ontvliên./ In dees Zoo, Meijer! zal geen ramp u deeren gedenkrol weer, de vreugd en troost hervinden/ Zij blyft steeds Wanneer ge in Brabands zetelstad voor uw hart, een dankbaar wederzien.' De kunsttresooren zult doen eeren, 9. Zie voor de lofrede van Meijer op Helmers: Van Hattum 1996, Die 't vruchtbaar Nederland bevat. 140-144 en bijlage III 45. Deze bijdrage is nagenoeg gelijk aan Nalezing der gedichten (Amsterdam 1815), 66-68, doch na de Zoo blijft, by 't went'len van de baren, zesde strofe volgt in dit album een strofe extra: 'Gy zet fier en By 't schokken van de levenskiel, stout uw stappen,/ Alles in- en wel-doorziend',/ In het ryk der By zachten wind en lijfsgevaren, Wetenschappen!/ En ik blyf, schoon onverdiend,/ Trotsch op 't Geluk besloten in uw ziel. d' eernaam van uw' vriend.' 13 Signalement: Bilderdijkiana in de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde

Onlangs kwam in de collectie van de Maatschappij der potloodtekening van een vignet dat nooit in prentvorm Nederlandse Letterkunde in de Universiteitsbibliotheek is verschenen. Voorts onder nr. 74 een bouwkundige Leiden een voor de Bilderdijk-studie interessante verza- tekening van Bilderdijk, die blijkens de bijbehorende meling materiaal aan het licht. Achter de titel `Verzame- aantekening behoort tot het manuscript `Kort begrip der ling portretten van en betreffende Willem Bilderdijk' antieke bouwkunst' . Onder nr. 59 bevindt zich een onbe- blijkt een nog niet eerder opgemerkte collectie prenten kend gebleven boerenbedrieger van Bilderdijk uit 1771, en tekeningen schuil te gaan, die waarschijnlijk afkom- die voldoende stof tot nader onderzoek biedt. 4 stig is uit de nalatenschap van de Bilderdijkbiograaf Enigszins buiten de artistieke context van deze verzameling, maar niet minder interessant, is het `Huur- J.J.F. Wap. 1 De map bevat allereerst een complete verzameling contract tussen W. Bilderdijk en E. Bodel Nijenhuis' (nr. gegraveerde portretten van Bilderdijk en enkele tijdge- 66) uit 1809, dat de huur van een Leidse woning aan noten, waaronder een gesigneerd portret van Bilderdijk de Prinsengracht (over de Kruisstraat 167) betreft. Was door Mattheus de Sallieth, en het zeldzame portret van dat al bekend? J.P. de Monté door dezelfde kunstenaar. Onder nummer Ton Geerts 85 is een onbekend portret in potlood door Chimaer van Oudendorp aan te treffen, weliswaar postuum naar het portret door Van Bree, maar voorzover bekend niet in Noten gravure gebracht.' Ook Bilderdijks boekillustraties zijn goed vertegen- 1. Zie Carla van der Poel, `De grabbelton van de Maatschappij', woordigd. De hier aanwezige vignetten uit Bilderdijks Nieuw Letterkundig Magazijn XVIII-1 (mei 1999), 5-9. Ge- noemde verzameling heeft als signatuur: PLANOL 2 A 1 : 25. werken zijn uitgesneden en van een korte toelichting Van der Poel maakt tevens melding van een `verzameling van voorzien. Verrassend zijn enkele tekeningen, waaronder overdrukken betreffende Willem Bilderdijk', signatuur 1186 C een eigenhandig ontwerp in pen (nr. 39) van het geïdeali- 34, uit de verzameling van A.C. Kruseman, en van verzamelingen seerde portret van Catharina Rebecca Woesthoven, opge- betreffende Nicolaas Beets e.a. 2. Voor deze portretten zie Ton Geerts, Het Bilderdijk-Museum: cata- Ibn Doreid (1795). 3 Onder nomen in de eerste druk van logus van kunstvoorwerpen (Leiden 1994), nr. 3. nr. 60 wordt een ontwerptekening in gewassen pen be- 3 . Geerts, a. w. , nr. 77. waard van het titelblad van Lazarus opwekking (1785) 4. Ik hoop hier bij een andere gelegenheid uitgebreid op terug te door Catharina Rebecca Woesthoven; onder nr. 116 een komen.

