<<

bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk vastgesteld bestemmingsplan Toelichting Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen vastgesteld bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Ligging plangebied 7 1.3 Geldend bestemmingsplan 8 1.4 Leeswijzer 8

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 9 2.1 Plangebied en omgeving 9 2.2 Plan en inpassing 10

Hoofdstuk 3 Beleid 17 3.1 Rijksbeleid 17 3.2 Provinciaal beleid 18 3.3 Gemeentelijk beleid 23

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten 27 4.1 Archeologie en cultuurhistorie 27 4.2 Bodem 31 4.3 Ecologie 32 4.4 Externe veiligheid 32 4.5 Geluid 33 4.6 Kabels en leidingen 33 4.7 Lichthinder 33 4.8 Luchtkwaliteit 34 4.9 Milieuzonering 34 4.10 Verkeer en parkeren 35 4.11 Water 35 4.12 M.e.r.-beoordeling 41

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving 43 5.1 Algemeen 43 5.2 Bestemmingsregels 43

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 45 6.1 Economische uitvoerbaarheid 45 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 45

3 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

4 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Toelichting

5 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

6 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijf PowerField realiseert grondgebonden zonneparken. In het kader van de duurzaamheidsdoelstellingen van de Nederlandse overheid heeft het bedrijf een concept ontwikkeld waarbij gronden worden gekocht of gehuurd en omgezet naar een al dan niet tijdelijk zonnepark. Op deze wijze worden deze gronden gebruikt en wordt tegelijkertijd grootschalig aan de duurzaamheidsdoelstelling gewerkt. Aan de Paardetangendijk in Buinerveen heeft PowerField de beschikking over een aaneengesloten perceel van circa 41 hectare onrendabele agrarische gronden. Hiervan wil PowerField circa 35 hectare inzetten om een grondgebonden zonnepark te ontwikkelen. Daarnaast wordt 2,5 hectare ter beschikking gesteld voor de realisatie van natuur. Het voornemen is om voor een periode van 30 jaar een zonnepark te realiseren van circa 35 megawattpiek (MWp). Een dergelijk zonnepark op deze locatie kan op jaarbasis ongeveer evenveel stroom produceren als circa 10.000 gemiddelde Nederlandse huishoudens (verbruik 3.300 kWh per jaar) verbruiken. Daarnaast zorgt het zonnepark voor een vermeden CO -uitstoot van circa 19.000 ton per jaar. De ontwikkeling van het zonnepark is niet mogelijk binnen de geldende planologische kaders voor het plangebied. Om het initiatief juridisch-planologisch mogelijk te maken, is daarom2 dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bevindt zich tussen de kernen en Buinerveen. Het plangebied wordt, met de klok mee, begrensd door de provinciale weg N374, agrarische gronden, de weg Paardetangendijk, agrarische gronden en de beek Achterste Diep.

7 Figuur 1.1 Globale begrenzing plangebied zonnepark

bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied Borger’ (vastgesteld 13 mei 1997). Het perceel heeft in dit plan de bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarden B'. De realisatie van een zonnepark is niet mogelijk binnen deze bestemming. De gemeente Borger- is bezig met een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied. Dit bestemmingsplan is in voorbereiding en bevindt zich in de ontwerpfase. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied heeft het plangebied een agrarische bestemming. De ontwikkeling van een zonnepark is binnen de bestemming uit het ontwerp ook niet mogelijk.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige en toekomstige inrichting van het plangebied. Hoofdstuk 3 bestaat uit een beschrijving van en toets aan het relevante beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 is gewijd aan de onderzoeken naar de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan aan bod. In het laatste hoofdstuk tenslotte wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het initiatief.

8 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Plangebied en omgeving

Historie Het plangebied ligt aan de Paardetangendijk in het beekdal van de Hunze. Het Hunzedal is een asymmetrisch, breed en vlak beekdal, anders dan de meeste andere Drentse beekdalen die ontspringen op het Drents Plateau. Door het beekdal liepen twee beken. De Hunze onder de naam ‘Achterste Diep’ en het Oude Diep. Medio twintigste eeuw werd de Hunze door toenemende intensivering van de landbouw gekanaliseerd en veranderde de naam in Achterste Diep. Ook werden diepe en brede landbouwsloten aangelegd om onderaan de Hondsrug het toestromende kwelwater te kunnen afvoeren. Door de herverkaveling is het Oude Diep volledig verdwenen. Het Achterste Diep stroomt noordwaarts en mondt tegenwoordig uit op het Winschoterdiep, ten oosten van Haren. De Paardetangendijk was er anno 1900 nog niet (zie figuur 2.1). Het beekdal bestond voornamelijk uit weidegronden. Het beekdal was te nat voor akkerbouw. De ontgonnen veenkoepel aan de oostkant ligt hoger. Hier is langs de rand het woonlint Buinerveen ontstaan. Toch is er op een enkele plek in het beekdal ook een erf ontstaan, waaronder een erf binnen het plangebied.

Figuur 2.1 Historische kaart met plangebied in 1900 (bron:Eelerwoude)

Huidige situatie Het beekdal kent nog altijd een zeer open karakter en wordt ruimtelijk globaal begrensd door de met groen

9 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen omzoomde dorpen Buinen (west) en Buinerveen (oost). Het plangebied ligt tussen de N374 en de Paardetangendijk. Direct ten westen van het plangebied is, tussen de N374 en het Achterste Diep, een ‘overhoek’ met bos aangeplant. De weg N374 ligt circa 1 m hoger ten opzichte van het omliggende landschap. De Paardetangendijk ligt gemiddeld 0,4 m boven het omliggende maaiveld. Het plangebied bestaat uit laaggelegen onrendabele agrarische gronden. Het betreffen zware madeveengronden en een gedeelte moerige eerdgronden. Door het landbouwkundig gebruik zakken deze gronden en zijn deze steeds slechter te gebruiken als landbouwgrond.

Beekherstel Hunze Momenteel wordt er door diverse partijen gewerkt aan het beekherstel van de Hunze. Een deel van de Hunze is afgelopen jaren al hersteld. Hierbij zijn doelen en functies voor natuur, beekherstel en recreatie gecombineerd. De wens is om langs de hele beekloop natuurherstel te laten plaatsvinden. Het beoogde zonnepark Paardetangendijk grenst aan de voormalige beekloop. Vanuit het Drents Landschap, de Milieufederatie en het waterschap is daarom de wens uitgesproken de continuïteit van de projectontwikkeling te bewaken en plannen voor het beekherstel te betrekken in het ontwerp.

2.2 Plan en inpassing

Omvang zonnepark Het plangebied ligt op ruime afstand van zowel de kern Buinen als van Buinerveen. De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich op een afstand van circa 400 m van het plangebied. Het plangebied bestaat uit laaggelegen onrendabele agrarische gronden. De totale oppervlakte van het plangebied is circa 41 ha. Hiervan wil PowerField circa 35 hectare inzetten om een grondgebonden zonnepark te ontwikkelen. Daarnaast wordt 2,5 hectare ter beschikking gesteld voor de realisatie van natuur. Het voornemen is om voor een periode van 30 jaar een zonnepark te realiseren van circa 35 megawattpiek (MWp). Met deze omvang betreft het een zonnepark van formaat L in het gemeentelijke beleid (5 tot 60 ha). De zonnepanelen worden geplaatst in een zuid-opstelling. De panelen worden geplaatst op stellages en hebben een maximale hoogte van 1,8 m. De panelen zullen worden geplaatst onder een hoek van 15° - 35°. Met een geïnstalleerd vermogen van circa 35 MWp gaat het om ongeveer 139.686 reguliere zonnepanelen. Een dergelijk zonnepark op deze locatie kan op jaarbasis ongeveer 33.000 MWh aan stroom produceren. Dit staat gelijk aan het verbruik van circa 10.000 gemiddelde Nederlandse huishoudens (verbruik per jaar 3.300 KWh). Daarnaast zorgt het zonnepark voor een vermeden CO -uitstoot van circa 19.000 ton per jaar.

Landschappelijke inpassing Door Eelerwoude is een inpassingsplan opgesteld (zie figuur 2.2 en2 Bijlage 1). Dit is gebeurd aan de hand van het gemeentelijke beleid voor zonneparken, Zonneoogst (zie ook paragraaf 3.3).

10 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Figuur 2.2 Inrichtingsplan zonnepark Paardetangendijk (bron: Eelerwoude)

UITGANGSPUNTEN Het inrichtingsplan voor Zonnepark Paardetangendijk bestaat uit verschillende onderdelen. Vanuit de analyse zijn een aantal landschappelijke uitgangspunten naar voren gekomen die leidend zijn voor het ontwerp: De venige beekdalgrond in het zuidwestelijk deel van het projectgebied kan geschikt gemaakt worden voor natuurontwikkeling / waterberging; Binnen het hierboven genoemde deel kan de oude loop van de Achterste Diep weer worden ontgraven ten behoeve van de herkenbaarheid van het landschap en aan te sluiten op de beekherstelopgave en overige wateropgaven die speelt in het Hunzedal. Dit kan alleen mits dit niet de archeologische waarden aantast (zie paragraaf 4.1); Er wordt rekening gehouden met de archeologische waarden in de ondergrond; Het cultuurhistorische landschap heeft een open karakter; Bewoners Buinerveen willen geen zicht op het zonnepark; Het landschap wordt veel beleefd vanaf de provinciale N374.

SCHAAL VAN HET LANDSCHAP Het zonnepark aan de Paardetangendijk ligt in het open landschap van het Hunzedal. De openheid van het landschap is een kwaliteit. Daarom zal de ontwikkeling van het zonnepark een zo laag mogelijke impact op de openheid van het landschap nastreven. De voormalige Hunze, nu Achterste Diep genaamd, ligt aan de zuidzijde van het zonnepark. Aangrenzend aan het Achterste Diep ligt een strook die aangewezen is als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Langs het Achterste Diep zal in de toekomst 2,5 hectare natuur ontwikkeld worden. Dit betreft een veel groter oppervlak dan het al aangewezen NNN-gebied. De precieze vormgeving van dit gebied zal in samenspraak met het waterschap Hunze en Aa’s, het Drentse Landschap en de Natuur en Milieufederatie later in het planproces worden bepaald. Dit hangt onder meer af van de gewenste natuurdoeltypen en het archeologisch onderzoek. Dit laatste bepaalt de mogelijkheden om de voormalige beekloop van de Hunze te herstellen en zou aansluiten op de opgaven die spelen binnen het Hunzedal. Indien beekherstel niet mogelijk is liggen er kansen om de oevers te

11 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen verbeteren. Door ruimte te geven aan natuurontwikkeling levert het zonnepark Paardetangendijk een bredere bijdrage aan een duurzaam landschap.

Figuur 2.3 Profielen (bron: Eelerwoude)

SCHAAL VAN DE DIRECTE OMGEVING Beleefbaarheid van het zonnepark Aan de zuidkant van het zonnepark ontstaat een natuurlandschap van 2,5 hectare dat goed beleefbaar is vanaf de provinciale weg N374. Ook het zonnepark zelf zal zichtbaar zijn vanaf deze provinciale weg. Er wordt voor gekozen het zonnepark niet te verstoppen. Het zichtbaar opwekken van duurzame energie draagt bij aan de bewustwording van het voorbij rijdende verkeer. Doordat de provinciale weg gemiddeld een meter hoger ligt dan het maaiveld van het plangebied, is de verwachting dat verkeer grotendeels over het panelenveld zal kijken. Er wordt landschappelijk een ingreep gedaan om te voorkomen dat vanaf de Noorderstraat en enkele woningen in Buinerveen het zonnepark kan worden ervaren. De dichtstbijzijnde woning betreft de Noorderstraat 33 op circa 400 meter. Tijdens de georganiseerde informatieavond gaven diverse bewoners uit Buinerveen aan het zonnepark niet te willen zien. Gezien de openheid van het landschap is daarom gekozen voor het maken van een smalle lage grondwal, met de hoogte van 1,80 meter. Hierdoor verdwijnen de panelen en het hekwerk achter een dijkje, dat grotendeels parallel loopt aan de Paardetangendijk.

12 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Vanuit de gemeente Border-Odoorn is eveneens de wens neergelegd om de zuidzijde van het zonnepark in te passen met een dijkje, zodat zicht op het hekwerk en de panelen zoveel mogelijk wordt beperkt. Bij de aanleg zullen de dijklichamen met een overhoogte worden aangebracht om zetting en inklinking op te vangen. Hierdoor kan de hoogte van 1,80 meter boven het omliggende maaiveld worden gewaarborgd. De grondlichamen zullen worden ingeplant met grasmengsel dat erosie of verschuivingen van het maaiveld voorkomt. Hierdoor wordt de stabiliteit van de dijk en het gewenste eindbeeld gewaarborgd. Gezocht zal worden naar een grasmengsel dat ook bloemrijk is om een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit van plant- en insectensoorten binnen het landschap. Daarbij is er de mogelijkheid om aan te sluiten bij bestaande recreatienetwerk en meer informatie te geven over het energielandschap en het beekherstelproject in het Hunzedal. Het voorstel is om de zuidelijke dijk open te stellen voor wandelaars. Zij kunnen hier een goed beeld krijgen van de ontwikkelingen in het Hunzedal en het zonnepark Paardetangendijk. Ter hoogte van de zuidelijke ontsluiting van het zonnepark zal een informatiebord worden geplaatst met een beschrijving van het project.

