Download Scans
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het ]BiLlderdiLjkm ]BiLlderdiLjkm Mededelingenblad van de Vereniging `Het Bilderdijk-Museum' Redactie: J. de Bruijn, Ton Geerts, M. van Hattum (secr.) en Peter van Zonneveld Redactie-adres: Fokkerlaan 36, 1185 JC Amstelveen Het Bilderdijk-Museum verschijnt een maal per jaar. De redactie behoudt zich te allen tijde het recht voor om ingezonden kopij te weigeren. Het lidmaatschap van de Vereniging `Het Bilderdijk- Museum' bedraagt f 20,00 per jaar. Leden ontvangen dit tijdschrift gratis. Men kan zich opgeven als lid bij de secretaris van de Vereniging, Fokkerlaan 36, 1185 JC Amstelveen. `Sint Koster' . Willem Bilderdijk over de uitvinding van de boekdrukkunst` Toen Willem Bilderdijkk zich in 1806 na een elfjarige Amsterdam (een zestiende-eeuws grensteken in de vorm uitlandigheid eindelijk weer vrij in eigen land kon bewe- van een standbeeld, dat tot 1774 aan de Nieuwezijds gen, werd hij ongetwijfeld geconfronteerd met verande- Kolk heeft gestaan), 3 en het bekende Rotterdamse Eras- ringen in zijn leefomgeving. Het is de vraag of die hem musbeeld van 1622. door Hendrick de Keyser. Het Cos- allemaal bevielen; in elk geval was er één bij waar hij terbeeld op de Grote Markt is overigens in 1856 op zijn geen goed woord voor over had. De Grote Markt in oude plek teruggezet om plaats te maken voor het huidige Haarlem, in de ogen van Bilderdijk een van de mooiste bronzen standbeeld door Louis Royer. pleinen van het land, bleek ontsierd te zijn door een De datering van de door Bilderdijk gehekelde beelden foeilelijk beeld dat men er tijdens zijn afwezigheid ge- in drie verschillende eeuwen rechtvaardigt nauwelijks plaatst had. In felle bewoordingen hekelde Bilderdijk de opvatting dat ze één kunststijl zouden vertegenwoor- deze `molij k' , `die ruim zoo veel van den kunststijl van digen. Maar hoe dat ook zij, Bilderdijks ongenoegen steenen roeland in Amsterdam, als van den Erasmus aan werd in eerste instantie duidelijk gevoed door esthetische den Rottestroom had, en zeer zeker verre beneden alles overwegingen. Uiteindelijk richtte zijn gram zich echter was, dat men in dit soort van arbeid, van het duisterste tegen iets anders, namelijk tegen het denkbeeld dat een tijdperk der middeleeuw vinden kan.' 1 figuur als Laurens Janszoon Coster met een standbeeld Het beeld waarover Bilderdijk het had, was dat van geëerd moest worden. Was het niet `louter eigenpraal' Laurens Janszoon Coster, dat voorheen op het Prinsenhof en `schijnpronk' om op deze manier het vraagstuk inzake had gestaan, en dat het stadsbestuur inderdaad in 1801 de uitvinder van de boekdrukkunst als opgelost voor te naar de Grote Markt laten overbrengen. Dit standbeeld stellen, terwijl volgens de geleerden een ander dan Cos- was in 1722 vervaardigd door de beeldhouwer Gerrit ter, namelijk Johann Gutenberg te Mainz, meer kans had van Heerstal naar een ontwerp van niemand minder dan de werkelijke uitvinder te zijn ?4 Romeyn de Hooghe. 