Een Vijfsterrenetappe
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
DE ABSOLUTE KONINGINNENRIT ! 10de rit : LA LECHERE – ALPE D’HUEZ (123 km) Op de slotdag wordt een onvervalste koninginnenrit gereden, doorspekt met flink wat klimwerk. Met op het menu drie cols buiten categorie, elk met een eigen Tourgeschiedenis wordt dit weer een vijfsterrenetappe wat blijkt uit de cijfertjes: 60 kilometer klimwerk, een totaal hoogteverschil van meer dan 4000 meter én stijgingspercentages die bijna voortdurend boven de 7 % uitkomen. Dit zijn al indrukwekkende cijfers. Qua moeilijkheidsgraad is deze etappe te vergelijken met ‘La Marmotte’, een wielerproef over 175 kilometer en vier alpencols in de buurt van Alpe d’Huez. Het wordt dus een hele dag klimmen en dalen, zonder enige verpozing, waarbij het parcours regelmatig flirt met de kaap van 2000 meter. Vooral de Col du Glandon, de laatste zes jaar niet meer beklommen, biedt steile flanken. Het is ook de vierde etappe in lijn die bovenop een col aankomt. En dat met een combinatie van Mont Ventoux, Bonette, Vars, Agnel (2 x), Izoard, Mont-Cenis en Iseran in de benen… Even de benen lostrappen is er niet bij want na amper drie kilometer sta je al aan de voet van de Col de la Madeleine, legendarisch terrein voor alle wielerliefhebbers die de Tour de France een warm hart toedragen. Het is de enige vebindingsweg tussen de valleien van de Isère en de Arc waar straks de afdaling naartoe leidt. De eerste doortocht van de Tour op de Madeleine was in het jaar 1969, het jaar van Eddy Merckx eerste Tourzege. Het was ook het jaar dat de weg over de Madeleine werd opengesteld. De beslissing om de valleien van de Arc en de Isère met elkaar te verbinden was al in 1949 genomen. Het duurde echter bijna twintig jaar voordat de pasweg over de Madeleine klaar was. Bij de eerste doortocht in ’69 won de Spanjaard Andres Gandarias de bergprijs. Onze landgenoot Lucien Van Impe, een ‘rasklimmer pur sang’, kwam driemaal als eerste over de top (1979, 1981 en 1983). Ook de Fransman Richard Virenque bewaart de beste herinneringen aan de Madeleine. Drie jaar na elkaar (1995 x 1997) pakte hij er de bergpremie. Bij de laatste passages kwamen respectievelijk Jan Ullrich (1998), Massimiliano Lelli (2000), Laurent Roux (2001), Michael Boogerd (2002), Gilberto Simoni (2004) en Santiago Botero (2005) als primus boven. Vooral de doortocht in 2002 ligt nog vers in het geheugen. De Nederlander Michael Boogerd (eigenlijk een halve Belg want ‘Boogie Boy’ woont in het Antwerpse Kapellen) was toen op de flanken van de Madeleine aan een onwaarschijnlijke solo begonnen, die hij succesvol afrondde door alleen toe te komen op La Plagne. Vanuit La Chambre, de zuidkant, zette de RABO-kopman de snelste tijd (°) neer, waarmee hij de recordtijd van Pantani uit 1998 verbeterde. Na afloop verklaarde hij: ‘geen enkele berg ligt me zo goed als de Madeleine. Het is de eerste echte alpencol die ik in mijn leven heb beklommen in voorbereiding op mijn Tourdebuut in 1996’. (°) Wat betreft ‘Herentals – l’Alpe d’Huez’ staat de recordtijd langs de noordelijke opgang sedert 1999 op naam van Rudy Verheyen. De ‘Blonde Pijl’ uit Oud-Turnhout reed toen naar naar boven in 1 uur 20 minuten en 34 seconden 1 $ COL DE LA MADELEINE (S 1984 m) x Buiten Categorie D startplaats : LA LECHERE (CHEF-LIEU) (km 3); S 415 m D top km 28, lengte 25 km D hoogteverschil : 1593 m D gem. stijging : 6,4 % D max. stijging : 11,5 % D beklommen in 1981, 1983, 1987, 1989, 1991, 1996 (2x), 1997, 1999 en 2004 Ö E De Col de la Madeleine, ongelooflijk mooi maar onvoorspelbaar De monumentale Madeleine (1984 meter volgens ‘Michelin’, 2000 meter volgens het colplaatje op de top!) wordt dit jaar beklommen vanuit La Léchère, de minst zware opgang maar daar heeft dat stukje afdaling ongeveer halfweg de klim veel mee te zien. De moeilijkheidsgraad van de Madeleine uit zich voornamelijk in de lengte van de klim. Je moet zowat 25 kilometer bergop, af en toe onderbroken door een klein plateautje of een uitgevlakte haarspeldbocht waar je even op adem kan komen. Wat de col langs deze zijde extra lastig maakt is het ‘wispelturige’ stijgingspercentage: steile passages wisselen bijna voortdurend af met stukjes waar het minder steil bergop loopt. Vooral rond kilometer 3 en tussen kilometer 15 en 19 liggen er een paar ontzettend steile ‘pentes’. De weg stijgt er sterk maar gelijkmatig. Hier is het oppassen dat ge uzelf niet tegenkomt. Eigenlijk is het profiel van de Madeleine zoals een vrouw: ‘ongelooflijk mooi maar onvoorspelbaar’! Het zijn vooral de aanvangskilometers die erg moeilijk zijn, waar je terug in het klimritme moet komen. Het begin van de klim is redelijk spectaculair: direct opdraaien en pats een steil muurtje op van 9,5 %. De tweede kilometer haalt zelfs een steilste punt van 11 %. Met een eindeloze reeks haarspeldbochten krult de fraai aangelegde