Vergroten biodiversiteit en natuurwaarde Vanaf de Paardetangendijk zal gebruik worden gemaakt van bestaande dammen met een duiker om toegang te krijgen tot het perceel. Dammen zonder duiker rondom het plangebied, die daarmee de aansluiting van watergangen onderbreken, zullen worden afgegraven. Hierdoor wordt de waterafvoer in rondom het zonnepark niet beperkt.

Figuur 2.4 Aanpassingen watersysteem (bron: Eelerwoude)

Op het zonnepark zelf wordt het hemelwater zo lang mogelijk vastgehouden. Door het dempen van de watergangen binnen de grenzen van het zonnepark wordt het gebied, in overleg met het waterschap Hunze en Aa's, vernat. Dit draagt eveneens bij aan het vasthouden van water binnen het plangebied. Onder en

13 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen tussen de panelen zal een variatie aan drogere en nattere delen ontstaan. Dit microgradiënt is interessant voor verschillende soorten vegetatie en insecten. Daarmee draagt het vernatten van het plangebied ook bij aan de biodiversiteit. Ook zorgt de vernatting van de kavel voor een vermindering van veenoxidatie (en daarmee vermindering CO -uitstoot), al is dat in dit gebied niet de grootste opgave. De ingreep zal geen negatieve gevolgen hebben voor de omliggende agrarische percelen.

SCHAAL VAN HET ZONNEPARK2 De panelen In het zonnepark worden panelen en toebehoren geplaatst. De panelen worden maximaal 1,80 meter hoog. De stellages met zonnepanelen staan in rijen op het zuiden georiënteerd, tenminste 70 centimeter boven het maaiveld. Er wordt gebruik gemaakt van hoogwaardige panelen die voorzien zijn van anti-reflectieglas. Dit heeft als voordeel dat de opgevangen energie zoveel mogelijk geabsorbeerd wordt en zodoende een hoog rendement oplevert, daarnaast wordt eventuele reflectie van licht verminderd.

Grondvlak onder en tussen de panelen De verwachting is dat zich onder en tussen de panelen een vegetatie kan ontwikkelen, omdat licht en water onder en tussen de panelen kunnen komen. Doordat de grond onder de panelen niet meer wordt bemest, bestaat de kans op de ontwikkeling van een kruidenrijkere vegetatie. Deze zal variëren tussen een nattere vegetatie op de lagere delen en drogere vegetatie op de zandkoppen binnen het plangebied. De verschillen in vegetatietypen dragen bij aan de biodiversiteit. Vooral de vegetatie op de zandkoppen zal zich naar alle waarschijnlijkheid, met een goed beheer, ontwikkelen tot een soortenrijk grasland.

Omvormers en transformatoren De opgewekte stroom van de zonnepanelen wordt getransporteerd naar omvormers. Per twee hectare zonnepark is circa één omvormer nodig. Vanaf de omvormer gaat de stroom naar een transformatorstation. Deze staan langs de centrale as van 4,5 meter breed die loopt door het zonnepark. Dit is het aansluitpunt voor de netverbinding.

Beheerpaden Rondom de panelen en het zonnepark lopen beheerpaden met een gezamenlijke oppervlak van circa 2 ha. Dit betreft grotendeels een strook van drie meter zowel binnen als buiten het hekwerk. Het beheerpad aan de buitenzijde van het zonnepark is gecombineerd met het onderhoudspad van 5 of 3 meter breed voor het beheer van de watergangen. Het beheerpad langs de watergang is drie meter breed als de watergang ook vanaf de andere zijde goed beheerd kan worden, bijvoorbeeld ter hoogte van de Paardetangendijk. Verder zijn de toegangswegen en het onderhoudspad langs de transformatoren tenminste 4,5 meter breed en semi-verhard, zodat de brandweer de belangrijkste gedeelten op het terrein goed kan bereiken.

Hekwerk Direct rondom het zonnepark wordt een onopvallend, niet glimmend hekwerk toegepast van maximaal 1,80 meter hoog. Van beleving van het hekwerk zal alleen sprake zijn vanaf de N374. Het overige hekwerk wordt uit het zicht geplaatst, achter de grondwal. Er wordt gebruik gemaakt van twee typen hekwerk, namelijk Heras hekwerk achter de grondwal (groene kleur) en wildrooster aan de zijde van natuur en provinciale weg. Het hekwerk zal voor kleine (zoog)dieren passeerbaar worden gemaakt. De afrastering wordt daarom tenminste 10 centimeter boven het maaiveld aangebracht. Zo kunnen kleinere dieren gebruik maken van het plangebied. Het hekwerk wordt direct rondom het panelenveld geplaatst. Er wordt geen hekwerk binnen het NNN-gebied geplaatst. Daardoor is de resterende ruimte beschikbaar voor onderhoud van de watergangen en is de zuidzijde van het plangebied toegankelijk voor bezoekers die een blik willen werpen op het zonnepark of het natuurherstelproject langs de Hunze.

Ontsluiting

14 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Ten behoeve van het beheer (en tijdens de aanleg- en ontmantelingsfase) zal het perceel bereikbaar moeten zijn. Dit gebeurt op twee plekken aan de oostkant van de projectlocatie, via de bestaande Paardetangendijk. Het betreffen overzichtelijke ontsluitingen. Er wordt geen publieke parkeergelegenheid gerealiseerd. Het zonnepark zelf wordt niet openbaar toegankelijk.

BEHEER Door de komst van het zonnepark Paardetangendijk ontstaat een ander type vegetatie en worden enkele landschappelijke ingrepen gedaan. Hiervan profiteert de flora en fauna. In de vegetatie vinden insecten, vogels en kleine zoogdieren voedsel, schuilplek en mogelijk een nestgelegenheid. Uiteraard wordt de grond niet langer agrarisch beheerd, niet bemest, maar extensief gemaaid of begraasd. Hieronder wordt het beheer van enkele elementen toegelicht.

Natuurontwikkeling Dit gebied kan bijdrage aan het verstevigen van het landschappelijke raamwerk. Op basis van het gewenste natuurdoeltype (wordt nog bepaald) zal een passend beheersplan worden gemaakt. Met behulp van het beheersplan kan worden gestuurd in de percentages lage en hogere beplanting. Veelal levert het alternerend beheren van een gebied een meerwaarde op voor flora en fauna, er is altijd sprake van een bepaalde structuur. Daarnaast zorgt het voor een continue beeld, waardoor het zonnepark altijd gedeeltelijk kan worden afgeschermd.

Bloemrijk grasland Waarschijnlijk is dat één tot tweemaal per jaar de dijk en het zonnepark gemaaid worden. Hierbij mag geen klepelmaaier gebruikt worden en dient het maaisel (na maximaal 10 dagen op het maaiveld te hebben gelegen) te worden opgeruimd. Dit zal alternerend worden uitgevoerd zodat er altijd een gedeelte van de dijk is dat bloemen houdt. Hierbij mag maximaal 200 meter afstand ontstaan tussen de niet gemaaide stukken. Dit is gunstig voor de insecten en kleine zoogdieren en behoudt een continu beeld voor de omgeving.

Beheer met schapen Het panelenveld kan, indien een schaapherder in de omgeving geïnteresseerd is, met schapen worden beheerd. De panelen staan op circa 0,70 centimeter boven maaiveld waardoor schapen hieronder kunnen grazen en schuilen voor regen en zon. Door dit beheer extensief uit te voeren kan een ecologische meerwaarde ontstaan. De voorkeur gaat daarom uit naar drukbegrazing. Dit type van begrazing houdt in dat schapen een paar keer per jaar, voor slechts een paar dagen achtereen, op hetzelfde perceel grazen. Hierdoor ontstaan structuurvariatie en bloemen die tot bloei komen. Voor insecten is deze structuurvariatie ook wenselijk. Tegelijkertijd geeft deze vorm van beheer geen ruimte aan de ontwikkeling van ruigten met bramen en bomen.

15 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

16 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie doelen uitgewerkt: vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; verbeteren van de bereikbaarheid; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hiervoor genoemde doelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder van duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening heeft het Rijk voorts enkele nationale belangen voorzien van bindende regels. Deze dienen bij ruimtelijke plannen in acht te worden gehouden. Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor bindende regels zijn opgenomen.

LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (hierna: Ladder) geïntroduceerd. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Volgend uit jurisprudentie wordt een zonnepark niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling beschouwd. Derhalve is toepassing van de Ladder niet aan de orde.

Stedelijke ontwikkeling Voordat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Zekerheidshalve wordt het zonnepark beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Behoefte In de Nota van Toelichting bij artikel 3.1.6 Bro is opgenomen dat dit lid overheden verplicht om nieuwe stedelijke ontwikkelingen af te stemmen op de geconstateerde behoefte. Het doel van dit plan is om een zonnepark aan te leggen van circa 40 hectare. Gesteld kan worden dat

17 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen duurzame energie een thema is dat het regionale niveau overstijgt. Het Rijk legt echter in de doorwerking van haar plannen de verantwoordelijkheid bij provincies, gemeenten en markt. Als onderdeel van de gewenste energietransitie streeft de provincie naar een forse toename van zonnestroom. Hoewel er provinciebreed de nodige plannen voor zonnevelden in de pijplijn zitten, zijn er in de nabijheid van het projectgebied nog geen met het initiatief vergelijkbare velden gerealiseerd. Van aanbod is in die zin nog geen sprake. In het voorjaar van 2016 heeft Nuon onderzoeksbureau Necker van Naem onderzoek uit laten voeren onder een representatieve groep van ruim 2.000 mensen naar de duurzame opvattingen van de Nederlander op dat moment. Daaruit blijkt dat inwoners van Noord-Nederland verduurzaming zien als de beste manier om CO2-uitstoot tegen te gaan. Gevraagd naar welke CO2-arme energiebronnen de voorkeur hebben dan wordt zonne-energie door bijna de helft van de respondenten in Noord-Nederland genoemd, op ruime afstand gevolgd door andere bronnen als windenergie en stadswarmte. Het zonnepark zorgt er, naast dat er onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden van multifunctioneel ruimtegebruik, voor dat lokaal opgewekte energie, indirect, bij inwoners, organisaties en bedrijven in het gebied terecht kan komen. Het initiatief vloeit op die wijze rechtstreeks voort uit een actuele regionale vraag. De behoefte om deze energie duurzaam op te wekken is minder evident, maar ligt wel voor de hand gezien de uitkomsten van het onderzoek van Nuon en doelstellingen die de provincie en gemeente hebben gesteld op dit gebied.

Bestaand stedelijk gebied Bij de toetsing aan de Ladder wordt voor bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro aangehouden. Het begrip is daarin gedefinieerd als: bestaand stedelijk gebied: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur." De gronden waar het zonnepark zijn geprojecteerd hebben op grond van het bestemmingsplan een agrarische bestemming en kunnen ook als zodanig worden gebruikt. De gronden in de omgeving zijn in hoofdzaak ook agrarisch in gebruik. Uit jurisprudentie volgt dat de ligging, het gebruik en de bestemming van het perceel, getoetst aan de definitie uit het Bro, maken dat het perceel in het kader van de Ladder niet kan worden beschouwd als bestaand stedelijk gebied. Het stedelijk gebied in de omgeving bestaat uit kleinschalige dorpskernen en lintdorpen. De mogelijkheden om binnen die dorpen in de behoefte aan grootschalige zonneparken te voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, zijn niet, of hooguit beperkt, aanwezig. Een zonnepark van deze omvang levert schaalvoordelen waardoor kosten per MWp dalen. Dit geeft de mogelijkheid om met minder SDE+ subsidie het zonnepark te bouwen wat de haalbaarheid vergroot. Inzetten op grootschaligheid geeft meer ruimte om iets terug te doen voor de omgeving. Voor het zonnepark op de beoogde locatie wordt een inpassingsplan opgesteld waarmee een verantwoorde landschappelijke inpassing wordt geborgd. Verder kan het perceel na beëindiging van het zonnepark weer in oorspronkelijke staat worden teruggebracht en agrarisch worden gebruikt. De aanleg van het zonnepark buiten bestaand stedelijk gebied is in dit geval dan ook te verantwoorden.

