Acta Universitatis Wratislaviensis No 3410 Neerlandica Wratislaviensia XX Wrocław 2011

Stefan KIEDROŃ (Wrocław)

Provo’s, , Krakers... of over de revolutie vroeger en nu

Abstract

The sixties of the 20th century were a time of great social and cultural changes in the USA, Ger- many, Czechoslovakia or Poland. In the , the movement, lead by and Robert Jasper Grootveld, influenced these changes from 1965 on. The Kabouters movement (which on its part influenced partly the Polish Pomarańczowa Alternatywa of Waldemar Fydrych in the eighties) and the Krakers, starting in the late sixties as a squatting movement, followed. Provo, Kabouters and Krakers are, in the eyes of Roel van Duijn, three links of one long revolution. He ex- pects now a new phase of this revolution to begin. This article poses the question: is Roel van Duijn right?

Inleiding

De jaren 60 van de twintigste eeuw waren een zeer roerige tijd: overal in de wereld vonden revolten plaats, begrippen als ‘Counterculture’ in de VS, ‘Mai ’68’ in Duits- land of in Frankrijk markeren dit tijdperk. Niet alleen in het Westen vonden revo- lutionaire gebeurtenissen plaats. Ook in het Oosten kon men ze observeren: ‘de Praagse lente’ (‘Pražské Jaro’) in Tsjechoslowakije of ‘Maart 68’ (‘Marzec 1968’) in Polen, ja zelfs in de Sovjetunie ontwikkelde zich de generatie van de ‘Zesti- gers’ (Шестидесятники) — al had elke van die maatschappelijke groepen an- dere beweegredenen. Zo had de pacifistische Flower Power-beweging in de Ver- enigde Staten zich tegen de Vietnam-oorlog gericht en werd de Duitse revolutie van ’68 gezien als een reactie van de nu volwassen geworden kinderen tegen het nationaalsocialistische verleden van hun ouders, terwijl de Tsjechen, Slowaken, Polen en Russen voor hun meest essentiële vrijheidsrechten hadden gevochten.1

1 Zie daarover o.a. Norbert Frei, 1968 — Jugendrevolte und globaler Protest, München 2008. Frei concentreert zich op Duitsland, maar hij beschrijft ook de revoluties in de VS, Italië, Japan, Tsjechoslowakije en Polen. Zijn beschrijving is niet compleet; hij overziet o.a. de gebeurtenissen in oktober 1968 in Mexico, toen — 10 dagen vóór de opening van de Olympische Spelen — hon-

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119191 22012-06-18012-06-18 115:27:295:27:29 192 STEFAN KIEDROŃ

In de Nederlandse cultuursfeer is uiteraard de revolutie van de Provo-be- weging die halverwege de jaren 60 ageerde, de belangrijkste maatschappelijke gebeurtenis van dit decennium. Dit was, zoals bekend, geen eenmalig evenement, maar het resultaat van een langere ontwikkeling. De maatschappelijke veranderin- gen na de Tweede Wereldoorlog die naartoe leidden, begonnen reeds in de jaren 50 bij de jeugdgroepen die ‘nozems’ werden genoemd (of: ‘dijkers’, naar de Am- sterdamse buurten Nieuwendijk en Zeedijk). De Nederlandse criminoloog Wouter Buikhuisen weidde aan deze subcultuur zijn in Groningen verdedigde proefschrift Achtergronden van nozemgedrag (Assen 1965) waarin hij onderscheid maakte tussen criminele en niet-criminele jeugd. Daartussen plaatste hij de nozems en de- finieerde hen als volgt:

[Nozems zijn] in grotere of kleinere groepen optredende mannelijke adolescenten die bij ge- brek aan beter, als tijdverdrijf een provocerend al dan niet vergaand baldadig gedrag aan de dag leggen.2 Vanwege hun provocerend gedrag noemde Buikhuisen de nozems ‘provo`s’. Hij had daarbij zeker niet gedacht dat zijn wetenschappelijke term straks een grote maatschappelijke carrière zou maken.

