Te , Den Ilp, en Volendam heeft men in de periode van ± 1890 tot ± 1930 zeer veel Witborst-eenden gehouden; als hoofdbedrijf dan wel voor neveninkomsten en meestal met wat kippen erbij. Het ging hier, althans wat de eenden betreft, vrijwel uitsluitend om de eieren; de bout van een uitgelegde eend heeft zeer weinig waarde. De jonge eenden, ter vervanging van de oudste generatie, betrok men uit de meer noordelijk gelegen veenpolders en droogmakerijen en uit Assendelft; plaatsen waar de eendenboeren hun dieren nog vrij lieten zwemmen. Maatschappelijk ge¬ zien kwam de opkomst van deze eendenhouderij veel overeen met die van de grove tuinbouw in andere delen van de provincie. Volgens verklaring van bovengenoemde burgemeester is de welvaart er sterk door gestegen. In de eerste wereldoorlog en daarna hebben zich echter veel moeilijkheden voorgedaan. De Witborsten spelen nu als bedrijfseend geen rol meer. Het ras heeft het moeten afleggen tegen een paar meer produktieve bedrijfsrassen van eenden die in het buitenland werden verkregen en die nu het meest bij Harderwijk op de Veluwe worden gehouden. En op Wieringen zit nog een kleine kern. Bij de ganzenteelt gaat het in het algemeen hoofdzakelijk om de bout (kerstgans ), ofschoon het verenkleed ook een rol van betekenis speelt (ganzendons ). Maar in Noord-Holland heeft de verenproduktie nog wat meer voorop gestaan. Vandaar dat men er in het verleden blijkbaar op een geheel witte kleur heeft geselecteerd. In onze eeuw werd het dons van de jonge ganzen tijdens de opfok driemaal geplukt. Een klein aantal werd aangehouden voor de fokkerij en de overige gingen in het najaar over de markt te naar . Vooral in de Scher¬ mer, Purmer, Starnmeer en Heerhugowaard kwamen ze voor. Te Am¬ sterdam werden de dieren geslacht en gestroopt. De vellen werden ge¬ prepareerd en na drogen bestemd voor de bontfabricage in het buitenland (z.g. zwanebont, oorspronkelijk uitsluitend afkomstig van zwanen). Hoo- gendoorn heeft in zijn boek zeer veel bijzonderheden over de ganzeteelt verzameld. Hij gaf ook een opsomming van de doeleinden waarvoor de gro¬ tere veren werden gebruikt. Deze liepen van pijlpunten voor boogschutters en ganzepennen om te schrijven tot penselen voor het invetten van pannen, dobbers, tandenstokers en sigarettepijpjes. Het snijden van een goede ganze- pen, dat een 'kennis en een kunst' op zichzelf was, is er ook gedetailleerd in opgenomen. Voor zover er in Noord-Holland nog aan ganzenteelt en het houden van zwanen wordt gedaan, heeft dit op het ogenblik weinig betekenis meer. De tweede wereldoorlog en de industriële ontwikkeling daarna zijn er vooral debet aan.

Kippen Kippen werden hier tot ver in de 19e eeuw niet beschouwd als dieren die een broodwinning of bijverdienste van betekenis zouden kunnen opleveren.