BENOÎT GIAUX (BARITON) Ein Deutsches Requiem
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
za 12 november 2016 - 20 u - concertzaal MANTELIUS ENSEMBLE, HELICON & LA PASSIONE O.L.V. JOS CUPPENS & GEERT HENDRIX KATRIEN BAERTS (SOPRAAN) BENOÎT GIAUX (BARITON) Ein deutsches Requiem PROGRAMMA Arnold Mendelssohn Passionsgesang op. 90 nr. 1 Felix Mendelssohn-Bartholdy Psalm 42 op. 42 Johannes Brahms Ein deutsches Requiem op. 45 Uitvoerders koren: Helicon (o.l.v. Geert Hendrix) en Mantelius ensemble (o.l.v. Jos Cuppens) orkest: La Passione solisten: Katrien Baerts (sopraan) en Benoît Giaux (bariton) algemene leiding: Jos Cuppens en Geert Hendrix TOELICHTING Arnold Mendelssohn (1855-1933), Passionsgesang op. 90 nr. 1 Arnold Mendelssohn was een achterneef van Felix Mendelssohn- Bartholdy en de oudste van vijf kinderen. Tijdens de oorlog tussen Pruisen en Oostenrijk, verhuisde de familie in de zomer van 1866 naar Potsdam. Na de oorlog stierf zijn vader en zijn moeder verhuisde met de vijf kinderen naar Berlijn, waar hij pianoles kreeg van Carl August Haupt. In 1872 verhuisde Arnold naar Danzig, bij zijn oom. Daar ontstonden ook zijn eerste composities. Hij vereerde Mozart. Op aandringen van zijn moeder ging hij, na zijn middelbare studies, rechten studeren in Tübingen. Hij keerde echter terug naar Berlijn, waar hij hogere muziekstudies aanvatte. In 1880 begon Arnold Mendelssohn aan de Neue Evangelische Kirche als organist en koordirigent. Samen met twee collega’s begonnen ze werk van Schütz en Bach opnieuw uit te voeren. In 1883 ging hij naar Bielefeld en een jaar later trok hij naar het conservatorium van Keulen, waar hij als leraar orgel en muziektheorie werkte. Hij werd bevriend met Engelbert Humperdinck, Herman Wette en Hugo Wolf. In 1912 gaf Arnold Mendelssohn in het Conservatorium van Frankfurt les in contrapunt aan Paul Hindemith. Deze laatste droeg zijn Bratschen- Konzert, op. 34/4 op aan Herrn Professor Arnold Mendelssohn. Hij componeerde o.a. 170 liederen, 3 symfonieën, koorwerken, kamermuziek en opera’s. Felix Mendelssohn-Bartholdy (1807-1847), Psalm 42 De joodse Abraham Mendelssohn, vader van Felix, was een welgestelde bankier die zijn kinderen liet kennis maken met alle vormen van cultuur. Schrijvers, schilders en filosofen kwamen regelmatig over de vloer in hun huis te Berlijn. In 1816 besloot hij om zijn kinderen te laten dopen … om hen meer kansen te geven in de samenleving, en als gevolg van de 18de eeuwse Verlichting. Felix Mendelssohn is altijd jood èn christen geweest. Als hij een christelijk werk componeerde, koos hij een onderwerp dat stevig geworteld was in de joodse traditie … ook zo met Psalm 42, dat hij componeerde in 1837 tijdens zijn huwelijksreis. Een grote vakkundigheid en expressieve kracht spatten van de partituur. Het is een breed uitgesponnen werk, overwegend lyrisch introvert en ernstig van toon. Volgens zijn vriend Ferdinand Hiller vonden de tederheid en diepe pathos van het werk hun oorsprong in een totaal vertrouwen in God, in overeenstemming met het perfecte geluk dat Felix in die periode voelde. Dit bijzonder werk, als het ware een klein oratorium, bestaat uit zeven delen. In de inleiding wordt een hert, dat naar water verlangt, vergeleken met de ziel die dorst naar God. De sopraanaria dialogeert met de hobo (geïnspireerd door Bach). Een recitatief leidt ons naar de tweede aria. Die suggereert