Scriptie MA Kunst- en Cultuurwetenschappen Universiteit van Amsterdam

Kunstgeschiedenis april 2018

De reliekhouder van de sluier van Sint Aldegonde, elegantie in het Chapitre des Dames Nobles de Maubeuge, 1469

Mevrouw M. Doets BA (Nanne); student 10287906 Begeleider: Prof. dr. H.T. van der Velden

Inhoud

Inleiding ...... 4

De reliekhouder van de sluier van Sint Aldegonde ...... 4

Aanleiding voor dit onderzoek ...... 5

Hagiografie ...... 8

Middeleeuwse Vitae en latere levensbeschrijvingen van Aldegonde ...... 8

Wie is de heilige Aldegonde ...... 9

De Vita Prima Aldegundis ...... 11

Latere vitae met toegevoegde legenden ...... 17

Chapitre des Dames nobles de Sainte Aldegonde de Maubeuge ...... 20

De ontstaansgeschiedenis ...... 20

De kloosterregel ...... 21

De inkomsten van het kapittel ...... 24

Bouwgeschiedenis ...... 27

Relikwieën in het bezit van het Chapitre van St. Aldegonde ...... 30

De collectie van relikwieën ...... 30

Het authenticiteitbewijs bij relikwieën ...... 34

De wijding van de sluierreliekhouder van Aldegonde ...... 40

De Reliekhouder van de sluier van St. Aldegonde van Maubeuge ...... 45

Het pronkstuk uit de schatkamer van Maubeuge ...... 45

Het werk van de goudsmid ...... 50

De bewaarplaats en het gebruik van de sluierreliekhouder ...... 54

De betekenis van de reliekhouder ...... 57

Iconografie ...... 57

Interpretatie ...... 61

Conclusie ...... 64

2

Literatuur ...... 66

Bronnen ...... 66

Secundaire literatuur ...... 67

Afbeeldingen ...... 72

Platen ...... 74

3

Inleiding

De reliekhouder van de sluier van Sint Aldegonde De vier belangrijkste schatten van het voormalige kapittel van Sint Aldegonde in Maubeuge in Henegouwen zijn de botten van de heilige in een moderne zilveren kist, de abdisstaf en een mantel die van Aldegonde zouden zijn geweest en ten slotte haar sluier in een vijftiende-eeuwse reliekhouder. Aldegonde van Maubeuge (ca. 630-684) is een jongedame uit de Merovingische tijd, die door haar deugdzame leven, waarin zij zich geheel aan Christus heeft gewijd, als heilige wordt vereerd. De sluierreliekhouder is onbetwist het pronkstuk van de collectie.1 Deze kleine verzameling is een weerslag van het zeer rijke leven in het seculiere vrouwenkapittel dat heeft bestaan van de zevende tot het einde van de achttiende eeuw. Maubeuge ligt in Frankrijk, departement Nord, Hauts-de , circa 90 kilometer ten zuidwesten van Brussel. Overigens werd het pas Frans door de Vrede van Nijmegen in 1678; daarvoor behoorde Maubeuge bij de Nederlanden. De hier voorliggende studie focust op de reliekschrijn van de sluier van Sint Aldegonde (afb. 1), die op de historische monumentenlijst werd geplaatst op 15 april 1896 (Classé à l'Inventaire des monuments historiques CIMH). De sluierreliekhouder behoort daardoor bij het nationale erfgoed van Frankrijk. Het object is tijdelijk in depot geplaatst in het Musée Matisse du Cateau-Cambrésis en wordt niet tentoongesteld. Het is een verfijnd werk dat twee engelen voorstelt die een kristallen cilinder met de sluier van Aldegonde dragen. De cilinder waarin de sluier zich bevindt, laat zich niet meer openen, zodat het vermoeden bestaat dat het in de negentiende eeuw werd dichtgelast.2 Volgens een ingesloten stuk perkament zou deze schrijn gewijd zijn tijdens de translatie van de sluier in juni 1469.3 Dit werk van de goudsmid is slechts summier besproken in

1 De woorden reliek en relikwie worden in deze tekst afwisselend gebruikt, zonder onderscheid in betekenis. In samenstellingen heeft de korte vorm reliek steeds de voorkeur. Definitie: Relikwieën of relieken, Lat. reliquiae, zijn overblijfselen of vermeende overblijfselen van lichamen van heiligen of van voorwerpen die door heiligen zijn gebruikt of aangeraakt, waaraan wonderlijke krachten worden toegekend. 2 La Voix du Nord: 09/12/2015: 'Le reliquaire contenant le voile et un authentique (sorte d’acte manuscrit réalisé à chaque ouverture et fermeture du reliquaire), a lui aussi donné bien du fil à retordre aux scientifiques. Si les espèces de vis du socle n’ont pas fait de résistance outre mesure, il en allait d’une autre paire de manches pour l’ouverture du tube de verre contenant le voile. Impossible de défaire le mécanisme de fermeture. Soudé ? « Il va falloir demander au monument historique pour pratiquer des examens plus complets », se résout-on, avant de refixer le reliquaire à l’identique.' 3 Cartier, Nicole. Reflets d'un trésor dispersé. Le trésor du chapitre de Sainte-Aldegonde de Maubeuge 1484-1693. Druk. Gent: Éditions Snoeck, 2015. p. 54. 4

de literatuur, waarin bovendien fouten lange tijd worden herhaald door opeenvolgende auteurs. Omdat de informatie over de reliekschrijn van de sluier van Sint Aldegonde van 1469 beperkt is, stel ik mij ten doel om zoveel mogelijk kennis hierover te verzamelen en te ordenen. Wie is de heilige Aldegonde en waar wordt zij vereerd? Voor wie is het goudsmeedwerk gemaakt en waar? Hoe verhoudt het object zich tot andere reliekhouders? Wat is de context en de gang van zaken bij de inwijding van de schrijn geweest? Daarnaast kijk ik naar de functionaliteit van reliekhouders in het algemeen en het gebruik van deze in het bijzonder.

Aanleiding voor dit onderzoek Een tweedaags symposium over kanunniken en kanunnikessen, georganiseerd door de stad Maubeuge, heeft in juni 2015 de kennis bij elkaar gebracht over het Christelijke samenleven in seculiere kapittels van de elfde tot de achttiende eeuw. De aanleiding voor het symposium was de herontdekking en de publicatie van twee historische inventarissen van de schatkamer van het Kapittel van Sint Aldegonde in Maubeuge door Nicole Cartier, een zelfstandige onderzoeker.4 Deze documenten waren bedoeld voor gebruik ten behoeve van het beheer van de schatten van het kapittel.5 Een congresbundel van het symposium is nog niet verschenen, maar wel is in december van hetzelfde jaar het Projet Sainte Aldegonde gestart. Het doel van dit project is de bestudering van verschillende objecten uit de schatkamer van het historische 'illustere en edele kapittel van Sint Aldegonde'. Tot voor kort kwam de wetenschappelijke belangstelling voor relikwieën vooral uit de religieuze hoek, maar nu ontstaat er steeds meer aandacht vanuit historische, kunsthistorische, archeologische en technisch wetenschappelijke invalshoeken. Het wachten is nog op de publicatie van de onderzoeksresultaten van dit Projet Sainte Aldegonde, die voorzien is bij l'Université d'Artois en l'Institut d'Études de Faits Religieux (IEFR). De uitgave van Cartier behandelt twee inventarissen van de schatkamer van het kapittel van Sint Aldegonde in Maubeuge die tussen de vijftiende en het einde van de zeventiende eeuw zijn geschreven. Dit werpt licht op een verzameling, waarvoor in de kunstgeschiedenis tot heden niet veel belangstelling heeft bestaan. De titel Reflets d'un trésor dispersé. Le trésor du chapitre de Sainte-Aldegonde de Maubeuge 1482-1693,

4 Persbericht. Web. 25 april 2018. https://media.cathocambrai.com/686309.pdf 5 Cartier 2015 : 53 5

ofwel 'een reflectie van een verspreide schat', wijst op het verloren gaan of verspreid raken van veel kerkschatten door de eeuwen heen. Omdat slechts een klein percentage van het goudsmeedwerk uit de middeleeuwen nu nog te aanschouwen is in kerken en musea, geven deze documenten een schat aan aanvullende informatie. De parochiekerk -Pierre-et-Saint-Paul in Maubeuge is nu gewoonlijk de bewaarplaats van de relikwieën van Sint Aldegonde, die de bewogen geschiedenis van het grensstadje hebben doorstaan. De relikwieën zijn behouden gebleven in tegenstelling tot het dameskapittel zelf, dat na de Franse Revolutie in 1791 werd opgeheven. Het onderzoeksproject maakt gebruik van het feit dat de schatten enkele jaren elders dienen te worden ondergebracht wegens de renovatie van het modernistische kerkgebouw uit 1955-1958. Dat biedt een multidisciplinair team van wetenschappers onder leiding van coördinator Rafael Coipel van de Conseil Régional Nord - Pas de Calais de gelegenheid tot een analyse van de objecten uit de schatkamer in het laboratorium aan de Universiteit van Lille.6 Ook wordt de restauratie van de mantel van zijde, goud en leer uitgevoerd. De relikwieën van de ouders van Aldegonde, Waldebert en Bertilia, die in Cousolre liggen, worden eveneens aan verschillende analyses onderworpen in een verbreding van dit project. Mijn onderzoek richt zich op het inventariseren en bestuderen van de hagiografische en secundaire bronnen over het Chapitre des Dames Chanoinesses de Maubeuge en de schatkamer van deze religieuze instelling. Een overzicht maken van de theologische en historische literatuur is een eerste taak. Bronnen uit de zeventiende eeuw zijn de werken over de heilige Aldegonde van Basilides d'Ath (1623), Etienne Binet (1625), een anonieme Kapucijner monnik uit Wallonië (1627) en ten slotte André Triquet (1641). Uit het begin van de negentiende eeuw is er aandacht van Albertine Clément-Hémery in haar werk over de religieuze en burgerlijke feesten (1834), abbé Delbos (1859) en de heer Estienne, wiens aantekeningen van ca. 1834-1841 nooit zijn uitgewerkt tot een boek, maar die later wel als Notes historiques sur la vie de Sainte Aldegonde et sur les événements qui s'y rattachent zijn gedrukt. Aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw verschijnen een religieuze geschiedenis van Maubeuge door deken C.J.P. Babeur (1871), vervolgens een voor het eerst goed geannoteerde levensgeschiedenis van St. Aldegonde door Edmond Leroy, advocaat en burgemeester van Raismes (1883) en ten slotte van de historicus A.

6 Laboratoire USR CNRS 3290 Université de Lille 1. 6

Jennepin een tweedelige geschiedenis van de stad Maubeuge (1889-1909). Interessant is de monografie over het dameskapittel van Maubeuge door C. Liétard uit 1930, die stevig leunt op het werk van Jennepin, maar meer uitbreidt met informatie over de schatten van het kapittel.7 De ontstaansgeschiedenis van de abdij van Maubeuge in de Merovingische tijd is summier in de middeleeuwse hagiografie terug te vinden, in de verschillende vitae of heiligenlevens. Bij de studie van de historische werken over de stad Maubeuge en het kapittel richt ik mijn aandacht in het bijzonder op de relikwieën en hoe deze werden gebruikt. Ten slotte probeer ik op basis van alle gegevens tot een interpretatie te komen van de reliekhouder van de sluier van Aldegonde. Om dit voorbeeld van de laatmiddeleeuwse goudsmeedkunst te kunnen begrijpen is inzicht nodig in de omstandigheden waarbinnen het werk is ontstaan. Een inleiding op de positie van de kanunnikessen van Maubeuge in de maatschappij van Henegouwen gedurende bijna twaalf eeuwen van 660 tot 1790, als ook de levensbeschrijving van de heilige Aldegonde en de verering van deze heilige zullen daarom voorafgaan aan de visuele analyse van de reliekhouder en het verslag van het onderzoek naar het werk van de goudsmid. Enig begrip van de context is immers nodig om het kunstwerk te kunnen beschouwen en interpreteren.

7 Liétard, C. Les Chanoinesses de Maubeuge (661-1790). Druk. Lille: E. Raoust-Leleu, Libraire-Editeur, 1930. 7

Hagiografie

Middeleeuwse Vitae en latere levensbeschrijvingen van Aldegonde De hagiograaf reconstrueert net als de goudsmid de oorspronkelijke vorm en de gestalte van de heilige.8 Henegouwen is rijk aan heiligen. De verhalen uit de orale traditie maken de heiligenverering mogelijk of gaan ten minste daarmee hand in hand. Zoals de gouden reliekhouder de devotie stimuleert, zo doen de geschriften van de hagiografen en de vertelde verhalen hun werk. Het leven van Aldegonde werd in de Middeleeuwen vijf keer beschreven. Paul Bertrand behandelt in een artikel van 2001 de middeleeuwse hagiografie, waarnaar in studies wordt gerefereerd als de Cyclus van Maubeuge, een term die is gemunt door L. van der Essen, die daarmee verwijst naar de literaire verwevenheid van de verhalen over diverse Henegouwse heiligen.9 Aldegonde is de centrale figuur in een netwerk van familieleden en geestelijke raadgevers, die allen heilig werden en onderwerp zijn van hagiografische Vitae.10 Bertrand maakt een indeling van vijf heiligenlevens die over Aldegonde zijn geschreven;

1. Vita Aldegundae prima. Auteur is een monnik uit (de omgeving van) Maubeuge, die Aldegonde gekend heeft toen hij jong was. Datering: ca. 700.11 2. Vita Aldegundis secunda. Iets uitgebreide hervertelling van de eerste vita. Auteur een monnik uit Maubeuge volgens Bertrand. Datering: 850 - 900. Bollandus schrijft in de Acta Sanctorum de tweede vita toe aan de monnik Hucbaldus uit het door St. Amandus gestichte klooster in Elnone. Hucbaldus leeft van 840-930 en de datering kan daarom later zijn dan Bertrand stelt. 3. Vita Aldegundis Tertia. Een samengeraapte tekst met het doel om land te verkrijgen dat aan het vrouwenklooster toebehoort. Datering: 950 - 1000.

8 Röckelein, Hedwig. 'Die 'Hüllen der Heiligen. Zur Materialität des hagiographischen Mediums.' In Reudenbach, Bruno en Gia Toussaint. red. Reliquiare im Mittelalter. Druk. Berlijn: Akademie Verlag, 2011. p. 75. 9 Bertrand, Paul. 'Études d'Hagiographie Hainuyère.: L'Exemple du « cycle de Maubeuge»: Un État de la Question.' Le Moyen Age CVII.3 (2001): 537. 10 Hornaday, Aline G. 'Les du «Cycle de Maubeuge» et la conscience aristocratique dans le Hainaut Médiéval.' Revue du Nord 73.293 (1991): 583-96 11 Coster, Roger de. In schola verbi, inleiding tot de monastieke literatuur. Reeks I: F/3, Een familiecyclus, Aldegondis, Waldetrudis, Madelgarius, Madelberta, Dendermonde: St. Pieters en Paulusabdij Dendermonde, 2006. p. 3. Renerius Podevijn noemt in 1937 in een artikel in 'Ons geestelijk erf' de translatie van het lichaam van Aldegonde van Cousolre naar Maubeuge als de aanleiding voor het schrijven van deze vita. 8

4. Vita Aldegundis Quarta. Herschrijven van de tweede vita met toevoegingen uit de Vita Madelbertae en de eerste vita van Waldetrude en de eerste vita van St. Ghislain. Geschreven om de verering van Aldegonda in Cousolre te bevorderen, waar zij eerst begraven is geweest en waar in de elfde eeuw een oratorium is gesticht, die bij de abdij van Maubeuge hoort. 5. Vita Aldegundis Quinta. is samengesteld uit vele bronnen. Auteur is misschien Thierry de Saint-Hubert, de broer van Ansoalde, een abdis van Maubeuge en een vroegere oblaat van de abdij. Datering: 1035 - 1040.

De vitae zijn gedigitaliseerd in de Bibliotheca Hagiographica Latina (BHL) onder de nummers BHL 0245, 0247, 0248, 0249 en 0250.12 Daarnaast wordt een wonder van Aldegonde, het ontspringen van een fontein, verteld in de vitae van St. Humbertus, de stichter van de abdij van Maroilles, BHL 4036 en 4037. Een aantal auteurs, genoemd in mijn inleiding, hervertellen in de zeventiende en negentiende eeuw het leven van Aldegonde. Maar ook in de twintigste eeuw werd haar leven nog voor gelovigen beschreven, o.a. door Jean Heuclin en Otto Dittrich. De laatste heeft een bespreking toegevoegd van circa vijftig kerken en kapellen die in de jaren 1970 nog aan haar zijn gewijd.13 Jean Heuclin schrijft speciaal voor jongeren over deze heilige om de regionale culturele geschiedenis te bewaren.14 Als heilige bleef zij dus belangstelling wekken, hoewel dat in de eenentwintigste eeuw voorbij lijkt te zijn. Nu wordt zij interessant voor hagiologen met een wetenschappelijke invalshoek.

Wie is de heilige Aldegonde De naam Aldegonde betekent in het Oudfrankisch 'edel in de strijd'.15 Zij is ook bekend als Aldegunda, Aldegundis, Aldegondis, Aldegonda of Adelgonde en zelfs Baldegonde. In de negende eeuw wordt zij vermeld in de martyrologia van Rabanus Maurus en Usuardus.16 In calendaria vanaf de achtste eeuw komt zij voor op 30 januari, haar feestdag. Zij stierf op zaterdag 30 januari 684 [andere jaartallen worden ook veelvuldig

12 Bibliotheca Hagiographica Latina (BHL) The source text for the database is that of the original edition, recommended by the Société des Bollandistes, and not the later incomplete editions published in Venice in 1734-1760 and by Palme in Paris in 1863-1870. Web. acta.chadwyck.co.uk.proxy.uba.uva.nl. 13 Dittrich, Otto. St. Aldegundis, eine Heilige der Franken. Druk. Kevelaer: Verlag Butzon & Bercker, 1975. 14 Heuclin, Jean. Sainte Aldegonde. Druk. Cousolre: Association pour la promotion de la vie culturelle Régionale, 1984. 15 Schäfer, Joachim. Artikel Aldegundis von Maubeuge, uit het Ökumenischen Heiligenlexikon - https://www.heiligenlexikon.de//BiographienA/Aldegundis_von_Maubeuge.htm, Web. 6 apr. 2018. 16 De Coster 2006 : 2 9

genoemd] aan borstkanker en wordt aangeroepen voor bijstand bij deze kwaal. Maar ook is haar voorspraak gezocht door mensen die aan hoofdpijn lijden, koorts en pijn, oog- en kinderziekten, zweren, gezwellen, ontstekingen, verwondingen. Daarnaast bidt men tot Aldegonde voor kinderen die moeilijk leren lopen.17 Aldegonde (ca. 630-684) is een Merovingische jongedame die om haar deugdelijk leven heilig is geworden. Zij sticht een abdij aan de rivier de Sambre, waaromheen de stad Maubeuge ontstaat en is de patrones van deze stad. Zij wordt vereerd in plaatsten in Noord Frankrijk, België, Nederland [Buggenum en Maasbree], het Rijnland, en zelfs in Beieren. Haar vader Waldebert was afkomstig van een adellijk Frankisch geslacht. Haar moeder Bertilia was een prinses uit Thüringen. Zij groeide op in een vrome en vermogende familie. Aldegonde wide niet trouwen, maar verkioos een leven gewijd aan Christus. Zij is daardoor een maagdelijke heilige, geïnspireerd door de bisschoppen Amandus en Autbertus en de Ierse monnik Subnius uit Nijvel. Hij was beroemd om zijn grote kennis. Nijvel was een belangrijk cultuurcentrum in Noord Gallië sinds Gertrudis, de dochter van Pepijn I van Landen, daar als abdis was aangesteld door Amandus, de bisschop van Maastricht.18 Pepijn was hofmeier van het Frankische koninkrijk Austrasië onder de Merovingische koningen Chlotharius II, Dagobert I en Sigibert III. Aldegondes oudere zuster Waldetrude (Frans: Waudru) was getrouwd en zij en haar man Vincent Madelgarius kozen eerder al voor een kloosterleven en waren een voorbeeld voor Aldegonde. Zij stichtten kloosters respectievelijk in Mons en Soignies. De bekering van deze familie tot het Christendom maakt deel uit van de kerstening van Gallië door Ierse missionarissen. Deze missie, de peregrinatio pro amore Christi, begint in de zesde eeuw en komt op een hoogtepunt in de zevende eeuw.19 De conversie van vooraanstaande personen is bepalend voor het succes, omdat het Christendom een andere levenshouding vereist, met het opbiechten van zonden en publiekelijk tonen van berouw. De Ieren prediken het afzien van het wereldlijke leven om als kluizenaar alleen te zijn met God. Het stichten van kloosters door adellijke personen is in deze beweging van kerstening in Noord Gallië een veel voorkomend fenomeen, mede omdat dit alle voorgaande zonden uitwist. In de zevende eeuw zouden

17 Ökumenischen Heiligenlexikon: Web.14 dec. 2017. 18 Heuclin, Jean. Cousolre 1400 ans de vie religieuse. Druk. Cousolre: Les Amis du centre de loisirs et de formation culturelle de Cousolre, 1976. p. 11-12. 19 Heuclin, Jean. 'Les grands aristocrates Mérovingiens et les enjeux de la conversion' in La conversion religieuse. red. Emmanuel Godo. Druk. Parijs: Imago, 2000. pp 57-66. 10

de abdijstichtingen zelfs uitsluitend door de rijke adel zijn gedaan.20 Ierse monniken zoeken financiers aan het Frankische hof. Centra ontstaan rond Parijs, rondom het hof in Neustrië en in landelijk gebied.21 De adel is hier, net als bij de Franken, afhankelijk van agrarisch land. De familie van Aldegonde is volgens Isabel Moreira een typisch voorbeeld van rijke landadel met invloed aan het hof. Vader Waldebert was hofmeier van Clotharius II en twee ooms waren belangrijke veldheren ten tijde van Dagobert I. De oudste stichtingen in de Merovingische tijd bevinden zich geografisch tussen de rivieren Maas, Sambre en Schelde, dat zijn vooral dubbele abdijen, dat wil zeggen zowel voor vrouwen als voor mannen.22 Soms wordt een bekering ingegeven door een politiek hachelijke situatie. Zo ook bij de vader van Aldegonde. Bij geschillen tussen Clotharius en zijn zoon Godwin is Waldebert de vertrouweling van Clotharius. Godwin is op instigatie van zijn vader vermoord, nadat Waldebert hem in de val lokte. In 629 sterft Clotharius en trekt Waldebert zich in het klooster terug, omdat de nieuwe koning Dagobert de dood van Godwin als verraad beschouwt.23 Vaak wordt Hautmont als de plek genoemd, het klooster dat is gesticht door Autbertus, de bisschop van Cambrai. Heuclin oppert de mogelijkheid dat Waldebert naar Luxeuil is gegaan, het door Columbanus gestichte klooster. Daar is in 630 de intrede gedocumenteerd van een Waldebert, die landerijen bezit in Noord Gallië.24 Dat zou de vader van Aldegonde kunnen zijn, die veel land bezit in het gebied rondom Cousolre en Maubeuge. Het verklaart ook waarom de vader afwezig is in de Vita Prima en dat Aldegonde, die circa 630 geboren is, zich in de familie alleen tot haar moeder en oudere zuster verhoudt.

De Vita Prima Aldegundis De stelling dat de eerste hagiografie kort na de dood van Aldegonde (30 januari 684) door een anonieme auteur is geschreven wordt algemeen aanvaard. De Latijnse taal die gebruikt is, heeft typisch Merovingische grammaticale vormen en past ten laatste bij de

20 Parisse, Michel en Pierre Heili e.a. Les chapitres de dames nobles entre France et Empire. Actes du colloque d'avril 1996 organisé par la Société d'histoire locale de Remiremont. Druk. Parijs: Editions Manesse 1998. p. 13. 21Moreira, Isabel. Dreams, Visions, and Spiritual Authority in Merovingian Gaul. Ithaca etc.: Cornell University Press, 2000. p. 199-200. 22 Parisse en Heili 1996 : 16 23 Heuclin 1984 : ongenummerd, onder 'Die unrhuhigen Jahren 627-632' 24 Ibid. 11

eeuwwisseling van de zevende naar de achtste eeuw.25 De schrijver zou een monnik uit Nijvel zijn, die de heilige en haar zuster Waldetrude persoonlijk heeft gekend. Hij baseert zich op de door Subnius van Nijvel geschreven visioenen van Aldegonde en beroept zich op getuigenissen. De cultus van de eerste abdis van Maubeuge is ongetwijfeld spontaan begonnen binnen de gemeenschap, op dezelfde wijze als de verering van Gertrudis in Nijvel.26 Hieronder geef ik de inhoud van de eerste levensbeschrijving van Aldegonde met de gebruikelijke nummering.27 1. Een algemene inleiding over de geestelijke Heer en uitverkorenen. 2. De zalige maagd Aldegonde leeft ten tijde van de roemrijke koning Dagobert I van de Franken. Zij is van een oud adellijk geslacht en bij Christus geliefd. Van het zwakke geslacht, maar begiftigd met de kracht van de maagdelijkheid. Haar vader is Waldebert, haar moeder is Bertilia. Na hun huwelijk kozen zij voor een geestelijk leven, in navolging van de raad van Paulus. 'laten zij die een vrouw hebben, zijn als hadden ze die niet'. Ooms zijn Gundeland en Landric, beiden krijgsheren. Aldegonde trad op alsof ze arm was, hoewel zij rijk was. 3. Aangespoord door geestelijk onderricht verlangt zij naar hemelse zaken. Haar twee gezellen waren vasten en bidden. Overdenkend hoe het aardse te verlaten en het hemelse lief te hebben, begint zij met aalmoezen uitdelen en nachtwaken. Zij leest veel. "Toen de tijd om een huwelijk aan te gaan naderde, wist haar moeder niet wat zij van plan was met haar vleselijke natuur. Zij wilde haar eens polsen en zei: beminde dochter, op aansporen van God wil ik u onderrichten over de menselijke zwakheid. Ik verlang te weten of u zoals uw moeder verlangt te huwen. Het meisje wees de goedbedoelde ijver van haar aandringende moeder af en zegt dat zij verlangt te dienen onder het juk van Christus en onder zijn bevel te blijven. Na de valse en ijdele praal van deze wereld vertrapt te hebben, hoop ik de prijs van Christus in de hemelse vreugde in ontvangst te nemen. Ik word verdedigd door zijn heilige arm en wil met vaste tred het hemels Jeruzalem betreden en een plaats krijgen binnen de poorten van het paradijs."