Provo’s

De Amsterdamse student Roel van Duijn nam in 1965 de benaming ‘Provo’ uit Buikhuisens proefschrift over en gebruikte ze voor zijn eigen plannen om een maatschappelijke revolutie door te voeren. Van Duijn (geboren in 1943 in Den Haag) was een van de twee belangrijkste exponenten van de 20 jaar na de Twee- de Wereldoorlog opkomende sociale revolutie (of, als men wil, revolte) binnen de Nederlandse maatschappij. De andere was de 11 jaar oudere Robert Jasper Grootveld (1932–2009), happener en anarchist, bekend als ‘anti-rookmagiër’.3 In het door hem onder de naam uit Bakhuisens dissertatie gestichte blad schreef Van Duijn:

Wij namen het woord ‘provo’ over als geuzennaam voor het nieuwe tijdschrift. Want juist op dit opstandige potentieel van nozems en damrakkertjes zouden we ons moeten richten. Hun agressiviteit moesten wij sublimeren tot een bewust revolutionairisme. Anderzijds moesten de meer intellektuele jongeren als studenten bewuste provoos worden, die het gezag, de staat, het privé-bezit, de almachtige big business, het militarisme, de Bom provoceren.4

derden protesterende mensen werden neergeschoten in het zogenaamde ‘Massaker van Tlatelolco’; zie daarover Elena Poniatowska, Massacre in Mexico, New York 1975 (vertaling van La Noche de Tlatelolco, Ciudad de México 1971). 2 Wouter Buikhuisen, Achtergronden van nozemgedrag, Assen 1965, p. 32. 3 Over Robert Jasper Grootveld zie o.a. Hans Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict, /Antwerpen 1995. 4 Zie Roel van Duijn, Provo. De geschiedenis van de Provotarische Beweging 1965–1967, Amsterdam 1985, p. 18.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119292 22012-06-18012-06-18 115:27:295:27:29 PROVO’S, KABOUTERS, KRAKERS... OF OVER DE REVOLUTIE VROEGER EN NU 193

Onder invloed van Grootveld die reeds in de jaren vijftig zijn happenings in Amsterdam begon te organiseren, ontwikkelde Van Duijn zijn Provo-activitei- ten. Hij schreef in het eerste nummer van Provo:

Provo is meer een ideeënbom dan organisatie met leden. Wat de provo`s ondanks al hun ver- schillen met elkaar verbond, is hun afkeer van kapitalisme, communisme, fascisme, militaris- me, autoritair regentendom, bureaucratie, dogmatisme, professionalisme, snobisme, commer- cialiteit en hun behoefte aan speels maar radicaal verzet hiertegen.5 De Poolse neerlandicus Jan Urbaniak schrijft in zijn eindscriptie Van Provo naar Oranjevrijstad 1965–1974. Tien jaar Nederlandse jeugd in beweging het volgende over de provo’s:

De provo`s veranderden [...] heel veel in Nederland. Zowel op het politieke toneel als, wat nog belangrijker is, op het culturele gebied. De mentaliteit van jongeren, die jarenlang door het sta- biele waardepatroon gekenmerkt was, werd nu losser, spontaner, gewoonweg frisser. In plaats van de neiging om zo vroeg oud te worden, streefden jonge mensen naar het vreugdevolle leven. [...] Provo stond centraal in de kern van deze veranderingen en diende als een stimulans ervan.6 In korte tijd verwierf de ‘provotarische beweging’ (benaming Roel van Duijn) grote betekenis — en kreeg reeds na enkele jaren in de prestigieuze Grote Winkler Prins Encyclopedie in 1972 meer dan dubbel zo veel plaats als de stichter van het zo belangrijke tijdschrift De Gids, Everhardus Johannes Potgieter — hoewel Pro- vo officieel amper twee jaar actief was.7 De Nederlandse historicus Hans Righart beschrijft dit kortstondige bestaan van Provo als volgt:

Provo was eigenlijk geboren om vroeg te sterven [...]. Het bestaan van Provo op het politieke toneel was sowieso tot sterven gedoemd. Als het langer had geduurd, als Provo langer op het politieke toneel had geleefd, dan zou de impact kleiner geworden zijn. Het is volgens mij goed dat het zo snel is afgelopen en dat Provo zo kort leefde. De impact van Provo is groter dan dat van de Kabouters geweest, die langer mee zijn gegaan, die veel meer geparlementariseerd zijn geweest, terwijl hun impact veel kleiner was.8

Kabouters

Na Provo ‘ontdekte’ Roel van Duijn de ‘kabouter’, en wel op het biologisch-dy- namische bedrijf Loverendale op het Zeeuwse eiland Walcheren waar hij kwam