Willem Bilderdijk, Architectuurtekening, pen en penseel in zwart, Willem Bilderdijk, Ontwerp voor Ibn Doreid (1795), zwarte pen, 16,6 x 10,6 cm. Foto: UB Leiden. 16,5 x 13,2 cm. Foto: UB Leiden.

14 vertalingen van Kallimachus ('nog steeds goed lees- Recente literatuur baar' : p. 17) en Ovidius (pp. 71-72), over een mooie maar te vrije vertaling van een heldinnenbrief (p. 228). Teksten Kenmerkend voor Aischylos' stijl noemt Gerbrandy De zoete Huwlijksplicht. Uit: De ziekte der geleerden diens massieve, Bilderdijkiaans aandoende samenstel- (1807) (met toelichting van Peter van Zonneveld). Uit- lingen (p. 87). gave t.g.v. de achtste Litteraire Salon van het Kennemer Gasthuis op 29 oktober 1999, in 100 exemplaren op de Anna de Haas, De wetten van het treurspel. Over ernstig Houtpers te Wageningen. toneel in Nederland 1 700-1 772 (Hilversum, Verloren, 1998; ISBN 90-6550-604-7), prijs: f 69,—. Studies De studie is ingedeeld in 24 hoofdstukjes, over tijden Ph.H. Breuker, `Konst voedt 's menschen geluk'. It Mak- en zeden, stof, waarschijnlijkheid, episodes, eenhe- kumer dichtgenoatskip (1773-1777) (Fryske Akademy, den, bedrijven en tonelen, alleenspraken en terzijdes, Ljouwert/Leeuwarden, 2000; FA-nr. 872 (Statum-rige gevoeglijkheid etc. In verband met B. zijn van enig 3), prijs: f 25,—, te verkrijgen bij de Stichting Ald Mak- belang de paragrafen `Het onderwijs in de toneeldicht- kum, Voorstraat 19, 8754 EV Makkum (tel. 0515- kunst' (B. wenste in 1779 een volledige handleiding: 232551). p. 53), `De vertrouwde' (B. noemde de vertrouwden Fraai geïllustreerde in het Fries gestelde monografie die de Fransen in plaats van de rei invoerden, meren- die de aan- en afloop van het genootschap behandelt, deels nutteloze wezens: p. 148) en ` "Duitssen trant" laat zien hoe 't er toe ging met de slechts tien leden, en "Fransche manier"' (de nieuwe `zedelijke' spelen welke hun achtergronden waren, hoe de aard van hun getuigden volgens B. van het verval van de Franse in het Nederlands gestelde poëzie was, voorts over smaak en geest; een vernieuwing van het treurspel de overlevering en verantwoording van keuze, com- zag B . vooral in de terugkeer naar de bron: de Griekse mentaar, editiewijze en volgorde der opgenomen tek- tragedie: pp. 262-263). De toneelteksten die in deze sten. Voor de B.-studie zijn vooral de pp. 29-36 van studie aan de orde komen, stammen, zoals de jaartallen belang, over het enige vrouwelijke lid, Kinke Lenige in de titel ook tonen, merendeels uit B.'s eerste toneel- (1755-1780), die zich na 1776 Cynthia Lenige periode. Het zijn Edipus, koning van Thebe (1779, noemde. Haar Mengeldichten verschenen postuum in van belang wegens de breedvoerige vertaling en de 1782 bij W. Holtrop te Amsterdam. In het recente persoonlijke voorafspraak), de Briefvan den navolger overzicht van Nederlandse dichteressen Met en zonder van Sofokles Edipus (1780) en De dood van Edipus lauwerkrans heet Lenige een gevangene van Makkum, (1789). Toch is er ook aandacht voor een tekst uit omdat ze zich zelf zo had genoemd. Breuker noemt B.'s tweede toneelperiode (de enige periode waarin haar echter eerder bevrijd door Makkum, omdat daar B. aan één stuk door bezig was met toneel(schrijf- de omstandigheden er naar waren, dat een j onge vrouw kunst): Het treurspel. Verhandeling (1808). Aangezien zich door de kunst kon ontwikkelen. Maar doordat die tweede periode niet tot De Haas' onderwerp be- haar poëticale opvattingen anders waren, ontgroeide hoort, ontbreekt in de literatuurlijst dus ook de studie zij Konst. Het verhaal dat B. op haar verliefd zou zijn van H.H.J. de Leeuwe, Bilderdijk, het drama en het