ARS-Rapport 1974
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
rapport inzake de demping van stadswateren uitgebracht door de amsterdamse raad voor de stedebouw gemeenteblad 1974 bijlage A 1 Gemeente Amsterdam Stadhuis, O.Z. Voorburgwal Telefoon 214455 Aan het Dagelijks Bestuur van de Amsterdamse Raad voor de Stedebouw. Men wordt verzocht bij het antwoord nauwkeurig de datum, het nummer en de afdeling van deze brief te vermelden en slechts eenonderwerp per brief te behandelen. Afd.P.W. No. 614/13 Bijlagen Uw brief Datum 1973 Onderwerp Geacht Bestuur, Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van de inhoud van Uw rapport inzake de demping van stadswateren. Aan Uw verzoek om het rapport ter kennis te brengen van de Gemeenteraad en het te publiceren in het gemeenteblad, zal worden voldaan. Wij willen thans niet op alle aspecten die U aanroert ingaan, maar delen U het volgende mede: Bij ons College is voor de vraagstukken die U aansnijdt grote aan- dacht. Bij de afweging van belangen en het nemen van beslissingen die voor de toekomst van de stad van betekenis zijn wordt steeds ook het aspect en de functie van het water de nodige aandacht gegeven. Bij de voorbereiding van het structuurplan komt dat ook tot uitdrukking. In het hoofdstuk over de beschikbare middelen is aan de functie en het aspect van het water een paragraafgewijd en wordt op de betekenis daarvan bij de samenstelling van bestemmingsplannen de aandacht gevestigd. Naar aanleiding van Uw conclusies moge op dit ogenblik met de volgende opmerkingen worden volstaan: De door U gewenste studie, vermeld in conclusie 1 heeft zoals U uit het vorenstaande heeft kunnen lezen, alle aandacht bij de voorbereiding en het vaststellen van het ruimtelijk beleid voor de stad. 2 VERVOLG BRIEF D.D. No. 645/13 G.A.15 Voor een adviescommissie als bedoeld in Uw 2e conclusie, die moet nagaan welke gedempte wateren moeten of kunnen worden hergraven, zien wij op dit ogenblik geen plaats, omdat alleen reeds om financiële redenen het weer afgraven van soms lang geleden uitgevoerde dempingen, niet tot uitvoering zou kunnen komen. In dit verband en mede gelet op Uw 3e en ^e conclusie merken wij op, dat ons beleid er op is gericht tijdelijke dempingen en aanplempingen in het algemeen weer te beëindigen, zodra zich daartoe de mogelijkheid voordoet. Zo zullen de aanplempingen ten behoeve van de oostlijn van de metro na voltooiing van het werk weer ongedaan worden gemaakt. Wij stellen ons bijvoorbeeld voor dat het Oosterdok na de metrowerk-zaamheden weer zoveel mogelijk in oude luister wordt hersteld. Niet altijd is het mogelijk dempingen en aanplempingen te voorkomen. In enkele gevallen zal de afweging van de ruimtelijke belangen ten opzichte van de functie die het water vervult er toe kunnen leiden, dat de Gemeenteraad tot een demping besluit; daar staat tegenover dat op tal van plaatsen bij de ruimtelijke ontwikkeling van de stad nieuwe wateren zijn en worden gegraven, die zowel in de waterhuishouding als in het stadsbeeld een belangrijke functie vervullen. In verband met Uw 3e en 4e conclusie verwijzen we tenslotte naar hetgeen we boven reeds hebben gezegd over de als tijdelijk aangegeven dempingen en aanplempingen. U kunt er derhalve op vertrouwen, dat de zaak waarover het rapport handelt bij een evenwichtige afweging van de belangen die aan het Gemeentebestuur ter behartiging zijn opgedragen, de aandacht heeft. Bij de voorbereiding van stedebouwkundige maatregelen zult U in de gelegenheid zijn daarover, waar U dat eventueel wenselijk oordeelt, Uw mening te geven. De gelegenheid daartoe doet zich aanstonds voor wanneer het ontwerp-structuurplan voor de vooroorlogse stad wordt gepubliceerd. Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders van. Amsterdam 3 AMSTERDAMSE RAAD VOOR DE STEDEBOUW Secretariaat: Stadhuis, kamer Amsterdam, 200 telefoon 214455, toestel 1511 onderwerp: Aan Burgemeester en Wethouders van Rapport Demping Amsterdam. Stadswateren. In zijn vergadering van 20 maart j.l. heeft de Raad kennis genomen van de door Burgemeester en Wethouders tot zijn Dagelijks Bestuur gerichte brief naar aanleiding van het door de Raad uitgebrachte rapport over de Demping van Stadswateren, enz. Voor de aandacht, welke blijkens die brief aan zijn rapport gegeven werd, is de Raad erkentelijk. Die aandacht komt ook tot uiting in het Structuurplan, waarvan de Raad kortgeleden exemplaren bereikt hebben. Voor de Raad is deze gang van zaken een aansporing om zich te blijven verdiepen in de hier behandelde problemen. Het is de Raad duidelijk, dat financiële redenen het Gemeentebestuur tot grote beperkingen dwingen. Juist daarom heeft de positieve toon, welke uit de brief van Burgemeester en Wethouders spreekt, de Raad zo aangenaam getroffen. De teneur van hetgeen Burgemeester en Wethouders schrijven, vindt de Raad bevestigd