Conclusie Uit het bovenstaande is gebleken dat de voorgestane ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden die in het kader van toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking relevant zijn. Het initiatief is dan ook in overeenstemming is met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Het omgevingsbeleid van de provincie Drenthe is vervat in de Omgevingsvisie (juni 2010) met de bijbehorende Omgevingsverordening. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen in Drenthe hebben geleid tot een beperkte aanpassing van de Omgevingsvisie Drenthe 2010. De geactualiseerde Omgevingsvisie is op 20

18 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen augustus 2014 in werking getreden. In de geactualiseerde versie wordt dieper ingegaan op de kernkwaliteiten van de provincie. Op dit moment heeft de provincie een ontwerp-Revisie Omgevingsvisie Drenthe, een PlanMER en een ontwerp-Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018 in voorbereiding. Deze hebben nog geen rechtskracht verkregen. De missie uit de Omgevingsvisie is het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap, oorspronkelijkheid, naoberschap, menselijke maat, veiligheid en kleinschaligheid (Drentse schaal). In de Omgevingsverordening zijn deze kernkwaliteiten doorvertaald als archeologie, aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap, rust, en natuur. Om de missie te bereiken, wil de provincie vier robuuste systemen ontwikkelen. Deze vier systemen zijn: het sociaal-economisch systeem, het watersysteem, het landbouwsysteem en het natuursysteem. Binnen deze systemen staat de ontwikkeling van de hoofdfunctie (respectievelijk wonen en werken, water, natuur en landbouw) voorop. Een robuust systeem wil zeggen dat een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem. Daarnaast is voor het bereiken van de missie de ruimtelijke kwaliteit van belang. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

KERNKWALITEITEN Ter plaatse van het projectgebied is sprake van de volgende kernkwaliteiten: Natuur Aardkundige waarden Landschap Cultuurhistorie Archeologie

Het zuidwestelijk deel van het plangebied behoort tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dit betreft gronden die grenzen aan het Achterste Diep. De ambitie is hier gericht op het behoud van de bestaande waarden van de kernkwaliteit 'Natuur'. In het Natuurbeheerplan 2018 is voor de gronden in het plangebied die tot het NNN behoren aangegeven dat de ambitie hier is om landbouwgrond om te vormen naar natuur. In het plan worden de landbouwgronden die grenzen aan het Achterste Diep ter beschikking gesteld voor de realisatie van natuur (zie paragraaf 2.2 en Bijlage 1). De precieze vormgeving van dit gebied zal in samenspraak met het waterschap Hunze en Aa’s, het Drentse Landschap en de Natuur en Milieufederatie Drenthe later in het planproces worden bepaald. Dit hangt onder meer af van de gewenste natuurdoeltypen en de archeologische waarden. Ten aanzien van de kernkwaliteit 'Aardkundige waarden' is sprake van een generiek beschermingsniveau. In deze gebieden wil de provincie lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Met betrekking tot de kernkwaliteit 'Landschap' ligt het plangebied op de overgang van het landschapstype 'esdorpenlandschap' naar het 'wegdorpenlandschap van de laagveenontginning'. Het provinciaal beleid voor het esdorpenlandschap is gericht op het behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting. Het is daarnaast gericht op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting. In het wegdorpenlandschap van de randveenontginning is het provinciaal beleid gericht op het behouden en versterken van de kavelstructuur met de omringende kenmerkende open ruimtes en de ontsluitingsstructuur. Dit gebeurt mede door het behouden van de wegbeplanting langs de hoofdontsluiting. Ten aanzien van de kernkwaliteit 'Cultuurhistorie' geldt 'respecteren' als sturingsniveau. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen. Met betrekking tot de kernkwaliteit ‘Archeologie’ geldt ‘verwachting toetsen (beekdal)’ als sturingsniveau.

19 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

In Hoofdstuk 2 en 4 van deze toelichting en het inrichtingsplan (Bijlage 1) is onderbouwd dat met de opzet en inpassing van het plan aangesloten wordt bij de kenmerken van het gebied. De kernkwaliteiten worden dan ook niet aangetast en worden waar mogelijk versterkt.

ZONNE-ENERGIE Onderdeel van de gewenste energietransitie is het stimuleren van een hogere productie van zonnestroom (zonnepanelen). Concreet streeft de provincie naar een uitbreiding van zonnestroom in 2020 tot 151 TJ (ruim 60MW). Ten opzichte van de productie in 2010 betekent dit een forse toename, van circa 143TJ. Om bij deze ontwikkelingen de ruimtelijke kwaliteit te borgen, hanteert de provincie een ruimtelijk kader voor de toepassing van zonne-energie. Het kader handelt alleen over de meer grootschalige ontwikkelingen en heeft dus geen betrekking op de inpassing van kleinschalige, losse zonnepanelen.

ZONNELADDER 1. Gebouwgebonden; zon op daken De productie van zonne-energie wordt zo mogelijk gerealiseerd met behulp van gebouwgebonden installaties. Bij de toepassing op beschikbare en geschikt dakoppervlak wordt gestreefd naar een architectonisch rustig en evenwichtig beeld. Zonne-energie mag veelal ook worden toegepast in gebieden met cultuurhistorische of archeologische kernkwaliteiten.

2. Grondgebonden; zon op maaiveld De aanleg van grondgebonden zonne-installaties op maaiveld wordt toegestaan in bestaand stedelijk gebied. Gedacht kan worden aan bedrijventerreinen en woningbouwlocaties die op korte tot middellange termijn geen invulling zullen krijgen. Er gelden daarbij voorwaarden die zorgen voor een zorgvuldige ruimtelijke inpassing.

3. Initiatieven met maatschappelijk draagvlak Grondgebonden zonne-installaties buiten bestaand stedelijk gebied kunnen alleen dan op een positieve houding rekenen wanneer de initiatieven voorzien zijn van een breed maatschappelijk draagvlak en wanneer ze kunnen rekenen op betrokkenheid vanuit de directe omgeving. Bij maatschappelijke initiatieven die inhaken op noaberschap, menselijke maat en kleinschaligheid – bijvoorbeeld in de vorm van lokale energiecoöperaties – gaat de provincie in samenspraak met de initiatiefnemers verkennen onder welke voorwaarden toepassing mogelijk is.

1. Gebouwgebonden; zon op daken De initiatiefnemer heeft in de omgeving van het plangebied niet voldoende beschikbaar en geschikt dakoppervlak tot zijn beschikking om te komen tot een zonnepark met een omvang als in dit plan. Gezien de omvang van het provinciale streven naar een uitbreiding van zonnestroom volstaat het ook niet om alleen dakoppervlak te gebruiken. 2. Grondgebonden; zon op maaiveld Zoals eerder aangegeven in paragraaf 3.1 bestaat het stedelijk gebied in de omgeving uit kleinschalige dorpskernen. De mogelijkheden om binnen die dorpen in grootschalige zonneparken te voorzien met een omvang als die uit dit plan zijn niet aanwezig. 3. Initiatieven met maatschappelijk draagvlak Het zonnepark betreft een grondgebonden zonne-installatie buiten bestaand stedelijk gebied. Op het plan is daarmee trede 3 van de provinciale zonneladder (Initiatieven met maatschappelijk draagvlak) van toepassing.

PowerField vind het belangrijk om de omgeving te betrekken in de planvorming. Door in vroegtijdig stadium te overleggen met direct omwonenden en overige geïnteresseerden wordt meer draagvlak gecreëerd. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen omwonenden (de dichtstbijzijnde woning, Noorderstraat 33, staat op circa 400 meter). Om die reden zijn er geen keukentafelgesprekken gevoerd.

20 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Wel is een algemene informatieavond georganiseerd op 22 maart 2018 in Dorpshuis De Viersprong in Buinerveen. In totaal zijn hiervoor 55 adressen (Noorderstraat en Buinerstraat) per brief uitgenodigd. Daarnaast is een advertentie geplaatst in de lokale krant 'Week in week uit'. Verder is de avond geplaatst op de website van de Dorpskrant Buinerveen en op de Facebookpagina's van het Dorpshuis en Plaatselijk belang Buinerveen/Nieuw Buinen-west. Er zijn ongeveer 18 personen op de avond afgekomen. Met hen is gebrainstormd over het zonnepark en hoe dit landschappelijk ingepast zou kunnen worden. Gedurende het proces van planontwikkeling is verder contact onderhouden met het Plaatselijk Belang. Na afloop van de informatieavond zijn enkele (werk)sessies belegd met de Natuur- en Milieufederatie Drenthe, het Drents Landschap en Waterschap Hunze en Aa's om de plannen af te stemmen en te verbeteren. Naar aanleiding van deze overleggen is het plan verder aangescherpt. Zo worden aan de zuidzijde van het plangebied geen zonnepanelen geplaatst om duurzame elektriciteit op te wekken. Deze grond wordt omgevormd tot natuur en zal daarmee een positieve bijdrage leveren aan de reconstructie van het Hunzedal. Op deze manier worden met het plan meerdere doelen behaald.

Omgevingsverordening De Omgevingsvisie is doorvertaald naar de Provinciale Omgevingsverordening (POV), voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De geactualiseerde POV is op 15 oktober 2015 in werking getreden. In de POV is opgenomen dat in een bestemmingsplan uiteengezet wordt dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie. Daarnaast mag een bestemmingsplan geen nieuwe activiteiten dan wel een wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten. Verder dient in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik de Ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd te worden. Ten aanzien van zonne-energie is in artikel 3.30 van de Omgevingsverordening opgenomen dat een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonneakkers mits de realisatie voldoet aan de door provinciale staten vastgestelde en in de Omgevingsvisie opgenomen 'zonneladder' en het ter uitvoering daarvan door gedeputeerde staten vastgestelde 'Beleidskader Zonneakkers'. Ten aanzien van het beekdal (kernkwaliteiten landschap en archeologie) wordt in artikel 2.34 van de Omgevingsverordening opgemerkt dat kapitaalintensieve functies worden geweerd, met uitzondering van kapitaalintensieve functies die van zwaarwegend maatschappelijk belang zijn, er geen reële alternatieven zijn, de functie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer en bergingscapaciteit van het regionale waterssysteem te vergroten en het negatieve effect op het watersysteem in het betreffende plan wordt gecompenseerd. Dit houdt bij de aanleg van zonneparken in dat goed gemitigeerd wordt door rekening te houden met water op het maaiveld. De in het plangebied aanwezige kernkwaliteiten worden met het project niet significant aangetast. De ingrepen in de bodem (aardkundige waarden, landschap, archeologie) zijn beperkt, zo is ook archeologisch onderzoek uitgevoerd. Ten behoeve van het project is daarnaast een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, waarmee de landschappelijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven, en waarbij ruimte is gereserveerd voor water op het maaiveld (zie ook paragraaf 2.2).

Ruimtelijke verkenning zonne-akkers De provincie Drenthe heeft een verkenning gedaan naar mogelijkheden voor zonne-akkers in Drenthe. In de 'Ruimtelijke verkenning zonne-akkers in de Provincie Drenthe' (2014) is vanuit visueel-ruimtelijk oogpunt onderzocht welke randvoorwaarden, kansen en concepten er zijn rondom grootschalige zonne-akkers in Drenthe. De verkenning moet bijdragen aan handvatten voor het toekomstig beleid rondom zonne-akkers. Aandacht wordt besteed aan: De wisselwerking met de zes kernkwaliteiten die in het Drentse omgevingsbeleid worden gehanteerd; De verbinding van de energieproductie op de zonne-akker in relatie tot haar omgeving (aanwezigheid van infrastructuur en afnemers in de directe omgeving), mede gelet op de economische haalbaarheid; De huidige en toekomstige bestemming van het gebied in relatie tot het zijn van een logische plek voor

21 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

een zonne-akker. Hierbij speelt ook de uitstraling die een zonne-akker kan hebben om Drenthe als duurzame provincie op de kaart te zetten; De relevantie van een zonne-akker als pauzelandschap.

Energiestrategie Drenthe Drenthe zet in op het realiseren van een duurzame Drentse energiehuishouding. De inwoners moeten minder fossiele energie gebruiken, meer hernieuwbare energie produceren en fossiele energie efficiënter en schoner gebruiken. In de Energiestrategie Drenthe staat hoe dat kan. De provincie wil met partners werken aan concretisering en uitvoering van maatregelen, voortbouwend op de inspanningen in het verleden. In de Energiestrategie Drenthe is de actuele situatie beschreven, in verhouding tot de doelstellingen voor 2020 en 2050. Het hoofddoel is minder uitstoot van broeikasgassen, maar het gaat ook om energieleveringszekerheid en de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Drenthe met nieuwe werkgelegenheid, nieuwe energielandschappen en nieuwe initiatieven van inwoners. In de Energiestrategie is een aantal strategische sporen opgenomen. Met betrekking tot zonnestroom is in het spoor 'Groene energie en slimme systemen' onder meer het volgende opgenomen: Uitbreiding van de oppervlakte zonnepanelen op geschikte daken tot 100 ha en tot 200 ha met wijziging van landelijke regels. Eventuele aanleg op maaiveld (‘zonneakker’ of ‘zonneweide’) onder voorwaarden in nader aan te wijzen gebieden. Aanleg stimuleren door het mede organiseren van het uitwisselen van informatie, visie uitdragen, voorbeeldprojecten, overleg, kennis inbrengen, verbindingen organiseren et cetera. Bevorderen dat gemeenten, Natuur en Milieufederatie Drenthe en Drentse Energie Organisatie initiatieven stimuleren van inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven.

Beleidskader Zonneakkers Het Beleidskader vormt een uitwerking van trede 3 (initiatieven met maatschappelijk draagvlak) van de Zonneladder en omvat drie aandachtsvelden: locaties, omvang en ruimtelijke inpassing.

LOCATIES Aan de randen van woon- of werklocaties mogelijkheden om lokale opwekking van zonnestroom direct te koppelen aan eindgebruikers. Binnen de provincie zijn plekken en gebieden waar bestaande functies te combineren zijn met installaties voor zonne-energie. Er ontstaat meerwaarde door multifunctioneel ruimtegebruik. De provincie gaat graag het gesprek aan over initiatieven waarin dit soort ruimtes benut worden voor de opwekking van zonne-energie. Bepaalde bijzondere locaties, zoals vuilstorten, luchthavens, circuits of infrastructurele projecten, lenen zich door ligging en/of vorm voor initiatieven met een iconische uitstraling.

Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen is gelegen in de lijn van de dorpen Buinen, Buinerveen en Nieuw-Buinen. Hierbij ligt een locatie voor het opwekken van energie dichtbij de gebruikers van energie. De locatie wordt hierbij op meerdere manieren meervoudig gebruikt. Zo wordt allereerst natuurlijk elektriciteit opgewekt. Daarnaast wordt de ondergrond begraasd door schapen, waardoor deze zijn agrarische functie nog behoudt en de ondergrond wordt onderhouden. Tenslotte is PowerField voornemens te onderzoeken of de grondwaterstand hier fors kan worden verhoogd. Dit heeft op zijn beurt meerdere voordelen, waaronder het bergen van extra water, voorkomen van verdere inklinking van de bodem en tegen gaan van CO uitstoot vanwege veenoxidatie.

OMVANG 2 De aanleg van een zonne-akker betekent dat een technische installatie in het landschap wordt geplaatst. Naarmate de omvang hiervan toeneemt, wordt ook de uitstraling meer industrieel. De provincie Drenthe wil een goede ruimtelijke verhouding tussen de oppervlakte van een initiatief en de nabijgelegen (gebouwde) omgeving. Tegelijkertijd is het vanuit zuinig en doelmatig ruimtegebruik wenselijk dat een balans wordt

22 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen gezocht tussen de productie en de afname van zonne-energie in de omgeving. Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen is gelegen tussen de dorpen Buinen en Buinerveen. De vorm van het zonnepark volgt de contouren van het ontginningslint Buinen - Buinerveen - Nieuw Buinen. Hier wonen in totaal circa 6.400 mensen. Bij gemiddeld 2,2 personen per huishouden, betekent dit dat er ongeveer 2.900 huishoudens zijn. In de omgeving zijn daarnaast ook veel agrarisch bedrijven gelegen die veel meer energie verbruiken dan een gemiddeld huishouden. De grootte van het zonnepark sluit dan ook aan bij de energiebehoefte in de omgeving, maar is op een gunstige locatie gelegen waarbij er geen overlast is voor omwonenden.

RUIMTELIJKE INPASSING De provincie vraagt initiatiefnemers een plan op te stellen waarin aandacht is voor de ruimtelijke fysieke context. Aandacht voor een samenhangend ontwerp, meerwaarde voor het gebied en inrichting van de randen zijn hierbij belangrijke aspecten. Juist aan de randen is het belangrijk dat wordt ingespeeld op de omgeving en de kernkwaliteiten in het gebied. Zoals hierboven al gesteld is de locatie gunstig gelegen. Zo ligt deze nabij diverse kernen, maar wordt het uitzicht van omwonenden niet negatief beïnvloed. Daarnaast is het zonnepark landschappelijk goed in te passen. Hiervoor zal, in overleg met omwonenden en de gemeente, een passend inrichtingsplan worden opgesteld. Een voorzet hiervoor is gedaan door adviesbureau Eelerwoude. Dit inrichtingsplan is opgenomen in de planbeschrijving in Hoofdstuk 2.

Collegeakkoord In het collegeakkoord ‘Dynamisch en ondernemend 2015-2019’ hebben de partijen uitgesproken duurzaamheid hoog in het vaandel te hebben staan, te willen gaan voor een energiemix en de energietransitie te willen versnellen. Daarnaast wil de provincie het gebruik van zonne-energie stimuleren.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Borger-Odoorn In 2011 heeft de gemeente Borger-Odoorn de gemeentelijke Structuurvisie vastgesteld. Dit document bevat de strategische ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente. De structuurvisie brengt de gemeentelijke ruimtelijke belangen in beeld aan de hand van de ruimtelijk relevante thema’s en trends. Daarbij wordt een driedeling gehanteerd aan de hand van de landschapstypes Zand, Hunzedal en Veen. Het plangebied ligt in die driedeling in het Hunzedal. Het Hunzedal wordt gevormd door het voormalig beekdal van de Hunze. De rivier ontspringt ten oosten van en mondt uit in het Zuidlaardermeer. De belangrijkste kernkwaliteit van het landschap is niet meer goed herkenbaar. Het beekdal gaf vroeger ruimte aan een meanderende Hunze. Deze is echter gekanaliseerd en het beekdal is verkaveld ten behoeve van de landbouw. Ondanks dat de ontstaansgeschiedenis van het Hunzedal niet meer goed af te lezen is in het landschap, vormt deze toch een belangrijke ruimtelijke drager voor de ontwikkeling van de gemeente. In de Structuurvisie wordt hier ingezet op waterrijke natuurontwikkeling die de oorspronkelijke structuur van het beekdal versterkt. De natuurontwikkeling respecteert het bestaande agrarisch gebruik en is een stimulans voor natuurvriendelijke recreatie. Op de Visiekaart horend bij de Structuurvisie ligt het plangebied in een zone waar het versterken van de agrarische functie met aandacht voor natuurlijke en landschappelijke waarden centraal staat. Het is daarnaast deels aangeduid als gebied voor natuurontwikkeling (NNN). In het Hunzedal vindt gekoppeld aan de hermeandering van de Hunze natuurontwikkeling plaats in het gebied dat is begrensd als NNN. Natuur en landbouw dienen naast elkaar te kunnen functioneren. Dit vergt een goede afstemming van de waterhuishouding op de functies natuur en landbouw.

Zonneoogst - Beleidsplan zonne-akkers in Borger-Odoorn Op 14 december 2017 is het beleidsplan voor zonne-akkers in Borger-Odoorn vastgesteld. Het beleidsplan vormt het instrument dat de gemeente gebruikt om initiatieven voor zonneparken ruimtelijke te toetsen.

23 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Het uitgangspunt van het beleidsplan is beheerste groei. Om hier gevolg aan te geven, laat de gemeente van 2018 tot en met 2020 een aantal pilots uitvoeren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kleinschalige en grootschalige zonne-akkers. Er wordt ruimte gegeven aan maximaal 10 kleinschalige zonne-akkers van maximaal 5 hectare. Daarnaast kan onder duidelijke voorwaarden geëxperimenteerd worden met een tweetal grootschalige zonne-akkers tot maximaal 49 MW. Zonne-akkers op landbouwgrond zijn niet onbespreekbaar, maar hebben niet de voorkeur.

BEOORDELINGSASPECTEN VOOR INITIATIEVEN (ECONOMISCH) 1. Initiatieven die op één of andere manier innovatief zijn en dus meer bieden dan alleen opwekking van energie (dus bijvoorbeeld ook opslag) krijgen de voorkeur. 2. Initiatieven die economisch rendement opleveren voor meer lokale partijen dan alleen de aanvrager krijgen de voorkeur. 3. Er wordt zo min mogelijk vruchtbare landbouwgrond opgeofferd aan zonne-akkers. 4. Een initiatiefnemer mag bij maximaal twee initiatieven betrokken zijn. Op die manier wil de gemeente maximaal kunnen leren van verschillende mogelijkheden en werkwijzen. Dorpscoöperaties krijgen de voorkeur. 5. In de beoordeling wordt het aspect social return on investment meegenomen en projecten waar gebruik wordt gemaakt van lokale ondernemers krijgen de voorkeur.

DRAAGVLAK In september 2017 zijn er een verschillende inloopsessies georganiseerd. Tijdens deze inloopsessies is bewoners gevraagd naar de randvoorwaarden voor zowel grootschalige parken (tot 100 hectare) en kleinschalige parken (tot 5 hectare). Voor de grote parken in het gebied nabij het Hunzedal zijn hierover de volgende opmerkingen gemaakt: "Niet dicht bij het dorp of de bebouwing. Enige kilometers buiten de bebouwing is acceptabel" "Als men de zonnevelden 100 tot 200 meter van de weg afzet, kun je van diezelfde weg de horizon nog zien. Dat vindt men zeer belangrijk. De wijdse gezichten van de Veenkoloniën mogen niet verloren gaan" "De bewoners vinden het belangrijk dat de strook tussen de velden en de weg een 'mooie' strook is. Als voorbeeld wordt geopperd deze met bloemen en grassen in te vullen" "De panelen kunnen ook geplaatst worden langs de N374 van Borger naar Stadskanaal. Hier hebben de boeren geen last van, die gebruiken een andere dreef" "Ik vind dat er per gebied en per case moet worden gekeken wat het laadvermogen is. Vooral wat de economische impact is van zo'n veld vind ik belangrijk. Bij grote oppervlaktes zonnevelden moet je hier vooral rekening mee houden"

Op basis van bovenstaande reacties is de verwachting dat voor het plangebied draagvlak te verwachten is. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op 400 meter van het zonnepark. Door het zonnepark landschappelijk goed in te passen vallen de panelen door de beperkte hoogte weg tegen de horizon. De grond onder het zonnepark aan de Paardetangendijk wordt meervoudig gebruikt. Zo wordt naast het opwekken van energie, de ondergrond begraasd door schapen. Daarnaast zal in overleg met het waterschap worden bekeken of de grondwaterstand verhoogd kan worden zodat ook op deze wijze meer voordelen worden geboden dan enkel het opwekken van duurzame energie. Het verhogen van de grondwaterstand gaat veenoxidatie tegen, biedt ruimte voor natuurontwikkeling en er wordt meer water geborgen. PowerField wil hier tevens de Wageningen Universiteit bij betrekken. In samenhang met het waterschap en de Wageningen Universiteit kan de komende jaren onderzoek worden gedaan naar de effecten van een hogere grondwaterstand op het inklinken van de bodem, tegengaan van veenoxidatie en ontwikkeling van de bodem ter plekke (onder andere welke vegetatie zich ontwikkelt en op welke wijze de ondergrond, bij een hoge grondwaterstand en onder zonnepanelen, landbouwkundig kan worden gebruikt. Een deel van de baten zal PowerField laten terugvloeien in de lokale gemeenschap (er wordt een bedrag geschonken aan een dorpsbelang, duurzaamheidsfonds of lokale energiecoörporatie). Op die manier levert het park ook (economisch) rendement op voor de omgeving. Voor de gemeente en agrarische sector is het van belang dat zo min mogelijk vruchtbare landbouwgrond

24 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen wordt gebruikt voor zonneparken. PowerField deelt deze mening en heeft daarom gezocht naar onrendabele landbouwgronden. De gronden binnen dit plangebied liggen in het Hunzedal en betreffen dergelijke gronden. De grond bestaat uit zware moeilijk te bewerken grond en is laag gelegen met van nature al een hogere grondwaterstand. De gronden zijn niet goed te gebruiken als akkerbouwgrond en ook de opbrengst als grasland is zeer matig te noemen. Daarmee past de locatie zeer goed binnen de uitkomsten voortvloeiend uit de door de gemeente georganiseerde gebiedsbijeenkomsten. PowerField denkt graag mee om te onderzoeken of het opzetten van een lokale dorpscoöperatie mogelijk is. Daartoe wordt aangeboden een gedeelte van het zonnepark te ontwikkelen middels de postcoderoos. Tenslotte maakt PowerField bij voorkeur gebruik van lokale ondernemers. Denk hierbij aan lokale loonwerkers die grond voorbereiden, een lokale schapenhouder die de ondergrond beheert en waar mogelijk lokale installateurs voor (het ondersteunen bij) de realisatie van het zonnepark.

BEOORDELINGSASPECTEN VOOR INITIATIEVEN (MAATSCHAPPELIJK) 1. Dorpscoöperaties en gebiedsfondsen hebben de voorkeur boven commerciële ondernemers. 2. Zonneakkers moeten aansluiten bij de relevante aspecten van het Cittaslow-keurmerk. 3. Er moet breed draagvlak zijn bij omwonenden. Zij kunnen participeren in het project, bijvoorbeeld via de methodiek van de zogeheten 'postcoderoos'. Ook andere vormen van persoonlijk en/of gezamenlijk voordeel zijn mogelijk, zoals energiebesparing of snel internet. De initiatiefnemer moet aantonen voldoende te hebben geïnvesteerd in het verkrijgen van dit draagvlak.

PowerField is geen Dorpscoöperatie. Wel wil ze graag een bijdrage leveren aan een dergelijke Dorpscoöperatie. Middels het PowerField Participatie Principe biedt PowerField verschillende mogelijkheden om de omgeving mee te laten participeren in het zonnepark. Het plangebied is gelegen op een plek die de gemeente heeft aangewezen als geschikte locatie voor 'grote' (maat L) zonneparken; namelijk het Hunzedal. Het Hunzedal is een oerstroomdal ontstaan door smeltwater. Op deze gronden ziet de gemeente mogelijkheden voor zonneparken met een grootte tussen de 5 en 60 hectare. Het park is bruto circa 41 hectare groot en past daarmee goed op de locatie.

25 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

26 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Afweging ARCHEOLOGIE De gemeente beschikt over een archeologische beleidsadvieskaart die in 2011 is vastgesteld en in 2014 is 2 gewijzigd. Het plangebied kent op grond van de beleidsadvieskaart grotendeels een middelhoge verwachting (beekdal) en voor een klein deel een hoge verwachting (beekdal). In het noorden is sprake van 2 een hoge verwachting ter plaatse van een aantal dekzandkoppen in het beekdal. In het zuidwesten van het plangebied bevindt zich een AMK-terrein van archeologische waarde met daar omheen een bufferzone. Ter plaatse van de gronden met een hoge verwachting (beekdal) dient bij ingrepen groter dan 1.000 m en 2 dieper dan 0,3 m beneden maaiveld archeologische begeleiding plaats te vinden. Ter plaatse van de gronden met een middelhoge verwachting (beekdal) moet bij ingrepen groter dan 1.000 m en dieper dan 0,3 m beneden maaiveld een veldinspectie na de uitvoering van de bodemingrepen worden uitgevoerd. Voor de gronden met een hoge verwachting (dekzandkoppen in beekdal) geldt dat verkennend onderzoek nodig is bij ingrepen groter dan 100 m en dieper dan 0,3 m beneden maaiveld. De zonnepanelen worden geplaatst op stellages met palen die in de grond worden gedreven. Daarnaast worden verspreid over het plangebied omvormers en een transformator geplaatst en kabels gelegd. Gecombineerd met ingrepen in het kader van de landschappelijke inpassing worden de vrijstellingsgrenzen overschreden. De totale oppervlakte van de ingreep is afhankelijk van de uiteindelijke inpassing. Ten behoeve van het bestemmingsplan is daarom een archeologisch onderzoek uitgevoerd.