het op weg zijn van de ziel, samen met de menigte (vrouwenkoor), naar het Huis van de Heer. Een tweede recitatief door de sopraan, leidt naar een kwintet, waarbij de sopraan vervoegd wordt door twee tenoren en twee bassen: de verontruste ziel, vergeten door God. Het slotkoor is een soort verlenging en versterking van het vierde deel, in de vorm van een indrukwekkende fuga, waarbij de componist net zoveel bewijs geeft van zijn muzikaal-technisch kunnen, als van zijn onwrikbaar vertrouwen in God. Johannes Brahms (1833-1897), Ein deutsches Requiem nach Worten der Heiligen Schrift, op. 45 In februari 1933 huldigde Radio Frankfurt de 100ste verjaardag van de geboorte van Brahms met een radiovoordracht door niemand minder dan Arnold Schönberg. Dat is verbazingwekkend, want in vergelijking met Wagner werd Brahms beschouwd als een behoudsgezinde componist. Schönberg echter zag in Brahms een vooruitstrevende componist die constant op zoek was naar een meer vrije, vernieuwde muzikale taal. Robert Schumann was een goede vriend van Johannes Brahms. In 1853 al -Brahms was toen 20 jaar- herkende hij het talent van de componist. Schumann schreef in zijn artikel ‘Neue Bahnen’ lovende woorden over Brahms, waarin hij hem aanspoorde een symfonie te schrijven. Brahms zal dit lang zien als een onmogelijke opgave, na de grootmeester Ludwig Van Beethoven. Toch schreef Brahms in 1854 drie bewegingen voor pianoduet, die hij wilde transformeren en orkestreren tot delen van een symfonie. Het zou echter nog tot 1876 duren eer hij zijn eerste symfonie zou voltooien. De eerste twee delen van het pianoduet werden uiteindelijk twee bewegingen van zijn eerste pianoconcerto (1857) en de derde beweging gebruikte hij als basis voor een treurmars met koor, dat in 1860 definitief het tweede deel van het Requiem zou worden. De zelfmoordpoging van zijn goede vriend en mentor Robert Schumann in 1854, diens verblijf in de psychiatrie en diens overlijden in 1856 hadden zo’n diepe indruk gemaakt op Brahms, dat het hem inspireerde tot het schrijven van Ein deutsches Requiem. Het overlijden van Brahms’s moeder in 1865 zou hem ertoe aanzetten zijn Requiem af te werken. In 1861 had hij al een zeer persoonlijke keuze gemaakt van Bijbelcitaten. In 1865 schreef Brahms aan de weduwe van Schumann (Clara) over het eerste en vierde deel van ‘een soort Duits Requiem’: ‘Kijk met welke prachtige woorden het begint. Het is een koor in fa-groot zonder violen maar begeleid door harp en andere mooie dingen. Ik heb de tekst samengesteld op basis van passages uit de Bijbel. Ik hoop dat deze Duitse tekst jou even sterk zal bevallen als de gebruikelijke Latijnse. Ik wil er een soort geheel van maken en wens mezelf voldoende moed en energie om door te zetten.’ In de zomer van 1866 bestond het Requiem uit 6 delen (uivoering in Bremen, april 1868). Het ontbrekende deel voegde Brahms toe in 1868. Brahms is dan (nog maar) 35 jaar ! Men neemt aan dat hij dat deel al eerder klaar had, maar dat hij het dan pas de plaats toekende die hij het meest geschikt achtte (als deel vijf). Het gebeurde wel meer dat hij zijn composities lang liet rijpen en dikwijls bijschaafde. Het gebruik van een Duitse vertaling van de Bijbel, was een bewuste keuze. Enerzijds verwijst het naar een grote vertrouwdheid met de Bijbelvertaling van Luther. Met het niet kiezen voor de Latijnse tekst van een Requiemmis plaatste