geweest, is het gevolg van het doorelkaar halen van toneel. Ook de vele artikelen door Martien J.G. de twee Cynthia's: op de ene (Michilda Maria Pelgrom Jong over B.'s minder bekende toneelstukken, zijn de Bie) schreef B. een liefdesgedicht, de andere niet genoemd. noemde hij zijn vriendin. B. moet haar, via Jan Jor- dens, hebben ontmoet toen ze in juli 1778 een Amster- Gert-Jan Johannes, `Willem Bilderdijks verzet tegen dams genootschap bezocht. Na Leniges dood maakte "klassieke" en "romantische" esthetica. De knoflookgeur B. op haar twee gedichten, in beide gevallen om het van het Duitse denken', in: Geschiedenis van de wijsbe- gedicht dat Jan Aukes Backer op haar had vervaardigd, geerte in Nederland. Documentatieblad van de Werk- belachelijk te maken. Daartoe veranderde hij versre- groep-"Sassen" 3 (1992), 107-119. gels en maakte er ook bij. B.'s eigen exemplaar van de Mengeldichten, waarin deze veranderingen in J.C. Karels, `Jagen op de schim van Bilderdijk', in: handschrift staan (zie afb. op p. 35), bevindt zich thans Reformatorisch Dagblad 8.11.1999. in een Antwerpse privé-collectie. Over het VCH-lustrumcongres, gewijd aan de receptie van B. Joris van Eijnatten, `Opklaring, opwekking en behoud. Religieus conservatisme in Nederland, 1780-1840', in: J. Noordegraaf, `Willem Bilderdijk (1756-1831) and the Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland. Docu- science of language. A Dutch linguist between two mentatieblad van de Werkgroep- "Sassen " 10-1 (1999), worids', in: David Cram, Andrew Linn and Elke Nowak 9-24. (eds), History of Linguistics 1996. Vol. 2: From Classical P. 18 over B .'s verknochtheid aan de 'Voetiaanse stel- to Contemporary Linguistics (Studies in the History of lingen', waarschijnlijk een eufemisme voor zijn steun, the Language Sciences Vol. 95) (AmsterdamiPhiladel- niet alleen aan Oranje, maar ook aan de kerk als phia 1999 [= 2000]), 193-203. gevestigde kerk. Ook over B.'s jeugdvriend J.W. Bus- singh. J.Th.W. Oosterholt, De ware dichter De vaderlandse poëticale discussie in de periode 1775-1825 (Assen, Van Piet Gerbrandy, Boeken die ertoe doen. Over klassieke Gorcum, 1998). literatuur (Amsterdam, Meulenhoff, 2000; ISBN 90- In de zes hoofdstukken van deze studie ('De authenti- 290-6613-X), prijs: f 34,90. citeit van de ware dichter' , `De teergevoelige dichter: Passim in diverse losse notities over B., b.v. over zijn een empiristische poëtica' , `Het verzet tegen metafy- 15 sische haarkloverij : een common sense-poëtica', `Het Nagekomen recensies gevoel als bron: een idealistische poëtica' , `Over ware Joris van Eijnatten, Hogere sferen: door M.A. van den en valse wijsbegeerte: de kennis van de ware dichter' Berg, in: De waarheidsvriend 25.11.1999, 760; P.B.M. en `Over de studie der Ouden: de ware dichter en de Blaas, in: Bijdragen en Mededelingen tot de Geschiede- klassieken') wordt uiteraard ook B.'s naam passim nis van Nederland 114-4 (1999), 613-615; GL, in: De genoemd. Gedeelten meer speciaal over hem zijn de stem van het boek 11 -2 (2000), 30; A. Hanou, in: Medede- pp. 96-101, 116-118 en 130-133. Oosterholts tweede lingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 23-1 stelling bij deze diss. luidt: `De "idealistische" poëtica (2000), 61; Gert-Jan Johannes, in: Tijdschrift voor Ne- van auteurs als Willem Bilderdijk en Johannes Kinker derlandse Taal- en Letterkunde 116-1 (2000), 83-84; kan als "romantisch" betiteld worden. Hun literatuur- Margaretha H. Schenkeveld, in: Nederlandse letterkunde opvattingen zijn verwant aan die van de Duitse "Fruh- 4-3 (1999), 280-282. romantiker" en Engelse dichters als Wordsworth en Coleridge.'

