Inhoudsopgave

VOORWOORD 5

INLEIDING 6

1. HERKOMST EN FAMILIE 11

1a. Een Lokerense tak: Joos Rooman en zijn nazaten 12 1b. De Gentse tak: Joos, Adriaen en Laurens cum suis 15 1c. De eerste generatie in het Noorden 20

2. DE BEGINJAREN 1610-1614 30

2a. De erfenis van Gillis 30 2b. Een bevriende uitgever: Jan Evertsz Cloppenburgh 36 2c. Een bevriende auteur en een bevriende uitgever: Jacob van der Schuere en Daniel de Keyser 37 2d. Een bevriende uitgever: Passchier van Wesbusch 43 2e. Een bevriende drukker: Gillis van der Rade 44 2f. Concurrenten 46 2g. Contra-remonstrantse drukken 46 2h. Verborgen bijdragen aan collectieve edities 47 2i. Stadsdrukwerk 50 2j. Gelegenheidsdrukwerk 52 2k. Een roofdruk? 53 2l. Huizen, vrouw en kinderen 53 2m. Broers en zusters 56

3. HET BEGIN VAN EEN UITGEVERIJ: DE JAREN 1614-1618 59

3a. Vaste relaties: De Keyser en Cloppenburgh 60 3b. Een nieuw contact: Dirck Pers 61 3c. Een nieuw contact: de stad Beverwijk 62 3d. Een uitgave van Ampzing met Bogaert 62 3e. Het eerste eigen boek: Gael 63 3f. Een dopers raadsel: Jan Gerritsz van Emden 64 3g. De Haarlemse kerktwisten 65 3h. Aan de kant van de gematigden en de magistraat? 67 3i. Pamfletten van de radicaal orthodoxe partij 69 3j. Maurits’ machtsverzetting 73 1

3k. De oprichting van het gilde 73 3l. Meer kinderen en weer een groter huis 75

4. ALLES VERANDERT: DE JAREN 1618-1621 77

4a. Stadsdrukwerk 78 4b. Samenwerking met Simon Moulert 79 4c. Een zuinige editie voor Van Cloppenburgh 80 4d. Het laatste boek: Ampzings lofdicht uitgebreid 81 4e. Nieuw werk, een nieuw huis en nog een kind 82

5. INTERMEZZO: DE JAREN 1622-1627 90

5a. Twee afschrijvingen 90 5b. Schuttersprenten 92 5c. Overheidspublicaties 94 5d. Familie 95

6. EEN NIEUW BEGIN: DE JAREN 1627-1628 99

6a. Een stuk voor Brederode en terug in het gildebestuur 99 6b. Ampzings grote boek over Haarlem 100 6c. Het eerste contra-remonstrantse pamflet 107 6d. Rooman als neolatijns dichter 107 6e. Rooman als drukker van prenten en pamfletten 110

7. HET DRUKSTE JAAR: 1629 113

7a. Ampzings Liedboeken 113 7b. Ampzing en de Zilvervloot 114 7c. Van Hoorenbeeck en Den Bosch 116 7d. Pamfletten tegen oorlog of bestand 117 7e. Een anti-katholiek pamflet 119 7f. Een anti-remonstrants pamflet 120 7g. Amsterdamse partijtwisten 120 7h. Een pamflettenoorlog 121 7i. De Bogaert-pamfletten 126 7j. Routinewerk voor de stad 131 7k. Portretprenten 132 7l. De bedrijfsomvang 134

8. KANTELING: DE JAREN 1630-1633 136 2

8a. Alweer een verhuizing: naar het hart van de stad 136 8b. Doorgetrokken lijnen: stadspublicaties 137 8c. Doorgetrokken lijnen: gereformeerde vroomheid 139 8d. Doorgetrokken lijnen: anti-roomse drukte 140 8e. Doorgetrokken lijnen: pleidooien tegen de vrede en nieuwe triomfen in de oorlog 142 8f. Doorgetrokken lijnen: anti-remonstrantse geschriften 146 8g. Rooman en Ampzing: een stap te ver? 150 8h. Draaiende wind? Een economische verhandeling 153 8i. Draaiende wind: politiek toneel 154 8j. Een satire tegen het roken 156 8k. Draaiende wind: een oude tekst boven water 158 8l. Gedraaide wind: de kampioenen van de andere zijde 159 8m. Oude vriendschap en veilige teksten 164 8n. De dood als einde van een oude vriendschap 167 8o. Een nieuw begin: samenwerking met Zacharias 169 8p. Toevallige overblijfselen van een genre? 170 8q. Het Costerportret en het Costerbeeld 172 8r. Verwanten 176

9. DE JAREN 1634-1636 180

9a. Keuren en ordonnanties 180 9b. Nog een carmen en een herdruk 181 9c. Een pamflet met betrekking tot de oorlog 182 9d. Een oud genre: anti-arminiaanse verhandelingen 182 9e. Een nieuw genre in een nieuw formaat: romans 183 9f. Een keurige bestseller: Franciscus Heermans Annotatien 187 9g. Een collectieve onderneming: Flavius Josephus 188 9h. Grotiusvertalingen 190 9i. Samenwerking met Zacharias: de Reygersbergh- kroniek 194 9j. Samenwerking met Zacharias: Van Lansberghe 196 9k. De voorlaatste verhuizing: naar de Grote Houtstraat 198

10. DE LAATSTE JAREN ALS DRUKKER 1637-1642 200

10a. Stadspublicaties en kalligrafische initialen 200 10b. De Groot en Hogerbeets: Rooman bekent nog meer kleur 204 3

10c. Dominees van de Haarlemse classis 206 10d. Tussen roman en geschiedenis: Tamerlanes 209 10e. Het laatste huwelijksgedicht 210 10f. Een vreemd atavisme 211 10g. Een herdruk met een Amsterdamse ordonnantie 212 10h. Samenwerking met Zacharias: Junius 213 10i. Rooman als auteur en verzamelaar 214 10j. Familie: broers 219 10k. Familie: kinderen 223

11. EPILOOG: DE JAREN 1642-1649 229

11a. Het einde van het bedrijf? 229 11b. Het laatste boek en een onvoorziene dood 235

CONCLUSIE 236

LIJST VAN AFKORTINGEN 243

BIBLIOGRAFIE 245

BIJLAGE 1 LIJST VAN PUBLICATIES 254

BIJLAGE 2 INITIALEN, ORNAMENTEN EN MERKEN 455

BIJLAGE 3 ROOMANS INKOMSTEN 529

4

VOORWOORD

Deze scriptie is deels geschreven op een geleende MacBook van mijn begeleider Paul Dijstelberge, waardoor het mij mogelijk was om thuis in de database van siermateriaal Ursicula door te dringen. Daarmee werd mij veel tijd bespaard. Voor deze hulp en talloze aanwijzingen zij hem hartelijk dank gezegd. Mijn vriend en enkele van zijn vrienden en kennissen vertaalden uit de losse pols Latijnse teksten en hielpen met het lezen van ‘onleesbare’ zeventiende- eeuwse handen. Ook kreeg ik van hen informatie over de historische achtergronden, waartegen mijn hoofdpersoon en degenen met wie hij te maken had, opereerden. Zonder hun kennis had ik veel van de godsdienstige en politieke verhoudingen, die Roomans leven en de door hem gedrukte boeken bepaalden niet volledig hebben begrepen.

5

INLEIDING

Deze scriptie beoogt een inleiding te geven op het leven en het fonds van de drukker-uitgever Adriaen Rooman (1590-1649). Het is de voortzetting van een werkstuk dat ik eerder over Rooman gemaakt heb. Destijds waren mij al twee fenomenen opgevallen. Ten eerste, dat zich in de van hem bekende reeks publicaties een onverklaarde en destijds voor mij onverklaarbare onderbreking van circa zeven jaar voordeed. Ten tweede dat zijn fonds zich kenmerkte door de aanwezigheid van de twee uitgesproken vijandige richtingen die de politiek en de godsdienst van zijn tijd bepaalden. Mijn vraagstelling voor deze scriptie is derhalve: hoe zijn deze fenomenen te verklaren? Daartoe heb ik geprobeerd Roomans leven en fonds te reconstrueren en beide onderling te verbinden. Dat viel niet mee. Van het fonds zal mij nog het één en ander ontsnapt zijn. Het leven, laat staan de persoonlijkheid, bleek nog moeilijker grijpbaar. De verbindingen ertussen zijn vaak hypothetisch gebleven. Nochtans denk ik voor beide kwesties min of meer plausibele verklaringen te hebben gevonden. Bij de reconstructie van het fonds heb ik in de eerste plaats gesteund op de STCN. De belangrijkste aanvullingen kwamen uit archieven, vooral omdat daar de meeste plano’s worden bewaard, die de STCN niet registeert. Voor een stadsdrukker als Rooman is dat niet zonder belang. Daarnaast bleek het verstandig afzonderlijke bibliotheekcatalogi te raadplegen en een aantal digitale museale bestanden, waardoor omissies in de STCN aan het licht kwamen. Zeer terughoudend ben ik geweest in de toeschrijving aan Rooman van anonieme edities. Mijn aanvankelijk optimisme over de mogelijkheden daarvan op basis van intialen en ornamenten werd geleidelijk getemperd. Rooman heeft slechts een beperkt aantal houten typografische elementen gebruikt, die als zodanig als individuen zouden kunnen worden opgevat. Zo viel een gemakkelijk en betrouwbaar identificatiemiddel weg. De overgrote meerderheid van zijn afgedrukte sierletters bleek middels controle via het databestand Ursicula ook bij talrijke andere drukkers voor te komen en daarnaast uiterlijke kenmerken (sporen van spijkers en verbuigingen van het lood) te hebben die ze tot loden gietletters herleidden. In dat geval zijn pertinente toeschrijvingen mijns inziens alleen mogelijk wanneer overeenkomstige beschadigingen optreden bij een met zekerheid door een bepaalde drukker gebruikte letter en bij dezelfde letter in het toe te schrijven document.1 Dit nu bleek zich vrijwel nooit voor te doen. Beschadigingen zijn in

1 Zelfs bij deze overeenstemming is nog voorzichtigheid geboden, omdat een beschadiging in de gietvorm tot identiek ogende individuen kan leiden, cf. P. Dijstelberge , De beer is los (2007), p. 38. 6 overvloed aanwezig, maar hoogst zelden volstrekt identieke. De onderlinge relatie tussen de verschillende individuen valt dan niet vast te stellen. In paragraaf 3i ga ik in op een reeks concrete gevallen, waarbij ik aanvankelijk op grond van overeenstemmende initialen Rooman ‘verdacht’ van het drukken van een aantal radicale pamfletten, maar tenslotte op grond van andere overeenkomsten de Amsterdammer Jacob Jacobs als één van de drukkers ervan denk te kunnen aanwijzen. De loutere aanwezigheid van dezelfde gietletter heeft pas enige bewijskracht wanneer andere factoren mede daarvoor pleiten. In het geval van Adriaen Rooman is het bijvoorbeeld plausibel, dat de sierletters die zowel zijn vader als hij zelf afdrukten dezelfde individuen waren, ondanks kleine verschillen in de afdrukken, omdat het voor de hand ligt, dat Adriaen het typografisch materiaal van Gillis heeft overgenomen, toen hij deze hals over kop in diens drukkerij moest opvolgen. Mijn skepsis ten aanzien van toeschrijvingen louter op basis van voorkomen van dezelfde lettervormen kan ik het best illustreren aan de hand van enkele voorbeelden uit de catalogus van toeschrijvingen bij het proefschrift van de boekhistoricus Dijstelberge. Daarin wordt bijvoorbeeld Adolphus Venators Een claer ende doorluchtich vertooch uit 1611 met Rooman in verband gebracht.2 De enige initiaal in het pamflet, de 1: W heeft echter kleine beschadigingen, die dezelfde letter in een publicatie uit 1615 niet heeft.3 Daar heeft de 1: W wel allerlei andere en grotere beschadigingen, maar die doen niet ter zake, want die zouden tussen 1611 en 1615 ontstaan kunnen zijn. Andersom is natuurlijk onmogelijk. Nog duidelijker is dit argument tegen een toeschrijving toe te passen op Ralph Winwoods De derde oratie of diepe protestatie, eveneens uit 1611. De daarin aanwezige 1: M is van boven afgesneden en heeft een verbuiging in een poot van de letter, mankementen die noch in een 1: M van Rooman uit hetzelfde jaar, noch in een overeenkomstige letter uit 1628 voorkomen.4 Ik heb om deze reden de door door Dijstelberge gesuggereerde toeschrijvingen buiten het fondsbestand in de scriptie gehouden. Dat geldt ook voor sommige andere toeschrijvingen, die ik in de literatuur aantrof. Zo meent de kenner van het Haarlemse boekbedrijf Verhoeven dat Rooman de drukker was van een roofdruk uit 1610 met een vertaling van Hugo de Groots Tractaet vande oudtheyt van de Batavische nu Hollantsche Republique.5 Zeker met het oog op Roomans latere bemoeienis met de Grotiusedities zou dit een pikante vondst zijn, die goed zou passen in de ideologische ontwikkelingsgang van Rooman, die ik hierna probeer te schetsen. De identificatie van de drukker is echter slechts gebaseerd op het voorkomen van fleurons en enkele gotische

2 P. Dijstelberge (2007), p. 192 (nr. V2). 3 Bijlage 1, 1615-3. 4 P. Dijstelberge (2007), p. 195, cf. bijlage 1, 1611-3 en 1628-4. 5 G. Verhoeven, Antiquarische Adversaria (II), in De Boekenwereld 17 (2000), p. 78-80. 7 broodletters, die ook tot het bestand van Gillis Rooman hebben behoord. Mijns inziens is dat een veel te zwakke basis. Ook heel anderssoortige toevoegingen aan Roomans fonds heb ik geschrapt. Bijvoorbeeld die door Hellinga in zijn bekende Copy and Print. Bij zijn bespreking van drukproeven rekent hij twee pamfletten uit 1629 tot het fonds van Rooman, die op grond van de door de auteur betrokken politieke stellingname mijns inziens daarin niet thuis kunnen horen.6 In dit geval gaat het om niet begrepen impressa, waarin Rooman wel genoemd werd, maar met satirische bedoelingen, zoals verderop uitgelegd zal worden. De fondslijst, die ik als bijlage 1 heb toegevoegd, is uiteraard niet compleet. In het hierna volgende betoog kom ik terug op verscheidene structurele gebreken. De belangrijkste zijn het verlies van zeer vele overheidsstukken en van gelegenheidsgedichten. In het laatste geval is helemaal niet te schatten om hoe veel het gaat, in het eerste enigszins, omdat de betalingen van de stad aan Rooman gelukkig zijn overgeleverd. De logica wil immers dat in een jaar waaruit geen enkel stuk overgeleverd is en door Rooman een bedrag gedeclareerd is, dat min of meer overeenstemt met dat van een ander jaar, waarvan een deel de productie wèl bewaard is, minimaal ooit ongeveer hetzelfde kwantum aan stadpublicaties is gedrukt. Dichter bij de feitelijke hoeveelheden komt men echter niet. Verder gaan waarschijnlijk verscheidene bijdragen verscholen van Rooman aan werken waarbij meerdere drukkers betrokken waren. Ik heb daaraan een paragraaf met betrekking tot Jan Evertsz Cloppenburgh gewijd. En er zijn enkele voorbeelden, waar hij als drukker eenvoudig niet herkend is, omdat een colofon met zijn naam ontbreekt. Zo dook min of meer toevallig in het uitgeversfonds van zijn broer Zacharias een cultuurhistorisch belangrijke titel op, waarvan Adriaens aandeel als drukker tot nu toe aan de aandacht ontsnapt is. In de bijlage1 is de stand van zaken bij het afsluiten van de scriptie vast gelegd. Per jaar zijn nummers gegeven, die uitdrukkelijk niet de volgorde binnen dat jaar weergeven, maar alleen mijn eigen verwerkingsvolgorde, die van het toeval afhing. De chronologisering blijft dus beperkt tot het niveau van de kalenderjaren. Per nummer heb ik een beperkt aantal formele gegevens opgenomen, waardoor de betrokken publicatie gemakkelijk teruggevonden kan worden. Verder heb ik enige kenmerken genoteerd, die ik gebruikt heb bij het kwantificeren en ordenen van het fonds, zoals het aantal bedrukte bladzijden, de aanwezigheid van illustraties, de voorkomende sierinitialen en de plaats van Rooman in de productie: als drukker, als uitgever of als beide. Terwijl de sierinitialen, merken en ornamenten compleet zijn geïnventariseerd met codes die naar bijlage 2 verwijzen, geldt dat niet voor de

6 W. Gs. Hellinga, Copy and Print in the Netherlands. Amsterdam 1962, p. 144. 8 overige letters, waar alleen op het oppervlakkige niveau van lettertype is geordend. Voor een volledig begrip van het functioneren van de drukkerij, zou een diepgaande analyse vanzelfsprekend wel wenselijk zijn, maar die viel buiten het bestek van deze scriptie. Voor het gemak heb ik de niet in de STCN opgenomen publicaties in kleur gemarkeerd. Zoals gezegd, was de reconstructie van Roomans leven nog moeilijker, dan die van zijn fonds. Dat heeft ondermeer te maken met de slechte toegankelijkheid van veel Haarlemse archieven. Vooral in het notarieel archief, dat beperkt ontsloten is, zijn vermoedelijk nog veel stukken aanwezig, die ik niet gevonden heb. De bronnen, die wel boven water kwamen, laten zien hoe veel waardevolle persoonlijke informatie over Rooman en zijn familie nog verscholen moet gaan in de honderden folianten van de diverse Haarlemse notarissen die gedurende de relevante jaren in de stad opereerden. Ook de genealogische bronnen zijn verre van compleet toegankelijk. Gelukkig zijn er verschillende sites die het zoeken vergemakkelijken, maar veel materiaal ontbreekt daarin, omdat het nog niet opgenomen is, of omdat het eenvoudigweg niet meer bestaat. Dat laatste geldt ondermeer voor de in de oorlog jammerlijk verwoeste Middelburgse en andere Zeeuwse genealogische bronnen, die voor de Roomans essentieel zijn, omdat ze bijna allemaal voor kortere of langere tijd na hun vlucht uit Vlaanderen in Zeeland hebben verbleven. Met al deze beperkingen heb ik toch geprobeerd de eerste aanzetten tot een reconstructie van het verwantschapsnetwerk van de Roomans te geven, zowel het uitgebreide familieverband, waartoe ook talrijke beroemde kunstenaars behoren, als dat van de kring nauwer om Adriaen heen. Eveneens heb ik, vooral met behulp van het Haarlems Oud-Rechterlijk archief, Rooman op zijn tocht langs meer dan tien Haarlemse woon- en werkadressen proberen te volgen. Voorts heb ik waar mogelijk de archiefgegevens van het gilde gebruikt om de positie van zijn bedrijf binnen het geheel van de Haarlemse boekenwereld te plaatsen. En daarnaast heb ik zijn tot nu vrijwel compleet over het hoofd geziene beroepsactiviteiten buiten het boekenbedrijf met behulp van resoluties en rekeningen in het stadsarchief proberen bloot te leggen. De Rooman als docent Latijn leverde een belangrijke aanvulling op de Rooman als drukker en uitgever. Tenslotte heb ik natuurlijk elke snipper informatie, waaruit iets over zijn persoonlijkheid viel af te leiden, verzameld. Zijn eigen geschriften, waaronder enkele verrassende vondsten, vormden daarvoor de voornaamste bron.

Na lang wikken en wegen, heb ik voor een chronologische presentatie van het materiaal gekozen. De reden daarvoor was, dat gedurende de bewerking van de bronnen mij steeds duidelijker werd, dat in Roomans loopbaan een aantal perioden met eigen kenmerken valt te onderscheiden. In de conclusie typeer ik nog eens de diverse fasen. Ik onderscheid er acht, die met één, of twee 9 opeenvolgende hoofdstukken corresponderen. Deze periodisering is overigens zelf deel van de hypothetische integratie van fonds en persoonlijk leven. De overgangen tussen de perioden worden in de meeste gevallen zowel bepaald door veranderingen in de levensomstandigheden en de opvattingen van de drukker, als door veranderingen in de aard van het fonds. Het nadeel van een periodisering is, dat bepaalde onderwerpen, die daarin niet of minder goed in passen, zoals de stroom publicaties voor de stad of de lotgevallen van zijn naaste familieleden, toch eraan onderworpen worden. Door deze onder te brengen in telkens terugkerende afzonderlijke paragrafen is dat bezwaar enigszins ondervangen.

10

1. HERKOMST EN FAMILIE

De naam Rooman/Roman/Roomans/Romans is verbonden aan talrijke Zuid- en Noordnederlandse cultuurdragers van de vroege zestiende tot de late achttiende eeuw. Tot nu toe is niet geprobeerd om een verband tussen hen te leggen en een uitgebreide verwantschapsgroep te reconstrueren, waar ze allen deel van uitmaken. Toch heeft het er alle schijn van dat deze groep werkelijk bestaan heeft, zowel in objectieve zin, als, wat belangrijker is, in het bewustzijn van de leden van de groep. Dat nooit een poging gewaagd is om de Roomans bijeen te brengen, heeft met verschillende factoren te maken. Allereerst de verstrooiing van de familie tijdens de Opstand. Vanuit haar kerngebied, grofweg het zuidelijke Waasland en Gent, vluchtte het calvinistische deel van de verwanten naar Zeeland en Holland. De overigen kozen voor Spanje, Rome en hun Vlaamse zekerheden. Een heel andere factor is de beperkte blik van veel onderzoekers. De Vlamingen onder hen interesseerden zich niet meer voor de lotgevallen van hun landgenoten, vanaf het moment dat ze naar het Noorden vertrokken waren en Nederlanders namen zelden de moeite om meer te vermelden dan de Zuidnederlandse plaats van herkomst van hun onderzoeksobject. Zo kon het gebeuren, dat slechts weinigen zich realiseren, dat de Roman van Willem III en Het Loo en de Roman van Lodewijk XIV en de Pont Royal leden van dezelfde Gentse familie waren.7 Niet alleen leven Belgische en Nederlandse historici in hun eigen wereld, hetzelfde geldt voor veel kunst- en boekhistorici. Dat heeft ertoe geleid, dat in de ene discipline de drukkers en uitgevers van het geslacht Rooman goede bekenden zijn, maar geen notie bestaat van de grote kunstenaars van dezelfde naam. En andersom, dat de meeste kunsthistorici geen idee hebben, dat naast de bouwmeesters en beeldsnijders ook diverse drukkers met de naam Rooman hebben gewerkt. En dan spreken we maar helemaal niet over het intellectueel isolement van de bierkenners. De oudste Vlaamse familiebrouwerij heet Roman. De huidige eigenaars afficheren zich als de veertiende generatie en voeren de oorsprong van hun bedrijf terug op de baljuw Joos Rooman die in 1545 in Mater bij Oudenaarde een herberg annex maalderij, mouterij en brouwerij opende. Dat ook deze brouwers waarschijnlijk tot dezelfde verwantschapsgroep behoren, is bij mijn weten nog niemand opgevallen. Een laatste factor die verantwoordelijk is voor het verlies van het overzicht op de samenhang tussen de Roomans is de catastrofale aanval op

7 In de kunsthistorische en boekhistorische literatuur die ik onder ogen heb gehad, wordt de onderlinge verwantschap van de Ro(o)mans niet genoemd. 11

Middelburg in de meidagen van 1940. Met één van de mooiste stadscentra van Nederland vernietigde een vuurzee ook grotendeels de zeer belangrijke oude Zeeuwse archieven, in beide gevallen een onvervangbaar verlies. Daarmee gingen de gegevens verloren, zowel over de generatie Roomans die Zeeland als tussenstation had gebruikt alvorens verder naar het Noorden te trekken, als over de grote groep, die er is blijven hangen, ongetwijfeld nog lang in de hoop dat de herovering van Vlaanderen verder zou reiken dan Aardenburg en Hulst. Zo kon Adriaen Rooman, net als bijvoorbeeld Lieven de Key, in de moderne literatuur nagenoeg gereduceerd worden tot een representant par excellence van het Haarlems chauvinisme, dat tijdens het glorieus herstel van de stad na de rampzalige jaren van beleg, bezetting en stadsbrand hoogtij vierde. Dat was hij òòk. Maar daarnaast maakte hij deel uit van een netwerk van Vlamingen, verbonden door bloedverwantschap en een gemeenschappelijk verleden. Lokeren, Gent en sinds de jaren’80 ook Middelburg vormden daarvan de middelpunten. Verder reikte het naar Rotterdam, Den Haag, Leiden, Haarlem, Amsterdam, Utrecht en zelfs tot Groningen. De Gentse dominicaan Frans Rooman zal het nog uitbreiden naar Maastricht en Parijs. Het is binnen het bestek van deze scriptie niet mogelijk het weerbarstige en omvangrijke genealogische materiaal volledig bevredigend te ordenen en het geslacht Rooman compleet te reconstrueren. Het is de vraag, of dat überhaupt mogelijk is, niet alleen vanwege de Zeeuwse lacunes in het bronnenbestand, maar ook omdat de geschiedenis van de familie terugreikt tot de late middeleeuwen en daarmee tot een periode van voor de systematische registratie van doop-, trouw- en begraafgegevens. Maar enig inzicht in de omvang van het geslacht en in de onderlinge relaties zowel vòòr als na de tijd van Adriaen Rooman is wel te geven.

1a. Een Lokerense tak: Joos Rooman en zijn nazaten

Een tijd- en naamgenoot van de herbergier-molenaar-brouwer Joos Rooman uit Mater, was een Joos Rooman uit Lokeren. Wij kennen hem omdat in 1687 een Rotterdamse nazaat heeft geprobeerd de familie van zijn moeder, Susanna Roman, in kaart te brengen.8 Merkwaardig genoeg onthult hij zijn eigen identiteit niet, maar het ging om één van de drie zonen van deze Susanna en haar man Aelbert Klaessen de Haes, die Klaes, Melchior en Jan heetten. Als de Klaes en Melchior Aelbertsz, die in Rotterdam in 1649 en 1654 begraven werden, de andere zonen waren, dan moet Jan de Haes de schrijver van de genealogische notities zijn geweest.9 Hoe dat ook zij, de auteur was op gevorderde leeftijd, want zijn ouders waren 74 jaar eerder getrouwd en Susanna Rooman was al in 1625 overleden.

8 CBG, Dossier Roman (DOSSNL 032639). 9 SA Rotterdam 9999-8 (Begraven 1640-1649) en 9999-9 (Begraven 1650-1659). 12

Zijn reconstructie van het familieverband moet dan ook met voorzichtigheid worden gehanteerd. Betrouwbaar zullen wel de gegevens over zijn grootvader Melchior Rooman zijn geweest. De auteur kent diens graf in de Laurenskerk en diens leeftijd bij zijn dood, wat het hem mogelijk maakt voor deze Melchior de levensjaren 1541-1626 vast te leggen. Belangrijk is ook dat de familietraditie bewaard heeft dat Melchior in juni 1584, op de dag van de grote brand van het stadje Lokeren, temidden van de woelingen van de oorlog, Vlaanderen verlaten heeft en naar het Noorden is uitgeweken. Een eeuw later, in 1686, is De Haes zelf in Lokeren op zoek gegaan naar nadere gegevens en in papieren op het stadhuis aldaar vond hij de naam van zijn overgrootvader (Joos Rooman) en van zijn wellicht nog in Lokeren overleden grootmoeder (Katalijna van Lent). Niet zonder belang is een vermelding in het Lokerse schepenboek op 1579 die hij kennelijk in het voorbijgaan aantrof : Adriaen Roomans 9 kinderen. De naspeuringen van De Haes hebben nog andere informatie opgeleverd, die voor mijn stelling dat het netwerk bleef functioneren van groot belang is. Van grootvader Melchior (althans dat neemt de genealoog aan) heeft hij ook een zilveren zingnet onder ogen gekregen met het omschrift Melchior Rooman schepen in Loockeren int lant van Waes. Voor De Haes was ongetwijfeld het prestige van het schepenambt het belangrijkst en hij zal alleen om die reden al graag hebben verondersteld, dat deze Melchior zijn grootvader was. Dat is ook zeer goed mogelijk, al kan de zegelring ook aan een andere Lokerse Melchior Rooman hebben toebehoord. Voor ons is belangrijker, hoe De Haes met de zegelring in contact kwam. Hij zag deze namelijk, zoals hij zegt, op de begrafenis van Steven Vermaet. Dat moet in 1653 geweest zijn, want toen overleed een zekere Steven Stevens Vermaet, die getrouwd was met Maeijcken Goverts. een nichtje van de auteur en de dochter van Govert Goverts en Margriete Rooman, de zuster van zijn moeder Susanna.10 En wie was daar ook op de begrafenis met het oude Lokerse familiestuk in zijn bezit? Dat was neeft Pieter Roomans van Schoonhoven. Daarmee valt veel op zijn plaats. Pieter Roomans was namelijk de zoon van ‘onze’ drukker Adriaen. We komen hem veel verderop nog tegen. Het feit dat hij in het bezit was van de zegelring van ‘de’ of van een Lokerse Melchior is natuurlijk al veelzeggend voor de verwantschapsrelaties. Maar meer zegt nog, dat neeft Pieter nog in 1653 de moeite nam om een begrafenis van een aangetrouwd familielid van de Rotterdamse tak van de Roomans te bezoeken. Niet alleen bewijst de ring de oude Vlaamse bloedverwantschap van de Haarlemse en de Rotterdamse Roomans, het begrafenisbezoek toont de kracht van die verwantschapsbanden, ook driekwart eeuw nadat de familie door oorlog en godsdiensttwisten uiteengeslagen was.

10 SA Rotterdam, 9999-9 (Begraven 1650-1659). 13

De Rotterdamse genealoog heeft zich verdienstelijk gemaakt door de Lokerse tak nog verder in kaart te brengen. Aangezien hij zijn bronnen telkens noemt, is het mogelijk de meer en de minder zekere delen van zijn familiereconstructie te onderscheiden. De oude Joos Rooman had nog meer kinderen dan Susanna’s vader Melchior. Vrij zeker hoorde een Jacob onder hen. De Haes beschikte over brieven uit Lokeren van de hand van de zoon van deze Jacob, die zelf ook weer Joos heette en die in het midden van de zeventiende eeuw in Lokeren notaris was. De scheiding tussen calvinistische vluchtelingen en katholieke blijvers liep dus waarschijnlijk tussen Melchior en Jacob. Veel minder zeker is de positie van Adriaen, Jan, Adryanika en Pieter, over wie De Haes alleen onduidelijke gegevens uit familiestukken te pakken heeft gekregen. Adriaen kent hij uit een bijbel, die in 1686 Den Bosch berustte bij een Joos Rooman. De notities daarin maakten een reconstructie mogelijk van de volgende tak: Adriaen → Joos (*1557) →Jan→x (De Haes was diens naam vermoedelijk vergeten)→Joos (bezitter van de bijbel). Adriaen zou een oudere broer van Melchior kunnen zijn, maar ook diens oom, dus een broer van stamvader Joos. Misschien was het dezelfde, die in 1579 als vader van 9 kinderen in het Lokerse schepenboek werd genoemd. Over Jan vond hij een notitie in het bekende gereformeerde Huysboeck van Heinrich Bullinger, dat Melchior op zijn vlucht uit Lokeren had meegenomen. Een niet met name genoemde nog jeugdige zoon van Jan vermeldde daarin dat hij woonde bij zijn oom Melchior in de Nieuwstraat te Lokeren. Jan zal dus aan de calvinistische kant hebben gestaan. Wat er van hem en zijn zoon geworden is in de woelingen van de jaren ’80 is onbekend. Adryanika, die we verder gewoon Adriaentje zullen noemen, was blijkens een brief uit Lokeren die veertig (!) jaar eerder in Rotterdam door haar gelijknamige kleindochter was afgegeven, een zuster van de oude Joos, dus een tante van Melchior en een oud-oudtante van De Haes. Aannemelijk is dat haar tak, waaruit de Roomannaam verdwenen was, tot de katholieke achterblijvers moet worden gerekend. De Haes kent hen duidelijk niet. Pieter en zijn nazaten zijn het meest belangwekkend. Helaas weet De Haes ook van hem zelf vrijwel niets. Hij reconstrueert Piters naam uit het feit dat zijn beide zonen, Joos en Laurens, hun eigen zonen beiden ook Pieter noemden. Verondersteld, dat Pieter een broer van Melchior was, dan zou hij in de migratiegolf van de jaren ’80 kunnen zijn meegespoeld naar het Noorden. Het kan ook, dat pas zijn beide zonen Vlaanderen verlaten hebben. Hoe dan ook, met deze tak van de familie komt voor het eerst de Zeeuwse connectie en de verbinding met de beroemdste Romans in zicht. De Haes heeft zijn informatie op dit punt in 1687 namelijk gekregen van niemand minder dan de grote architect Jacob Roman zelf. Typerend voor het relatief geringe aanzien van architecten, die vaak werden beschouwd veredelde 14 timmerlieden, beschrijft hij deze alleen als woonende tot Leyden zonder te vermelden dat het om de stadsbouwmeester ging.11 Dankzij Jacob heeft De Haes weet van diens vader (de beeldsnijder Pieter), diens grootvader Laurens en van Laurens’ broer Joos, eveneens met een zoon Pieter. Allen zijn naar Middelburg vertrokken en daarmee door het jammerlijk verlies van de archieven in zekere zin in de nevelen verdwenen. Joos en zijn zoon Pieter waarschijnlijk voorgoed. Vermoedelijk zijn beiden in Middelburg gestorven zonder nakomelingen, zoals De Haes van Jacob gehoord heeft. Ook de voorouders van de architect kunnen niet meer in de Zeeuwse bronnen worden opgespoord. Maar gelukkig biedt het Haagse Gemeentearchief hier enige uitkomst. In het Haagse ondertrouwboek is namelijk Pieter Romans huwelijk met Elizabeth Bloot geregistreerd in 1633. En daar staat dat de bruidegom een jm. van Middelburg was.12 Uit een andere bron valt af te leiden dat de beeldsnijder Pieter in 1607 geboren was.13 Daarmee is de informatie van De Haes grotendeels bevestigd. Een vraagteken moet echter geplaatst worden bij de eerdere generaties. De Haes had uit de naamgeving een Pieter gereconstrueerd, die de vader van Laurens en Joos en zelf weer een zoon van de oude Joos zou zijn. Jacob Roman, die pas in 1640 uit een tweede huwelijk van zijn vader geboren was, kende deze oudere generaties niet - zijn kennis reikte niet verder terug dan zijn vader en zijn grootvader, waarbij het de vraag is, of hij de laatste nog in levende lijve meeft meegemaakt. In 1687, toen hij De Haes één en ander over de familie vertelde, was zijn vader alweer 17 jaar overleden en het geboortejaar van de grootvader Laurens moet op zijn minst een eeuw, waarschijnlijk veel verder, terug hebben gelegen. De veronderstelde overgrootvader en betovergrootvader onttrokken zich volledig aan zijn blik. Als het anders was geweest, had De Haes in zijn jacht op oude familiegegevens er zeker gewag van gemaakt. Er is een goed inhoudelijk argument om voor de Middelburgs-Haags- Leidse lijn, die tot een eind in de 18e eeuw zou doorlopen, niet naar de Lokerse tak van de familie te kijken, maar naar een ander deel van het geslacht, waar De Haes geen enkele weet van had. In zekere zin vormde dat deel de hoofdtak. Want met alle respect voor de provinciale notabelen uit Lokeren, zij verbleken bij een vergelijking met de Roomans uit de Vlaamse metropool Gent.