27 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Figuur 4.1 Resultaten booronderzoek (bron: De Steekproef)

Conclusies Tijdens het neolithicum veranderde het plangebied van een dekzandlandschap in een veenmoeras. Vanaf de negentiende eeuw is het veen ontgonnen ten behoeve van de turfwinning. Sinds de voltooiing van de vervening ligt het dekzand plaatselijk weer aan of dicht onder het maaiveld. Archeologische vondsten die in het verleden gedaan zijn in en rond het plangebied betreffen met name losse vondsten van vuursteen uit het mesolithicum. Het gaat om stukken bewerkt vuursteen die tijdens oppervlaktekarteringen zijn aangetroffen of tijdens graafwerkzaamheden langs het Achterste Diep. Dit heeft geresulteerd in de toewijzing van een AMK-terrein (Archeologische MonumentenKaart) op het zuidwestelijke deel van het plangebied. Voor het plangebied geldt een middelhoge tot hoge verwachting voor bewoningsresten uit het mesolithicum en het neolithicum op hogere delen van het dekzandlandschap en een middelhoge tot hoge archeologische verwachting voor resten van aan beekdalen gebonden vondstcomplexen zoals veenwegen, bronsdepots en

28 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen veenlijken. Dergelijke resten worden met name in veen verwacht en kunnen goed geconserveerd zijn. Om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen zijn binnen het plangebied 258 verkennende boringen gezet in een dichtheid van zes boringen per hectare. De resultaten hiervan zijn weergegeven in figuur 4.1. Hierop is te zien dat op een groot deel van het plangebied niet geoxideerd dekzand dicht onder de bouwvoor ligt of zelfs direct daaronder. In deze zones is de bodem van nature slecht ontwaterd en is nauwelijks nog veen bewaard gebleven. Met name op de zuidelijke helft van het plangebied zijn echter zones aanwezig waarin nog veenpakketten zijn aangetroffen die nog dik genoeg zijn om goed geconserveerde archeologische resten te kunnen bevatten. In deze zones loopt het veen door tot dieper dan een halve meter beneden het maaiveld en plaatselijk zelfs tot meer dan twee meter beneden het maaiveld. In het noordwestelijke deel van het plangebied ligt een zone waarin onder de bouwvoor nog resten van podzolbodems zijn aangetroffen. Hier was de bodem voorafgaande aan de veenvorming goed ontwaterd en derhalve geschikt voor bewoning in de steentijd. Zoals op de overzichtskaart van de resultaten te zien is, komt deze zone deels overeen met de zones op de gemeentelijke beleidskaart met een hoge verwachting voor zandkoppen in beekdalen. Op de overzichtskaart van de resultaten is de ligging van de vuursteenvindplaatsen in en nabij het zuidwestelijke deel van het plangebied afgebeeld aan de hand van de in Archis opgenomen coördinaten. Deze coördinaten zijn niet tijdens het doen van de vondsten vastgelegd, maar zijn later zo goed mogelijk gereconstrueerd. De exacte ligging van de vuusteenvindplaatsen is derhalve niet bekend. De betreffende locaties liggen rond een zandhoogte die min of meer wordt omsloten door zones met dikke pakketten veen. Naar verwachting vormt deze zandkop derhalve de meest waarschijnlijk locatie van de eigenlijke vuursteenvindplaats.

29 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Figuur 4.2 Advieskaart (bron: De Steekproef)

Selectie-advies Het onderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd. De kans hierop is tijdens een verkennend booronderzoek echter ook klein. In de zone die op figuur 4.2 oranje is gekleurd, hebben droge omstandigheden geheerst die mogelijk gepaard zijn gegaan met menselijke bewoning tijdens de steentijd. Voor deze zone geldt derhalve een hoge verwachting voor zandkoppen in beekdalen en wordt geadviseerd om karterend onderzoek te verrichten voorafgaande aan vlakdekkende bodemingrepen die dieper reiken dan dertig centimeter. Een dergelijk onderzoek bestaat uit karterend booronderzoek met een dichtheid van twintig boringen per hectare met tevens een oppervlaktekartering nadat de gewassen van de hier gelegen

30 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen akkers verwijderd zijn en het oppervlak lang genoeg aan neerslag blootgesteld heeft gestaan om een goede vondstzichtbaarheid te krijgen. De meest waarschijnlijke locatie van de vuursteenvindplaats is rood aangegeven in de advieskaart. In deze zone wordt geadviseerd om vlakdekkende graafwerkzaamheden die dieper dan dertig centimeter reiken, vooraf te laten gaan door een proefsleuvenonderzoek. Een dergelijk onderzoek dient plaats te vinden volgens een daartoe door een senior KNA-archeoloog op te stellen en door de gemeente goed te keuren Programma van Eisen (PvE). In de zones die op de advieskaart geel gekleurd zijn, kunnen goed geconserveerde resten aanwezig zijn die kenmerkend zijn voor beekdalen. Voor deze zones wordt geadviseerd om vlakdekkende graafwerkzaamheden die dieper reiken dan dertig centimeter, archeologisch te laten begeleiden. Ook een dergelijke begeleiding dient plaats te vinden volgens een daartoe op te stellen Programma van Eisen (PvE). In de op de advieskaart ongekleurde delen van het plangebied is de bodem altijd te nat geweest voor bewoningsactiviteiten en is dermate weinig veen aanwezig dat hier geen behoudenswaardige resten van voor veengebieden kenmerkende vondstcomplexen meer verwacht hoeven te worden. In deze zones wordt derhalve geen vervolgonderzoek aanbevolen. Ook hier blijft echter onverminderd van kracht dat indien tijdens graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, hiervan direct melding dient te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10. Het advies is dit te doen bij de gemeente Borger-Odoorn.

In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen in de agrarische bestemming en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' ter bescherming van de (verwachtings)waarden.

CULTUURHISTORIE De gemeente beschikt over een cultuurhistorische waardenkaart die echter nog niet is vastgesteld. De kaart wordt wel gebruikt als informeel toetsingskader. Volgens de cultuurhistorische waardenkaart maakt het plangebied deel uit van de beekdalen en broeken in de Hunzelaagte. Dit gebied heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Met name het zuidoostelijk deel van de Hunzelaagte heeft nog zijn historische strokenverkaveling, alhoewel in de stroomlanden bij de beken de onregelmatige blokverkaveling verdwenen is en de beken ingrijpend zijn aangepast. De landschappelijke inpassing sluit aan bij de gebiedskenmerken (zie ook Hoofdstuk 2). De cultuurhistorische waarden van het gebied worden gerespecteerd.

4.2 Bodem

Wettelijk kader Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.

Afweging Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Daarnaast zijn bij de aanleg geen grootschalige bodemingrepen aan de orde. Er wordt geen grond van het terrein afgevoerd en er wordt gewerkt met een gesloten grondbalans.Ter plaatse van het plangebied is op grond van het Bodemloket (bodemloket.nl) geen sprake van historisch bekende activiteiten, onderzoeken en/of saneringen. Gelet op het huidige agrarische gebruik worden ook geen ernstige verontreinigingen verwacht. De kwaliteit van de bodem staat de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg.

31 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

4.3 Ecologie

Wettelijk kader Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen is een quick scan flora en fauna uitgevoerd (Bijlage 2). Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

Gebiedsbescherming De uiterste zuidwestkant van het plangebied valt binnen het Natuurnetwerk Nederland. In dit deel van het plangebied worden geen zonnepanelen geplaatst. Hierdoor zijn directe effecten op het NNN uit te sluiten en is het toetsingskader van het NNN niet van toepassing. Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb. Het meest nabijgelegen gebied beschermd middels de Wnb betreft het Natura 2000-gebied Drouwenerzand, op ruim 3 km ten noordwesten van het plangebied. Het plangebied heeft geen belangrijke ecologische relatie met het beschermde gebied.

Soortenbescherming Het plangebied vormt leefgebied van enkele algemeen voorkomende beschermde soorten grondgebonden zoogdieren. Grond- en graafwerkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep kunnen deze soorten treffen. Het gaat om soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt voor overtreding van verbodsbepalingen bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Een ontheffing is dus niet nodig. Wel dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht. Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied geen betekenis of zijn negatieve effecten van de voorgenomen ingreep uitgesloten.

Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.

4.4 Externe veiligheid

Wettelijk kader Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.

Afweging Het zonnepark is geen inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De N374 is volgens de risicokaart (riscokaart.nl) aangewezen als provinciale weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De risicocontour PR10-8 ligt op 21 meter uit deze weg, aan beide zijden. Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Bevi; er zijn geen personen

32 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen aanwezig. De ontwikkeling van het zonnepark wordt daarmee niet belemmerd door de N374. Uit de risicokaart blijkt dat er verder in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportassen (spoor, water) of transportleidingen aanwezig zijn. Het plangebied ligt ook niet in het invloedsgebied van inrichtingen, assen en leidingen. Bovendien neemt het aantal personen binnen het plangebied niet toe, waardoor er geen effecten op de externe veiligheidssituatie zijn. Met betrekking tot externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde en kan aanvullend onderzoek achterwege blijven.

4.5 Geluid

Wettelijk kader In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Afweging Een zonnepark is geen geluidgevoelig object. Akoestisch onderzoek is in dit kader dan ook niet noodzakelijk. Een zonnepark wordt aangemerkt als een inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit. Er moet worden voldaan aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. De GGD adviseert om strengere normen op te leggen om geluidshinder te voorkomen, namelijk een geluidsbelasting op de dichtstbijzijnde gevel van ten hoogste L = 43 dB. De afstand van het zonnepark tot de dichtstbijzijnde geluidgevoelige gevel bedraagt meer dan 400 meter. Geluidhinder als gevolg van de transformatoren is vanwege deze grote afstand niet aan de orde. Gelet op de grote afstand tot de dichtstbijzijnde woning worden geen maatwerkvoorschriften opgelegd.den

4.6 Kabels en leidingen

Kader Het Nederlands Instituut voor de Radio Astronomie, ASTRON, heeft drie grote vestigingen in Drenthe en manifesteert zich onder andere bij Exloo en Buinen (centrumgebied van LOFAR). Verder zijn er verspreid over de provincie kleine LOFAR-buitenstations voor wetenschappelijk onderzoek naar zowel astronomie, geofysica als infrageluid. Het streven is om verstoring van activiteiten te voorkomen. De provincie Drenthe heeft vanwege de bescherming van de LOFAR-stations een tweetal zones rond LOFAR opgenomen in de Omgevingsvisie. De storingsvrije zone I (400 hectare) valt samen met het centrale LOFAR-gebied. Binnen zone I zijn windturbines uitgesloten. Zone II is een overlegzone waar overleg dient te worden gepleegd met ASTRON. In deze zone dient elektromagnetische straling die een verstorend effect heeft op LOFAR te worden voorkomen. Het zonnepark ligt in zone II.

Afweging Initiatiefnemer is zich bewust van het belang van het voorkomen van meetstoringen voor de radiotelescoop LOFAR door stoorstraling richting de kern van de telescoop. Er zijn technische maatregelen voor storingsonderdrukking nodig om te voorkomen dat de voorziene zonnepanelen, elektrische installaties en infrastructuur de werking van de LOFAR-telescoop ernstig zullen verstoren. Te denken valt aan afscherming, filtering, aarding en kabelroutering. Tussen Astron en de initiatiefnemer heeft overleg plaatsgevonden, hetgeen heeft geresulteerd in de ondertekening van een intentieverklaring met betrekking tot het vaststellen van de vereiste aanpassingen aan de technische installaties van het zonnepark. In de regels van dit bestemmingsplan zijn voorwaarden opgenomen ten einde verstoring te voorkomen. Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor het plan.

4.7 Lichthinder

Kader en afweging De werking van zonnepanelen is gebaseerd op het opvangen van (zon)licht. De zonnepanelen zelf vormen

33 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen geen lichtbron. Lichthinder wordt dan ook niet verwacht. Reflectie van zonlicht is nadelig voor het rendement en wordt dus ook om die reden zoveel mogelijk voorkomen. Zonneparken kunnen overigens wel gepaard gaan met een hinderlijke schittering van de zon voor automobilisten op omliggende wegen. Dit kan mogelijk leiden tot negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid. Langs de randen van het plangebied wordt een ruime rand rondom de opstelling van de zonnepanelen aangehouden. De afstand tot de dichtstbijzijnde wegen is daarmee relatief groot. Daarnaast wordt het park middels landschappelijke inpassing waar mogelijk aan het zicht onttrokken. De panelen worden geplaatst in een zuidopstelling onder een relatief kleine hoek. Daarmee zal er van onevenredige hinderlijke reflectie en lichthinder naar verwachting geen sprake zijn.