5 Provo, nr. 1, 12 juli 1965, Provo Archief, IISG, doos 11, map 4; geciteerd naar: Jan Urba- niak, Van Provo naar Oranjevrijstad 1965–1974. Tien jaar Nederlandse jeugd in beweging, afstu- deerscriptie Wrocław 2001, p. 40. 6 Jan Urbaniak, op. cit., p. 5. 7 Zie F.E. Frenkel, “Provo”, in: Grote Winkler Prins. Encyclopedie in twintig delen onder red. van A.J. Wiggers e.a., deel 15, Amsterdam 1972, p. 737–738. 8 Jan Urbaniak, Interview met Hans Righart op 30 mei 2000 in Utrecht, geciteerd naar: Jan Urbaniak, op. cit., p. 64–65.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119393 22012-06-18012-06-18 115:27:295:27:29 194 STEFAN KIEDROŃ

werken.9 Hij ontwikkelde hier zijn ideeën over Amsterdam-Kabouterstad: de Ka- bouter was volgens hem een projectie van de mens in de plantenwereld. Binnen de Kabouterbeweging (met straks ca. zestig Kaboutergroepen10) ontstond binnen- kort het idee van de Oranje Vrijstaat. Een later echo van de activiteiten van Provo en Kabouters was de in de herfst 1980 in de Poolse stad Wrocław gestichte beweging Pomarańczowa Alternatywa (Het Oranje Alternatief). De spiritus movens van het Oranje Alternatief was Wal- demar Fydrych, student (kunst)geschiedenis, die onder het pseudoniem ‘Major’ optrad. De naam van de beweging zelf werd door een ‘medestrijder’ van Major, Andrzej Dziewit bedacht, mogelijk als een associatie met de Amsterdamse Oranje Vrijstaat.11 Op een spottende manier had Pomarańczowa Alternatywa het idee van ‘socialistisch realisme’ in ‘socialistisch surrealisme’ omgevormd. De (surre- alistische) leus was: „Wszyscy proletariusze, bądźcie piękni!” (Alle proletariërs, wees prachtig!). In zijn Manifest surrealizmu socjalistycznego schreef Major:

Je weet wel dat de Verbeelding een onbeperkte wereld is. [...] Wij worden niet eens door de poort van een psychiatrisch ziekenhuis gestopt. Zelfs ziekenhuizen blijken fantastische ruimte voor surrealisten te zijn. Het is bekend: psychiaters zijn handige surrealisten. Niet al- leen zij. [...] Inderdaad, de realist voelt zich altijd eenzaam. De surrealist nooit.12 Dit soort surrealistische teksten, ontstaan midden in de meest woelige po- litieke tijd na de stakingen in Gdańsk in de zomer van 1980 en na het ontstaan van de eerste onafhankelijke vakbond Solidariteit, veroorzaakten een inderdaad surrealistische reactie tijdens de staking van de studenten van de Universiteit Wrocław in november 1981: het stakingscomité dat officieel voor de vrijheid in- trad, had het tijdschrift Pomarańczowa Alternatywa onder censuur gesteld.13 Na de invoering van de staat van beleg ontwikkelde Fydrych tal van ‘surrea- listische happenings’. Op de (door het regime overgeschilderde) politieke slogans van de oppositie bracht hij — figuurtjes van kabouters aan. ‘Majoor’ Fydrych herinnert zich in zijn later uitgegeven ‘surrealistische memoires’ Żywoty Mężów Pomarańczowych (Levens van de Oranje Mannen) aan de gesprekken met agen- ten van de geheime politie die het symbool van de kabouter op de muren niet konden begrijpen:

De geheime agent straalde: — En nu zeg je wat dat is, die kabouters. — Ik zeg het, maar onder een voorwaarde. — Welke? — Niemand komt dat te weten, dit zal een geheim zijn. — Goed,

9 Vgl. de beschrijving ervan bij Roel van Duyn, “Jaren zestig, de tweede bevrijding”, in: Stichting DBNL, 2008, http://www.dbnl.org/tekst/duyn002prov01_01/duyn002prov01_01_0001. php , 23.06.2011. 10 F. Hoffman (red.), Informatiebulletin 1 t/m 10 (1970–1971). Een half jaar Oranjevrijstaat, een half jaar revolutie, Amsterdam 1970–1971, p. 211. 11 Jan Urbaniak, Interview met Waldemar Fydrych ‘Major’ op 12 januari 2000 in Wrocław, geciteerd naar: Jan Urbaniak, op. cit., p. 121. 12 Geciteerd naar: Bogdan Dobosz, Waldemar Fydrych, Hokus Pokus czyli Pomarańczowa Alternatywa, Wrocław 1989, p. 9–10, vert. SK. 13 Vgl. Bogdan Dobosz, Waldemar Fydrych, op. cit., p. 25.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119494 22012-06-18012-06-18 115:27:295:27:29 PROVO’S, KABOUTERS, KRAKERS... OF OVER DE REVOLUTIE VROEGER EN NU 195