2 Bilderdijk kon het beeld echter Bilderdijk bracht deze aanklacht naar voren aan het niet waarderen. Hij veegde het op één hoop met twee begin van zijn verhandeling Over de uitvinding der andere beelden die dezelfde door hem afgekeurde kunst- Drukkunst, die hij op 13 augustus 1812 uitsprak voor de stijl zouden vertegenwoordigen: de `steenen roeland' in Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Insti- tuut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kun- * Lezing, gehouden tijdens de jaarvergadering op 11-12-1999. sten. Evenals de boekhistorici hebben de Bilderdijk- kenners nooit aandacht besteed aan deze onuitgegeven in de zogenaamde Keulse kroniek van 1499, die in zijn verhandeling, waarvan de autograaf lange tijd een min ogen de Haarlemse aanspraken ondersteunde. In deze of meer verborgen bestaan heeft geleid maar die desal- kroniek wordt een bejaarde drukker opgevoerd, Ulrich niettemin dankzij het bestaan van diverse afschriften Zell, die Mainz vermeldde als de stad waar, in 1440, de goed toegankelijk was. 6 Toch verdient deze tekst onze boekdrukkunst uitgevonden zou zijn. Volgens hem waren aandacht. Het kan niet anders of degenen die in 1812 echter in Holland de eerste voorlopers van de drukkunst de vergadering van de Tweede Klasse bijwoonden, veer- te vinden: 'So is doch die eyrste vurbyldung vonden im den op toen zij hoorden hoe het onderwerp werd ingeleid. Hollant uyss den Donaten, die dae selffst vur der tzijt De kwestie `Mainz of Haarlem' hield een ieder die zich gedruckt syn.' V6-or Gutenberg zou men in Holland reeds in die dagen tot de intellectuelen rekende, toch al danig Donaten (Latijnse schoolboekjes) gedrukt hebben. Een bezig, maar de koers die hier werd ingeslagen, was plaatsnaam of de naam van degene die achter deze `vur- hoogst ongebruikelijk, en voor . het vervolg van het be- byldung' stond, wordt niet genoemd, terwijl ook de tech- toog gold dat zo mogelijk in nog sterkere mate. Er is niek die hierbij zou zijn toegepast, niet wordt omschre- dus voldoende reden om de positie die Bilderdijk inzake ven. Toch voerde Scriverius de getuigenis van Zell aan dit onderwerp innam, eens nader te bezien. Daartoe geef als een argument ten gunste van Coster. 9 ik nu eerst een overzicht van het toenmalige debat over Dit bleef een tijdlang de stand van zaken. Getuige de de uitvinding van de boekdrukkunst. Daar de Coster- plaatsing van het eerder genoemde stenen beeld op het literatuur al voldoende in kaart is gebracht, vermeld ik Haarlemse marktplein, werd de figuur van Coster niet alleen de publicaties die hier van belang zijn. Vervolgens vergeten. Toen men in 1740 in Mainz een Gutenberg- ga ik nader in op het betoog van Bilderdijk, om dan de herdenking organiseerde, vond echter in Haarlem iets lijn door te trekken tot 1823, toen Haarlem Coster dergelijks niet plaats. Wel verscheen er af en toe een meende te moeten herdenken met een uitbundig feest. publicatie waarin de aanspraken van Haarlem nog eens Bilderdijks reacties daarop in 1823 en later bieden een onderstreept werden, maar nieuwe gegevens vindt men goed uitgangspunt om ter afsluiting diens houding ten daarin niet. Dit laatste geldt ook voor het werk Origines aanzien van de Costerkwestie te verbinden met zijn typographicae (1765) door de Rotterdamse pensionaris levensbeschouwelijke opstelling. en boekenminnaar Gerard Meerman. Nieuw is wel dat Meerman poogde zowel Haarlem als Mainz recht te doen door een accent te leggen bij de technische vervolmaking Het Costervraagstuk 7 van de boekdrukkunst in Mainz.'