Het Slavernijverleden Van Vlissingen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het slavernijverleden van Vlissingen Een historiografische verkenning Henk den Heijer en Gerhard de Kok Juni 2021 Rapport in opdracht van de Gemeente Vlissingen Het slavernijverleden van Vlissingen Het rapport in hoofdlijnen ............................................................................. 3 Inleiding ......................................................................................................... 4 Atlantische slavernij ....................................................................................... 4 Kwartiermakers in het Atlantische gebied .......................................................................................... 4 Patroonschappen en slaven ................................................................................................................. 6 Trans-Atlantische slavenhandel ...................................................................... 8 Fase 1: slavenhandel op Vlissingse patroonschappen ......................................................................... 9 Fase 2: de Kamer Zeeland .................................................................................................................. 10 Fase 3: de illegale slavenhandel ........................................................................................................ 10 Fase 4: de vrijhandelsperiode ............................................................................................................ 12 Na 1750: Vlissingse dominantie van de Nederlandse slavenhandel ................................................. 14 Slavenhandel en de lokale samenleving tijdens het hoogtepunt ...................................................... 16 Stemmen van voor- en tegenstanders ........................................................... 18 Een Zeeuws theologisch ‘debat’ ........................................................................................................ 18 Betje Wolffs seculiere tegenstem ...................................................................................................... 19 Verantwoording en bibliografische schets ..................................................... 20 2 Het rapport in hoofdlijnen . Zeeuwse kooplieden hadden een minstens zo groot aandeel in de oprichting van de West- Indische Compagnie (WIC) als Hollandse kooplieden. Vlissingers opereerden in de zeventiende eeuw als kwartiermakers in het Atlantische gebied en droegen daarmee bij aan het ontstaan van de op slavenarbeid gebaseerde plantage- economie. Vlissingers als Jan de Moor, Abraham van Pere, Jan Snouck en Adriaan en Cornelis Lampsins waren rechtstreeks betrokken bij de stichting van diverse slavenkoloniën in het Atlantische gebied. Het ging om onder meer Berbice, Sint Eustatius en Tobago. Vlissingen was betrokken bij de verovering van Suriname (1667) en nam in de eerste periode na de verovering deel aan het besturen van die kolonie. Het begin van de Vlissingse slavenhandel is onduidelijk. Het bewijs voor Vlissingse betrokkenheid bij de trans-Atlantische slavenhandel in 1619 is dun. Wel is duidelijk dat kolonisten in Zeeuws-Vlissingse koloniën in de eerste helft van de zeventiende eeuw slaven van indiaanse afkomst verhandelden. Het Vlissingse aandeel in de slavenhandel van de WIC was gering, maar tussen 1675 en 1740 hebben Vlissingse slavenschepen van de compagnie waarschijnlijk tussen de 5500 en 6000 Afrikanen als slaaf naar plantagekoloniën vervoerd. Tussen 1675 en 1730 vond er vanuit Vlissingen grootschalige smokkelhandel plaats op West- Afrika, waarbij Vlissingse smokkelaars ruim 22.000 Afrikanen als slaaf hebben verscheept. In de eerste twee decennia van de zogenoemde vrijhandelsperiode (1730-1750) vervoerden Vlissingse slavenschepen meer dan 17.000 Afrikanen. Prins Willem IV van Oranje beloofde zich als markies van Vlissingen in te zetten voor de stedelijke handelsbelangen op Afrika. In de tweede helft van de achttiende eeuw was Vlissingen de onbetwiste hoofdstad van de Nederlandse slavenhandel. Tussen 1750 en 1780 vervoerden Vlissingse schepen zo’n 60.000 Afrikanen als slaaf (ter vergelijking: dat was ongeveer zesmaal de toenmalige omvang van de stadsbevolking). Meer onderzoek naar de Vlissingse slavenhandelaren is gewenst. Het gaat om mannen als Adriaan Kroef, Jan van der Woordt, Anthony en Hendrik de Zitter en Jan Swart. De slavenhandelselite had nauwe banden met het toenmalige stadsbestuur. In de achttiende eeuw waren diverse slavenhandelaren bijvoorbeeld schepen van Vlissingen. Tijdens het hoogtepunt van de Vlissingse slavenhandel was mogelijk een kwart van de lokale economie direct of indirect verbonden met de trans-Atlantische slavenhandel. Er is meer onderzoek nodig naar het contemporaine antislavernijdebat. Toch lijkt het erop dat er Vlissingen destijds nauwelijks principiële tegenstanders van de slavernij waren. De bekendste tegenstander was de in Vlissingen geboren Betje Wolff, die bijdroeg aan het ontstaan van een antislavernijdebat in Nederland. 