25 Helvétius, Anne-Marie. 'Sainte Aldegonde et les origines du Monastère de Maubeuge.' Revue Du Nord 74.295 (1992): 223. 26 Hoebanx, J.J. L'abbaye de des origines au XIVe siècle. Druk. Brussel : Académie Royale de Belgique, 1952. p. 63-65. 27 BHL 0245 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Vita Auctore anonymo, e veteribus Mss. Samengevat met hulp van de vertaling van Roger de Coster, In schola verbi, inleiding tot de monastieke literatuur. Reeks I: F/3, Een familiecyclus, Aldegondis, Waldetrudis, Madelgarius, Madelberta, Dendermonde, St. Pieters en Paulusabdij Dendermonde, 2006, 5-17. 12

4. God verdubbelde zijn hulp aan de maagd, door haar zuster Waldetrude een passie voor goede werken in te blazen. Zij wendt zich af van vleselijke vereniging. Haar man Madelgarius trok zelf naar het klooster in Hautmont om monnik te worden. Waldetrude ontvangt van bisschop Authbert de sluier [dat wil zeggen dat zij wordt ingewijd als non] en bouwt een klooster in Bergen. Zij bidt om haar zuster te onttrekken aan de valstrikken van de wereld en vraagt haar moeder per brief om haar zus naar haar te sturen. Dat gebeurt. 5. Nog bij moeder wonend had Aldegonde een visioen van grote rijkdom die zij in bezit zou krijgen. Zich afvragend wat dit betekent werd zij naar een huis met zeven zuilen geleid. Het huis rook naar specerijen en naar Christus. Toen vielen haar de schellen van de ogen en zag zij dat Christus haar rust en verlichting zou schenken. De zussen vonden elkaar in de weg van de waarheid. Zij zagen in waarom de apostelen twee aan twee werden uitgezonden om te prediken. 6. Aldegonde bad dagelijks tot Christus dat zij als maagd gewijd mocht worden. Zij kreeg meer visioenen, bijvoorbeeld dat zij boven de aarde verheven was en naast een engel stond. De engel voorspelt haar dat zij gewijd zal worden. De engel sprak: bloemendragende maagd, die met de hemelse Tuinier verbonden zijt, mocht u maar besef hebben van de hemelse gave die u door God de Vader beloofd is. Dan komt het aanschijn van de wereld u klein voor. U zult geen andere bruidegom hebben dan Christus. 7. De volgende nacht zag zij zichzelf in een kostbaar gewaad. Naast een prachtige jongeman. Hij zei mocht u maar besef hebben van de waarde van het hemels gewaad, het lijkt niet op dit gewaad, maar schittert als de zon en de maan. Hij verklaarde terwijl hij licht begon te geven dat hij Christus was. Zij zag zichzelf met een lichtende palm in haar hand en droeg een kroon van goud en edelstenen, die niet door mensenhanden gemaakt was. Vergelijking met de beloning van atleten: De atleten ontzeggen zich bij de training allerlei dingen. Ze doen dat om een vergankelijke krans, wij om een onvergankelijke. 8. Zij was sterk toen de duivel als een roofzuchtige wolf op haar afkwam. Almachtige zuil, uw maagdelijkheid staat mij niet aan. Aldegonde spreekt tot hem dat Christus hem reeds heeft vertrapt en dat hij toch probeert de maagden die hem dienen in de doodbrengende vlammen te trekken. Zij beveelt hem terug te gaan naar de hel. Direct komt er een engel om haar te troosten en hij zegt dat haar naam in het boek van

13 de levenden staat opgeschreven. Aldegonde zong onder tranen onophoudelijk dank en lof aan de heer. 9. Zij zag nu dat zij door de goede herder aan de muil van wolf was ontrukt, dat zij los was van vleselijke zorg. 10. Op een nacht stond zij naar de weg te kijken die naar de hemel voert, toen een meisje naast haar kwam staan dat zegt dat Maria haar gestuurd heeft om te vragen wat Aldegonde verlangt. Zij wil eeuwig leven verwerven en krijgt als antwoord dat zij dan God met heer haar hart en ziel moet beminnen. Het meisje verdween naar de sterren en toen kwam Petrus naast haar staan, die haar zegt dat zij tot de heiligen wordt gerekend. 11. Op een dag zag zij in een kamer zonder vensters een groot licht verschijnen en een engel zei haar dat zij moest spreken en niet van ontzag zwijgen. 12. Op een nacht na de metten stond Aldegonde met een zuster naast de ingang van het huis en zag de plaats oplichten met vurige bollen. Zij bad op haar knieën en hoorde toen Christus zeggen: ik heb mij met u verloofd. Ik heb u de bruidschat gegeven. Ik heb u getooid met heilige edelstenen. Kom en ontvang wat ik weet. De zuster getuigde van het vuur dat plots ging branden midden in de straat. 13. Toen zag zij 's nacht twee lichtende boden die haar kwamen zeggen dat zij niet bang moest zijn voor haar einde. De volgende nacht kwam weer een engel en zag zij zich met bruidskleren gekleed. De engel sprak: de heer heef u voor eeuwig tot zijn bruid genomen, zodat u een onvergankelijke kroon zult ontvangen. De naam van de engel was Glorierijk. 14. In die tijd leeft een bisschop Amandus, die door geestelijke vriendschap met haar verbonden was. Aldegonde zag hem in een visioen gekroond worden en gevolgd worden door een grote schare van mensen die door zijn prediking waren bekeerd. 15. Nog eens kwam de duivel bij haar, die jaloers was op haar verblijfplaats in het paradijs. Zij stuurt hem terug naar de chaos. 16. Na een periode van vasten en gebed komt een engel op de zaterdag voor Pasen tot haar met de mededeling dat zij beloond zal worden met een ruime woning in de hemel. 17. Vervolgens wilde God haar werkelijk beproeven als zuiver goud in de oven. De heilige maagd begon ziek te worden. In haar koorts werd zij nogmaals door de duivel bezocht die opnieuw afgunstig is. Op woensdag werd een doodzieke jongen bij

14 haar gebracht, die genas nadat hij op haar bevel was geplaatst voor het altaar, waar Christus tot haar had gesproken. 18. Hier maant de schrijver zichzelf om terug te keren naar de aangekondigde uiteenzetting, waarbij hij alleen schrijft wat hij zelf gezien of van betrouwbare getuigen gehoord heeft. Hij zegt dat Aldegonde de bovengenoemde visioenen heeft verteld aan abt Subnius van Nijvel met de vraag die op te schrijven. 'toen ik nog een klein meisje was moest ik ze haar voorlezen. Ik was zeer verbaasd want voordien had ik iets dergelijks nog niet gehoord.' [schrijver is dus een vrouw volgens sommige geleerden - onder wie de vertaler -, volgens de meerderheid is het kleine meisje Aldegonde]. 19. Toen zij nog bij haar ouders woonde groeide haar voorliefde voor een Christelijk leven en de zorg voor de armen. Haar moeder moest het geld verbergen, omdat Aldegonde alles uitdeelde. Ook toen zij de moeder van de kloosterzusters was, liet zij een dienaar kleding kopen voor de armen. Toen hij het overgebleven geld terugbracht, bleek dit hetzelfde te wegen als toen hij wegging. 20. Een visser bracht op een dag een vis, de Aldegonde levend in de vijver liet gooien. De vis sprong op het droge en vogels wilden hem aanpikken. Toen verscheen een lam van onder de bomen, dat hem beschermde. 21. Toen Aldegonde preekte in hun woonplaats viel de kaars om en doofde. Zij wachtten tot een meisje de kaars weer zou aansteken. Aldegonde raapt de kaars op en die ontbrandt spontaan in haar handen. 22. Een beetje later gaf zij binnen het klooster onderricht aan oudere zusters over de zorg voor de kudde en de stabiliteit in het klooster. Toen zij voor de sexten naar de kerk gingen, bleek die gesloten. Op Gods bevel ging de deur open zonder menselijke hulp. Na het bidden keerden zij verheugd naar hun cel terug. 23. Zij gaf al bij leven haar bezittingen weg aan de armen, als ook om kerken op te smukken. 24. Het water dat dienaren haar brachten geurde plotseling naar wijn. 25. Een priester van goede faam die jaren in het klooster gediend heeft, vertelt dat hij voor de deur van zijn huis zittend een vurige bol, die met pauwenveren was bedekt uit de hemel zag komen. Die bleef staan boven de cel waar Aldegonde ziek lag. Een zuster zag in deze nacht dat Aldegonde op de plaats van de priester voor het altaar stond en de hostie in de kelk verbrokkelde. Toen de priester de volgende dag de eucharistie kwam toedienen, zweefde de kelk plotseling in de lucht. Aldegonde zag dit als voortekenen van haar dood. 15

26. Een zuster die in het vuur viel, voor het koken van waswater, bleef ongedeerd, omdat men de naam van Aldegonde aanriep. [in latere vitae draagt zij een oud gewaad van Aldegonde] 27. Aldetrude was van jongs af opgevoed in het klooster en moest brokken was tot een klomp smelten. De was vlamde op in de ketel. Zij pakt met blote handen de ketel van het vuur zonder brandwonden te krijgen. 28. Een man die van zijn zinnen beroofd was, ontving een kruis van Aldegonde en keerde gezond naar huis terug. 29. Vijf dagen voor haar dood kreeg een zuster een visioen dat Aldegonde door apostelen en engelen naar Nijvel werd gebracht. Een andere zag een licht binnenvallen, waardoor het 's nachts wel dag leek te zijn. Zij hoorde apostelen zingen in de kerk in Nijvel waar Gertrudis is begraven [dochter van Pepijn van Landen en Itta]. Zij begrepen dat dit de dood van Aldegonde afkondigde. Een andere zuster stond biddend voor de poort en zag een licht boven de cel van Aldegonde en dat verspreidde zich over de hemel. De schrijver sluit af onder dankzegging voor zulke wonderbaarlijke tekenen van God over de heiligheid van Aldegonde. Merk op de er zijn weinig details zijn over hoe zij opgroeit. Een jong maagdelijk meisje dat fragiel is, is een later toegevoegd stereotype. Zij was een sterke vrouw. Zij stichtte en organiseerde een dubbele kloostergemeenschap, waarschijnlijk geïnspireerd op het klooster van Gertrudis in Nijvel.28 De heiligheid van Aldegonde is gebaseerd is op een mannelijk ascetisme, verbonden met het bewaren van kuisheid, wat werd benadrukt in de vita Aldegundis secunda volgens Julia Smith.29 Haar leven wordt getoond als een serie van visioenen, hemelse boodschappers en dialogen met Christus, Petrus en de duivel. Haar visioenen waren ongewoon. het is een weergave van haar spirituele groei en van de geestelijke issues van die tijd. Tim Opgenhaffen promoveert in Leuven op de stelling, gebaseerd op de eerste Vita, dat Aldegonde de eerste mystieke theoloog van de Lage Landen is en dat zij in de visioenen de bruidsmystiek uitwerkt, die pas veel opgang vindt, nadat Bernhard van Clairvaux het vier eeuwen later in zijn preken opneemt uit het bijbelse Hooglied.30 Aldegonde zou de

28 Helvetius 1992 : 221-237 29 Smith, Julia M.H. 'The problem of female sanctity in Carolingian Europe c. 780-920'. Past and Present, Oxford University Press on behalf of the Past and Present Society. no 146 (feb. 1995) 3-37. 30 Opgenhaffen, Tim. 'Saint Aldegund, First Mystic of the Low Countries. The Bride and the Bridegroom in the Merovingian Era'. Revue d'Histoire Ecclésiastique 108.3 (2013): 659-92. Brepols Online Web. 5 december 2016. 16

visioenen volgens de hagiograaf zelf aan Subnius, de Ierse abt van Nijvel, hebben gedicteerd. Die oorspronkelijke manuscripten uit Nijvel zijn niet overgeleverd. Duidelijk is dat de bisschoppen en abten deze vrouwelijke visioenen in de Vita Aldegundae Prima accepteren en dat Aldegonde geïnspireerd wordt tot een Christelijk leven door de voorbeelden van haar ouders en haar oudere zuster Waldetrude. In de eerste Vita wordt nauwelijks iets verteld over het stichten van het klooster in Maubeuge. De naam Maubeuge wordt zelfs niet genoemd.

Latere vitae met toegevoegde legenden In de vitae vanaf de achtste eeuw worden verhalen uit de orale traditie opgenomen. De levensbeschrijving wordt aangepast aan de issues van de tijd en bevatten meer religieuze waarheid dan dat zij gebaseerd zijn op historische feiten. De tijdsbepaling waarmee een biograaf gewoonlijk begint is in de Vita secunda door Hucbaldus uitgebreid weergegeven. Hij plaatst Aldegonde in de regeringsperiode van koning Dagobert, zoon van Clotharius, die is gedoopt door S. Regiius en verschillende namen van bisschoppen en dat St Ghislain als pelgrim uit Athene naar Gallia gekomen en verschillende anderen [Ieren] uit het westen. Een legende over de sluier wordt voor het eerst bij deze Hucbaldus aangetroffen, die vertelt dat tijdens haar inwijding als non in het klooster van Hautmont [Altimontis] de sluier van het altaar werd genomen door een duif voordat de bisschoppen Amandus en Autbert deze konden pakken om Aldegonde ermee te bekleden.31 De duif liet de sluier zachtjes op het hoofd van Aldegonde vallen. Zij werd zo op wonderbaarlijke wijze door de Heilige Geest zelf ingewijd. Hucbaldus spreekt daarna over het bouwen van een hutje [habitaculum] in Melbodium, waar zij en haar dienstboden gingen wonen. Pas in de Vitae Aldegundis die zijn samengesteld in de

31 BHL 0247 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Alia Vita Auctore Hucbaldo monacho Elnonensi, ex veteribus MSS. 14: Inchoata igitur a Christi Sacerdotibus ad id operis competenti benedictione, supernæ pietati, se non abesse vbi aliqua iustorum in eius nomine fit congregatio, placuit ostendere. Spiritus namque sanctus in columbæ specie sanctis Pontificibus in Virginis consecratione hymnos debitos canentibus apparuit, paullatimque se submittens, [Spiritu sancto ei velum imponente] velum quod consecrabatur eleuatum pedibus & ore sustulit. Ne autem aliqua fieret ambiguitas tanti super ostensione miraculi, videntibus cunctis qui aderant, velum in altum a terra leuatum, beatissimæ Virginis imposuit capiti. Quo patrato, columba cælitus missa ab oculis videntium continuo disparuit. Virgo vero sacra non suis quod euenerat, sed beatorum Christi Sacerdotum adscribens meritis, Deo, cuius se tantis immeritam prædicabat beneficiis, gratiarum actiones innumeras reddidit. 17

elfde eeuw wordt Aldegonde expliciet als de oprichtster van de abdij in Maubeuge genoemd.32 De strijd met haar moeder over het niet willen huwen wordt overdreven.33 Er wordt een Engelse prins Eudo toegevoegd, die haar achtervolgt, waarna zij op haar vlucht bij de oversteek over de Sambre na het slaan van een kruisteken, wordt gered door twee engelen, die haar over de woeste rivier dragen, zodanig dat haar kleding niet nat wordt.34 In de elfde eeuw wordt de stichting van een dubbele abdij op die plaats aan de rivieroever, genaamd Malbodium, aan de orde gesteld, waar edele meisjes zich bij haar voegden. Aldegonde heeft goede relaties met regionale heiligen St. Amandus, apostel van de Belgen, St. Authbert, bisschop van Cambrai, St. Ursmer, abt van Lobbes en Subnius van Nijvel. Oudere zus Waldetrude trouwt met de edelman Vincent Madelgarius, die ieder een eigen klooster stichten in respectievelijk Mons en Soignies, nadat zij kinderen hebben gekregen. Hun twee dochters Aldetrude en Madelberta en twee zonen Dentelin en Landric leven vroom en worden allen heilig. Aldegonde trouwt niet. Zij sticht het klooster in Maubeuge. Haar lichaam wordt echter begraven bij haar ouders in Cousolre. De translatie naar Maubeuge vindt circa 700 plaats. Het belang van de heiligenfamilie rondom Aldegonde in latere eeuwen is terug te vinden bij twee kroniekschrijvers die de feodale macht legitimeren door die te koppelen aan de beata stirps van de heiligen uit de cyclus van Maubeuge.35 Een geval doet zich voor in het laatste kwart van de twaalfde eeuw. Er was een hoog aristocratisch bewustzijn en edelen en hun kroniekschrijvers gebruikten hun genealogie in hun strijd tegen koninklijke macht. Gillebert van Mons, de kroniekschrijver van Boudewijn V, graaf van Henegouwen en Vlaanderen en diens dynastie, begint zijn kroniek in 1051. In retrospectief wil hij met de geschiedenis van de collegiale kerk van het kapittel van Mons en haar grondlegger en eerste abdis Waldetrude de legitimiteit van de graven van Henegouwen als toenmalige heersers bevestigen. Hagiografie wordt een middel om de legitimiteit van de dynastie te onderhouden. Hij gebruikt dit in een tijd dat een afkomst van Karel de Grote als belangrijke legitimiteit geldt. Hij is heel origineel in het geven van de hertogelijke titel van Lotharingen aan de familie van Waldetrude, de zuster van

32 BHL 0248 - Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Alia Vita Auctore .anonymo, ex Ms. Gisleniano. 33 Moreira 2000 : 201 34 BHL 0248 - Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Alia Vita Auctore .anonymo, ex Ms. Gisleniano. 35 Hornaday 1991 : 583-596 18

Aldegonde, hoewel hij de lijn van afstamming niet precies kan weergeven. Een claim van erfelijke macht die terug gaat tot het Merovingische koningshuis, omdat Waldetrude was gelieerd aan dat koningshuis. Nog relevanter is het andere voorbeeld uit de veertiende eeuw. Toen nam Jacques de Guyse in zijn kroniek van Hengouwen dit thema weer op en schreef over bronnen voor de grafelijke afstamming, maar die zijn onvindbaar is bij geschiedschrijvers. Toch was het zo overtuigend dat Philips de Goede in 1447 zijn verzoek bij keizer Frederik II om koning van Lotharingen te worden, ondersteunt met zijn afstamming van de heilige Waldetrude. Wetenschappers verwerpen nu de feiten die Jacques presenteert. Ook op een ander moment legitimeert Philips zijn macht door een band met een heilige. Het geloof in de kracht en werkzaamheid van heiligen in de wereld van deze Philips wordt ook aangetoond door een votiefgeschenk in Boulogne na de slag bij Gavere (1453) tegen opstandige Gentenaren. Philips schrijft zijn overwinning toe aan de gratie van de Madonna van Boulogne en schenkt een ruiterportret. Hij legitimeert zijn macht met het feit dat de Madonna hem terzijde staat.36 Dit demonstreert dat de kracht van heiligen en adellijke macht in de Noord- Franse samenleving in de Middeleeuwen als met elkaar verweven werden gedacht. Zo hecht was ook de band tussen St. Aldegonde en de hoogadellijke dames van het kapittel in Maubeuge.

36 Velden, Hugo van der. The Donor's Image : Gerard Loyet and the Votive Portraits of Charles the Bold.Vert. Beverley Jackson. Druk. Turnhout: Brepols, 2000. p. 162 19

Chapitre des Dames nobles de Sainte Aldegonde de Maubeuge

De ontstaansgeschiedenis De geschiedenis van het dameskapittel van Maubeuge is maar gedeeltelijk bekend, omdat verschillende oorlogshandelingen en stadsbranden door de eeuwen heen veel documenten hebben vernietigd. Bovendien hebben de vrouwen toen het instituut nog bestond altijd geweigerd om toegang te geven tot hun archief.37 De archieven werden na de Franse Revolutie overgebracht naar het arsenaal om er kogelhulzen van te maken. Een klein deel werd gered door de heer Alexis Estienne, neef van kanunnik Stanislas Estienne van St. Quentin in Maubeuge, het kapittel van 18 mannen dat verbonden was aan het kapittel van St. Aldegonde. Estienne kondigt in 1837 een uitgebreid werk over het kapittel van St. Aldegonde aan. Waarschijnlijk heeft zijn dood dit verhinderd, want het is nooit als boek verschenen.38 Archiefrestanten kwamen via de heer Bottieau, zijn dochter mevrouw Bernard-Bottieau en dokter Culot in handen van de historicus Jennepin, die het werk wilde uitvoeren waaraan Estienne niet was toegekomen.39 In de Eerste Wereldoorlog is zijn materiaal echter verloren gegaan en de eerste en enige monografie over het kapittel verscheen pas in 1930. In dit boek van 121 pagina's maakt Liétard een ordening van de documenten over het kapittel die nog zijn overgebleven. De auteur put verder uit het werk van de zeventiende-eeuwse Jezuïet Triquet, de aantekeningen van bovengenoemde Estienne, het werk van Jennepin en van Leroy. Allen gaan ervan uit dat Aldegonde in 660 of 661 een klooster voor vrouwen heeft gesticht in Maubeuge. Vanaf het einde van de zesde eeuw tot 720 ontstaan tussen de Vogezen en de Schelde 38 vrouwenkloosters, gesticht door adellijke families, te weten weduwen, gescheiden vrouwen en maagden.40 Deze liggen vaak dicht bij elkaar en de rol van de bisschop is gering. Anne-Marie Helvetius, een specialist op het gebied van de Henegouwse hagiografie, onderzoekt op basis van de informatie uit de Vita Aldegundis Prima de stichting van het klooster in Maubeuge en vormt een reconstructie van het dagelijks leven.41 Uit de verhalen is te destilleren dat er visserijs is, een lam graast nabij een fontein in de boomgaard, wat wijst op wolbewerking, er worden ganzen

37 Liétard 1930 : 7 38 Cartier 2015 : 11. De heer Alexis Joseph Xavier Estienne is overleden op 1 juli 1854. 39 Cartier 2015 : 12 40 Gaillard, Michèle. 'Les fondations d'abbayes féminines dans le Nord et l'Est de la Gaule, de la fin du VIe siècle à la fin du Xe siècle.' Revue d'Histoire de l'Église de France. 1990, (tome LXXXVI 1990): 5-20. 41 Helvétius 1992 : 235-236 20

gehouden. Er is een wekelijkse mis, maar de zusters vonden de kerk op een dag door de weeks gesloten toen zij daar wilden gaan bidden. Frequent gingen de zusters en monniken 's nachts buiten bidden, zelfs in de winter. Omdat er geen archeologische resten zijn van het oudste klooster, berust de informatie geheel op de interpretatie van Helvetius. Latere bronnen melden dat het klooster van Aldegonde in annex een Benedictijns klooster heeft voor aanvankelijk twaalf monniken, omdat er geestelijken aanwezig moesten zijn voor de koorgebeden en het bedienen van de missen, wat de vrouwengemeenschap immers niet zelf kon doen. Liétard beschrijft welke precies de plichten van deze broeders waren, dagelijks, wekelijks en bij de jaarlijkse processies en Christelijke feesten.42

De kloosterregel Welke kloosterregel werd gevolgd in Maubeuge is niet overgeleverd. Er zijn wel aannames over gemaakt. Babeur houdt het op benedictijns tot 1250 en daarna een semi- seculier kapittel.43 Ook de moderne hagiograaf Helvetius is van mening dat Maubeuge onder abdis Ansoalde in 11e eeuw nog een Benedictijns klooster was en in 12e eeuw geleidelijk kapittel werd. 44 Er waren diverse kloosterregels in gebruik in de zevende en achtste eeuw, waarvan twee in Frankrijk werden geschreven. Dat is door Donatius, een monnik in Luxeuil die zich op Benedictus baseert, en Walbert, die vooral Benedictijns is, maar ook voor een kwart Colombanus volgt. Nijvel, Mons, Maubeuge, , Remiremont en Marchiennes hadden Ierse monniken in hun nevenklooster en volgen de Benedictijnse regel met Ierse invloeden. Een dubbelklooster is een typisch Iers verschijnsel. Gaillard acht de stichting van zo'n dubbelklooster alleen bewezen voor Remiremont en Nijvel.45 Helvetius is echter overtuigd van een dubbelklooster in Maubeuge tijdens het leven van Aldegonde, wat blijkt uit de visioenen van Aldegonde en de aanwezigheid van een monnik 's nachts in de zuilengang voor hun respectievelijke domus.46 Waarschijnlijk was er een mengvorm van Ierse regels van