Brahms zich in de Lutherse traditie van de treurmuziek. Na de uitvoering in Bremen spoorde de koordirigent Carl Reinthalen Brahms trouwens aan bepaalde tekstwijzigingen aan te brengen, zodat het werk meer zou beantwoorden aan de orthodoxe christelijke leer. Er werd bijvoorbeeld niet verwezen naar de kruisiging van Christus. In zijn antwoord wees Brahms dat radicaal van de hand. Het vermijden van al te sterke geloofssymbolen was zijn bewuste keuze geweest. En hij zou het Requiem zelfs graag ‘een menselijk Requiem’ hebben genoemd. Ook die keuze lag helemaal in de lijn van het Lutheranisme. In 1542 reeds had Martin Luther zich verzet tegen de angstaanjagende taferelen van het laatste oordeel en het afschrikwekkende hellevuur. Hij pleitte ervoor om tijdens een begrafenisdienst te mediteren met passages uit de Heilige Schrift als leidraad. Anderzijds paste de keuze voor het Duits volledig in de politieke context van die tijd. Door de Oostenrijks-Pruisische oorlog werd in 1866 de tegenstelling tussen het protestantse noorden en het katholieke zuiden in alle scherpte duidelijk. Toen Pruisen in 1870 Frankrijk overwonnen had, werd het eengemaakte Duitse rijk gesticht met de Pruisische keizer Wilhelm en zijn kanselier Otto von Bismarck als machthebbers. De universele boodschap van de tekst en de muziek van Ein deutsches Requiem paste dan ook helemaal binnen die Duitse cultuur en religie. De zeer persoonlijke keuze en de volgorde van de bijbelcitaten zorgen voor een combinatie, die Brahms toeliet een zeer persoonlijke boodschap mee te geven. Door een eigen tekstkeuze te maken, kon hij streven naar inhoudelijke samenhang en kon hij bepaalde beelden en thema’s onmiddellijk en met grote vrijheid muzikaal vorm geven. Het zevendelig werk is symmetrisch opgebouwd rond het centrale rustige en verstilde vierde deel: een idyllische schets van het Koninkrijk Gods. De hoekdelen I en VII, twee zaligsprekingen, zijn verwant aan elkaar in tekst, muziek en sfeer: ‘Zalig zij die het leed dragen’ en ‘Zalig zijn de doden’. Het middendeel wordt omsloten door delen III en V, waarin telkens een solist optreedt. Beide delen zijn vanuit het perspectief van de individuele mens gedacht. Delen II en VI zijn algemener van aard en zijn de meest dramatische, met grote contrasten tussen pijn en vreugde, lijden en troost. Ze eindigen beiden in jubelende fuga’s. Deel I : Selig sind, die da Leid tragen (koor) Deel II : Denn alles Fleisch es ist wie Gras (koor) Deel III : Herr, lehre doch mich (koor en bariton-solo) Deel IV : Wie leiblich zind Deine Wohnungen (koor) Deel V : Ihr habt nun Traurigkeit (sopraan-solo) Deel VI : Denn wir haben hie keine bleibende Statt (koor en bariton-solo) Deel VII : Selig sind die Toten De eerste drie delen behandelen eerder de vergankelijkheid van de mens, terwijl de laatste drie delen een troostvol uitzicht geven op eeuwig leven. Het vierde deel vormt het scharnier. BRON: KRONIEK VAN HET REQUIEM (PIETER BERGÉ & JAN CHRISTIAENS) – EIN DEUTSCHES REQUIEM (KRISTOF BOUCQUET) – LIPSIUS LEUVEN 2011 KATRIEN BAERTS (SOPRAAN) De Belgische sopraan Katrien Baerts staat bekend voor zowel haar krachtige en sensuele stem als voor haar diepgaande interpretatie en oprechte intensiteit. In seizoen 16/17 zal Katrien onder meer het 'Stabat Mater' van Pergolesi brengen in het Concertgebouw Amsterdam en de 'Johannes Passie' met het Toonkunstkoor Amsterdam.