4.8 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. 3 Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m NO of PM ) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Afweging 2 10 Op grond van de nibm-tool (versie 2017) is een project pas in betekende mate bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 450 per dag (met 20% aandeel vrachtverkeer). Het plan betreft de realisatie van een zonnepark. Tijdens de aanleg zal er tijdelijk sprake zijn van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Na de opening van het park loopt dit aantal weer terug. In beide perioden blijft het aantal verkeersbewegingen zeer ruim onder het genoemde aantal van 450 per dag. Het plan leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit met 3% en kan als 'niet in betekenende mate' worden beschouwd. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.

4.9 Milieuzonering

Wettelijk kader Milieuaspecten worden geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke elementen. De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Afweging In het plangebied is sprake van een agrarische functie. Het plan maakt geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk die een grotere bescherming dan ten opzichte van die functie noodzakelijk maken. Zonneparken zijn niet opgenomen in de de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Voor de enigszins vergelijkbare functie 'elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorbedrijven' geldt voor bedrijven tot 100 MVA een grootste richtafstand van 50 meter, voor het aspect geluid. De afstand van de grens van het zonnepark tot de gevels van de dichtstbijzijnde woningen bedraagt circa 400 meter. De transformatoren van het zonnepark zijn op nog grotere afstand van die gevels geprojecteerd.

34 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

De GGD adviseert om het zonnepark zodanig in te richten dat het elektromagnetische veld ter hoogte van woningen niet hoger is dan 0,4 microtesla, hetgeen overeenkomt met Rijksbeleid bij hoogspanningslijnen. De gemeente sluit zich bij dit advies aan. Zoals GGD aangeeft betreft die afstand die men dan voor die situatie moet aanhouden enkele tientallen meters. Met het planvoornemen is daarvan sprake: de afstand van het zonnepark tot aan de dichtstbijzijnde woning bedraagt meer dan 400 meter. Om de werking van de LOFAR-telescoop niet te benadelen, worden bovendien technische maatregelen voor storingsonderdrukking getroffen, waardoor het elektromagnetisch veld wordt verkleind. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het project.

4.10 Verkeer en parkeren

Wettelijk kader en afweging Het zonnepark wordt ontsloten op de Paardetangedijk. Na opening wordt het park incidenteel bezocht in het kader van beheer en onderhoud. Voor zover er al sprake is van een verkeersaantrekkende werking dan is deze beperkt. Het uitgangspunt is dat een ontwikkeling voorziet in de eigen parkeerbehoefte. Op het park is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor het eerdergenoemde incidentele bezoek. Het plan voorziet in de benodigde parkeerbehoefte.

4.11 Water

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied valt in het werkgebied van het Waterschap Hunze en Aa’s. Het waterschap is op 16 maart 2018 geïnformeerd over het bestemmingsplan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de normale procedure van de watertoets is doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap een voorlopige standaard uitgangspuntennotitie afgeeft (Bijlage 3) die wordt uitgewerkt tot een maatwerk wateradvies.

Thema veiligheid In het Beheerprogramma van het waterschap Hunze en Aa's zijn beleidsdoelen geformuleerd op het gebied van veiligheid. Levensbedreigende situaties voor mensen mogen niet plaatsvinden; voor dieren proberen we die zoveel mogelijk te voorkomen. Het waterschap zorgt ervoor dat de zeedijk en de boezem nu en in de toekomst voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm. Voor overstroming vanuit zee is de norm een gemiddelde overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 4000 per jaar. Voor overstroming vanuit de boezem is de norm een gemiddelde overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 per jaar.

OVERSTROMINGSKANS VANUIT DE BOEZEM Voor het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's is onderzocht welke gebieden overstromingsgevoelig zijn vanuit de boezem. Het plangebied ligt (deels) in een overstromingsgevoelig gebied. Nieuwe woningen, bedrijven en andere infrastructuur moeten bij voorkeur op de hogere gronden worden gebouwd. Als er toch wordt gekozen om in de lagere delen te bouwen, is het raadzaam om overstromingsbestendig te bouwen. Dat kan op de volgende manieren: de bouwlocatie ophogen tot het verwachte overstromingsniveau (de gehele locatie of alleen de bebouwing en/of de wegen) de bouwlocatie ophogen ten opzichte van de omgeving (bijvoorbeeld 0,5 m) de gebouwen bestendig tegen overstromingen maken drijvend of op palen bouwen een robuuste (bebouwbare) dijk aanbrengen ter bescherming van de bouwlocatie

35 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Bij de inrichting van bouwlocaties in overstromingsgevoelige gebieden moeten gemeenten aandacht besteden aan vluchtroutes die voldoende hoog liggen.

Thema wateroverlast Het waterschap zorgt voor het functioneren van het watersysteem. Het watersysteem moet nu, maar ook op de lange termijn, goed functioneren. Het watersysteem moet zodanig zijn dat de inundatienormen niet worden overschreden bij toekomstige veranderingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit is gebaseerd op het principe van niet-afwentelen zowel bestuurlijk, financieel en geografisch, in de tijd op elk schaalniveau. Er zijn landelijke werknormen (Nationaal Bestuursakkoord Water) opgesteld voor wateroverlast. Het gaat hierbij om wateroverlast, die ontstaat door inundatie vanuit oppervlaktewater als gevolg van lokale neerslag. De normen zijn uitgedrukt in de kans dat het peil van het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt.

Grondgebruikstype Maaiveldcriterium Inundatienorm (1/jaar) grasland 5% 1/10 akkerbouw 1% 1/25 hoogwaardige land- en tuinbouw 1% 1/50 glastuinbouwgebied 1% 1/50 bebouwd gebied 0% 1/100

Bovenstaande werknormen zijn gebaseerd op basis van de middenvariant van het klimaatscenario 2050 van het KNMI (klimaatscenario G).

STEDELIJK GEBIED In open water in stedelijk gebied kan water geborgen worden. De berging is afhankelijk van het oppervlak open water en de maximale toelaatbare peilstijging. In een situatie T=10 (T= herhalingstijd in jaren) wordt een geoorloofde peilstijging van 0,40 meter gehanteerd en ingeval van een T=100 (inclusief13% klimaatverandering) is dat afhankelijk van de laagst gelegen gronden in het stedelijk gebied; 0% van het bebouwd gebied mag inunderen. Hierbij moet opgemerkt worden dat in stedelijk gebied ook groen en gras voorkomt waarop een lagere norm (nm. de norm van het grondgebruikstype grasland) van toepassing is dan het bebouwd gebied. Bepaalde gebieden kunnen zelfs aangewezen worden voor de tijdelijke opvang van water.

Bij stedelijke uitbreidingen of herstructureringen mag een toename van het verhard oppervlak niet resulteren in een extra belasting van het watersysteem, er moet waterneutraal gebouwd worden. Dit houdt in dat de initiatiefnemer voldoende maatregelen neemt om de versnelde waterafvoer, te compenseren. De initiatiefnemers van de uitbreiding van het verhard oppervlak moeten ervoor zorgen dat ze voldoende compenserende maatregelen nemen.

BEPALEN COMPENSATIE BIJ TOENAME VERHARDING Voor de berekening van de vereiste waterberging, om de toename van het verhard oppervlak te compenseren, wordt gebruik gemaakt van de regenduurlijnmethode. Met deze methode kan op basis van het oppervlak open water, de maximale peilstijging, de afvoernorm bij maatgevende afvoer, maatgevende buien en het maatgevende klimaatscenario op eenvoudige2 wijze inzichtelijk gemaakt worden hoeveel extra waterberging vereist is. Voor stedelijke gebieden betekent dit concreet dat een regenbui van 89 mm in 24 uur opgevangen moet kunnen worden zonder dat de inundatienorm en de toegestane gebiedsafvoer wordt overschreden. Als vuistregel hanteert het waterschap dat per m toename verhard oppervlak 80 liter extra waterberging gerealiseerd moet worden in het plangebied. In het definitieve wateradvies van het waterschap wordt een maatwerkberekening opgenomen voor de benodigde extra berging.

36 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

INUNDATIE Het watersysteem is getoetst aan de landelijke werknormen voor wateroverlast. Met name in gebieden waar bodemdaling door veenoxidatie optreedt, voldoet het systeem niet overal aan de normen en is er vaker dan de norm sprake van inundatie en wateroverlast. Het grootste gebied van het waterschap voldoet echter aan de norm van 1:100 jaar of veiliger. Het waterschap streeft ernaar dat in landbouwgebieden inundaties niet vaker dan eens per 75 jaar optreden. Het waterschap zal op zoek gaan naar maatregelen om deze streefnorm van 1:75 te halen. In het plan komen gebieden voor waar niet wordt voldaan aan de 1:75 norm. Bij de verdere ontwikkeling van het plan moet aandacht zijn voor deze problemen. Er moeten maatregelen genomen worden om aan de normen te voldoen zodat er niet afgewenteld wordt in de tijd.

Thema afvalwater & riolering Samenwerking in de waterketen leidt tot een grotere doelmatigheid en verdergaande kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater. In een groot deel van het bestaand stedelijk gebied wordt het hemelwater en het afvalwater verzameld in een gemengd rioolstelsel. Via het gemengde stelsel wordt dit afvalwater getransporteerd naar de RWZI, waar het na zuivering geloosd wordt op het oppervlaktewater. Door het hemelwater gescheiden te houden van het afvalwater wordt het hemelwater niet vervuild en kan dit schone water behouden blijven voor het watersysteem. Ook is een vermindering van het volume afvalwater gunstig voor de capaciteit van de bestaande riolering, transportvoorzieningen en de RWZI. Het vrijkomende hemelwater na afkoppeling mag niet resulteren in een versnelde afvoer en het hemelwater mag in principe niet door diffuse bronnen zijn verontreinigd voordat het in het oppervlaktewatersysteem terecht komt.

VERONTREINIGING VOORKOMEN De invloed van diffuse bronnen op hemelwater moet zoveel mogelijk worden beperkt door het hanteren van de beleidsuitgangspunten in het landelijk emissiebeleid. Dit gaat volgens de trits voorkomen, scheiden en zuiveren. Door het gebruik van preventieve/ brongerichte maatregelen komt hemelwater met zo weinig mogelijk vervuilende stoffen of uitlogende materialen in aanraking en blijft het zo schoon mogelijk. Het uitgangspunt bij de invulling van deze zorgplicht is het gebruik van de beste beschikbare technieken. Alternatieve maatregelen zijn ook acceptabel, mits deze maatregelen aantoonbaar hetzelfde effect opleveren. Op grond van de huidige wet- en regelgeving is het niet de bedoeling om de zorgplicht volledig af te kaderen. De lozer mag zelf invulling geven aan de zorgplicht. Mogelijke preventieve/brongerichte maatregelen zijn: Bij nieuwbouw en renovatie zo weinig mogelijk uitlogende materialen zoals zink, koper en lood gebruiken. Alternatieven gebruiken heeft de voorkeur. De nationale pakketten duurzaam bouwen geven handvaten voor alternatieven; Hondenuitlaatplaatsen aanleggen of mogelijkheid bieden of de verplichting in de APV opnemen om hondenpoep op te ruimen; Afvalinzamelpunten plaatsen in woonbuurten, langs toegankelijke wegen voor burgers en op publieksintensieve locaties als pleinen en markten om zwerfvuil te voorkomen; Autowasplaatsen aanleggen of autowassen op straat verbieden in de APV om menging van autowaswater met hemelwater te voorkomen; De openbare ruimte zodanig inrichten dat onkruidgroei zo weinig mogelijk kans krijgt. Hiermee kan het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op verhardingen worden voorkomen of beperkt. Het rapport "Handboek Bestrijdingsmiddelen in stedelijk gebied" gaat hierop in. Als de middelen toch gebruikt worden, dan moet de gebruiker maatregelen treffen om contact met hemelwater zoveel mogelijk te voorkomen. Deze maatregelen zijn opgenomen in de methode voor Duurzaam Onkruidbeheer (DOB-methode); Goten langs wegen vegen om onkruidgroei te voorkomen. Op opslagplaatsen, tankputten en andere terreinen van bedrijven zo weinig mogelijk knoeien met stoffen; Bij op- en overslag bulkpartijen bevochtigen om verwaaiing te voorkomen of beperken; Luchtemissies van bedrijven verminderen of voorkomen om atmosferische depositie te beperken of te voorkomen; Gladheidbestrijding effectief toepassen of beperken zolang de veiligheid dit toelaat. Gebruik middelen,

37 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

die zo milieuvriendelijk mogelijk zijn.

Lozing van hemelwater op het oppervlaktewaterlichaam mag niet leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van dat oppervlaktewaterlichaam. Daarnaast moet de lozing van hemelwater passen binnen de te bereiken waterkwaliteitsdoelstellingen voor het oppervlaktewaterlichaam of de functies van het gebied. Lozen op een oppervlaktewaterlichaam zonder één van de hierna aangegeven specifieke functies heeft de voorkeur boven lozen op een kwetsbaar oppervlaktewaterlichaam.

KWETSBAAR WATER Op een aantal kwetsbare oppervlaktewaterlichamen staat Waterschap Hunze en Aa's geen afvalwaterlozingen toe: Oppervlaktewaterlichamen met de functie zwemwater; Oppervlaktewaterlichamen met de functie drinkwater; Oppervlaktewaterlichamen met de functie natuur(waarde); Oppervlaktewaterlichamen met de functie viswater; Oppervlaktewaterlichamen in een ecologisch gevoelig gebied; Kleine oppervlaktewaterlichamen met een geringe doorstroming.