42 Liétard 1930 : 30-32 43 Babeur, C.J.P. Histoire religieuse de Maubeuge avant et depuis la Révolution. Druk. Maubeuge: imprimerie de Mme. Ve. Ed. Levecque, 1871. p. 14-15. 44 Helvetius, Anne-Marie. 'Du monastère double au chapitre noble moniales et chanoinesses en Basse Lotharingue'. In: Parisse en Heili 1998: 33-45. 45 Gaillard 1990 : 17-18 46 Helvétius 1998: 32-35 21

Columbanus, die het klooster van Luxeuil heeft gesticht en de regel van Benedictus, die in de abdij van Humbertus in Maroilles werd gevolgd.47 Er is volgens Leroy en Liétard geen traditionele regel voor vrouwenkloosters in gebruik in Maubeuge, zoals dat in het Concilie van Aken van 816 verplicht werd gesteld, omdat de dames zich daartegen met succes zouden hebben verzet.48 Het concilie van Aken van 816-819 verplicht kloosters tot het volgen van de regel van Benedictus, voor vrouwen in een enigszins verkorte vorm, omdat bepaalde taken in de kerk aan mannen zijn voorbehouden.49 Een gelofte van kuisheid is vereist. Het klooster moet door muren zijn omsloten en er mag buiten bepaalde uren geen bezoek komen. De portier moet een kanunnikes van gevorderde leeftijd zijn die bekend staat om haar regelgetrouwheid, etc. De vrouwenkloosters in Nijvel, Bergen en Maubeuge zouden gezamenlijk bewaar hebben gemaakt tegen deze regels. Na overleg tussen de paus en de keizer van het Heilige Roomse Rijk Lodewijk de Vrome zou er een nieuwe formulering zijn gekomen volgens welke zij zich verplichten om eerbaar en Christelijke te leven. Het is echter een legende dat de drie abdijen deze vrijheid bevochten hebben.50 Deze legende schetst volgens mij wel dat het kapittel met haar adellijke dames contacten had op hoog niveau, anders zou het verhaal nooit geloofwaardig zijn geweest. Van de drie genoemde vrouwenabdijen werden Nijvel en Mons al vroeg een seculier kapittel. In Maubeuge bleven de zusters langer Benedictijns gekleed gaan, maar zij waren wel edelen met prebende, een persoonlijk aandeel in de inkomsten van de abdij.51 De overgang is een geleidelijk proces totdat in de dertiende eeuw het klooster officieel een seculier kapittel wordt. Het Chapitre des Dames nobles de Sainte Aldegonde de Maubeuge wordt bevestigd door paus Alexander IV en ressorteert onder het Bisdom Cambrai.52 Het bestuur van het kapittel ligt in handen van de abdis en een

47 Heuclin 1984 : s.n. 48 Leroy : 1883 : 236 en Lietard 1930 : 9-10 49 Jennepin, Alfred. Histoire de Maubeuge : Depuis sa fondation jusqu'en 1790. [1889 - 1909]. Herdruk. Marseille: Laffitte, 1976. p. 550. 50 Helvétius 1998 : 31-46 51 Prebende: Revenu ecclésiastique attaché à la dignité de chanoine et provenant du partage de la mense capitulaire. Dictionnaire du Moyen Français (1330-1500) Web atilf.fr/dmf 20 maart 2018. [kerkelijke inkomsten verbonden aan de waardigheid van kanunnik en voortkomend uit de verdeling van de inkomsten van een kapittel]. 52 Estienne, A. Notes historiques sur la vie de Sainte Aldegonde et sur les événements qui s'y rattachent. Uitgever onbekend, datum publicatie onbekend. Web. BnF Gallica online sinds 21 maart 2016. p. 26. zie ook Jennepin [1889] 1976 : 345 22

college van de vier 'ainées', de oudste zusters.53 Er konden 40 dames wonen.54 Het woord abdij blijft ook voor kapittels aanwezig in het taalgebruik. De kanunnikessen van St. Aldegonde houden zich bezig met de opvoeding van adellijke jongedames. Meisjes tussen 3 en 12 jaar werden toegelaten zonder gelofte, opdat zij later konden gaan trouwen. Adellijke meisjes uit de beste families in Frankrijk, de Lage Landen en Duitsland zijn toegetreden.55 Voor Nederlandse lezers zijn bekende namen Van Egmond, Hoorne en Nassau. Zij hielden hun eigen bezittingen. Een bul van 1539 omschrijft de toelatingseisen.56 Een meisje moet in acht kwartieren van adel zijn en mag geen bastaard zijn. Later werden 16 kwartieren vereist en van vaders zijde minimaal 400 jaar oude adeldom. De postulante mag geen lichamelijk afwijkingen hebben en moet zich, op de dag van haar aanname in het kapittel, in het koor van de kerk voor een commissie van zeven heren uitkleden om dat te bewijzen. De adellijke status van de seculiere kanunnikessen blijkt uit hun kleding. Babeur zegt dat zij een surplis ofwel superpellicum [hemd 'op de huid' ND] van fijn linnen dragen en daar overheen een mantel die is gevoerd met hermelijn.57 Dittrich stelt dat de mantel van de dames rood was, maar dat de abdis een 'violette Mantel' droeg die met hermelijn gevoerd was.58 In de twaalfde eeuw schrijft kardinaal Jacques de Vitry in de Annales des églises orientales et occidentales over kanunnikessen in Henegouwen dat zij zich geen non willen laten noemen, dat zij in purper gekleed gaan, van fijn linnen en met kostbare sierraden, wanneer zij naar de kerk gaan. Dat zij vrije omgang hebben met vreemdelingen en veel bedienden hebben. Zij zorgen goed voor hun familie. Zij slapen in een slaapzaal, behalve wanneer zij ziek zijn, dan wordt hen toegestaan om thuis of bij vrienden te herstellen. Sommigen verlaten de instelling om te gaan trouwen.59 Wij zien in dit verslag dat de kloosterregel niet voorkwam dat de adellijke dames de elegante levensstijl hielden waaraan zij gewend waren.

53 Jennepin [1889] 1976 : 553 54 Cartier 2015: 11 55 Estienne: 30-31 Een selectie van de families die maagden naar het Kapittel van St. Aldegonde stuurden: Aremberg, Arberg, Béthune, Biron, Beaufort, Brandenburg, Couci, Carondelet, Créqui, Croy, Château- Giron, Clerrmont-Tonnerre, Chasteler, van Egmond, van Hoorne, Haynin-Liétard, Gontaut, Hohenzollern, Lannoy, Ligne, Merode, Montmorenci, Nassau, Noyelles, Nedonchel, d'Yvres-de Warelles, Tilly, Trazegnies, Westerloo, de Saint-Chamans etc. 56 Liétard 1930 : 12-13 57 Babeur 1871 : 16 58 Dittrich 1975 : 56 59 Liétard 1930 : 11-12. Citaat van De Vitry, vertaald uit het Latijn door Liétard: 'En ces quartiers il y a des dames qu'on appelle chanoinesses séculières ou damoiselles, car elles ne veulent pas être appelées moniales, comme on ne nomme pas moines les chanoines séculiers. Ces dames font donc une telle 23

De inkomsten van het kapittel Toetreding tot het kapittel geeft recht op een prebende en Jacques de Vitry noemt specifiek het 'opgeven' van deze prebende om te gaan trouwen. Kennelijk vond hij dat een offer, ondanks dat kanunnikessen waarschijnlijk uitsluitend met een niet onbemiddelde edelman trouwden. Dat roept de vraag op wat de inkomsten van de abdij en van de daar wonende zusters waren. Aldegonde vermaakt haar feodale rechten, die zij van haar vader Waldebert IV graaf van Henegouwen kreeg, aan de door haar gestichte religieuze gemeenschap in Maubeuge.60 Al in de vroegste hagiografische bronnen is het adellijke karakter van de abdij zichtbaar. Het bewaarde document dat haar testament zou zijn, is een vervalsing, een fraus pia, ofwel vroom bedrog uit de tiende of elfde eeuw.61 De feodale rechten van het klooster zijn daarin beschreven, zoals die in die tijd functioneerden. Het testament mag een vervalsing zijn, een feit is dat het vrouwenklooster 'seigneur' was, heer van stad en omgeving en dat bleef zo tot aan de ontbinding als gevolg van de Franse Revolutie. Er zijn verslagen bekend van de intrede van nieuwe abdissen. Op 23 april 1742 maakt Charlotte-Thérèse princesse de Croy de Beaufort haar blijde intocht versierd met triomfbogen, en opgeluisterd met een diner waaraan een paar honderd gasten aanzaten, onder wie vele edelen.62 De laatste abdis Adrienne-Florence gravin de Lannoy ontving een blijde inkomst op 15 mei 1775.63 De intrede van gravin de Lannoy in Maubeuge is in detail beschreven door mevrouw Clément. De inkomst van de abdissen doet denken aan de grandeur en het protocol van de intochten van Bourgondische hertogen, bijvoorbeeld die van 1458 in Gent.64 Dittrich weet te melden

acceptation de personnes, qu'elles ne veulent recevoir dan leurs collèges que des filles de chevaliers et de nobles, préférant à la noblesse des mœurs la noblesse du siècle. Elles sont vêtues de pourpre, de fin lin, de petit gris et d'ornements précieux, à la ressemblance du temple; elles sont fort libérales et bienfaisantes aux étrangers; elles ont des troupes de clercs, de filles et de valets, qui les servent; elles se régalent dans les maisons qui leur sont propres; elles traitent splendidement leurs parents et cousins. De nuit elles reposent dans un même dortoir, près de leur église; mais lorsqu'elles sont malades [....] on leur accorde aisément de demeurer quelque temps dans leur maison particulière pour se rétablir, ou d'aller avec des chevaux visiter leurs amis et leurs parents. Quelques-unes après avoir vécu du patrimoine de Jésus-Christ, abandonnant leurs prébendes et leurs églises pour contracter mariage et devenir mères de famille.' 60 Jennepin [1889] 1976 : 342 61 Dittrich 1975 : 37-38 62 Estienne : 27 noot 14 63 Clément-Hémery, Albertine. Histoire des fêtes civiles et religieuses: Des usages anciens et modernes, du Département du Nord. Druk. Paris: Mercklein, 1834. p. 235-238. 64 Brown, Andrew, and Graeme Small. Court and Civic Society in the Burgundian Low Countries c.1420- 1530. Druk. Manchester: Manchester Unversity Press, 2007. p. 165-186. 24

dat de abdis bij feestelijke gelegenheden een kroon droeg.65 Als dit juist is, dan zal de abdis zeker bij haar blijde intrede gekroond zijn geweest. Na in het klooster van Hautmont te hebben geslapen, gaat de nieuwe abdis met een escorte naar Maubeuge en wordt halverwege tegemoet gereisd door magistraten in vol ornaat. Het garnizoen vuurt salvo's af en vorm een erehaag langs de weg. Zij wordt ontvangen buiten de stadspoort als 'Dame de Maubeuge', krijgt van velen gelukwensen en vervolgens gaan allen in processie naar de oude kerk van het kapittel genaamd Vieux-Moustier, waar zij een klok luidt die naar St. Aldegonde is genoemd. Alle dames erkennen haar als gekozen abdis en de oudste zuster van het kapitttel geeft haar bij de installatie de abdisstaf in handen. Gedurende twee dagen zijn er diners en grote feesten in de stad voor alle rangen en standen.66 De abdis wordt dus niet alleen hoofd van de abdij, maar ook de feodale heerser van Maubeuge, inclusief privileges. Lage en hoge rechtspraak in zes plaatsen komen toe aan de abdis. De abdij beschikt over een gevangenis en een schandpaal. Zij mag functionarissen voor de uitvoering van deze rechten en priesters van parochiale kerken benoemen, die allen jaarlijks een eed op de wet moeten afleggen ten overstaan van de abdis. Deze ceremonie noemt men de renouvellement de la Loi.67 De abdis heeft het recht om de synodes van bisschoppen in Arras bij te wonen.68 Bovengenoemde feiten demonstreren de hoogadellijke status van de kapitteldames en de uit hun midden gekozen abdis. Inkomsten in de zin van vermogensverwerving verkrijgt het dameskapittel op feodale wijze uit het bezit van 33 dorpen met de kerken.69 Daarnaast zijn er revenuen uit zes kapellen in Maubeuge en omgeving. De dames hebben daarnaast vijf dorpen en enkele molens aan de kanunniken van St. Quentin toegewezen. Ook behoort een armenziekenhuis tot de bezittingen. Voor het beheer van alle bezittingen stelt de abdis samen met de vier zusters oudsten een grand bailli aan [grootbaljuw], die hoofd wordt van het feodale hof. Hij is verantwoordelijk voor het innen van de pacht en ziet toe op

65 Dittrich 1975 : 56. Auteur verwijst naar een heruitgave van Binet uit 1859. Ik heb de vermelding in Binet 1625 niet kunnen vinden. 66 Liétard 1930 : 72-76. Beschrijving van de intrede van Isabelle-Philippine de Hornes in augustus 1719. De abdis slaapt deze keer de nacht voor de blijde intocht in de abdij van Liessies, niet in Hautmont. 67 Lietard 1930 : 13 68 Triquet, R.P. André. Sommaire de la vie admirable de la très illustre princesse S. Aldegonde, miroir de vertus, Patronne de Maubeuge. Vijfde druk. Doornik: Imprimerie d'Adrien Quinque, 1641. p. 240. 69 Liétard 1930 : 14-20. Dorpen van het Chapitre des Dames nobles de Sainte Aldegonde in Frankrijk en België zijn: Cousolre, Colleret, Solre-St-Geri, Grand Rieu, Sivry, Froidchapelle, Virelles, Trélon, Malzy, Vaucelles, Villenoy, Hallut, Erchin, Guesnain, Baudignes, Houdain, Bavissiiaux, Vendegies-au-Bois, Bettrechies, Bersillies les Mairieux, Boussois, Bousignies, Elesmes, Harmignies, Mignault, Feluy, Anderlues, Erquelines en de nu onbekende dorpen Corma, Brocum en Breca. 25

ordehandhaving. Hij benoemt daartoe een mayeur [burgemeester], échevins [schepenen], luitenants en drie ontvangers.70 Ook spelen de seculiere kanunniken van St. Quentin een rol in de administratie, maar zij zijn in de eerste plaats verbonden aan het vrouwenkapittel voor het opdragen van de missen, de geestelijke zorg voor de religieuzen en de parochiale zorg voor de omwonenden.71 Omdat de kanunniken niet van adel zijn is hun status lager dan die van de kanunnikessen. De laatsten zijn alleen voor de geestelijke verzorging afhankelijk van de mannen. Andere lucratieve rechten waarover het Chapitre des Dames nobles de Sainte Aldegonde de Maubeuge beschikt, zijn het ontvangen van een derde van de accijnzen op bier en wijn.72 Het erfrecht van het droit de mortemain en de meilleur cattel was voor de helft van het kapittel. Bij horigen erft de familie niet, maar valt het goed aan de landheer, waarbij de graaf van Henegouwen en de abdis van het kapittel van Aldegonde 50/50% recht hebben op deze inkomsten uit de dode hand [de mortemain] of het beste meubel [meilleur catel]. Vaak werd daar ten onrechte ook vee onder begrepen.73 Ook vijftig procent van het droit d'aubanité en de bâtardise is voor de dames. Zij erven van vreemdelingen die in hun gebied sterven en van bastaarden. Dit zijn dikwijls geen grote bedragen, omdat bijvoorbeeld een laken of een kookpan het kostbaarste bezit was.74 Wel substantieel is het droit de tonlieu geweest, de marktrechten die het kapittel mag innen. Ook ontvangt het dameskapittel schenkingen en legaten van kanunnikessen en haar familie, maar ook van kanunniken van St. Quentin. Deze schenkingen voor het eigen zielenheil zijn in die tijd alomtegenwoordig.75 Daarnaast zijn er de giften van pelgrims die de relieken van Aldegonde en andere heiligen komen vereren en daarbij bidden om genezing en heil. De jaarlijkse inkomsten van het kapittel zouden in 1789 meer dan 200.000 frank bedragen, die verdeeld werden over de zusters.76 Elk ontvangt een prebende van 4500 frank, maar een jonge aspirante de helft.77 De abdis krijgt 12 à 15 duizend frank.

70 Estienne : 28-29 Noot 14 71 Nazet, Jacques. 'Chanoinesses nobles et chanoines en Basse-Lotharingie: des relations parfois complexes'. In: Parisse en Heili 1998 : 275- 288. 72 Lietard 1930 : 14 73 Jennepin [1889] 1976: 354 74 Jennepin [1889] 1976 : 358-361. 75 Cartier 2015 : 18-19 76 Liétard 1930 : 11-19 77 Babeur 1871 : 19 26

Andere bedragen zijn zonder bronvermelding op het internet te vinden.78 Na de Franse Revolutie worden de eigendommen in Frankrijk geconfisqueerd en trekken enkele zusters zich terug in Mons en ontvangen nog 62.000 frank uit de Belgische bezittingen.79 Wat ik wil benadrukken is dat de inkomsten enorm groot zijn, zodat er ook na het vervullen van liefdadigheid ter ondersteuning van armen en zieken nog royaal van geleefd kan worden.

Bouwgeschiedenis De middelen zijn meestal toereikend om kerken en woonverblijven te bouwen of herbouwen, wanneer dat noodzakelijk is. De eerste kerk die Aldegonde heeft opgericht, maar ook de opvolgende bouwwerken op dezelfde plek, wordt Vieux-Moustier genoemd en was gewijd aan Maria, moeder van God.80 Een andere bron stelt dat de kerk aan Maria en de twaalf apostelen was gewijd.81 In de een crypte van deze kerk heeft abdis St. Aldetrude omstreeks 700 het lichaam van haar tante Aldegonde begraven. Zij heeft de relikwieën uit Cousolre laten overbrengen, om de heiligheid en de roem van de abdij in Maubeuge te vergroten.82 Zonder twijfel is het achterliggende doel geweest een vermogensvergroting te bewerkstelligen, door toename van het aantal pelgrims dat Maubeuge bezoekt. De invasies van Noormannen in 881 en van Hongaren in 953 hebben vrijwel alle kloosters in het gebied geruïneerd. Vele kloosters bleven lange tijd onbewoond, waaronder de abdij van Maubeuge. De dames trekken zich terug in een aantal huizen in Mons, bij de abdij die Waldetrude heeft opgericht. In of voor 963 moeten zij zich opnieuw in Maubeuge hebben gevestigd, omdat van dat jaar een bevestiging bestaat van Bruno hertog van Lotharingen, die tevens aartsbisschop van Keulen is, van de rechten van het kapittel in Maubeuge, waarbij hij een verdeling van hun inkomsten in 40 prebendes vaststelt.83 Een grotere kerk wordt aan de Vieux-Moustier vast gebouwd, waarbij de oude kerk als een zijkapel dient, exclusief voor gebruik door de

78 'En 1789, chaque chanoinesse perçut 8 354 livres, une somme importante pour l’époque quand au revenu de l’abbesse, il s’élevait à 47 137 livres. En cette année où éclate la révolution, le chapitre fit 314.000 livres de recettes et 154.000 livres de bénéfices.' Web. www.sainte-aldegonde.com 79 Liétard 1930 : 30 en Estienne : 30 Note 14 80 Estienne : 32 Noot 15 81 Binet, Étienne S. J. Vie admirable de Saincte Aldegonde. Druk: Parijs: Sebastien Cromoisy, 1625. p.235. Web. 25 maart 2017. 82 Triquet 1641 : 128-130 83 Jennepin [1889] 1976 : 553 27

kanunnikessen van St. Aldegonde.84 De kerk was gelegen aan de zuidzijde van de huidige Place Verte in Maubeuge, destijds Grand Marché (afb. 2). Verondersteld wordt dat deze tweede kerk, die toegankelijk was voor het publiek, bedoeld was om de seculiere status van het kapittel te benadrukken. In 1078 is deze kerk voor de eerste keer verbrand door Thierry graaf van Avesnes. Jennepin refereert aan een document van 1398 uit de archieven van het dameskapittel, die hij in zijn bezit heeft gehad. Daarin zou hebben gestaan dat, na een brand veroorzaakt door de Fransen, restauratie volgt met geld van abdis Gertrude, waarbij hertog Albert van Beieren haar helpt met 1500 livre.85 Op 6 mei 1478 wordt de hele stad Maubeuge inclusief deze kerk en het Chapitre des Dames nobles de Maubeuge in de as gelegd door legers van de Franse koning Louis XI. Dit keer ontbreken de middelen om te herbouwen. De abdis besluit om fondsen te werven door gebruik te maken van relikwieën van St. Aldegonde, waarover meer in het volgende hoofdstuk, maar het duurt tot april 1545 voordat de nieuwe kerk van St. Aldegonde en de altaren kunnen worden gewijd.86 Bij de sluiting van de kerk in 1791 zouden er veertien altaren zijn geweest.87 Liétard heeft een aantal kapellen geïdentificeerd, die zijn geschonken door kanunnikessen en kanunniken. Een is gewijd aan Notre Dame in 1223; een aan St. Cosmas en Damianus in 1331; een aan Rianwez in 1470, een aan Notre Dame de Grâce in 1562; een aan Maria Magdalena in 1527, een aan St. Michael voor 1643, een aan St. Joris, ook genaamd driekoningenkapel in 1656.88 Een prent toont deze kerk, zoals die er in het midden van de zeventiende eeuw uitzag (afb. 3). Op de prent zien wij grafstenen in de vloer. Dit kunnen graven van kapitteldames zijn geweest, maar tegen betaling wordt ook aan een buitenstaander soms toestemming gegeven.89 Alleen enkele abdissen worden in de crypte onder Vieux Moustier bijgezet.90 Basilides schrijft in de zeventiende eeuw dat er een soort 'gegraven open graf' was onder het altaar van de kapel genoemd naar St. Aldegonde, daar waar de mensen nog dagelijks komen bidden om genezing van hoofdpijn of ander soortgelijke

84 Jennepin [1889] 1976 : 524-525 85 Jennepin [1889] 1976 : 525 86 Jennepin [1889] 1976 : 527 87 Jennepin [1889] 1976 : 527 88 Liétard 130 : 27 89 Estienne : 41 noot 21 90 Ibid. 28

zegeningen.91 Leroy vermoedt dat men de oorspronkelijke crypte waar Aldegonde werd begraven en de fundamenten van de oude kerk altijd heeft bewaard onder een zijkapel.92 Voorts heeft Aldegonde een kerk gesticht gewijd aan de apostelen Petrus en Paulus [St.-Pierre-et-St.-Paul] op de plaats waar zij volgens de legende een huwelijkspretendent ontvluchtte, waarbij zij zou zijn gered door twee engelen tijdens de oversteek over de Sambre.93 Deze kerk wordt als parochiekerk gebruikt. Een derde kerk waarvan de stichting aan Aldegonde wordt toegeschreven, is die van het aangrenzende mannenkapittel St. Quentin, gewijd aan Petrus [St. Pierre].94 In het valse testament van Aldegonde uit de twaalfde eeuw wordt deze kerk overigens vermeld als zijnde gewijd aan St. Quentin martelaar.95 Niet duidelijk is of de wijding in de loop van de tijd wordt veranderd, of dat het testament onjuist is.