1b. Een Gentse tak: Joos, Adriaen en Laurens cum suis

Ruim een eeuw voordat de bouwmeester van Willem III naam zou maken, schreven Roomans al architectuurgeschiedenis. Vanaf de jaren ’40 van de

11 Een goede monografie over Jacob Roman ontbreekt nog steeds. De meeste gegevens over hem zijn te vinden in J. Terwen-de Loos, Jacobus Roman, architect, 1640-1716, in: Bouw 15 (1960), p. 704-709. 12 GA Den Haag, 0377-01, 0377-01 (Huwelijken, 9-10-1633 en 24-10-1633) 13 Het in noot 8 genoemde CBG-dossier (DOSSNL 032639) bevat een aanvulling uit 1956 van de genealoog M. Thierry de Bye Dolleman, die twee Haagse notariële akten uit 1657 van deze Pieter gevonden heeft, waaruit het geboortejaar 1607 kan worden afgeleid, omdat Pieter als leeftijd ‘50’ opgeeft. 15 zestiende eeuw speelden drie broers Rooman een vooraanstaande rol in het Gentse bouwbedrijf. Laurens verschijnt in 1548 als smid in de rekeningen van de St.-Baafs, in 1564 maakte hij het nieuwe kruis op de St.-Baafstoren en nog in 1589 ontving hij betalingen van de proosdij. Daarnaast leverde hij werk aan talrijke andere kerken in Gent en was hij tot zijn dood stadssmid.14 Adriaen is vanaf 1551 in de rekeningen van de St.-Baafs terug te vinden. Hij was schrijnwerker-beeldsnijder. In 1568 ontwierp en maakte hij voor de kerk twee monumentale koorafsluitingen, die aansloten bij het beroemde doksaal van Jan de Heere. Ook hem komt men nog tientallen jaren later tegen: in 1589-1590 maakte hij nog een altaartafel voor de St. Jacobskerk.15 De activiteiten van Laurens en Adriaen in de jaren 1589 en 1590 maken duidelijk, dat zij in 1584 niet waren uitgeweken en ook dat ze niet aarzelden katholieke opdrachten aan te nemen. Net als in Lokeren wijst dat op een breuklijn binnen de familie, want het liep heel anders met de derde en meest bekende broer in het Gentse bouwvak. Dat was Joos Rooman, die geldt als de ontwerper van de Proosdijgevel en de Bollaertskamer en die samen met Lieven de Key de Oude de meest prominente rol speelde bij de overgang van de Gentse late gothiek naar de renaissance.16 Behalve voor de kathedraal en de andere kerken, werkte hij ook voor de stad. In elk geval vanaf 1567 was Joos Rooman de stedemets (stadsmetselaar) en daarmee ook formeel de leider van de stedelijke bouwactiviteiten. Anders dan zijn broers ging Joos volledig mee in het beleid van de calvinistische stedelijke overheid die de Gentse republiek van 1578 tot 1584 regeerde. In deze tragische en bizarre jaren hielp hij, net als De Key, enerzijds mee aan de sloop van de oude gotische glorie van de stad, anderzijds aan nieuwbouw in de moderne vormentaal van de hervormers. Toen de roomse restauratie in 1584 toesloeg, werden gereformeerden van zijn slag omgebracht of verdreven. De katholiek georiënteerde Vlaamse kunstgeschiedenis heeft zich om de lotgevallen van deze beeldenstormers, voorzover ze de machtswisseling overleefden, weinig bekommerd. Zo kon het gebeuren, dat alle sporen van Joos Rooman nog steeds dood lopen in het dramatische jaar 1584.17 Dat geldt ook voor een deel van zijn verwanten. Goed, zijn broers Adriaen en Laurens, net als Joos inmiddels minstens zestigers, bleven in de stad, zoals we hebben gezien. En Vlaamse architectuurhistorici hebben in de zeventiende eeuw ook kleinkinderen van Joos gevonden, die het Gentse bouwbedrijf van de familie hebben voortgezet. Uit hun midden komt de

14 E. J. Roobaert, Bijdrage tot de Activiteit van een 16de-eeuwse Kunstenaarsfamilie: de Gebroeders Joos, Adriaan en Laureins Rooman te Gent, in : Bulletin. Musées Royaux des Beaux-Arts/Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, 7 (1958), p. 226 en 238. 15 Roobaert (1958), p. 216 en 228. 16 Over het kunsthistorisch belang van de Bollaertskamer: F. van Tyghem, De Bollaertskamer, in: Vlaanderen 25 (1976), p. 218-221. Over de plaats van Lieven de Key en Joos Rooman in de Gentse architectuur: M.C. Laleman, Joos Rooman en Lieven de Key, in Vlaanderen 25 (1976), p. 222-223. 17 Laleman (1976), p. 222. 16 volgende grote architect voort, de achterkleinzoon Frans Rooman (1647-1735), de dominicaanse bruggenbouwer van Lodewijk XIV. 18 Maar wat gebeurde met de rest van de familie? Joos was zeker niet de enige die het nieuwe geloof had omhelsd. De rekeningen van de stad en de kathedraal over het boekjaar 1584-1585 leveren tenminste nog een tweede smid op, die Jan Rooman heette en een tweede schrijnwerker, een Pieter Rooman.19 Beiden zijn nadien niet meer terug gevonden. En Joos had in Martinus tenminste één zoon, die in de calvinistische jaren met hem had samengewerkt.20 Bovendien, de familie had recente protestantse martelaren in haar gelederen. Het Gentse Martyrologium vermeldt voor 5 december 1572 de onthoofding van onder andere Joos en Ghileyn Rooman, de zonen van een Joris Rooman omdat se hemlieden metten guesen ghemoyt hadden binnen Audenaerde. De beul had voor sommigen vijf bijlslagen nodig om hen af te maken, omdat hij door de ketters betoverd was.21 Die bloedige slachtpartij zal een deel van de Roomans twaalf jaar later nog niet vergeten zijn of verdrongen hebben. De steun aan de Geuzen in Oudenaarde van de Gentse Roomans versterkt overigens de veronderstelling dat er relaties waren tussen de gelijknamige, daar woonachtige brouwers en de Gentse familie. Nader onderzoek in de Vlaamse archieven zou misschien meer duidelijk maken over de gereformeerde Roomans, maar deze archieven zijn niet gedigitaliseerd en ook anderszins nog nauwelijks ontsloten. Er zit dus voorlopig niets anders op dan toch te proberen tussen de resten van de Zeeuwse archiefbronnen enig spoor van hen op te pikken. We zagen dat Joos een verwant (een broer, een neef ?) had die smid was en die Jan heette. Net als Joos verdwijnt hij spoorloos uit Gent in 1584. Maar in 1592 trouwt een Jan Rooman in Middelburg met Jaquemynken van Weymaess, een weduwe uit Nederbrakel (bij Oudenaarde). Wat meer zegt, is dat Jan zelf een weduwnaar uit Gent blijkt te zijn! In 1596 en 1600 is hij ouderling van de Middelburgse gereformeerde gemeente, wat wijst op een zekere leeftijd, een zeker aanzien en een vast verankerde orthodoxie. Het is wel zeer verleidelijk in deze Jan Rooman één van de missende schakels tussen de Gentse familie en het Noorden te zien. En dan ook tussen de Gentenaren en de Haarlemmers! In 1591 wordt in Haarlem Gillis Roomans zoon en Adriaen Roomans jongere broer Johannes geboren. Het kind is naar de eerste doopgetuige vernoemd, die in het register Jann Rooma heet.22 De ongelukkige spelling wijst erop, dat deze geen

18 Laleman (1976), ibid. 19 P. Rogghé, De Gentse Bouwmeesters en Metselaars tijdens de Calvinistische Republiek, in: Appeltjes van het Meetjesland 19 (1968), p. 110. Rogghé t.a.p. noemt twee maal een Jan Rooman zonder duidelijk te maken of het om dezelfde persoon ging. Hij sluit niet uit dat tenminste één Jan Rooman een vierde broer was in de generatie Joos-Adriaen-Laurens. 20 Rogghé (1968), p. 112-113 draagt enkele gegevens aan, die erop wijzen dat deze Martin uiteindelijk, anders dan zijn vader, zich weer aan de roomse zijde schaarde. 21 A.L. Verheyden, Het Gentse Martyrologium. Werken uitgegeven door de Faculteit van de Wijsbegeerte en Letteren. Rijksuniversiteit te Gent 96. Brugge 1945. De Tempel, p. 57. 22 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 348, nr. 240 [nog verwijzing naar archiefgegevens]. 17

Haarlemmer was, maar vermoedelijk de Gents-Middelburgse weduwnaar, die goed Gillis’ oom kan zijn geweest. Iets dergelijks geldt ook voor de Pieter Rooman, die in 1599 als doopgetuige in Arnemuiden voor de migrantenfamilie Pinceel opduikt. Zou het de verdwenen Gentse schrijnwerker kunnen zijn? Interessant is, dat de Roomans van 1593 tot 1599 zes maal doopgetuigen aan deze familie leveren. De Middelburgse Jan fungeert als zodanig, maar ook een Lievina Rooman, die in Middelburg in 1597 als jongedochter uit Gent trouwt met een Gentse weduwnaar.23 En ook een Laurens Rooman is in 1603 doopgetuige voor de Pinceels. De smid Laurens, die de broer van Joos was, verbleef in elk geval nog in 1589 in Gent. Zou hij alsnog de ommezwaai naar het protestantisme hebben gemaakt en nagekomen zijn, of moet eerder aan een Laurens uit de volgende generatie worden gedacht? Hoe dan ook, de gedachten gaan onmiddellijk uit naar de vader van Pieter Roman, de Haagse beeldsnijder. Dankzij diens zoon Jacob weet men, zoals we eerder zagen, dat zijn vader Laurens heette en in Middelburg was beland, waar Pieter in 1607 geboren was. De Rotterdamse genealoog had deze Laurens een min of meer hypothetische plaats gegeven in zijn Lokerse stamboom. Maar De Haes wist niets van de Gentse tak van de familie en Jacob Roman had kennelijk geen weet van Lokerse voorouders. Het ligt dan ook veel meer voor de hand om de Laurens Rooman, die in 1603 de naar hem vernoemde boreling Pinceel ten doop hield een plaats onder de Gentse vluchtelingen te geven. Het sterkst pleit natuurlijk daarvoor dat de Haagse Pieter Rooman en trouwens ook Jacob, voordat hij zich op de architectuur richtte, het beeldsnijden en schrijnwerken op het zeer hoge niveau hebben voortgezet, dat in Gent tenminste door Adriaen en een oudere Pieter al werd beoefend. Het kan haast niet anders of ook in dit opzicht heeft Middelburg een scharnierfunctie gehad. Als Pieter in 1633 van daar naar Den Haag verhuist, moet hij zich al op Walcheren overeenkomstig de familietraditie hebben geschoold in de kunstzinnige houtbewerking. Dat hij weldra doordrong tot het stadhouderlijk hof zal alles te maken hebben met de Gentse kwaliteit, die ook in Middelburg hoog gehouden was. Misschien levert een gelukkige vondst ooit nog de naam op van de Rooman (of van iemand uit de naaste omgeving van het geslacht), die deze artistieke verbinding gelegd heeft. Pieters vader Laurens is zelf een potentiële gegadigde voor die rol. Dat De Haes niets daarover zegt, is geen argument ertegen, want deze brave Rotterdammer had, zoals eerder bleek, niet veel

23 Zeeuws Archief, 164, 70. Het is verleidelijk om te veronderstellen, dat de naam Lievina in de familie gekomen is via een huwelijk tussen een telgen uit de twee belangrijkste Gentse bouwmeestersgeslachten, de Roomans en de De Key’s. Lieven/Lievina is geen gebruikelijke naam in de eerste familie, maar frequent gegeven aan leden van de tweede. 18 belangstelling voor artistieke kwaliteiten. De Lokerse schepen Melchior en de Lokerse notaris Joos imponeerden hem veel meer.24 De meest interessante van de doopgetuigen van de Pinceels kwam in 1597 naar Arnemuiden. Dat was Gillis Rooman. Voorzover bekend, liep er in dat jaar maar één Gillis van die naam in het Noorden rond, de drukker uit Haarlem, de vader van Adriaen. Zijn komst naar Walcheren en zijn plaats in de stoet Rooman-peetvaders en -moeders levert het zoveelste bewijs van de voortgezette contacten tussen de verschillende takken van de familie.25 Er is nog een ander bewijs voor de relatie tussen de Haarlemse drukkers en de overige Gentse Roomans. Laceulle-van de Kerk (1907-1988), die het Haarlemse boekbedrijf van de zestiende eeuw heeft beschreven, heeft in Gent een tweede genealogie uit de zeventiende eeuw opgespoord. Waarschijnlijk was zij enigszins overweldigd door de hoeveelheid Roomans, die zij bij een bezoek aan het Gentse archief aantrof en die destijds net zo min als thans met enkele dagen, misschien zelfs niet met enkele maanden onderzoek bevredigend geïnventariseerd zou kunnen worden. Met begrijpelijke vreugde heeft zij zich vervolgens min of meer verlaten op een poging in 1667 van een zekere Maximiliaen Reijnax uit Gent om een genealogie te maken van de familie van zijn vrouw en haar moeder om zo zijn verwantschap met de Haarlemse Roomans te bewijzen. Anders dan De Haes twee decennia later was Reijnax echter niet belangeloos. Het ging hem om het bewijs dat zijn vrouw en daarmee hij zelf het recht hadden om mee te delen in een erfenis, wat meestal niet het beste uitgangspunt is voor zorgvuldig en objectief onderzoek. Maar ook als men niet alle details van Reijnax’ voorstelling volgt, dan nog is de hoofdlijn van zijn genealogische poging voor ons van belang. Zo goed als de Noordnederlandse Roomans zich minstens nog een eeuw bewust waren van hun onderlinge en van hun Vlaamse relaties, zo goed bleken sommige Vlamingen kennelijk nog tot diep in de 17e eeuw hun verbondenheid met de naar het Noorden vertrokken ketters te onderhouden. Reijnax construeert de volgende relaties: een zekere Jan Rooman had drie zonen Joos, Adriaen en Laurens. We herkennen daarin de drie broers met hun prominente plaats binnen het Gentse bouwvak van de zestiende eeuw. Van hen zou Joos weer zes kinderen hebben gehad, de zoon Martin en vijf dochters. Eén van deze dochters, Joosyntken geheten, was de moeder van een Maria, met wie Reijnax zelf getrouwd was. Van Laurens worden geen kinderen vermeld, maar wel van Adriaen, namelijk een zoon Gillis. En dat moet de latere Haarlemse drukker zijn geweest. Van Gillis kent Reijnax weer twee kinderen, Zacharias en

24 Het bij het CBG bewaarde handschrift is evident niet geschreven door een hoog geschoolde. Daarvoor bevat het te veel onvastheden in de spelling (e. g. Mellighior naast Melchior, mecieve voor missive, zingnette voor signet etc.) en syntaxis. 25 Het contact met de Pinceels liep ook de Haarlemse richting op. Een Pieter Pincheel verkoopt in 1602 aan Gillis Rooman een huisje in de Achterkamp (nu Essenstraat). Misschien had deze Pinceel zich in de voetsporen van de drukker naar Haarlem begeven. Mogelijk was hij een drukkersknecht. Het huisje lag in een arme buurt tussen de Oude Gracht en de Kampervest. Cf. NHA 3111, 287 (ORA, Transportregisters). 19

Maria. Deze Maria was degene om wier erfenis het handelde. In Reijnax' constructie waren beide Maria's, zijn vrouw en de overledene achternichten. Laceulle heeft op meerdere fouten en onvolledigheden in Reijnax' genealogie gewezen en die gecorrigeeerd en aangevuld, maar voor ons is natuurlijk de hoofdzaak dat de drukkers-Rooman door hem worden herleid tot de Gentse tak van Adriaen, waartoe ik geneigd ben ook de Middelburgs-Haagse beeldsnijders en architecten te rekenen.26

1c. De eerste generatie in het Noorden

Als we Gillis opvatten als een uitgeweken zoon van een Gentse beeldsnijder Adriaen, die zelf in 1584 in Gent bleef wonen, dan verklaart dat ook waarom Adriaens vader in Haarlem aanvankelijk een enigszins geïsoleerde indruk maakt. Het patroniem Adriaensz heeft hij bij mijn weten nooit gebruikt, terwijl dat destijds toch zeer gangbaar was.27 Hoe dan ook was hij in aanvankelijk de enige Rooman, die niet alleen het inmiddels weer Spaanse Gent achter zich had gelaten, maar ook de eerste die zich dadelijk had verwijderd van de rest van zijn calvinistische verwanten, die zich in Zeeland hergroepeerde. Weldra zouden anderen in zijn spoor volgen. De details van Gillis' vertrek uit Gent en zijn komst naar Haarlem zijn in nevelen gehuld. Laceulle heeft hem al in 1580 in Londen teruggevonden in het Stationers' Register, waarin iedereen die werkzaam wilde zijn binnen het boekenbedrijf werd opgenomen. Hij wordt op 3 october geregistreerd bij master Myddleton.28 Zijn vermelding in het register is echter weer doorgestreept en hij komt in geen enkele andere Engelse bron voor, ook niet in de kerkelijke registers.29 Laceulle speculeert, dat hij wellicht meteen naar Haarlem is doorgereisd om bij Antonis Ketel in dienst te treden. Elke aanwijzing van zijn verblijf aldaar ontbreekt echter tot 1584. Nu is 1584 geen willekeurig jaar voor Gentenaren, zoals hiervoor overvloedig bleek. Het had voor de grootste stad van Vlaanderen dezelfde betekenis als 1585 voor de Brabantse metropool Antwerpen. Meer voor de hand ligt dan ook de hypothese, dat Gillis in 1580 slechts kortstondig naar Londen is uitgeweken, maar meteen daarna weer teruggekeerd is. Misschien behoorde hij tot de partijgangers van de calvinistische scherpslijper Jan van Hembyse, waarvan er wel meer na diens val in dat jaar de stad verlaten hadden.30 Toen de gemoederen weer enigszins bedaard waren, kan hij besloten hebben terug te

26 Laceulle-van de Kerk, bijlage 215 27 Hoewel speculatief, zou dit geïnterpreteerd kunnen worden als een teken van verwijdering tussen vader en zoon. 28 E. Arber (ed.), A Transcript of the Registers of the Company of Stationers of London 1554-1640 A.D. (1875), p. 324. 29 Laceulle, p. 87 30 Rogghé (1968), p. 115-116. 20 keren. Om vervolgens in het jaar van de definitieve ommekeer en de grote uittocht, 1584, alsnog en nu voorgoed te vertrekken. De parallel met Lieven de Key jr. en een deel van diens familie dringt zich op. Ook van hem is verondersteld dat hij al in 1580 Gent verlaten zou hebben. Maar ook hij is toen ofwel slechts korte tijd uitgeweken, ofwel in de stad gebleven, totdat in Gent in 1584 geen plaats meer was voor calvinisten. De lijnen lopen nog verder evenwijdig, want ook De Key vertrok eerst naar Londen, om na zes Engelse jaren Rooman in Haarlem terug te zien.31 Rooman had zich in de tussentijd aan het Spaarne de zekerheden verschaft, waar vluchtelingen veelal naar op zoek zijn: werk, een huis en een vrouw. Ze waren nauw met elkaar verbonden. In alle drie gevallen was hij de opvolger van de sinds 1581 als stadsdrukker werkzame Antonis Ketel. Deze moet niet lang na het laten opmaken van een testament door hem en zijn vrouw Hermanna Mulers op 9 september 1583 zijn overleden. Hij was op die dag al sieckelyck naer den lichame ende te bedde leggende.32 Zoals we zagen, zou Gillis in de voorkeursvisie van Laceulle de meesterknecht van Ketel geweest zijn. Hij zou dan dadelijk na diens dood het bedrijf hebben voortgezet en misschien ook al in Ketels huis aan de Zuiderstraat hebben gewoond. Deze had van de stad de beschikking gekregen over de ‘keuken’ van het opgeheven Carmelitessenklooster als drukkerij en woonhuis. Hij had het pand omgedoopt tot de Gulden Parsse.33 Net zo min echter, als er sporen van Gillis te vinden zijn in de jaren dat Ketel als stadsdrukker fungeerde, is dat het geval in de periode die onmiddellijk volgde op diens dood. Integendeel, de rekening van de Rentmeester der Geestelijke goederen over 1583, die afgehoord is in 1584, noemt alleen de weduwe van Ketel als bewoonster van het huis in de Zuiderstraat.34 Hermanna staat ook als enige vermeld bij de afrekening in 1584 door de Thesaurier van drukwerk voor de stad.35 En de vroegste druk, die op naam van Rooman verschenen is, dateert uit 1585.36 Toen was Rooman echter al met de weduwe Ketel getrouwd en had hij van de stad de beschikking over het huis in de Zuiderstraat gekregen. Als Rooman ten tijde van de Spaanse machtsovername uit Gent is gevlucht, is alles in alle haast gebeurd. Plausibel is, dat hij aanvankelijk samen met zijn verwanten en geestverwanten in Middelburg of elders in Zeeland is beland met als voornaamste bezit zijn vaardigheid als drukker. In dat geval had hij ook weinig tijd om werk te vinden. Het bericht dat in Haarlem een drukkersplaats

31 A. van der Blom, Lieven de Key Haarlems stadsbouwmeester. Een Vlaamse emigrant en zijn rijke nalatenschap. Haarlem 1995. Schuyt & Co, p. 10-11. 32 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 343, nr. 211. 33 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 73-74 en 88. 34 NHA 3993, 5033. 35 NHA 3993, 1639. 36 Het bestaan van een druk van Taffins Des marques des enfants de Dieu (Laceulle-van de Kerk, p. 203, nr. 36) uit 1584 is twijfelachtig. 21 vrij was, zal hem in Zeeland bereikt hebben. Ook voor Hermanna Mulers, die twee of drie jonge kinderen had, drong vermoedelijk de tijd, als zij tenminste het bedrijf van haar man wilde voortzetten. Het huwelijk werd op 2 december 1584 gesloten. En op 2 januari 1585 werd Gillis als lidmaat van de Haarlemse gereformeerde gemeente geregistreerd.37 Dat is een extra argument om aan te nemen, dat Gillis niet al sinds 1580 in de stad verbleef. Waarom zou hij als overtuigd calvinist al die jaren buiten de avondmaalsviering zijn gebleven? Waarschijnlijk is hij als kwartiermaker opgetreden voor andere leden van het grote Roomannetwerk. In 1586 is in Haarlem voor het eerst sprake van een Lievina (Lijntgen) Rooman, die getrouwd is met Melchior Sloor uit Lokeren. Het echtpaar houdt in 1591 een dochter, Cathalina, ten doop.38 Laceulle meent in deze Liviena, die ca. 1550 geboren is, een zuster van Gillis te herkennen, wat op grond van de nauwe relaties goed mogelijk is. Het is in elk geval niet dezelfde als de Lievina Rooman, die we eerder in Middelburg tegen kwamen.39 Wel wijst het Haarlemse huwelijk met een Lokerse balling erop, dat de relaties van de Roomans met Lokeren ook in Holland nog stand hielden. Deze Lievina was stellig wèl degene, die aan het sterfbed van Gillis heeft gestaan, waar we weldra ook zelf zullen arriveren. En het was waarschijnlijk ook de Lijntgen Romeynsdr. die Gillis in 1600 een boete van 100 gulden van het Haarlems gerecht bezorgde, door hem een seecker fameus ende injurieus ende scandaleus boexken te laten verkopen (en vermoedelijk ook drukken) dat zij geschreven had tegen de gebroeders De Vogele en tegen een eerder vonnis van de Haarlemse schepenbank.40 Een andere verwante die naar Haarlem kwam, was een Susanna Rooman, die vanaf 1594 te traceren valt. In de zomer van dat jaar wordt ze lid van de Haarlemse gereformeerde gemeente. Vermoedelijk is ze kort daarvoor uit Antwerpen overgekomen.41 Zij draagt dezelfde naam als de moeder van de Rotterdamse genealoog, die in 1625 overleed. Deze Susanna staat vermoedelijk eveneens dicht bij Gillis en de zijnen. Waarschijnlijk is zij ook een zuster. Ze is getrouwd met de Antwerpse letterzetter Maerten van de Vijver, van wie ze in Haarlem tenminste twee dochters krijgt, weer een Susanna in 1594 en een Catharina in het jaar daarop.42 Gillis Rooman is bij de laatste de eerste doopgetuige. En in 1597 noemt hij zijn eigen derde dochter Susanna. Een Machtelt van de Vijver is in 1599 doopgetuige van Gillis' zoon Nathanael.

37 NHA 1551, 98. De datum is niet nauwkeurig en ook niet zeker. De kerkenraad groepeerde telkens een reeks inschrijvingen op dezelfde registratiedatum. De volgorde van deze data is echter enigszins verward. De groep van 2 januari (aanvankelijk geschreven: ii octobris) volgt op die van 9 januari, 38 NHA 2142, 2 (19-6-1591), Laceulle-van de Kerk (1951), p. 95. 39 De ‘Middelburgse’ Lievina Rooman sluit in 1597 als jongedochter een huwelijk met de Gentenaar Joos de Bruijne. 40 Laceulle-van de Kerk, p. 351, nr. 259. De De Vogele’s waren kooplieden uit Gent (!). Het zal om een conflict binnen de Zuidnederlandse gemeenschap zijn gegaan. 41 NHA 1551, 98 (8-6-1594). 42 J.G. Briels (1974), p. 521. 22

En tenslotte heeft Laceulle bij haar zorgvuldige inspectie van de Haarlemse archieven nog een Esaias Rooman opgespoord, die in 1595 voor tien jaar uit Haarlem verbannen werd wegens gewelddadigheden.43 Maar daarmee is zeker nog niet de hele verwantschapsgroep in kaart gebracht. Als Gillis in 1609 ten tweede male trouwt, is zijn getuige een Haarlemse neef die Guilliaeme Oens heet, op grond van de naam een zoon van een zuster van zijn vader Adriaen. Het kan bijna geen toeval zijn dat deze Oens een metselaar blijkt te zijn, een term die we, net als bij de talrijke Vlaamse metselaars onder de Roomans, niet als de aanduiding van een handarbeider moeten opvatten, maar als iemand die gebouwen maakt en eventueel ook ontwerpt.44

De weduwe Ketel bezorgde haar nieuwe man behalve een huis en een drukkerij ook meteen enkele stiefkinderen. Nog in 1583 had Hermanna een derde zoon van Ketel gebaard, die Abraham was gedoopt, maar die voor 1587 gestorven moet zijn. Ouder waren een Thijs en Gerard, die al vòòr Ketels komst naar Haarlem geboren waren. Laceulle heeft deze twee niet voorbij 1587 met zekerheid kunnen traceren. Van Thijs heb ik evenmin sporen kunnen vinden. Van Gerard echter des te meer. Via Ledeboer en Oomkens wist Laceulle van het bestaan van een drukker Gerard Ketel die van 1596 tot 1601 in Franeker en daarna tot 1605 in Groningen werkzaam zou zijn geweest, maar navraag in Franeker leverde haar verder geen aanknopingspunten op. Een gegeven over Gerards Haarlemse huwelijk heeft zij niet op waarde geschat.45 Gerard Ketel was echter dezelfde drukker zijn, die de STCN vanaf 1600 in Franeker en vanaf 1602 in Groningen als stadsdrukker signaleert. Laceulle kende nog niet de naam van diens drukkerij, maar de STCN verschaft die wel. Die luidde Sub Praelo Aureo, waarin men uiteraard onmiddellijk de naam van het Haarlemse bedrijf van Ketel en de Roomans herkent. Zo min als men zich het functioneren van het grote Rooman-netwerk gerealiseerd heeft, zo min is onderkend, hoe nauw de Ketels daarmee geassocieerd waren. Ik zal er nog op terugkomen. Vooralsnog is van belang dat in de omgeving van Adriaen een oudere halfbroer moet worden gesitueerd, die hem vooraf ging in zijn leerjaren als drukker. De vruchtbaarheid van Hermanna Mulers was in het huwelijk met Ketel verre van uitgeput. Die van Gillis was evenmin gering, zoals dat bij de meeste Roomans het geval was. Hermanna was 27 toen ze voor de tweede maal trouwde. Gillis’ leeftijd zal er niet veel van verschild hebben. Nauwelijke negen

43 Laceulle-van de Kerk (1951), p.95. 44 NHA 1617, 81 (fo 160a). 45 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 76. Cf. NHA 2142, 47 (7-5/23-5-1600), waar als geboorteplaats van de bruidegom Meppel en als woonadres Jacobijnestraat worden opgegeven, wat geen twijfel laat, dat het om Adriaens halfbroer gaat. 23 maanden na de huwelijkssluiting werd in november 1585 als eerste kind de dochter Maijken geboren. Twee jaar later volgde een tweede dochter, die Judith werd gedoopt. In maart 1590 was de beurt aan Adriaen zelf. Zijn broer Johannes was de vierde in november 1591. Eind oktober 1593 kwam de volgende broer ter wereld, Elias geheten. In september 1595 werd het zesde kind geboren, Adriaens jongere broer Zacharias. Susanna volgde in juni 1597 en in juni 1599 sloot Nathanael de rij. Hermanna was inmiddels veertig en minstens acht bevallingen verder in haar tweede huwelijk. In totaal had ze elf kinderen gekregen, waarvan er in 1597 nog negen of tien leefden.46 Het werd al spoedig te krap in de Zuiderstraat, maar vooralsnog had de stad voldoende oude kloostergebouwen ter beschikking. In de zomer van 1586 stak het gezin Rooman de Oude Gracht over om aan de oostkant daarvan in de Jacobijnestraat een deel te gaan bewonen van het voormalige Cellebroedersklooster, dat in 1582 tot Latijnse school was bestemd. Het klooster stond aan de zuidzijde van de straat min of meer tegenover de tuin van het Prinsenhof. De Roomans werden de naaste buren van de Latijnse school, die door de speling van het lot in de gedaante van het Stedelijk Gymnasium enkele decennia geleden op dezelfde plaats is teruggekeerd. Waarschijnlijk was de kerk van de Broeders als het schoollokaal ingericht. De beroemde rector Cornelius Schonaeus woonde eveneens in het complex en was dus een buurman van de Roomans.47 Het is in dit huis, dat Adriaen in 1590 ter wereld kwam. Een half jaar na zijn geboorte mocht Gillis op kosten van de stad het stuk klooster dat hij bewoonde, verbouwen en uitbreiden. Behalve het uitdijende gezin had ook de drukkerij meer ruimte nodig.48 De vroege kinder- en eerste schooljaren van mijn hoofdpersoon hebben zich in de Jacobijnestraat afgespeeld. De nabijheid van het belangrijkste onderwijscentrum van de stad, met het intellectuele leven dat erbij hoorde, zou een grote rol in zijn loopbaan gaan spelen. Ik zal er nog meermalen op terugkomen. Schonaeus stierf in 1611. De kleine Adriaen Rooman moet hem vele malen gezien hebben, ook in de drukkerij van zijn vader, waar een deel van zijn werk van de persen kwam. Het jaar 1600 was er één van grote veranderingen. Om te beginnen trouwde Adriaens halfbroer Gerard om daarna het huis te verlaten en naar Franeker te vertrekken waar hij een eigen drukkerij begon. Een nieuwe meesterknecht moet vervolgens zijn intrede hebben gedaan. En in de loop van 1600 verhuisde Gillis opnieuw. Nu naar de Koningstraat, vlak bij de Grote Markt. Aan de zuidzijde van het Stadhuis bevonden zich daar drie grote huizen uit 1556, die hadden behoord tot het uitgebreide complex van het Predikherenklooster. De stad had deze in 1568 van de toen al weinig florerende

46 De sterfjaren van Thijs en Abraham Ketel zijn onbekend. 47 J. B. Uittenhout, De gebouwen van het Stedelijk Gymnasium, in : W. T. Frijhoff, F. Koorn e.a., Tempel van Hovaardij, zes eeuwen Stedelijk Gymnasium Haarlem. Haarlem 1990. De Vrieseborch, p. 88-90. 48 NHA 3993 (Burgemeestersresoluties), 489 (6-9-1590). 24

Dominicanen overgenomen.49 Het middelste werd in 1600 door Gillis gehuurd en op enig moment in de daarop volgende jaren van de stad gekocht. Aangezien hij in de Zuiderstraat en de Jacobijnestraat gratis gewoond had, ging de stad hem voortaan veertig gulden per jaar betalen als bijdrage in zijn woonlasten.50 Het betrekken van dit huis aan een hoofdstraat vlak bij de Grote Markt en vrijwel naast het stadhuis was duidelijk een maatschappelijke stap voorwaarts. In het buurpand woonde een burgemeester. En ook de boekwinkel van Rooman zal baat bij de verhuizing hebben gehad: het hele Haarlemse boekenbedrijf concentreerde zich rond de Markt. In de Koningstraat zullen we de jaren moeten situeren van Adriaen Rooman op de Latijnse school, die ook ten opzichte van zijn nieuwe ouderlijk huis op niet meer dan een steenworp afstand gevestigd was. Zijn halfbroer Gerard is vermoedelijk kort voor de verhuizing uit het bedrijf van zijn stiefvader vertrokken. In 1600 drukt deze jonge Ketel zijn eerste publicatie in Franeker. Daarmee werd Adriaen de oudste zoon in huis en naarmate de jaren vorderden, zal naast het schoolwerk ook de drukpers een rol in zijn leven zijn gaan spelen. Een geleidelijke overname van de drukkerij en de boekwinkel van zijn vader was hem echter niet vergund. Vanaf het voorjaar van 1608 troffen verscheidene onheilen het gezin. In mei van dat jaar stierf Adriaens oudste zuster Maijken, pas tweeëntwintig jaar oud en nog ongehuwd.51 Nog zwaarder zal hem de dood van zijn moeder in januari 1609 geraakt hebben. En wellicht ook het zeer snel gesloten tweede huwelijk van zijn vader in juli van hetzelfde jaar. De kinderen Rooman kregen een Vlaamse als stiefmoeder, namelijk Sara van de Woestijne. Eens te meer bleek daarmee dat het migrantennetwerk nog volop functioneerde, want Gillis’ nieuwe bruid kwam net als hij zelf oorspronkelijk uit Gent. Alleen was ze veel langer in Zeeland blijven wonen en had ze pas in 1605 de stap naar Haarlem gezet.52 De weduwnaar verwekte weldra een nieuwe nazaat, die op 5 september 1610 als Maria werd gedoopt, net als Adriaens onlangs gestorven oudste zuster. Als er bij de kinderen Rooman al vreugde over de geboorte van deze halfzuster heeft bestaan, dan was die van korte duur. Op 12 october van hetzelfde jaar stierf namelijk hun vader. Te abrupt om zijn nalatenschap goed te regelen. En te

49 NHA 2123 (Kloosters), Inleiding 1.4, cf. C.W. Royaards e.a., Het stadhuis van Haarlem. Algemeen restaratieplan. Haarlem 1961, p. 145-146, S.P. Wolfs O.P., Middeleeuwse dominicanenkloosters in Nederland. Assen 1984, p. 82, W.G. Cerutti, Het stadhuis van Haarlem. Hart van de stad. Haarlem 2001, p. 169. Handvesten, privilegien, octroyen, vrij- en gerechtigheden aan de stad Haarlem en haere burgers verleend. Haarlem 1751, 300 e.v. (7-1-1568). 50 NHA 3993, 490 (18-12-1600). De burgemeestersresolutie spreekt in 1600 van subsidie van de huysinge by hem gehuyert tot dienste van zyn neeringe van bouckvercopen. In 1610 verkopen Gillis’ weduwe en de weesmeesters echter het onderhavige pand, dat kennelijk inmiddels eigendom van Rooman was geworden. (NHA 3111, 292). 51 NHA 2142, 69 (18-5-1608). Laceulle-van de Kerk (1951), p. 88 identificeert haar met de dan overleden Margriete Roman. Deze identificatie is zeer plausibel, omdat geen Margaretha in de familie bekend is. 52 Laceulle-v.d. Kerk (1951), p.88 en NHA 2142, 48 (12-7-1609).