LANDELIJK BELEID Voor de beoordeling van hemelwater, dat in contact is geweest met verontreinigde oppervlakken/activiteiten of schadelijke/verontreinigende stoffen, geeft de huidige Europese en landelijke wet- en regelgeving, het emissiebeleid en het vergunningen- en handhavingsbeleid van Waterschap Hunze en Aa's het kader aan.

Hemelwater lozen op het vuilwaterriool is de minst gewenste en minst duurzame manier om het hemelwater af te voeren. Hemelwater mag alleen op het vuilwaterriool worden geloosd als de lozer het hemelwater niet kan hergebruiken of kan afvoeren via de bodem, het openbaar regenwaterstelsel, een oppervlaktewaterlichaam zonder een specifieke functie of een kwetsbaar oppervlaktewaterlichaam. Lozingen op de riolering vallen onder de bevoegdheid van de gemeente.

Thema grondwater & ontwatering TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEID Ten aanzien van grondwater zijn de taken en verantwoordelijkheden verdeeld tussen burger, gemeente en waterschap. Perceeleigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast op hun eigen perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Gemeente hebben een zorgplicht in het openbaar gebied en moeten maatregelen treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit voor zover gemeentelijke maatregelen doelmatig zijn en het niet de verantwoordelijkheid van de provincie of het waterschap is om maatregelen te nemen. Maatregelen die een gemeente kan nemen zijn het aanleggen van drainage , ontwateringssloten of hemelwaterriolering (grondwater mag niet geloosd worden op vuilwaterriolering). Het waterschap is beheerder van het freatisch (ondiep) grondwater. Het beheer bestaat vooral uit toetsing, advies en vergunningverlening voor kleine onttrekkingen.

GRONDWATER ORDENEND Het functioneren van het grondwatersysteem moet als ordenend element meegenomen worden in de locatiekeuze en de inrichting van plannen. Bij de aanleg van nieuwe gebieden is het uitgangspunt dat wijzigingen in de grondwaterstanden niet mogen resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden. Dat kan tot gevolg hebben dat het oppervlaktewaterpeil niet gewijzigd kan worden of dat er daarvoor of daardoor aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om grondwateroverlast in het plangebied te

38 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen voorkomen.

WATEROVERLAST Een te hoge grondwaterstand kan grondwateroverlast veroorzaken, bijvoorbeeld in de vorm van water in de kruipruimte. Te lage grondwaterstanden daarentegen resulteren in verdroging. Het verlagen van grondwaterstanden in bestaande bebouwde gebieden kan problemen geven wanneer er sprake is van houten funderingen en funderingen op klei. Zijn die aanwezig dan mogen de gemiddeld laagste grondwaterstanden (GLG) niet verder worden overschreden (niet nog lager worden). Ook de aanwezigheid van oude bomen verdient aandacht. Volwassen bomen kunnen afsterven als de ontwateringsdiepte snel en drastisch worden veranderd en verder verlaagd worden dan 1 m minus maaiveld. Oude bomen kunnen hun wortelstelsel niet meer aanpassen aan grote veranderingen in het grondwater. Tevens kunnen natuurgebieden in en rond het plangebied negatief beïnvloed worden wanneer het hydrologisch systeem veranderd. Het is dan ook belangrijk bij elk inrichtingsplan samen met het waterschap vanuit het bestaande watersysteem vast te stellen wat de huidige en gewenste grondwaterstanden zijn en of er sprake is van een nadelige beïnvloeding van de omgeving.

NORMEN Bij een gewenste grondwatersituatie is er geen sprake van overlast en zijn de volgende ontwateringseisen richtinggevend. Voor verschillende typen grondgebruik gelden bij een halve maatgevende afvoer (een afvoer die 10 à 15 keer per jaar wordt overschreden) de volgende ontwateringsadviezen. Advies ontwateringsdiepte grondgebruik: Woningen met kruipruimte: 0,7 m onder onderkant vloer; Woning zonder kruipruimte: 0,3 m onder onderkant vloer; Gangbare wegen (met grof zand cunet) primair: 1,0 m onder as van de weg; Gangbare wegen (met grof zand cunet) secondair: 0,7 m onder as van de weg; Gangbare wegen (met grof zand cunet) weg op polystyreen-hardschuim: circa 0,3 m onder as van de weg; Gangbare tuin/plantsoen: 0,5 m onder maaiveld.

Om de geadviseerde ontwateringsdiepte te realiseren, moet het oppervlaktewaterpeil en het technisch ontwerp hier op afgestemd worden. Technische aspecten die van invloed zijn op de grondwaterstand zijn bodemtype, waterpeil, afstanden van waterlopen en drains en draindiepten. Als de gewenste grondwaterstanden niet te realiseren zijn met sturing in peilen, waterlopen en drainage of omdat aanpassing van de grondwaterstanden niet gewenst is door de negatieve beïnvloeding van de omgeving, bieden maatregelen als ophoging van het maaiveld, kruipruimteloos bouwen of een aangepaste inrichtingsvorm of een aangepaste functie wellicht een oplossing. Door creatief te zoeken naar van nature geschikte locaties dan wel aangepaste inrichtingsvormen (partieel ophogen van wegen en woningen, of minder gangbare vormen van woningen, wegen en tuinen) moet gestreefd worden naar een inrichting tegen de laagste maatschappelijke kosten.

GEMIDDELD HOOGSTE GRONDWATERSTANDEN Om grondwateroverlast in woningen te voorkomen is een minimale ontwatering van 0,7 m minus het maaiveld nodig. In het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (plaatselijk) hoger dan op basis van deze ontwateringsnorm gewenst is. Woningbouw op deze plekken is zonder aanvullende maatregelen niet gewenst en zal resulteren in grondwateroverlast. Nader onderzoek naar de drooglegging en ontwatering is gewenst. De inrichting van dit gebied en de benodigde aanvullende maatregelen moeten afgestemd worden op dit nadere onderzoek.

INFILTRATIE In het plangebied wordt de grondwaterstand lokaal beïnvloed door een neerwaartse grondwaterstroming (> 0.75 mm). Deze gebieden zijn meestal voldoende diep ontwatert en bieden mogelijkheden om hemelwater in de bodem te infiltreren, mits er geen sprake is van ondiepe slecht doorlatende lagen.

39 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Thema oppervlaktewaterpeilen & drooglegging Het uitgangspunt voor het operationele peilbeheer is het streven naar de gewenste grondwaterstand voor de verschillende functies en belangen. Het waterschap stelt voor het gehele beheersgebied peilbesluiten op waarin de te hanteren oppervlaktewater peilen worden vastgelegd. Een wijziging van een functie kan een reden zijn het peil te wijzigen, uitgangspunt hierbij is dat de peilwijziging niet mag resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden als gevolg van de door de peilwijziging opgetreden wijziging in de grondwaterstand. Het wijzigen van een peil moet vastgelegd worden in een peilbesluit.

Het gewenste peil kan bepaald worden op basis van de drooglegging en of op basis van het gewenste grondwaterregime (GGOR). Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het vastgestelde oppervlaktewaterpeil of het streefpeil ligt. Voor bebouwd gebied hanteert het waterschap voor het straatpeil een droogleggingsnorm van 1 m en voor het bouwpeil (= vloerpeil van de begane grond) een norm van 1,30 m. Deze droogleggingsnormen gelden bij het zomerstreefpeil.

Om water te kunnen bergen in extremere situaties is een stijging van het waterpeil toelaatbaar. Conform de landelijke werknormen mag in een situatie die 1/100 per jaar (inclusief 13% klimaatverandering) voorkomt in bebouwd gebied 0% inunderen, de toelaatbare peilstijging is in dergelijke situaties afhankelijk van de maaiveldhoogte. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in stedelijk gebied ook groen en gras voorkomt waarop een lagere inundatienorm van toepassing is dan het bebouwd gebied.

Thema inrichting watersysteem Het eigendom, beheer en onderhoud van alle oppervlaktewater en de bijbehorende infrastructuur ligt bij waterschap, gemeente of derden. Het waterschap Hunze en Aa's streeft ernaar om het hoofdsysteem welke een belangrijke functie vervult in de aan en afvoer van water in eigendom, beheer en onderhoud te hebben. Naast het stelsel van hoofdwatergangen zijn er ook sloten aangewezen als schouwsloot. Schouwsloten vervullen een belangrijke functie in de detailwaterbeheersing en zijn meestal in eigendom bij gemeente en/of derden. Schouwsloten vallen onder de schouwverordening van het waterschap en moeten jaarlijks in november worden geschoond. Met het dempen van sloten/watergangen neemt de potentiële bergingsruimte van oppervlaktewater af. Het dempen van sloten veroorzaakt hogere grondwaterstanden. In dit kader is een beleidsregel vastgesteld die het dempen van hoofdwatergangen, schouwsloten en overige sloten verbiedt. Het is onder andere verboden het profiel van hoofdwatergangen en schouwsloten te veranderen. Het dempen van sloten is alleen mogelijk onder de voorwaarden die zijn opgenomen in de beleidsregel Dempingen.

HOOFDWATERGANG Binnen het plangebied zijn hoofdwatergangen van het waterschap gelegen. Aan weerszijden van alle hoofdwatergangen ligt een beschermingszone van 5 meter breed. Deze beschermingszone is ter bescherming van de hoofdwatergang. Deze beschermingszone moet worden gerekend vanaf de insteek. De beschermingszone langs hoofdwatergangen moet vrij blijven van obstakels. Obstakels kunnen bijvoorbeeld zijn: heggen, afrastering, bomen, schuttingen, schuurtjes, verharde paden. Binnen deze beschermingszone is voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden een watervergunning nodig. In de keur van het waterschap is aangegeven voor welke werkzaamheden een watervergunning noodzakelijk is.

SCHOUWSLOOT Binnen het plangebied zijn schouwsloten gelegen. Schouwsloten zijn sloten die niet in eigendom zijn van het waterschap maar wel een belangrijke functie vervullen voor de ontwatering. Om deze ontwateringsfunctie goed te laten vervullen is het van belang dat een schouwsloot schoon is. De eigenaren van de schouwsloot zijn verplicht de schouwsloot jaarlijks schoon te maken, het waterschap ziet hier op toe. Schouwsloten mogen niet zonder toestemming van het waterschap worden gedempt, ook het profiel van

40 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen een schouwsloot mag niet zonder toestemming gewijzigd worden. In de beleidsregel dempingen is aangegeven onder welke voorwaarden demping mogelijk is.

Thema inrichting natuur en ecologie Bij de inrichting van het watersysteem dient er aandacht te zijn voor waterkwaliteit en ecologie. Van groot belang is het voorkomen van stilstaand water. In wateren met onvoldoende doorstroom mogelijkheden kunnen waterkwaliteitsproblemen ontstaan als vissterfte, blauwalg en de opeenhoping van drijfvuil. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met doorspoelmogelijkheden en moeten stilstaand water in watergangen voorkomen worden. Tevens is een goede waterkwaliteit sterk afhankelijk van de mogelijkheid of water- en oeverplanten zich in voldoende mate kunnen vestigen en ontwikkelen. Ruimte voor natuurvriendelijke oevers met geleidelijke overgangen van nat naar droog is van groot belang voor het ecologisch functioneren van het watersysteem en het bieden van voldoende migratiemogelijken en leef- en fourageergebied voor planten en dieren. Naast de inrichting is ook het beheer en onderhoud van invloed op het te behalen resultaat voor de natuur. Tijdens de voorbereiding van plannen moet ook nagedacht moeten worden over het uit te voeren toekomstig onderhoud en de daarbij behorende voorzieningen.

Afweging Aan de randen van het plangebied bevinden zich hoofdwatergangen. Deze blijven behouden. Langs de hoofdwatergangen in het gebied worden onderhoudspaden met een breedte van 5 m vrijgehouden. In overleg met het waterschap zullen de meeste watergangen in het plangebied worden gedempt. Uit de stroomrichtingen blijkt dat de meeste interne watergangen gedempt kunnen worden zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor percelen in de omgeving; die kunnen blijven afwateren. Daardoor ontstaat er een extra ruimtegebruik: in de zin van de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren' zal er meer water worden geborgen in het plangebied. Hierdoor wordt dit vertraagd afgevoerd. Daarnaast wordt door deze maatregelen veenoxidatie tegen gegaan. In overleg met de Natuur- en Milieufederatie Drenthe, het Drents Landschap en Waterschap Hunze en Aa's worden de gronden aan de zuidzijde van het plangebied omgevormd tot natuur en zal daarmee een positieve bijdrage worden geleverd aan de reconstructie van het Hunzedal. De exacte inrichting van het natuurgebied wordt nog nader uitgewerkt. Dit wordt mede bepaald door de archeologische waarden in het gebied. Onder de zonnepanelen wordt geen gesloten verharding aangelegd. Het regenwater kan daardoor onbelemmerd infiltreren. De panelen en de constructie wordt uitgevoerd in niet-uitloogbare materialen.

Tot slot worden in paragraaf 3.2 de provinciale regels voor kapitaalintensieve functie in beekdalen beschreven. Dit houdt bij de aanleg van zonnepanelen in dat goed gemitigeerd wordt door bij de aanleg van de zonnepanelen rekening te houden met water op het maaiveld.

4.12 M.e.r.-beoordeling

Wettelijk kader Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG).

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen

41 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Afweging De gronden in het plangebied zijn in gebruik als agrarische gronden. Het plan maakt een, tijdelijke, functiewijziging naar een zonnepark mogelijk. Deze activiteit komt niet voor op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals opgenomen in dit hoofdstuk, blijkt verder dat het plan geen significante effecten op de omgeving heeft.