91 Basilides d'Ath. Histoire de sainte Aldegonde, fondatrice des dames chanoinesses de Maubeuge, Druk. Arras: Imprimerie Guillaume de la Riviere, 1623. 'En ladite église, se voit en forme de sépulchre creusé et ouvert soubs l'autel de la chappelle intitulée de Sainte Aldegonde, là où le peuple va encore faire journellement ses dévotions pour obtenir guérison des mal de tête, et autres semblables benéfices' p. 410- 411. 92 Leroy 1930 : 244 93 Jennepin [1889] 1976 : 549-550 94 Liétard 1930 : 25 95 Liétard 1930 : 30 29

Relikwieën in het bezit van het Chapitre van St. Aldegonde

De collectie van relikwieën Hierboven is gebleken dat de kapel met de relikwieën van Aldegonde veel wordt bezocht. Het Chapitre des Dames nobles de St. Aldegonde in Maubeuge is in het bezit van meer relikwieën, net zoals elke Middeleeuwse abdij. De twee bewaarde inventarissen van de schat van het kapittel van 1482 en 1568 zijn hierover zeer informatief. Een derde van de schat bestaat uit reliekhouders en de benaming of beschrijving van de objecten geeft ons een idee van de aard en omvang van de verzameling. De relieken laten zich in drie groepen onderbrengen. De voornaamste relikwieën zijn die van het lichaam van de stichtster St. Aldegonde. In 1039 wordt het lichaam uit de lijkkist gehaald om in een houten reliekkast te leggen. Op 6 juni 1161 volgt opnieuw een translatie, ditmaal in een zilveren kist, die in volgende eeuwen verder wordt verfraaid. In juni 1427 bezoekt de hertog van Bourgondië, in zijn nieuwe waardigheid als graaf van Henegouwen het Chapitre van Aldegonde in Maubeuge en brengt eer aan de relieken.96 Hij doet dan een schenking van tien marcs zilver [2335 gram] om aan de kist te besteden.97 Een jaar later schenkt hij tien couronnes du roi om reparatiewerkzaamheden aan de kist te betalen.98 De kist was kennelijk in slechte staat, want in 1439 wordt een compleet nieuwe kist ingewijd. Bij de translatie op 26 mei 1439 is het hoofd afgescheiden van het lichaam om in een aparte bustereliekhouder te plaatsen.99 De nieuwe kist voor het lichaam is gemaakt als een kruisvormige kerk. Daarop zijn afgebeeld St. Aldegonde, St. Johannes de Doper en de twaalf apostelen. Hiervan is in de beide inventarissen geen tekening bewaard gebleven, zoals die er wel is van de buste (afb. 4). Bij de relieken van de patroonheilige horen ook attributen en voorwerpen die met haar in aanraking zijn geweest, post mortem of ante mortem: bijvoorbeeld het mes waarmee de bisschop het lichaam heeft gedecapiteerd, en de abdisstaf, waarvan de verguld zilveren krul is gedateerd 1210-1230 en de houten staf begin veertiende eeuw.100 Daarnaast bezit men

96 Cartier 2015 : 28 97 Devillier Léopold. Cartulaire Des Comtes De Hainaut, De l'Avènement De Guillaume II à La Mort De Jacqueline De Bavière. Druk. Brussel: Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, Commission Royale d'Histoire, 1881. t.V, p. 23. 98 Ibid. t.IV, p. 665. 99 Cartier 2015 : cat. 1 en cat. 4. Inventaris 1482 f3 en f4. 100 Cartier 2015 : cat. 3 en cat. 34, Inventaris 1482 f 26v; f28v en f29. 30

kledingstukken waarvan geclaimd wordt, dat die aan Aldegonde hebben toebehoord: de sluier [voile], een mantel [chasuble] en een zijden muiltje [mule, bottine, pantouffle], al voornoemde voorwerpen waarschijnlijk niet daterend uit de zevende eeuw. Een tweede groep relieken vormen de arma christi, de lijdenswerktuigen. De collectie van het kapittel bestaat uit tien stukjes hout van het ware kruis, een doorn uit de doornenkroon en een stuk van de spons, die gebruikt is bij de kruisiging. De spons is een zeldzaam bezit in deze groep relieken en er was een verguld zilveren kist voor gemaakt, in de vorm van een vierkant kasteel met ronde hoektorens, op elk waarvan een duif stond met gespreide vleugels, centraal stond de opgestane Christus met een kruisstaf. Deze is omgesmolten in 1551 om het materiaal, anderhalve kilo zilver, te kunnen hergebruiken.101 De stukken van het ware kruis, populair nadat de vindingslegende tot leven kwam, die vertelt dat Helena, de moeder van keizer Constantijn, het kruis waaraan Christus stierf, heeft ontdekt in Jeruzalem in het jaar 326. Hoe het hout in Maubeuge kwam, is onbekend. Deze relieken zijn ondergebracht in processiekruisen, in een altaarkruis en in hangers en kistjes. De doorn is van de dertiende of veertiende eeuw tot medio zeventiende eeuw ondergebracht in een kleine reliekhouder met een verticale achtkantige kristallen cilinder in een verguld zilveren armatuur, waarop een kruis stond. Dit voorwerp is met andere kleine reliekhouders omgesmolten in 1642, waarna de relikwieën in een zilveren schrijn van ruim drie kilo bij elkaar zijn geplaatst. De grootte van het geheel geeft een imposantere indruk en het omsmelten maakt zilver vrij om later in andere voorwerpen toe te passen.102 Ten slotte is er een verzameling van wat men dignités noemt, 'waardigheden' van vooral locale heiligen. Deze collecties waren vooral in Noord Frankrijk en Belgie van grote omvang.103 Het zijn botfragmenten van bijvoorbeeld de oprichter van de abdij in Maroilles St. Humbert, St. Guislain uit Mons, de patroon van de wolbewerkers St.Blaisse en de Onze Mille Vierges, beschermers van jonge meisjes. De dignités werden gekocht of geruild tegen relieken van Aldegonde. In 1161 heeft de bisschop een voet van de heilige afgesneden, waarvan niet bekend is waar die is terechtgekomen, maar ongetwijfeld is deze ruilpraktijk de bedoeling geweest van het afsnijden van een

101 Cartier 2015 : 64-65 102 Cartier 2015 : 56 103 Helvétius, Anne-Marie. 'Les inventions de reliques en Gaule du Nord'. in: Bozoky en Helvétius. Les reliques : Objets, cultes, symboles : Actes du colloque international de l'Universié du Littoral-Côte d'Opale (Boulogne-sur-Mer), 4-6 septembre 1997 (Hagiologia vol. 1). Druk. Turnhout: Brepols, 1999. p.11. 31

voet.104 Bij deze groep rekent men ook relieken uit het Oosten en heel oude relieken, waarvan de herkomst onbekend is; olie dat met de maagd Maria in contact is geweest, een vingerkootje van Johannes de Doper, relieken van St. Etienne, St. Quentin, St. Laurent, St. Martin, St. Marguerite, St. André, St. Hyppolite, St. Benoite.105 Ten slotte is er stukje van de corporale, de doek onder de hostiekelk, dat een druppel van het bloed van Christus bevat, een wonder uit de veertiende eeuw in de kapel van het leprozenhuis in Maubeuge. Toen de priester twijfelde aan de reële aanwezigheid in de hostie, begon het bloed in de kelk te borrelen en over te stromen. Aan de relieken wordt een heilzame of beschermende werking toegedacht, waardoor gelovigen zich in de nabijheid ervan willen bevinden, ertoe bidden en er schenkingen aan doen. Het seculier kapittel stelt op bepaalde dagen de bevolking in de gelegenheid dit te doen in de kerk van St. Aldegonde. Er is een pauselijke bul van Clemens IV van 16 juni 1265, die honderd dagen aflaat verleent aan degene die berouwvol de relieken van St. Aldegonde bezoeken op de dag van de jaarlijkse processie.106 Deze bul is uitgegeven op verzoek van de abdis, Marguerite de Fontaines (1239-1283). Zij zal zich bewust geweest zijn van het financiële voordeel dat het kapittel zou hebben van een dergelijke 'genade' aan de gelovigen. Deze abdis is tevens degene die de chasuble van Aldegonde aan het kapittel heeft geschonken.107 Zij deed dus verschillenden dingen voor het aantrekkelijk maken van een bezoek aan de kerk met de relieken, wat tegelijk de inkomsten van het instituut zou vermeerderen. Dit is succesvol geweest, want er kwamen vijf- à zesduizend mensen op de processie af.108 Ook twee eeuwen later worden de relikwieën actief ingezet voor fondswerving door de abdis voor herbouw van de kerk, toen die in 1478 was verbrand bij de verwoesting van de stad door de troepen van Lodewijk XI. Het gebeurt op twee

104 Basilides 1623 : 451-461 105 In Nederland bekend als Stephanus, Kwintens, Laurentius, Maarten, Margaretha, Andreas, Hyppolitus, Benedicta. 106 Jennepin [1889] 1976 : 477. Noot 1. L'original de cette bulle repose aux Archives de l'Etat à Mons: notre savant collègue et ami, M. Ernest Mathieu, l'a publiée dans les Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique de la Belgique, tome XVII. Voici la traduction de ce qui a trait la procession: 'Donc, comme ont pris soin de nous l'insinuer charitablement et filialement dan le Christ, l'abbesse et le Chapitre de l'église séculière de Sainte-Aldegonde, vierge de Maubeuge, diocèse de Cambrai; lorsque le corps de cette Sainte, qui repose en la dite église, sera porté processionnellement par la ville de Maubeuge, le quatrième férie aprés la Pentecôte (mercredi), avec affluence de peuple, Nous, par le miséricorde de Dieu tout puissant et de ses apôtres, Pierre et Paul, confiants dans notre autorité, nous accordons cent jours d'indulgence, chaque année miséricordieusement, à tous ceux qui, sincèrement confessés et répentants, seront allés à la dite église la visiter par dévotion.' 107 Liétard 1930 : 43-44 108 Cartier 2015 : 30 32

manieren. De kostbare reliekhouders maken een rondreis.109 Het lichaam, de schedel en sluier worden gedurende enkele jaren in steden van de Zuidelijke Nederlanden tentoongesteld om zoveel mogelijk gelovigen in de gelegenheid te stellen geld te doneren. Dit fenomeen wordt de quête itinerant genoemd.110 De abdis Yolande de Gavre (1468-1482) verzocht aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk en zijn echtgenote Maria van Bourgondië, soeverein van de Nederlanden, om giftbrieven. Deze zijn verleend op 21 september 1478 en geadresseerd aan alle religieuze, burgerlijke en militaire autoriteiten, kloosters, colleges en congregaties, aan alle inwoners van het land, edelen en gewone burgers, om zich in te spannen om 'giften te doen uit uw bezittingen u door God verleend en vrijelijk toebedeeld, en ieder naar zijn devotie en mogelijkheden aalmoezen te schenken.'111 Louis de Bourbon, prins-bisschop van Luik, verleent middels een pastorale brief van 23 juli 1470 veertig dagen absolutie aan allen die giften doen voor het Chapitre van Maubeuge, hoewel dat buiten zijn bisdom ligt. Jan van Bourgondië, bisschop van Cambrai, had een dergelijke brief afgegeven op 7 december 1478. Er was voor de herbouw in 1398 en voor bovengenoemde rondreis aan het einde van de vijftiende eeuw hulp vanuit de hoogste adellijke en kerkelijke kringen, maar er is volgens mij een andere manier waarop de relikwieën te gelde worden gemaakt, hoewel een financiële compensatie niet wordt vermeldt.112 Delen van de relieken van St. Aldegonde worden weggegeven. Na de brand zijn de relikwieën in een eikenhouten kist gelegd door de bisschop van Cambrai. Bij deze translatie worden stukjes apart gehouden. De abdis van Maubeuge Antoinette de Hanin alias de Fontaines [Jennepin noemt haar Antoinette de Hénin-Liétard] stuurt op 12 april 1501 een brief, waaruit blijkt dat fragmenten van de achtergehouden relieken worden gegund aan de

109 Estienne : 33 Noot 15: 'pour sortir de cet état facheux, elles prirent le parti, à l'exemple de quelques monastères, de faire conduire dans toute la Belgique les reliques de sainte Aldcgonde, afin de se procurer des fonds abondants pour la reconstruction de leur église et celle de leurs habitations : à cette fin, elles sollicitèrent et obtinrent de l'archiduc Maximilien et de la princesse Marie , son épouse, s souverains du Pays-Bas, des lettres patentes, valables pour trois ans, données à Bruxelles le 28 septembre 1478 , adressées à toutes les autorités religieuses, civiles et militaires, couvens, collèges, congrégations; et à tous les habitants du pays, nobles et roturiers, pour les engager à faire : des dons, des biens que Dieu vous a prestez libéralement impartis, et faire vos aumosnes chacun selon sa dévotion et faculté, disent les lettres patentes, elles ordonnent de protéger et aider les commis et messagers qui parcourront le pays avec les reliques de sainte Aldegonde. Louis de Bourbon, prince et évêque de Liège, quoique Maubeuge ne fut point de son domaine , accorda, par sa lettre pastorale du 23 Juillet 1479, 40 jours de pardon à tous ceux, de l'évêché de Liège, qui feraient des dons pour cet objet. Jean de Bourgogne, évêque de Cambrai, en avait déjà donné une semblable le 7 décembre 1478'. 110 Helvetius 1999 : 302 noot 30 111 Jennepin [1889] 1976 : 526 112 Leroy 1883 : 102-103. 33

parochiekerk in St. Omer die aan Aldgonde is gewijd, omdat zij daar bijzonder wordt vereerd.113 Leroy schrijft: 'Les mêmes lettres constatent en outre la remise à M. le pasteur Rembert, d'un morceau du voile de la sainte.' Opmerkelijk in deze brief is dat een stuk van de sluier van de heilige aan de pastoor van St. Omer is overhandigd. Dat deel van de sluier moet dan eveneens apart gehouden zijn bij de inwijding van de sluierreliekhouder in 1469 of later. De brief is voorzien van twee zegels in rode was en getekend door Jean Bouvines, trésorier du monastère. Leroy wijst erop dat in 1661 een kistje in St. Omer werd opengemaakt en dat daarin vier fragmenten van twee rugwervels werden aangetroffen en een groot stuk van de sluier met authenticiteitbewijzen van de Dames chanoinesses de Maubeuge.114 Tot zover is het weggeven van relikwieën uit de schatkamer van St. Aldegonde gedocumenteerd. Er zijn echter veel meer fragmenten geschonken, maar Leroy kan, naar eigen zeggen, niet alle kerken benoemen die relieken van Aldegonde hebben ontvangen. Zijn opsomming bevat Herennes, Mespelaere, Doornik, Waudrechies, Feluy, Mons, Lambres, Preseau (bij Valenciennes). Ik neem aan dat de geschenken van 1501 aanleiding zijn geweest voor een wederprestatie, een donatie voor de herbouw. Het weggeven, het verkopen of de levendige ruilhandel in relieken maken het belangrijk dat de echtheid ervan is gedocumenteerd.

Het authenticiteitbewijs bij relikwieën Een authentique als bewijs van echtheid is soms een plaquette, vaak een brief. Een dergelijk bewijs was nodig door de gewoonte om lichamen of lichaamsdelen en secundaire relikwieën te verplaatsen, zoals ook hierboven is beschreven. Dit stukje perkament geldt als bewijs, zelfs als fraude voor de hand ligt.115 De mededeling op het

113 'Beatissima virgo Aldegundis in maxima veneratione habetur. De die in diem magis ac magis Beatissimam virginem laudare et venerari cupiunt. Désireux dès lors de répondre à la demande qui leur en a été faite par M. Rembert. chanoine de Cambray, archidiacre du Haynaut et recteur de l'église paroissiale de S. Aldegonde en la ville de Saint-Omer, ils octroyent audit pasteur de la susdite église quatre parcelles des reliques de notre Sainte; ces parcelles faisaient partie des fragments expressément réservés, nous venons de le dire, lorsque le corps béni fut mis dans la nouvelle châsse par l'évêque de Cambray, et gardés en la trésorerie du monastère de Maubeuge: Non nullas reliquias videlicet aliqua ossa ex fragmentis veri corporis Beatissimoe virgininis Aldegundis in quatuor particulas divisa ac extra ejus noxum mauseolum seu feretrum a Reverendo in Christo Pâtre episcopo Cameracensi dum Sanctum ejus corpus in ipsum mauseolum per eumdem episcopum noviter translatum fuit seclusa et reservata.' 114 Leroy 1881 : 193 115 Helvetius 1999 : 304-305 34

briefje kan beperkt zijn tot de naam van de heilige en de datum van zijn feestdag. Het kan ook een specificatie van het object bevatten, een verwijzing naar de vinding ervan of naar oude teksten met relatie tot de heilige. Men schrijft dat, wat men denkt dat nodig is om te overtuigen van de echtheid. Het kan zeer gedetailleerd zijn, met name dan wanneer men een polemiek verwacht van een abdij die claimt dezelfde relikwie te bezitten. Een twist tussen de collegiale kerk van St. Omer en de abdij van St. Bertin over wie de echte lichaamsresten van St. Omer in bezit heeft, heeft enkele eeuwen geduurd.116 Met een Arrest de Parlement van 1495 wordt in het voordeel van de kerk van St. Omer beslist, omdat er enkele autentiques zijn, waarvan een nota bene met het zegel van de abt van St. Bertin. Dit voorbeeld demonstreert het belang van dergelijke echtheidsverklaringen, in een cultuur waarin massa's relikwieën werden verplaatst en vereerd, ook valse. Het bestaan van een autenthique van de botten en een stuk van de sluier van Aldegonde is hierboven al genoemd in verband met de schenking aan St. Omer, waarvan Leroy vermeldt dat in 1661 authentiques zijn aangetroffen. Ook in recentere tijd is een echtheidsverklaring opgemaakt van haar lichaamsrelikwieën: in 1819 door bisschop Belmas, na de branden in Maubeuge van juni 1815, in samenhang met de strijd rondom de slag bij Waterloo.117 De kist is verbrand, zo stelt men vast, maar de botten niet, die hebben alleen een blauwachtige kleur gekregen. De botten en de schedel worden op dat moment weer verenigd in een kist.118 Ondersteunend bewijs kan worden geleverd met translatieverslagen door ooggetuigen, een tekstgenre uit de achtste tot de twaalfde eeuw.119 Vanaf de twaalfde eeuw gaan dergelijk berichten overwegend over de verering en het tonen van de relieken, de elevatio of ostensio, en niet over de vinding (inventio) ervan zoals in de voorgaande periode. Van twee translaties van het lichaam van Aldegonde zijn uitgebreide ooggetuigenverslagen opgetekend. Deze zijn opgenomen in de Acta

116 Inglis, Erik. 'Art as Evidence in Medieval Relic Disputes.' In: Robinson, James en Lloyd de Beer, Anna Harnden. red. Matter of Faith: An Interdisciplinary Study of Relics and Relic Veneration in the Medieval Period. Druk. Londen: British Museum Press, 2014. p. 159-163. 117 Leroy 1883 : 188-189. 118 Clément-Hémery, Albertine. Histoire des fêtes civiles et religieuses: Des usages anciens et modernes, du Département du Nord. Paris: Mercklein, 1834. p. 242 119 Heinzelmann, Martin. Translationsberichte und andere Quellen des Reliquienkultes. Druk. Turnhout: Université catholique de Louvain. Brepols, 1979. p. 7-25. 35

Sanctorum van Bollandus.120 Leroy publiceert een vertaling in hoofdstuk 13 van Histoire de sainte Aldegonde, patronne de Maubeuge. Hij stelt dat er in het algemeen van translaties 'les récits authentiques' bestaan.121 Haar lichaam, dat in Cousolre begraven was en later naar Maubeuge overgebracht, wordt in 1039 uit de crypte gehaald en in een kist gelegd, waarvan vorm en materiaal niet bekend zijn.122 Het doel ervan was om haar door een groter publiek te laten vereren dan in een kleine crypte mogelijk is en om haar in processies te kunnen meedragen. De derde translatie is op 6 juni 1161 en Leroy schetst de context: Victor III is antipaus, ondersteund door Frederik Barbarossa, en de legitieme paus Alexander III moest verlaten.123 Deze translatie noemt hij een troost voor de bevolking van Henegouwen. Het ooggetuigenverslag van deze translatie van Aldegonde in 1161 is van Adrianus, deken van Saint-Géry, provoost van de kerk van Maubeuge en kanselier.124 Hieronder is samengevat wat Adrianus vertelt: "Aan de vooravond arriveerden: Nicolaas, bisschop van Cambrai en Gaultier, bisschop van Laon, geassisteerd door een groot aantal prelaten, abten, clerici en hooggeplaatste personen.125 Ook kwamen de graaf van Henegouwen [Boudewijn IV, ND] en vrouwe Alice, zijn echtgenote, en een talrijk gevolg. Tenslotte was er toeloop van een enorme menigte van alle kanten, bijna 40.000 personen, zegt men, aangetrokken door deze indrukwekkende plechtigheid, maar vooral door het verlangen om de relikwieën van de gezegende te vereren. De volgende ochtend gingen de bisschoppen met hun gevolg, de graaf en gravin en de hovelingen en de dames die God dienen in dat klooster van Maubeuge de kerk binnen,

120 BHL 0249 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Historia II. Translationis Auctore Adriano Praeposito Malbod. en BHL 0250 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Historia III. Translationis. Auctore anonymo, teste oculato. 121 Leroy 1883 : 110 122 Leroy 1883 : 245. Cette forme de sépulcre (zoals Basilides beschreef) pouvait très bien être la crypte où reposa le corps de S. Aldegonde jusqu'en 1039, époque où on l'en retira « pour être mis dans une fierte, afin d'être plus honoré et porté en procession, à raison des grands miracles qui se faisaient journellement par son intercession. 123 Leroy 1883 : 110 124 Leroy 1883 : 111. Noot 1. Quam ego vidi, et si minus digne, tamen devote et humiliter, et ordinem rei gestæ diligenter denotavi semper adstans operi sancto præsentialiter: — Je raconte ce que j'ai vu; malgré mon indignité, je le fais en toute dévotion et en toute humilité. Toujours présent à cette sainte oeuvre, j'en ai noté avec soin l'ordre et le cérémonial. BHL 249, auctore Adriano, proeposito Malbodiensi. 125 Leroy 1883 : 111 'Nicolas, évêque de Cambray, et Gaultier, évêque de Laon, assistés d'un grand nombre de prélats, d'abbés, de clercs, et des personnages les plus recommandables. Arrivèrent également le comte de Hainaut (Boudewijn IV) et dame Alice, son épouse; une suite nombreuse, composée des plus puissants seigneurs, formait leur escorte. Enfin une foule immense accourut de toutes parts; près de quarante mille personnes, dit-on, se portèrent vers Maubeuge, attirées par l'éclat de cette imposante cérémonie, mais surtout par le désir de glorifier les reliques de la Bienheureuse.'

36 waarna de deuren werden gesloten. De bisschop heeft de mis opgedragen. Daarna verzamelden allen zich voor het altaar onder het zingen van psalmen en litanieën. De bisschoppen gaven opdracht om de kist te openen en vervolgens ook de tweede kist die erin zat. Onmiddellijk vulde de kerk zich met een zoete geur en volgden vele verwonderde uitroepen. Dan raakte de bisschop het lichaam aan en scheidde er een voet vanaf, die nog levend leek te zijn. Het hoofd was ook wonderbaarlijk geconserveerd. Beide werden door de bisschop getoond aan de aanwezigen. Allen bogen zich liefdevol en tranen stroomden uit alle ogen, maar iedereen wilde de relieken aanraken en kussen en wegens het gedrang gingen de prelaten met de binnenkist naar de beschutting van de sacristie. Slecht enkelen werden daar toegelaten. De twee bisschoppen haalden eerbiedig het lichaam uit het linnen omhulsel en het werd opnieuw in zijde verpakt met daaromheen fijn linnen. Hun harten bonsden en in tranen uitten zij de woorden: 'O wat bent u mooi, wat bent u beminnelijk, O maagd Aldegonde, echtgenote van Jezus Christus! Wij vragen u nederig bidt voor ons en voor allen die u aanroepen'. Vervolgens werden de abdis van Maubeuge Fressende, de gravin Alice en de abdis van Gislenghien geroepen om de nieuwe lijkwade dicht te naaien. Zij legden hun mantel af en vervulden de taak met vaardige hand, niet zonder tranen te plengen en met grote devotie. Terwijl deze handelingen werden verricht, werden de edele meisjes van Aldegonde met toestemming van de bisschop binnengelaten. Zij schaarden zich rond het lichaam van de gezegende en kusten het lichaam met gevoelens van grote devotie en onder het uitspreken van gebeden. Vervolgens werd het lichaam in een vooraf rijk geparfumeerde kist geplaatst en naar buiten gedragen om door allen te worden gezien. De menigte was groot en de bisschop van Cambrai verleende absolutie aan alle aanwezigen met een berouwvol hart. Dan heeft de bisschop het hoofd opnieuw opgeheven en getoond aan de menigte en hij heeft het gezegend. Het heilige lichaam werd op de deksel van de kist geplaatst en in processie de kerk ingedragen. Alle aanwezigen prezen God en sloegen zich op de borst en getuigden van een diepe verering voor de relieken van de heilige. De plechtigheid liep ten einde. Het lichaam werd in een derde omhulsel van hertenleer gepakt en in de kist teruggeplaatst, die op zijn beurt in een tweede kist of doodskist werd gezet, kundig versierd met goud en zilver zoals gebruikelijk. De schrijver verontschuldigt zich dat zijn verslag lang is [veel langer dan hierboven], maar het volk dat God in zijn heiligen zo vereerd moet zich gelukkig prijzen. Bijna drie eeuwen zijn verlopen wanneer men in 1439 een vierde translatie van het lichaam van Aldegonde voorbereidt. Van deze translatie bestaat een récit 37

authentique van een anonieme ooggetuige.126 Leroy schetst de tijd als een van ontelbare rampen, oorlog, de pest en hongersnood teisteren de omgeving.127 Het Concilie van Bazel richt zich tegen de soevereine Paus en zet Eugene IV af. Voor het einde van het jaar wordt Felix V als tegenpaus aangesteld. Een bijzonder toeval is het dat zowel in 1161 als in 1439 een schisma zich heeft voltrokken en dat God een wonder laat zien in het bisdom Cambrai, in de kerk van Maubeuge in Henegouwen. Hoewel Leroy degelijk historisch werk levert, zien wij in dergelijke constateringen dat hij door geloof bevooroordeeld is. Hij geeft vervolgens de woorden van de vrome getuige uit 1439 weer, ook dit verslag is door mij samengevat: Lange tijd geleden gaf de abdis van Maubeuge en het gehele college van jonkvrouwen die St Aldegonde dienden opdracht om een rijkere kist te maken voor het lichaam van de heilige.128 De slechte omstandigheden hebben dit plan enkele jaren vertraagd. Op hun verzoek gaf Jean bisschop van Cambrai toestemming voor de translatie. De dood van deze prelaat was opnieuw oorzaak voor uitstel van de plechtigheid. Op 25 mei kwamen naar Maubeuge Hugues Tournet, plaatsvervangend bisschop (suffragant), en zijn assistent Paul Beye, de aartsdeken van de kerk van Cambrai en Gilles Carlier, theoloog en deken van dezelfde kerk. De gasten werden hartelijk ontvangen door de abdis en de Damoiselles van Maubeuge. Het was feest in de stad en tamboers speelden de hele nacht. De volgende dag gingen zij bij het ochtendgloren naar de kerk van Sint Aldegonde met een talrijk gevolg aan kerkelijke waardigheidsbekleders, namelijk des abten van Saint-Ghislain, van Hautmont, van Saint-Denis en Brocqueroye, van Liessies, van Maroilles, van Bonne-Espérance et van Fontenelles. Vervolgens kwamen mevrouw de abdis en het hele kapittel van Damoiselles van Sint Aldegonde, met enkele Damoiselles van de kerk van Sint Waldetrude uit Mons, op hun beurt gevolgd door een groot aantal machtige heren, messire Jean, heer van Jeumont en del Rocque en Ardennes, Jean de oudste zoon van de heer de Ligne, Michel de Ligne, heer van Barbançon; Jean, heer van Bossut en van Ghaumerage; Gilles, heer van Berlaimont en van Pierrewiers, hofschenker van Henegouwen; Simon de Lalaing; Samson de Lalaing, zijn broer; Anselme, heer van Trasegnies en van Silli ; Adrien, heer van Trélon ; Everard, heer van la Haye en van