25 vroeg voor een soepele bedrijfsoverdracht aan zijn oudste zoon. De zeven resterende kinderen van Hermanna Mulers waren tussen de dertien en de drieëntwintig. Adriaen zelf was twintig. Formeel waren ze daarmee allen minderjarig, want nog geen vijfentwintig. Daarmee kwamen de Weesmeesters in het spel ten einde de belangen van de kinderen te behartigen, uiteraard vooral tegenover de jonge stiefmoeder, die zelf maar net van het kraambed hersteld was. Laceulle heeft de omstandigheden rond het sterfbed in de protocollen van notaris Van Triere teruggevonden. De dood moet op 12 october 1610 alle betrokkenen hebben verrast. Waarschijnlijk heeft Sara van de Woestijne op het laatste moment Gillis’ testament laten opstellen door de notaris Cornelis Verbeeck.53 Deze had aan het sterfbed ijlings een geminuteerde versie gemaakt en die laten ondertekenen door twee goede bekenden van het echtpaar, de kleermaker Willem Martenss en de garentwijnder Jan Textor, die vlak na de opstelling van het testament in Roomans huis waren aangekomen. Op Verbeecks gezag namen de beide mannen aan dat het inderdaad Gillis’ woorden bevatte, toen die memorie, spraecke ende vijff sinnen nog machtig was. Dat was echter al niet meer het geval, toen de notaris zijn kladversie aan de stervende voorlas en tot drie maal om bevestiging vroeg. Martenss en Textor, daarin ondersteund door Textors vrouw en Lievina Rooman, die zich ook aan het bed bevonden, stelden vast, dat Gillis door de reutelinge in de keel wel eenich geluyt gemaeckt [had] doch geen antwoorde gegeven off connen geven, doordien hij, alsvooren geen verstant hebbende ende t’gesicht gebroocken zijnde, omtrent een quartyer uuyrs daernae in hun getuygens presentie, die noijt vandaer en waren geweest, in den Heere gerust es. 54 We danken deze details aan Martenss en Textor, die zich achteraf realiseerden, dat zij beter niet hun handtekening onder het testament hadden kunnen zetten, omdat ze niet wisten, of dat wel werkelijk de laatste wil van de dode bevatte, zoals de notaris Verbeeck beweerd had. Om die reden legden ze bij diens collega Van Triere precies een week later de verklaring met alle details van de gang van zaken af. Uit een op dezelfde dag afgelegde getuigenis van een zekere Claertgen Gerritsdr., die binnen gekomen was toen Verbeeck zijn minuut zat te schrijven, blijkt dat de Weesmeesters inmiddels op onderzoek uit waren naar de rechtmatigheid van het testament. Claertgen had hetzelfde gezien als de anderen, alleen had ze waargenomen, dat Gillis Rooman meerder in sijn keel reuytelende als te vooren eenich bewys scheen te willen doen, toen de notaris hem om bevestiging vroeg. Het moet een drukte van belang zijn geweest gedurende dat laatste kwartier. Want behalve de notaris en deze vijf getuigen moeten we ons vermoedelijk de aanstaande weduwe en ook Adriaen en enkele van zijn oudere

53 De akten van deze Cornelis Jansz. Verbeeck zijn helaas niet bewaard, gebleven cf. NHA 1617, Inventaris (met lijst van notarissen wier akten bewaard zijn). 54 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 354-355, nr. 286. 26 broers en zusters in de sterfkamer voorstellen. Eventueel verdriet zal bij de laatsten gemengd zij geweest met persoonlijke interessen. Vooral Sara van de Woestijne zal alle belang hebben gehad bij het opstellen van het testament en zij zal ook degene geweest zijn, die Verbeeck in allerijl had opgetrommeld. Dat blijkt uit een een verklaring die op haar verzoek op 3 november wordt afgelegd door de beide getuigen van het huwelijk dat in de zomer van 1609 tussen Gillis en haar was gesloten. Het ging om de garentwijnder Laurens van de Coutere, een aangetrouwde neef van Sara en om de metselaar Guilliaeme Oens, de volle neef van Gillis, die we eerder onmoetten. De beide getuigen waren ook bij de besprekingen tussen aanstaande partners geweest en ze wisten met zekerheid dat Gillis aan Sara had toegezegd, dat ze bij zijn dood alles wat ze zelf in het huwelijk had ingebracht, mocht meenemen ende datzij uuyte goederen van hem, Gillis Rooman, bovendien soude hebben een eerlicke vereeringe, dat zij ende haren vrunden (een breed begrip voor alle verwanten, aangetrouwden en zeer nauwe relaties) hem souden bedancken. Sara had begrijpelijkerwijze die toezegging destijds al graag op papier gehad, maar dat wilde Gillis niet doordien hy seyde sulx secreet te willen houden. Zijn mondelinge belofte zou evenwel, mede door de aanwezigheid van de beide getuigen soo crachtich wesen alsof sulx voor notario verleden ende in gescrift gestelt waere. 55 De meest intrigerende vraag is natuurlijk, waarom en voor wie Gillis de kwestie geheim wilde houden. Voor de hand ligt dat het ging om zijn eigen kinderen bij Hermanna Mulers, van wie de oudste drie tot vier in 1609 voldoende mondig waren om zeer goed te beseffen dat alles wat hun stiefmoedere kreeg van hun eigen erfdeel zou worden afgetrokken. Had Gillis in huis de zaken anders voorgesteld dan in zijn belofte aan Sara? Hoe dat ook zij, nu in november 1610 blijkt de laatste alle baat te hebben gehad bij de getuigenis van Martenss en Oens. Nog geen twee dagen later arrangeren de Weesmeesters een minnelijke schikking tussen haar en haar stiefkinderen, wier belangen door de aan hen toegewezen voogd Van Bosvelt behartigd werden. Sara krijgt inderdaad haar lijfgoederen mee en de 200 gulden terug, die zij het jaar ervoor in het huwelijk had ingebracht. Voor haar pas geboren dochtertje mag ze een (vermoedelijk zilveren) schaal houden die Gillis onlangs nog voor het kind bestemd had. De eerlicke vereeringe die haar in het vooruitzicht gesteld was, wordt vastgesteld op een kindsdeel in de nalatenschap. Uiteraard krijgt haar zuigeling eveneens een kindsdeel, net als de zeven kinderen uit Gillis’ eerste huwelijk. Na verkoop van alle roerende en onroerende goederen wordt de opbrengst dus in negenden verdeeld. Twee negende voor Sara en de kleine Maria, één negende voor elk van de zeven wezen.56

55 NHA 1617, 81 (3-11-1610). 56 NHA 1617, 81 (5-11-1610), fo 160b. 27

Het ligt voor de hand dat Sara van de Woestijne haar dochter bij zich gehouden heeft. De jonge weduwe is in elk geval aanvankelijk in Haarlem gebleven. Ze woonde in de Anegang, toen ze in augustus 1612 een tweede huwelijk sloot met een zekere Arent Willems, zelf ook een weduwnaar, die in Schoonhoven woonde. In feite werd ze opgevangen door het Vlaamse netwerk, want Arent Willems liet bij hun huwelijk, waarvoor hij naar Haarlem was gekomen, als herkomstplaats ‘Houtegem’ registreren.57 Dat was een buurtschap bij het huidige Oostvlaamse dorp Etikhove.58 Na de huwelijksplechtigheden vestigde het echtpaar zich in Schoonhoven.59 De verwikkelingen rond de erfenis van Gillis hebben niet geleid tot blijvende verwijdering tussen Sara en haar stiefkinderen. Integendeel. Verderop zal blijken, dat haar familie en de Roomans zich een generatie later opnieuw nauw met elkaar verbinden en dat met dit huwelijk Schoonhoven en Utrecht binnen het perspectief van de Roomans zijn geraakt. Adriaen zat niettemin ongetwijfeld in een lastig parket. De kans op een geleidelijke overname van het bedrijf van zijn vader was in één klap verkeken. Het akkoord met de stiefmoeder had zijn erfdeel verkleind. En als oudste broer zal hij zich met zijn zuster Judith min of meer verantwoordelijk gevoeld hebben voor de andere kinderen. Judith was drieëntwintig, Adriaen twintig. Waarschijnlijk konden Jan en Elias, die negentien en zeventien waren, zelfstandig de kost verdienen. Zacharias van vijftien was een twijfelgeval, Susanna van dertien en Nathanael van elf vergden nog zorg en toezicht. Het is onbekend of de overige kinderen Rooman aanvankelijk bij elkaar gebleven zijn. In elk geval niet in het woonhuis, annex drukkerij en winkel in de Koningstraat. Dat werd namelijk reeds op 17 december voor 3860 karolusguldens verkocht aan Pieter van den Broucke.60 Er moest dus hals over kop verhuisd worden. Adriaen was echter niet bij de pakken gaan neerzitten. Kennelijk had hij al voldoende van het drukkersvak bij zijn vader geleerd om de persen gaande te houden. Nog in de loop van november verzoekt hij de Haarlemse magistraat om zijn vader als stadsdrukker te mogen opvolgen op dezelfde voorwaarden, die deze genoten had: vrijdom van stedelijke belastingen en een jaarlijkse toelage van veertig gulden als compensatie voor zijn woonlasten. Op 30 november gaan de zittende burgemeesters akkoord.61 En in de thesauriersrekening over 1610 komt al een eerste post van 9 £ voor zeeckere billietten die hij voor de stad gedrukt heeft.62 Daaruit blijkt ook het belang dat de stad had bij de overdracht van de functie aan de jonge drukkerszoon. Op dat moment was er nog geen andere

57 NHA 2142, 48 (12-8-1612). 58 F. Debrabandere, Woordenboek van de familienamen in Zeeland. Brugge z.j. ongepag. , s.v. Houtegem. 59 NHA 2142, 48 (9-9-1612). 60 NHA 3111, (ORA Haarlem), 292 (17-12-1610), fo. 208b. 61 NHA 3993, 490 (30-11-1610), fo. 175vo. 62 De in de STCN-Thesaurus gegeven beginjaren : printer 1611 en town printer 1613 zijn dus beide onjuist. 28 drukkerij in bedrijf (een jaar later zou dat anders zijn) en de stedelijke overheid was inmiddels gewend aan het gemak om haar verordeningen op een steenworp afstand van het stadhuis in te leveren en per omgaande in gedrukte vorm te kunnen verbreiden. Voor Adriaen was de toezegging van de burgemeesters van essentieel belang. Het legde een bodem in zijn bedrijfsvoering. En die was hard nodig. Behalve het huis, werd ook de boedel publiekelijk geveild, conform het akkoord tussen de Weesmeesters en Sara van de Woestijne. Het is vrijwel zeker dat Adriaen uit de boedel de drukkersuitrusting heeft gekocht. Hij beschikt namelijk dadelijk over de letters en ornamenten van zijn vader, zoals hierna nog nader besproken zal worden. Het is minder zeker, maar wel zeer plausibel, dat ook de winkelvoorraad, tenminste ten dele, door Adriaen is overgenomen. Dat betekent, dat hij zijn erfdeel grotendeels meteen heeft moeten investeren in de activa van het bedrijf van Gillis. Misschien overtrof de waarde daarvan wel zijn negende part. In dat geval zal hij schuld hebben opgebouwd bij de andere erfgenamen, tenzij hij na de dood van Hermanna Mulers over reserves van moederszijde beschikte. Maar met zo vele mede-erfgenamen zal ook die spoeling wel dun geweest zijn. Het is derhalve voor de hand liggend, dat de nieuwe stadsdrukker de eerste jaren van zijn zelfstandige bedrijfsvoering de zaken enigszins voorzichtig heeft aangepakt. Ik ga daar nu nader op in en onderscheidt een vroegste periode van 1610 tot en met 1614.

29

2. DE BEGINJAREN 1610-1614

Deze eerste periode wordt gekenmerkt doordat de overleden vader van de jeugdige drukker zich in allerlei opzichten formeel en inhoudelijk nog sterk deed gevoelen. Voorts door een begrijpelijke terughoudendheid om risico’s aan te gaan. De 18 publicaties uit de jaren 1610-1614 zijn geen van alle eigen uitgaven. Het waren de stedelijke overheid, particuliere opdrachtgevers voor gelegenheidswerk en bevriende uitgevers, die bepaalden wat op Adriaens persen belandde.

2a. De erfenis van Gillis

De invloed van de vader is ogenblikkelijk zichtbaar in de uiterlijke vorm van de boeken en de pamfletten. De bedrijfsuitrusting van Gillis is zonder twijfel door Adriaen overgenomen. Dat wil zeggen, dat deel dat daarvan in 1610 nog van over was. Tien jaar eerder, in 1600 had Adriaens oudere halfbroer Gerard, die zich naar zijn vader Ketel noemde, namelijk ook een deel van de letters gekregen. Hiervoor is hij al even genoemd. In 1600 opende deze jonge Ketel in Franeker een drukkerij, die hij naar die van zijn vader de Gulden Pers noemde. Omdat de naam alleen in het Latijn is overgeleverd als (sub) Praelo Aureo, in de STCN als vergulde drukkerij vertaald, is de overeenkomst kennelijk niet eerder opgevallen.63 Nochtans ging de verbondenheid van het Friese bedrijf, dat overigens in 1601 alweer gesloten werd, omdat Gerard Ketel naar Groningen verhuisde waar hij stadsdrukker kon worden, met het Haarlemse van Gillis Rooman verder dan alleen de naam. In de Groningse drukken van Ketel, die verschenen tot zijn dood in 1606, komen enkele letters en ornamenten voor die de relatie tussen beide drukkerijen verder bevestigen. Een gedetailleerd onderzoek valt buiten mijn bestek, maar bij een oppervlakkige bestudering van de diverse drukken van Ketel valt onmiddellijk op, dat hij zich bediende van de twee ornamenten, die ook Gillis Rooman veelvuldig gebruikte. Het zijn de ornamenten 1 en 2 uit het bestand van Adriaen.64 De eerste indruk is, dat beiden dezelfde vormen hebben gebruikt. Bij scherper toezien blijken er echter minimale verschillen te zijn. Bovendien blijft Rooman deze ornamenten toepassen, ook na het vertrek van zijn stiefzoon.

63 Praelum is het latijnse woord, in eerste aanleg voor de pers als het concrete object, maar het kan natuurlijk ook bij uitbreiding voor de hele drukkerij gebruikt worden. Verderop zal blijken, dat de Groninger drukker Sas dit laatste woord als vertaling in de naam van het bedrijf gebruikt. 64 Zie bijlage x. Bij Gerard Ketel komt ornament 1 onder andere voor in publicaties uit 1602 en 1605 (Gerard Ketel STCN 5,6 en 18) en ornament 2 in publicaties uit 1602 (STCN 3 en 5). 30

Gerard Ketel moet ze derhalve bij dezelfde gieter hebben gekocht, ervan uitgaand dat het om loden vormen ging. Een andere mogelijkheid is, dat Rooman en Ketel over de oervormen beschikten en deze zelf in zand hebben nagegoten. De verklaring voor dit soort overeenkomsten, die toeschrijvingen eerder bemoeilijken, dan mogelijk maken, is misschien de gehechtheid aan een vertrouwde vormentaal. Deze beide ornamenten zijn dus in Haarlem gebleven en ze behoren vanaf 1610 tot de vaste uitrusting van Adriaen Rooman. Dat ligt anders met een aantal sierinitalen. Bij Ketel heb ik een florale D, E, N, S en V gevonden, die zeer veel overeenkomsten vertonen met de door Laceulle onderscheiden intialen 13a en 13b van Gillis Rooman.65 De kans is in dit geval aanwezig, dat de letters in 1600 met Gerard mee naar Franeker en Groningen verhuisd zijn. Voor zo ver ik heb kunnen zien, komen ze na dat jaar in Haarlem bij Gillis niet meer voor. Adriaen daarentegen gebruikt wèl de A, de D en de O uit deze serie. Een extra argument voor de veronderstelling, dat Gerard Ketel een deel van Gillis’ inventaris meekreeg, is, dat deze reeks sierinitialen niet behoorde tot de letters die Gillis Rooman zelf aangeschaft had. Ze stamden van Gerards vader Antonis Ketel. Laceulle heeft een aantal specimina zowel bij Ketel afgebeeld als bij Gillis Rooman, overigens zonder de onderlinge identiteit te markeren.66 Sinds de boekhistoricus Valkema Blouw (1916-2000) is bekend dat het type nog ouder was en al door van Herman ’t Zangers werd gebruikt.67 Voor de door Valkema Blouw veronderstelde overdracht van de letters van ’t Zangers op Ketel en vervolgens op de Roomans ontbreekt echter een bewijs, gebaseerd op overeenkomstige individuen.68 Vooralsnog moeten twee mogelijkheden open gelaten worden: ofwel Gerard Ketel of Adriaen Rooman hebben letters, die ze kenden uit het bedrijf van Gillis en die in de handel waren, opnieuw gekocht, toen zij hun eigen drukkerij begonnen, zoals dat met de zojuist genoemde ornamenten het geval was, ofwel in 1607, toen de weduwe Ketel (Ketel zelf was zelf twee jaar eerder gestorven) haar drukkersactiviteiten staakte, is een deel van het materiaal weer naar Haarlem teruggekeerd. Iets eenvoudiger was de gang van zaken bij een H en een I van ’t Zangers en nadien Antonis Ketel, die niet te onderscheiden zijn van dezelfde letters bij Gillis Rooman en Gerard Ketel. Bij Rooman ‘verdwijnen’ ze na de jaren ’90 en Adriaen heeft ze nooit gebruikt.69 Ook in dit geval moet worden aangenomen dat de letters in 1600 naar het Noorden zijn meegenomen. Maar anders dan de vorige groep zijn ze daar gebleven. Dat zou aansluiten bij de vaststelling van

65 Gerard Ketel STCN 3, 10 en 18. Laceulle-van de Kerk (1951), p. 385 en 401, cf. afb. 100 en 101. 66 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 382, 384, 392 en 401, cf. afb. 39 en 100. 67 R. Valkema Blouw, Dutch Typography in the Sixteenth Century. Leiden-Boston 2013, p. 573 en 585 (afb. 1). 68 Valkema Blouw (2013), p. 574. De in dit verband door de auteur geuite veronderstelling dat de Roomans een complete serie van deze letters bezaten, is onjuist. 69 Gerard Ketel STCN 18 en Laceulle-van de Kerk (1951), p. 384 en 400, intialen 4a en 4b (afb. 93 en 94). Valkema Blouw (2013), p. 585 (afb. 1). 31

Kingma, dat de drukkerij van Ketel, inclusief diens typografisch materiaal door de grote Groningse stads- en academiedruker Hans Sas zou zijn overgenomen.70 Nader onderzoek van de uitgaven van Gerard Ketel (20 nummers in de STCN) zal moeten uitwijzen, of hij ook een deel van de broodletters van zijn stiefvader heeft meegekregen. Het lijkt mij zeer plausibel.71 Hoe dan ook, Adriaen beschikt in november 1610 over nagenoeg het complete materiaal dat zijn vader in 1610 gebruikte. Een vergelijking tussen Adriaens editie van de Arithmetica van Jacob vander Schuere uit 1611 met die van Gillis uit 1600 laat zien dat overwegend dezelfde letters zijn gebruikt. Op de titelpagina voegt hij aan de vijf gotische corpsen één gotische boekletter toe. Verder worden dezelfde romeinse boekletters gebruikt en drie identieke romeinse corpsen bovenkast. In het voorwerk wordt bovendien een cursief van Gillis toegepast, die zich onderscheidt door een w met een uitzonderlijk aanzetstuk en een k met een verlengde poot.72 Ook de opmaak van de beide titelpagina’s stemt volledig overeen. Vader en zoon Rooman delen een voorkeur voor een uitstalling van hun typografisch materiaal, waarbij bijna elke regel in een ander lettertype wordt gezet. Janssen heeft dit genre titelpagina’s onlangs om esthetische redenen gelaakt: barokke overdaad, gebrek aan zuiverheid en helderheid enzovoorts.73 Dergelijke persoonlijke voorkeuren zijn natuurlijk een ieder gegund, maar de eraan verbonden conclusie, dat deze zeventiende-eeuwse typografie van weinig betekenis is, omdat moderne boekontwerpers zich liever aansluiten bij de humanistische soberheid van een eeuw eerder, is even onzinnig als het romaans van meer belang te achten dan de gotiek, omdat moderne architecten met romaanse vormen beter uit de voeten kunnen. Of om een bont bloemstilleven van minder belang te achten, dan een monochroom banketje, omdat een modern interieur het laatste beter verdraagt. Rooman, die we nog als liefhebber van tulpen met de meest bonte kleuren zullen ontmoeten, zou er vreemd van opkijken. Het stempel van Gillis kan ook op de sierinitialen uit deze vroege periode worden gedrukt. Pas in 1614 beschikte Adriaen kennelijk over voldoende middelen om tot een eerste eigen aankoop te gaan. Voor die tijd had hij voldoende aan het bestand van zijn vader. Twee series met loden florale arabesken domineren de 17 overgeleverde publicaties. Het zijn series 1 en 2 uit mijn inventarisatie (resp. 25 x 25 en 18 x 18), die Rooman gedurende zijn volledige drukkersloopbaan zullen blijven vergezellen. Beide series zijn door

70 J. Kingma, Academisch drukwerk in Groningen, in: Groninger academisch drukwerk. Bedum 1989. p. 26. Kingma’s veronderstelling dat de complete inventaris in Groningen bij Sas is beland, acht ik op grond van het voorafgaande minder waarschijnlijk. 71 Over Gerard Ketel is enige informatie te vinden bij J. Oomkens, Bouwstoffen tot eene geschiedenis van de boekdrukkunst en den boekhandel in de stad en provincie Groningen. Tweede druk. Groningen 1864, p. 9-11 en p. 43-47, N. Kuik, Gerard Ketel (ca. 1575-1605). De eerste drukker voor de Staten van Drenthe, in: Oud Meppel 3 (1981), p. 24-38. 72 Dit is een letter uit het bestand van Ketel, cf. Laceulle-van de Kerk (1951), p. 382 en 392 (afb. 34). 73 F. A. Janssen, Letterspijs. Het lange leven van de gothische letter, in De Boekenwereld 24 (2007), p. 30. 32

Gillis in 1594 aangeschaft.74 De alfabetten zijn vrijwel volledig gedocumenteerd, al valt niet steeds uit te maken of letters die pas na deze eerste periode opduiken later toegevoegd zijn, toevallig in de kast zijn gebleven, of al eerder afgedrukt in verloren publicaties. Omdat het loden letters zijn, is het bovendien mogelijk dat eerder aanwezige exemplaren in de loop der tijd door identieke vervangen zijn, omdat ze versleten waren. Dankzij onderzoek van Spies is er één opmerkelijke uitzondering vastgesteld. De oospronklijke 1: D, die zij nog aantrof in Gillis Roomans druk van Van Manders Kerck der Deucht, is door Adriaen vervangen door een in vorm en grootte verwant exemplaar (de 1: D uit de door mij onderscheiden serie). Het is zeer plausibel, dat Spies’ hypothese dat Gillis’ oorspronkelijke 1: D in ongerede is geraakt, de juiste is.75 Naast deze twee frequent toegepaste series, verschijnen in 1613 ook een arabeske A en D, die volgens Valkema Blouw mogelijk nog teruggaan op het oude bestand van ’t Zangers.76 Veel later blijkt Rooman ook nog een O te hebben. Hij blijft deze initialen gebruiken, maar vrij incidenteel. Het is de serie 3 uit mijn inventarisatie. Op grond van het ontbreken van spijkersporen zou men kunnen menen dat het om houten letters gaat, maar die veronderstelling wordt ontkracht, omdat dezelfde letters blijken te zijn gebruikt door de Amsterdammers Cornelis Claes (1582-1609) en Nicolaes Biestkens II (1576-1583) en de Deventer drukkers Simon Steenberch (1557-1591) en Nathanael Cost (1639-1656).77 Dat wijst op een brede verbreiding over een lange periode en op gietletters. Omdat sommige individuen van Gillis wel reeds beschadigingen hadden, die ook de letters van Adriaen vertonen, mag wel worden verondersteld, dat diens letters inderdaad op zijn zoon zijn overgegaan. De relatie met Ketel en ’t Zangers is plausibel, maar niet bewezen, zo lang bij hen dezelfde individuen niet worden aangewezen. Het is immers goed mogelijk, dat zowel Antonis Ketel als Gillis Rooman letters bij dezelfde lettergieterij hebben bijgekocht. Veel completer is een alfabet met vrij kleine gotische cadellen (12-13 x 10-13) uit de boedel van zijn vader, die ze in 1596 had gekocht.78 Ze vormen een vrijwel complete reeks (alleen de F, L,Q en R heb ik niet gevonden), mijn serie 21. Adriaen gaat ook deze vanaf 1613 gebruiken en dan meestal in in grote reeksen aan het begin van hoodfstukken van teksten in gotisch boekschrift. Vermoedelijk werden deze letters veelvuldig gegoten. Dezelfde cadellen komen

74 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 384 en 401 (afb. 98 en 110). 75 H. Miedema en M. Spies (eds.), Karel van Mander. De Kerck der Deucht. Amsterdam 1977, p. 39-40. 76 Valkema Blouw (2013), p. 573. Cf. hierna p. 77 Dit viertal komt uit een oppervlakkige inventarisatie van enkele letters uit de serie via Ursicula tevoorschijn. De kans is groot, dat nog meer drukkers dezelfde letters gebruikten. 78 Cadellen zijn uit schrijfletters afgeleide initialen. Cf. M. Hogenbirk en L. Kuitert (eds.), Schriftgeheimen. Opstellen over schrift en schiftcultuur. Amsterdam 2017. Ik volg de terminologie van Laceulle, die de term toepast op de overeenkomstig vormgegeven drukletters, cf. e.g. Laceulle-van de Kerk, 98. 33 ook bij andere drukkers uit deze tijd voor. Ik heb ze in het voorbijgaan aangetroffen bij Gillis van der Rade. In 1613 duikt ook een kalligrafische A (25 x 25) op, die Gillis al in 1586 zich samen met enkele andere letters had aangeschaft. De rest van deze beperkte serie nr. 31) komt bij Adriaen niet voor. De betrokken A keert nog een aantal malen bij hem terug, bijna steeds in stadspublicaties. In 1614 tenslotte verschijnen de eerste ‘eigen’ initialen van Adriaen. Het zijn een paar arabeske loden letters van de serie 4 (19 x 19/20, B, C, D, I, M), waar veel later nog enkele andere aan worden toegevoegd. Verder een O met grotesken. Later blijkt er een N (ook gekanteld als Z gebruikt) bij te horen. En een G met met een groteske kop waarop een vaas staat. Een arabeske N en W, die in grootte (22/23 x 21) overeenstemmen, maar in vormgeving enigszins verschillen. Een H met hoornen des overvloeds. En tenslotte een ‘losse’ arabeske C en een A en een D met een vaasmotief.79 Vreemd genoeg blijft hij uiterst spaarzaam met dit vroegste door hem zelf verworven materiaal. In de meeste gevallen gaat het om letters, die later incidenteel in nauw verwante, maar niet identieke vormen bij hem terugkeren. Bij deze latere varianten valt soms door de specifieke slijtagesporen (zichtbare spijkergaten en verbuigingen) gemakkelijk vast te stellen, dat het om loden letters gaat. In vrijwel geen enkel geval is met zekerheid te zeggen, dat het om dezelfde individuen gaat. De letters maken de indruk van een gemengde, misschien tweedehandse partij De dominantie van zijn vaders vormgeving wordt verder beklemtoond, wanneer we naar de ornamenten kijken. We zagen hiervoor al dat ook Gerard Ketel twee daarvan had aangekocht. Ze waren al populair bij Gillis en ook Adriaen gaat de ‘originelen’ van zijn vader dadelijk na zijn bedrijfsovername gebruiken. Deze ornamenten 1 en 2 (25 x 25 en 39 x 46), beide renaissancistisch van vormgeving, traceert Laceulle bij Gillis respectievelijk vanaf 1594 en 1599.80 Verwante decoratie (mascarons in rolwerk en florale versieringen) is ook bij andere drukkers terug te vinden in min of meer overeenstemmende vormen. Een kunsthistorische analyse van deze typisch renaissancistische versieringen is bij mijn weten nog niet gemaakt. Adriaen kan er maar geen afstand van doen. Niet alleen gebruikt hij ze dadelijk frequent, hij hanteert ze ook nog in zijn laatste drukken in de jaren veertig. Vooral ornament 2, dat kwetsbaar was vanwege uitstekende onderdelen, is dan zwaar gehavend, maar dat mag hem kennelijk niet deren. Misschien moet ook dit worden uitgelegd als sterke gehechtheid aan vertrouwde vormen. Dergelijk gebruik van beschadigde ornamenten is overigens een breed verbreide zaak, zoals door Dijstelberge uiteengezet.81 Bovendien gebruikt hij zijn ornamenten niet alleen als versieringen van titelpagina’s en colofonbladzijden, maar ook veelvuldig als sluitstukken binnen

79 Bijlage 2, nrs. 4, 44, 61, 64, 67, 68, 70 en 78. 80 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 384 en 403 (afb. 120 en 123). 81 Dijstelberge (2007), p. 33. 34 de tekst. In sommige boeken komt hetzelfde ornament daardoor meerdere malen voor. Die vrijheid veroorlooft hij zich ook met een filigraan arabeskenornament (ornament 5, 50 x 45) van Gillis. Laceulle beschouwt het als een sluitstuk, waarschijnlijk mede door de aan de onderzijde taps toelopende vorm. En inderdaad is het bij de oude Rooman vooral aan het einde van de tekst te vinden. Adriaen gebruikt het echter net zo gemakkelijk in het voorwerk, of als er ruimte op de bladzijde over is. Ook de drie banden die we meteen in 1611 ontmoetten, stammen uit Gillis’ voorraadkast. Deze had ze alle drie zelf aan zijn uitrusting toegevoegd.82 Een eenvoudige en smalle geometrische band met om elkaar draaiende lijnen (band 1, 7 x 72) komt bij Adriaen tot 1630 voor. Gillis had hem in 1594 gekocht, evenals een band met een mascaron tussen renaissancistische voluten met cornucopiae en grotesken (band 3, 12 x 73), die Adriaen tot 1621 gebruikt. Een veel rijkere en bredere band (band 2, 33 x 75) met een leeuwenmascaron in uitbundig grotesk-floraal sierwerk had Gillis in 1595 voor een bijbeleditie aangeschaft. Hij zal niet meer uit de kast van Adriaen verdwijnen tot aan het eind van diens drukkersloopbaan. Tenslotte de stadsvignetten en drukkersmerken. Ik onderscheid beide terminologisch, hoewel ze in de literatuur vaak beide onder de merken worden geschaard, bijvoorbeeld bij Van Huisstede en Brandhorst.83 Het is echter, zeker bij Rooman, goed mogelijk om te onderscheiden tussen enerzijds afbeeldingen op de titelpagina die, los van de inhoud van een uitgave, naar hem verwijzen als drukker of uitgever ervan en anderzijds afbeeldingen die gerelateerd zijn aan de inhoud van de publicatie. De eerste duid ik als merken aan, de tweede als vignetten. Stadsvignetten zijn dan in Roomans geval al die vignetten, die naar de stad Haarlem als instigator van de publicatie verwijzen. In 1613 komen de eerste twee vignetten tevoorschijn. En opnieuw was Gillis degene die ze verworven. Het eerste (stadsvignet 1, 109 x52) in 1597. De grote en zorgvuldig gemaakte houtsnede met twee leeuwen, één met naar rechts gewend bovenlichaam, die het stadswapen dragen voor een dode boom met banderolle, waarop de Haarlemse wapenspreuk VICIT VIM VIRTUS, komt vreemd genoeg na 1613 nog slechts een enkele keer bij Adriaen Rooman voor.84 Talloze malen daarentegen gebruikt hij het tweede (stadsvignet 2, 81 x 67), misschien omdat het kleiner was en daardoor op kwarto-edities gemakkelijker te combineren met een flink aantal tekstregels. Hoewel het pas in 1609 voor het eerst werd gebruikt, was het al enigszins beschadigd, toen Adriaen het begon te gebruiken. Qua voorstelling was het min of meer identiek

82 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 99. 83 P. van Huisstede en J.P. Brandhorst, Dutch Printer’s Devices 15th -17th century. A Catalogue. Nieuwkoop 1999, passim. 84 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 385 en 413 (afb. 150). Van Huisstede-Brandhorst (1999), p. 932, nr. 0414. Het door de auteurs opgegeven jaar van voorkomen 1641 is waarschijnlijk onjuist. 35 aan het eerste, behalve dat beide leeuwen nu in volledig profiel waren afgebeeld.85 Op de persen van Rooman jr. ging het in de loop der jaren in kwaliteit steeds verder achteruit, maar dat weerhield hem er niet van het tot het einde van zijn loopbaan te blijven afdrukken. Dit deterioratieproces maakt het overigens mogelijk om het vignet als hulpmiddel bij dateringen te gebruiken. Slechts eenmaal in deze eerste periode paste Adriaen een drukkersmerk toe, namelijk voor het Latijnse schoolboek Tyrocinium linguae latinae, dat hij in 1612 voor Jan Eversz Cloppenburgh drukte. Alweer: het was het merk dat zijn vader in 1589 al had laten snijden. Het bevatte een medaillon met het Petrusvisioen uit Hd 10:15 met het randschrift Quae Deus purgavit tu ne polluito, waarmee verwezen wordt naar de christelijke heilsleer, die ook voor de onreinen in de joodse zin des woords zou gelden.86 Het losse, zeer rijke kader bestaat uit twee vrouwengestalten die florale en frugale festoenen aan een lint ophouden, aan weerszijden van een florale kroon, voorts uit rolwerk, groteske figuren, cornucopiae en een mascaron.87 De typografisch kenmerken van Adriaen Roomans overgeleverde drukken uit deze periode overziend, kan worden geconcludeerd, dat deze alle nog volledig bepaald werden door de wijze van vormgeving, die de oude Rooman had gehanteerd. De jonge Rooman nam geen risico’s en volgde het stramien van zijn vader.

2b. Een bevriende uitgever: Jan Evertsz Cloppenburgh

Ook in andere opzichten ging Adriaen voorzichtig van start. Zo hadden al zijn boeken uit deze tijd een bescheiden octavoformaat. Quarto werd alleen gebruikt voor stadspublicaties en gelegenheidsgedichten, tot hij in 1614 voor Jan Evertsz Cloppenburgh zijn eerste ‘echte’ boeken of tenminste stukken daarvan in quarto drukte. Met Cloppenburgh, voor wie hij in deze periode vier boeken maakte, is meteen opnieuw een verbinding met zijn vader gelegd. Cloppenburgh en Gillis, beiden representanten van de calvinistische orthodoxie, hadden, toen Adriaen de drukkerij overnam, al een traditie opgebouwd van samenwerking, die betrekking had op de uitgave van de calvinistishe voormannen Beza en Perkins, respectievelijk vertaald door de aristocratische intellectueel Willem van Zuylen van Nyevelt en de Schagense dominee Vincent Meusevoet.88 De eerste was in 1609 overleden, maar de tweede produceerde nog aan de lopende band puriteinse teksten in het Nederlands. Voor Beza-van Zuylen en helemaal voor Perkis-Meusevoet was de markt nog lang niet verzadigd.

85 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 385 en 407 (afb. 141). Van Huisstede-Brandhorst (1999), p. 940. nr. 0903. 86 De Statenvertaling luidt: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken. Uit het vervolg blijkt dat de boodschap van het visioen de omgang van christenen met joden betrof. 87 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 385 en 412 (afb. 149). Van Huisstede-Brandhorst (1999), p. 940, nr. 1721. 88 Over Meusevoet, cf. W.J. op ’t Hof, Engelse piëtistische geschriften in het Nederlands 1598-1622. Rotterdam 1987, p. 441-454. 36

Eén van de eerste vier boeken die deze in 1611 produceerde, was de derde druk van Beza’s Cort begrijp der gantsche Christelicke Religie, die vooraf was gegaan door een tweede druk van Gillis Rooman voor dezelfde uitgever in 1598.89 Adriaen kon deze editie van zijn vader zonder veel moeite nadrukken en dat is ook wat hij gedaan heeft. Tot in de kleinste details. De schaarse verschillen (hoofdstuknummers in cijfers of letters bijvoorbeeld) leiden nergens tot een andere bladspiegel. De strikt onderling overeenkomende pagina’s wijzen er ook op dat Adriaens broodletters, hoofdzakelijk gotische, van exact dezelfde grootte waren als die van zijn vader.90 Misschien tekenend voor de onervarenheid van de bedrijfsopvolger is een ingeplakt dubbelblad met een schematische voorstelling van de religie. Bij Gillis past het schema er precies op. Bij Adriaen viel een deel van het schema weg. Althans op de dubbelbladen aan het begin van het boek. Bij Gillis waren dat de enige, maar in Adriaens druk zat hetzelfde schema ook aan het einde. En de tweede keer was het beter op het blad gekomen. Men kan zich voorstellen, dat op die manier een beginnersfout aan het eind van de druk werd gecorrigeerd. Ook met een ander boekje, dat in 1612 verscheen, bezorgde Cloppenburgh Rooman een aantrekkelijke opdracht. Het was het Tyrocinium linguae Latinae van Petrus Apherdianus, een woordenboek voor beginners, dat sinds het midden van de zestiende eeuw door diverse Duitse en Nederlandse uitgevers werd uitgebracht en dat populair was onder leerlingen van de Latijnse scholen. Het initiatief voor de Haarlemse druk van 1612 kan net als bij de Beza- uitgave bij Cloppenburgh hebben gelegen, maar misschien kwam het idee ervoor mede van Rooman zelf. De Haarlemse rector Schonaeus was bevriend geweest met de ca. 1580 gestorven auteur en het is mogelijk dat Rooman het boekje uit zijn eigen schooltijd kende. Ook kan Gillis van der Rade, over wie zo dadelijk, de jonge drukker op het boekje hebben gewezen. Hij had het zelf in 1593 gedrukt.91

2c. Een bevriende auteur en een bevriende uitgever: Jacob vander Schuere en Daniel de Keyser

Was het bij de Bezavertaling en bij het Tyrocinium van Apherdianus vermoedelijk de ervaren uitgever (Cloppenburgh had in 1611 al bijna zeventig titels op zijn naam staan), die de jonge drukker op weg hielp, bij een ander boek uit Roomans allereerste fase was dat bijna zeker de auteur zelf. Het betrof de Arithmetica oft Reken-konst van Jacob vander Schuere.92 Ook dit was een

89 Bijlage 1, 1611-2. Voor de vergelijking heb ik gebruikt UBA OK 63-5875 en UBA OK 62-1936. 90 In 1629 verscheen bij Jan Evertsz Cloppenburgh een volgende druk, waarvan de drukker onbekend is. Ook deze druk volgt hetzelfde stramien. Het zou verleidelijk zijn om Adriaen Rooman als de drukker naar voren te schuiven (de broodletters pleiten er niet tegen), ware het niet dat de druk een sier-initiaal D bevat, die ik bij Rooman niet ben tegengekomen. 91 Sybrandy (2005), p. 37, nr. 254. 92 Bijlage 1, 1611-1. 37 herdruk van een boek van Gillis Rooman, in dit geval uit 1600. Deze tweede druk van 1611 kwam op naam van Daniel de Keyser. Adriaen kon hier zeker niet volstaan met het louter herdrukken van zijn vaders tekst. Vander Schuere was inmiddels in de greep geraakt van het in Haarlemse intellectuele kringen zeer populaire taalpurisme, wat implicerde dat hij rigoureus Franse termen door Nederlandse verving en een vele honderden spellingsaanpassingen in zijn oude tekst aanbracht. Vander Schuere, 35 jaar oud, liet zich op de titelpagina nader aankondigen als Meenenaer. Nu ter tijd Françoyse School-meester tot HAERLEM, wat veelzeggender was dan misschien op het eerste oog lijkt. Vander Schuere zou zijn hele leven de verwijzing naar zijn geboorteplaats handhaven. Zij representeert de keerzijde van de kapitalen, waarin Haarlem gedrukt is. Tegenover de succesvolle integratie in het nieuwe vaderland stond de heimwee naar het oude. Menen was bovendien meer dan een toevallige plaats van herkomst. Het lag en ligt op de grens tussen twee culturen, de Franse en de Nederlandse. In Menen spraken intellectuelen als Vander Schuere Nederlands als moedertaal en Frans als een tweede taal met bijna hetzelfde gemak. Niemand beter dan een Menenaar kon Haarlemmers Frans leren. En niemand beter dan een Menenaar besefte hoezeer de moedertaal erodeerde onder invloed van het Frans als superieure Europese cultuurtaal. Het heeft iets ontroerends en ontregelends om zich ergens in een Haarlemse steeg twee Vlamingen, een geleerde van de eerste en een drukker van de tweede generatie immigranten, voor te stellen, die woord voor woord, letter voor letter een nieuwe druk van een rekenboek corrigeren, zodat generaties Noorderlingen voortaan van vreemde smetten vrij hun sommen konden leren maken. Ik noem Vander Schuere met nadruk een geleerde. In de moderne literatuur wordt vaak de terminologie uit de zeventiende eeuw overgenomen, zonder dat men zich realiseert dat een schoolmeester van toen in de verste verte niet lijkt op een schoolmeester van tegenwoordig. Velen van degenen, die destijds met de term ‘schoolmeester’ werden aangeduid maakten deel uit van een hoog opgeleide humanistische elite van geleerden en literatoren. Als docenten aan de Franse en Latijnse stadsscholen waren zij degenen, die de zonen van het patriciaat introduceerden in de hogere cultuur, waarmee zij zelf het stedelijk leven doordrongen. Vander Schuere was één van hen. Als hij met Rooman aan de slag gaat voor de herziening van zijn rekenboek, dat trouwens de hele zeventiende eeuw herdrukt en gebruikt zou worden, heeft hij een jaar eerder al een grote naam gemaakt door zijn bijdragen als redacteur en dichter aan Den Nederduytschen Helicon, de Haarlems-Leidse rederijkersbundel ter ere van de in 1606 overleden Karel van Mander, tot wiens kring Vander Schuere zelf ook behoord had.93 De jonge drukker Rooman kon

93 B. Thijs, De hoefslag van Pegasus. Een cultuurhistorisch onderzoek naar Den Nederduytschen Helicon (1610). Hilversum 20004, p. 28-34 en 65-72. 38 zich vermoedelijk geen betere correctorshand wensen, dan die van de veelzijdige Haarlemse docent. Naast Vander Schuere zelf speelde diens uitgever een belangrijke rol bij de start van Roomans drukkersbedrijf. Het was Daniel de Keyser, een boekverkoper op de Grote Markt, in het Verguld ABC. Er is nog geen gericht onderzoek naar hem gedaan, zodat veel van zijn antecedenten onbekend zijn. Briels, in zijn gezaghebbend boek over Zuid-Nederlandse drukkers, en de STCN plaatsen het begin van zijn activiteiten in 1611.94 Voor Laceulle valt hij net buiten haar bestek en Verhoeven en Van der Veen noemen hem vreemd genoeg helemaal niet. Als hij werkelijk pas in 1611 de deuren van zijn winkel geopend had, zou hij tegelijk met Adriaen Rooman of zelfs iets later zijn bedrijf zijn begonnen. Dat moment moet echter vroeger worden geplaatst. In mei 1610 leverde hij al een boek aan de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicaen en het ligt voor de hand dat het Verguld ABC toen al enige tijd bestond.95 Voor Rooman was De Keyser in de laatste maanden van dat jaar waarschijnlijk naast de stad de allereerste opdrachtgever. In 1905 kwam een zeventiende eeuws handschrift met lofdichten op Haarlem in de openbaarheid, dat eerder in bezit was geweest van Cornelius Ekama, een kenner en verzamelaar van de bronnen van de Haarlemse geschiedenis, wiens bibliotheek in 1891 was geveild. Twee van die lofdichten waren van de hand van Karel van Mander.96 Het jongste daarvan was in 1596 door Gillis Rooman gedrukt en uitgegeven. Het oudste was vermoedelijk tijdens Van Manders leven ongepubliceerd gebleven. Daar kwam in 1610 verandering in. Het hs. van Ekama is voldoende duidelijk: Geschreven nae de druck gedruckt bij Adriaen Rooman voor Daneel de Keijser boeckverkoper op 't Sant int vergulde A.B.C. tot Haerlem 1610. Jammer genoeg is van Roomans eersteling geen enkel exemplaar overgeleverd. De moderne uitgever veronderstelt dat het een plano was met de tekst van het gedicht onder een stadsgezicht, wat ook de vorm was van Gillis' editie van 1596.97 Daarvoor zijn echter geen aanwijzingen. Van alle voor De Keyser gedrukte boeken, die ik gezien heb, heeft geen enkele in het impressum de vorm Daneel, ook niet de drukken van Vincent Casteleyn en Jacob Houwaert. Toch tast dat niet de betrouwbaarheid van het handschrift aan. Vermoedelijk is dat geschreven in het Haarlems-Vlaamse literaire milieu, waar men De Keyser bij de Vlaamse variant van zijn voornaam kende: Daneel.