zei de Geheime. — Zult u het geheim houden? — Ja. — Op erewoord? — Op erewoord. De Majoor begon iets te fluisteren. — Goed, ik vertel het — ik wil een revolutie, revolutie van de kabouters. Dit is een groot geheim.14 Dit was voor het regime zoiets als blanco spandoeken tijdens een demonstra- tie van Provo in het Amsterdam van de jaren zestig.15 Ook de kleuren — oranje of rood — werden politiek opgevat. Tijdens de ‘Grote Rode Mars’ op 6 november 1987 (door het Oranje Alternatief als ‘ludieke herdenking’ van de Oktoberrevo- lutie voorgesteld’) kwam het tot arrestaties van de deelnemers. En bij het ‘Sin- terklaasfeest’ op 7 december van hetzelfde jaar werden ‘de Roden’ opgepakt (on- der hen ook enkele ‘beroeps-Sinterklazen’). Het ‘feest’ vond plaats onder de leus “Sinterklaas is de enige kans voor Poolse reformen!” en toen enkele ‘Sinterklazen’ werden gearresteerd, werd er luid geroepen “Vrijheid voor Sinterklaas!”. Een ‘provo’ zou zich daarbij meteen moeten herinneren aan de ‘Klaas’ van Ro- bert Jasper Grootveld. In een interview ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag in De Groene Amsterdammer had hij, voor een volgende keer, aan ‘Klaas’ geme- moreerd. Hij beschreef een buitenlandse reis die hij in vroeger jaren maakte:

Iedere dag werd het geldgebrek nijpender en we besloten dat er een Klaasbank moest worden opgericht. Het zou toch nog wel even duren voordat Klaas zou komen, dus konden we bij die bank alvast een voorschot krijgen. Op de cheques die de Klaasbank zou uitgeven, moest ko- men te staan: “Klaas Must Pay Some Day”.16 En op de vraag van de journalist “Als jij jouw geloof in een paar streken moet neerzetten, hoe ziet dat er dan uit?” antwoordde Grootveld: “Klaas komt. Hoe dan ook. Klaas komt!”17 Provo’s, Kabouters, Oranje-Vrijstaat, Oranje Alternatief — ze functioneerden allemaal met dezelfde symbolen en ze streefden allemaal naar vrijheid.

Krakers

Een nieuw verschijnsel in deze strijd was de Kraakbeweging. Zij ontwikkelde zich sinds het einde van de jaren zestig en beleefde haar bloei in de jaren tachtig. De Ne- derlandse cultuurhistoricus Eric Duivenvoorden beschrijft dat verschijnsel zo:

Met de acties in februari 1969 is hij er opeens: de kraker. Een nieuw type actievoerder is op- gestaan. En dat was even wennen, want het kraken bestond nog niet als begrip. En het wennen

14 Fydrych Waldemar (Major), Żywoty Mężów Pomarańczowych, Wrocław-Warszawa 2001, p. 123, vert. SK. 15 Harry Mulisch gebruikte ivm dit soort ludiekeacties de term ‘dialectiek van de provokatie’. Uiteraatd bedoelde hij hiermee Provo, maar dat zou ook voor Pomarańczowa Alternatywa kunnen gelden (wel valt daarbij te onderstrepen dat de context waarin die twee bewegingen ageerden — in Nederland en in Polen — zeer verschillend was); zie Harry Mulisch, Bericht aan de rattenkoning Amsterdam 1981, p. 76. 16 Arjan Visser, “hoe dan ook, klaas komt!”, in: De Groene Amsterdammer, nr. 29/16.07.1997. 17 Ibidem.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119595 22012-06-18012-06-18 115:27:295:27:29 196 STEFAN KIEDROŃ

aan zo’n nieuwe term kost even tijd. Zelfs Woningburo de Kraker heeft het in zijn publicaties nog voornamelijk over clandestien bezetten of illegaal betrekken van woningen. […] Het zal nog minstens een jaar duren voor de term kraken goed en wel is ingeburgerd.18 Een karakteristiek moment in de kraakbeweging was het interne debat over ge- bruik van geweld. Noch de provo’s noch de kabouters riepen daartoe op. Ook de kra- kers hadden — aanvankelijk — van geweld afgezien. Tijdens de ‘actie in de Von- delstraat’ in maart 1980 zei een van de kraaksters tegen de lokale Radio Stad:

Ik ben ontzettend bang maar zolang we van hieruit de boel onder controle houden en geen geweld gebruiken ga ik er gewoon mee door. We staan volkomen in ons recht.19 Geen geweld gebruiken, een geweldloze revolutie — dat lijkt het belangrijk- ste. Maar: is dat mogelijk? Het lijkt wel een contradictio in terminis: een poli- tiek-sociale revolutie zonder geweld bestaat immers niet. Of? De geschiedenis kent enkele voorbeelden van geweldloze revoluties: de ‘Zingende Revolutie’ eind jaren tachtig van de twintigste eeuw in de toenmalige Sovjetrepublieken Estland, Letland en Litouwen, de ‘Ronde Tafel’ in 1989 in Polen of de ‘Fluwelen Revolu- tie’ in hetzelfde jaar in Tsjechoslowakije. In diezelfde jaren tachtig zag men echter ook ‘tanks in de Vondelstraat’... De agressie nam met de tijd toe, zodat het tot zo radicale uitspraken kwam als in het gedicht van een anonieme autonome dichter:

Zij zeggen Stenen zijn geen argumenten

En Slaan met knuppels Bombarderen met sloopkogels Vergiftigen met chemie Verpesten met atomen Moorden met gevangenissen

Zij hebben gelijk Stenen zijn geen argumenten Stenen zijn nog maar aarzelende pogingen Om ons uit te drukken In de enige taal Die zij verstaan

Wij hebben nog veel te zeggen!20 De laatste grote actie van de Krakers was die van 20 november 1989 in de Am- sterdamse Tesselschadestraat. Symbolisch: in dezelfde tijd viel het totalitaire re- gime in de Oostelijke landen… De revoluties ten einde?

18 Eric Duivenvoorden, Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbeweging 1964– 1999, Amsterdam 2000, p. 28. 19 Geciteerd naar: De Vondelstraat — Verslagen van Radio Stad 29 februari–3 maart 1980, Amsterdam 1980, p. 79. 20 Geciteerd naar Eric Duivenvoorden, op. cit., Amsterdam 2000, p. 175.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119696 22012-06-18012-06-18 115:27:295:27:29 PROVO’S, KABOUTERS, KRAKERS... OF OVER DE REVOLUTIE VROEGER EN NU 197 De puzzels van Roel van Duijn

Roel van Duijn had bij zijn in 2008 door de Leidse Stichting Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) gedigitaliseerde boek Provo. De geschie- denis van de Provotarische Beweging 1965–1967, Amsterdam 1985, een nieuwe tekst, onder de titel “Jaren zestig, de tweede bevrijding”, laten publiceren. De re- dacteurs van DBNL hadden daarbij een verklaring toegevoegd:

De inleiding ‘Jaren zestig, de tweede bevrijding’ voorafgaand aan het boek Provo. De geschie- denis van de provotarische beweging 1965–1967 is op verzoek van Roel van Duyn aan deze digitale versie toegevoegd.21 Gezien de datum van publicatie had Van Duijns Provo-geschiedenis... iets van het Dumas-achtige Vingt ans après, in figuurlijke zin, wel te verstaan. Zijn in 2008 toegevoegde essay was ietsjes meer als dubbel Vingt ans après. Nog en- kele jaren later had Van Duijn zijn “Jaren zestig, de tweede bevrijding”-essay speciaal voor het tijdschrift Neerlandica Wratislaviensia herschreven. Zijn tekst22 onderging een postmodernistische ‘deconstructie’, waarin — als in een puzzel- spel — enkele fragmenten werden herhaald, sommige frasen werden omgevormd, andere verwijderd en — vooral — nieuwe ideeën werden geformuleerd. In 2008, veertig jaar na dato, had Van Duijn zijn tekst als memoires van een ‘oud-strijder’ opgevat. Hij noemde zichzelf ‘beroepsrevolutionair’:

Een beroepsrevolutionair ontleende zijn aanzien niet alleen aan het houden van vlammende redevoeringen, opruiende artikelen en het bijeenroepen van demonstraties en happenings. Als je niet tenminste een maal in de maand huiszoeking van de politie kreeg, op zoek naar subver- sieve lectuur en ledenlijsten, dan wierp dat een verdacht licht op je betrouwbaarheid.23 Een Poolse ‘tijdgetuige’ die in de jaren tachtig soms van ver en soms van dicht- bij de activiteiten van de Poolse ‘beroepsrevolutionairen’ kon observeren, herkent dat gevoel. Anderzijds:

Als beroepsrevolutionair was je full time-provo, full time-kabouter en je leefde ervan, door het geven van interviews, lezingen en artikelen. In principe deelde je ook alles, elk moment van de dag konden kameraden je huis binnen vallen, de broodtrommel openen of je bed besla- pen. Jaloers mocht je ook niet zijn want jaloezie in de liefde doodt de creativiteit.24 Roel van Duijn ziet — getuige zijn retrospectieve tekst uit 2011 — ook de zwakke punten van de door hem in het leven geroepen beweging:

21 Roel van Duyn, Provo. De geschiedenis van de Provotarische Beweging 1965–1967, Am- sterdam 1985, digitale versie 2008, http://www.dbnl.org/tekst/duyn002prov01_01/colofon.php, 23.06.2011. 22 Roel van Duyn, “Jaren zestig, de tweede bevrijding”, in: Stichting DBNL, 2008, http:// www.dbnl.org/tekst/duyn002prov01_01/duyn002prov01_01_0001.php , 23.06.2011. 23 Roel van Duijn, „Jaren zestig…” 2008, op. cit. 24 Ibidem.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119797 22012-06-18012-06-18 115:27:295:27:29 198 STEFAN KIEDROŃ

Vertrouwden wij Provo’s niet al te zeer op een natuurlijke neiging van de mens naar het goede? Al in hete eerste nummer van Provo stond het geschreven: “Provo ziet in dat het de uiteinde- lijke verliezer zal zijn, maar we zullen klappen uitdelen zolang het nog kan”.25 Anderzijds schrijft hij met trots:

Provo heeft gewaarschuwd wat het kon. Tegen de Verslaafde Consument van Morgen. Tegen de atoombom en militarisme. Het heeft een keur van alternatieve plannen gemaakt, zoals het Witte Fietsenplan en het Witte Schoorstenenplan. Niet zonder succes en invloed.26 Met de tijd werd Van Duijn duidelijk milder. Te midden van zijn Provo-tijd was hij een radicale activist die in zijn Kreativisties Manifest uit 1966 had ge- schreven:

Ik predik disharmonie, ik vervloek zekerheid, ik smeek om twijfel, onrust, ontworteling. Tegen Alles en Niets wil ik zijn. Om mijn kreativiteit, de laatste strohalm, de laatste uitweg uit de kale woestijn der hedocentrie te stimuleren. Dit betekent in mijn leven een bewust met voeten treden van iedere ethiek, iedere gewoonte. Vermijden van normaliteiten en routinegebaren als dat gewenste spanningen kan scheppen ten voordele van mijn kreativiteit’.27 Toen hij jaren later de beroemde ‘Witte’ plannen van de Provo’s en van de Ka- bouters memoreerde, had hij een positieve kant ervan geschetst:

Provo’s, kabouters en de daaraan verwante bewegingen waren behalve utopistisch dus ook realistisch, want niet bevangen door een dromerig optimisme en ook niet zonder een praktisch oog voor de werkelijkheid.28 Er is nog iets: geweld. Als overtuigde anarchist zag hij in wat Jan Urbaniak in zijn scriptie over Provo “het geweld van de geest” noemde29 een uitweg — maar was dit echt geweld? De ideologische achtergrond van Provo was de anarchie:

Provo-gedrag is in deze maatschappij voor ons nog het enige aanvaardbare. De maatschappelij- ke ladder beklimmen en een positie bekleden betekent meewerken aan de nucleaire ondergang, kapitalisme en militarisme [...]. Noem ons anti-professionalisten. Wij kunnen ons geen ‘job (zoals populaire carrière-jagers dat noemen) voorstellen, die niet tot doel heeft de noodtoestan- den waarin wij leven te prolongeren. [...]. De sociale provo is het enige lichtpunt. Zijn optreden is een spaak in het wiel der ‘vooruitgang’, die zo hard vooruit davert, dat zij de bom onder de rails, vlakbij, niet ziet... In de anarchie is de mens tenminste maatschappelijk vrij, hij heeft er de optimale voorwaarden tot menselijke vrijheid en creativiteit. Wij geloven in de anarchie en wij houden hem als ons alternatief, dat inspireert tot ons laatste en eerste doel: verzet’.30