door hetgeen in. de Structuurnota en het daarop gebaseerde persbericht staat. Herstel van het Oosterdok in oude luister kan de Raad niet anders dan krachtig toejuichen. Dit herstel zal het stadsbeeld ter plaatse zeer ten goede komen. Uit de brief van Burgemeester en Wethouders wordt duidelijk, dat andere plannen, ten opzichte waarvan de Raad geruchten bereikt hadden, niet in het voornemen van het Gemeentebestuur liggen. De Raad is verheugd over déze uitspraak. •/• 4 -2- Nauw aansluitend bij het Oosterdok is natuurlijk de toestand van het daarmede verbonden Open Haven Front, en van het meest Noordelijke stuk van de Gelderse Kade. Burgemeester en wethouders schrijven terzake - de Raad neemt ook hiervan met instemming kennis - :Zo zullen de aanplempingen ten behoeve van de oostlijn van de metro na voltooiing van het werk ongedaan worden gemaakt. De Raad is er van overtuigd, dat deze uitspraak in brede kringen van.onze stad met voldoening gehoord zal zijn. In de vergadering van 20 maart j.l. is vanuit de Raad een opmerking gemaakt over hetgeen ten aanzien van de Houtkopersburgwal overwogen schijnt te worden. Een nauwkeurige informatie hierover werd de Raad toegezegd. De Raad veroorlooft zich nader op dit punt in te gaan. Voor zover hem bekend heeft de Gemeenteraad nooit een definitief plan aanvaard tot demping van dit deel der stadswateren. Integendeel, voor zover de Raad bekend is, zou de aannemer van de bouw van het Tellegenhuis zich verplicht hebben na voltooiing van dat gebouw de Houtkopersburgwal weer in zijn oude staat te herstellen. De Raad acht dit ook logisch: ruimtelijke belangen nopen niet tot demping van de Houtkopersburgwal. De demping heeft plaatsgevonden ten behoeve van een zuiver technisch belang; nu aan dit belang voldaan is, is herstel van de oude toestand geheel in overeenstemming met het door Burgemeester en Wethouders ten aanzien van tijdelijke dempingen en aanplempingen vastgelegde standpunt. Ten slotte veroorlooft de Raad zich terug te komen op de door hem onder conclusie, punt 2 aanbevolen instelling ener adviescommissie. Een dergelijke commissie zou niet alleen de financiële consequenties, welke aan de verwezenlijking van de uitgestippelde beleidsleid verbonden zijn, nader onder de ogen kunnen zien, maar aan de betrokken organen tevens de door hen gewenste steun kunnen verlenen. _ De Amsterdamse Raad voor de Stedebouw, secretaris, voorzitter, (J. Rothuizen) (H.J. Nipperus) 5 In zijn vergadering van 14 maart 1973 besloot de Raad voor de Stedebouw op voorstel van het dagelijks bestuur een commissie ad hoc in te stellen, welke tot taak kreeg, een rapport voor te bereiden inzake de vraagstukken omtrent demping van stadswateren en de ontluistering van de stad. Tot leden van deze commissie werden benoemd: mr. D. A. Delprat (voorzitter), G. Brinkgreve, G. Prins en F. C. Mijnssen. De commissie heeft op grond van art 9 van het huishoudelijk reglement mevr. J. H. Bierenbroodspot-Rudolph verzocht, te willen optreden als secretaris. In zijn vergadering van 21 november 1973 werd het ontwerp-rapport van de commissie met enkele wijzigingen aanvaard. Besloten werd, het bijgewerkte rapport aan Uw College aan te bieden. inleiding Demping van stadswateren is, naar het oordeel van de raad, een onderdeel van het veel meer omvattende vraagstuk van de ontluistering van de binnenstad. Ook in de stadsuitbreidingen van de laatste eeuw en in de werkgebieden spelen de aanwezigheid van water en de daarin optredende veranderingen een belangrijke rol. Dit rapport beperkt zich echter tot het specifieke probleem van het water in de binnenstad, gezien in het raam van de veldwinnende opvatting, dat 'stadsschoon' geen esthetische toegift is, die als regel wijken moet voor belangen van direct economische of verkeerstechnische aard. De raad is van mening, dat de monumentale waarde, die de Amsterdamse binnenstad in haar plattegrond en oude bebouwing vertegenwoordigt, zowel voor de welvaart van de stad als voor het welzijn van de bewoners en bezoekers, een nauwelijks hoog genoeg te schatten betekenis bezit. Wat de welvaartsbijdrage van het monumentale karakter betreft, kan verwezen worden naar de economische betekenis van het internationale toerisme voor Nederland. Dit toerisme vindt in Amsterdam zijn zwaartepunt. Van het complex attracties, dat Amsterdam de bezoekers biedt, is het karakter van de binnenstad de belangrijkste en tevens de factor, die alle andere attracties bundelt. De toenemende vraag naar woonruimte in de binnenstad geeft een indicatie van de milieuwaarden, die het centrum bevat, ondanks een grote achterstand in direct bij het wonen behorende voorzieningen in vergelijking met nieuwe woonwijken. Een vergelijking met steden, die de in vele generaties gegroeide individualiteit van haar centrum verloren, maakt duidelijk, waarom de architectonische en stedebouwkundige