94 J.G. Briels, Zuidnederlandse boekdrukkers en boekverkopers in de Republiek der Verenigde Nederlanden omstreeks 1570-1630. Nieuwkoop 1974, p. 74. 95 A. van Dixhoorn, Lustige geesten, Rederijkers in de Noordelijke Nederlanden (1480-1650). Amsterdam 2009, p. 154. 96 H. Miedema, Karel van Mander (1548-1606). Het bio-bibliografisch materiaal. Amsterdam 1972, p.32 (nr. 3.6, 5) en 34-35 (nr. 3.6, 22). 97 J. D. Rutgers van der Loeff (ed.), Drie lofdichten op Haarlem. Haarlem 1911, p. 3-4 en 8-9. 39

De Keyser was zelf een actief rederijker binnen de kamer Het Wyngaertrancken.98 Bij de oprichting van het Haarlemse boekverkopersgilde in 1616 was hij één van de eerste drie vinders. In het gildeboek staat hij als tweede lid genoteerd.99 Alles wijst erop, dat hij tot 1619 een vooraanstaande plaats in het Haarlemse culturele leven innam. Toen verliet hij het gilde en vermoedelijk ook de stad, misschien omdat hij zich daar niet langer thuis voelde, nadat Maurits in 1618 de regering had verzet. Uit zijn fonds blijkt een sterke affiniteit met de vrijzinnige partij, die in de bestandstwisten het onderspit had gedolven. Als hij al geen belijdende mennoniet was, dan stond hij dicht bij de dopers. Tot de schrijvers die hij uitgaf, behoorden doperse voorlieden als Dirck Schabaelje, Jacob van der Moelen en Hans de Ries.100 Het gildeboek vermeldt wel zijn dood, maar zonder vermelding van jaar en plaats. Hoe dan ook, voor de beginnende drukker Rooman was Daniel de Keyser een stevige steunpilaar. In deze eerste periode heeft hij tot zeven van Roomans zeventien drukken de opdracht gegeven. In de jaren daarna volgen nog twee edities. Omgekeerd heeft Adriaen negen van de in totaal twintig bekende uitgaven van De Keyser verzorgd, zodat van een wederzijdse nauwe betrokkenheid kan worden gesproken. Opvallend is, dat de gemeenschappelijke productie juist niet de meest uitgesproken doperse boeken betrof. Vander Schuere behoorde weliswaar vrijwel zeker tot dezelfde vrijzinnige richting als De Keyser, maar zijn door Rooman gedrukte rekenboek zal wel voor alle gezindten door de beugel hebben gekund en de destijds vermoedelijk orthodoxe calvinist Rooman geen aanstoot hebben gegeven. Later in Roomans eerste bedrijfsjaar zorgde De Keyser opnieuw voor werk. Het gaat om een eerste druk van de vertaling (uit het Frans) van de eerste twaalf boeken van de Ilyas alweer door het coryfee Karel van Mander.101 Als enige van de vier boeken die we uit 1611 kennen, valt deze tweede publicatie voor De Keyser nader te dateren. De eerste drukgang moet bijna zeker aan het eind van het jaar worden geplaatst. Bij vergelijking van enkele exemplaren van het boek blijkt namelijk, dat sommige wel en andere niet een opdracht bevatten van De Keyser aan Isaac Massa, de bekende Haarlemse reiziger en cartograaf, die als één van de eerste West-Europeanen diep in Rusland was doorgedrongen.102 De dedicatiebrief is op 4 april 1612 gedateerd, de titelpagina op 1611. Het ligt voor de hand, dat de brief in een latere fase aan een gedeelte van de editie is toegevoegd.103

98 F.C. van Boheemen en Th. C. van der Heijden, Retoricaal Memoriaal. Bronnen voor de geschiedenis van de Hollandse rederijkerskamers van de middeleeuwen tot het begin van de achttiende eeuw. Delft 1999. p.410-412. 99 NHA 1105, 100 DdK STCN 14, 15, 18 en 20. 101 Bijlage 1, 1611-3, Miedema (1972), p. 35 (nr. 3.6, 25). 102 J. Keuning, Isaac Massa 1586-1643, in Imago Mundi 10 (1953), p. 65-67. Massa heeft behalve in de geschiedenis van de Russisch-Nederlandse betrekkingen en van de cartografie, ook een plaats in de kunstgeschiedenis verworven, doordat zijn vriend Frans Hals beroemde portretten van hem gemaakt heeft. 103 Cf. bijvoorbeeld UBA OK 62 7467 vs. SBH 176 D 6 en BL 11315.b.11. 40

Beide uitgaven voor De Keyser in 1611 brachten voor Rooman ook de kennismaking met het drukken van houtsneden met zich mee. De eerste van de twee, Vander Schuere’s Arithmetica, had er alleen één op de titelpagina. Het betreft het oudste van de drie bekende portretten van de Menense immigrant. Gilllis Rooman had het eerder in 1600 gebruikt en Adriaen herneemt het voor een volgende druk in 1615. De nog jeugdige docent wordt op zeven achtste en profil afgebeeld in een medaillon met zijn motto als randschrift: doorsiet den grond. Het houtblokje dat ervoor gebruikt is, trof Adriaen waarschijnlijk aan in de boedel van zijn vader, tenzij Vander Schuere in 1600 het zelf had laten maken en het in zijn bezit had gehouden. De Keyser zal er hoe dan ook weinig mee van doen hebben gehad, want bij de eerdere editie van Gillis Rooman was hij niet betrokken. Dat ligt anders bij de illustraties die werden aangebracht in de volgende gemeenschappelijke uitgave van Rooman en De Keyser, de Iliasvertaling van Van Mander. Gillis’ nalatenschap speelde hierbij geen rol. Het betrof een eerste druk van een manuscript, dat acht jaar lang, tot na de dood van de schilder- dichter was blijven rusten bij een onbekende aan wie Van Mander zijn tekst ter beschikking had gesteld om die te laten drukken, zoals De Keyser de lezer laat weten. Uiteindelijk had deze er zelf de hand op weten te leggen. De parallel met het lofdicht op Haarlem, waarmee De Keyser en Rooman hun samenwerking waren begonnen, dringt zich natuurlijk op. Op de één of andere manier waren meerdere Van Manderhandschriften uiteindelijk bij De Keyser beland. Ook de opdracht aan zijn vriend Massa staat op naam van de De Keyser. Op grond van de persoonlijke betrokkenheid van de uitgever bij het boek, is het aannemelijk dat deze ook voor de illustraties verantwoordelijk was. Met zijn centrale plaats in het Haarlemse culturele leven zal hij vermoedelijk gemakkelijk een plaatselijke houtsnijder hebben weten te vinden, die ze kon leveren. Vooralsnog is die niet opgespoord, mede omdat de prenten tot nu toe aan kunsthistorisch onderzoek zijn ontsnapt. De kunsthistorica Veldman noemt ze kort en spreekt van rather crude woodcuts.104 Hoewel een aantal beeldthemata ook bij Van Mander zelf voorkomt, zoals een horizontale beeldscheiding met aan de bovenzijde goden op wolken en daaronder een tafereel met stervelingen, valt voorlopig niet veel meer dan een zekere verwantschap met het Haarlemse maniërisme aan te duiden. Van Thiel had de kunstenaar al in de omgeving van Goltzius gesitueerd, zonder nadere identificatie.105

104 I. M. Veldman, Profit and Pleasure. Print Books by Crispijn de Passe, Rotterdam 2001, p. 99. Evenmin aandacht is gegeven aan de serie die Gillis Rooman liet vervaardigen voor Van Manders Vergiliusvertalingen, die hij in 1597 samen met Zacharias Heyns uitgaf (GR STCN 59, Zacharias Heyns STCN 10). 105 P.J. van Thiel, Houtsneden van Werner van den Valckert en Mozes van Uyttenbroeck. De Hollandse houtsnede in het eerste kwart van de zeventiende eeuw, in Oud Holland 92 (1978), p. 10-11. 41

De Keyser introduceerde in deze tijd een auteur in de drukkerij van Rooman, die, heel anders dan Vander Schuere, wel zelf de weg naar Roomans persen kon vinden, als een outsider moet worden beschouwd. Het was een jeugdige Fries uit Staveren, Herman Follinus (ca. 1590 – 1622?), een geleerde, nog volledig in renaissancistische trant, die van vele markten thuis was of althans die indruk wilde wekken. Hij zou vooral als medicus proberen zijn geld te verdienen. Gegevens over zijn leven zijn schaars en verre van eensluidend. Uit zijn publicaties blijkt grote belangstelling voor occulta, chemie en alchemie en psychologische duiding van lichaamskenmerken. Hij liet zich op Roomans titelpagina’s als Der Philosophie ende der Medecijne Doctor aanduiden, titels die hij waarschijnlijk in Parijs en Dowaai had verworven, blijkens de eredichten van Franse hoogleraren in zijn boeken. Het verhaal wil, dat zijn postume faam te lijden heeft gehad door zijn dood aan de pest, ondanks dat hij persoonlijk het amulet droeg, dat hij daartegen ontwikkeld had en aan de man bracht. In Haarlem is hij niet meer dan een passant geweest. Dat hij bij de Keyser en Rooman belandde voor zijn eerste boeken wordt verklaard, doordat zijn vader als dominee in Zandvoort stond. In diens huis verbleef hij ook, blijkens de opdracht van zijn eerste boek Simonides ofte die Memori-const aan het Haarlemse stadsbestuur en de baljuw van Rijnland en Kennemerland, David Colterman, waarvan enkele losse exemplaren resteren.106 Andere zijn met latere werken door Rooman zelf samengebonden, die in 1613 een nieuwe titelpagina maakte waarop de Simonides samen voorkomt met de Physiognomia, waarvan de tekst wat later gedrukt zal zijn. Waarschijnlijk kwam Follinus telkens uit Zandvoort met nieuwe pennevruchten aanzetten. Ook leverde hij Rooman steeds nieuwe lofdichten, die in sommige edities wel en in andere niet zijn opgenomen. Daaronder een Latijns gedicht van de Haarlemse rector Schrevelius.107 In elk geval verscheen in 1613 ook de genoemde Physiognomia, waaruit men op basis vooral van Aristoteles kon leren welke relaties bestonden tussen uiterlijke en innerlijke kenmerken.108 De opdrachtbrief van de auteur is gedateerd op 4 januari 1613 en gericht tot Walraven van Brederode en diens baljuw Werner van Batenburgh. Kennelijk ging de ambitieuze doctor alle Kennemer autoriteiten af, want Zandvoort viel onder de hoge heerlijkheid Brederode. Op dezelfde vierde januari dateerde Follinus nog een dedicatie, namelijk die van weer een ander werk bij De Keyser en Rooman, Den Nederlandtsche Sleutel van t’Secreet der Philosophie, een alchemistisch werk, of liever de bundeling van een reeks traktaatjes op dat gebied.109 Dit maal was niemand minder dan de uitverkorene. Van de aangekondigde volgende publicatie, een Geometrische Dialectica is het niet meer gekomen, niet

106 Bijlage 1, 1612-2. 107 Aangetroffen in UBA OK 80-183(2). In dit exemplaar wijzen ook de custoden van sommige bladzijden op ingevoegde vellen, bijvoorbeeld die met lofdichten van Reyn liefde croont (Joachim Targier) en Blijft volstandigh (Abraham de Coninck). 108 Bijlage 1, 1613-8. 109 Bijlage 1, 1613-7. 42 in Haarlem en vermoedelijk ook niet meer elders. Enkele Keulse boekjes uit 1622 zijn het enige dat nog van hem bekend is.110 Met Follinus nam De Keyser nogal wat risico. De naamsbekendheid van de Friese doctor was waarschijnlijk gering. Het moet de beloofde ‘geheime’ kennis geweest zijn, die klanten moest aantrekken. Minder financieel risico lijkt hij gelopen te hebben met een Nederlandstalige uitgave van Lucianus van Samosata’s Vera Historia, waarvan onder humanisten het Griekse origineel gelezen werd en een Italiaanse Latijnse vertaling beschikbaar was. Met behulp daarvan werd in het midden van de zestiende eeuw in Brabant een populaire Nederlandse versie gemaakt, die nu door De Keyser werd heruitgegeven. Het betreft een bekend boekje met wonderbaarlijke reizen, onder andere naar de maan en in de buik van een walvis.111 Of het inderdaad goed verkocht is, is niet meer na te gaan. Misschien is letterlijk stuk gelezen, want de STCN kent maar één exemplaar, uit de oude Haarlemse stadsbibliotheek.112

2d. Een bevriende uitgever: Passchier van Wesbusch

Was De Keyser met zijn vrijzinnige achtergrond voor Rooman al niet meteen de meest voor de hand liggende partner in zaken, dat gold nog veel sterker voor Passchier van Wesbusch, net als Van der Schuere afkomstig uit Menen en een uitgesproken representant van de Vlaamse mennisten, die naar het noorden waren gevlucht. Hij had zich vermoedelijk rond de eeuwwisseling in Haarlem gevestigd en op zijn laatst in 1609 zijn winkel op de Grote Markt geopend. Volgens Briels was het aan hem en zijn zoon te danken, dat Haarlem als hèt centrum van doopsgezinde uitgeverij in de gehele Republiek beschouwd kan worden.113 Nog nauwer dan met De Keyser waren zijn banden met de vrijzinnige kring van kunstenaars en intellectuelen als Goltzius, Van Mander en Vander Schuere. Met Gillis Rooman heeft hij nooit samengewerkt. Van Wesbusch zocht zijn drukkers vermoedelijk wat liever onder Zuidnederlandse liberalen als Jacob de Meester in Alkmaar en vooral Jasper Tournay in Gouda en Enkhuizen.114 Al moet de afstand ook weer niet als al te groot worden voorgesteld. De Meester was voordat hij zijn drukkerij in Alkmaar vestigde enige tijd in dienst bij Gillis, die in 1589 getuige was bij de doop van zijn zoon.115

110 Cf. Van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, s.v. Follinus, Hermanus. 111 Bijlage 1, 1613-2, cf. R. Veerman, Van schoolvoorbeeld tot atheïst: Lucianus in de Nederlanden tot 1770, in De zeventiende eeuw 15 (1999), p. 182. 112 SBH 120 B 10. 113 Briels (1974), p. 76. 114 A. van Diepen, Jacob de Meester (? – 1612); een opmerkelijk drukker, in : De zeventiende eeuw 6 (1990), p. 119-120. L. Boots, 'Ghedruckt ter Goude by Jasper Tournay'. Het zeventiende-eeuwse boekenfonds van boekdrukker Jasper Tournay, in Tidinge van Die Goude 15 (1997), p. 79 en 89. 115 Van Diepen (1990), p. 119. 43

En in 1611 hielp Van Wesbusch om Adriaens drukkerij op gang te krijgen. Door nog onopgehelderde contacten had de Zeeuwse aristocraat Philibert van Borsselen Van Wesbusch benaderd voor de eerste editie van zijn gedicht Strande, dat opgedragen was aan zijn zwager, de Dordtse patriciër Cornelis van Bleyenburgh als verzamelaar van schelpen en maritieme rariteiten.116 Van Borsselen heeft een zekere naam in de Nederlandse literatuurgeschiedenis als de dichter van de Binckhorst, dat als het vroegste hofdicht wordt beschouwd, al wordt die status in de moderne literatuur gerelativeerd.117 Misschien hadden rederijkerscontacten hem met de Haarlemmers in aanraking gebracht. De volgende druk van Strande in 1614 bracht Van Borsselen onder bij de Amsterdammer Dirck Pietersz Pers, die tot hetzelfde literaire uitgeversmilieu behoorde.118 Niet uit te sluiten valt echter, dat Rooman zelf een grotere rol gespeeld heeft, dan alleen maar die van uitvoerend drukker. Hij had vele Zeeuwse contacten en affiniteit met de schelpisten, zoals de verzamelaars zich noemden. Van Borsselen trekt in zijn gedicht een vergelijking met die andere verzamelaars, de floristen, die collecties zeldzame bloemen, vooral tulpen, aanlegden. En vaak werden beide liefhebberijen in één persoon verenigd.119 Tot nu toe is Rooman alleen in verband gebracht met kritiek op de tulpomanie, de fameuze windhandel in 1636-1637. Wat men niet wist, is dat hij zelf een florist was, die midden in de Haarlemse tulpenkwekerij stond. Verderop kom ik daar uiteraard uitvoerig op terug.120 Het is niet ondenkbaar dat de jonge Rooman ook schelpen verzamelde. Voor Haarlemmers was het strand nooit ver.

2e. Een bevriende drukker: Gillis van der Rade

Behalve de auteur Vander Schuere en de uitgevers Van Cloppenburgh, De Keyser en Van Wesbusch waren ongetwijfeld nog anderen betrokken bij de eerste stappen van Rooman als zelfstandig drukker. Misschien de belangrijkste, zijn leeftijdsgenoot Ampzing zal in de volgende paragraaf ter sprake komen. Hier moet nog gewezen worden op een relatie, die voor het eerst door Briels geopperd is, namelijk met Gillis vanden Rade, Gentenaar net als de Roomans, maar anders dan zij via Antwerpen in 1585 naar het Noorden gekomen. En meteen naar het uiterste Noorden, want nog in datzelfde jaar wordt hij drukker

116 Bijlage 1, 1611-3. 117 P.A. van Veen, De soeticheydt des buyten-levens, vergeselschapt met de boucken. Het hofdicht als tak van de georgische litteratuur. Utrecht 1985, p. 122-125. 118 Dirck Pietersz Pers STCN 29. De drukker van de uitgave door Pers is onbekend. Rooman was het bijna zeker niet, al komt er de initiaal 2: O in voor, die door Rooman eveneens wordt toegepast (in bijlage 1, 1614-4). Veel broodletters verschillen echter duidelijk van die, welke Rooman in die tijd gebruikt. Zo hanteert Rooman in 1615 geen w, bij Pers komt deze ‘gewoon’ voor. Misschien was Pers zelf de drukker. P. E. Muller, De dichtwerken van Philibert van Borsselen. Groningen-Batavia 1937, p. 5-7 gaat niet in op de vraag naar de uitgeverskeuzen van de auteur. 119 A. Goldgar, Tulipmania. Chicago-Londen 2007, p. 81-9. 120 Cf. par. 10i. 44 van de Staten van Friesland en de universiteit van Franeker.121 Briels heeft de suggestie gedaan, dat Vanden Rade mede aan de wieg van het bedrijf van Rooman heeft gestaan. In de boedelinventaris uit 1610 van de Rotterdamse drukker-lettergieter Gabriel Guyot had hij namelijk een schuld voor geleverde letters gevonden van Gillis vanden Raede, woenende tot Haerlem.122 Bovendien meende hij dat er geen Franeker edities van Vanden Rade uit 1610 waren. Nu is dit laatste weliswaar enigszins bijgesteld door Vanden Rade’s biograaf Sybrandy, maar ook diens onderzoek levert op dat 1610 tot Vanden Rade’s meagerste jierren behoorde.123 Of Vanden Rade werkelijk in Haarlem gewoond heeft of dat hij er slechts enige tijd heeft verbleven, is nog onduidelijk. Sybrandy zegt slechts in bytsje informaasje in de archieven gevonden te hebben, maar het is niet duidelijk of hij ook in Haarlem onderzoek heeft gedaan.124 Hoe dan ook, er zijn voldoende aanwijzingen voor nauwe contacten tussen de Roomans en de Vanden Rades. Als Gillis Rooman in 1589 doopgetuige is voor Jacob de Meester, dan is hij dat samen met een Lysbeth vanden Rade.125 In 1589 en 1590 drukken Gillis Rooman en Gillis vanden Rade Taffins Merck-teeckenen van de kinderen Gods voor Laurens Jacobsz in Amsterdam.126 En weer in 1590 en nog eens in 1592 maken zij gezamenlijk een bijbel opnieuw met Laurens Jacobsz als opdrachtgever.127 En als Adriaens halfbroer Gerard Ketel in 1600-1601 in Franeker gaat werken, moet dat wel haast in overleg met Vanden Rade zijn gebeurd, die de plaatselijke markt volledig domineerde.128 Het kan ook nauwelijks toeval zijn, dat Ketel na zijn dood dadelijk werd opgevolgd als stadsdrukker van Groningen door Jan vanden Rade, de jongste zoon van Gillis. En dan is er nog de uitgave van Apherdianus’ Tyrocinium van Cloppenburgh en Rooman uit 1612, die hierboven is gesignaleerd. Gillis vanden Rade had in 1593 een eerdere druk gemaakt en mogelijkerwijze had hij Adriaen een nieuwe editie gesuggereerd. Of de Franeker drukker werkelijk naar Haarlem gekomen is om Adriaen in het zadel te helpen, zoals Briels suggereerde, blijft vooralsnog onzeker, maar dat hij hem van goede raad zal hebben voorzien, toen hij daar toch was in 1610, is zeer waarschijnlijk.

121 S. Sybrandy, Libben en wurk fan Aegidius Radaeus, de earste printer fan de akademy te Frjentsjer. Ljouwert 2005, p. 6-10. 122 Briels (1974), p. 296 en 394. 123 Sybrandy (2005), p. 13. 124 Sybrandy (2005), p. 5. 125 NHA 2142, 1 (30-4-1589). 126 GR STCN 2, Gillis vanden Rade STCN 50, Sybrandy nr. 218 127 GR STCN 29 en 36, Gillis vanden Rade STCN 51 en 76, Sybrandy nrs. 211 en 242. 128 Sybrandy (2005), p. 10 suggereert dat Ketel goedkopere disputaties kon leveren aan minder bemiddelde studenten. De enige van Ketel bekende uitgaven in Franeker betreffen echter werken van een theoloog, die eerder ook door Vanden Rade was uitgegeven en van de ontdekkingsreiziger Jan Huygen van Linschoten. 45

2f. Concurrenten

Tegenover zo veel goodwill stond weinig concurrentie. Die werd voornamelijk gevormd door twee drukkers, die vrijwel tegelijk met Rooman hun opwachting maakten. De ene was David Wachtendonck, een immigrant uit Goch en in Haarlem min of meer een outsider, die naar het schijnt alles drukte waar vraag naar was en dat vermoedelijk niet uit luxe. In 1615 gaf hij het drukken op. Later werd hij makelaar in Amsterdam. De tweede was van een ander formaat. Het was Vincent Casteleyn I, de oprichter van een aanzienlijk familiebedrijf dat een voorname rol in de boek- en persgeschiedenis zou gaan spelen. Casteleyn was een paar jaar ouder dan Rooman en net als hij een immigrant van de tweede generatie. Het grootste verschil tussen beide beginnende drukkers lag in hun religieuze en politieke oriëntatie. Waar we Rooman, net als zijn vader in de calvinistische hoek moeten plaatsen, behoorde Casteleyn tot het vrijzinnige, doperse en remonstrantse deel van het religieuse spectrum. Althans in deze eerste jaren van beider carrière. In de loop der jaren zouden zich bij beiden verschuivingen op dit gebied voordoen.

2g. Contra-remonstrantse drukken

In de hier behandelde eerste fase komt Roomans contra-remonstrantse gerichtheid het duidelijkst aan de dag in de druk van het enige boek dat hij voor de Amsterdamse boekverkoper Herman Allertsz Koster heeft gemaakt. Het is de Spieghel der Ieught, de versie voor scholieren van Willem Baudartius’ Morgen- wecker uit 1610.129 Koster ondertekende zelf de inleidende brief Aen de Schoolmeesters van dese Vrye-Nederlanden en hoewel hij zich zelf daarin alleen als uitgever voorstelt, wordt aangenomen dat hij ook de bewerker van de tekst geweest is. De brief is op 1 januari 1614 gedateerd, maar het boek was waarschijnlijk toch niet het eerste van de twee die Rooman dat jaar maakte, zoals dadelijk zal blijken. De Spieghel der Ieught is een korte geschiedenis van de opstand in dialoogvorm met nadruk op de Spaanse wreedheden en doortrokken van fanatiek nationalisme en anti-katholicisme. Baudartius en Koster vertegenwoordigen de partij, die enkele jaren later de macht in Haarlem zou grijpen: orangistisch, gomaristisch en fel oorlogsgezind. Deze Spieghel der Ieught werd een bestseller. Er volgden nog talrijke drukken tot ver na de Vrede van Munster. Helaas voor Rooman deelde hij niet in dat succes, want de edities die elkaar na 1614 snel opvolgden, belandden op andere persen, zoals die van zijn Middelburgse verwant Simon Moulert, over wie later. Wel is er een ‘tweede druk’ uit 1615 die alleen Koster als uitgever vermeldt, maar die een variant van Roomans ornament 1 op de titelpagina en

129 Bijlage 1, 1614-3. 46 band 3 aan het begin van de hoofdtekst heeft, maar ook een initiaal-M, die niet niet tot zijn vaste repertoire hoort.130 Ook twee andere boeken waaraan Rooman meewerkte, waren onvervalst orthodox calvinistisch. Jan Everts Cloppenburgh was hier weer zijn opdrachtgever. Het ene was een verzameling traktaten van William Perkins, vertaald door de onvermijdelijke Schagense dominee Meusevoet.131 De piëtistische puritein Perkins behoorde in deze jaren tot de meest populaire auteurs in gomaristische kringen en Meusevoet, geassisteerd door enkele andere Noordhollandse predikanten, zorgde voor een niet aflatende stroom vertalingen. Aan dergelijke edities konden Rooman en vooral de uitgever Jan Evertsz Cloppenburgh zich geen buil vallen. Het tweede (waarvan in de STCN onbegrijpelijkerwijze het aandeel van Rooman geheel over het hoofd wordt gezien) was een vertaling uit het Latijn door de Waterlandse dominee Barnardus Gartz van een homiletisch handboek van Wilhelm Zepper (1550-1607), de hofprediker van Jan van Nassau en een bekende calvinistische hoogleraar aan de universiteit van Herborn. Met deze Postille ofte Tresoor der homilien kreeg den gemeynen man de beschikking over een handleiding bij het thuis voorbereiden van de zondagse preek over de opgegeven bijbeltekst.132 Cloppenburgh verschafte Rooman waarschijnlijk een fikse hoeveelheid werk met dit boek in quarto: het telde maar liefst 149 vellen druks. In de volgende paragraaf kom ik erop terug op de moeilijkheden bij de idenficatie van drukkers van dergelijke dikke boeken. Rooman had voor Zepper een hele reeks van zijn sierinitialen nodig, de meeste uit de vaste series 1 en 2, maar ook letters, die bij hem zeldzaam zijn, maar wel tot het vaste bestand van de loden handelsletters behoorden. Voorbeelden daarvan zijn de 63: I, die pas weer terugkomt in 1634 en de 70: O, die nadien in een editie uit 1636 voorkomt, waarbij hij betrokken was, maar waarvan Broer Jansz vermoedelijk het drukwerk heeft gedaan.

2h. Verborgen bijdragen aan collectieve drukken

Ten aanzien van het werk van Rooman voor Cloppenburgh moet wel enige voorzichtigheid ingebouwd worden. De eerst genoemde traktatenverzameling, Verscheyden Theologische Wercken, heeft een titelpagina uit 1614, waarop alleen Cloppenburgh genoemd wordt. De afzonderlijke traktaten hebben eigen titelpagina’s met 1613 als jaartal. De opmaak ervan wekt

130 UBA OK 63-5881. 131 Bijlage 1, 1614- 2. 132 Bijlage 1, 1614-4. Het boek wordt ondanks Roomans vermelding in het colofon noch onder Cloppenburgh, noch onder Zepper met Rooman verbonden en bij Rooman zelf genegeerd. Het is alleen terug te vinden via de catalogus van de UB Utrecht, al wordt daarin behalve het jaar 1614 ook een foutieve datering ‘1641’ vermeld. De vertaler Gartz is tamelijk obscure predikant. Hij stond vanaf zijn beroeping in 1604 tot zijn dood in 1628 in Zuiderwoude, cf. M. Veeris, Kerkelyk Alphabeth. Amsterdam 1711, p. 50. 47 de indruk bedoeld te zijn voor losse edities.133 Slechts op één daarvan komt een impressum met een drukkersnaam voor. Op Een Tractaet van de Inbeeldinghe des mensches kondigt Rooman zich aan als de producent van het boekje. Het heeft een initiaal uit zijn serie 1, de I. In de andere verhandelingen komen enkele initialen voor uit Roomans serie 4, maar ook enkele die in zijn drukwerk verder niet worden aangetroffen. Het is goed denkbaar, dat Cloppenburgh meerdere drukkers tegelijk voor deze Perkinsbundel aan het werk heeft gezet. In dat geval was Roomans bijdrage dus veel beperkter. Deze redenering kan echter ook worden omgekeerd. Het is even goed denkbaar, dat Rooman nog veel meer voor Cloppenburgh gedrukt heeft zonder dat zijn naam in de boeken verschijnt. Als men het fonds van Cloppenburgh op basis van de drukkersvermeldingen in de STCN analyseert, dan blijkt allereerst, dat de door Dijstelberge voor Cornelis Claes vastgestelde uitzonderlijk brede spreiding van edities over vele drukkers voor Cloppenburgh nog meer opgaat.134 Zelfs als men de collectieve uitgaven, waarin hij samenwerkte met andere boekverkopers, buiten beschouwing laat, zijn er al 37 drukkers aan hem verbonden. Adriaen Rooman is met 8 drukken één van zijn meest gebruikte contacten. Verder blijkt dat in Cloppenburghs productie voor zo ver die in de STCN is geregistreerd, in maar liefst ca. 70% van de edities helemaal geen drukker wordt genoemd. Combineert men beide bevindingen, dan ligt het voor de hand in sommige boeken van Cloppenburg zonder drukkersvermelding ook sporen van Roomans persen te kunnen aantreffen. En inderdaad levert een steekproef herhaaldelijk drukken op waarvoor dezelfde soorten letters letters gebruikt zijn die deze ook in zijn kast had liggen. Helaas maakt de in de inleiding besproken methodologische problematiek het niet mogelijk om daarop toeschrijvingen met zekerheid te baseren. Ik heb geen enkel geval gevonden van een onmiskenbaar identiek individu. Extra complicerend is, dat er in het geval van Cloppenburgh sterke aanwijzingen zijn, dat het het drukproces in bepaalde gevallen misschien wel heel anders georganiseerd was, dan in het moderne onderzoek wordt aangenomen. In verscheidene drukken uit 1620 en 1621 komt in het colofon een formule voor in de trant van Ghedruckt ten huyse van Jan Evertsz Kloppenburgh.135 Het is moeilijk om deze anders te interpreteren, dan dat er een pers in de boekhandel stond opgesteld, waarop één of meer drukkers de betrokken boeken vervaardigd hebben. Dat suggereert een veel sterkere coördinerende en faciliterende rol voor de uitgever, dan in het algemeen wordt aangenomen. Het is natuurlijk op grond van louter boekhistorisch onderzoek

133 De verschillende traktaten hebben elk een complete eigen titelpagina, telkens met een blanco achterzijde. Bovendien zijn in de meeste gevallen ook één of meer bladzijden aan het eind blanco gelaten. 134 Dijstelberge, De Cost en de Baet, In Holland 26 (1994), p. 232 signaleerde in uitgaven van Cornelis Claes de namen van 31 drukkers. 135 Cf. e.g. Jan Evertsz Cloppenburgh II, STCN nrs. 148, 149, 155, 158 en 161. 48 niet te zeggen, hoe vaak zich deze situatie voor heeft gedaan. Er is immers geen reden om automatisch aan te nemen, dat dit niet het geval was, wanneer een dergelijke tekst niet in een boek is opgenomen. Er lijkt mij hoe dan ook veel voor te zeggen, dat het volstrekt niet vermelden van drukkers, zoals bij de ruime meerderheid van Cloppenburghs boeken, erop kan wijzen dat in zulke gevallen niet één afzonderlijke drukker het boek gemaakt heeft, maar dat het werk aan diverse drukkers was uitbesteed, of wel door het op verschillende plaatsen te laten maken en de vellen nadien in Amsterdam bij elkaar te brengen, of wel door niet het werk naar de drukkers te brengen, maar de drukkers naar het werk. Een dergelijke arbeidsverdeling maakt toeschrijvingen enerzijds nog lastiger, anderzijds minder relevant. Net als veel schilderijen niet als individuele scheppingen van meesters moeten worden opgevat, maar als atelierproducties, waaraan een collectief van kunstenaars heeft gewerkt, zouden veel boeken moeten worden beschouwd als gemeenschappelijke voortbrengselen van groepen uitgevers (ook uitgevers opereerden zoals bekend vaak in compagnieën) en drukkers. De leidende rol bij een dergelijk proces kan van geval tot geval wisselen, maar zal in het algemeen eerder bij uitgevers dan drukkers moeten worden gezocht. In het geval van Cloppenburgh twijfel ik daar nauwelijks aan, omdat deze ook blijkt uit de onderling overeenkomstige aard van zijn talrijke gegraveerde titelpagina’s, ongeacht welke kunstenaar en welke drukker aan het werk waren gezet.136 Alleen microscopisch onderzoek maakt het misschien mogelijk in dergelijke collectieve producties de rol van de participanten nader te definiëren. Uiteraard valt zoiets buiten het brede bestek van dit werkstuk. Toch heb ik geprobeerd steeksproefsgewijze iets van Rooman bij Cloppenburgh terug te vinden. Het ligt voor de hand daarvoor in eerste instantie de periode 1611-1620 te kiezen, want dat waren de jaren waarin Rooman in elk geval ook een aantal drukken met zijn naam erin vermeld voor de Amsterdamse uitgever gemaakt heeft. En inderdaad zijn er dan ‘gegadigden’ voor nadere bestudering. Bijvoorbeeld een andere, nog omvangrijkere bundel met Meusevoets vertalingen van verhandelingen van Perkins, die in 1615 onder de titel Opera Theologica bij Cloppenburgh uitkwam.137 De eerste tractaten bevatten bijna alleen sierinitialen waarover Rooman ook beschikte. In de laatste komt daarentegen achter elkaar een aantal initialen voor, die hij nooit gebruikt heeft. Er zijn ook voorbeelden van boeken die uitsluitend sierinitialen uit Roomans vaste series hebben, bijvoorbeeld de tweede Franse editie uit 1619 van

136 Een eerste vergelijking van de titelpagina’s van de talrijke door Cloppenburgh uitgegeven religieuse traktaten uit de periode, waarin Rooman voor hem werkte leverde op, dat deze vaak op dezelfde wijze zijn opgebouwd: een titel met een regel in groot formaat gotisch en de overige in kleinere formaten gotisch en romein; namen van auteurs en plaatsen in romein, altijd een uitgeversmerk, impressa in gotisch, inclusief Cloppenburghs eigennaam, de plaats van uitgave bijna steeds in romein, boven- of onderkast. 137 Wilhelmus Perkinsus, Opera theologica. Amsterdam 1615, Jan Everts Cloppenburgh II, STCN nr. 111. 49

Jan Huyghen van Linschotens bestseller over zijn verre reizen.138 Zowel specimina van zijn serie 2 als van zijn serie 4 worden hier aangetroffen. Toch is het in beide gevallen verre van zeker, of Rooman een aandeel in de productie heeft gehad. Daarvoor zou eerst de verbreiding van beide series onder alle andere drukkers, die in deze jaren voor Cloppenburgh zouden kunnen hebben gewerkt nader moeten worden bekeken. Hoe het ook moge zijn, er moet rekening mee gehouden worden, dat een deel van de opdrachten aan drukkers, dus ook aan Rooman in zijn jonge jaren, op deze manier onzichtbaar is gebleven.