42 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit: 1. een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen; 2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding leidend.

5.2 Bestemmingsregels

Inleidende regels De inleidende regels bestaan uit twee artikelen, namelijk de ‘begrippen’ en de ‘wijze van meten’. In de begrippen zijn de noodzakelijke begripsomschrijvingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen. De wijze van meten regelt hoe er moet worden gemeten.

Bestemmingsregels Voor het buitengebied van de gemeente Borger-Odoorn is op dit moment een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Bij de opzet van de regels is het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied als uitgangspunt genomen. Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

AGRARISCH De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn in hoofdzaak bestemd voor agrarische cultuurgrond en voor het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in electriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen. Binnen de bestemming zijn alleen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een zonnepark toegestaan. Middels een specifieke aanduiding voor de radiotelescoop is een verstoring van LOFAR-metingen veiliggesteld.

NATUUR - 2 De gebieden, aansluitend aan het Achterste Diep, die tot het Natuur Netwerk Nederland behoren zijn voorzien van de bestemming Natuur - 2. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden.

Naast bovenstaande bestemmingen zijn in het plan ook dubbelbestemmingen opgenomen. De voor deze dubbelbestemmingen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van (verwachtings)waarden:

WAARDE - ARCHEOLOGIE Het archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan. Er zijn dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de bekende en verwachte archeologische waarden in het plangebied. Op grond van de dubbelbestemmingen geldt een vergunnings- en/of onderzoeksplicht voor het bouwen vanaf een bepaalde omvang en voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.

43 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen2

Waarde Gebied Vrijstelling Vrijstelling oppervlakte (m ) diepte -mv (m) Waarde - Archeologie 1 Bijzondere terreinen en gebieden (terrein 0 0 van archeologische waarde, bufferzone AMK-terreinen) Waarde - Archeologie 2 Gebieden met een hoge verwachting 100 0,3 (dekzandkoppen in beekdal) Waarde - Archeologie 4 Gebieden met een hoge verwachting 1.000 0,3 beekdal, middelhoge verwachting beekdal

WAARDE - BEEKDAL Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van het waterbergend vermogen van het beekdal. Er is een beschermende regeling opgenomen om te voorkomen dat de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem van het beekdal wordt belemmerd. Overstromingen ten tijd van natte perioden zijn in dit gebied mogelijk.

Algemene regels De algemene regels bestaan uit regels die gelden voor alle bestemmingen. Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiks- en afwijkingsregels en overige regels.

Overgangs- en slotregels In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht geregeld en is de slotregel vastgelegd.

44 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer er sprake is van een bouwplan als bepaald in artikel 6.12 Wro en 6.2.1 Bro moet hiervoor in beginsel een exploitatieplan worden vastgesteld. Hiervan kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De realisatie van een zonnepark is geen bouwplan als bepaald in de genoemde artikelen. Daarnaast wordt er een overeenkomst gesloten tussen gemeente en ontwikkelende partij, waarin het kostenverhaal, waaronder planschade, is geregeld. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet nodig. Voor de totstandkoming van het zonnepark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor de bedrijfseconomische haalbaarheid.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Informatie avond Op 22 maart 2018 is een informatie avond voor omwonenden belegd. Circa 18 mensen hebben deze avond bezocht. Met de omwonenden is gebrainstormd over het zonnepark en hoe dit landschappelijk ingepast zou kunnen worden.

Vooroverleg Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg gestuurd naar provincie Drenthe, waterschap Hunze en Aa's, Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe (Bijlage 4). De relevante onderdelen uit de reacties zijn hieronder samengevat weergegeven en van een gemeentelijke reactie voorzien.

PROVINCIE DRENTHE Duurzame energieproductie De Zonneladder wordt wel genoemd, maar niet juist gehanteerd. Eerst dienen de mogelijkheden voor de panelen op daken verkend te worden. Wanneer dit niet mogelijk blijkt of onvoldoende is, kan elders in stedelijk gebied gekeken worden. Pas wanneer dit niet mogelijk of afdoende is, kan in het landelijk gebied gekeken worden. En alleen dan wanneer er een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt en maatschappelijk draagvlak geborgd is. De achterliggende gedachte van deze regeling is het zorgvuldig omgaan met onze ruimte. Dit is in het huidige plan nog niet goed geborgd.

Reactie gemeente Paragraaf 3.2 van de toelichting is aangevuld met een nadere onderbouwing van de zonneladder.

Combinatiefunctie Anticiperend op de nieuwe provinciale omgevingsverordening wordt nadrukkelijk gekeken naar combinatiefuncties om efficiënt om te gaan met de schaarse ruimte. In dit plan voor grootschalige energieopwekking is er niet concreet naar een combinatie gezocht. Er worden verschillende mogelijkheden onderzocht, maar dit is nergens geborgd. De gronden kunnen worden begraasd door schapen, maar dit wordt door ons gezien als een vorm van beheer en niet als landbouwkundig gebruik.

Reactie gemeente Gedurende de periode van vooroverleg is de initiatiefnemer met verschillende belanghebbenden in het gebied in overleg geweest over de mogelijkheden van combinatiefuncties. Uit overleg met het waterschap is naar voren gekomen dat het plangebied gebruikt kan worden voor een hogere grondwaterstand en het vasthouden van water door de schouwsloten in het gebied te dempen. Verder wordt de zuidwesthoek van het plangebied bestemd als natuur. De exacte inrichting van dit stuk natuur valt buiten dit plan en wordt in een later stadium

45 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen uitgewerkt door het waterschap en/of Drents Landschap. In onder meer paragraaf Hoofdstuk 2, paragraaf 3.2 en paragraaf 4.11 is dit nader onderbouwd.

Maatschappelijk draagvlak Er staat niet duidelijk beschreven hoe in dit plan maatschappelijk draagvlak is geborgd. Omwonenden en andere belanghebbenden zijn nog niet betrokken bij de planvorming.

Reactie gemeente Omwonenden en andere belanghebbenden zijn betrokken bij de planvorming. Naar aanleiding van het overleg dat heeft plaatsgevonden zijn er op diverser wijzigingen in het inrichtingsplan doorgevoerd. Paragraaf 3.2 en 3.3 van de toelichting is aangevuld met een onderbouwing van het maatschappelijk draagvlak.

Landschap en cultuurhistorie Over de aanwezige waterstructuren (ontginningssloten) in het gebied staat in het plan niet beschreven of deze worden gedempt, of behouden. Het provinciaal belang en beleid cultuurhistorie is in dit plan kort beschreven, maar een onderbouwde conclusie waarin staat op welke punten cultuurhistorische en ruimtelijke structuren zijn meegenomen in de uitwerking van de nieuwe ruimtelijke planontwikkeling, ontbreekt. Uit het plan blijkt onvoldoende of de landschappelijke inpassing goed aansluit bij de openheid en weidsheid van de omgeving en het open landschap. De uitvoering van het inpassingsplan lijkt niet geborgd in het bestemmingsplan.

Reactie gemeente Uit overleg met het waterschap is naar voren gekomen dat het plangebied gebruikt kan worden voor een hogere grondwaterstand en het vasthouden van water door de schouwsloten in het gebied te dempen. Door Eelerwoude is een aangepast inrichtingsplan opgesteld (Bijlage 1) waarin onder meer wordt ingegaan op de cultuurhistorische en ruimtelijke uitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Eén van de uitgangspunten is dat de ontwikkeling van het zonnepark een zo laag mogelijke impact op de openheid van het landschap nastreeft. Hoofdstuk 2 van de toelichting is op grond van het inrichtingsplan aangevuld. De uitvoering van het inrichtingsplan is middels voorwaardelijke verplichtingen in de regels van de agrarische bestemming voldoende geborgd.

Natuurnetwerk Nederland (NNN) Een aandachtspunt is dat een hekwerk om de zonnepanelen, buiten de grens van het NNN geplaatst wordt.

Reactie gemeente Het hekwerk wordt enkel direct rondom het zonnepark geplaatst. Het wordt buiten het NNN geplaatst.

Archeologie Voor het aspect archeologie dienen de toelichting en de regels aangepast te worden. De inschatting is namelijk dat de archeologische onderzoeksvrijstellingsgrens overschreden zal worden. Verzocht wordt verder om in de regels van 'Waarde - Archeologie 2' (art. 6.3.5) en 'Waarde - Archeologie 4' (art. 7.3.5) de zin "niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,3 m onder de bouwvoor" te wijzigen naar "tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor (bouwvoordikte 0,3 m)".

Reactie gemeente De totale oppervlakte van de ingreep is afhankelijk van de uiteindelijke inpassing, maar overschrijdt naar verwachting de vrijstellingsgrens. Ten behoeve van het bestemmingsplan wordt daarom een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten worden te zijner tijd verwerkt. In afwachting van de onderzoeksresultaten

46 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen worden in dit bestemmingsplan regels opgenomen in de agrarische bestemming en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' ter bescherming van de verwachtingswaarden. Paragraaf 4.1 van de toelichting wordt op grond van voorgaande aangevuld. Artikelen 6.3.5 en 7.3.5 worden aangepast conform het verzoek van de provincie.

WATERSCHAP HUNZE EN AA'S Natuurstrook Aan de westzijde van het plangebied ligt een zone aansluitend aan het Achterste Diep binnen het aangewezen NNN. De invulling daarvan als natuurstrook met de wens een oude meander te herstellen spreekt het waterschap aan. Omdat het waterschap aansluitend aan dit deel van het plangebied bezig is met de planuitwerking voor realisatie van Europese Kaderrichtlijnmaatregelen en maatregelen voor aanpassing aan effecten van klimaatverandering in combinatie met natuurinrichting wil het waterschap graag met de initiatiefnemer afspreken om te zien of de plannen op dit terrein zo goed mogelijk op elkaar kunnen aansluiten en elkaar mogelijk kunnen versterken.

Reactie gemeente De opmerking van het waterschap wordt meegenomen bij de verdere uitwerking van het plan. Er is regelmatig contact met het waterschap hieromtrent.

Hoofdwatergang Aan de noordzijde tussen de N366 en het plangebied zonnepark ligt een hoofdwatergang (eigendom) van het waterschap. In de plantoelichting staat aangegeven dat er rekening gehouden wordt met een 5 m vrije zone zoals in de keur staat aangegeven.

Reactie gemeente De opmerking van het waterschap wordt voor kennisgeving aangenomen.

Vergunningen Voor aanpassingen in of aansluiting van afvoer hemelwater op het watersysteem (dammen, duikers, dempingen), moet een vergunning in het kader van de Keur of conform de Algemene Regels worden aangevraagd. Aangeraden wordt het inrichtingsplan vroegtijdig voor te leggen aan het waterschap.

Reactie gemeente De opmerking van het waterschap wordt meegenomen bij de verdere uitwerking van het plan.

Wijzigen waterpeil In de verschillende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is ten onrechte een vergunningplicht opgenomen voor het verlagen of verhogen van het waterpeil. Het is namelijk wettelijk bepaald dat ten aanzien van (grond)waterpeilveranderingen het bevoegd gezag bij het waterschap ligt. Verzocht wordt om ongewenste dubbele regelgeving te voorkomen en deze vergunningplicht ten aanzien van het waterpeil uit de bestemmingsregels te verwijderen.

Reactie gemeente Het verzoek van het waterschap wordt overgenomen. De hierboven genoemde regels zijn uit het bestemmingsplan verwijderd.

VEILIGHEIDSREGIO DRENTHE N374 In de toelichting is aangegeven dat er nabij het plangebied geen risicovolle wegen zijn. De N374 is volgens de risicokaart echter aangewezen als provinciale weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

47 bestemmingsplan Buitengebied, Zonnepark Paardetangendijk Buinerveen

Reactie gemeente De opmerkingen over de N374 zijn verwerkt in de paragraaf 'Externe veiligheid' (paragraaf 4.4).

Bereikbaarheid en ontvluchtingsmogelijkheden Er wordt geadviseerd om in de planregels op te nemen dat trafostations, en eventueel in de toekomst zeecontainers met Energie Opslag Systemen, voor de hulpverlenende diensten bereikbaar dienen te zijn. Verder wordt geadviseerd om in het hekwerk vluchtwegen/nooduitgangen op te nemen om het zonneveld in beginsel via twee zijden te kunnen ontvluchten.

Reactie gemeente De bereikbaarheid wordt niet in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd. Bij de verdere uitwerking van het project wordt hiermee wel rekening gehouden. Dit geldt ook voor de ontvluchtingsmogelijkheden.

RUD DRENTHE Er dient aandacht te worden besteed aan het aspect lichthinder door mogelijke weerkaatsing van het zonlicht voor nabij gelegen woningen en weggebruikers. Hier kan bij de ruimtelijke/landschappelijke inpassing rekening mee worden gehouden. De RUD heeft het bestemmingsplan verder getoetst op de aspecten bodem, externe veiligheid, lucht/energie, geluid en milieu algemeen.

Reactie gemeente Er is een paragraaf 'lichthinder' toegevoegd aan het bestemmingsplan (paragraaf 4.7). Voor de overige aspecten zijn de opmerkingen van de RUD niet direct relevant voor het bestemmingsplan. Ze worden voor kennisgeving aangenomen en, waar nodig, verwerkt in de omgevingsvergunning.

Ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen, van 19 juli 2018 tot en met 29 augustus 2018. Tijdens deze periode zijn zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn in een afzonderlijke notitie samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien (Bijlage 5).

48