126 BHL 0250 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Historia III. Translationis. Auctore anonymo, teste oculato. 127 Leroy 1883 : 114-115 128 De verwijzing naar kanunnikessen als Damoiselles (jonkvrouwen) getuigt ervan dat zij van adel zijn. 38

Ghoy; Pinchard de Gavre, heer van Fresen; Gérard, heer van Ville; Gérard, heer van Bossut en van Serfontaines; Jacques, heer van Harchies, provoost van Maubeuge; Gilles de Harchies, zijn broer, provoost van Villemont; Jean, genoemd Broyant de Sars, et zijn zoon, beiden jonkers. Bij het gevolg waren ook enkele edele vrouwen: madame de abdis van la Thure; madame Marie de Melun, dame van Hourdaing; mesdames de Barbançon, de Ligne, de Lens, en mademoiselle de echtgenote van de heer van Berlaimont. Ten slotte vulde de kerk zich met een menigte vrome mensen tot er niet meer bij konden. Buiten tegen de kerk aan had men een paviljoen gebouwd om een gedeelte van de translatie aan het toegestroomde volk te tonen.129 De wind blies op tijd de wolken weg, zodat het doek weggenomen kon worden voor beter zicht. De bisschop en zijn gevolg gingen in processie, psalmen zingend naar het paviljoen. De ceremonie begon. Ik heb de achtereenvolgende handelingen genummerd om inzicht te geven in de omvang van de plechtigheid. 1e. Een gebed geknield en met veel tranen. 2e. De bisschop zegende de nieuwe kist en wijdde deze in. 3e. Bevend van emotie werd de oude kist geopend onder vurige oraties. 4e. de binnenste kist werd eruit gehaald. 5e. De zegels werden intact gevonden en verbroken. 6e. Het deksel werd eraf genomen en het zoete parfum deed een immense kreet opstijgen uit alle borsten in een collectieve explosie van vreugde. 7e. Lof- en vreugdezangen. 8e. Het aanroepen van Aldegonde, schutspatrones van het land en de vraag om voorspraak bij Maria. Lyrische tussenvoegingen over de gelukkigste dag, die men zich herinnert. 9e. Het leren omhulsel bij het hoofd werd geopend en het hoofd is van het lichaam gescheiden om in een aparte reliekhouder te plaatsen. 10e. Het hoofd werd aan de menigte getoond. Het is perfect geconserveerd als hulde van god aan de heilige. Tussenopmerking dat men van heilige botten een balsem kan destilleren. Het tonen van het hoofd deed iedereen de moeilijke tijden vergeten en vervuld het volk van hoop. 11e. Intussen plaatsten de bisschop en zijn helper het lichaam in de nieuwe kist, die gezalfd was, na het lichaam ook aan het publiek getoond te hebben. 12e. De kist werd dichtgespijkerd en verzegeld. 13e. De kist werd in een prachtkist geplaatst, die eveneens goed werd gesloten. 14e. De machtigste heren droegen de kist van het paviljoen naar de kerk, voorafgegaan door de kanunnikessen die het Te Deum zingen. Te midden van hen droeg de aartsdeken het hoofd van Aldegonde. De bisschop volgde daarachter met de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders . 15e. De kist werd in het midden van de kerk geplaatst op

129 Triquet 1641 : 135. Triquet schat het aantal bezoekers zeer hoog op 40.000. 39

een verhoging die was versierd met veel kaarsen. 16e. De aartsdeken plaatste het hoofd op het altaar. 17e. De heilige mis werd opgedragen. 18e. Na de mis heeft de bisschop het hoofd van de maagd naar de sacristie gedragen en gehuld in kostbaar linnen en dat verzegeld. Leroy suggereert dat het reliek pas enige tijd later in een zilveren houder werd geplaatst, en dat mogelijk het idee om het hoofd gescheiden te bewaren pas later is ontstaan.130 De hoofdreliekhouder was in elk geval nog niet klaar, want de getuige meldt dat er schenkingen voor de vervaardiging hiervan werden gedaan. De ooggetuige sluit af met de datum: Dit gebeurde op dinsdag 26 mei 1439. Het ooggetuigenverslag maakt ten slotte melding van een verordening om deze translatie elk jaar op de derde dag na Pinksteren plechtig te herdenken.

De wijding van de sluierreliekhouder van Aldegonde Een getuigenverslag van de inwijding van de sluierreliekhouder is niet overgeleverd. Levert het echtheidsbewijs van de sluier ons misschien informatie? Het gebarsten glas is in 1885 door een nieuwe kristallen cilinder vervangen onder Lasselin, priester-deken in Maubeuge.131 Of het bewijs van authenticiteit van de relikwie daarbij werd bekeken of gekopieerd is niet vastgelegd, evenmin of er een nieuw authenticiteitbewijs is ingesloten. Het actuele Franse onderzoeksteam heeft laten weten, dat de cilinder nu niet uit de zilveren zettingen genomen kan worden, omdat die zijn vast gesmolten. Wij moeten ons onderzoek naar welke gegevens het echtheidsbewijs van de relikwie draagt daarom richten op wat bekend is uit de literatuur. Over de translatie van 1469 in aanwezigheid van enkele geestelijken werd een notariële akte opgemaakt, die beschreven is door Basilides d"Ath. Hij meldt in zijn boek over Aldegonde van 1623:

'en iceluy estoit roulé un parchemin escrit, portant que l'an mil quatre cens soixante neuf, le sixiesme de Iuin'.132

Het bevreemdt mij dat in de literatuur [Leroy, Jennepin, Liétard, Cartier] voor deze inwijding de datum 16 juni 1469 wordt aangehouden, omdat sixiesme volgens mij overeenkomt met sixiême in modern Frans, dat zesde betekent en niet zestiende. Naar

130 Leroy 1883 : 120 131 Cartier 2015 : 54 132 Baslides 1623 : 183-189 40

aanleiding van deze twijfel is een kritische beschouwing van de inwijdingsdatum wenselijk. De Middelfranse rangtelwoorden heb ik onderzocht in het Dictionnaire du Moyen Français (1330-1500).133 Dat levert verschillende schrijfwijzen op voor zowel zesde als zestiende. Zesde komt het vaakst voor als sixiesme, daarnaast ziet men de vormen: sisiemes, sisime, sissime, sixieme, sixiesme, sixmes. Kijkt men naar seizieme dan zijn er minder variaties: als eerste seiziesme en daarnaast sesisme en sessime. Het geraadpleegde woordenboek geeft een contemporain voorbeeld van de meest gebruikte vorm van zestiende: 'Le seiziesme jour de juillet, le duc de Bourgoingne se partit de Courtray et alla devant Gavre, et le assiegea et la avironna de toutes pars. (LA MARCHE, Mém., II, c.1470, 313)'. In alle gevallen dat de zestiende wordt bedoeld, komt een e na de beginletter en niet een i, zoals in de beschrijving van de tekst op het perkament van Basilides. Ik vind het waarschijnlijk dat de inwijding plaats heeft gevonden op 6 juni 1496. Deze onduidelijkheid kan zijn ontstaan door een slecht handschrift op het origineel of doordat een misdruk in latere beschrijvingen wordt overgenomen. Dit laat zich slechts oplossen, wanneer de reliekhouder geopend zou worden en de authentique aan een herlezing onderworpen kan worden. Zijn er nog andere dan taalkundige argumenten om 16 juni als inwijdingsdatum te verwerpen? Ik onderzoek hoe de data 6 juni en 16 juni zich verhouden tot de jaarlijkse processie in Maubeuge, die tot 1686 wordt gehouden op de woensdag na Pinksteren, daarna op dinsdag in dezelfde week.134 De paasdatum in 1469 is volgens de dan geldende Juliaanse kalender berekend op 2 april.135 Pinksteren is de zevende zondag daarna op 21 mei en de processie is op woensdag 25 mei. De translatie op 6 juni dan wel op 16 juni heeft dus niet plaatsgevonden in samenhang met de processie. De datum van de translatie is evenmin de algemene feestdag van Aldegonde, want die valt op 30 januari. De literatuur geeft over de motieven voor een datumkeuze geen directe aanwijzingen, maar in de translatiegeschiedenis van Aldegonde is 6 juni genoemd door ooggetuige Adrianus: op 6 juni 1161vindt de overbrenging van haar lichaamsresten in een zilveren kist plaats. De Roomse heiligenkalender kent deze datum tegenwoordig niet als een aan Aldegonde of haar familie gerelateerde feestdag. Ook op

133 Dictionnaire du Moyen Français, version 2015 (DMF 2015). ATILF - CNRS & Université de Lorraine. Web. http://www.atilf.fr/dmf /definition/sizième 134 Jennepin [1889] 1976 : 477 135 3 februari 2017. © R.H. van Gent (2010) 41

de Franse kalender van Église Catholique en France komt zij niet voor op 6 juni.136 Het Ökumenisches Heiligenlexicon daarentegen kent de gedenkdag van de openbaring van het gebeente van Aldegonde van Maubeuge op 6 juni tegenwoordig nog in het Diocees Trier.137 Ik neem aan dat deze gedenkdag is in de vijftiende eeuw in Maubeuge, de plaats van handeling, eveneens wordt gevierd, hoewel ik geen contemporaine bronnen heb over de zesde juni als gedenkdag. De ooggetuige rapporteert dat na de translatie van 1439 een verordening wordt afgegeven dat de derde dag na Pinksteren een jaarlijkse gedenkdag is van deze gebeurtenis, zodat het herdenken van een translatie binnen het kapittel in Maubeuge zeker tot de gewoonten behoorde.138 Daarmee zou 6 juni een geschikte dag zijn voor de inwijding van een nieuwe reliekhouder ter ere van Aldegonde. Behalve de datum, vermeldt de akte dat de priesters Jean Baccart van de Liessies en Jean Gosselet van Maroilles en deken Estienne Dubois van Maubeuge de sluier in de kristallen capsule hebben geplaatst.139 Zij waren gedelegeerd door de bisschop van Cambrai, Jan van Bourgondië.140 Deze akte van de translatie is geschreven en gepasseerd door Jean de la Rue, priester en apostolisch keizerlijk notaris, en met de sluier in de cilinder ingesloten op 6 juni 1469. De Latijnse tekst luidt:

Oblata sibi (scilicet Abbatibus & Decano praenominatis et ad id operis deputatis) certa capsa argentea, in qua contineri asserebatur Velum seu Velamen quo sacratissime Virginis A L D E G V N D I S caput pretiosum, cooperante Spiritus sancti gratiã, in Virginitatis suae sacratissimae professione fuerat ornatum seu velatum, ac etiam miraculosè insignitum ; ex ipsa capsa dictium sacrum Velamen extraxerunt, ac in hanc præsentem capsulam argenteam etc. transtulerunt.141

136 www.eglise.catholique.fr/saint-du-jour/06/06. Web 7 april 2018. 137 Ökumenischen Heiligenlexikon. Web 7 april 2018. 138 Leroy 1881 : 120 139 Catrier 2015 : 52 140 Jan van Bourgondië is een bastaardzoon van Jan zonder Vrees. 141 Baslides 1623 : 183-189. Vertaling ND: Aan hen (namelijk de voornoemde Priesters en Deken hiertoe afgevaardigd) werd een zekere zilveren kist voorgehouden, die de sluier bevatte waarvan wordt beweerd dat die het kostelijke hoofd van de zeer heilige Maagd A L D E G U N D I S bedekte, met de medewerking van de genade van de Heilige Geest, bij de gelofte van haar zeer heilige maagdelijkheid werd zij bekleed met deze sluier, en ook met een opmerkelijk wonder; uit dezelfde kist, hiervoor genoemd, namen zij de heilige sluier en zij brachten die over in deze aanwezige capsule. 42

De tekst maakt duidelijk dat de sluier voordien in een zilveren kist werd bewaard, zonder nadere omschrijving. Wat weten wij over de aanwezigen? Eerst valt op dat er een belangrijke afwezige is, want de bisschop van Cambrai Jan van Bourgondië komt niet zelf, maar stuurt zaakgelastigden om de taak namens hem te voltrekken. Dat is opvallend, omdat bij de translaties van het lichaam van Aldegonde telkens de bisschop van Cambrai een van de geestelijken was, die de zeer heilig geachte handelingen uitvoerde. Vond Jan van Bourgondië een secundaire relikwie niet zo belangrijk of had hij andere bezigheden? Was hij lichamelijk zwak en wilde hij daarom niet reizen? Hij is geboren in 1404 en was dus 65 jaar oud, wat in de vijftiende eeuw een hoge leeftijd was. Al wat we weten is wat notaris Jean de la Rue als getuige van de translatie van de sluier heeft genoteerd, dat de bisschop zich liet vertegenwoordigen door anderen. Te weten, door de abt van Liessies Jean IV Baccart.142 Liessies, gesticht in 764 aan de oever de Helpe Majeure, is een van de oudste abdijen in Henegouwen. Gontrade is de stichter samen met zijn echtgenote Ada. Zij vestigden zich als reguliere kanunniken. Het klooster kent diverse patroonheiligen: Lambert, Hiltrude en Etton en Thomas van Canterbury. Als gevolg van de invasie en verwoestingen door de Noormannen in de negende eeuw zijn er geen oude archiefstukken bewaard gebleven.143 Na de herbouw van de abdij onder Thierry graaf van Avesnes volgt Liessies de Benedictijnse regel. Baccart vervult de positie van abt vanaf 1461 tot het jaar waarin hij sterft 1475. De Bourgondische hertogen wilden in de vijftiende eeuw overal heersen. De religieuze instellingen leden hieronder, ondanks hun ouderdom. In 1473 bedacht Karel de Stoute dat hij zijn kapelaan Louis de Dinteville de mooie abdij van Liessies zou gunnen. Jean Baccart, abt van Liessies voelde er echter niets voor om af te treden, ondanks pressie en verleidelijke beloften van Karel.144 Hij bood weerstand, zoals blijkt uit de brieven van beiden, die de archivaris van het Departement du Nord Ghislain le Glay heeft gepubliceerd. De woorden van Karel zijn tegelijkertijd gebiedend en vriendelijk. De antwoorden van Baccart getuigen zowel van respect als van trotse waardigheid. Deze confrontatie tussen de hertog en de abt speelde zich evenwel enkele jaren na de translatie van 1469 af, in 1474. Wij weten verder nog dat Jean een goed

142 Delobelle, Adrien (Abbé). Sainte Hildetrude, vierge, patronne de Liesses. Druk. Bar-le-Duc: impr. de l'Oeuvre de Saint-Paul, 1900. Web 14 febr. 2018. 143 Ghislain le Glay, André Joseph. Mémoires sur les archives des abbayes de Liessies et de Maroilles. Druk. Lille, Imprimerie L. Danel, 1853. p. 8. 144 Ghislain le Glay 1853 : 9 43

bestuurder was en hij hield van kunst. Hij heeft de kerk verrijkt met schilderijen. De meeste abten van de abdij van Liessies zijn van adel. Een andere abt, die de translatie van de sluier mede heeft uitgevoerd, is Jean Gosselet van Maroilles. Het dorp Maroilles ligt aan de samenvloeiing van de rivieren l'Helpe Mineur en de Sambre.145 Het klooster is buiten het dorp gebouwd aan de weg naar Landrecies en Maubeuge. De stichting dateert van de zevende eeuw (652) en de eerste abt in Maroilles, St. Humbert, zou in 674 per testament landerijen en wijngaarden aan deze abdij hebben nagelaten. De abt was hier, net zoals de abdis in Maubeuge, seigneur van het dorp en de omgeving. Hij is aangesteld om het nieuw gestichte klooster te leiden op initiatief van graaf Radobert, die gelieerd was aan de het Merovingische hof. In de elfde eeuw ontstaat, ten tijde van hervorming tot de Benedictijnse regel, twijfel over de heiligheid van Humbert.146 Aldegonde is dan de vrouwelijke heilige die als getuige wordt aangevoerd in de tweede Vita Humberti om het wonder van een bron die ontspringt te bewijzen, naast andere wonderen waarbij St. Amand van Elnone en een leek Odramnus de heiligheid van Humbert legitimeren. Overigens wordt niet alleen Humbert voor het ontspringen van de bron geëerd, maar ook Aldegonde zelf, omdat haar dorst de aanleiding was.147 Na deze informatie over het klooster in Maroilles volgen nu enkele bijzonderheden over de abt, die aan de translatie heeft meegewerkt, Jean Gosselet. Behalve abt, was hij diplomaat in de lage landen voor de vorsten Philips de Schone - de zoon van Maximiliaan I van Oostenrijk en Maria van Bourgondië en kleinzoon van Karel de Stoute - en Karel V.148 Hij heeft in 1493 het verdrag opgemaakt voor de Vrede van Senlis, waarin de opvolging van Karel de Stoute wordt geregeld en de bezittingen van de Hertog van Bourgondie worden verdeeld tussen de Habsburgse keizer van Oostenrijk en de Franse koning. De Vrede van Senlis is 24 jaar na de translatie gesloten. Gosselet was in 1469 dus nog een betrekkelijk jonge man. Gosselet stierf in Brussel in 1523 en werd begraven in Maroilles.

145 Ghislain le Glay 1853 : 53 146 Helvétius, Anne-Marie. 'Réécriture hagiographique et réforme monastique: les premières Vitae de saint Humbert de Maroilles (X-XI siècles) Avec l'édition de la Vita Humberti prima' Beihefte der Francia, Bd. 58. 2003. p. 212-214. Web 8 maart 2018. 147 BHL 4037 AASS - Mar. III, Dies 25, S. Humbertus Fundator monasterii Maricolensis in Hannonia, Commentarius praevius. 148 Sury Geoffroy G. et Y. Criez. 'Les seigneurs de Maroilles'. In ANNEXES : localités relevées dans les actes de l’échevinage de Maroilles – années 1489-1789 , Ed. G. G. Sury, dép. légaux, D2004 (Belgique) et DLE-20040415-17379 (France), p. 536-537. 44

De Reliekhouder van de sluier van St. Aldegonde van Maubeuge

Het pronkstuk uit de schatkamer van Maubeuge Hierboven is duidelijk geworden dat het kapittel van St. Aldegonde niet alleen landerijen en gebouwen bezit, maar ook kerkschatten, waaronder de relieken in kostbare schrijnen. Deze zijn in beheer bij een trésorier, een schatbewaarder. In de inventarissen van de schatkamer van Maubeuge zijn 253 objecten van goud, email, zilver, verguld koper, ivoor en edelstenen beschreven.149 Behalve de relieken bezit men andere schatten, de objecten voor de liturgie en ornamenten, zoals kandelaars. De collectie blijft niet steeds hetzelfde. Donateurs en donatrices geven kostbare geschenken voor het eigen zielenheil. Na 1482 wordt dat persoonlijk door naam en wapenschild aan te brengen.150 Abdissen zijn de voornaamste schenksters. Voor die datum is alleen abdis (1274-1283) Marguerite de Fontaine genoemd in verband met een kruis met reliek en ornamenten. In de vijftiende eeuw werden veel sieraden geschonken. Soms komt een schenking van familieleden van een abdis. Kanunniken van het Kapittel van St. Quentin zijn gulle gevers, met name de dekens Gypus en Jean Desramet. In 1559 werden stukken uit de schatkamer verkocht. Dingen werden gestolen, vooral tijdens oorlogshandelingen, bijvoorbeeld in 1478. Aan het einde van de 15e eeuw laat het kapittel veel kleine objecten, ongebruikte of kapotte dingen omsmelten voor grotere werken, omdat de prijs voor edelmetaal hoog was. Om het prestige van het kapittel hoog te houden, zijn vernieuwingen noodzakelijk.151 Het omsmelten van oude schatten wijst op vitaliteit en aanpassingsvermogen. In de vijftiende eeuw wordt de nieuwe reliekhouder voor de sluier van St. Aldegonde gemaakt, ondanks de voor de bevolking moeilijke tijden, met veel strijd tussen de hertog van Bourgondië, die sinds 1436 ook graaf van Henegouwen was, en andere machthebbers, waaronder de Franse koning Lodewijk XI.152 De oudst bekende beschrijving van de sluierreliekhouder staat in de inventaris van 1482 op f.4v

149 Cartier 2015 : 13 150 Cartier 2015 : 18 151 Cartier 2015 : 21 152 Jennepin [1889] 1976 : 276 45

'Item, une grande relicque d'argent doree réservet le piet, lequel est de blancq argent la plus part; en laquelle est ung ron bericle cristallin lequel tiennent de leurs mains deux angeles à demi-droit; dedans le quel est le benoy veu de Madame Saincte Aldegonde. Et par deseure le dict bericle est ung tabenacle où est l'ymaige de Madame Sainte Aldegonde en genoulx et pour le deseure une petitte croix et le crucifix tout d'argent dorret aussi comme demonstre ceste figure'.153

Een tekening ervan, die wordt toegeschreven aan Jan Gossart, geboren in Maubeuge, staat op blad f. 6 van deze inventaris. Een mijnheer Gossart, vermoedelijk de vader van deze tekenaar, was trésorier, wat blijkt uit de schenking van een munt door 'wijlen schatbewaarder Gossart', genoemd op f4. van de inventaris van 1482.154 Het aanzien van de reliekhouder is niet veranderd sinds bovengenoemde beschrijving en tekening werden gemaakt, afgezien van enige slijtage van de verf op de gezichten en handen. Het medium voor de reliekschrijn van de sluier van St. Aldegonde is zilver, grotendeels verguld zilver, bergkristal, email en gemmen. De hoogte is 52,5 cm en de breedte 38 cm. De zilveren sokkel, die staat op zes vergulde bladvormige voeten, is een gegoten vorm, waarop twee vergulde banden zijn aangebracht en daartussen zettingen, die in de vorm van bloemen. Deze zettingen bevatten geëmailleerde knoppen, wit met blauwe stippen. De sokkel wordt aan beide zijden breder in de drielobbige vorm van een klaverblad, waarop twee vergulde engelen staan met een geschilderd gezicht. De engelen zijn gekleed in eenvoudige, maar met een gordel elegant geplooide gewaden en zij houden een horizontale kristallen cilinder in hun handen, die de opgerolde sluier bevat. Het lijkt alsof zij het kristal dragen, maar de cilinder steunt in het midden op een zeshoekige schacht, die staat op een zespuntige basis en is omringd door zes architecturale bogen die zijn opengewerkt. In het midden is de schacht onderbroken door een geribbelde afgeplatte knoop met zes kanten, bovenaan voorzien van twee voluten. De cilinder is gevat in een montuur van opengewerkte florale motieven met aan weerszijden rozetten, die zijn bezet met diverse

153 Cartier 2015 : 52. Ook een grote reliekhouder verguld zilver behalve de voet die voor het merendeel van blank zilver is; waarin een ronde capsule zit van kristal die twee half rechtop staande engelen in hun handen houden; daarin bevindt zich de gezegende sluier van Mevrouw Heilige Aldegonde. En bovenop genoemde capsule staat een tabernakel waarin de figuur van de geknielde Mevrouw Heilige Aldegonde en daar bovenop een klein kruis en de crucifix geheel van verguld zilver zoals deze tekening eveneens laat zien. [Vertaling ND] 154 Cartier 2015: 49 46

edelstenen. Bovenop de cilinder is een gotisch prieel geplaatst met steunberen en pinakels waarin de figuur van de heilige Aldegonde, geknield voor de lezenaar, haar abdisstaf in de elleboog houdend. Zij is evenals de engelen van verguld zilver, maar haar gelaat is van zilver, niet beschilderd en niet verguld. Een witte geëmailleerde hoofddoek en gouden stralenkrans completeren het beeld. Boven haar hoofd heeft een duif een wit geëmailleerde sluier in zijn snavel. De emailleertechniek op gedreven metaal is in de vijftiende eeuw in Vlaanderen bekend geworden.155 Boven de duif is nog respectievelijk te zien een opengewerkte lantaarn, een afgeplatte bol, in vorm gelijk aan de knoop in de staander onder de cilinder, maar kleiner en ten slotte een crucifix. Onder de sokkel zijn twee goudmerken aangebracht, de klimmende leeuw van de stad Valenciennes en een tros druiven, die tegenwoordig wordt toegeschreven aan de goudsmid Jehan Steclin.156 Mijn omschrijving van de sluierreliekhouder is niet compleet zonder de heilige inhoud te bespreken. Basilides d'Ath beschrijft de sluier als volgt: een sluier van een roodachtige of sterk bruin getaande kleur, waarvan het materiaal crêpe is [fijn linnen], voor zover men het kan beoordelen, tamelijk lang en naar mijn mening ten minste twee aulnes of tweeënhalve, de lengte is niet erg nauwkeurig te onderscheiden, omdat die sterk is gevouwen en niet uitvouwbaar zonder gevaar om het aanmerkelijk te beschadigen door zijn ouderdom, die misschien drie kwarten is.157 Ik denk dat Basilides hiermee 750 jaar bedoelt, driekwart millennium. Daarmee plaatst hij het weefsel niet in de tijd waarin Aldegonde leefde, maar zo'n 300 jaar later. De ouderdom en de lengte van de sluier is nu niet exact te bepalen, omdat de reliekhouder niet meer open kan worden gemaakt. De woordvoerder van het Projet Sainte Aldegonde meldt dat de omsluiting van de cilinder waarschijnlijk is vast gesmolten in de negentiende eeuw. In de objectomschrijving van een expositie in Gent van 1913 vermeldt Casier: 'Le cylindre est fermé par deux rosaces fixées par un crêtage découpé', ofwel de cilinder is gesloten door twee rozetten gefixeerd door afgesneden spijkertjes, waarbij het smelten of lassen ongenoemd blijft. Mogelijk is de sluiting pas in de twintigste eeuw vast gesmolten.