2i. Stadsdrukwerk

Behalve dat Rooman een ideologisch ander deel van de uitgevers en het lezerspubliek bediende dan zijn concurrent Casteleyn, onderscheidde hij zich van hem uiteraard ook doordat hij stadsdrukker was, met alle voordelen vandien. Hiervoor vermeldde ik al, dat de inkomsten uit deze aanstelling vrijwel onmiddellijk in de winter van 1610 begonnen te stromen. In bijlage 4 zijn de bedragen te vinden uit de stadsrekeningen van betalingen aan Adriaen voor drukwerk en soms ook voor leveranties van papier. Die beliepen al in deze eerste jaren flinke bedragen. In 1611 ging het om 41 gulden, in 1612 om 111, in 1613 om 131 en in 1614 om 156 gulden.139 Daar moet de jaarlijkse bijdrage in de woonlasten van 40 gulden en het voordeel van de accijnsvrijstelling bij worden opgeteld. Een goed inkomen voor een ambachtsmeester lag tussen de 500 en 1000 gulden. Het werk voor de stad zorgde dus in deze jaren vermoedelijk voor minstens een tiende tot een kwart van de benodigde penningen. Later zou het overigens nog meer worden. De rest moest komen uit particulier drukwerk en uit de winkelomzet. Het is tamelijk frustrerend, dat we van de bescheyden, ordonnantien ende billietten, die jaarlijks in de rekeningen worden genoemd maar een gering deel kennen. De STCN is op dit terrein, zoals bekend, geen geschikt hulpmiddel, omdat daarin zowel plano’s genegeerd worden, als drukken, die zich niet in een bibliotheek, maar in een archief bevinden nog niet zijn opgenomen. Ik heb de lacunes zo veel mogelijk proberen aan te vullen, maar ongetwijfeld nog veel in archieven verscholen stukken gemist. Daarnaast is een onbekend deel, vooral van de billietten, die werden aan- en opgeplakt, verloren gegaan. Maar een nog groter probleem is dat nergens is vast gelegd, wanneer een keur of ordonnantie wel of niet gedrukt werd. De oorspronkelijke, handgeschreven Haarlemse keurboeken zijn in de 18e eeuw verloren gegaan, vermoedelijk nadat in 1755 een groot gedrukt keurboek

138 Bernardus Paludanus (ed.), Histoire de la navigation de Iean Hugues de Linschot. Amsterdam 1619, Jan Everts Cloppenburgh II, STCN nr. 143. 139 Cf. bijlage 3. 50 verscheen met daarin alle verordeningen, die in dat jaar nog van kracht waren.140 Dankzij een editie door A. J. Enschedé van een wel overgeleverde chronologische index op deze keurboeken is niettemin enig inzicht te verkrijgen in de stedelijke besluitvorming gedurende een groot gedeelte van Roomans jaren als stadsdrukker. Rekening houdend met de lacunes in Enschedé’s bron komt men op een aantal van meer dan 500 afkondigingen van stadswege. Hoe veel daarvan alleen vanaf de trap van het stadshuis zijn voorgelezen en hoe veel daadwerkelijk door hem zijn gedrukt, valt uit de Index echter niet op te maken. Soms lijken de omschrijvingen van een besluit te wijzen op te drukken teksten, bijvoorbeeld omdat termen als publicatie, placcaet of advertentie worden gebruikt. Maar meestal ontbreken dergelijke aanwijzingen: van keur, ordonnantie, waerschouwinge, verbod, gebod, afkeuringe enzovoorts kan niet bepaald worden of ze al dan niet door druk werden verbreid. Om de zaak nog ingewikkelder te maken: van de enkele tientallen overheidspublicaties die ik wèl terug gevonden heb, staat meer dan de helft weer in het geheel niet of soms op een heel andere datum in de door Enschedé uitgegeven Index. Dat laatste heeft, behalve met de lacunes in de keurboeken, ook te maken met veelvuldige heruitvaardigingen van eerdere oekazes, die of iets werden aangepast of opnieuw uitgevaardigd, omdat ze slecht werden opgevolgd. Met andere woorden, het op grond van die Index geschatte aantal van ruim 500 besluiten van het stadsbestuur is waarschijnlijk veel te laag gesteld. Circa 1000 uitvaardigingen komt vermoedelijk dichter in de buurt. Heel vreemd is dat ook niet, want als de magistraat gedurende Roomans ambtstijd gemiddeld eens per week een publicabel besluit zou hebben genomen, dan zouden het er al meer dan 1500 zijn geweest. Een volgend potentieel hulpmiddel blijkt ook niet bruikbaar. Dat zou een relatie tussen de inhoud of het onderwerp van een besluit enerzijds en een opgave tot drukken anderzijds kunnen zijn. Wanneer evenwel de onderwerpen van de toevallig wel overgeleverde publicaties worden bekeken, valt al op dat daarin geen enkele eenheid terug te vinden is. Ze betreffen zowel zeer incidentele kwesties, zoals het vernielen door vandalen van recente groenaanplant aan de stadssingels, als zeer algemene, zoals de reglementen van gilden en andere instellingen. Precies hetzelfde is van toepassing op de in de Index vermelde besluiten. Op grond van wat er aantoonbaar wèl gedrukt is, zouden die, naar hun onderwerpen beschouwd, vrijwel allemaal net zo goed op Roomans pers beland kunnen zijn. En een laatste mogelijke houvast, Roomans jaarlijkse inkomsten uit stadsdrukwerk, moet eveneens prijs gegeven worden. Zijn oorspronkelijke declaraties zijn alle verloren gegaan. Alleen het totaalbedrag van aan hem verrichte betalingen is per jaar bekend. Daarin zit echter, zoals steeds uitdrukkelijk vermeld, ook een bedrag aan voor leveranties van papier en

140 A.J. Enschedé, Index op de Keur- en Gebodsregisters van de stad Haarlem. Den Haag 1875, p. IX-X. 51 schrijfgerei. Hoe groot dat aandeel is, blijft een raadsel. Verder zullen de gedeclareerde bedragen per uitvaardiging uiteraard sterk gevarieerd hebben naar de aantallen en de grootte van de vellen (bij plano’s zeer verschillend, zoals blijkt uit wat over is) en de oplagen. Al deze onzekerheden en onmeetbaarheden hebben ertoe geleid, dat ik me bij de beschrijving van Roomans productie in deze sector beperk tot een per periode gerangschikt overzicht van wat ik heb teruggevonden, beginnend met wat hieronder onmiddellijk volgt.

De magere twee ordonnanties uit de eerste vier jaren zijn op grond van het voorafgaande hoe dan ook een miniem fragment van wat Rooman toen reeds voor de stad gedrukt moet hebben.141 Zoals hiervoor al vermeld, gebruikt hij twee van zijn vader afkomstige stadsvignetten voor de titelpagina’s. Eén daarvan, stadsvignet nr. 2 is overigens wel behulpzaam bij een correctie op gegevens uit de STCN, die voor 1613 twee varianten van een Ordonnantie op de instelling van een Banck van Commissarissen voor saecken van kleynder waerde ende importantie registreert. Eén daarvan is inderdaad door het impressum in 1613 te plaatsen, toen de desbetreffende lage rechtbank werd ingesteld. De andere druk, waar geen jaartal in het impressum genoemd is, dateert echter van 1616 of later. Dat valt te bewijzen door de slijtage van het vignet, dat in 1616 beschadigd geraakt is, zoals in het volgende hoofdstuk nog te sprake zal komen.142

2j. Gelegenheidsdrukwerk

Ook van een andere inkomstenbron vormen de overblijfselen vermoedelijk slechts een gering restant. Het betreft het berucht slecht bewaarde gelegenheidsdrukwerk. Uit deze eerste periode kennen we drie huwelijksgedichten.143 Zelfs als maar bij een beperkt deel van de patricische huwelijken met dergelijke teksten werd uitgepakt, dan moeten er talloze meer van hebben bestaan, al kennen we natuurlijk niet de marktverdeling tussen Casteleyn, Wachtendonck en Rooman op dit gebied. Voor deze drie gedichten gebruikt hij telkens hetzelfde titelvignet, dat hij kennelijk voor dit type opdrachten in huis had. Omdat van zijn vader geen gelegenheidsdrukken overgeleverd zijn, valt niet te zeggen of ook deze houtsnede uit diens voorraad afkomstig is. Zo niet, dan is het één van eerste aankopen voor decoratieve doeleinden, die Rooman gedaan heeft. De ikonografie van het eenvoudige ontwerp is traditioneel: een door bladwerk omkranst medaillon waarin een man en een

141 Bijlage 1, 1613-1 en 1613-6. 142 Deze correctie impliceert de verplaatsing van STCN AR 10. Deze druk dient conform het STCN-systeem achteraan het Roomanbestand als ongedateerd te worden opgenomen. 143 Bijlage 1, 1613-3, 1613-4 en 1614-1. 52 vrouw door Christus in de echt worden verbonden. Kennelijk niet storend voor het calvinistische milieu van de opdrachtgevers en de drukker was de sterk geaccentueerde rhombische nimbus om het hoofd van Christus.144

2k. Een Grotius-roofdruk?

Tenslotte moet nog worden ingegaan op de in de Inleiding genoemde roofdruk, die Verhoeven aan Rooman toeschrijft.145 Het het betreft het Tractaet vande oudtheyt vande Batavische, nu Hollantsche Republique, dat Rooman in 1636 zonder toestemming van de auteur zal uitgeven. Als Verhoeven het juist gezien heeft, zou Adriaen al kort na zijn bedrijfsovername in eind 1610 deze illegale druk op de markt hebben gebracht, als een goedkopere octavo-versie van de door Grotius geautoriseerde editie van Hillebrant van Wouw. Naar mijn mening zijn Verhoevens argumenten niet toereikend voor een toeschrijving. Hij baseert zich op een uit fleurons opgebouwd kruis dat als een soort vignet op de titelpagina is aangebracht, nog een fleuron en een tweetal gotische broodletters, die Laceulle in het typografisch materiaal van Gilles Rooman heeft aangewezen. Bij geen van deze vier elementen is echter een specifiek individu aan te wijzen dat exclusief naar Gillis verwijst. Al het materiaal was in de handel en naar men moet aannemen breed verbreid. Wel zijn er twee morfologische argumenten, die tegen een toeschrijving aan Rooman pleiten. Ten eerste de kruisvormige figuur die met de fleurons gemaakt is. Dergelijke figuren ben ik bij Rooman niet tegengekomen, niet op titelpagina’s en niet in het binnenwerk. Hij beperkt zich tot fleuronbanden en heel simpele combinatie met enkele elementjes. Ten tweede de aard van de afwisseling van de lettertypen op de titelpagina. Die barokke afwisseling was populair en Rooman hield er ook van. Maar hij zou niet gauw Hol-lantsche zetten met een wisseling midden in een woord, omdat het eerste deel in een regel staand romein is geplaatst en het tweede in een regel cursief. In zo een geval zou hij de eerste lettergreep naar de volgende regel hebben verplaatst, waar ruimte genoeg is. Op grond hiervan meen ik dat het boekje hier verder buiten beschouwing kan blijven.

2l. Huizen, vrouw en kinderen

Het leven van Adriaen Rooman moet in de maanden na de dood van zijn vader nogal hectisch zijn verlopen. Ook als zich zoals hiervoor gesuggereerd een groep vrienden en bekenden om de jonge drukker heeft gegroepeerd, dan nog

144 Vierzijdige nimbi komen in de middeleeuwse kunst voor, naast de overheersende ronde vormen. In de protestantse Christusafbeeldingen overheerst een lichteffect rond de Christuskop, meestal zonder de nadrukkelijke geometrische vorm, zoals in Roomans vignet. 145 G. Verhoeven, Antiquarische Adversaria II , in : De Boekenwereld 17, 2000, p. 78-80. 53 was zijn positie in de winter van 1610 niet te benijden. In december was zijn ouderlijk huis verkocht en moest er op korte termijn nieuwe woon- en bedrijfsruimte worden gevonden. De vraag is natuurlijk, waar hij beland is. De STCN is bij de beantwoording daarvan niet erg behulpzaam. Net als bij de beroepsaanduidingen vormen de adresvermeldingen in de publicaties de enige bron van informatie. Aangezien Roomans publicaties uit 1611 en 1612 geen enkel adres bevatten, vormen de archivalische gegevens voor de eerste periode na de veiling van Gillis’ huis in de Koningstraat de enige betrouwbare bron. De eerste daarvan heeft betrekking op zijn zo dadelijk te bepreken huwelijk. In november 1611 blijkt de jongesel Adriaen Rooman in de Paerdestraet te wonen.146 Waar deze straat lag, is onzeker, omdat Haarlem meerdere Paardenstraten en -stegen heeft gekend. Vermoedelijk ging het om een straatje tussen de Grote Houtstraat en de Gierstraat.147 Een jaar later in november 1612 is Rooman alweer verhuisd en woonachtig in de Helmbrekerssteeg, een nog bestaande steeg tussen de Kleine Houtstraat en het Spaarne.148 Beide adressen zijn niet bepaald gunstig gelegen voor een boekenbedrijf, zeker niet voor een winkel. Koopacten ervan zijn niet terug te vinden en het is dan ook aannemelijk dat Adriaen bij zijn vertrek op stel en sprong uit zijn vaders huis in de Koningstraat bescheiden woonruimte gehuurd heeft. Voldoende geld om meteen een nieuw huis te kopen had hij waarschijnlijk niet, maar van de stad kreeg hij wel, zoals we zagen, de jaarlijkse huurtoelage van veertig gulden, die Gillis ook al genoten had.149 Waarschijnlijk vielen enige tijd zijn woon- en bedrijfsruimte niet samen. In het voorjaar van 1612 ging hij namelijk alsnog tot een aankoop over, namelijk van een half huis, opnieuw in de Koningstraat.150 Het ligt voor de hand om daar in elk geval zijn bedrijfsruimte te situeren. Deze aankoop kan niet los worden gezien, van een gouden zet die Rooman enkele maanden eerder had gedaan. Op 27 november 1611, een jaar nadat zijn leven op zijn kop was gezet, ging hij in ondertrouw met Grietgen Sonnevels, zoals zij in het Ondertrouwboek werd genoemd.151 Dat was maar één van de vele verbasteringen, die haar Franse familienaam had ondergaan na de vlucht van deze protestanten uit Atrecht, die zich zelf nog meestal d'Assonville of Sonnevylle noemden. De bruid was precies twee jaar ouder dan Adriaen. Zij was 23, de jonge drukker inmiddels 21. 152 Deze had met haar een zeer aantrekkelijke partij binnen zijn eigen migrantenmilieu te pakken. De d'Assonvilles vormden een nog omvanrijker

146 NHA 2142, 48 (27-11-1611). 147 G.H. Kurtz en J. J. Temminck, De straat waarin wij wonen: alle Haarlemse straatnamen verklaard. Haarlem 1999, p. 174. 148 NHA 1617, 83 (11-11-1612). 149 De jaarlijkse uitbetalingen zijn te volgen in de Rekeningen van het beheer van de Geestelijke Goederen, NHA 3993, 5044-5055. 150 NHA 3111, 294 (1-3-1612). 151 NHA 2142, 48 (27-11-1611). 152 NHA 2142, 1 (3-3-1588) en 2 (2-3-1590). 54 verwantschapsnetwerk dan de Roomans. De meesten waren in Zeeland neergestreken, waar we een lid van de familie in het boekenvak nog zullen ontmoeten. De Haarlemse tak was meteen sociaal uiterst succesvol. De vader van de bruid was met een dochter uit de Haarlemse patriciërsfamilie Ruychaver getrouwd, haar broer was een gestudeerd man, een jurist, die in Haarlem als procureur royaal zijn brood verdiende. Hij verschijnt in talloze stukken als gevolmachtige en zaakwaarnemer. Met de Ruychaver-relatie opende zich ook voor Rooman directe contacten in de hoogste Haarlemse kringen. Claes Ruychaver was één van de helden van uit de beginfase van de opstand. Zijn zoons waren langdurig burgemeesters van de Haarlem en trouwden met dochters uit de even aanzienlijke burgemeestersfamilie Van der Laen.153 Zij vormden met de pensionaris De Haen de kern van de regentengroep die de stad tot de machtsgreep van Maurits in 1618 bestuurde. Ook binnen de gereformeerde kerk verstevigde het huwelijk Adriaens positie. Maritgen Sonnevylle, één van Grietgens zusters was getrouwd met de Hillegomse predikant Egbertus Verhoeven, die in 1612 naar Haarlem beroepen zou worden. Wel raakte hij middels deze zwager nauw betrokken bij de spanningen binnen de Haarlemse gemeente, waar het weldra danig knetterde. Maar dat kon men in 1612 nog niet weten. Enkele maanden nadat het huwelijk was gesloten, betaalde de nieuwe relatie zich al uit. Grietgens vader, Pieter de Sonnevyl, om een andere gebuikelijke schrijfwijze in de Haarlemse stukken te gebruiken, was kennelijk overleden en zijn weduwe en haar kinderen gebruikten de erfenis onder andere om tussen de families Ruychaver en d’Assonville huizen in de Crauwelsteeg (tegenwoordig de Schoutensteeg) en de Koningstraat uit te wisselen. Onderdeel van die transactie was, dat Adriaen samen met zijn schoonmoeder, elk voor de helft, het betrokken huis in de Koningstraat, dat 3700 gulden kostte, kon kopen. Op 1 mei 1612 was de eerste betaaldag van de eerste termijn en rond die tijd zal zijn drukkerij en winkel ook wel zijn ingericht. Misschien houdt het feit, dat hij in 1612 maar twee boeken gedrukt heeft ook verband met de verhuizing van dat jaar. Zijn vrouw was in het voorjaar van 1612, dus vrijwel meteen na de huwelijkssluiting, zwanger geraakt. Op 30 oktober beviel zij van een zoon, die naar Roomans vader Gielis werd genoemd. De doopgetuigen kwamen van moederszijde, Maria Ruychaver en domineeVerhoeven, de man van Grietgens zuster. Dit leek op een vliegende start: een gefortuneerde vrouw, een gunstig gelegen winkel en een zoon - alles binnen een jaar. Adriaen was pas tweeëntwintig. Toch dreigde vrijwel onmiddellijk de hele constructie in te storten. Grietgen had de bevalling slecht doorstaan en lag ernstig ziek in bed in

153 Over de familierelaties : M. Thierry de Bye Dólleman en O. Schutte, Het Haarlemse geslacht Van der Laan, in: De Nederlandsche Leeuw 86 (1969), kol. 319-324. 55 de Helmbrekerssteeg. Ze waren op huwelijksvoorwaarden getrouwd, hetgeen zal hebben geïmpliceerd, dat bij haar overlijden haar inbreng grotendeels zou zijn vervallen aan haar verwanten. Alweer wist Adriaen snel en doelmatig te handelen. Op 11 november, nog geen twee weken na de bevalling verscheen notaris Van Triere aan het ziekbed van zijn vrouw om een testament op te maken, waarbij de huwelijksvoorwaarden werden herroepen en beiden uuyt goede echtelicke lyefft ende affectie elkaar hun gehele bezit nalieten. Alleen voor het kind werden enige aparte voorzieningen getroffen.154 Hoe veel echtelijke liefde werkelijk in het spel was, is natuurlijk niet na te gaan, maar het is evident, dat de eventuele affectie volledig samenviel met de belangen van Rooman. Het testament garandeerde zijn bedrijfsvoortzetting, ook als zijn jonge vrouw kwam te sterven. Maar zij overleefde het kraambed. En in juli 1614 baarde ze alweer een volgend kind, nu Pieter genoemd, naar haar vader en broer. Die laatste hield zelf zijn neef ten doop, samen met opnieuw Maria Ruychavers en Cathryna Dassonneville, een zuster van de moeder. De afwezigheid van Roomans bij beide doopplechtigheden is veelzeggend voor de sociale verhoudingen tussen beide families. De positie van Adriaen moet na het overlijden van Hermanna Mulers en Gillis vooralsnog kwetsbaar geweest zijn, althans in Haarlem.

2m. Broers en zusters

Wat er van Adriaens broers en zusters in deze jaren geworden is, blijft helaas grotendeels buiten zicht. Laceulle, die de Haarlemse bronnen zeer goed kende, heeft ook bijna niets over hen boven water weten te krijgen. Het feit dat Adriaen zo snel een eigen gezin heeft gesticht, maakt het waarschijnlijk dat de kinderen van Gillis in de winter van 1610 of kort daarna zijn uitgezwermd en niet een gemeenschappelijk huishouden hebben gevormd. De oudste dochter Mayken was is 1608 al overleden. De volgende, Judith, was in 1610 drieëntwintig en dus huwbaar. Ik heb geen Haarlemse trouw- of begraafgegevens van haar gevonden. Er is dus een grote kans, dat zij de stad verlaten heeft, elders getrouwd is en onder de naam van haar echtgenoot onvindbaar in de bronnen geworden is. In het leven van Adriaen heb ik haar in elk geval niet meer ontmoet. Na Judith kwam Adriaen zelf en na hem zijn broer Johannes, die negentien was, toen Gillis stierf. Jan was een gebruikelijke naam in de familie, reeds in Gentse periode. Adriaen zou zijn jongste zoon zo noemen, bijna zeker naar deze broer. Nochtans lijkt ook deze Jan spoorloos uit de bronnen te verdwijnen. In elk geval uit de Haarlemse. Misschien is het de Joannes Roman

154 NHA 1617, 83 (11-11-1612). 56 die in november 1668 in Amsterdam werd begraven. Meer dan dat hij vooraen in de Lindenstraet woonde, is echter niet van hem bekend.155 Wat meer weten we van de volgende broer, Elias, die in de winter van 1610 zeventien was. Laceulle signaleert hem in 1623 in Amsterdam en in 1634 weer in Haarlem. Dat zijn echter slechts enkele etappeplaatsen, die hij heeft aangedaan op zijn zwerftocht langs vele adressen in Holland, Friesland en Engeland. In elk geval was hij al in of voor 1621 getrouwd met een zekere Aertghen of Aegjen Nuyts, met wie hij in december van dat jaar een kind kreeg in Dordrecht.156 Hij schijnt iets van de kunstzinnige inslag van veel van zijn verwanten te hebben gehad, want we zullen hem nog ontmoeten als plateelmaker. Adriaen is aantoonbaar contact met hem blijven houden. Zacharias, die vijftien was bij de dood van zijn vader, is Adriaens bekendste broer, omdat hij een groot eigen bedrijf als boekverkoper en uitgever in Middelburg heeft opgezet. Verderop komt hij meermalen aan de orde, mede vanwege zijn relaties met zijn Haarlemse broer. Er is een gerede kans, dat hij Adriaen nog enige tijd als knecht terzijde heeft gestaan, maar het zou ook kunnen, dat hij het vak geleerd heeft bij één van de bevriende boekverkopers uit de kring van zijn vader. Het duurt tot 1618 alvorens er een eerste levensteken van hem opduikt. Dan woont hij in Amsterdam, waar hij een Hoornse bruid trouwt. Misschien heeft hij ook enige tijd een opleiding als beeldend kunstenar gehad. Later komen daarvan mogelijke sporen aan het licht. In Haarlem kon men bij wijze van spreken om de drie huizen leren tekenen. Susanna van dertien blijft in contact met haar broer. Of ze in Haarlem bleef wonen, is niet duidelijk. In elk geval is ze daar in 1617 als doopgetuige van Adriaens dochter Janneken.157 Ze is dan twintig en kennelijk nog niet getrouwd. Het is verleidelijk om haar naar Rotterdam te laten vertrekken en te identificeren met de Susanna Romans, die in 1625 daar een gereformeerd huwelijk sluit met een zekere Abraham Pieterse.158 Dat is echter rijkelijk speculatief. De familie kende immers vele Susanna’s, waaronder haar eigen tante en de moeder van de Rotterdamse genealoog. Pas elf was de kleine Nathanael. Laceulle heeft op de één of andere manier zijn doop over het hoofd gezien, waardoor ze aarzelt of hij wel een zoon van Gillis was.159 Dat is hij echter wel degelijk, zoals de Haarlemse doopboeken laten zien.160 Hij was, anders dan Zacharias, te jong om meteen in de drukkerij van zijn broer of een bevriende drukker elders ingezet te worden. Toch zal hij op enig moment de weg naar het boekenvak zijn ingeslagen. In 1624 duikt hij in de Groningse bronnen op naar aanleiding van een huwelijk met een Groningse

155 SAA DTB 1055, p. 195 (14-11-1668). 156 RAD 11, 3 (doopboeken, 1-12-1621). 157 NHA 2142, 6 (19-7-1617). 158 SAR DTB 1-02 (14-2-1625). 159 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 136-137. 160 NHA 2142, 3 (20-6-1599). 57 weduwe. Hij is wordt dan aangeduid als boeckdrucker van Haerlem, wat erop wijst dat hij op dat moment zijn meesterproef al achter de rug had. 161

161 GA 124, 160 (11-12-1624/9-1-1625). 58

3. HET BEGIN VAN EEN UITGEVERIJ: DE JAREN 1614 - 1618

Deze tweede fase van Roomans werkzaamheden wordt gekenmerkt door een grotere zelfstandigheid. De jonge drukker heeft zich min of meer gevestigd en kennelijk inmiddels voldoende kapitaal verzameld om zich minder afhankelijk te maken van derden. Weliswaar blijft hij enkele oude contacten, zoals met De Keyser ende Cloppenburghs, onderhouden, maar het heeft er alle schijn van, dat zijn eigen aandeel in zijn edities groter is geworden. Met de verhuizing naar de Koningstraat zal stellig ook het belang van de winkel in zijn bedrijfsvoering zijn toegenomen. Het is ook in deze tweede periode, dat hij voor het eerst expliciet verwijst naar de mogelijkheid om bij hem aan huis boeken te kopen. Symbolisch voor zijn nieuwe positie is het nieuwe drukkersmerk dat hij naar alle waarschijnlijkheid aan het eind van 1615 heeft laten snijden en dat het Petrusmerk van zijn vader zal verdringen.162 Het bestaat uit een medaillon in een rijk gesneden sierrand. Het medaillon heeft een voorstelling van een drukkerij met drie drukkers(knechten). Eén rolt inktballen, de tweede zet, de derde drukt. Het randschrift luidt: Int sweet ws aensichts svldi v broot eten. Gene 3.19., behalve de naam van het afgekorte bijbelboek alles in kapitalen. De sierrand bestaat uit band- en rolwerk, frugaal en floraal werk met festoenen, twee putti, een cherubijn en een mascaron. Het thema past in de specifiek op arbeid gerichte thematiek van veel drukkersmerken uit deze tijd. Kenmerkend is waarschijnlijk ook het in 1615 in gebruik nemen van een corpus van civilité-letters, waarvan hij zich nadien blijft bedienen voor specifieke tekstgedeelten, zoals voorwoorden, gedichten en dergelijke. Zijn vader had vanaf 1594 de beschikking gehad over dezelfde letters, maar kennelijk had hij die de eerste vier jaren in de kast laten liggen.163 Misschien waren het er niet genoeg en heeft hij in 1615 een partijtje bijgekocht. Hoe dan ook krijgen zijn boeken met deze letters nu een rianter aanzien. Een ander verschil met de eerste periode is, dat het quarto-formaat gaat domineren. De omslag valt wat dat betreft al in 1614 met de twee kloeke werken, die hij voor Cloppenburgh drukt. Vanaf 1615 worden octavo-boekjes steeds uitzonderlijker in zijn fonds. Aan het eind van zijn loopbaan keren ze weer terug, maar dan vooral voor populaire romans, die in het algemeen meestal in octavo werden gemaakt. De productie lijkt ook in omvang te zijn toegenomen, met circa 24 titels in de vier afgebakende jaren, al is elke uitspraak daarover nogal hachelijk, gezien de zeer lacuneuze overlevering van het gelegenheids- en overheidsdrukwerk. De declaraties bij het stadsbestuur verdubbelden in 1617 en 1618 ruimschoots, wat in elk geval op een toename van het werk in die sector wijst.

162 Van Huisstede – Brandhorst (1999). p. 933, nr. 0579. 163 Laceulle-van de Kerk (1953), p. 383 en 398 (afb. 64). 59

3a. Vaste relaties: De Keyser en Cloppenburgh

Wat de inhoud betreft, behoudt Roomans fonds, naast de zo dadelijk te bespreken vernieuwingen, ook een aantal vaste waarden. Meest uitgesproken voorbeeld daarvan is de herdruk in 1615 van Vander Schuere’s Arithmetica, de derde in totaal en de tweede van Adriaen en Daniel de Keyser.164 De Françoyse School-meester zelf kwam net als in 1611 weer de pas gedrukte vellen corrigeren. Zo mag men wel de nadrukkelijke woorden op de titelpagina interpreteren: Ende nu int he. [sic] drukken by hem overzien, gebeterd ende vermeerderd. De ironie wil, dat nu juist de fout in deze regel hem ontgaan is. Het was in deze editie dat Rooman voor het eerst zijn nieuwe drukkersmerk gebruikte. Niet op de titelpagina, die voor de oude houtsnede met het auteursportret bestemd bleef, maar op de laatste bladzijde boven de colofonregels. Het boek zal voor De Keyser en Rooman voldoende rendabel zijn geweest. Het werd nog tientallen jaren in verscheidene Hollandse steden gebruikt en herdrukt, al zou in de jaren twintig in Haarlem de firma Van Wesbusch de produktie van Rooman overnemen.165 Roomans vermogen om rekenboeken met hun specifieke vormgeving van ingewikkelde bladspiegels met getallen te produceren, leidde in hetzelfde jaar 1615 tot een vergelijkbare opdracht. Die kwam uit Amsterdam van Willem Jansz Cloppenburgh, de zoon van zijn vaste relatie Jan Everts II. Het ging om een vermoedelijk al even weinig riskante zoveelste druk (in de STCN lang niet alle opgenomen) van het in 1589 voor het eerst verschenen werk van de uit Antwerpen naar Dordrecht uitgeweken docent Bernaert Stockmans, die net als Vander Schuere in Haarlem, een Franse school dreef.166 De Arithmetica van Vander Schuere was de voorlaatste van de reeks producties met De Keyser. De laatste was van een heel andere aard. Op 2 januari 1617 overleed met Hendrick Goltzius één van de Haarlemse kunstenaars van Europese statuur. Ondanks het nog tamelijk geringe aanzien van beeldende kunstenaars in de zeventiende eeuw was het prestige van Goltzius zo groot, dat aan hem vrijwel onmiddellijk een Elegia werd gewijd, geschreven in de kring van de Haarlemse kamer Het Wyngaertrancken, De Keysers eigen culturele milieu.167 Ondanks Roomans duidelijk overhellen naar calvinistische orthodoxie, was de publicatie van deze doodsklacht een bewijs dat hij ook in vrijzinige en dissidente kringen zijn contacten handhaafde. De Keyser, die één van de

164 Bijlage 1, 1615-1. 165 Hoogendoorn – nog opzoeken 166 Bijlage 1, 1615-2, K. Hoogendoorn, Stockm. 05 167 Bijlage 1, 1617-1. Cf. L. W. Nichols, Hendrick Goltzius – Documents and Printed Literature Concerning his Life, in: R. Falkenburg, J.P. Filedt Kok en H. Leeflang, Goltzius-Studies. Zwolle 1993, p. 79-81 en108-111. 60 verbindingslijnen naar dat milieu vormde, verdween overigens niet lang daarna uit het zicht. De Elegia was zijn laatste bekende editie. En in 1619 sloot hij het Verguld A.B.C. op de Grote Markt.168 Tot Roomans vaste waarden behoorde het contact met Jan Evertsz Cloppenburgh II, dat leidde tot diens verzoek om een antidopers traktaat van Zwingli’s opvolger Johann Heinrich Bullinger uit 1560, in de Nederlandse vertaling uit 1569 door de Nordense predikant Gerard Nicolai, opnieuw te drukken.169 Dergelijke boeken in quarto van bijna 75 vellen, goed orthodox van inhoud, geschreven door een gerenommeerde auteur, waarvan het risico geheel of grotendeels door een grote Amsterdamse boekverkoper gedragen werd, zullen stevigheid aan het bedrijf in de Koningstraat geboden hebben. Aannemelijk is, dat Rooman een deel van de oplage in zijn eigen winkel te koop heeft aangeboden. Van een andere gezamenlijke onderneming met Cloppenburgh ligt dit ook voor de hand. Bij deze uitgave was nog een derde partij betrokken, te weten de grote Arnhemse boekverkoper Jan Jansz. Rooman maakte in 1615-1616 van Baudartius’ Apophthegmata Christiana twee titeluitgaven, één voor Cloppenburgh, één voor Jansz.170 Het was met 96 vellen in quarto zijn één na grootste boek tot dan toe. De impressa plaatsen het in 1616, maar in het colofon van het eerste deel staat 1615 als jaartal. Vermoedelijk was Rooman er dus geruime tijd mee aan de slag. Cloppenburgh had het goed verkopende boek eerder zowel in zijn Deventer als Amsterdamse periode uitgegeven en hij zou het nog tot in de jaren dertig in zijn fonds houden. De radicaal contra- remonstrantse auteur breidde zijn verzameling spreuken en gezegden sinds de eerste druk van 1605 bovendien voortdurend uit. Bij de talrijke latere drukken was Rooman echter niet meer betrokken.

3b. Een nieuw contact: Dirck Pers

Nieuw, althans voor zo ver we weten, als opdrachtgever was Dirck Pietersz Pers, de bekende Amsterdamse uitgever en literator, die net als Cloppenburgh, zijn winkel aan het Damrak had. Beiden kenden elkaar zonder twijfel.171 Waarschijnlijk niet toevallig vroeg Pers Rooman niet voor zijn geïllustreerde, literaire of emblematische edities, die de kern van zijn fonds uitmaakten, maar voor een uitgesproken contra-remonstrants homiletisch leerboek, de Nederlandse vertaling van Abraham Scultetus’ Axiomata concionandi practica door een zekere I.D.V.172 Misschien vormde deze onbekende predikant de schakel met de Haarlemse drukker, maar dat zou ook

168 NHA 1103, 11, fo 3. Het is onbekend wat er na zijn vertrek uit het gilde van hem geworden is. 169 Bijlage 1, 1617-2. 170 Bijlage 1, 1616-2 en 1616-3. 171 Over Pers cf. J.E. Verlaan en E.K. Grootes (red.), Dirck Pietersz Pers, Suyp-stad of Dronckaerts leven. Culemborg 1978, p. 14-23. 172 Bijlage 1, 1616-1. 61

Cloppenburgh kunnen zijn geweest. In elk geval paste het werk goed in Roomans overwegend orthodoxe productie. De auteur was hoogleraar in Heidelberg en hofpredikant van Frederik van de Palts, die hij enkele jaren later zou vergezellen bij diens dramatisch mislukte avontuur als koning van Bohemen. Het was een uitgesproken gomaristische, supralapsarische scherpslijper.