bergweg zich inmiddels de flank op. Hier rij je in een dicht bebost gebied waar mysterieuze lichtbundels door het gebladerte priemen. De bochten zijn niet te tellen, maar ze lopen niet steil omhoog zoals dat op tal van andere cols wel het geval is. Het zijn eerder recuperatiestukjes die toelaten om je terug te relanceren. Telkens je een nieuwe bocht aansnijdt, krijg je de indruk dat de volgende helling minder zwaar lijkt dan ze in werkelijkheid is, maar dat is puur optisch bedrog. Het eerste deel, goed 8 kilometer lang, vertoont immers een gemiddelde stijging van 7,1 %. Dat zijn al serieuze cijfers! Ga dus niet te snel van start want een beetje later krijgt ge toch de rekening gepresenteerd en staat ge als het ware te voet. Bij het naderen van het dorpje Bonneval (S 900 m) wordt de weg geleidelijk vlakker. De col toont hier voor het eerst enige mildheid. Er volgt nu zelfs een stukje van 500 à 600 meter in licht dalende lijn waar de optimisten (!) de ketting vooraan terug op de grote plaat kunnen leggen. Dit ‘goed gevoel’ is echter van korte duur want een inleidend stukje van gemiddeld 7 % kondigt het tweede en lastigste gedeelte van de klim aan. De Madeleine wordt nu veel regelmatiger, maar ook veel steiler. Landschappelijk is dit een bijzonder fraai stukje. Zeker als de route een poosje hoog boven het diepe ravijn van het bergriviertje de ‘Eau-Rousse’ loopt. Tamelijk onverwacht volgen dan twee smalle bochten. Een kilometer verder ligt de vroegere afslag naar Aigueblanche en Moutiers (de weg is voorlopig niet in gebruik ingevolge een grondverschuiving enkele jaren geleden). Daar begint de miserie al een beetje. Vlak voor het pittoreske bergdorpje La Thuile (S 1205 m) slingert de soms krappe bergweg er in een aantal vlijmscherpe haarspeldbochten recht omhoog. In Celliers (S 1305 m) krijgt de hellingsgraad er nog een knik bij. Het loopt nu nog struiser bergop dan daarnet. Het wordt een loodzware opgave, sommige stroken halen tien of meer procent. Hier moet je bergen verzetten om boven te geraken. Zeker op die lange, rechte stukken heb je het gevoel niet vooruit te komen. Terwijl je door een indrukwekkend niemandsland fietst, genietend van eindeloze vergezichten, laat de berg zich van zijn zomerse kant zien. Veel kleur en veel bloemen, maar ook verstilde alpenweitjes, omgeven door steeds hogere rotspieken. Nog 6,5 zware kilometers tot de top. De eerste twee daarvan zijn nog doenbaar maar dan volgt een bijzonder lastig uitsmijtertje, met een hellingsgraad van gemiddeld 9 % wordt dit nog ongemeen kloeke kost. In een alsmaar grimmiger wordend landschap kruipt de Madeleine langzaam langs de steile wanden van de ‘Chaîne de Lauzière’ naar boven. Enkele lieflijke watervalletjes nodigen uit om te stoppen. De verleiding van het verkoelende water is des te groter omdat je in dit meest onhergbergzaam gedeelte van de klim meestal bent overgeleverd aan een zuiders zonnetje dat voor bloedhete temperaturen zorgt. In deze zone 2 van de waarheid is het ook dikwijls een kwestie van de wind te trotseren. Het spectaculaire uitzicht over de onderliggende vallei maakt gelukkig veel goed. De schoonheid van het landschap overtreft de zelfpijniging. Je komt ogen te kort om al het moois dat ‘moeder natuur’ tentoonspreidt te bewonderen. Slingerend langs bebloemde alpenweiden worden de laatste kilometers afgelegd. Met twee lange en twee korte lussen zigzagt de weg omhoog. Kort voor de aankomst vlakt de stijging af tot een verwaarloosbaar ‘vals plat’. Het is de laatste lange stuiptrekking tot de top. Op de kale kruin van de Madeleine word je beloond met een hemels panorama. Bij goed weer zijn zelfs de Mont Blanc en het Massif des Ecrins te zien. In het eerste deel van de afdaling komen nogal wat lange rechte stukken voor. Ze lopen dicht tegen de flanken aan, net zoals de klim. Het eerste stuk is niet echt steil, de eigenlijke afzink zet zich pas echt door vanaf het skioord St. François Longchamp (S 1650 m), als de weg door een dicht bos loopt waarin veel haarspeldbochten liggen verscholen. Rij dus niet als een bolide naar beneden want vorig jaar belandde de Spanjaard Oscar Pereiro (Phonak), die mee in de ontsnapping was met zijn ploegmaat Santiago Botero en Alexander Vinokourov, na het missen van een bocht, na ongeveer 2 kilometer in het decor. Gelukkig zonder veel erg, nog vóór La Chambre kreeg Pereiro terug aansluiting met de vluchters. De etappe die nadien over Télégraphe en Galibier voerde, werd uiteindelijk gewonnen door de Kazak Vinokourov, een prof ‘pur sang’, ene met GRINTA, wat zoveel betekent als de ‘vleesgeworden verbetenheid’. Ö E De Col du Glandon, dit wordt de confrontatie met jezelf ! Beneden gekomen in La Chambre (S 483 m) is er bijna geen overgang, de baan oversteken en we beginnen aan de even gereputeerde Col du Glandon, een lijdensweg van 20 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 7,2 %.