° De opinie dat een zekere Laurens Janszoon Coster uit Na de eeuwwisseling raakte de Costerkwestie in een Haarlem de uitvinder van de boekdrukkunst zou zijn, stroomversnelling. In 1808 schreef de Koninklijke (Hol- dateert uit de zestiende eeuw. Het was Dirck Volckertsz. landsche) Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem Coornhert die voor het eerst Haarlem noemde als de — een van de vele genootschappen waarmee het Konink- plaats waar de drukkunst uitgevonden zou zijn. Coorn- lijk Nederlandsch Instituut moest concurreren — een hert was betrokken bij de oprichting van de drukkerij prijsvraag uit waarvan de vraagstelling als volgt luidde: van Jan van Zuren te Haarlem, waarvoor men bij het `Kan het aan Haarlem met eenigen grond betwist wor- stadsbestuur een subsidie aanvroeg. In het desbetref- den, dat de Konst om met enkele verplaatsbare letters fende verzoekschrift uit 1559-1560 wordt Haarlem opge- te drukken, aldaar voor het j aar 1440 door Laurens Kos- voerd als de stad die Mainz met deze vinding vóór ter is uitgedacht; — en is niet deze Konst van daar naar geweest zou zijn. De opstellers wilden hiermee aantonen Maijntz overgebragt, en aldaar verbeterd door letters van hoeveel belang juist Haarlem had bij een bloeiende boe- tin gegoten voor de houten letters in plaats te stellen?' kenbranche. Men vermeldde de naam van de uitvinder Het initiatief om deze prijsvraag uit te schrijven was echter niet. Een dergelijk relaas vindt men ook in Coorn- afkomstig van niemand minder dan koning Lodewijk herts opdracht aan de Haarlemse overheid voor in de Napoleon, die veel voor de organisatie van wetenschap eerste uitgave van Jan van Zuren uit 1561. 8 en cultuur in ons land heeft gedaan. Pas nadat de prijs- Kort voor 1570 duikt dan in de kroniek van de genees- vraag in 1810 opnieuw was uitgeschreven, kwamen er heer Hadrianus Junius, tevens rector van de Latijnse antwoorden binnen, maar geen van de drie kon de jury school te Haarlem en geschiedschrijver voor de Staten voldoende bekoren. Een van de inzendingen had als van Holland, de naam op van een Laurens Janszoon, in mede-auteur H.W. Tydeman, die met Bilderdijk bevriend de eerste helft van de vijftiende eeuw in die stad werk- was en op wie ik straks terugkom. zaam als koster. In deze kroniek, de Batavia, die in 1588 Ondertussen publiceerde W.H.J. van Westreenen in postuum in druk verscheen, vinden wij het nu nog steeds 1809 buiten de prijsvraag om een Verhandeling over de bekende verhaal over Coster, die tijdens een wandeling uitvinding der boekdrukkunst." De ietwat zonderlinge in de Haarlemmerhout uit beukenschors letters snijdt, Van Westreenen (1783-1848), die veertien jaar oud ver- waarvan hij, om zijn kleinkinderen te vermaken, afdruk- klaarde een loopbaan als `boek-wurm' na te streven, en ken maakt. Coster zou toen drukwerk zijn gaan produce- daarin ook aardig geslaagd is, 12 presenteerde hiermee ren, totdat in de kerstnacht van 1541 een knecht er met zijn eerste substantiële proeve op het terrein van de zijn uitvinding vandoor ging, waarna een ander in Mainz boekgeschiedenis. 13 Wie het boekje leest, begrijpt met de eer ging strijken. waarom het geen zin gehad zou hebben het naar de Het verhaal van Junius kreeg een zekere eerbiedwaar- Haarlemse Maatschappij in te zenden: Gutenberg kreeg digheid in de uitwerking van de geleerde Petrus Scrive- vrijwel alle aandacht en aan Coster werden slechts enkele rius in zijn Laure-crans voor Laurens Coster van Haer- alinea's gewijd. Veel meer kon er ook niet in zitten na lem (1628), waarin we zelfs een portret van Coster de omineuze openingswoorden: 'Vaderlandsche geest- vinden alsmede een afbeelding van zijn drukkerij, beide, drift, of partijdigheid, deeden dikwerf gissingen voor zoals we nu weten, fictief.