3c. Een nieuw contact: de stad Beverwijk

Nieuw was ook het contact met de stad Beverwijk. In 1615 drukte Rooman een vertaling van het Latijnse stadsprivilege uit 1298.173 Op de titelpagina stond een gravure van een fraai uitgevoerd vignet met het gecompliceerde stadswapen met naakte knapen als wapendragers en een wapenmantel als baldakijn, het geheel in een lauwerkrans. Als Rooman het wapen heeft laten snijden, dan zal hij wel niet uit de kosten gekomen zijn, want het is bij deze ene uitgave gebleven. Kennelijk vond de stad in de meeste gevallen een gedrukte uitgave van keuren of ordonnanties niet nodig of te duur. In Roomans tijd heeft zich tussen 1634 en 1639 een zekere Frans Pels als drukker in Beverwijk staande proberen te houden, maar behalve tot een nieuwe druk van het stadsrecht, heeft de stad hem geen opdrachten gegeven. Interessant is, dat Roomans titelplaat in 1700 weer opduikt (Pels had een andere versie laten maken) op een volgende uitgave van het privilegie bij Willem van Kessel in Haarlem.174 Kennelijk berustte de koperplaat niet bij het Beverwijkse stadsbestuur, anders had Pels er ook wel de beschikking over gehad. Dat maakt het plausibeler, dat dit één Roomans vroege opdrachten aan een beeldend kunstenaar geweest is.

3d. Een uitgave met Bogaert: Ampzings eerste lofdicht op Haarlem.

In een andere zin een nieuwe stap was de druk van Ampzings Den Lof van Haerlem in 1616.175 De auteur is anoniem, maar het is onmiskenbaar de eerste versie van wat twaalf jaar later na twee bewerkingen uitmondde in Ampzings grote geschiedenis van de stad. Het gedicht in bijna achthondert versregels combineerde, zoals gebruikelijk bij dit genre, stedelof, stadsgeschiedenis en stadsbeschrijving. Het impressum vermeldt de boekhandelaar Salomon Bogaert als uitgever. Het zou diens enige uitgave blijven. Zijn belang voor het Haarlemse boekenbedrijf blijkt uit andere zaken: zijn vooraanstaande rol in het gildebestuur tot aan zijn dood in 1664 en het feit dat hij vele decennia de vaste

173 Bijlage 1, 1615-5. 174 Willem van Kessel STCN 6. 175 Bijlage 1, 1616-5. 62 boekenleverancier van de stedelijke overheid is geweest.176 Een drukker van het gedicht wordt niet genoemd. In de STCN wordt het dan ook alleen op Bogaerts naam geplaatst. Het draagt evenwel een aantal kenmerken van Roomans drukkerij, zoals de initiaal 1: M en vooral het stadsmerk 2 op de titelpagina.177 Het valt zelfs vast te stellen dat dit merk, dat nog van zijn vader Gillis afkomstig was, tijdens het drukproces schade heeft opgelopen. Op het exemplaar SBH 1 B 169 is het nog nagenoeg intact, op NHA 3000, 9851 mist de rand al stukken, die ook op latere uitgaven afwezig zijn. Rooman blijft het niettemin tot het eind van zijn carrière gebruiken. Ampzing, Rooman en Bogaert waren leeftijdsgenoten, alle drie midden in de twintig.178 Deze publicatie was ongetwijfeld een gezamenlijke onderneming van het trio. Bogaert en Rooman waren onderling verbonden door hun Zuidnederlandse afkomst. Bogaert zou enkele jaren later een dochter van Lieven de Key uit hetzelfde Haarlems-Vlaamse milieu trouwen. En Ampzing en Rooman kenden elkaar vanaf hun jongste kindertijd. Alle drie waren zij bovendien calvinisten van het onversneden soort.

3e. Het eerste eigen boek: Gael

In 1616 verscheen ook het eerste boek, dat Rooman zelfstandig heeft uitgegeven, het pamflet van De Hase uit 1615, dat hierna aan de orde komt, buiten beschouwing gelaten. Het was een verhandeling over testamenten in het Latijn van de hand van de Haarlemse jurist Johannes Gael, Tractatus novus et brevis de testamentis.179 Met 19 vellen druks in octavo was het nog een vrij bescheiden werkje. Nochtans werd het voor het eerst geen uitgever vermeld voor wie Rooman gedrukt had. Het was in alle opzichten zijn eigen editie. De rechtshistoricus Pitlo (1901-1987), die het standaardwerk over ‘notarisboeken’ heeft geschreven, oordeelde negatief over de inhoud van het boekje (niets anders dan een weergave van de gangbare meeningen) en had ook over een andere publicatie over het notariaat van de hand van Gael niet veel positiefs te melden.180 Zelf was Gael geen notaris, maar wel een geschoold jurist. Hij was secretaris van de Haarlemse Vierschaar. Op de titelpagina duidde hij zich aan als Iurisconsultus Batavus Haerlemensis, wat als ‘een Hollandse

176 Cf. NHA 1105, 11( Boogaert was vinder en deken in 1621, 1627-1629, 1633-1634, 1637-1638, 1652-1653, 1656-1659 en 1662-1665) en NHA 3993, 1674 e.v. Boogaert neemt in 1619 de leveranties over van de in dat jaar overleden Hendrick Dircksz Mes. 177 Wel herkend door A. Simoni, Catalogue of Books from the Low Countries 1601-1621 in the British Library. Londen 1960, p. 16 (A91). .178 Ampzing en Rooman waren beiden in 1590 geboren. Van Salomon Bogaert is het geboortejaar nog niet bekend, maar gezien het feit dat hij in 1616 al tot de eerste gildeleden behoorde en als boekhandelaar in 1664 sterft, kan hij bijna niet anders dan eveneens in de jaren negentig geboren zijn. 179 Bijlage 1, 1616-4. Gael behoorde tot het plaatselijk patriciaat. Zijn verwant Jacob Hungensz Gaal zat van 1605 tot de staatsgreep van 1618 in de Raad. 180 A. Pitlo, de zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren. Haarlem 1948, p. X en 33-35. 63 rechtssgeleerde uit Haarlem’ kan worden vertaald. Volgens Schrevelius is hij in 1621 sinneloos gheworden sijnde gestorven.181 Het oordeel van de tijdgenoten over zijn publicaties, die in Haarlem behalve bij Rooman ook bij Vincent Casteleyn I en Herman Kranepoel verschenen, was minder negatief dan dat van Pitlo. Ze werden verscheidene malen herdrukt tot in Gorkum en Rotterdam. Hoewel een Haarlems stempel op deze vroege eigen editie van Rooman stond, was het boek op grond van zijn inhoud op een breder publiek gericht. Wat dat betreft sloot het aan bij zijn drukwerk voor derden, dat zich ook niet speciaal op een lokale klantenkring richtte, met uitzondering van het lofdicht van Ampzing.

3f. Een dopers raadsel: Jan Gerritsz van Emden

Een raadselachtige publicatie uit deze periode is een boekje in octavo met 17 vellen en 266 pagina’s, dat waarschijnlijk de titel Vijf stichtelijke predicatien had.182 Het betreft predicaties van de leraar van de doperse Oude Vlamingen Jan Gerritsz van Emden (1561-1617). Het enig overgeleverde exemplaar mist de titelpagina. Op een inlegvel aan het begin hebben verscheidene oude handen notities geplaatst over de pas overleden vrome auteur, die in Appingedam, Haarlem (1606) en Danzig had gestaan. Rooman wordt daarin de uitgever genoemd en Evert Jansz medicijnmaker in Danzig de opdrachtgever, dus de uitgever. In een recente hand staat de toeschrijving aan Rooman bevestigd omdat de letters van het boek herkend zijn door Paul Dijstelberge. Deze herkenning stemt in zo verre overeen met mijn gegevens, dat initalen uit de series 1, 2 en 21 in de tekst voorkomen, evenals Roomans ornament 1.183 Omdat het loden handelsletters betreft, zou ik zelf over een ‘mogelijke toeschrijving’ hebben gesproken, omdat de individuen geen duidelijke taal spreken. Een 2: E lijkt overeen te stemmen met Roomans exemplaar, een 1: O juist niet. De 2: E, H, I en M zijn twijfelgevallen. Het is jammer dat geen enkel exemplaar met de titelpagina is overgeleverd. Dan was gebleken, of Rooman zich zelf daarop aangekondigd heeft. Nu is het gissen naar de achtergrond van het boekje. Het is op zich zelf tamelijk bevreemdend dat een Danziger mennist zich in Haarlem tot een orthodox calvinistische drukker heeft gewend, terwijl hij zich tot ook tot zijn geestverwant Vincent Casteleyn I had kunnen richten. Maar ook bezien van de kant van Rooman ligt de editie niet voor de hand. Het is zijn enige doperse publicatie. Als verklaring zou natuurlijk uitgeversopportunisme kunnen worden aangevoerd. Ook zijn vader had af en toe zakelijk belang laten prevaleren boven religieuse verwantschap met de teksten die hij drukte. Ook kan gedacht worden aan persoonlijke relaties, misschien zelfs oude vriendschappen. Gillis had al

181 Th. Schrevelius, Harlemias. Haarlem 1648, p. 340. 182 Bijlage 1, 1617-3. 183 Bijlage 2, initialen 1: O, 2: E, H, I, M en 21: M. 64 contacten met de Danziger Oude Vlamingen onderhouden. 184 Nochtans blijft dit het meest twijfelachtige nummer in Roomans lijst van publicaties.

3g. De Haarlemse kerktwisten

Zoals bij alle drukkers, kan ook bij Rooman steeds de vraag naar sporen van zijn persoonlijke overtuigingen worden gesteld. In deze tweede periode, waarin hij langzamerhand een eigen profiel begon te krijgen, wordt deze vraag dwingender. De zojuist besproken boeken passen merendeels goed in de culturele en maatschappelijke context waarbinnen hij zich bewoog: calvinistisch en daarbinnen weer contra-remonstrants. Dat zal ook wel hebben gegolden voor het doorsnee koperspubliek in zijn inmiddels op gang komende winkel in de Koningstraat. De vraag is echter, of hij al dan niet tot de doctrinair-radicale vleugel behoorde, die zich in Haarlem in deze jaren manifesteerde. Voor deze formalisten ging het niet alleen om theologische zaken als de praedestinatie, die zij in de infra- of meestal de supralapsarische variant met alle overige contra-remonstranten onderschreven. Zij legden daarnaast elke menselijke handeling en elk onderdeel van de maatschappelijke ordening langs de meetlat van godgevalligheid en goddeloosheid. In Haarlem spitste zich dat toe op een ook elders gevoelig onderwerp: de verhoudingen tussen kerk en staat, meer in het bijzonder de invloed van de overheid op benoemingen van predikanten. De radicalen meenden dat de kerkelijke gemeente daarbij volkomen autonoom diende te zijn. Dominees dienden beroepen te worden door de kerkenraad en na goedkeuring door de classis in hun ambt bevestigd. De wereldlijke overheid kwam er in hun visie niet aan te pas. Deze laatste, in de vorm van stedelijke magistraten en de Staten van Holland, had zich daarbij nooit neergelegd. In 1591 was een Hollandse kerkorde opgesteld waarbij gemengde benoemingscommissies de beroepingen zouden regelen. Door tegenstand van de radicalen is deze orde nooit formeel van kracht geworden. In de praktijk werden telkens compromissen gesloten, die per stad en per geval varieerden, afhankelijk van de plaatselijke politieke en religieuse verhoudingen. In plaatsen met een sterke arminiaanse vleugel binnen de kerk waren de minste problemen, want de remonstranten erkenden zonder meer de bevoegdheden van de wereldlijke overheid. Onder contra-remonstranten heerste verdeeldheid tussen degenen die dergelijke benoemingen tegen gods woord achtten en anderen die zo ver niet wilden gaan. De moeilijkheden in Haarlem begonnen met de opvolging van de gerespecteerde veteraan Johannes Damius, die van 1578 tot zijn dood in 1608 op de Haarlemse kansel had gestaan. De historica Spaans heeft de Haarlemse verwikkelingen rond deze kwestie uitvoerig behandeld, zonder daarbij overigens

184 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 110-112 en 114. 65 veel aandacht aan de pamfletten te besteden.185 In 1615 beleefde het conflict een eerste hoogtepunt met de benoeming van twee nieuwe predikanten, Daniel Souterius en Dionysius Spranckhuysen. Vier van de vijf zittende predikanten accepteerden een compromis met het stadsbestuur, omdat zij de kerkorde niet als teghens Godes Woordt strijdende beschouwden. Eén predikant, Adrianus Jacobsz. Tetrode, en de meeste leden van de kerkenraad dachten daar heel anders over. Zij weigerden de nieuwe dominees te erkennen. De gemeente was diep verdeeld. In de loop van het jaar liepen de vijandigheden tussen beide kampen hoog op. Het is hier niet de plaats om te pogen deze partijen ook een sociale en etnische identiteit te geven. De discussies daarover zijn in de meest recente literatuur nog volop gaande.186 De identificatie van de scherpslijpers met de Vlaamse en Brabantse allochthonen en de meer gematigden met de Hollandse autochthonen moet in elk geval als te simpel worden verworpen. Voldoende bewijs daarvoor vormen de Zuidnederlandse doopsgezinden en vrijzinnigen, die evenzeer een flink deel van het Haarlemse sociale palet kleurden. Maar dat sluit niet uit, dat zich juist onder de immigranten een grote groep van doctrinaire hardliners bevond, die de naar theocratie neigende stadsrepublieken van Antwerpen, Gent en Ieper uit de jaren tachtig nog steeds als een ideaal beschouwde. Dit was zeker het milieu van de Roomans van Gillis’generatie en het milieu waarin Adriaen als kind was opgegroeid. Zijn positie werd echter dertig jaar na de dramatische exodus van de gelovige radicalen ook door andere factoren bepaald. Om te beginnen was hij stadsdrukker. En als stadsdrukker kon hij zich, ongeacht welke persoonlijke voorkeuren hij ook koesterde, niet te ver verwijderen van het zittende stadbestuur, waarin rond de pensionaris Johan de Haen regentenfamilies als de Ruychavers, de Coltermans, de De Waels, de Deymans en de Van Berckenrodes waren geschaard. Vrijwel allen waren min of meer uitgesproken aanhangers van Oldenbarnevelt en zeker steunden zij allen het idee, dat de publieke kerk niet dermate autonoom mocht worden, dat zij haar eigen benoemingen zonder bemoeienis van de wereldlijke overheid kon gaan regelen. We zagen echter al, dat Rooman niet alleen met deze magistraten verbonden was doordat zij zijn formele opdrachtgevers waren. Hij was sinds zijn huwelijk met Grietgen via de Sonnevyles ook verwant zowel met de dominante families Ruychaver en Van der Laen, als met één van de gedogende dominees, die met het stadsbestuur meewerkten.

185 J. Spaans, Haarlem na de Reformatie. Stedelijke cultuur en kerkelijk leven, 1577-1620. Den Haag 1989, p. 204-219. 186 cf. J. Müller, Exile memories and the Dutch Revolt. Leiden-Boston 2016, p. 84-123, die zich keert tegen de identificatie van Vlamingen met de scherpslijpers en inheemsen met tolerantie. 66

3h. Aan de kant van de gematigden en het stadsbestuur?

Dat hij in 1615 de gewraakte Kercken-ordeninghe van den jare 1591 samen met het besluit van de Staten uit 1612 om steden de vrijheid te laten die metterdaad in te voeren, heeft uitgegeven, zegt betrekkelijk weinig over zijn eigen ideeën. Het zal een opdracht van het stadsbestuur zijn geweest, ook al ontbreekt de gebruikelijke verwijzing daarnaar in het op de titelpagina.187 En zelfs het feit dat hij voor het eerst sinds hij begonnen was met zijn bedrijf uitdrukkelijk naar zich zelf als verkoopadres van het pamflet verwijst (overigens samen met de winkel van Jan Theunisz Kas op de Markt) behoeft niet inhoudelijke betrokkenheid bij de publicatie te impliceren.188 De stad kan gevraagd hebben om verkooppunten te noemen voor de propaganda van haar standpunten in het geschil. Maar Roomans afhankelijkheid had er niet toe behoeven te leiden, dat hij in zijn allereerste eigen uitgave juist het woord gaf aan Willem de Hase, één van de vier dominees die wel met de magistraat wilden samenwerken en die zich bitter beklaagde over de felle laster die hem om die reden tot op zijn ziekbed achtervolgde. De arme oude De Hase had de tekst geschreven in october van 1615 met mijn slinckerhant in de swackheydt mijns lichaems.189 Het is moeilijk om zich aan de indruk te onttrekken, dat bij Roomans eersteling als zelfstandig uitgever persoonlijke sympathie voor de auteur een rol heeft gespeeld. Want wie was Willem de Hase? Een Gentse calvinist, via Londen naar Holland gevlucht en in 1591 in Haarlem beland. De parallellie met Adriaens vader, vermoedelijks diens leeftijdsgenoot, springt uiteraard in het oog. Kennelijk behoefde de herkomst uit dit doctrinaire bolwerk er ook weer niet automatisch toe te leiden, dat in de jaren van het Bestand op de Haarlemse tweesprong voor de meest theocratische route werd gekozen Wat Roomans eigen positie in het jaren voortwoekerende geschil, dat zelfs enige tijd tot een feitelijke scheuring in de kerkelijke gemeente leidde, ook geweest is, hij had er flink wat extra werk en inkomsten aan. Beliepen zijn declaraties bij de stad voor drukwerk en papier in 1615 en 1616 nog 155 en 129 gulden, min of meer in lijn met de vorige jaren, in 1617 en 1618 schoten die bedragen omhoog naar 305 en 308 gulden. Daarna liepen ze weer terug naar het vorige niveau.190 Er zijn weinig overheidspublicaties uit deze jaren zijn overgeleverd, maar van wat er resteert heeft het meeste betrekking op de politiek-religieuze conflicten. In 1617 probeerde de stad een met behulp van de classis in maart 1616 bereikt akkoord met de inmiddels ten dele met toeschietelijker leden

187 Bijlage 1, 1615-4. 188 Ibidem: Ghedruckt by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeckdrucker, woonende in de Koningstraet, in de vergulde Parsse. Men vintse te koop by Adriaen Rooman. Ende by Ian Theunisz. Boeck-verkooper, woonende op de Marckt in de Kasse. 189 Bijlage 1, 1615-3. 190 Cf. bijlage 3. 67 gevulde kerkenraad zo breed mogelijk te verbreiden. Rooman drukte een reeks pamfletten met een nagenoeg gelijke inhoud (extracten uit de handelingen van de classis en de resoluties van de burgemeesters), maar met verschillende titels, spellingsvarianten en ook met opmaakverschillen op de titelpagina en in het binnenwerk.191 Waarschijnlijk was de vraag naar het stuk zo groot, dat het in alle haast steeds opnieuw op de persen werd gelegd. In één van de varianten komen twee voor Rooman unieke sierinitialen voor, de 6: B en de 8: T. De laatste letter was hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit de erfenis van Gillis. Dezelfde vraag van het publiek gold ook voor de Iustificatie van de procedueren by Schout, Burgemeesteren ende Regeerders der Stadt Haerlem, die in april en mei 1618 in meerdere varianten en met toevoegingen verscheen, toen de onweerswolken zich al boven de Haarlemse Oldenbarnevelt-gezinde magistraat samentrokken.192 Het uitgebreide pamflet is in tientallen exemplaren overgeleverd, een aanwijzing dat het breed verbreid werd en ook ver buiten Haarlem gelezen werd als één van de bijdragen aan het grotere conflict, dat de hele Republiek verscheurde. Kan men deze uitgaven zonder meer als rechtstreekse uitvloeisels van zijn functie als stadsdrukker beschouwen, dat geldt op het eerste oog in veel mindere mate voor de lange pamfletten van drie protagonisten in de Haarlemse godsdiensttwisten, de predikanten Isaac Junius en Dionysius Spranckhuysen en de jongere broer van Junius, die nog in Leiden studeerde. Spranckhuysen was uiteindelijk wel benoemd, maar Tetrode en zijn aanhang weigerden hem te aanvaarden, anders dan Souterius, die zich behendig in de richting van de hardliners had bewogen. In vergaderingen van de kerkenraad, waarin Tetrode bij toerbeurt voorzat, onthield hij Spranckhuysen het woord en negeerde diens aanwezigheid. Junius had zich net als De Hase en Roomans zwager Verhoeven achter het standpunt gesteld, dat de benoemingen waarbij de stedelijke overheid een stevige vinger in de pap had weliswaar niet ideaal waren, maar niet ‘goddeloos’, zoals de radicalen beweerden. En dat, op grond van het calvinistisch principe dat de overheid gehoorzaamd diende te worden in alle gevallen, waarin zij zich niet uitdrukkelijk tegen bijbelse voorschriften keerde, de benoemingen dus rechtsgeldig waren. Voor het drukken van Spranckhuysen en de gebroeders Junius zocht Rooman samenwerking met de boekverkoper François Beyts. Deze François Beyts was een kort opflikkerende ster aan het Haarlems uitgeversfirmament. Hij opende in 1614 een boekwinkel in de Zijlstraat, verhuisde weldra naar de Grote Markt, waar zijn winkel Int Mis-verstant heette. Maar hij was alweer overleden in het roerige jaar 1618. De paar titels die hij heeft uitgegeven, wijzen op een

191 Bijlage 1, 1617-4 en 1617-5. De verschillen op de titelpagina’s betreffen het eerste titelwoord Vreed-accoord, dat aanwezig is of ontbreekt, het gebruikt van romein of civilité voor enkele tekstregels en het al dan niet vermelden van het jaar 1616 als jaar van het akkoord. In 1617-5 is gedurende de drukgang Ordonaris gecorrigeerd tot het gebrukelijke Ordonnaris. In het binnenwerk verschillen enkele sier-initialen. 192 Bijlage 1, 1618-1. De STCN-nrs. AR 39 en 40. Knuttel 2553-2555. 68 vrijzinnige, misschien zelfs dissenterse oriëntatie.193 Hoewel Briels hem niet noemt, was hij bijna zeker een Vlaming. Zijn familienaam is als vrijwel exclusief Westvlaams te typeren. Gezien zijn godsdienstige positie was hij in Roomans omgeving de opvolger van Daniel de Keyser als schakel met andere kringen dan zijn eigen orthodox calvinistische milieu. Van Isaac Junius’ Nootwendich Vertooch, van Spranckhuysens Iustificatie en van de Tsamen-sprekinghe van Philemon en Onesimus van Ludovicus Junius, maakte Rooman een druk voor eigen rekening en voor Beyts een titeluitgave.194 Op zich zelf paste dat in de ontwikkeling van zijn bedrijf in deze jaren tot een complete drukkerij-uitgeverij-boekhandel. Toch had hij zich in deze gevallen kunnen beperken tot het drukken van de tekst, zodat alleen Beyts’ naam in het impressum voorkwam. Door de boeken ook onder zijn eigen naam te publiceren, nam hij vrij duidelijk stelling in het escalerende conflict. De pamfletten waren overigens veel minder louter persoonlijke standpuntbepalingen van de predikanten en hun aanhang dan zij voorgeven te zijn en dan zij in de latere literatuur zijn opgevat. Zij zijn geschreven en ook uitgegeven in nauw overleg met het zittende stadsbestuur. Voor de Iustificatie van Spranckhuysen valt dat te bewijzen. In de stadsrekening van 1617 staat een tot nu toe over het hoofd geziene post, waarin aan Rooman het forse bedrag van 115 £ (= gld.) wordt uitbetaald ...voort drucken van de Justificatie Dionisij Spranckhuysen ende diversche exemplaeren, op verscheyden manieren daer van innegebonden ende aenden Ed. Heeren Burgemeesteren deser stadt voor hun zelven ende om gedistribueert te werden, gelevert...195 Kennelijk ging de verstrengeling van politiek en godsdienst, of liever van staat en kerk, want theologie speelde een ondergeschikte rol bij beide partijen, zo ver, dat de Haarlemse magistraat de druk en de verspreiding van het verdedigingsgeschrift van Spranckhuysen mede financierde. Beyts en nog meer Rooman, die aan alle kanten profiteerde, hebben zich weinig zorgen behoeven te maken over hun inkomsten. Het pamflet zou toch al wel goed verkocht hebben in het geagiteerde politieke klimaat van 1617, maar als de drukkosten op voorhand gedekt waren en een deel van de oplage al gereserveerd, rinkelde de kassa al voordat de eerste kopers zich bij hun winkels kwamen melden.

3i. Pamfletten van de radicaal orthodoxe partij

Tegenover de door Rooman gedrukte pamfletten stond een hele reeks vlugschriften uit de jaren 1617 en 1618 van de radicale partij rond Tetrodius en inmiddels ook Souterius, die werden gesteund door een grote groep ouderlingen

193 Daarop wijzen vooral een Nieuw Testament in de vertaling van Sebastiano Castellio en de Concordantie van Sebastian Franck, STCN François Beyts nrs. 4 en 5. 194 Bijlage 1, 1617-6, 1616-7, 1617-8, 1617-9, 1618-1 en 1618-2. 195 NHA 3993, 1672 (Stadsrekening 1617). Uitgaande van een betaling van een stuiver per vel en een omvang van 6,5 vel levert dat een oplage van ca. 350 exemplaren op. Wel moet daarbij in acht worden genomen, dat de bindkosten er niet in verdisconteerd kunnen worden. 69 en diakenen, die ten dele ook de politieke oppositie vormden tegen de zittende magistraat. Onder de Tetrode-aanhang speelde een extremist een grote rol in het bewerken van de Haarlemse publieke opinie. Zijn naam was Mathias Damius. Hij was de zoon van Johannes Damius, de in 1608 gestorven grondlegger van de eerste Haarlemse gereformeerde kerk. Zoals veel domineeskinderen had hij met een stedelijk stipendium mogen studeren, aanvankelijk theologie in Leiden, Heidelberg en Genève. Maar na reizen naar Moscovië en Constantinopel keerde hij als doctor medicus naar Haarlem terug om daar een artsenpraktijk te beginnen. De burgemeesters zullen weldra flinke spijt hebben gehad van het dure geld dat ze in Damius’opleiding hadden gestoken, want buiten zijn beroepspraktijk besteedde hij al zijn tijd aan de hardhandige genezing der zielen van alle vrijzinnige kwalen. Zo lang het ging tegen de remonstranten, zoals in het pamflet Antidotum of hertsterckinghe uit 1616 tegen Uyttenbogaert, zal men op het stadhuis nog niet al te verontrust over de radicale dokter zijn geweest. Hij liet het uitgeven door Marten Jansz Brandt in Amsterdam, wiens winkel één van de centra van de contra-remonstrantse pamflettenproductie was.196 Ik heb het zorgvuldig bekeken, omdat ik enige tijd rekening hield met de mogelijkheid dat Rooman een riskant dubbelspel speelde en anoniem de tegenhangers van zijn 'officiële' publicaties drukte. De tot nu toe niet geïdentificeerde drukker van het pamflet was echter Jacob Jacobs. Het werkje bevat een drukkersmerk op de laatste pagina, dat bestaat uit een cartouche met een zogenaamd ‘huismerk’ in wat rol- en bandwerk. Verder heeft het een ornament van een vrouwenkop met hoofdtooi tussen hoornen des overvloeds. Deze kenmerken hadden eerder niet geleid tot de identificatie van degene die achter de letters O, C, A, B, I, I in het huismerk schuil gaat. Die identificatie is echter wel mogelijk. Van Huisstede en Brandhorst drukken het af onder de merken op de edities van Hendrick Laurensz, als eenmalig voorkomend in 1618.197 Dat het geen uitgeversmerk is, is evident. Bij nadere controle blijkt het merk ook incidenteel voor te komen op andere drukken voor Hendrick Laurensz in de jaren 1617-1619.198 Er moet dus een drukker gevonden worden die in die periode voor hem gewerkt heeft en wiens intialen in de lettercode van het huismerk passen en bij voorkeur één, die ook met Damius in verband te brengen is. Die nu is te vinden middels een Damiuspamflet uit 1617, Grondich bericht, waarin een eerder in dat jaar door Rooman en Beyts uitgegeven pamflet

196 Marten Jansz Brandt STCN 18, Galenus Philaletius (= Mathias Damius), Antidotum of hertsterckinghe tegens het schadelijck recept van Iohannes Wtenboogaert, Moderatie ghenaemt. Amsterdam 1616. Marten Jansz Brandt. Cf. R. Harms, Pamfletten en publieke opinie. Massamedia in de zeventiende eeuw. Amsterdam 2011, p. 85-86. 197 Van Huisstede-Brandhorst (1999), p. 688, nr. 2075. De bedoelde editie is een druk van Buchanans populaire Paraphrasis psalmorum, Hendrick Laurensz STCN 71, cf. e.g. UBA OK 62-6407. 198 Bijvoorbeeld Hendrick Laurensz STCN 56 en 76. 70 van Spranckhuysen bestookt wordt. De maker en uitgever ervan kondigt zich aan als Jacobz, een tamelijk obscure Amsterdamse drukker.199 De beide kapitale I’s in het huismerk stemmen overeen met zijn initialen. De overige letters zouden naar de naam van zijn bedrijf kunnen verwijzen, die nog niet bekend is.200 En, wat de doorslag geeft, in enkele van het geringe aantal drukken dat van hem is overgeleverd, komt het betrokken drukkersmerk in het binnenwerk veelvuldig voor. Ook het ornament met de vrouwenkop tussen hoornen des overvloeds keert daarin terug .201 Curieus is, dat in deze Damiuspamfletten en ook in de latere productie van Jacobs meerdere sierinitialen voorkomen, die ook tot het repertoire van Rooman behoorden.202 En dat valt nog meer op, omdat het bekende werk van Jacobs in het algemeen zeer sober is, met een voorkeur voor factotums voor initialen. Op grond daarvan kwam de gedachte aan Roomans veronderstelde dubbelspel op. De in de inleiding behandelde betrekkelijke onbruikbaarheid van loden letters als hulpmiddelen bij toeschrijvingen doet echter afzien van een dergelijke gewaagde hypothese. De overeenkomsten zullen berusten op verkrijgbaarheid van dergelijke letters in de handel. Dat geldt ook voor specimina van Roomans favoriete series 1 en 2 in enkele nog explosievere pamfletten uit 1617 en 1618 waarin Damius c.s. de toon van de discussie nog wat verder opvoerden. Dezen richtten hun pijlen inmiddels niet langer alleen op de remonstranten, maar ook op het contra-remonstrantse Haarlemse stadsbestuur en de ‘collaborerende’ dominees, al evenzeer stuk voor stuk zelf ook contra- remonstranten. Van een religieus dispuut ontwikkelde de zaak zich steeds meer tot een politieke machtsstrijd. Damius’ scherpe pen gaf zo veel aanstoot dat hij in december 1617 als oproerkraaier ‘voor onbeperkte tijd’ uit de stad verbannen werd.203 Deze onbeperkte tijd duurde overigens nog geen jaar en Damius had nog een lange toekomst te goed op het toneel van de Haarlemse politiek, maar dat wist nog niemand, voordat door de omwenteling van oktober 1618 alle bordjes in de stad verhangen werden. Als de magistraat gedacht had zo de oppositie monddood te maken, berustte dat op een verkeerde taxatie. Binnen de stad namen anderen zijn plaats in, zoals de anonieme auteur van de in het voorjaar van 1618 verschenen Apologia ofte Verdedinghe (sic),

199 Een liefhebber der waerheydt (= Mathias Damius), Grondich bericht, waer in betoont wert, dat Spranchusius door sijn ghenaemde Iustificatie niet min als ontschuldight wordt. (Jacob Jacobsz STCN 4, e.g. UBA Pfl. A.x.16). Omdat in de STCN de sporen van Jacobsz in het binnenwerk van zijn drukken niet herkend blijken te zijn, zal het totaal aantal van de aan hem toe te schrijven werken ruim hoger liggen, dan de zes daar vermeld. 200 Gedacht kan worden aan een naam met het veel gebruikte element ABC erin. 201 E.g. Jacobus Regius, Corte verclaringhe (Jacob Jacobsz STCN 3). 202 E.g. Bijlage 2, 44: G, 68: A, 73: I en 61: W. Voor deze W cf. Jacob Jacobsz STCN 5, Die Chronijcke van Hollandt, Zeelant ende Vrieslant, Amsterdam 1622-1623. Voor de 44: G cf. Jacob Jacobs STCN 6, Ryck Jacobs, De Predicatien der Namen Gods, Amsterdam 1624. 203 Spaans (1989), p. 221 plaatst deze gebeurtenis in december 1618, maar dat moet een vergissing zijn. Toen was Damius al weer hoog en breed van zijn eeuwige ballingschap in Haarlem teruggekeerd, waar zijn haan victorie kraaide. 71 die de STCN om onbegrijpelijke redenen aan Damius zelf toeschrijft, terwijl het tegen Ludovicus Junius gerichte scheldwerkje onmiskenbaar door een aanhanger van de verbannen dokter geschreven is om deze te verdedigen.204 En Damius zelf bleef van buiten de autoriteiten bestoken in een iets later uitgebracht pamflet met de titel Het 2de Deel van’t Nootwendigh Teghen-vertoogh .205 De uitgever is Jan Evertsz van Heerden. De drukker blijft anoniem. Van Heerden was alweer een vrij onbekende Amsterdamse boekhandelaar.206 Van het handvol boeken dat hij uitgegeven had, was er één gedrukt door Gillis Rooman en waren er twee geschreven door Johannes Ampzing, de vader van Samuel. Opnieuw drong zich de suggestie op dat Rooman in het geheim contacten onderhield met de opposanten. Want behalve deze relaties met de uitgever, zijn er ook nog de sier-initialen 2: D en 2: E, uit één van zijn favoriete series die hij van zijn vader had overgenomen. En of dat nog niet genoeg was, verscheen in de zomer van 1618 een plano, de Haerlemschen Harminiaen. Op 13 juni looft de Haarlemse stadsregering het formidabele bedrag van 300 gulden uit voor wie inlichtingen kan geven over de herkomst van het … oproerig, seditieus, vileyn, fameus ende seer lasterlyc Libel ende Gheschrifte, gheintituleert den Haerlemschen Harminiaen sonder expressie van den naem des Autheurs ofte Druckers wesende vol openbare versierde leugenen, atroce Iniurien ende calumnien uytgespoghen teghens de Magistraet ende Regeerders deser Stede. Rooman drukt het biljet vermoedelijk onmiddellijk en binnen enkele dagen zal het overal in de stad hebben aangehangen.207 Deze Haerlemschen Harminiaen is tenminste in twee varianten opgemaakt en waarschijnlijk op twee adressen gedrukt.208 Eén van die twee varianten bevat alweer Roomans initialen 2: G en W, de andere heeft op dezelfde plek initialen, die bij hem niet voorkomen. Niet veel later in de zomer van 1618 verschijnt uit dezelfde hoek nog aansluitend een tweede anoniem pamflet, gericht tegen de burgemeester Van der Laen, met de titel Copye van den Lasterlijcken Brief van Verlaen.209 En ook in dit overeenkomstig opgemaakte tweede stuk staan opnieuw initialen uit Roomans serie 2, deze keer de D en de I. De enige conclusie, die uit al deze overkomsten getrokken kan worden, blijft niettemin dat door een toeval verscheidene drukkers (behalve Jacobs ook anderen) uit het ‘vijandige’ kamp over precies dezelfde initialen konden beschikken als de stadsdrukker Rooman. Hoe groot dat toeval is, kan pas beslist

204 Knuttel 2550, UBA Pfl. B. g. 3a en 3b. 205 Knuttel 2551, UBA Pfl. B. g. 4.. 206 M.M. Kleerkooper en W.P. v. Stockum, De Boekhandel te Amsterdam. Den Haag 1914-1916, p. 253-254. De begraafdatum 24-4-1642 heeft vermoedelijk betrekking op een zoon Evert Jansz van Heerde. Het laatste levensteken in de Amsterdamse doopboeken heeft betrekking op een dochter in 1628 (SAA DTB 6, p.226, niet bij Kleerkooper en Van Stockum). 207 Bijlage 1, 1618-7. De plano is in enkele exemplaren overgeleverd, o.a. NHA 2166,10. 208 Knuttel 2557, de variant met Rooman-initialen o.a. UBA Pfl. B. g. 8. 209 Kunttel 2558. 72 worden, wanneer de verbreiding van diens series 1 en 2 in kaart gebracht zou zijn. Hoe breder de verbreiding, hoe geringer het toeval.

3j. Maurits’ machtsverzetting in 1618

Nog weer enkele maanden later grijpt Maurits ook in Haarlem de macht en komt aan deze pamflettenoorlog een einde. Damius en enkele andere ballingen keren terug. Spranckhuysen en Junius zoeken en krijgen elders emplooi. Verhoeven sterft in 1618. Met Campius, Acronius en Ampzing treden drie nieuwe hardliners aan. De Van der Laens en de Ruychavers en enkele andere families verdwijnen van de bestuurskussens. Een ten dele nieuwe politieke elite neemt daarop plaats. En Rooman? Als we de hypothese laten varen, dat hij een dubbelspel heeft gespeeld en aannemen, dat het veelvuldig voorkomen van talrijke van zijn sierletters in de explosieve rebelse pamfletten van de jaren 1616-1618 op niets anders berust dan de door boekhistorici nog niet in kaart gebrachte verbreiding van deze lettertypen, dan moet de conclusie zijn dat zijn positie enige tijd wat minder comfortabel zal zijn geweest. Hij miste vanaf oktober 1618 het voordeel dat zijn huwelijk hem rechtstreeks en informeel toegang tot de politieke machthebbers verschafte. Bovendien waren enkele magistraten met wie hij de voorgaande jaren een persoonlijke band had opgebouwd van het fluweel verdwenen en zullen de nieuwkomers hem niet meteen volop vertrouwd hebben. Het zal blijken, dat hij weldra een verrassende zet deed, waardoor zijn maatschappelijk aanzien versterkt werd.