3 Inleiding Het Nederlandse slavernijverleden staat de laatste jaren volop in de schijnwerpers: historici doen er uitgebreid onderzoek naar, media besteden frequent aandacht aan het onderwerp en musea organiseren er tentoonstellingen over. Wie de berichtgeving over het slavernijverleden volgt, krijgt de indruk dat slavenhandel en slavernijactiviteiten voornamelijk werden georganiseerd vanuit wat nu de Randstad heet. Recente onderzoeken naar en publicaties over de rol die Amsterdam en Rotterdam daarin hebben gespeeld, bevestigen dat beeld. De Walcherse steden Middelburg en Vlissingen daarentegen zouden een bijrol hebben vervuld, alleen in de tweede helft van de achttiende eeuw hadden zij een groot aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel van de Republiek, dat is althans het beeld. Het onderzoek naar de Zeeuwse betrokkenheid concentreert zich al jaren op de slavenhandel van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), waarvan een vrijwel compleet archief bewaard is gebleven. Minder bekend is dat de Walcherse steden voortrekkers waren in de ontwikkeling van de handel en scheepvaart in het Atlantische gebied, essentiële activiteiten voor het opzetten van de slavenhandel en de stichting van plantagekoloniën waarin op grote schaal slaven werden gebruikt. In dit essay wordt gefocust op het aandeel van Vlissingen in de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij met daarbij vooraf de aantekening dat dat aandeel lastig is te scheiden van dat van de andere Walcherse steden, met name van Middelburg. Kooplieden en regenten uit de Walcherse steden werkten namelijk dikwijls samen en hadden bewindhebbers in de kamer Zeeland van de West-Indische Compagnie (WIC). Dit historiografische essay is tot stand gekomen naar aanleiding van de motie ‘Erkenning slavernijverleden’, die de gemeenteraad van Vlissingen op 28 januari 2021 aannam. Het geeft vanuit de bestaande literatuur een kort overzicht van de kennis over de rol van Vlissingen in het Atlantische slavernijverleden van Nederland. De rol van Vlissingen in de Aziatische slavernij is niet onderzocht. Een diepgravend onderzoek naar het slavernijverleden van Vlissingen vereist – naast deze literatuurverkenning – nieuw archiefonderzoek. Atlantische slavernij Kwartiermakers in het Atlantische gebied De Nederlandse deelname aan de handel op Afrika en Amerika begon aan het eind van de zestiende eeuw. Dertig jaar voordat de WIC in 1621 werd opgericht en de Staten-Generaal haar een handelsmonopolie in het Atlantische gebied verleenden, zonden kooplieden uit Hollandse en Zeeuwse steden al schepen naar West-Afrika en Amerika voor de inkoop van goud, ivoor, was, verfstoffen en 4 tropische landbouwproducten zoals suiker en tabak. De Zeeuwen hadden daarin minstens zo’n groot aandeel als kooplieden uit Hollandse steden. Zo bezat een van de Zeeuwse pioniers, de Middelburgse koopman Balthasar de Moucheron, al in de jaren 1590 enkele handelsposten in het Senegambia gebied. Ook liet hij in 1596 de eerste Nederlandse aanval op het Portugese kasteel São Jorge da Mina (Elmina) op de Goudkust uitvoeren, een aanval die mislukte. Twee jaar later rustte De Moucheron met steun van de Staten-Generaal een eskader van vijf schepen uit voor de verovering van het eiland Príncipe in de Bocht van Guinee dat na een bezetting van drie maanden weer moest worden prijsgegeven. De Moucheron nam eveneens met een aantal Zeeuwse schepen en bemanningsleden deel aan de door de Staten-Generaal georganiseerde expeditie die tot doel had de Canarische Eilanden te plunderen en het Portugese suikereiland São Tomé te veroveren. Ook deze expeditie, die in mei 1599 vanuit Vlissingen was vertrokken, liep uit op een fiasco waarbij minstens 1200 zeelieden het leven lieten. Bovengenoemde mislukkingen hebben Walcherse kooplieden niet afgeremd in hun drang om te investeren in de Atlantische handel en in kolonisatieprojecten, integendeel. Waarom deden zij dat en wat voor winst hoopten zij daarmee te behalen? Om dat te verklaren moeten we voor Vlissingen misschien wel teruggaan naar 1585 toen de stad een Engels onderpand werd. In dat jaar sloot Engeland het Verdrag van Nonsuch, waarin het de Nederlandse opstandelingen militaire steun beloofde in hun strijd tegen Spanje in ruil voor het in pand geven van Brielle, Vlissingen, en het fort Rammekens. Veel Engelsen vestigden zich na de sluiting van het verdrag in Vlissingen en werkten daar samen met kooplieden en regenten uit de stad. Gezamenlijk effenden zijn het pad voor expedities naar het Amazonegebied, die mogelijk al vóór 1600 tot de stichting van Zeeuwse handelsposten aldaar hebben geleid. Sir