155 Cartier 2015 : 54 156 Cartier 2015 : 54 157 Basilides 1623 : 186-187. 'un Voile de couleur comme fauve ou d'un fort brun tané; la matière duquel est crespe autant qu'on peut iuger, assez long, & à mon advis pour le moins de deux aulnes ou de deux aulnes & demye, de largeur non fort exactement discernable, à cause qu'il est plein de plis & non despliable fans danger de le notablement interesser à cause de fa vieillesse, estant peut-estre de trois quartier pour le plus, ou environ'.

47

Uitgaande van de huidige situatie waarin de reliekhouder gesloten blijft, kan ik alleen schriftelijke bronnen gebruiken. Basilides d'Ath en de kapucijner monnik uit de zeventiende eeuw melden dat de roodachtige stof die was geplooid, te kwetsbaar was om geheel uit te vouwen.158 Hun schatting is twee of tweeënhalve 'aulnes' lengte.159 Met deze lengtemaat bedoelt men waarschijnlijk de Franse lengtemaat aunes, ethymologisch afkomstig van het Germaanse alina. De letter l, die was verdwenen in het Frans, is door deze zeventiende- eeuwse schrijver weer ingevoegd of was regionaal nog bekend in het taalgebruik. Een aune is een lengtemaat specifiek voor textiel en meet ongeveer 118 centimeter, wat de schatting op twee of tweeënhalve meter brengt.160 Leroy geeft in de negentiende eeuw een iets grotere schatting van drie tot vier meter.161 Zijn bron is de priester Mortreux, die in maart 1882 schrijft dat hij ongeveer twaalf jaar geleden de sluierreliekhouder heeft gedemonteerd om die schoon te maken. Hij heeft de sluier dus omstreeks 1870 in handen gehad, maar deze door de ouderdom niet durven uitvouwen. Hij constateert dat de stof gescheurd is en de inslag van het weefsel vrijwel verdwenen. Deze Mortreux schrijft ook dat de heer Babeur, deken van Maubeuge, ooit de gelegenheid heeft gehad om de sluier geheel uit te vouwen en dat hij aan Mortreux heeft gezegd dat de sluier smal is en ongeveer drie a vier meter lang. In 1885 werd de gebarsten kristallen cilinder vervangen.162 De sluier is toen door Lasselin, priester-deken van Maubeuge in de reliekhouder teruggeplaatst. De auteurs van de catalogi van de tentoonstellingen waar de reliekhouder van de sluier van Aldegonde aanwezig was, beschrijven dit kunstwerk in lovende termen, door het elegante voorkomen en het vakmanschap van de goudsmid. Kanunnik E. van Drival noteert in de catalogus van de expositie van 1874 in de Salons de l'Ancien hôtel de la Préfecture du Nord te Lille, dat dit een van de mooiste goudsmeedwerken is: 'Cette

158 Un frère Capucin de la Provence Wallonne. Histoire de la vie, mort et miracles de Ste Aldgegonde. Arras: Imprimerie de Guillaume de la Riviere, 1627. p.186. 159 Ibid. 160 Dictionnaire du Moyen Français (1330-1500): [En drapperie] 'Unité de mesure de longueur pour les tissus d'environ trois pieds sept pouces (soit environ 1,18 mètre)' Web. 19 maart 2018. 161 Leroy 1883 : 198. noot 1 'M. l'abbé Mortreux, autrefois vicaire à Maubeuge, actuellement curé de Beaucamps, constate, de la manière suivante, l'état actuel du voile: « Il y a une douzaine d'années, nous écrit-il à la date du 7 mars 1882, j'ai entièrement démonté, pour le nettoyer, le magnifique reliquaire du voile de S. Aldegonde. J'ai eu alors ce voile entre les mains, mais il est dans un tel état de vétusté que je n'ai point osé le déplier; il est véritablement en lambeaux, et la trame en est presque totalement disparue. M. Babeur, doyen de Maubeuge, avait eu jadis occasion de le développer entièrement; il est étroit, m'a-t- il dit, mais long d'environ trois à quatre mètres'. 162 Cartier 2015 : 54 48

pièce d'orfèvrerie du XVe siècle est magnifique, c'est un des plus beaux reliquaire- monstrances que l'on puisse voir'.'163 Het object werd buiten de kerkelijke context getoond in Lille 1874, vervolgens op de wereldtentoonstellingen in Parijs 1889-1900, op een tentoonstelling van oude Vlaamse sculptuur, goudsmeedwerk en tapisserie in Gent 1913, opnieuw bij een wereldtentoonstelling in Brussel 1958 en ten slotte op een expositie van religieuze kunst in Parijs 1965. Mevrouw Cartier heeft in haar publicatie de expositie van 1913 overgeslagen of over het hoofd gezien. Joseph Casier en Paul Bergmans typeren het object als l'exquis reliquaire-monstrance du voile de Sainte Aldegonde.164 Jean Taralon is in de bespreking van de tentoonstelling van 1965 niet expliciet in een oordeel, maar zijn beschrijving bevat de termen rayonante en flamboyante, die de pracht van de Laatgotische reliekhouder doen overkomen op de lezer.165 Hoe wordt het object in overzichtwerken van kunst besproken? In de kunsthandboeken van Janson, Honour en Fleming, Stockstad en the Oxford History of Western Art [red. Kemp] ontbreekt de schatkamer van St. Aldegonde en is er heel weinig aandacht voor goudsmeedkunst. In geografisch of thematisch specifieke werken worden wel objecten uit Maubeuge besproken. Mgr Dehaisnes classificeert de reliekschrijn voor de sluier in Le Nord monumental et artistique als een reliekhouder- monstrans, waarmee het relikwie aan het publiek getoond wordt.166 Joseph Braun gebruikt in zijn omvangrijke monografie over de ontwikkeling van reliekhouders de term Ostensorium.167 Hij associeert dit type reliekhouder met een monstrans voor het tonen van de hostie en constateert dat de vorm van reliekhouders de veranderende devotie volgt. Dietmar Lüdke stelt in zijn dissertatie van 1983 Die Statuetten der gotischen Goldschmiede dat de reliekhouders met een paar engelen in de veertiende en vijftiende eeuw groot in aantal zijn en wijd verbreid, eerst vooral in Noord Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden.168 Elders zijn zij niet zo talrijk. Dit is nog te zien aan de

163 Drival, M. le Chanoine E. van. Catalogue de l'exposition d'objets d'art religieux de Lille, salons de l'Ancien hôtel de la Préfecture du Nord. Lille, 1874. [tent.cat.] Lille: Impr. de Lefebvre-Ducrocq, 1874. 164 Casier, Joseph, en Bergmans, Paul. L'art ancien dans les Flandres (reǵion de L'Escaut) : Mémoriale de l'exposition rétrospective organisée à Gand en 1913. [tent.cat.] Brussel etc., 1914. p. 16-17. 165 Taralon, Jean en Roseline Maître Devallon Les trésors des église de france. Druk. Parijs: Hachette, 1966. p. 8-9. 166 Dehaisnes, Mgr. Le Nord monumental et artistique. Druk. Lille: Imprimerie L. Danel, 1897 : 134-135. 167 Braun, Joseph S. J. Die Reliquiare Des Christlichen Kultes Und Ihre Entwicklung. Druk. Osnabrück: Zeller, 1971. p. 314 en 659. 168 Lüdke, Dietmar. Die Statuetten der Gotischen Goldschmiede : Studien zu den 'Autonomen' und vollrunden Bildwerken der Goldschmiedeplastik und den Statuettenreliquiaren in Europa zwischen 1230 und 1530. Druk. München: tuduv-Verlagsgesellschaft, 1983. p. 96-97. 49

overgeleverde exemplaren, waarvan die van Maubeuge, Mons en Jaucourt [deze laatste is nu in Museum het Louvre] voorbeelden zijn en getuigen van de beste goudsmeedkunst uit die tijd.

Het werk van de goudsmid De sluierreliekhouder van Aldegonde van Maubeuge is een van de volmaaktste goudwerken uit de regeerperiode van Karel de Stoute (1467-1477), tegelijk de bloeitijd van de stad Valenciennes.169 Het is geen wonder dat dit kunstwerk van de goudsmid indruk maakte. De ongewoon mooie reliekhouder is een hoofdwerk van Laatgotische goudsmeedkunst, dat echter niet in Brussel, maar in Valenciennes werd gemaakt. Jean Taralon maakt in 1966 melding van de toen recente ontdekking van de toeschrijving aan deze stad.170 De Belgische priesters Crooy hebben met hun interpretatie van het goudmerk als zijnde dat van Brussel in 1911 een verkeerd spoor uitgezet, dat vele wetenschappers hebben gevolgd (afb. 5).171 Het keurmerk van Valenciennes is vanaf 1423 een klimmende leeuw met een naar binnen krullende staart in een vierkant zegel en niet naar buiten krullend zoals in Brussel.172 Het merk van de goudmeester is in de Zuidelijke Nederlanden in die tijd vaak een onomastisch symbool, een verwijzing naar de naam van de maker. De druiventros op de reliekschrijn van de sluier van Aldegonde wijst naar Jehan Steclin, die goudsmid en wijnhandelaar was.173 Niet zijn naam, maar zijn neveninkomsten bepalen zijn merk. Vanaf de 13e eeuw geven feodale heren de steden het recht om toe te zien op goudsmeden en controlemerken komen in gebruik.174 De plaquette met waarmerken waarop elke goudsmid in Valenciennes zijn naam graveert naast zijn persoonlijke merk bestaat niet meer, zodat het onmogelijk is om met zekerheid een toeschrijvingen te doen. Dat neemt niet weg dat de toeschrijving aan Jehan Steclin aannemelijk is. Enerzijds door zijn wijnhandel, die in een notariële akte werd gedocumenteerd, maar ook door de stijlovereenkomsten binnen deze familie van goudsmeden.

169 Lüdke 1983 : 613-615 170 Taralon 1966 : 727 171 Crooij, R. L. en F. L'Orfèvrerie religieuse en Belgique, depuis la fin du XVe siècle jusqu'à la Révolution Française. Druk. Leuven: Université catholique de Louvain, 1911. p. 51 172 Cartier, Nicole en Helene Servant. 'Les orfèvres à Valenciennes' in: Nys, Ludovic e.a. en Association 'Valentina' Valenciennes. Valenciennes Aux XIVe Et XVe Siècles : Art Et Histoire. Druk. Valenciennes: P.U.V, 1996. p. 256 173 Cartier en Servant 1996 : 247 174 Cartier 2015 : 20 50

De Duitser Hans Steclin uit Keulen wordt in 1426 voor het eerst in Valenciennes vermeld als goudsmid en juwelier.175 Variaties in de spelling zijn Stecquelin, Sterlin, Desclin en Sclin. Geen van de schrijfwijzen lijkt origineel Duits. Het ambacht van goudsmid gaat in zijn familie meer dan honderd jaar over van vader op zoon of schoonzoon. Na Hans is zijn zoon Gilles, die voor 1469 sterft, ook goudsmid. Zijn dochter Ysabiau trouwt met de goudsmid Du Bos. Mogelijk heeft Hans nog een zoon Jehan, die gedocumenteerd is in een enkele akte van 1507, waarin sprake is van des hoirs de la veuve de deffunt Jehan Stequelin qui fut orfèvre.176 Dan is er een nog in leven zijnde Jehan, die eerder is gedocumenteerd als 'Janet' in 1484 in de Rue de la Salle, waar ook Gilles woont. Hij is in 1498 goudsmid en wijnkoper en zou de achterkleinzoon van Hans uit Keulen zijn. Goudsmeden hadden nogal eens een tweede bij voorkeur lucratieve activiteit. Gilles Steclin kocht twee huizen in Rue de la Salle om te verhuren. Jehan Steclin en zijn zoon (of neef) Jehan waren makelaar in wijn, waar de druiventros als meesterteken door is geïnspireerd. In Valenciennes werd je van goudsmeedwerk alleen niet rijk, in tegenstelling tot tijdgenoot Gerard de Loyet aan het hof van Bourgondië.177 Een goudwerkplaats inrichten was kostbaar, maar het goud werd in de vijftiende eeuw altijd door de klant geleverd. Denk hier bijvoorbeeld aan de bovengenoemde schenking van zilver door de hertog van Bourgondië in 1426 voor verfraaiing van de reliekkist van Aldegonde. Cartier heeft onderzocht dat het eerste goudmerk van een stad in de collectie van het kapittel in Maubeuge, dat van Mons, dateert uit 1439.178 Het eerste merk van een goudsmid komt voor op de reliekhouder van de sluier van St. Aldegonde van 1469, naast het merk van Valenciennes. Zij concludeert dat goudsmeden in de omgeving van Maubeuge opdrachten ontvangen van het kapittel. Ten slotte is enige aandacht voor de stijl, techniek en voorbeelden van Jehan Steclin op zijn plaats. Aan Gilles Steclin worden vier reliekschrijnen toegeschreven: De schrijn van Sint Julien d'Ath 1462, De buste van Sint Bertin 1463, de buste van St. Momelin 1466 (afb. 6), de schrijn van de heilige Veerle (Pharailde) vermoedelijk voor 1441.179 Het is niet uitgesloten dat Hans of Gilles Steclin de bustereliekhouder van

175 Cartier en Servant 1996 : 246 176 Cartier en Servant 1996 : 406. Vertaling ND: de erfgenamen van de weduwe van wijlen Jehan Stequelin die goudsmid was. 177 Van der Velden 2000 : 65 178 Cartier 2015 : 20 179 Cartier en Servant 1996 : 265-269 51

Aldegonde van 1439, met gelijkende stilistische kenmerken, heeft gemaakt.180 Thans wordt aangenomen dat de reliekhouder voor Aldegondes sluier ten behoeve van de translatie van 6 juni 1469 gemaakt werd door Gilles' zoon Jehan Steclin.181 Het is een uitzonderlijk werk door de kwaliteit van de uitgebalanceerde en omhoog strevende compositie, het drijfwerk en de elegantie van de engelen. De half gesloten ogen en de roze emaillen verf op hun gezicht lijken op het gelaat van St. Momelin in bovengenoemde bustereliekhouder van 1466. In beide werken is ook dezelfde techniek gebruikt op de sokkel, die is gegoten, terwijl de omlijsting niet erop gelast is, maar met klinknagels vast geslagen. Dezelfde geslepen edelstenen zijn toegepast in beide reliekhouders: saffier en bleekrode en roze spinel. In de buste van Momelin zitten deze stenen in de voet, maar in de sluiercilinder aan de rozetten ter weerszijden van de cilinder (afb. 7). De stenen en emaillen knopen zijn op dezelfde manier gevat in een gesneden zetting met omgebogen punten en geplaatst op een basis van bladwerk. De twee merken zijn in beide werken op de bodem van de sokkel gestempeld (afb. 5 en 6). Naast de overeenkomsten met het goudsmeedwerk van Gilles Steclin in St. Momelins buste, zijn er gelijkenissen tussen de vergulde engelen die de sluier van Aldegonde dragen en de Vlaamse schilderkunst opgemerkt. De figuren doen denken aan die van Rogier van der Weyden (1400-1464).182 Hij vestigt na een opleiding in Doornik zijn schilderswerkplaats circa 1436 in Brussel.183 Bart Fransen heeft enkele voorbeelden van een direct bewijs van bemoeienis van Rogier met sculptuur gevonden in ontwerptekeningen in Brussel, 's Hertogenbosch en Antwerpen.184 De engelen die Aldegondes sluier dragen lijken veel op de engel uit de Annunciatie van 1455 (afb. 8b en 8a), maar ook op driedimensionale engelen in steen, bijvoorbeeld die van Jean Delemer aan de buitenmuur van de Onze-Lieve-Vrouwe kathedraal in Doornik (1428) en Gabriel van de Annunciatie in een retabel in steen (1450-1460) voor de abdij St. Denis-en-Borqueroie van een beeldhouwer uit Mons.185 Of er persoonlijk contact tussen de goudsmid in Valenciennes en Rogier heeft bestaan, is tot op heden niet vastgesteld, maar de navolging van Rogier onder schilders en

180 Dehaisnes 1897 : 134-135 181 Cartier en Servant 1996 : 269 182 Lüdke 1983 : 613-615 183 Lexikon des Mittelalters. Verlag J.B. Metzler, Vol. 7, kol. 947. 184 Fransen, Bart en Lee Preedy. Rogier van der Weyden and stone sculpture in Brussels. Londen etc.: Harvey Miller Publischers, 2013. Druk. Distinguished contributions to the study of the arts in the Burgundian Netherlands ; v. 2. p. 183-185. 185 Fransen 2013 : 184 52

beeldhouwers was gemeengoed in de Zuidelijke Nederlanden.186 De half geloken ogen van het engelpaar en van Sint Momelin lijken op figuren van Memling.187 Dus ook deze Vlaamse schilder zou een bron voor andere kunstenaars zijn, maar hij was nog jong in 1469 en het Moreeltriptiek waarnaar wordt verwezen is van 1480, te laat om een voorbeeld te zijn. De goudsmeedkunst van de familie Steclin is volkomen deel van de artistieke stromingen van de Zuidelijke Nederlanden aan het einde van de Middeleeuwen. Ook wordt door Jehan Steclin gekeken naar voorbeelden van de Laatgotische architectuur met de opgaande lijnen, luchtbogen en pinakels, die ook veel worden toegepast in reliekschrijnen. Qua vorm en techniek stond de reliekschrijn-monstrans van de sluier van Aldegonde aan het eindpunt van een ontwikkeling die begon met totale onzichtbaarheid van de relikwie en afstand tot de devote bezoeker, naar het steeds minder verhullen van relieken. In de twaalfde eeuw imiteert een reliekkist nog een antieke sarcofaag. Vanaf de dertiende eeuw ontstaat vernieuwing in Noord Frankrijk en in Vlaanderen en worden architecturale vormen nagebootst als verwijzing naar het Hemelse Jeruzalem. Kristallen cilinders worden gebruikt om een kleine heilige ruimte te representeren en deze gewoonte wordt voortgezet tot het einde van de Middeleeuwen, zoals te zien is in de reliekhouder van Sint Aldegonde.188 Dat glasvensters en kristallen houders veelvuldig worden toegepast, is te zien in de inventarissen van de schatkamer van het vrouwenkapittel in Maubeuge. Daarin zijn voorbeelden uit de dertiende eeuw te vinden, zoals de houder voor een vingerkootje van Johannes de Doper (afb. 9a). Goudsmeden zoals de familie Steclin worden als kunstenaars bezongen door tijdgenoten, zoals in het gedicht dat de Henegouwer Jean Lemaire de Bavay (1473- 1525) maakte in 1503, waarin hij die kunstenaars opsomt die in staat zijn de schoonheid van Margareta van Oostenrijk (1480-1530) te vieren.189

186 Fransen 2013 : 132 187 Cartier en Servant 1996 p. 269. Auteurs vergelijken het gezicht van de engelen en van sint Momelin met dat van Sint Maurus, links op het middenpaneel van de Moreeltriptiek van Memling. 188 Bucher, François. 'Micro-Architecture as The' Idea' of Gothic Theory and Style.' Gesta 15.1 (1976): 88. Web. 10 nov. 2016. De auteur beschrijft de kwaliteit van gotische architectuur in kleine objecten: 'The ever thinner architectural elements of late Gothic eventually led to abstract, wire-like drawings for small creations (..) In actual execution in wood or metal and even in stone these objects reached a state of ethereal intangibility'. 189 Cartier en Servant 1996 : 406. Jean Lemaire de Bavay in La couronne Margariticque, 1503: 'Car chacun sait la main fort propre et seure de Hans Steclin, qui fut né à Cologne ... qui s'entendit louer, répond ainsi: quelque vieil que je soye j'aime trop mieux ouvrer qu'aller jouer: car dès le temps cognoissoye avoir accueil au haut hostel de Flandres' Origineel manuscript onilne 3 augustus 2015 gallica.bnf.fr. 53

De bewaarplaats en het gebruik van de sluierreliekhouder Hoe zichtbaar is de sluierreliekhouder van de kunstenaar Jehan Steclin geweest? Veel relikwieën zijn niet dagelijks toegankelijk voor het publiek. De kist met het lichaam St. Aldegonde bevindt zich in de crypte van de Vieux-Moustier. Kleine schatten worden bewaard in een kist in de schatkamer, soms genoemd coffre de la huisine, dan coffre capitulaire of coffre de la trésorie.190 De reliekschrijn voor de sluier staat oorspronkelijk in een kapel in de aan Maria en de twaalf apostelen gewijde kerk van het vrouwenkapittel van Sint Aldegonde in Maubeuge.191 De locatie van de kapel in de kerk is niet bekend. De sluierreliekhouder wordt jaarlijks in een processie rondgereden op de vierde dag na Pinksteren, tezamen met de relikwiekist met het lichaam van Aldegonde en de bustereliekhouder met haar schedel. De buste is net als de sluier geflankeerd door twee engelen, die in dit kunstwerk een kaars, een kelk, een pateen en een wierookvat dragen (afb. 4).192 De kostbare kronen met veel edelstenen en diamanten worden vervangen door bloemenkransen voordat de wagen de kerk verlaat. Een bul uit 1265 van paus Clemens verleent aflaten aan mensen die de relikwieën van Aldegonde hebben bezocht op de maandag voorafgaand aan de processie, wanneer alles op een wagen in het middenschip van de kerk is opgesteld. Deze werd le Car d'Or genoemd in de volksmond, niet omdat de wagen van goud was, maar verwijzend naar het goud van de reliekhouders en de doeken die een baldakijn vormden. Wij weten dat in de dagen voorafgaande aan de processie de relieken in het middenschip van de kerk van Aldegonde bezocht werden door vijf- à zesduizend pelgrims.193 De gouden wagen wordt in de processie getrokken door zes paarden met ruiters in blauwe mantels.194 Voor dit span lopen twee kanunniken met ieder een kaars van 22 pond. Daaraan vooraf gaan vijf of zes wagens met kinderen van burgers, die scènes uit het leven van Aldegonde voorstellen. Achter de Char d'Or volgen de kanunnikessen, de oudsten in een wagen, de overigen te voet. De kanunniken van St. Quentin volgen daarna. Verder loopt er een reus mee, wat door een vermelding in de gemeentelijke rekeningen bekend

190 Cartier 2015 : 19 191 Binet 1625 : 235 192 Jennepin [1889] 1976 : 478. Aanvankelijk was de processie op woensdag, later op dinsdag. 193 Clément-Hémery 1834 : 246 194 Clément-Hémery 1834 : 240 54

is.195 Tegenwoordig is een dergelijke reus nog te zien, ondermeer in de Ducasse de Mons, de jaarlijkse processie van het kapittel van St. Waldetrude in Mons. Er zijn betalingen gedocumenteerd voor feestmaaltijden met hoogwaardigheidsbekleders en voor muziekanten en zangers die voorop gingen in de processie. Op de Grand Place van Maubeuge, voor het kapittel van Aldegonde, wordt op de dag van de processie een houten adelaar op een paal geplaatst en de straten werden versierd.196 De beveiliging van de kostbare reliekschrijnen geschiedt door de provoost en schepenen van de stad. Deze feiten getuigen van de omvangrijke feesten die werden georganiseerd. In tijden van onrust werden de kerkschatten door de kapitteldames voor de veiligheid elders ondergebracht, bijvoorbeeld in Mons, waar zij ook in het bezit waren van een aantal huizen nabij het kapittel van Waldetrude.197 De reliekhouder werd na de Franse Revolutie bewaard door gravin Félicité Parfaite de Ghistelles de Saint-Floris, oudste kanunnikes.198 Zij liet de sluierschrijn van Aldegonde in haar testament na aan de parochiekerk St-Pierre et St.Paul van Maubeuge. Zij heeft het object toevertrouwd aan de benedictijnen van Sint-Truiden, die het naar Duitsland vervoeren, waar het blijft tot 1821. De chevalier De Mentex de Hornes geeft het aan de baron de Blondel de Beauregard, die het in december 1821 overhandigt aan priester-deken Bévenot van Maubeuge. Vele andere kunstwerken gingen verloren. Op 27 oktober 1971 heeft het kapittel veel goud en zilverwerk ingeleverd aan het districtsbestuur in Avesnes, ondanks hevige protesten en een bezetting van de kerk door de bevolking van Maubeuge. Pastoor Michel heeft de lichaamsrelikwieën in hun zilveren kisten bij zich in huis bewaard. In januari 1793 werden alsnog de kist van het lichaam en de bustereliekhouder in elkaar geslagen en verzonden om te worden omgesmolten tot munten. Het ontvangstbewijs van 31 januari meldt: 'le debris d'une grande chasse consistant en lames, piliers, statues, vis, clous, etc. pesant 291 livres, 8 onces'.199 De zilveren kist van het lichaam van Aldegonde woog alleen al 136,13 kilogram.200 De buste werd daaraan toegevoegd, wegend 63 livres en klein zilverwerk tezamen nog 27 livres.201 Een ostensorium, miskelken en objecten uit dorpskerken

195 Immaterieel erfgoed Unesco. Web 23 april 2018. www.ich.unesco.org/fr/RL/geants-et-dragons- processionnels-de-belgique-et-de-france-00153 196 Clément-Hémery 1834 : 243 197 Leroy 1883 : 120 198 Cartier : 52-54 199 Estienne: 34-35 Noot 15 200 Cartier 2015 : 28 201 in totaal werd in januari 1793 circa 180 kg zilver ingeleverd (136,13 + 30 + 13). 55

bleven bij het stadsbestuur in bewaring, maar werden op 7 juli 1794 naar Parijs gestuurd, met een gewicht van 249 marc, dat is nog eens 58,15 kg.202 Deze grote verliezen aan religieuze kunstobjecten getuigen ervan dat het heel bijzonder is dat de reliekschrijn van de sluier van Aldegonde, een prachtstuk van vijftiende-eeuwse goudsmeedkunst, is overgeleverd tot in onze tijd.