3k. De oprichting van het gilde der Boeckdruckers ende der Boeckvercooperen.

De oprichting van een gilde voor het Haarlemse boekenvak zal voor Rooman en uiteraard ook voor alle andere betrokkenen één van de belangrijkste gebeurtenissen van de laatste bestandsjaren zijn geweest. De stad regelde in een keur van 30 januari 1616 de complete organisatie van boekhandel, boekdrukkerij en boekbinderij. De behoefte daaraan zal hebben samen gehangen met twee factoren. Ten eerste de geleidelijke groei van het boekenbedrijf. In 1616 bleken 17 boekverkopers binnen de stadmuren te werken. Allen of vrijwel allen moeten een winkel hebben gedreven. Alleen van Jan Maertsz en Aelbert Hamer is dat nog niet gebleken. Hamer was in ieder geval ook een vooraanstaand boekbinder, maar binderij en boekhandel gingen vaak samen. Boekwinkeliers waren met zekerheid vader en zoon Dirck en Hendrick Mes, Jan Teunisz Kas, Natanael van Langemersch, Cornelis Roeloffs en Salomon Bogaert. Jan Mes en Bogaert hebben elk een incidentele titel uitgegeven, maar voor allen geldt dat de winkel de kern van hun 73 bedrijf vormde. Mes’ jongere zoon Dirck Teunisz kwam in 1618 het familiebedrijf versterken. En in datzelfde jaar opende ook Goossen Heuvelman een winkel met binderij. Waarschijnlijk hield daarnaast nog de weduwe van Passchier van Wesbusch I de winkel van haar man open in afwachting van de bedrijfsovername door haar zoon Hans Passchiers. Als vrouw kon ze geen lid van het gilde worden, al zal ze wel de regels hebben moeten volgen.210 Winkel en uitgeverij combineerden Daniel de Keyser, Pieter Arentsz, François Beyts en, althans in zijn latere leven, Hendrick van Marcken. Zij hadden soms aantoonbaar ook bindersknechten in dienst. Gedrukt werd er in drie bedrijven, die van Adriaen Rooman, Vincent Casteleyn I en David Wachtendonck. De eerste twee namen zelf ook uitgeversrisico voor hun rekening, Wachtendonck miste daarvoor vermoedelijk de middelen. Een winkel zullen ze alle drie met de drukpers gecombineerd hebben. In 1617 voegde Herman Teunisz Kranepoel zich als vierde drukker- boekverkoper bij hen. De totale omvang van het boekenbedrijf was natuurlijk vele malen groter dan deze circa twintig bedrijfshoofden. Helaas vermeldt het gilderegister wel de namen van de broeders zeer exact, maar in veel mindere mate die van de ‘leerlingen’. Bij de knechten die werden opgeleid voor het meesterschap werden alleen de namen van nieuwe knechten vanaf februari 1616 genoteerd, voor wie een bijdrage moest worden betaald wanneer ze in dienst traden. Aangezien zonen van leden daarvan vrijgesteld waren, komen die hoe dan ook niet in de gildelijsten voor. Met de registratie van leerjongens, die het ondersteunende handwerk moeten hebben verricht, werd de hand gelicht, waarschijnlijk omdat zij de gildekas toch niets opleverden. Anders dan de meesterknechten blijven ze naamloos en worden ze slechts incidenteel vermeld. De omvang van Roomans bedrijf kan om deze redenen op basis van de gildelijsten niet bepaald worden. En evenmin zal men er de namen van zijn broers Elias, Natanael en Zacharias in terugvinden, die er misschien in 1616 werkzaam zijn geweest. In een later stadium blijven ook zijn zonen in de gildestukken ‘onzichtbaar’. Wel weten we dat hij in 1617 een nieuwe drukkersknecht aannam, die Jan Davidtsz heette. Hoe lang deze knecht in dienst bleef, is weer niet uit het archief van het gilde te halen, want alleen de indiensttredingen werden geregistreerd. Wat uiteraard wel precies werd bijgehouden, waren de bestuursfuncties. Adriaen Rooman trad al in het tweede en derde jaar op als vinder samen met François Beyts, zijn compagnon bij enkele edities. In 1619 en 1620 was hij de tweede deken na de overleden oude Dirck Mes, de belangrijkste functie binnen het bestuur. De boekhandelaren Kas en Van Marcken stonden hem terzijde.211

210 NHA 3011, 11, Keure en Ordinantie, art. xvij m.b.t. weduwen. 211 Alle gegevens met betrekking tot het gilde bevinden zich in het Gildeboek, NHA 3011, 11. Een editie van fragmenten daaruit is te vinden in Briels (1950), p. 572-582. 74

Hoewel nog steeds een tamelijk jonge man (hij werd dertig in 1620) was dat een teken dat hij binnen het kader van het Haarlemse boekenbedrijf tot de gevestigde orde behoorde. Behalve zijn positie als stadsdrukker, zal een nieuwe functie die hij inmiddels bekleedde daaraan niet vreemd geweest zijn.

3l. Meer kinderen en weer een groter huis.

Het gezin Rooman breidde zich in deze jaren al even snel uit als het boekenbedrijf. Bij de zonen Gillis en Pieter voegden zich in 1615 een Adriaen en in 1617 een Janneken als eerste dochter. Laceulle heeft in haar genealogie van de Roomans deze dochter gemist of misschien haar verward met de later geboren zoon Johannes.212 Kennelijk verliepen de latere bevallingen van Grietgen zonder problemen. Van levensbedreigende situaties tijdens de zwangerschap of rond het bevallen lijkt geen sprake meer. Steeds waren de Ruychavers, de Van der Laens en de aangetrouwde zwagers d’Assonneville de doopgetuigen. Maar bij Janneken verscheen ook Adriaens zuster Susanna Rooman aan het doopvont, voor het eerst een representante van de familie van de vader.213 Zoals al in de zeventiende eeuw (en nog lang daarna) normaal was, werd een onbeperkte kinderproduktie positief beoordeeld en onbekommerd nagestreefd. Natuurlijk om godsdienstige redenen, maar ook omdat, zoals in alle archaïsche samenlevingen, grote gezinnen en uitgebreide verwantschapsgroepen als de belangrijkste vormen van sociale zekerheid werden opgevat. Adriaen zal dus geen calculaties hebben gemaakt, of de omvang van zijn inkomsten de lasten het snel groeiende gezin wel konden dragen. Maar volledig negeren kon hij de uitbreiding van zijn huisgezin natuurlijk niet. Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat hij mede om die reden op 2 januari 1617 overging tot de aankoop van een groter huis in de Koningstraat, zijn vierde adres sinds hij voor zich zelf begonnen was.214 In de STCN worden verhuizingen in dezelfde straat niet aangeduid, tenzij ze uit de impressa blijken. In Roomans geval ontsnapt daardoor dit teken van de de kennelijke expansie van zijn bedrijvigheid aan de onderzoeker, die alleen op de gegevens van de STCN vertrouwt. Van zijn vorige huis, dat hij samen met zijn schoonmoeder gekocht had voor 3700 gulden, bezat hij de helft. Nu verwierf hij voor eigen rekening een volledig pand van 4020 gulden. Uit een latere transportakte wordt duidelijk dat het huis aan de oostkant van de Koningstraat stond. Het achtererf grensde aan een erf waarvan het huis aan de Grote Houtstraat lag. Aan de noordkant stond het tegen een buurpand aangebouwd. Aan de zuidzijde bevond zich een

212 Laceulle-van de Kerk (1951), p. 344, bijlage 215. 213 NHA 2142, 6 (27-9-1615 en 19-7-1617). 214 NHA 3111, 297 (2-1-1617). 75 gemeenschappelijke poort waarachter een steeg liep, die aan de voorkant door de buurman en aan de achterkant door een voorganger van Rooman was overbouwd. De investering lag aan de grens van zijn mogelijkheden. Waarschijnlijk eroverheen, zoals verderop zal blijken. Maria Ruychavers en hij verkochten weliswaar op dezelfde datum het andere pand in de Koningstraat aan de goudsmit Dominicus Frederiks voor de 3700 gulden die zij er zelf voor betaald hadden, maar hij sloot toch ook een hypothecaire lening af van 600 gulden bij de verkoopster van zijn nieuwe huis, Barbara van der Eecke.215 De rest van de koopsom, 1570 gulden, had hij kennelijk ofwel als reserve beschikbaar, of werd door hem geleend.216 Aannemelijk is, dat hij er zijn gezin, zijn persen, zijn voorraden en zijn winkel in kon onderbrengen. De Vergulde Parsse had vermoedelijk weer de oude allure uit de tijd van Gillis.

215 NHA 3111, 297 (2-1-1617) en NHA 3111, 537 (register op de belastboecken), p. 132. 216 Dit zou kunnen blijken uit de rentebrieven op naam van zijn schoonmoeder, die in 1619 boven water kwamen, cf. par. 4e. 76

4. ALLES VERANDERT. DE JAREN 1618 - 1621.

Kort na de omwenteling drukte Rooman twee overeenkomstige, maar niet identieke pamfletten, één voor de Leidse uitgever Niclaes Geelkerck en één op zijn eigen naam, waarin verslag wordt gedaan van de Haarlemse staatsgreep van Maurits en een lijst met de nieuwe magistraatsleden wordt opgenomen, in het eigen pamflet geplaatst tegenover de oude regeerders.217 Alleen enkele pragmatici , die de ommekeer hadden zien aankomen en zich tijdig van wat later de ‘staatse’ richting zou gaan heten, hadden afgekeerd, overleefden de zuivering. Zij behielden hun plaats in het machtscentrum naast de orangisten en contra-remonstrantse scherpslijpers die nu de dienst uitmaakten. Rooman drukte hun namen zowel bij de oude als de nieuwe regeerders af. Op de titelpagina plaatste hij hetzelfde stadsvignet, dat enkele maanden eerder nog het pamflet Iustificatie van de procedueren had gesierd, waarin het oude stadbestuur zijn strafmaatregelen tegen een aantal leden van de Tetrode- partij rechtvaardigde.218 De inhoud van het stuk laat geen twijfel, dat hier de winnaars aan het woord waren. Van machteloze opposanten waren zij in één klap het nieuwe establishment geworden. De onmiddellijk van zijn eeuwige verbanning teruggekeerde Damius meldde zich nota bene aan voor de schoutsfunctie, die hij weliswaar om formele redenen niet kon bekleden, maar hij zag toch tenminste zijn broer dadelijk opgenomen in de nieuwe vroedschap. Hemzelf zullen we te zijner tijd in Roomans omgeving opnieuw tegenkomen. Zoals tot voor kort de partij van pensionaris Johan de Haen zich rechtvaardigde door zich op te werpen als de hoedster van de rust en eenheid binnen de stad tegenover onruststokers van het slag van Tetrode en Damius, zo afficheerden zich nu de triomferende nieuwe machthebbers als de ware representanten van de gemeenschap, die er zorg voor moesten dragen, dat oproerkraaiers niet de kans kregen de eenheid te verstoren. Vroeg in januari 1619 werden Rooman, Casteleyn en Kranepoel als de drie op dat moment in de stad werkzame drukkers, op het stadhuis ontboden om een verklaring af te leggen dat zij zich zouden voegen naar het plakkaat van de Staten Generaal tegen seditieuse boeken, dat op 22 december 1618 was uitgevaardigd. De boekhandelaars waren eerder aan de beurt gekomen.219 Voor Rooman moet het een tamelijk pijnlijke onderwerping aan het nieuwe gezag zijn geweest. Van wat hij een half jaar eerder had nog gedrukt en uitgegeven had, beloofde hij nu zich verre te houden. Het is mij niet gelukt duidelijkheid te krijgen over Roomans gemoedstoestand in deze periode van politieke omslag en heroriëntatie, maar er moet een reden voor hem zijn geweest

217 Bijlage 1, 1618-3 en 1618-6. 218 Bijlage 2, stadsvignet 3, cf. bijlage 1, 1618-4. 219 NHA 3993, 491 (7-1-1619). 77 om ook aan zijn persoonlijk leven een opvallende en ingrijpende wending te geven. Wie de STCN-lijst van Roomans drukken en uitgaven bekijkt, ziet onmiddellijk, dat vanaf de zojuist genoemde publicaties over de machtsovername zijn productie begint te haperen en na nog twee boeken in 1620 en één in 1621 gedurende bijna acht jaar nagenoeg volledig stil valt. Alleen overheidspublicaties komen nog van zijn persen. Zonder nadere informatie moeten we veronderstellen, dat de nieuwe winkel in de Koningstraat in combinatie met het drukken voor de stad voldoende opleverde om van te leven, of dat misschien erfenissen van de Sonnevyles aan Grietgen en daarmee ook aan Adriaen waren toegevallen, zodat hij het wel zonder uitgeverij en particulier drukwerk kon stellen. Rooman ging het echter helemaal niet rustiger aan doen. Integendeel, hij kreeg het drukker dan ooit. In de loop van 1620 kreeg hij, naast zijn stadsdrukkerschap, een plaats in het docentencorps van de Latijnse School van Haarlem. En in de aanloop daartoe was hij alweer weg uit de Koningstraat en had hij zijn zaak naar de Jacobijnestraat verplaatst. Alvorens daar nader op in te gaan, bekijken we eerst het druk- en uitgeverswerk uit de jaren tot en met 1621.

4a. Drukwerk voor de stad

Om te beginnen ging het werk voor de stad gewoon door. Als hij al niet eerder met de nieuwe machthebbers onder één hoedje had gespeeld, dan waren de relaties snel weer in orde, ook al ontbrak nu het familiale aspect in de contacten. Dankzij de stadsrekeningen blijft het mogelijk zijn leveranties van papier en drukwerk te volgen, ook al is er vrijwel niets meer over van de diversche keuren, ordonnantien en billietten die bijvoorbeeld in 1619 samen met papier voor bijna 200 gulden door hem werden gedeclareerd.220 In 1620 is het met 107 gulden wat aan de bescheiden kant, maar in 1621 betaalt de stad hem alweer 174 gulden uit. Voor de nog overgeleverde exemplaren van zijn drukwerk moet men vooral in de archieven zijn, want het zijn meestal plano’s. Rooman gebruikt er zijn sierinitialen van de series 1 en 2 voor, afhankelijk van de grootte van de vellen. Uit 1619 heb ik er één gevonden op de wannemaat, een heffing in natura op verhandelde granen ten behoeve van het Oudemannenhuis.221 En uit 1620 bestaat nog een vergelijkbaar groot plano met een ordonnantie op de vaart naar Overveen, die vervuild werd door de boeren, tuinders en blekers in het gebied langs de duinrand tot schade van de machtige Haarlemse brouwers, die het water voor hun bierproduktie gebruikten.222 Een laatste vondst betreft een ordonnantie van oktober 1621 over het transport van scheyn, zoals in Haarlem dunbier (bier van geringe kwaliteit)

220 NHA 3993, 1674. 221 NHA 2166, 11. Ordonnantie op de wannematen, 1-2-1619. Bijlage 1, 1619-1. 222 NHA 2166, 12. Ordonnantie op de vaert naar Overveen, 19-1-1621 (gedr. 1620), Bijlage 1, 1620-1. 78 genoemd werd. Het enige exemplaar van het stuk ligt verscholen in een map met ordonnanties voor biertappers.223 Doken er nog maar meer van dergelijke stukken op! Niet alleen completeren ze de kennis over Roomans produktie, ze leveren als bijvangst ook adresgegevens op, die anders moeilijk te vinden zouden zijn.

4b. Samenwerking met Simon Moulert

De enige twee boeken, die Rooman in deze periode in opdracht van uitgevers maakte, zijn beide buitenbeentjes, maar in verschillende opzichten. Het eerste is een vierde druk van een Franstalig rekenboek van de Middelburgse rekenmeester Johan Coutereels.224 Nu had Rooman, zoals hiervoor behandeld, eerder rekenboeken gemaakt. Het bijzondere ligt dan ook niet daarin, maar in de uitgever, die hem aan het drukken had gezet. Dat was Simon Moulert de Drucker-Ordinaris van de Staten van Zeeland. Daarmee komt om te beginnen de zoveelste connectie van de Roomans met Zeeland aan het licht. Het zal ook geen toeval geweest zijn, dat de eerste sporen van Zacharias Rooman in Middelburg uit precies deze tijd stammen.225 Er is echter meer. Weststrate, die in 2000 bij Verkruysse een scriptie over Moulert heeft geschreven, heeft op twee manieren een relatie tussen de Roomans en de Moulerts proberen te leggen. Ten eerste trof hij bij Moulert vanaf 1602 typografisch materiaal aan dat voor die tijd gebruikt zou zijn door Gillis Rooman. Vanwege mijn skepsis ten aanzien van redeneringen, gebaseerd op overeenkomstige loden sierinitialen bij verschillende drukkers, ben ik geneigd daar niet veel waarde aan te hechten, omdat niet naar identieke individuen is gezocht. Ten tweede suggereert hij naamverwantschap tussen Ketels en Roomans vrouw Harmanna Mulert en de in Zeeland belande immigrantenfmilie Moulert. Anders dan Valkema Blouw meende, zouden volgens Westrate zowel Ketels voorganger ’t Zangers als Ketel zelf eveneens uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstig kunnen zijn.226 Hoe verleidelijk die suggestie ook is, zonder nader bewijs lijkt ze mij te speculatief. Bovendien zijn er sterkere aanwijzingen dat Ketels ouders in Meppel en die van Harmanna Mulert in Zwolle gezocht moeten worden.227 Nochtans bestaat de relatie tussen Rooman en Moulert wel degelijk. Weststrate kende de Coutereelseditie van 1620 niet (er schijnen geen exemplaren van het boek in Nederland of België bewaard te zijn) en evenmin de

223 NHA 3993, 3956. Ordonnantie vant Scheyndraghen, 27-10-1621. Bijlage 1, 1621-2. 224 Bijlage 1, 1620-2. K. Hoogendoorn (2009), p. 120, K. Hoogendoorn (2018), p. 257 COUT01, 4. 225 Zie par. 5d. 226 T. Weststrate, ‘By Symon Moulert, Drucker Ordinaris der Heeren Staten van Zeelandt’. Scriptie UvA 2000, p. 30. 227 N. Kuik, Gerhard Ketel (1981), p. 24. 79 opeenvolgende betrokkenheid van Rooman en Moulert bij drukken van Kosters Spieghel der Ieught, die hiervoor ter sprake kwam. Wat Weststrate echter vooral niet wist, was dat beide drukkers verzwagerd waren! Ongetwijfeld moet de onderlinge relatie daarop gebaseerd worden. Gehinderd door het eerder besproken oorlogsverlies van veel Zeeuwse archieven, die ook de reconstructie van de Rooman-verwantschapsgroep zo moeilijk maakt, lukte het Weststrate slechts in beperkte mate gegevens over de familie van Moulert boven water te krijgen. Maar wel, dat hij getrouwd was, waarschijnlijk al rond 1596, met een Elizabeth d’Assonville, die net als hij zelf uit het Zuiden naar Middelburg was gekomen. Vrijwel tezelfdertijd meldt zich als nieuw lidmaat in Middelburg nog een Pierre Dassonville, dezelfde naam die Roomans schoonvader en zijn schoonbroer droegen. En dan is er nog Pieter, misschien dezelfde, misschien een ander, die als Middelburgse (!) weduwnaar, in 1649 in Haarlem een huwelijk kwam sluiten. En tenslotte is er de door Weststrate opgespoorde Bonaventura d’Asseville, die boekverkoper in Calais was, rond 1600 met Moulert samenwerkte bij atlasedities, contact onderhield met de Zeeuwse Staten en in 1611 in Vlissingen opdook.228 Met deze gegevens wordt van alles duidelijker. Natuurlijk Roomans druk van het rekenboek van Coutereels voor een uitgever helemaal in Middelburg. Waarschijnlijk ook de gang van Zacharias naar Zeeland in hetzelfde jaar. Maar bovenal met terugwerkende kracht het huwelijk van Grietgen Sonnevyl met de beginnende drukker Rooman. De d’Assonnevilles waren vertrouwd met het milieu van de boekhandel. Sommigen zaten zelf in het vak, anderen waren in drukkersfamilies getrouwd.

4c. Een zuinige editie voor Van Cloppenburgh

Bij het andere boek uit 1620 was de uitgever een oude bekende, maar in dit geval was de inhoud voor Rooman hoogst ongebruikelijk. En ook wel voor Jan Everts Cloppenburgh, voor wie hij het octavoboekje van 22 vellen drukte. Het moet rond het eind van het jaar of kort daarna zijn klaar gekomen, want het impressum heeft 1620 als jaartal, maar het colofon 1621. Het heette Den Vaeck- verdryver en het was een potpourri van ongeveer 1100 vermakelijcke kluchtjens, een kluchtboek, zoals er overigens vele in de zeventiende eeuw verschenen. Het onderscheidde zich positief van de andere doordat de anonieme samensteller zijn zeer talrijke bronnen in de inleidingen op de verschillende delen uitgebreid memoreert.229 De belangrijkste kwaliteit van het werk vormen echter de duizend moraliserende, zorgvuldig vorm gegeven distischa, telkens van twee maal zeven syllaben. En de honderd kunstige kwatrijnen met omarmend rijm en met begin- en eindregels van acht en tussenregels van zeven syllaben. Ze zijn van de hand

228 Weststrate (2000), p. 28. 229 Bijlage 1, 1620-3. P. P. Schmidt, Zeventiende-eeuwse kluchtboeken uit de Nederlanden. Utrecht 1986, p. 126-129. 80 van de onbekende samensteller. Vanwege deze eigen gedichten zou moeten worden opgespoord wie in 1620 het motto Et joca seria ducunt gebruikte.230 Het boek is tamelijk slordig uitgegeven, met veel zetfouten. Schmidt, die een overzicht van de Nederlandse kluchtboeken uit de zeventiende eeuw heeft samengesteld, vond er drie binnen een paar regels. Hij had er nog meer kunnen aanwijzien in hetzelfde stukje.231 Maar misschien nog typerender is de bladspiegel, waarin de marges smal zijn en de gedichtjes van de auteur weliswaar door de afwisseling tussen gotisch, romein en cursief van de verhaaltjes onderscheiden worden, maar door het ontbreken van wit-regels er ook ongelukkig tussen gewrongen zijn. De Waerschouwinghe tot den leser van de auteur werpt een verhelderend licht op de gang van zaken bij de productie van het boek: Ick hebbe het soo kort ghemaeckt als ick immers mocht, want ick hebbe my niet alleen aen seeckeren tijt, maer oock (het is om te lachen) aen seeckeren bladen Pampiers verbonden. 232 Deze ontboezeming maakt duidelijk dat de auteur zich verplicht had tot een bepaald tijdstip om zijn tekst in te leveren en tot een maximaal aantal vellen druks. Uit zijn toon kan worden afgeleid, dat hij dit keurslijf maar matig waardeerde. Aangenomen moet worden dat Cloppenburgh als uitgever het hem heeft aangemeten. En evenzeer kan worden verondersteld dat Rooman op vergelijkbare wijze gehouden was zijn drukwerk tijdig voltooid te hebben en het begrote aantal bladen niet te overschrijden. Daarmee kan de verschijningsvorm van het boek verklaard worden. Het draagt met al die zetfouten zowel de sporen van haastwerk, als met zijn samengeperste bladspiegels de sporen van uitgeverszuinigheid. Het boekje was Roomans laatste werk voor Jan Evertsz Cloppenburgh. Het was ook nagenoeg zijn laatste werk voor een uitgever, die niet tot zijn familie of naaste vriendenkring behoorde. En het was, op het zo meteen te bespreken gedicht van zijn vriend Ampzing na, eveneens zijn laatste gedrukte boek in vele jaren. De hypothese, dat hij genoeg had van dit soort opdrachten lijkt mij niet al te gewaagd.

4d. Het laatste boek: Ampzings lofdicht uitgebreid.

Het jaar 1621 levert slechts twee titels op. Behalve de tussen archiefstukken teruggevonden ordonnantie over dunbier alleen het genoemde gedicht van Ampzing. Dit gedicht was de tweede, sterk uitgebreide, versie van het werk waarmee de jonge Ampzing in 1616 gedebuteerd had. Destijds was Salomon Bogaert nog ingeschakeld als uitgever, inmiddels konden de beide vrienden het

230 Vrij vertaald: Eerst de grappen, dan de ernst. 231 P. P. Schmidt (1986), p. 127. 232 Den Vaeck-verdryver. Amsterdam 1620, Aij. 81 wel samen af. Het werd Roomans eerste Nederlandstalige editie, die geheel in romein en cursief was uitgevoerd. De hoofdtekst in romein werd aangevuld met uitgebreide marginale annotatie, waarin zowel bronverwijzingen als nadere uitleg waren ondergebracht. 233 De jeugdige dominee was kennelijk bezig zijn lofdicht steeds meer ook het karakter van een stadsgeschiedenis en stadsbeschrijving te geven. Vergeleken met het laatste boekje voor Cloppenburgh heeft Rooman op deze editie veel meer zijn best gedaan. Het is mooier gedrukt, alle ornamenten en sierbanden zijn uit de kast gehaald, op de laatste bladzijde is het stadsvignet 1 afgedrukt, dat nog van zijn vader geweest was en dat het mooiste van de stedelijke wapenvignetten was. En, wat voor Rooman tot dan toe ongebruikelijk was, hij liet een gegraveerde titelpagina maken met een bladzijde-grote quarto afbeelding van twee engelen die een geraamte vertreden en het stadswapen, geplaatst voor een dorre boom, vasthouden. Lauwertakken omringen het hele tafereel. De engelen houden een kleinere lauwertak boven het wapen. Aan de bovenzijde is de naam van de stad in sierletters op een groot cartouche met rolwerk, uitlopend op dolfijnen, geplaatst. Op de achtergrond is een duinlandschap te zien. De prent is ongesigneerd, maar dankzij een gelukkige vondst toch toe te schrijven en wel aan niemand minder dan Jan van de Velde II! Rooman heeft de plaat namelijk opnieuw gebruikt voor de volgende uitgave van Ampzings werk, het grote boek van 1628. Ook daar is deze in de meeste exemplaren ongesigneerd, maar er in enkele komt een wèl gesigneerde staat voor met Van de Velde’s onmiskenbare eigenhandige onderschrift.234 Van de Velde was net als Rooman zelf een Haarlemse Zuidnederlandse immigrant van de tweede generatie, een paar jaar jonger dan de uitgever, maar inmiddels een gevestige naam in de Nederlandse kunstwereld. Zijn prent is een bewijs dat Rooman ook contacten in het Haarlemse kunstenaarsmilieu had. Het is moeilijk te verklaren, dat met deze fraaie editie abrupt een voorlopig eind kwam aan Roomans uitgeversactiviteiten. Toch is dat het geval.

4e. Nieuw werk, een nieuw huis en nog een kind

De stap voorwaarts, die Rooman in 1617 had gezet met zijn nieuwe grote huis in de Koningstraat bleek achteraf te groot. Dat is tenminste vooralsnog de meest voor de hand liggende interpretatie van de veranderingen in eind 1619 en begin 1620 zich voordeden in zijn woon- en werkomstandigheden. Op 4 december 1619 koopt hij een huis in de Jacobijnestraat, de straat van zijn kinderjaren en de straat waarin de Latijnse school vanouds gevestigd was. Het kostte maar 1600 gulden, stukken minder dan zijn huis in de Koningstraat.235

233 Bijlage 1, 1621-1. 234 E.g. KB KW 553 J 3. 235 NHA 3111, 299 (4-12-1619). 82

Dankzij een overgeleverd verpondingsregister uit 1628 is het mogelijk het huis precies te situeren en ook de relatieve waarde ervan nader te bepalen. Het blijkt aan dezelfde zuidkant van de straat te liggen als de Latijnse school en het huis dat het gezin van Gillis Rooman bewoond had, voor de verhuizing in 1600. Maar het lag een paar huizen verder naar het westen, dus meer naar de kant van de Oude Gracht. Het grote hoekhuis op de gracht niet meegeteld, was Adriaens nieuwe woning het zevende huis vanaf de hoek. De geschatte huurwaarde van zestig gulden is gemiddeld voor de straat. De eerste vijf huizen vanaf de gracht waren kleiner, maar de belendende buurman aan de westkant moest het drievoudige van Rooman betalen en na enkele kleine huisjes stonden dichter bij de Latijnse school nog een paar grotere panden. Het huis van de rectoren Schrevelius en Middelhovius, weldra zijn collegae, werd op tweeëneenhalf maal de waarde van dat van Rooman getaxeerd.236 De Jacobijnestraat was in alle opzichten van minder allure dan het vorige adres. Zeker geen achterbuurt, maar anders dan de Koningstraat ook geen hoofdstraat in het stedelijk weefsel. Voor winkels minder geschikt. Zijn vader was niet voor niets destijds juist in de andere richting verhuisd. Er moet een reden geweest zijn, dat Adriaen zijn vermoedelijk riante pand aan de Koningstraat heeft opgegeven. Een akte van een maand later onthult vermoedelijk de verklaring voor deze op het eerste oog onbegrijpelijke stap terug. Hij verkoopt dan zijn huis aan de oostkant van de Koningstraat aan de koopman Pieter Boursen. De nadere bepalingen zijn veelzeggend. Niet alleen neemt de koper de hypotheek over van 600 gulden bij Barbara vander Eecke, die Adriaen enkele jaren eerder had afgesloten, hij neemt ook twee rentebrieven ter waarde van 1600 gulden, met het huis als onderpand, op naam van Maria Ruychaver, Adriaens schoonmoeder. Dat leidt ertoe dat Rooman slechts 1835 gulden in handen krijgt van de 4035 die het huis waard was, net genoeg om de nieuwe aankoop in de Jacabijnestraat te betalen. Rooman had kennelijk bij Maria Ruychaver voor 1600 in het krijt gestaan en Boursen nam met zijn rentebrieven nu deze schuld van hem over. Het kan bijna niet anders, dan dat de zaken al met al toch niet zo goed waren gegaan. Dat hij geld geleend had bij zijn schoonmoeder was op zich zelf niet vreemd. Men leende in de zeventiende eeuw voortdurend binnen familieverband.237 Bovendien zal Rooman misschien gespeculeerd hebben op de toekomstige erfenis van de weduwe, die van de generatie van zijn eigen overleden ouders was. Maar dat zijn schuld hem min of meer gedwongen heeft zijn behuizing om te wisselen voor een veel bescheidener woning is opmerkelijk. Het zou kunnen zijn, dat de weduwe er weinig fiducie in had, dat zij haar geld op een andere manier zou terugkrijgen.

236 NHA 3993, 3146. 237 Cf. e.g. L. Kooymans, Vriendschap. Amsterdam 20162, passim, maar vooral p. 90-100. 83

Een aanwijzing dat de relaties met de Ruychavers minder plezierig waren dan in de voorgaande jaren vormt misschien ook het trio doopgetuigen bij de geboorte van het vijfde kind van Adriaen en Grietgen, een dochter Maria, die in juni 1620 in de Jacobijnestraat geboren werd. Voor het eerst stond geen Ruychaver aan het doopvont. Van Grietgens kant waren er haar zuster Trijntgen met haar man Reinier Gisberts en van Adriaens zijde zijn nieuwe schoonzuster Maria Michiels, de vrouw van Zacharias. Zoals hiervoor gezegd werden de kosten van kinderen niet gewogen, evenmin als de zorg die ze vereisten. Deze vijfde geboorte zal dus ondanks de financiële teruggang met onverminderde vreugde zijn begroet. En dat geldt misschien ook voor de belangrijkste verandering in Roomans leven tot dan toe. Na de zomervakantie van 1620 trad hij toe tot het docentencorps van de Latijnse school. Vermoedelijk kreeg hij de lagere klassen onder zijn hoede, waar de beginselen van het Latijn geleerd werden. De combinatie van drukker-uitgever-boekverkoper en docent aan een Latijnse school is hoogst ongebruikelijk. Doordat Roomans aanstelling tot nu toe over het hoofd gezien werd, valt een nieuw licht op zijn persoon en zijn werkzaamheden, ook over die als drukker. Ik zal er nog meermalen op terugkomen. Aangezien Rooman zijn ambt als stadsdrukker bleef vervullen en hij vermoedelijk ook een winkel gaande hield, moet de aanstelling aan de school wel een deeltijdbetrekking geweest zijn. Waarschijnlijk waren alleen de rector en conrector volledig aangesteld. Met een deeltijdbaan correspondeerde ook de betaling. Rooman kreeg jaarlijks 300 gulden uitbetaald in vier termijnen. 238 Daarnaast deelde hij in de emolumenten die door de stad aan de docenten collectief werden toebedeeld en in de opbrengst van allerlei betalingen door de leerlingen.239 Alleen de leverantie van de prijsboeken, die twee maal per jaar aan de beste leerlingen werden uitgereikt, werd hem niet gegund. Vanouds was Dirck Hendricks Mes de vaste boekenleverancier aan de stad. Toen deze boekverkoper in 1619 stierf, nam Salomon Bogaert tot in lengte van jaren die positie over. De diverse schoolinkomsten waren vermoedelijk gezamenlijk nog onvoldoende om ruim van te leven, maar aan de andere kant vormden zij een stevige basis in zijn totale verdiensten. In een bijlage heb een kort overzicht gegeven van Roomans inkomsten, voor zo ver daar wat van te zeggen valt. Hier kan worden volstaan met de vaststelling, dat de nieuwe situatie een stuk minder riskant was dan de vorige. De relatie met de stad zorgde nu voor een vast inkomensdeel van naar schatting 600 à 700 gulden, genoeg om redelijk van te leven. De rest moest uit de winkelverkoop van boeken en papier komen. Wat dat laatste betreft, kwam er in 1620 een vaste klant bij: Pieter Ruychaver, afkomstig

238 NHA 3993, 1675 (1620, fo. 30v-31) e.v. jaren. 239 F. Koorn, Ruim vijf-en-een-halve eeuw Latijn, in W.T. Frijhoff , F. Koorn e.a., Tempel van Hovaardij, Haarlem 1990, p. 32. 84 uit een zijtak van het grote familienetwerk, die kennelijk aan de zuivering van 1618 was ontsnapt en de overigens bescheiden functie van secretaris van de Rolle van de Cleyne saecken bekleedde. Maar ook kleine zaken vergden veel papier en Ruychaver gunde de levering ervan aan zijn aangetrouwde verwant. Meestal betrof het enkele tientallen guldens, maar soms was het toch een aardig bedrag. In 1627 leverde Rooman voor ruim 94 gulden aan deze stedelijke rechtbank.240 De overgang naar de Latijnse school was uiteraard meer dan alleen een zaak van vaste inkomsten. Het was ook de formele toetreding tot de intellectuele bovenlaag van de stad. Adriaen moet als kind zelf redelijk Latijn hebben geleerd, anders zou men hem niet hebben aangenomen. De Haarlemse school was weliswaar geen athenaeum illustre, maar gold wel als één van de beste in Holland. Leerlingen hielden plechtige Latijnse oraties, die moesten bewijzen dat ze zonder moeite naar de universiteit konden doorstromen. Dat de rector dit soort prestigieuze teksten in feite schreef, mocht de pret niet drukken. Dat gebeurde overal. Het stadsbestuur deed er zelf in deze jaren alles aan om het peil van de school hoog te houden. Rectoren werden met zorg uitgekozen en in sommige gevallen met grote feestelijkheden binnen gehaald.241 Het rectoraat gold in veel gevallen als de bekroning van een carrière in het onderwijs. Het tractement steeg gedurende de zeventiende eeuw voortdurend, ook om met andere Hollandse steden te concurreren.242 Maar de stad financierde niet alleen, ze hield ook een oog op de politiek- religieuze betrouwbaarheid van de rectoren en hun docenten. Met Schonaeus die Adriaens buurman en waarschijnlijk ook zijn eigen rector geweest was, zoals we eerder zagen, had men om die reden al problemen gehad: de beroemde toneelschrijver was katholiek gebleven. Maar Schonaeus was een trekker van formaat van leerlingen en gedurende zijn ambtstijd regeerden bovendien nog de meer gematigde calvinisten de stad. Dus bleef hij zitten totdat hij het zelf in 1609 genoeg vond. Zijn opvolger Schrevelius was weliswaar protestants, maar een vrijzinnige humanist. Hij was bovendien ouderling in de kerk en lid van de vroedschap. Die laatste functies braken hem op, want hij koesterde remonstrantse sympathieën en behoorde dus tot degenen die bij de grote zuivering van 1618 en volgende jaren het loodje moesten leggen. Eerst wipte Maurits hem uit het stadbestuur, daarna verloor hij zijn plaats in de kerkenraad en in 1621 werd hij ontslagen als rector en de stad uit gezet.243

240 NHA 3993, 1682. 241 Cf. par. 6d. 242 F. Koorn (1990), p. 31. 243 G. Brandt, Historie der reformatie en andre kerkelyke geschiedenissen, in en omtrent de Nederlanden. Rotterdam 1704, dl. IV, 195-196. H. van de Venne, Sol et sal vitae amicitia. Amersfoort 2009, p. 267-271. 85