25 Roel van Duijn, „Jaren zestig, de tweede bevrijding”, in: Neerlandica Wratislaviensia XX/2011, p. 185–189. 26 Ibidem, p. 186. 27 R. van Duyn, Provo, op. cit., p.16. 28 Roel van Duijn, “Jaren zestig, de tweede bevrijding”, in: Neerlandica Wratislaviensia XX/2011, p. 186. 29 Jan Urbaniak, op. cit., p. 42. 30 R. van Duyn, Provo, op. cit., p.100–101.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119898 22012-06-18012-06-18 115:27:305:27:30 PROVO’S, KABOUTERS, KRAKERS... OF OVER DE REVOLUTIE VROEGER EN NU 199

Revolutie, verzet, geweld — lijken met elkaar onlosmakelijk te zijn verbon- den. Dat veranderde echter in latere jaren: ‘Major’ Fydrych probeerde een poli- tieke carrière ‘in het systeem’ op landelijk vlak te ontplooien, de Kabouter Roel van Duijn werd ‘liefdesverdrietconsulent’.

Een derde bevrijding?

Roel van Duijn gebruikte in de titel van zijn tekst uit 2008 de frase ‘tweede bevri- jding’ en schreef dat

de jaren zestig een tweede bevrijding waren. Nadat we in 1945 van de bezetting bevrijd waren, hadden wij nu onszelf van de bedompte, formele sfeer van de Autoriteiten bevrijd.31 In zijn tekst uit 2011 herhaalt hij zijn these over de ‘tweede bevrijding’ van de Nederlanders in de jaren zestig en hij preciseert:

Het meest direct is de invloed van die vermaledijde bewegingen geweest op het punt van de- mocratie. Inspraak, referenda, actiegroepen: het zou in Nederland nu allemaal niet bestaan zonder het politieke werk wat toen verzet is.32 Hij stelt naast ‘revolutie’ ook ‘democratie’, op zich twee tegenstrijdige be- grippen. Hij vraagt ook — zichzelf vooral:

Was het niet vreselijk naïef van ons om te denken dat er een samenleving zonder gezag kan bestaan? Zo eenvoudig dachten wij nu ook weer niet. Wat wij voor mogelijk hielden was een samenleving die van onder op georganiseerd wordt. Door en door democratisch is. En daar- door een moreel gezag heeft, in plaats van een op macht berustend autoritair gezag.33 Hij stelt een oplossing voor:

Volgens mij zijn de uitgangspunten van toen nog altijd uiterst actueel. Maar om een werkelijke kans van slagen te hebben zouden zij moeten worden gedragen door een veel breder moreel réveil dan toen.34 En hij besluit zijn tekst met een politieke oproep: “De toenmalige revolutie van onderop moet nu van boven af worden voortgezet”.35 Heeft Roel van Duijn in zijn nieuwe visie gelijk? Of spreekt hij in termen van Da Costas Réveil uit het begin van de 19de eeuw? Men kan vermoeden dat hij die vergelijking niet graag zou willen zien. Maar zo klinkt immers zijn oproep tot

31 Ibidem. 32 Roel van Duijn, „Jaren zestig, de tweede bevrijding”, in: Neerlandica Wratislaviensia XX/2011, p. 188. 33 Ibidem, p. 189. 34 Ibidem. 35 Ibidem.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 119999 22012-06-18012-06-18 115:27:305:27:30 200 STEFAN KIEDROŃ

‘breder moreel réveil’. Het klinkt als een oproep tot een ‘derde bevrijding’ — een nieuwe bevrijding uit een oorlog. Maar dan — welke oorlog? Het einde van de Koude Oorlog in 1989, ingeleid door de vakbond Solida- riteit en de gesprekken aan de Ronde Tafel in Polen en afgerond door de val van de Berlijnse muur (opnieuw: op het moment van de laatste acties van de Am- sterdamse Krakers), was voor veel volkeren in Midden- en Oost-Europa het echte einde van de Tweede Wereldoorlog. Sindsdien zijn nu alweer ongeveer twintig jaar voorbij — een zelfde tijdspanne als tussen 1945 en 1965. Men kan het voe- len: een nieuwe revolutie (of misschien: een revolte?) is in aantocht. Al wordt op de vraag ‘Wanneer komt de nieuwe revolutie?’ vaak geantwoord (ook door jonge mensen): ‘Ach nee, die komt nu niet’ (zo is tenminste de stemming in Polen), toch is de nieuwe maatschappelijke golf van veranderingen reeds in beweging. In de jaren tachtig was de werkeloosheid onder de Nederlandse jeugd hoog — 20%.36 En — hoe is het vandaag? De werkeloosheid bedraagt soms alweer 20% — in Spanje of Griekenland; maar dan: binnen de hele bevolking. De ge- volgen zijn reeds te zien. Stéphane Hessels Indignes-vous! uit 2010 vond reeds een enorme weerklank en in 2011 ontstonden o.a. de Movimiento 15-M in Spanje en de Occupy-beweging in de VS... De werkeloosheid onder de Poolse jeugd be- draagt vandaag ca. 25%. Wordt de tijd rijp? Jan Urbaniak sluit zijn afstudeerscriptie over Provo, geschreven in 2001, dus tien jaar geleden, met de volgende woorden af:

Rebellie is een fascinerend onderwerp. De kracht van rebellie, constructieve rebellie, en over- tuiging van gelijk bij rebellen maken de geschiedenis boeiender. De wereld zonder rebellie zou eentonig zijn en veranderingen zouden niet zo vaak plaats vinden. Provo, de beweging die ontstaan is in een land van vijftien miljoen mensen getuigt van enorme vitaliteit van een kleine bevolking, die niet alleen in Nederland, maar ook in heel Europa zo veel wist te veranderen.37 Dus tot slot drie vragen: Komt nu een ‘derde bevrijding’? En — even belang- rijk — komt die bevrijding ‘van bovenop’? Tenslotte — het belangrijkst — de be- vrijding waarvan? Het staat vast: de revolutie komt… Hoe zal zij eruitzien?

Bibliografie

Buikhuisen, Wouter, Achtergronden van nozemgedrag, Assen, 1965. Dobosz, Bogdan, Waldemar Fydrych, Hokus Pokus czyli Pomarańczowa Alternatywa, Wrocław 1989. Duivenvoorden, Eric, Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbeweging 1964–1999, Amsterdam 2000.

36 Eric Duivenvoorden, op. cit., p. 114. 37 Jan Urbaniak, op. cit., p. 134.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 220000 22012-06-18012-06-18 115:27:305:27:30 PROVO’S, KABOUTERS, KRAKERS... OF OVER DE REVOLUTIE VROEGER EN NU 201

Duijn, Roel van, Het wonder van Amsterdam, Amsterdam 1974. Duijn, Roel van, Provo. De geschiedenis van de Provotarische Beweging 1965–1967, Amsterdam 1985. Duijn, Roel van, „Jaren zestig, de tweede bevrijding”, in: Stichting DBNL, 2008, http://www.dbnl. org/tekst/duyn002prov01_01/duyn002prov01_01_0001.php . Duijn, Roel van, „Jaren zestig, de tweede bevrijding”, in: Neerlandica Wratislaviensia XX/2011, p. 185–189. Frei, Norbert, 1968 — Jugendrevolte und globaler Protest, München 2008. Frenkel, F.E., “Provo”, in: Grote Winkler Prins. Encyclopedie in twintig delen onder red. van A.J. Wiggers e.a., deel 15, Amsterdam 1972, p. 737–738. Fydrych Waldemar (Major), Żywoty Mężów Pomarańczowych, Wrocław-Warszawa 2001. Hoffman, F. (red.), Informatiebulletin 1 t/m 10 (1970–1971). Een half jaar Oranjevrijstaat, een half jaar revolutie, Amsterdam 1970–1971. Mulisch, Harry, Bericht aan de rattenkoning, Amsterdam 1981. Poniatowska, Elena, Massacre in Mexico, New York 1975 (vertaling van La Noche de Tlatelolco, Ciudad de México 1971). Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict, Amsterdam /Ant- werpen 1995. Urbaniak, Jan, Van Provo naar Oranjevrijstad 1965–1974. Tien jaar Nederlandse jeugd in bewe- ging, afstudeerscriptie Wrocław 2001. Vissser, Arjan, “hoe dan ook, klaas komt!”, in: De Groene Amsterdammer, nr. 29/16.07.1997. De Vondelstraat — Verslagen van Radio Stad 29 februari–3 maart 1980, Amsterdam 1980.

Neerlandica Wratislaviensia 20, 2011 © for this edition by CNS

nneerlandica.indbeerlandica.indb 220101 22012-06-18012-06-18 115:27:305:27:30