202 Cartier houdt een conversie aan van 1 marc = 233,5 gram. 56

De betekenis van de reliekhouder

Iconografie Om de betekenis van de nieuwe reliekhouder in 1469 te benaderen, moeten we opnieuw naar de voorstelling kijken, nu met een iconografische invalshoek. De reliekschrijn is te lezen in drie niveau's. Onderaan dragen twee gouden engelen met ranke vleugels een horizontale doorzichtige cilinder, waarin zich een opgerolde doek bevindt. Zij staan aan weerskanten daarvan met opgeheven armen. Daarboven rijst een rank Gotisch open bouwwerk, waarin een vrouw met aureool, een heilige dus, geknield zit voor een lezenaar, een kromstaf rust in haar elleboog. Haar kleding bestaat uit een lang los zittend gewaad en een witte hoofdbedekking. Boven de vrouw vliegt een duif vanuit de nok van het prieel met een witte sluier in zijn bek naar haar hoofd. Ten slotte is boven deze scene nog de verbeelding van een crucifix op een bol te zien. Het iconografisch handboek van Réau is de enige van zijn soort die Aldegonde van Maubeuge vermeldt.203 Zij zou dikwijls als abdis worden voorgesteld, haar attributen zijn een engel of een duif met haar sluier. Verder wordt het verhaal van het muiltje verteld. De door Réau toegevoegde iconografie dat zij een kroon en een scepter vertrapt, heb ik nergens aangetroffen en is derhalve niet algemeen.204 Het karakteristiek van de sluierreliekschrijn is het beeld van de twee engelen die de capsule met het relikwie dragen. De iconografie van een engelenpaar gaat terug op de Late Oudheid en de vroegchristelijke tijd.205 De door engelen gedragen reliek is een oud motief van triomf, dat op laatklassieke monumentale sculptuur en sarcofagen voorkomt. Zij dragen van oudsher een portretmedaillon, triomfkroon of kruis aan weerszijden.206 Zo tonen de engelen hier de sluier. In twee bladvullende miniaturen in een manuscript van de tweede vita van St. Amandus is de apotheose van deze heilige te zien, zoals die door Aldegonde is gezien in een visioen, dat is beschreven in haar eerste vita.207 Op de linker bladzijde knielt Aldegonde voor een altaar, terwijl een engel haar

203 Réau, Louis. Iconographie de l'art Chrétien T. 3 Iconographie des Saints. Druk. Paris: Presses Universitaires de France, 1958. p. 48-49. Aldegonde komt niet voor in handboeken van Hall, Kirschbaum, Schiller en Timmers. 204 BHL 0245 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, § 3. Zie mijn beschrijving op pagina 12. 205 Grimme, Ernst Günther. Goldschmiedekunst im Mittelalter : Form und Bedeutung des Reliquiars von 800 bis 1500. Druk. Köln: DuMont Schauberg, 1972. p. 47. 206 Braun 1971 : 659 207 De Coster. vertaling BHL 245 §14: In die periode leefde een zeker bisschop Amandus. Door geestelijke vriendschap was hij nauw met haar verbonden. Op zekere nacht werd zij door slaap overmand en de 57

wijst op St. Amandus die door twee figuren naar de hemel wordt gevoerd, waarbij hij omringd is door gelovigen die hij tot het Christendom heeft bekeerd (afb. 11).208 Bij Amandus zijn de dragers ongevleugeld, maar de overeenkomst zit in de symmetrische spiegeling van twee figuren. Naast deze triomfsymboliek zouden de engelen die de sluier dragen, kunnen wijzen op de legende van Aldegondes redding uit de rivier.209 In de hagiografie bestaan verschillende versies van de vlucht van de maagd voor een Engelse prins die met haar wil trouwen. Zij wordt in de geschreven Middeleeuwse hagiografie door een of twee engelen de rivier over gedragen of zij is met onzichtbare hulp in staat om met droge voeten over de Sambre te lopen. Er moeten dan al verhalen circuleren waarbij zij een schoen verliest. In een brevier van circa 1330, een codex uit het bezit van het Kapittel van St. Aldegonde is deze laatste vertelling voorgesteld in een miniatuur, waarin Aldegonde blootsvoets over het water loopt en de prins op het witte paard achterblijft, terwijl zijn knecht de achtergebleven laars opraapt (afb. 12).210 Dit kan een aanwijzing zijn dat de dames in het kapittel dit verhaal levend hielden in aanvulling op het motief uit de oude vitae waarbij Aldegonde door engelen gedragen wordt. Deze gedachte wordt ondersteund door de aanwezigheid als relikwie in het kapittel van het aan de oever verloren muiltje. De eerste die opschrijft dat de heilige, op haar vlucht met behulp van twee engelen, in de haast haar schoen heeft verloren is Basilides in de zeventiende eeuw.211 De triomfsymboliek, die populair is in reliekhouders, lijkt het hoofdmotief te

heilige maagd zag hoe de heer hem kroonde. Een grote groep zielen ontving samen met hem van Christus de gelukzaligheid. De engelen riepen: 'welk lieflijk geschenkt! Wat hij door te prediken met de mond verworven heeft, heeft hij aan de Heer aangeboden'. [...]. BHL 248 §15: In het manuscript uit de abdij van St. Gislain wordt de menigte gedefinieerd als zielen die door Amandus zijn bekeerd: 'Illo in tempore B. Amandus multis fulgens virtutibus, plurimas nationes verbo prædicationis & vitæ meritis ad Christianitatis perduxerat titulum, multasque monachorum, Canonicorum, puellarumque congregationes ad summos produxerat honores. Cumque beato labori Deus finem vellet imponere, ostensum est beatæ Virgini Aldegundi, quia B. Amandus transiret ad Dominum, & multitudo populi, quæ per eum crediderat, sequeretur illum'. 208 BHL 245 §8. S. Amandus transiret ad Dominum; & multitudo populi, quæ per illum crediderat Christo, sequeretur illum. 209 BHL 247 Hucbaldus introduceert de redding door engelen: Fugiens igitur Virgo Christi ad cuiusdam fluminis, quod Sambra dicitur, ripam deuenit, nusquamque nauigium, quo ultra flumen transvehi posset, adesse conspiciens, in supremo fluvij margine constitit. Quid ageret? quo se verteret? Nusquam sibi ad fluminis transfretationem aliquod patere videbat consilium, præter illius, quo numquam fidelium cassatur petitio, indeficiens Salvatoris refugium. Non immemor igitur (...) Crucis Dominiciæ signo corpus suum undique muniuit, sicque pie de Domino præsumens, undas fluminis ut iter solidum conscendit. Graditur super aquas, dextram lævamque Angelicis spiritibus sustentantibus, extremis vestium fimbriis nec inundationem fluminis contingentibus. (...) Angelos sanctos obsequium impendisse Virgini, (...) Postquam igitur sacra Virgo, in ulteriori fluminis ripa constitit. 210 Breviaire de Maubeuge. ca. 1330, Doornik? Codex, perkament. Bibliothèque de Cambrai, MS 133 f.520. 211 Basilides 1623 : 154-155. Zowel de engelen als de schoen worden genoemd: 'une de ses pantouffles'. 58

zijn in deze laat vijftiende-eeuwse reliekhouder. In de zeventiende-eeuwse levensbeschrijving van Triquet wordt Aldegonde onder andere afgebeeld tussen twee engelen, een voorstelling die door bekendheid met haar sluierreliekhouder zou kunnen zijn geïnspireerd (afb. 13).212 Leroy's boek heeft slechts een illustratie, die van Aldegonde te midden van twee engelen bij de rivier, waarbij de prins geheel is weggelaten (afb. 14). Het verhaal van de vlucht en de verloren schoen is naar de achtergrond verdwenen, ten faveure van het klassieke beeld van een apotheose. Wat is het onderwerp van de voorstelling die boven de cilinder uitrijst? Het figuurtje is te identificeren als de heilige Aldegonde, die bij haar inwijding als religieuze de sluier ontvangt van God zelf, in de vorm van een duif. Hagiografen vertellen deze inwijdingslegende vanaf de door Hucbaldus geschreven vita uit de late negende eeuw.213 De duif met de sluier duidt op het object van dit wonder, dat in deze reliekhouder zit. De relatie tussen de iconografie van de reliekhouder en de hagiografie is een directe verwijzing. Voor zover mij bekend is, is Aldegonde de enige heilige die door een duif wordt gesluierd en de ontwerper heeft expliciet bedoeld met deze voorstelling de heiligheid van Aldegonde weer te geven, die door de Heilige Geest wordt ingewijd. De kromstaf is een attribuut van haar waardigheid als de eerste abdis van het klooster in Maubeuge. De scène van de inwijding is niet oorspronkelijk. Een dergelijke afbeelding is ten tijde van de vervaardiging van de nieuwe reliekschrijn in 1468-1469 al aanwezig in de schatkamer van het Kapittel van Sint Aldegonde op de reliekhouder uit de dertiende eeuw met een vingerkootje van Johannes de Doper op in een tekening op f. 7 in de inventaris van 1482 (afb. 9a).214 De tekeningen zijn zeer gedetailleerd en daardoor is in de fronton op het deksel van de verticale cilinder Aldegonde te zien, geknield voor een lezenaar, terwijl zij door de duif wordt gesluierd (afb. 9b). Dit kan als voorbeeld voor de goudsmid hebben gediend, want de gelijkenis is groot (afb. 9c). De goudsmid kwam uit Valenciennes, slechts acht uur gaans van Maubeuge en hij kan gemakkelijk in het kapittel op bezoek zijn geweest bij de aanvaarding van de opdracht. Bij de behandeling van de ontwikkeling van reliekhouders, in het hoofdstuk over het werk van de goudsmid, is al gezegd dat de architecturale vormen en ook kristallen

212 Triquet 1641 : t.o. pagina 44. Vie Admirable de St. Aldegonde. 213 BHL 247 Spiritus namque sanctus in columbæ specie sanctis Pontificibus in Virginis consecratione hymnos debitos canentibus apparuit, paullatimque se submittens, velum quod consecrabatur eleuatum pedibus & ore sustulit. 214 Cartier 2015 : 60-61 59

cilinder een verwijzing inhouden naar het Hemelse Jeruzalem en zo een heilige ruimte voor het relikwie vormen. Beide zijn te zien in de sluierschrijn. Een crucifix op het hoogste niveau voltooit het kunstwerk. De relikwie in de reliekhouder wekt in de gelovige de hoop op verlossing en het bereiken van het hemels Paradijs, waar de heilige Aldegonde al is toegelaten. De reliekschrijn helpt de aanbidder bij het oproepen van de aanwezigheid van de heilige en intercessie bij Christus. Ten slotte zij de iconografische boodschap opgemerkt van het medium goud, in dit geval verguld zilver. Goud en gemmen wijzen naar koningsmacht of naar Gods glorie. In een twaalfde-eeuwse discussie tussen Suger en Bernard van Clairvaux, zijn beiden het erover eens dat kostbare voorwerpen in hun kerken gebruikt mogen worden om de devotie van eenvoudige mensen op te wekken door het goud, zilver en edelstenen, het tilt het hart en de ziel op naar God.215 Het medium is van belang en Ernst Günter Grimme benadrukt dat ook het werk van de goudsmid ertoe doet:

'Das Werk des Goldschmiedes erfüllte nur dann seine Aufgabe richtig, wenn es die Ewigkeitsbezug erlebbar machte'.216

Een recente studie van Cynthia Hahn geeft ook aan dat een kostbare middeleeuwse reliekhouder materieel wordt verheerlijkt, schitterend zilver, met kostbare metalen en edelstenen.217 Tegelijk is het materiaal slechts het toneel van het relikwie. Zonder dit kostbare materiaal en zonder de devote toeschouwer blijft het relikwie stom. De reliekhouder maakt het reliek, het biedt een blik in tijd en ruimte, een plek waar vlees en geest, waar verleden en heden een zijn. Het reliek doorbreekt de houder en is verbonden met de hemel.

215 Norton, Christopher. 'Bernard, Suger, and Henry I's Crown Jewels.' Gesta 45.1 (2006): 1-14. Web. 216 Grimme 1972 : 26. Het werk van de goudsmid vervulde alleen dan haar opgave goed, wanneer het de samenhang met de eeuwigheid beleefbaar maakte. [Vertaling ND]. 217 Hahn, Cynthia J. The Reliquary Effect : Enshrining the Sacred Object. Druk. Londen: Reaktion Books Ltd, 2017. p. 6-17. 60

Interpretatie Mijn vermoeden is dat het begin van de verering van de sluierreliek een plaats heeft in de periode van 'inventio' van vele relikwieën na de inval van de Noormannen. Hucbald noemt de legende van de duif met de sluier voor het eerst. Zijn vita is gedateerd 850- 930 en kan in de periode van talrijke vindingen van relikwieën geplaatst worden, die duurde van de negende tot de dertiende eeuw.218 Een datering van het weefsel van de sluier, indien dit onderzoek wordt toegestaan door de service des monuments historique, zal uitsluitsel kunnen geven of de stof terug kan gaan tot het leven van Aldegonde in de zevende eeuw, of tot een latere datum. Een verslag van de vinding als bewijs van echtheid ontbreekt, wat niet wil zeggen dat het niet ooit bestaan kan hebben. Dat het object van een inventio een secundaire relikwie kan zijn, blijkt uit de buidel van St. Eloi in Noyon, met twee spijkers erin die in de lichamen van St. Quentin en St. Lucien van Beauvais zouden zijn geslagen.219 Zowel de buidel als de spijkers zijn secundaire relieken, net zoals de sluier van Aldegonde. De motivatie voor een inventio kan volgens Helvetius zijn dat een nieuwe feestdag ter ere van de heilige kan worden ingesteld in verband met de wijding van de nieuwe relikwie en de jaarlijkse viering ter herinnering hieraan. Het effect daarvan is tweeledig, want ten eerste versterkt een nieuwe reliek de cultus en bovendien biedt deze feestdag een kans op fondsenwerving doordat pelgrims donaties komen doen. Een ander voorbeeld, dat geografisch en in het religieuze netwerk nabij is, is te vinden in Hautmont, waar abt Ursion in 1070 een inventio doet van het lichaam van St. Marcel, de paus en martelaar uit de vierde eeuw.220 In zijn verslag, dat de basis is voor de verklaring van echtheid, noemt hij expliciet dat de monniken stierven van de honger, dat de abt geen hulp van buiten zag en daarom binnen heeft gezocht, en zie, een kist met relieken wordt gevonden. Deze gaat van dorp tot dorp om geld op te halen. Het is de noodzaak om te vinden, die leidt tot het zoeken en vinden. Er is geen speciale feestdag voor de sluier van Aldegonde bekend, maar het versterken van de cultus en het vermeerderen van de donaties aan de heilige kunnen goede redenen zijn geweest om deze relikwie toe te voegen aan de collectie. Hetzelfde kan trouwens over het schoentje en van de mantel van Aldegonde worden beweerd.

218 Helvétius 1999 : 293-311 219 Helvetius 1999 : 303 220 Helvetius 1999 : 299-300 61

Zoals een nieuwe relikwie de aandacht voor een heilige weer fris maakt, zo kan een nieuwe reliekhouder datzelfde teweeg brengen. De reliekhouder maakt het reliek, want zonder de schitterende schrijn en zonder de devote toeschouwer is het relikwie slechts een krachteloos stuk materie.221 In de loop van de eeuwen nam het geloof in de helende kracht van de relieken af, wat aanleiding was tot het uitvoeren van nieuwe translaties of processies om het geloof weer aan te wakkeren.222 Geeft de moderne nieuwe sluierschrijn de heilige meer status en stimuleert dit de pelgrimage? Als dat zo is, dan stimuleert dat de fondsenwerving. Na de brand van 1478 komt dit goed van pas met de rondreis door België, hoewel die brand natuurlijk niet was voorzien bij de opdracht aan de goudsmid zo'n tien jaar eerder. Wil het kapittel een schrijn volgens de nieuwste mode in de kunst, de flamboyante Gotische stijl om bovengenoemde reden? Of is de translatie simpelweg nodig omdat de oude kist versleten is? Dat hiervan sprake kan zijn blijkt uit de Cartulaire des comtes de Hainaut die een schenking vermeldt ten behoeve van reparatie van de kist van het lichaam, voorafgaande aan de translatie 1439 in een geheel nieuwe kist. Is de sluierreliekhouder op een vergelijkbare manier aan vervanging toe en zetten beide bovengenoemde argumenten aan tot een schenking van Yolande de Gavre, die in 1468 de functie van abdis op zich nam? Het kan een uiting van dankbaarheid of dienstbaarheid aan God zijn dat zij de heilige Aldegonde met een votiefgeschenk in de vorm van een schitterende reliekhouder vereerd. De inventaris geeft daarover niets prijs en wij kunnen alleen vermoeden. Circa 1420 schenkt mevrouw De Septfontaines, geboren Yolande de Gavre, een kostbaar wierookschuitje en een drinkbeker aan het kapittel, waar drie van haar zusters waren toegetreden als kanunnikes, van wie Marguerite van 1429 tot 1443 abdis was.223 Omdat de familie van de in 1468 aangetreden abdis bekend is met het doen van schenkingen, acht ik het aannemelijk dat Yolande de Gavre de donatrice is van de sluierreliekhouder. Het benadrukken van de identiteit van het dameskapittel kan een rol spelen, dat door modern te zijn en kostbare schrijnen te tonen haar dominantie in de samenleving wil bestendigen. De nieuwe schrijn benadrukt de identiteit en de zeggenschap van het adellijk kapittel, wat in 1469 met de toenemende macht van de Hertogen van Bourgondië een behoefte kan zijn geweest. Bekend is dat sinds 1448 in Brussel tijdens

221 Hahn 2017 : 6-17 222 Cartier 2015 : 14 223 Cartier 2015 : 128, 136 62

de Stille Ommegang de straten met het wapen van de Bourgondiërs werden versierd en dat de processie in 1457 op verzoek van Philips de Goede een dag werd uitgesteld, opdat de dauphin Louis erbij aanwezig zou kunnen zijn.224 In 1461 werd de processie van Notre Dame de la Treille in Lille mede georganiseerd door het stadsbestuur.225 Er is een tendens te zien dat de macht van de abdijen onder druk komt te staan, zowel vanuit de vorst als vanuit de burgerij en dit zal in Maubeuge, hoewel het een plattelandsgemeente is, ook gespeeld kunnen hebben. De translaties van het lichaam van Aldegonde met de bijbehorende ceremonieën en feesten zijn beschouwd als een troost voor het volk. Leroy schets de historische context zowel in 1161 als in 1439 met de rampen die zich dan afspelen.226 Dit zou in 1469 ook een factor geweest kunnen zijn. De overwinningssymboliek van de twee engelen die de sluier dragen maken de heilige Aldegonde tot een krachtige intercessor voor de hulpbehoevende mens. Dat kan een betekenis zijn geweest, die bewust en expliciet aanwezig was in de reliekhouder van de sluier van Aldegonde. De heiligenlevens vertellen immers over haar directe contact met engelen. Uit de iconografie in latere eeuwen, waarin de engelen ter weerszijden van de Merovingsche maagd geleidelijk een steeds dominantere rol krijgen, blijkt hoezeer de voorstelling van deze reliekschrijn tot de verbeelding spreekt. In het brevier van Maubeuge uit 1330 was de prins te paard uit de legende prominent aanwezig in de miniatuur, in de zeventiende- eeuwse prent verdwijnt hij naar de achtergrond en in de negentiende eeuw is hij geheel uit beeld geraakt en blijven alleen de engelen in de voorstelling over. De iconografie van Aldegonde als abdis met de kromstaf en een boek of met de duif die haar de sluier oplegt blijft overigens daarnaast bestaan. De reliekhouder van de sluier verenigt dus de gebruikelijke attributen van de heilige Aldegonde op verschillende niveaus in zich, maar met de nadruk op het paar engelen en het contact met de hemel.

224 Brown en Small 2007 : 240 225 Ibid. 251 226 Leroy 1883 : 110, 114-115 63

Conclusie

De reliekhouder van de sluier van St. Aldegonde van 1469 is gemaakt volgens de dan moderne Gotische kunststijl en in de vorm, die in Noord Frankrijk populair was, van een paar engelen. Doordat de kanunnikessen na de opheffing van het seculiere kapittel van Maubeuge dit kunstwerk aan de gevolgen van de Franse Revolutie hebben weten te onttrekken, hebben wij vanuit het heden een inkijk in de vijftiende eeuw. De abdis Yolande de Gavre, die negen maanden voor de inwijding van de schrijn is aangetreden, is waarschijnlijk de schenkster ervan, of ten minste de initiatiefneemster voor de opdracht aan goudsmid Jehan Steclin uit Valenciennes. De datum van de inwijding is volgens Basilides d'Ath 'l'an mil quatre cens soixante neuf, le sixiesme de Iuin'.227 Ik heb betoogd, dat dit de zesde juni 1469 is en niet de zestiende, zoals vaak wordt vermeld. Een reden voor het vervaardigen van een nieuwe reliekschrijn kan zijn het instellen van een nieuwe feestdag voor de heilige of de herinnering daaraan opfrissen. Dat laatste kan van toepassing zijn op de sluierreliekschrijn die wordt ingewijd op 6 juni, de dag van de openbaring van het gebeente van Aldegonde sinds de translatie van 6 juni 1161. Een motivatie, die door de ooggetuige Adrianus wordt genoemd, is dat de hernieuwde aandacht voor de heilige hoop geeft aan het volk in moeilijke tijden.228 Dit motief herhaalt zich bij de translatie van 1439, die een troost wordt genoemd.229 De devote Christen verwacht hulp van de heilige door middel van haar intercessie bij Christus. Dat kan zijn in verband met hoop op betere levensomstandigheden in deze wereld, maar vooral ook met de verwachting van eeuwig leven in het hiernamaals. Een pauselijke bul van 1265 die aflaat biedt aan bezoekers van de relikwieën van Aldegonde bewijst dat het kapittel hier aandacht voor had.230 Dat de aflaat het aantal pelgrims verhoogt en daarmee tevens de revenuen uit schenkingen aan de heilige in haar verschillende reliekhouders, is gunstig. De abdis wil als Dame de Maubeuge goed zorgen voor de onderdanen, maar heeft als abdis ook het belang van het kapittel voor ogen. Dat dubbele belang van verlossing en fondswerving gaat eveneens op voor de quête itinerant in België van de relikwieën na de totale verwoesting van Maubeuge in 1478, wat expliciet naar voren komt in de giftbrieven van bisschoppen en soeverein.231

227 Baslides 1623 : 183-189 228 BHL 249 229 Leroy 1883 : 110 230 Jennepin [1889] 1976 : 477 231 Estienne : 33 noot 15 64

In de periode van de negende tot de twaalfde eeuw kan men de aandacht op de eigen abdij vestigen door de inventio van nieuwe relieken.232 In Maubeuge zijn dat secundaire relikwieën zoals de sluier, het muiltje en de mantel van Aldegonde. De abdij is tot in de Late Middeleeuwen actief in de ruilhandel en het verzamelen van andere relieken.233 In de latere periode vindt vernieuwing plaats door reliekkisten te vervangen en de translaties met groot ceremonieel te vieren. In dit kader past de inwijding van de reliekhouder van de sluier van Aldegonde. Het vervaardigen van een nieuwe reliekhouder kan de bekendheid van het kapittel vergroten en daarmee de identiteit van het instituut versterken. Het Chapitre des Dames nobles de Maubeuge staat bij de beste families bekend als geschikt voor de opvoeding van adellijke jongedames. Graven legitimeren hun macht met de claim dat zij van het geslacht van Aldegonde en haar zuster Waldetrude afstammen. De reliekschrijn moest door schoonheid en kostbaarheid de kracht van de heilige en de status van adellijk kapittel reflecteren. Om deze boodschap voortdurend te kunnen uitdragen, is vernieuwing noodzakelijk en de inventarissen van 1482 en 1693 van het kapittel laten zien dat er regelmatig onderdelen van de schat worden omgesmolten. De nieuwe reliekhouder van de sluier van Aldegonde met de elegante engelen past in deze strategie om de prestige van het kapittel van Maubeuge hoog te houden. De twee engelen die de relikwie dragen, roepen de symboliek van overwinning op. Dat daarnaast een verwijzing naar de legendarische oversteek over de rivier de Sambre een interpretatie voor de contemporaine gelovige kan zijn geweest, is ondergeschikt. De buste van Aldegonde met haar schedel is in 1439 ook geflankeerd door twee engelen. De sluier van Aldegonde, waarmee de duif haar volgens de legende heeft ingewijd, in de prachtige engelenschrijn representeert, net als haar lichamelijk resten, de heilige zelf. Aldegonde, die door een deugdzaam leven ten dienste van Christus haar plaats in het Hemelse Jeruzalem heeft en daar voorspraak kan doen voor de biddende zondaar, die hoopt op eeuwig leven.234 Voorbij het wereldlijke prestige van het kapittel is de voorspraak en bescherming door de heilige ten diepste de boodschap van de reliekhouder van de sluier van St. Aldegonde.