W.R.D. van Oostrum, Juliana Cornelia de Lannoy Correctie (1738-1782), ambitieus, vrijmoedig en gevat (Hilver- sum, Verloren, 1999; ISBN 90-6550-057-X), prijs: In Het Bilderdijk-Museum 16 (1999), p. 12, staat vermeld f41,—. dat de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam Rijk geïllustreerde studie in drie delen: `Literaire con- het collegedictaat van Gerrit Dedel `bezit' . Dit is onjuist. ventie als wapen in de seksestrijd' (De Lannoy presen- Het dictaat maakt deel uit van de collectie van de Stich- teert zich steeds als vrouw en betrekt steeds haar sekse ting Réveil Archief, die door de universiteitsbibliotheek bij iedere stap die zij als `voorwaarts' ervaart. B. be- wordt beheerd. schouwt haar in 1777 als modeldichteres: p. 66), `Recht op weerwoord: tragedie in spiegelschrift' en `Biografie in wording' . Over B. in dit derde deel: zijn

brieven over de hem - toegestuurde Franse poëzie (p. 182), zijn weigering een tekening van Pegaasje te maken, en zijn verklaring dat er geen poezenhierna- maals bestaat (p. 191; zie ook BM 1996), een geheel aan hem gewijde paragraaf (pp. 196-198) en de para- graaf `Eerbetoon en postume publicaties' (pp. 210- 215).

Ed Schilders, stukje in: de Volkskrant 3.9.1999. Over de aankoop van een ex. Ziekte der Geleerden (1853) uit de bibliotheek van de Kapucijnen te Tilburg. Een angstvallige pater had een vijftal stukjes, waarin o.m. het woord `teeldrift', afgeplakt met strookjes pa- pier.

Sonja van Stek, `God of geologie? Over wetenschappe- lijke waarheid en dichterlijke vrijheid bij Willem Bilder- Jaargang 17 1 2000 dijk', in: Vooys. Tijdschrift voor letteren 16-4 (november 1998), 28-37. Willem Heijting, `Sint Koster' . Willem Bilderdijk B. gaf op verschillende wijzen uiting aan zijn ideeën over de uitvinding van de boekdrukkunst omtrent het ontstaan der aarde en omtrent andere geo- M. van Hattum, `ó Reik my, naar den ouden trant,/ logische kwesties. De botsing tussen zijn theologische Een' vast in leêr gevatten' band.' opvattingen en de wetenschappelijke ontdekkingen Bilderdijks bijdrage in het album amicorum van van zijn tijd zijn terug te vinden in zijn verhandeling Gerrit-Joan Meijer 10 over de geologie, in het verhaal van een aanmerkelijke Ton Geerts, Signalement: Bilderdijkiana in de 14 luchtreis en in het eposfragment De Ondergang der Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 15 Eerste Wareld. Ze zijn echter wel dienstbaar gemaakt Recente literatuur aan de lezers en aan de eisen van de respectieve genres. Correctie 16

Jeroen van Zanten, ` "Spreken met één stem." Kritiek en sociabiliteit in de redactie van de Nederlandsche Stemmen over Godsdienst, Staat- Geschied- en Letter- kunde (1834-1838)', in: De Negentiende Eeuw 23-3 (1999), 143-160. Pp. 144-147 over B.'s postume stempel op dit Réveil- tijdschrift, dat wel is getypeerd als `in streng Bilder- dijkschen toon gesteld' . Vooral door Da Costa lijkt het te zijn aangegrepen om B. te verheerlijken. GRAFARIA — LEIDEN - , ,