232 Helvetius 1999 : 294-299 233 Cartier 2015 : 13 234 Hahn, Cynthia. 'What do reliquaries do for relics?' Numen Vol. 57, No. 3/4, Relics in Comparative Perspective (2010): 284-316. 65

Literatuur

Bronnen

Devillers, Léopold. Cartulaire Des Comtes De Hainaut, De l'Avènement De Guillaume II à La Mort De Jacqueline De Bavière. Druk. Brussel: Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, Commission Royale d'Histoire, 1881.

Bibliotheca Hagiographica Latina (BHL) The source text for the database is that of the original edition, recommended by the Société des Bollandistes, and not the later incomplete editions published in Venice in 1734-1760 and by Palme in Paris in 1863-1870. Web. acta.chadwyck.co.uk.proxy.uba.uva.nl

BHL 0245 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Vita Auctore anonymo, e veteribus Mss.

BHL 0247 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Alia Vita Auctore Hucbaldo monacho Elnonensi, ex veteribus MSS.

BHL 0248 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Alia Vita Auctore .anonymo, ex Ms. Gisleniano.

BHL 0249 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Historia II. Translationis Auctore Adriano Praeposito Malbod.

BHL 0250 - AASS Jan. II, Dies 30, S. Aldegondis, Virgo Malbodii in Belgio, Historia III. Translationis. Auctore anonymo, teste oculato.

BHL 4036 - AASS Mar. III, Dies 25, S. Humbertus Fundator monasterii Maricolensis in Hannonia, Vita auctore anonymo monacho Maricolense.

BHL 4037 - AASS Mar. III, Dies 25, S. Humbertus Fundator monasterii Maricolensis in Hannonia, Commentarius praevius.

66

Secundaire literatuur

Anoniem. Un frère Capucin de la Provence Wallonne. Histoire de la Vie, Mort et Miracles de Ste Aldegonde. Druk. Arras: Imprimerie de Guillaume de la Riviere, 1627. Web. 25 maart 2017

Babeur, C.J.P. Histoire religieuse de Maubeuge avant et depuis la Révolution. Druk. Maubeuge: imprimerie de Mme. Ve. Ed. Levecque, 1871.

Basilides d'Ath. Histoire de sainte Aldegonde, fondatrice des dames chanoinesses de Maubeuge. Arras: Imprimerie de Guillaume de la Riviere, 1623. Web. 24 jan. 2017.

Bertrand, Paul. 'Études d'Hagiographie Hainuyère.: L'Exemple du « cycle de Maubeuge»: Un État de la Question.' Le Moyen Age CVII.3 (2001): 537.

Binet, Étienne S. J. Vie admirable de Saincte Aldegonde. Parijs: Sebastien Cromoisy, 1625. Web. 25 maart 2017.

Bonenfant, Paul, Mina Martens en A. Bonenfant-Feytmans e.a. Bruxelles au XVme Siècle. Brussel: 1953. Druk.

Braun, Joseph S. J. Die Reliquiare Des Christlichen Kultes Und Ihre Entwicklung. Druk. Osnabrück: Zeller, 1971.

Brown, Andrew, and Graeme Small. Court and Civic Society in the Burgundian Low Countries c.1420-1530. Druk. Manchester: Manchester University Press, 2007.

Bucher, François. 'Micro-Architecture as the 'Idea' of Gothic Theory and Style.' Gesta 15.1 (1976): 71-89. Druk.

Cartier, Nicole en Servant, Helene. 'Les orfèvres à Valenciennes' in: Nys, Ludovic e.a. en Association 'Valentina' Valenciennes. Valenciennes aux XIVe et XVe siècles : Art et Histoire. Druk. Valenciennes: P.U.V, 1996. 224-269.

Cartier, Nicole. Reflets d'un trésor dispersé. Le trésor du chapitre de Sainte-Aldegonde de Maubeuge 1484-1693. Druk. Gent: Éditions Snoeck, 2015.

Casier, Joseph, en Bergmans, Paul. L'art ancien dans les Flandres (reǵion de L'Escaut): Mémoriale de l'exposition rétrospective organisée à Gand en 1913. [tent.cat.] Brussel, 1914. Druk.

Coster, Roger de. In schola verbi, inleiding tot de monastieke literatuur. Reeks I: F/3, Een familiecyclus, Aldegondis, Waldetrudis, Madelgarius, Madelberta. Druk. Dendermonde: St. Pieters en Paulusabdij, 2006.

67

Crooij, R. L. en F. L'Orfèvrerie religieuse en Belgique, depuis la fin du XVe siècle jusqu'à la Révolution Française. Druk. Leuven: Université catholique de Louvain, 1911.

Clément-Hémery, Albertine. Histoire des Fêtes Civiles et Religieuses: Des Usages Anciens et Modernes, du Département du Nord. Druk. Parijs: Mercklein, 1834.

Dehaisnes, Mgr. Le Nord monumental et artistique. Druk. Lille: Imprimerie L. Danel, 1897.

Delobelle, Adrien (Abbé). Sainte Hildetrude, vierge, patronne de Liesses. Druk. Bar-le- Duc: impr. de l'Oeuvre de Saint-Paul, 1900. Web. 14 feb. 2018. gallica.bnf.fr

Lemaire de Bavay, Jean. La couronne Margariticque, 1503. Web. online 3 aug. 2015 gallica.bnf.fr.

Dictionnaire du Moyen Français, version 2015 (DMF 2015). ATILF - CNRS & Université de Lorraine. Web. 6 maart 2018. http://www.atilf.fr/dmf

Dittrich, Otto. St. Aldegundis, eine Heilige der Franken. Druk. Kevelaer: Verlag Butzon & Bercker, 1975.

Drival, M. le Chanoine van. Catalogue de l'exposition d'objets d'art religieux de Lille, salons de l'Ancien hôtel de la Préfecture du Nord. Lille, 1874. [Tent.cat.] Lille: Impr. de Lefebvre-Ducrocq, 1874. Web. 6 maart 2017. gallica.bnf.fr.

Église Catholique en France. www.eglise.catholique.fr/saint-du-jour/06/06. Web 7 april 2018.

Estienne, A. Notes historiques sur la vie de Sainte Aldegonde et sur les événements qui s'y rattachent. Druk. s.l, datum publicatie onbekend. Web. online sinds 21 maart 2016. gallica.bnf.fr

Fransen, Bart en Lee Preedy. Rogier van der Weyden and Stone Sculpture in Brussels. Druk. Londen/Turnhout: Harvey Miller Publischers, 2013. Distinguished contributions to the study of the arts in the Burgundian Netherlands ; v. 2.

Gaillard, Michèle. 'Les fondations d'abbayes féminines dans le Nord et l'Est de la Gaule, de la fin du VIe siècle à la fin du Xe siècle.' Revue d'Histoire de l'Église de France. (tome LXXXVI 1990): p. 5-20.

Ghislain le Glay, André Joseph. Mémoires sur les archives des abbayes de Liessies et de Maroilles. Druk. Lille: Imprimerie L. Danel, 1853. Web 19 feb. 2018.

68

Grimme, Ernst Günther. Goldschmiedekunst im Mittelalter : Form und Bedeutung des Reliquiars von 800 bis 1500. Druk. Keulen: DuMont Schauberg, 1972.

Hahn, Cynthia. 'What Do Reliquaries Do for Relics?' Numen Vol. 57, No. 3/4, Relics in Comparative Perspective (2010), p. 284-316. Web 23 apr. 2017.

Hahn, Cynthia J. The Reliquary Effect : Enshrining the Sacred Object. Druk. Londen: Reaktion Books Ltd, 2017.

Heinzelmann, Martin. Translationsberichte und andere Quellen des Reliquienkultes. Druk. Turnhout: Université catholique de Louvain/Brepols, 1979.

Helvétius, Anne-Marie. 'Sainte Aldegonde et les origines du Monastère de Maubeuge.' Revue Du Nord 74.295 (1992): p. 221-237. Web. 14 juni 2017.

Helvétius, Anne-Marie.Parisse, 'De monastère double au chapitre noble: moniales et chanoinessen en Bass-Lotharingie'. In: Michel en Pierre Heili e.a, red. Les chapitres de dames nobles entre France et Empire. Actes du colloque d'avril 1996 organisé par la Société d'histoire locale de Remiremont. Druk. Parijs: Editions Manesse, 1998. p. 31-46.

Helvétius, Anne-Marie. 'Les inventions de reliques en Gaule du Nord'. In: Bozoky E. en Helvétius. Les reliques : Objets, cultes, symboles : Actes du colloque international de l'Universié du Littoral-Côte d'Opale (Boulogne-sur-Mer), 4-6 septembre 1997 (Hagiologia vol. 1). Druk. Turnhout: Brepols, 1999. p. 293-311.

Helvétius, Anne-Marie. 'Réécriture hagiographique et réforme monastique: les premières Vitae de saint Humbert de Maroilles (X-XI siècles) Avec l'édition de la Vita Humberti prima' Beihefte der Francia, Bd. 58. 2003. p. 195-230. Web 8 maart 2018. www.perspectivia.net

Heuclin, Jean. Cousolre 1400 ans de vie religieuse. Druk. Cousolre: Les Amis du centre de loisirs et de formation culturelle de Cousolre, 1976.

Heuclin, Jean. 'Les grands aristocrates Mérovingiens et les enjeux de la conversion'. In: Godo, Emmanuel, red. La conversion religieuse. Druk. Parijs: Imago, 2000. p 57- 66.

Heuclin, Jean. Sainte Aldegonde. Druk. Cousolre: Association pour la promotion de la vie culturelle Régionale, 1984.

Hoebanx, J.J. L'abbaye de Nivelles des origines au XIVe siècle. Druk. Brussel: Académie Royale de Belgique, 1952.

69

Hornaday, Aline G. 'Les Saints du «Cycle de Maubeuge» et la conscience aristocratique dans le Hainaut Médiéval.' Revue du Nord 73.293 (1991): 583-596.

Hornaday, Aline G. 'Aldegunde of Maubeuge, Saint, 630-684', in International Encyclopaedia for the Middle Ages-Online. Turnhout: Brepols Publishers, 2006. Web. 28 nov. 2016.

Inglis, Erik. 'Art as Evidence in Medieval Relic Disputes' in: Matter of Faith: An Interdisciplinary Study of Relics and Relic Veneration in the Medieval Period. Robinson, James en Lloyd de Beer, Anna Harnden, red. Druk. Londen: British Museum Press, 2014. p. 159-163.

Jennepin, Alfred. Histoire de Maubeuge : Depuis sa fondation jusqu'en 1790. [1889 - 1909]. Herdruk. Marseille: Laffitte, 1976.

Leroy, Edmond. Histoire de sainte Aldegonde, patronne de Maubeuge. Druk. Valenciennes: G. Giard, J. Vic, 1883.

Lexikon des Mittelalters. Verlag J.B. Metzler. Vol. 7, kol. 947. Web. 6 apr. 2018.

Liétard, C. Les Chanoinesses De Maubeuge (661-1790). Druk. Lille: E. Raoust-Leleu, Libraire-Editeur, 1930.

Lüdke, Dietmar. Die Statuetten der Gotischen Goldschmiede : Studien zu den 'Autonomen' und vollrunden Bildwerken der Goldschmiedeplastik und den Statuettenreliquiaren in Europa zwischen 1230 und 1530. Druk. München: tuduv- Verlagsgesellschaft, 1983.

Molinier, Emile. 'Les Arts à l'exposition universelle de 1900. l'exposition rétrospective de l'art Français'. Gazette des Beaux-Arts. Courrier Européen de l'Art et de la Curiosité. Parijs: Gazette des Beaux-Arts, (juli 1900): 160-172.

Moreira, Isabel. Dreams, visions, and spiritual authority in Merovingian Gaul. Druk. Ithaca etc.: Cornell University Press, 2000.

Nazet, Jacques. 'Chanoinesses nobles et chanoines en Basse-Lotharingie: des relations parfois complexes'. In: Parisse, Michel en Pierre Heili e.a, red. Les chapitres de dames nobles entre France et Empire. Actes du colloque d'avril 1996 organisé par la Société d'histoire locale de Remiremont. Druk. Parijs: Editions Manesse 1998. p. 275- 288.

Norton, Christopher. 'Bernard, Suger, and Henry I's Crown Jewels.' Gesta 45.1 (2006): 1-14.

70

Opgenhaffen, Tim. 'Saint Aldegund, first mystic of the low countries. The bride and the bridegroom in the Merovingian era.' Revue D'Histoire Ecclésiastique 108.3 (2013): 659-692. Brepols Online. Web. 5 december 2016.

Parisse, Michel en Pierre Heili e.a. Les chapitres de dames nobles entre France et Empire. Actes du colloque d'avril 1996 organisé par la Société d'histoire locale de Remiremont. Parijs: Editions Manesse 1998.

Réau, Louis. Iconographie de l'art Chrétien T. 3 Iconographie des Saints. Druk. Parijs: Presses Universitaires de France, 1958. p. 48-49.

Röckelein, Hedwig. 'Die 'Hüllen der Heiligen. Zur Materialität des hagiographischen Mediums.' In: Reudenbach, Bruno en Gia Toussaint, red. Reliquiare im Mittelalter. Druk. Berlijn: Akademie Verlag, 2011: p. 75-88.

Smith, Julia M.H. 'The problem of female sanctity in Carolingian Europe c. 780-920'. Past en Present, Oxford University Press on behalf of the Past and Present Society. no 146 (feb. 1995): 3-37.

Sury Geoffroy G. et Y. Criez. 'Les seigneurs de Maroilles'. In ANNEXES : localités relevées dans les actes de l’échevinage de Maroilles – années 1489-1789 . G. G. Sury, red. Dép. légaux, D2004 (Belgique) et DLE-20040415-17379 (France): 536- 537.

Taralon, Jean. Les Trésor des Églises de France. [tent.cat.] Musée des Arts Décoratifs, 1965. Druk: Parijs: Caisse nationale des monuments historiques et des sites, 1965.

Taralon, Jean en Roseline Maître Devallon. Les Trésors des Église de France. Druk. Parijs: Hachette, 1966.

Triquet, R.P. André. Sommaire de la vie admirable de la très illustre princesse S. Aldegonde, miroir de vertus, Patronne de Maubeuge. Vijfde druk. Doornik: Imprimerie d'Adrien Quinque, 1641. Web 6 jan. 2018.

Velden, Hugo van der. The Donor's Image : Gerard Loyet and the Votive Portraits of Charles the Bold. Vert. Beverley Jackson. Druk. Turnhout: Brepols, 2000.

71

Afbeeldingen afb. 1. Jehan Steclin. Reliekhouder van de sluier van St. Aldegonde. 1469. Zilver, deels verguld, edelstenen en email. 52,5 x 38 cm. Maubeuge, Église Saint-Pierre-et- Saint-Paul. Foto: ©Librairie Hachette. afb. 2. Prent naar een tekening uit de achttiende eeuw. De kerk van St. Aldegonde in Maubeuge, exterieur. Afbeelding overgenomen uit Jennepin, tome II. afb. 3. Interieur kerk St. Aldegonde in het midden van de zeventiende eeuw . Afbeelding overgenomen uit Jennepin, tome II. afb. 4. Jan Gossart? Bustereliekschrijn van Sint Aldegonde van 1439. 1482. Tekening op perkament. 28 x 20 cm. Toeschrijving goudsmeedwerk aan Gilles Steclin op basis van de stijl. Inventaris 1482, f. 3. Privébezit. Foto: © Jean-Luc Thieffry - Archives départementales du Nord. afb. 5. Goudmerken onder de voet van de Reliekhouder van de sluier van Aldegonde. 1469. De klimmende leeuw is het stadsmerk van Valenciennes. Ter vergelijking ernaast de foutief getekende weergave van Crooij, 1911. De druiventros is het meestermerk van Jehan Steclin. Foto : Paul Bonenfant, 1953. afb. 6. Gilles Steclin. Bustereliekschrijn van Saint Momelin. 1466. 41 x 33 x 18 cm. Zilver, deels verguld, halfedelstenen en parels. (CIMH 29 12 1906). Foto uit: Cartier 2015, Fig. 4.1 op p. 37. afb. 7a. Detail van afb. 6. De gemmen op een basis van bloemblaadjes en de techniek voor het bevestigen ervan zijn gelijk aan de reliekhouder van de sluier van Sint Aldegonde. afb.7b. Detail van afb. 1. Jehan Steclin. Reliekhouder van de sluier van Aldegonde. 1469. Maubeuge, Église Saint-Pierre-et-Saint-Paul. (© Librairie Hachette) afb. 8a. Rogier van der Weyden. Annunciatie. 1455. Olie op paneel. 138 x 70 cm. Linker paneel van het St. Columba Altaarstuk. München, Alte Pinakotek. afb. 8b. Detail van afb. 1. Jehan Steclin. De reliekhouder van de sluier van Aldegonde. 1469. Maubeuge, Église Saint-Pierre-et-Saint-Paul. Foto: ©Librairie Hachette. afb. 9a. Jan Gossart? Reliekhouder van de vinger van Johannes de Doper. Tekening op perkament. 28 x 20 cm. Inventaris 1482, f. 7. Privébezit. Foto: © Jean-Luc Thieffry - Archives départementales du Nord.afb. afb. 9b. Detail van afb. 9a. In de fronton een voorbeeld van de knielende Aldegonde. afb. 9c. Detail van afb. 1. Reliekhouder van de sluier van Aldegonde. 1469.

72 afb. 10. Jan Gossart? De reliekhouder met sluier van Aldegonde. Tekening op perkament. 28 x 20 cm. Inventaris 1482, f. 6. Privébezit. Foto © Jean-Luc Thieffry - Archives départementales du Nord.

Afb. 11. [Deuxième] Vie de saint Amand - Visionneuse. 1150-1160. Codex. Perkament. Frankrijk. Miniaturen uit de tweede vita van St. Amand. Visioen van St. Aldegonde: de apotheose van St. Amand, abt van Elnone, (c.584-c.675). Bibliothèque de Valenciennes - Patrimoine numérique. MS 501 f.30v-f.31. afb. 12. Breviaire de Maubeuge. Ca. 1330. Doornik? Codex. Perkament. Miniatuur. De heilige Aldegonde vlucht voor de prins, verliest haar laars en steekt de Sambre over. Bibliothèque de Cambrai, BVMM - Cambrai - Bibl. mun. MS 0133, f.520. Foto: ©2013 institut de recherche et d'histoire des textes. afb. 13a. Illustratie t.o. pagina 44 in Triquet, Vie Admirable de St. Aldegonde, 1641. afb. 13b. Illustratie voor de titelpagina van Leroy, Histoire de sainte Aldegonde, patronne de Maubeuge, 1883.

73

Platen

afb. 1. Jehan Steclin. Reliekhouder van de sluier van St. Aldegonde. 1469. Verguld zilver, edelstenen en email. 52,5 x 38 cm. Maubeuge, Église Saint-Pierre-et-Saint-Paul.

74

afb. 2. Prent naar een tekening uit de achttiende eeuw. De kerk van St. Aldegonde in Maubeuge rechts op de plaat, links daarvan de kerk van St. Pierre. In de achtergrond de kapel van de augustinessen. [Soeurs Noires] Illustratie uit Jennepin tome II.

afb. 3. Prent. Medio zeventiende eeuw. Interieur van de kerk van St. Aldegonde. Illustratie uit Jennepin tome II.

75

afb. 4. Jan Gossart? Bustereliekschrijn van Sint Aldegonde van 1439. 1482. Tekening op perkament. 28 x 20 cm. Toeschrijving goudsmeedwerk aan Gilles Steclin op basis van de stijl. Inventaris 1482, f. 3. Privébezit.

76

afb. 5. Goudmerken onder de voet van de Reliekhouder van de sluier van Aldegonde. De klimmende leeuw, stadsmerk van Valenciennes, 1469. Ter vergelijking ernaast de foutief getekende weergave van Crooij, 1911. De druiventros is het meestermerk van Jehan Steclin. Foto : Paul Bonenfant, 1953.

77

afb. 6. Gilles Steclin. Bustereliekschrijn van Saint Momelin. 1466. 41 x 33 x 18 cm. Zilver, deels verguld, halfedelstenen en parels. (CIMH 29 12 1906). Foto: uit Cartier 2015.

afb. 7a Links: Detail van afb. 6. De gemmen op een basis van bloemblaadjes en de techniek voor het bevestigen ervan zijn gelijk aan de reliekhouder van de sluier van Sint Aldegonde. afb.7b Rechts: Detail van afb. 1. Jehan Steclin. Reliekhouder van de sluier van Aldegonde. 1469. Maubeuge, Église Saint-Pierre-et-Saint-Paul.

78

afb. 8a. Links: Rogier van der Weyden. Annunciatie. 1455. Het linker paneel van het St. Columba Altaarstuk. Olie op paneel 138 x 70 cm. München, Alte Pinakotek. afb. 8b. Rechts: Detail van afb. 1. Jehan Steclin. De reliekhouder van de sluier van Aldegonde. 1469. Maubeuge, Église Saint-Pierre-et-Saint-Paul. (©Librairie Hachette)

Lichaamshouding, vorm van de vleugel, gewaad, gelaat en haarstijl tonen gelijkenis. De vergulde engel is ranker en meer omhoog gericht.

79

Links afb. 9a. Tekening van Reliekhouder van de vinger van Johannes de Doper. Perkament. Inventaris 1482 f.7. Privébezit.

Onder links afb. 9b. Detail van 9a. In de fronton de knielende Aldegonde met duif.

Onder afb. 9c. Detail van afb. 10. Tekening van de knielende Aldegonde in de reliekhouder van de sluier van Sint Aldegonde. Inventaris 1482 f 6.

80

afb. 10. Jan Gossart? De reliekhouder met sluier van Aldegonde. Tekening op perkament. 28 x 20 cm. Inventaris 1482, f. 6. Privébezit.

81

afb. 11. [Deuxième] Vie de saint Amand - Visionneuse. 1150-1160. Codex. Perkament. Frankrijk. Miniaturen uit de tweede vita van St. Amand. Visioen van St. Aldegonde: de apotheose van St. Amand, abt van Elnone, (c.584-c.675). Bibliothèque de Valenciennes - Patrimoine numérique. MS 501 f.30v-f.31.

82

Afb. 12. Breviaire de Maubeuge. Ca. 1330. Doornik? Codex. Perkament. Miniatuur. De heilige Aldegonde vlucht voor de prins, verliest haar laars en steekt droog de Sambre over. Bibliothèque de Cambrai, BVMM - Cambrai - Bibl. mun. MS 0133, f.520.

83

afb. 13. Illustratie t.o. pag. 44 in Triquet, Vie Admirable de St. Aldegonde, 1641. De oversteek over de Sambre met hulp van twee engelen, de prins en zijn dienaren staan op de oever.

afb. 13. Illustratie voor de titelpagina van Leroy, Histoire de sainte Aldegonde, patronne de Maubeuge, 1883. De prins is niet meer in beeld.

84