Adriaen, die hem vermoedelijk al lang kende, al was het maar omdat zijn vader al in 1598 een Latijns gedicht van Schrevelius had uitgegeven, heeft hem nog net als rector meegemaakt. En later, toen Schrevelius naar Leiden was uitgeweken zonder overigens zijn Haarlemse contacten te verliezen, heeft hij zelf werk van hem uitgegeven, dat verderop aan de orde komt. De rector waar hij vooral mee te maken kreeg was de voormalige dominee van Lisse, Johannes Middelhovius, een telg uit een geslacht van vele predikanten. Zijn benoeming was de meest politiek bepaalde uit de eerste eeuwhelft en de enige die vooral ingegeven was door de angst voor dissidente intellectuelen: …in de goede letteren heeft hy niet bysonders ghedaen dat ghedenckes weerdich is; seven jaren is hy in de Schole gheweest als Rector, maer als hem eenige blaeme ende quade gheruchte nae ginghen is hy afgheset, zoals Schrevelius zijn opvolger enigszins malicieus typeerde…244 De conrector was Joost Duyst van Voorhout, een aristocraat met bestuurlijke ambities, die na zijn eigen rectoraat nog in de Haarlemse vroedschap zou belanden, gecommitteerd raad van de Staten en lid van de Admiraliteit zou worden. Hoewel Duyst ook poëzie schreef, zal Rooman met deze collega vooral zijn sociale netwerk hebben kunnen versterken. Een echte literator was de rederijker Govert vander Eembd, ongeveer tegelijk met Rooman aangesteld en diens leeftijdsgenoot. Hij had al diverse publicaties op zijn naam, onder meer bij Jan Everts Cloppenburgh en de Haagse uitgever Aert Meuris.245 Zijn vroegtijdige dood in 1623 belette de eventuele opbloei van een langdurige vriendschap tussen beide docenten. Wel permanent zijn de goede contacten geweest met een andere collega en dichter, Adrianus Petri Jekerman (ook: Ickerman), die vrijwel in dezelfde jaren als Rooman aan de Latijnse school gewerkt heeft en net als hij tot de kring van Samuel Ampzing behoorde.246 Nog veel later, als Rooman allang weer als drukker-uitgever actief is, blijken beiden nog steeds verbonden. In 1639 neemt hij een zoon van Jekerman als drukkersknecht aan.247 En in hetzelfde jaar geeft hij een Nederlandstalige versie van Hugo de Groots Vrye Zeevaert uit, die door Jekerman vertaald is.248 Verder zullen we Jekerman nog tegenkomen als dichter in edities die Roman in de jaren dertig samen met zijn broer Zacharias maakte. De meest herkenbare sporen in Roomans boekenbedrijf hebben de contacten met de schrijfmeesters van de school nagelaten. Niet zo zeer met de rederijker Thomas Pietersz die al in 1622 stierf, maar met diens opvolgers Jan van den Velde en David van Hoorenbeeck. In de volgende paragrafen komen een aantal kalligrafische initialen aan de orde, die Rooman bij de hervatting van zijn loopbaan als drukker-uitgever gaat gebruiken. Zij zijn niet los te zien van de

244 Th. Schrevelius (1648), p.355. 245 Govert van der Eembd, STCN 1-5. 246 Cf. zijn Eerdicht in het Voorwerk van Ampzings Beschryvinge ende lof der stad Haerlem (1628). 247 NHA 1105, 11 (‘leer-jongens’, nr. 44). 248 Bijlage I, 1639-4. 86 nauwe contacten die hij met de Haarlemse kalligrafen op de Latijnse school gehad heeft. Van den Velde was de belangrijkste Nederlandse schrijfmeester, een man wiens naam tot ver buiten de landsgrenzen beroemd was en wiens kwaliteiten nog eeuwen na zijn dood geprezen zouden worden, zoals de kenner van de Nederlandse kalligrafie Croiset van Uchelen hem omschrijft.249 Hij was van de generatie van Roomans vader, uit Antwerpen afkomstig en door huwelijk verbonden met de Antwerps-Rotterdamse drukkers Van Waesberghe. Haarlemse contacten had hij al vroeg met de kring rond Van Mander en Jacob Matham.250 Zijn gelijknamige zoon behoorde tot de belangrijkste prentmakers van de Nederlanden. Hij had al werk voor Adriaen gemaakt en we komen hem nog herhaaldelijk tegen tussen de persen in Roomans bedrijf. Adriaen heeft de oude Van den Velde meegemaakt in diens laatste jaren. Hij stierf in 1623 in het harnas als schrijfmeester in de Jacobijnestraat, waar zijn aanstelling overigens een bewijs te meer van het hoge niveau van de school was. Zijn opvolger was David van Hoorenbeeck, één van de meest veelzijdige intellecuelen en kunstenaars van zijn tijd en een spil in het Haarlemse culturele leven. Afkomstig uit een Zuid-Nederlandse familie, die zich al ruim voor de troebelen in Haarlem had gevestigd, was hij een 'derde generatie-immigrant'. Zijn achtergrond was calvinistisch, waarschijnlijk mede door zijn herkomst. Horebeke in Oost-Vlaanderen is een Vlaamse dorp dat een aanvankelijk ondergedoken en de enige tot op de dag van vandaag voortbestaande hervormde gemeente kent. Zijn vrouw was de dochter van de vooraanstaande contra- remonstrantse Haarlemse predikant Johannes Bogaert.251 Tijdens de partijstrijd aan het einde van het Bestand speelde hij een belangrijke, maar nog niet opgehelderde politieke en religieuse rol, ongetwijfeld ten gunste van de hardliners, die hem, na de machtswisseling, in 1619 beloonden met een uitkering van maar liefst 300 ponden: Mr. David van Horenbeeck deser stadts voorsanger uuyt zaecke van diversche diensten ende assistentien bij hem de kercke ende kerckgesinden geduerende de opgestaene ende geresene oneenicheden binnen deser stadt gedaen…252 Vanaf hetzelfde jaar vervulde hij de belangrijke functie van voorzanger in de Grote Kerk, waarmee hij een centrale plaats in het bloeiende Haarlemse muziekleven innam. En tenslotte stond hij midden in de Haarlemse rederijkerswereld en publiceerde in die hoedanigheid verscheidene gedichten. De STCN noemt hem daarnaast ook nog 'schilder', misschien op grond van een fiche van Hofstede de Groot in het RKD-bestand waarop hij in 1617 als lid van

249 T. Croiset van Uchelen, Vive la Plume. Schrijfmeesters en Pennekunst in de Republiek. Amstedam 2005, p. 19-20. 250 T. Croiset van Uchelen (2005), p. 19-27. 251 Personalia bij Lapikás (2009), s.v. David van Hoorenbeeck. 252 NHA 3993, 1674 (1619). 87 het Delftse Lucasgilde wordt genoemd. Het lijkt echter waarschijnlijker dat hij toen al de kalligrafie bedreef, die algemeen als kunstvorm werd beschouwd. Van Hoorenbeeck was niet alleen zelf musicus en kalligraaf, hij heeft zich ook verdienstelijk gemaakt voor de editie van een hele reeks boeken op beide gebieden. Bij sommige edities van Van den Velde vermeldt hij zijn uitgeversrol uitdrukkelijk: D.V. Horenbeeck excudebat.253 Bij andere beperkt hij zich tot de aanduiding dat de editie gedrukt is pour M. D. V. Horenbeeck et M. L. Serweytius, wat er wel op zal wijzen dat hij deze, samen met Laurens Serweytius, een andere Haarlemse kalligraaf, gefinancierd heeft.254 Deze kalligrafische plaatwerken werden gedrukt door de graveur Gerard Gauw (ca. 1590-1638), ook al een Haarlemmer en één van de uitgesproken specialisten in dit genre.255 Twee andere drukken van Hoorenbeeck sloten aan bij zijn muzikale achtergrond. Ook langs dat pad beklom hij meteen de top van de Parnassus. Het betrof de eerste druk van het vierde en de tweede druk van het eerste deel van de complete vocale psalmzettingen van Jan Pietersz Sweelinck, wiens Europese statuur onomstreden was.256 Hoorenbeeck engageerde Kranepoel voor het drukwerk, maar hij kocht zelf het notenzetsel in Leiden bij de firma Raphelingius om verzekerd te zijn van de beste kwaliteit.257 De boeken verschenen in 1621, vlak voor de dood van Sweelinck en, postuum, in 1624. Eerder werk had Sweelinck zelf in Amsterdam en Frankfurt zijn werk laten uitgeven. Aannemelijk is dat hij bevriend was met Van Hoorenbeeck en hem daarom zijn laatste nog onuitgegeven psalmzettingen ter beschikking had gesteld. De beroemde componist was namelijk behalve met Amsterdam ook nauw verbonden met Haarlem, waar hij als jongen lessen gevolgd had. De Grote Kerk was een muzikaal centrum waar hij kind aan huis was. Als al niet hun collegiale betrekkingen en hun beider vriendschap met Ampzing aanwijzingen waren dat Rooman en Van Hoorenbeeck nauwe relaties onderhielden, dat zou dit notenzetsel daarvoor een bewijs leveren. Want nadat het voor de Sweelinckzettingen had dienst gedaan, kreeg Rooman het zetsel ter beschikking voor een hierna te bespreken uitgave rond de komst van de nieuwe rector van de Latijnse school in 1628. Maar dat is nog niet alles. Weer een jaar later werkten beiden samen bij de publicatie van een nog te bespreken gedicht van Van Hoorenbeeck naar aanleiding van de inname van Den Bosch door Frederik Hendrik.

253 Bijvoorbeeld op de titelpagina van: Jan vanden Velde, Duytsche exemplaren van alderhande gheschriften. Haarlem 1620. 254 Bijvoorbeeld op de titelpagina van: Jan vanden Velde, Thresor Literaire. Haarlem 1621. 255 T. Croiset van Uchelen (2005), p. 7 en 24. HD VIII, p. 159, nrs. 9-13 256 DvH STCN 3 en 6. 257 DvH STCN 3, Dedicatiebrief aan de Haarlemse predikant Campius en de jurist Boorten : ...c'est à sçavoir de le faire imprimer en des Notes exquises & non usées; mesme de celles dont s'est servy autrefois Monsieur Raphelingius, que j'ay expressement achetez de lui à cest effect... Cf. par. 6d. 88

Hier is het voorlopig voldoende om vast te stellen, dat Roomans docentschap hem midden in het Haarlemse culturele en intellectuele leven had geplaatst, niet alleen in een dienende rol als uitgever en drukker, maar ook als gelijkwaardig participant. De sporen van die verschuiving zouden de rest van zijn carrière zichtbaar blijven.

89

5. INTERMEZZO 1622-1627

Dit zijn de jaren, waarin de persen van Rooman alleen dienst hebben gedaan voor het drukken van stedelijke keuren, ordonnanties en biljetten, zoals dat in de rekeningen in allerlei varianten wordt geformuleerd. De STCN vermeldt dan ook geen titels op zijn naam, behalve met voorbehoud één, die hieronder wordt afgeschreven en een aantal meerbladige stadspublicaties uit 1627. Ik zal daar een paar stukken aan toevoegen, maar het toeval wil, dat uit de jaren 1622-1625 geen enkel van die overheidsstukken is opgedoken, zodat ze vooralsnog in het fondsoverzicht volledig blanco blijven. Dat de productie niettemin onverminderd moet zijn doorgegaan, blijkt onmiskenbaar uit de rekeningen.258 Het zou ook onverklaarbaar zijn, wanneer de behoefte van de stad aan dergelijk drukwerk opeens onderbroken zou zijn. In het jaar 1627 was een ommekeer al ingezet. Het grote boek van Ampzing over de Haarlemse geschiedenis uit 1628, gecombineerd met Scriverius’ verhandeling over Coster, Roomans meest ambitieuze uitgave, kondigt een explosie aan van publicaties. Vreemd genoeg slaagde hij er desondanks in het docentschap aan de Latijnse school nog tot september 1630 aan te houden. De vraag kan natuurlijk gesteld worden, of de voorbereiding van Ampzings en Scriverius’ werken niet ook al een deel van de jaren daarvoor in beslag genomen heeft. In dat geval zou Roomans persoonlijke inhoudelijke betrokkenheid bij beide boeken groter kunnen zijn geweest dan wordt aangenomen door moderne auteurs als Roscam Abbing en Tuynman. Omdat men niet wist van zijn aanstelling aan de Latijnse school, ligt een zekere onderschatting van zijn intellectuele vermogens en van zijn belangstelling voor de hand. Ik kom daar in het vervolg op terug.

5a. Twee afschrijvingen

Eerst schrijf ik twee titels uit deze periode af. Het eerste is de bekende Verantwoordingh van de Wettelijcke Reghieringh van Holland ende West- Vriesland, als politiek manifest geschreven door Hugo de Groot in ballingschap na zijn ontsnapping uit Loevestein. Het boek was verboden maar werd in 1622 en 1623 in talrijke versies door verschillende drukkers gedrukt en grif verhandeld voor prijzen tot vijftien gulden per exemplaar.259 Voor een eenvoudig uitgegeven quarto van 287 bladzijden een geweldig bedrag. Hoewel de uitgave ervan haast niet te rijmen valt met Roomans positie als stadsdrukker,

258 Cf. Bijage III. 259 J. ter Meulen en P. Diermanse, Bibliographie des écrits imprimés de Huo Grotius. Den Haag 1950, p. 420- 426, nrs. 872-878. 90 leek mij aanvankelijk toch één van de anonieme ongedateerde versies sporen van Rooman te bevatten, namelijk zijn band 1 en een E en een S uit zijn arabeskenserie 2. Bovendien vond ik deze versie in een verzamelband met zes verhandelingen van Hugo de Groot, waarvan de vijf andere wel degelijk door Rooman gedrukt waren.260 De overeenkomsten moeten echter op toeval berusten. Dit is een voorbeeld waarbij de in de inleiding behandelde terughoudendheid moet worden betracht: typografische overeenkomsten hebben geen bewijskracht, zo lang het niet om aantoonbaar dezelfde individuen gaat. De loden letters en de sierband kunnen ook in bezit zijn geweest van de onbekende drukker, die de illegale uitgave gemaakt heeft. En het binden in een convoluut van de Verantwoordingh met de andere Roomandrukken kan later gebeurd zijn met het oogmerk een verzamelband van Nederlandstalige Grotiana te maken. De niet-typografische, inhoudelijke argumenten pleiten tegen een editie van dit politiek explosieve geschrift. Rooman zou zijn positie als stadsdrukker en docent, en daarmee zijn hele maatschappelijke positie, in de waagschaal hebben gesteld. Bovendien wijst alles erop, dat hij in deze jaren ook persoonlijk nog sympathiseerde met de orthodoxe richting van De Groots gezworen vijanden. Zijn opmerkelijke stap naar het uitgeven van Hugo de Groot moet veel later dan 1622-1623 worden geplaatst. Verderop komt die stap uitvoerig aan de orde. De tweede afschrijving betreft een minstens zo beroemd boek, waarvan de STCN Rooman naast Kranepoel als mogelijke drukker noemt.261 Het is Adriaen Valerius’ Neder-landtsche Gedenck-clanck, waarvan het impressum luidt: Tot Haerlem, Gedruckt voor d’Erfgenamen vanden Autheur, woonende ter Veer in Zeeland, 1626. In een studie over illustraties en illustratoren in Haarlemse drukken, dat ik enige tijd geleden gemaakt heb, schreef ik het boek nog toe aan Rooman. Die toeschrijving herzie ik nu. Het is bijna zeker gemaakt door Herman Theunisz Kranepoel. Mijn vergissing en misschien ook de mogelijke toeschrijving aan Rooman in de STCN werd door drie factoren bepaald. Ten eerste door het voorkomen van de vrijwel complete serie 2 van Roomans sierinitialen. Ten tweede door het stempel van katholiciteit, dat Kranepoel in de literatuur wordt opgedrukt en dat slecht te rijmen valt met de nationalistische, antipaapse bundel met geuzenliederen.262 Daar kwam tenslotte nog bij, dat de ook de Zeeuwse herkomst van de tekst naar Rooman met zijn vele Zeeuwse connecties leek te wijzen. Doorslagevend tegenargument vormen de letters. Ook Kranepoel blijkt de beschikking te hebben gehad over een volledige serie 2. En bij wijze van uitzondering lijkt het mij in dit specifieke geval wèl mogelijk om op grond van letteridentificatie het boek toe te schrijven. Een eerste inventarisatie wees

260 UBA O 63 1764. Ter Meulen en Diermanse, nr. 878. 261 STCN AR 46. 262 E. g. G. Verhoeven en S. van der Veen, De Hollandse Mercurius, Haarlem 2011, p. 11. 91 namelijk uit, dat Kranepoels bestand van de betrokken serie van veel slechtere kwaliteit was, dan dat van Rooman. De initialen van de Gedenck-clanck sluiten beter bij de oude, gehavende letters van Kranepoel aan, dan bij Roomans initialen van deze serie, die van redelijk niveau waren. En van nog meer belang: het bleek mogelijk enkele individuen (met name een 2: D en een 2: T) te identificeren, waarbij identieke verbuigingen en beschadigingen van het lood voorkomen in boeken die zeker door Kranepoel gedrukt zijn en in de Gedenck-clanck. Tenslotte wordt in het liedboek een initaal D gedrukt, die Rooman helemaal nooit bezeten heeft, maar Kranepoel wel. Voor wat betreft Kranepoels religieuse identeit had ik in het genoemde werkstuk al de hypothese van een radicale omslag geformuleerd. Met deze nieuwe kennis wordt die veronderstelling nog aannemelijker. De Haarlemse drukker-boekverkoper moet tussen de klopjes en de priesters van Bakenes, waar hij zijn winkel had, rond 1630 in korte tijd een bekering van papenvreter tot vroom katholiek hebben doorgemaakt. De Gedenck-clanck van 1626 viel echter nog in zijn calvinistische fase en het levert om die reden ook geen probleem om het boek aan Kranepoel toe te schrijven. Hoe Valerius’ erfgenamen vanuit Veere bij een Haarlemse drukker zijn beland, blijft nog wel onverklaard. Maar Rooman was natuurlijk niet de enige Haarlemmer met Zeeuwse connecties.

5b. Schuttersprenten

Zowel de uitgave van Grotius’ verdediging van de de staatse en min of meer remonstrantse politieke lijn van voor de omslag van 1618-1619, als van de geïllustreerde Gedenck-clanck zouden het beeld van de drukker-uitgever Rooman in deze jaren op zijn kop hebben gezet. Maar dat doen ze dus niet. Zijn persen stonden gewoon stil, behalve wanneer de stad hem aan het werk zette. Of een andere Haarlemse instantie. In het Rijksprentenkabinet is een zeldzame prent uit 1625 overgeleverd met een Nieuwe-Iaers Vereeringhe aen de Regherende Bevel-hebbers ende de vroome Schutterije der vermaerde Stadt Haerlem.263 De grote plano (390 x 265) bestaat voor de helft uit een dus ook aanzienlijke, niet gesigneerde houtsnede met een voorstelling van schutters die zich presenteren aan een bevelhebber (de stadhouder?), gezeten onder een baldakijn. Een vaandrig voert een vlag met de tekst dulce et decorum est pro patri[a] mori.264 Op de voorgrond staat een allegorische opstelling van wapenschilden, liggende leeuwen, krijgsattributen en elkaar schuddende handen. Daaronder is een gedicht afgedrukt, ondertekend met Raemt naer ’t beste, het motto van Jan Ramaert, de factor van de Haarlemse Witte Angieren. Het was de

263 Bijlage V 1625-1. RM RP-P-OB- 81.103. 264 Zoet en schoon is de dood voor het vaderland. 92 tekst van een lied, dat op de destijds bekende wijs van Van Biron kon worden gezongen.265 Als plano is het stuk niet in de STCN vermeld. De nieuwjaarswens wordt tamboers in de mond gelegd en vermoedelijk waren zij ook betrokken bij de muzikale presentatie ervan die zich voor een groot publiek moet hebben afgespeeld. Anders had het geen zin om de tekst als plano te laten drukken. Daarmee is echter de vraag nog niet beantwoord, wie tot de het drukken van de prent opdracht gegeven heeft. De omschrijving Nieuwjaarsprent van de Haarlemse schutterij door het Rijksprentenkabinet is ongelukkig. Het is ook een prent vóór de Schutterij. Het zijn namelijk de schutters die, naast de burgerij en het stadsbestuur in het gedicht worden toegezongen. Niet geheel duidelijk is wat precies de positie van de tamboers was. Waren het stadsmuzikanten of trommelaars van de schutterij? Over dit soort Nieuwjaarsfestiviteiten is nog weinig bekend, ook niet of ze breed verbreid waren, of in slechts in enkele steden of zelfs alleen in Haarlem voorkwamen. Als ze door de magistraat werden georganiseerd, dan zal deze ook wel de druk van de prent betaald hebben, die in een hoge oplage onder bevolking verspreid zal zijn, zodat iedereen het lied kon meezingen. Het is echter ook mogelijk dat de schutterij als organisator en financierend tussenpersoon is opgetreden. Knevel behandelt in zijn standaardwerk over schutterijen het nieuwjaarsfeest als zodanig niet, maar stelt dat bij andere, vergelijkbare schuttersfeesten tamboers en pijpers werden ingehuurd.266 Van wie Rooman zijn geld ook gekregen heeft, hij zal dit soort drukopdrachten wel vaker gehad hebben. Er is geen reden om aan te nemen dat dergelijke festiviteiten alleen in 1625 werden georganiseerd. Integendeel, in Ekama’s Catalogus uit 1874 komt een overeenkomstig blad voor uit 1631, eveneens door Rooman gedrukt.267 Het enige exemplaar bevindt zich thans in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief.268 Het wijst uit, dat ook in dit geval Jan Ramaert de tekstschrijver was en dat ook in 1631 de tekst door een groot publiek kon worden meegezongen op de bekende melodie Als Daphne d’overschoone Maecht. De prent zelf laat twee tamboers zien met op de achtergrons de wapens van Holland, Haarlem en Frederik Hendrik. Vermoedelijk bestond dus in Haarlem een zangtraditie, waarbij schutterij en rederijkers betrokken waren, die, blijkens de tekst van de beide toevallig overgeleverde liederen, fungeerde als een middel om de eendracht binnen de burgerij te versterken. En in dat geval verdiende de stadsdrukker elk jaar aan de prent met liedtekst die voor de gelegenheid gefabriceerd was.

265 H. Stalpaert, Het liedeken van Biron. Franse Maarschalk en landverrader 1602, in: Biekorf 58 (1956), p. 321- 327. 266 P. Knevel, Burgers in het geweer. De schutterijen in Holland, 1550-1700. Hilversum 1994, p.278. 267 C. Ekama, Catalogus van Boeken, Pamfletten enz. over de geschiedenis van Haarlem. Haarlem 1874-1875, p. 45, nr. 139. 268 NHA 3000, 474. 93

5c. Overheidspublicaties

Zoals gezegd, is van de overheidsuitgaven van deze jaren nog minder overgebleven, dan in andere perioden. Aan het bestand van de STCN kan ik echter nog een publicatie van 1626 toevoegen, dit keer niet genegeerd omdat het om een plano gaat, maar omdat het stuk niet herkend is. Het katern telt 8 bladzijden en het is een Ampliatie op de reglementering van de Weeskamer, die overigens voortdurend werd aangepast.269 Het bevat Roomans sierletters uit de series 1 en 2 en het is typografisch geheel in zijn stijl met voortdurende afwisseling in letterformaat en in lettervorm tussen gotisch, romein en civilité. Bovendien is het een stadspublicatie en daarop had hij het alleenrecht. Uit 1627 dateren enkele stedelijke verordeningen alle met het stadsvignet 2, dat zoals elders ook al gezegd aan de aftakeling ervan redelijk te dateren valt. De reeks begint met een Verbodt teghens de ontheyliginghe van den sondach van 4 januari.270 Een tamelijk bijzonder vormkenmerk is de initiaal 31: A, die Rooman van zijn vader had geërfd, een houten kalligrafische letter met aanzienlijke sporen van slijtage. Het is in alle opzichten een ideale letter voor identificaties. Jammer genoeg was de rest van Gillis’ serie al buiten gebruik geraakt. En ook deze A wordt door Adriaen nog maar spaarzaam toegepast. In april volgen een ordonnantie tegen het bedelen, troggelen en aelmoessen eysschen en een keur tegen illegale inwoners en zwervers, ongetwijfeld voor een groot deel verantwoordelijk voor de agressieve bedelarij, die bestreden werd.271 Niet gedateerd is een evidente herdruk van een ordonnantie uit 1624 op de tarieven van de procureurs en advocaten (taelluyden) en op de procedures aan de stedelijke gerechtshoven.272 Daarmee komt indirect een druk van Rooman van 3 vellen boven water uit de periode, waarvan geen materiële sporen resteren. Van een enigszins andere orde was de publicatie door de stad in juni 1627 van een missive van de Staten van Holland uit mei van dat jaar, waarin op maatregelen tegen remonstranten werd aangedrongen. Rooman gebruikte voor deze druk voor het eerst een nieuw stadsvignet (nr. 5), dat hij vermoedelijk recent had laten snijden. Het was strakker dan de vorige, omdat het stadswapenschild door twee leeuwen tegen een classicistische bakstenen piedestal met afgeknotte zuil werd gehouden in plaats van de gangbare grillig vertakte dode boom. Het laten maken van het vignet kan misschien als eerste teken worden opgevat van de volgende koerswijziging in Roomans loopbaan, die rond deze tijd haar beslag kreeg, toen hij begon met de voorbereidingen voor

269 Bijlage I, 1626-2. Den Haag GA 4074, 2 en UBA O 80-930 (31). 270 Bijlage I, 1627-1. 271 Bijlage I, 1627-3 en 1627-5. 272 Bijlage I, 1627-2. 94

Ampzings grote boek over de Haarlemse geschiedenis, dat het jaar daarop zou verschijnen. Tenslotte moet aan dit rijtje nog een uitgave uit 1625 worden toegevoegd, die Ekama summier in zijn Catalogus vermeldt, maar die vooralsnog spoorloos is. Het betreft een Register van de XXV Hoofdmanschappen, de wijkindeling van de stad, waarvan nog wel een vergelijkbare publicatie uit 1650 van Pieter Casteleyn resteert.273

5d. Familie

Hoe stond het intussen met de familie Rooman? Voor Adriaen mag de relatie met de d’Assonvilles van groot belang geweest zijn, zoals voor elke zeventiende eeuwer stonden de eigen bloedverwanten hem niettemin het meest na, zeker omdat hij na de dood van zijn vader het hoofd van de familie was geworden, een rol waaraan zwaar getild werd.274 Eerder zagen we al dat de sporen van zijn zuster Judith en zijn broer Johannes min of meer zijn uitgewist. De volgende broer, Elias, was in 1618 vijfentwintig en daarmee juridisch volwassen geworden. Hij moet niet lang daarna getrouwd zijn met een zekere Aertgen of Aegjen (de naam wordt verschillend gespeld) Nuyts. Het eerste teruggevonden levensteken van het echtpaar komt uit Dordrecht, waar in januari 1621 een dochter Janneken geboren wordt.275 Enige tijd later wonen ze in Amsterdam. Daar volgt de geboorte in november 1623 van een zoon, Jelis (Gillis). Adriaen reisde naar Amsterdam voor de doopplechtigheid, een teken dat hij nauwe contacten met deze broer bleef onderhouden.276 Weer enkele jaren nadien is Elias in Delft beland, waar hij bijna zeker als plateelfabrikant in zijn levensonderhoud voorzag. In februari 1626 krijgt hij er een volgende zoon, die als Huybrecht gedoopt wordt, vermoedelijk een naam uit de familie van zijn vrouw.277 Later in dat jaar beproefde hij zijn geluk als producent van ‘Delfts’ aardewerk in Londen. In november liet hij zich inschrijven bij de Dutch Reformed Church, waar men zijn beroep als platteelbacker in het lidmatenboek vermeldde.278 Vooralsnog is onbekend, wanneer hij precies is teruggekeerd naar de Republiek. In volgende paragrafen zullen we hem nochtans weer oppikken in Haarlem en later in Harlingen. De twee jaar jongere Zacharias is boekhistorisch van veel groter belang. Als vierde zoon van Gillis is hij na Adriaen de volgende Rooman, die voor het

273 C. Ekama (1874), p. 19 (47, 9). Voor de uitgave van 1650, cf. NHA 3000, 17587. 274 L. Kooijmans (2016), p. 56-75. 275 RAD DTB 11, 3 (12-1-1621). 276 GAA DTB 6 (12-11-1623). 277 SADelft DTB 14.55 (1-2-1626). 278 J. H. Hessels (ed.), Register of the Attestations or Certificates of Membership, Confessions of Guilt, Certificates of Marriages, Betrothals, Publications of Banns etc., etc. Preserved in the Dutch Reformed Church Austin Friars, London, 1568 to 1872. Londen-Amsterdam 1892, p. 26, nr. 323. 95 boekenvak heeft gekozen, al moet eigenlijk de stiefzoon Gerard Ketel ook in dat rijtje worden geplaatst. Eerder zagen we dat Zacharias in de zomer van 1618 in Haarlem getrouwd was. Hij moest toen nog 23 worden en woonde blijkens het ondertrouwboek in Amsterdam. De bruid, Maria Michiels, kwam uit Hoorn en was kennelijk op enig moment in Haarlem beland. Huwelijken werden niet gesloten, als de man niet voldoende inkomsten had om een gezin te onderhouden. Aangenomen moet dus worden dat Zacharias inmiddels een redelijk inkomen had. Het ligt voor de hand aan werk in een boekwinkel te denken, want hij vestigt zich in korte tijd later in Middelburg als zelfstandig boekverkoper.279 In maart 1620 verwerft hij daar als bouckvercooper van Haerlem het poorterschap.280 Dat kan op verschillende manieren worden uitgelegd. Haarlem kan alleen zijn oorspronkelijk plaats van herkomst aanduiden. Dan heeft hij in Amsterdam bij een boekverkoper gewerkt. Kleerkooper vermeldt hem daar echter niet. En poorterschap heeft hij niet aangevraagd. Het kan ook, dat hij in Amsterdam enige opleiding heeft genoten, maar na zijn huwelijk weer naar Haarlem gegaan is, om bij Adriaen als knecht te werken. Aangezien het gilde geen bloedverwanten als knechten registreerde, heeft die functie geen sporen nagelaten. De verhuizing naar Middelburg zou dan misschien ook meteen de stap naar de zelfstandigheid zijn geweest. Maar ook dat is niet zeker. Misschien had hij aanvankelijk werk bij Simon Moulert, met wie zoals eerder bleek via de d’Assonvilles een verwantschapsrelatie bestond. Zekerheid over een eigen bedrijf is er voorlopig pas vanaf 1628 als hij zelf boeken, prenten en kaarten gaat uitgeven en misschien ook vervaardigen. De contacten met Haarlem en met Adriaen bleven bestaan. Verderop komen samenwerkingsprojecten van beide broers aan de orde. Van Susanna dateert het laatste zekere spoor uit 1617, toen ze als doopgetuige optrad voor Adriaens dochter Janneken. Eerder is al gesuggereerd dat ze misschien naar Rotterdam is vertrokken voor een huwelijk met een zekere Abraham Pieterse in 1625. Als dat al juist is, verdwijnt ze daar vervolgens helaas uit het zicht. In de Haarlemse begraafregisters komt ze niet voor, of het moest onder een andere naam zijn. Beter te volgen bleek al Nathanael, de jongste broer en de laatste Rooman van deze generatie die in de boekhandel terecht kwam. Als hij op 9 januari 1625 in Groningen trouwt met Grietjen de weduwe van Johan Allers, laat hij zich registreren als boeckdrucker van Haerlem. 281 Zoals bekend, werd de term ‘boekdrukker’ ook door uitgevers gehanteerd. Van Nathanael zijn op dat moment echter nog geen edities bekend, zodat plausibel is, dat hij inderdaad als

279 J. H. Kluiver, De cartons voor het Speculum Zelandiae. Middelburg 1989, p. 3. 280 J.G. Briels (1974), p. 428. 281 GA, 124, 60 (trouwboek): de E. Natanoel Rooman, present, bokedrucker van Haerlem ende de eersame Grietyn Allers, de wedwe van Johan Allers, absent, daer de Erb. Hans Sas voer presenteerde; wort de proclamatie consenteert dorch dominum Stegmannum den 9 january 1625 [in marg.: den 11 decemb. (sc. 1624) = datum van de ondertrouw] 96 drukker gewerkt heeft. Als dat in Haarlem was, dan met zekerheid bij Adriaen, vanwege het ontbreken van een inschrijving in het gilde. Maar net als bij Zacharias in Middelburg kan ook de Groningse registratie alleen op de plaats van herkomst slaan. In dat geval moet hij elders zijn opgeleid, misschien wel in Groningen zelf. Interessant is de vermelding in het trouwboek van de persoon die de bruid verving, die om welke reden dan ook zelf afwezig was, namelijk Hans Sas. Sas was op dat moment zowel de Groningse stads- en statendrukker als de officiële academiedrukker. Dat zal wel betekenen dat de weduwe Allers ook relaties met de drukkerswereld had en het biedt misschien tevens een aanwijzing voor de reden dat Adriaens jongste broer in Groningen beland was. Sas had namelijk indertijd het bedrijf van Nathanaels halfbroer Gerard Ketel van diens weduwe overgenomen.282 Hij bleef het de Vergulde Druckery noemen, in wezen dezelfde naam als het Haarlemse bedrijf van de Roomans. Het is niet onmogelijk, dat Nathanael aanvankelijk bij Sas in dienst geweest is. Het is een merkwaardig toeval, of misschien wel helemaal geen toeval, dat in het leven van elk van de drie broers Adriaen, Zacharias en Nathanael het jaar 1628 een keerpunt lijkt te vormen. Adriaen hervatte zijn particuliere drukkers- en uitgeverswerk met het belangrijkste boek uit zijn loopbaan en vervolgens een explosie aan publicaties en voor zowel Zacharias als Nathanael was dit jaar het startpunt van hun uitgeversactiviteiten überhaupt. Uit de volgende paragrafen zal blijken, dat het contact tussen de broers steeds is onderhouden. Op zich zelf is dat de normale gang van zaken tussen verwanten in het algemeen en zeker tussen verwanten met hetzelfde soort bedrijven. Of de relaties zo nauw waren dat zij in onderling overleg tezelfdertijd dezelfde wending aan hun bedrijfsvoering hebben gegeven, is een vooralsnog niet te beantwoorden vraag. Veel jonger dan de genoemde broers en zusters was Adriaens halfzuster Maria, die pas in 1610 geboren was. Ook met haar zijn de contacten gehandhaafd, ondanks dat ze met haar moeder en stiefvader naar Schoonhoven was vertrokken. In 1625 kwam ze naar Haarlem voor de doop van Adriaens jongste zoon. Terwijl de kinderen van Gillis op de nakomer Maria na in deze jaren aan een eigen zelfstandig leven begonnen en een zorg minder voor het hoofd van de familie zullen hebben gevormd, breidde zich diens eigen gezin nog steeds uit. Naast de vijf kinderen, die hij al had kwamen daar in de Jacobijnestraat nog een derde dochter en een vierde zoon bij. In maart 1622 werd Grietgen geboren, vernoemd naar haar moeder. De zwager Reynert Gijsberts en de schoonzuster Abigael Volckerts, beiden van de kant van de d’Assonvilles, waren

282 J. Kingma (1989), p. 26. Onjuist is de bewering van Van Netten, ‘Tot gerief ende commoditeyt van de professoren en studenten’. Academiedrukkers in de zeventiende-eeuwse Republiek, in: Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 15 (2008), p. 64, dat de in 1614 pas overleden (!) Ketel de beoogde academiedrukker in Groningen was, maar dat door zijn dood de functie in handen van Hans Sas kwam. 97 doopgetuigen, samen met een Grietgen Aris, mede-naamgeefster van de dopelinge. Haar patroniem komt in Haarlem veelvuldig voor, zodat niet op te maken valt welke Aris haar vader was. In juni 1625 sloot Johannes de rij. Van de d’Assonvilles was de tante Annetgen bij de doop en voor het eerst twee getuigen uit Roomans eigen omgeving, zoals gezegd zijn jongste zuster Maria, die op zijn Vlaams als Mayke werd aangeduid en zijn collega van de Latijnse school, de hiervoor besproken musicus, dichter en kalligraaf David van Hoorenbeeck. Voor zo ver bekend was dit het laatste kind. Grietgen Sonneville was inmiddels de zevenendertig voorbij en eventuele miskramen en dood geboren kinderen buiten beschouwing gelaten, had ze zeven kinderen gebaard, die allen nog leefden, een voor de zeventiende eeuw uitzonderlijke score. Bovendien had ze zelf telkens het kraambed overleefd, wat wijst op een boven gemiddeld gezonde constitutie.

Toch is er een opmerkelijk stuk, dat laat vermoeden, dat Adriaen en Grietje bij het zesde kind, net als bij het eerste, zich serieuse zorgen gemaakt hebben. Twee weken voor de bevalling meldt Roman zich met zijn hoogzwangere vrouw bij de notaris Willem van Triere om een codicil aan hun testament van 1612 te laten hechten.283 Zij regelen daarbij, dat bij de dood van één van beiden de langst levende de volledige voogdij over de kinderen en volledige zeggenschap over de goederen, dus ook de erfdelen van de kinderen, zal krijgen. Uitdrukkelijk worden niet alleen de Heeren Weesmeesteren of andere magistraten deser stadt buitenspel gezet, maar ook, wat veel uitzonderlijker is, beider familieleden: … sonder dat oock de langstlevende aen yemanden, twaeren weesmeesteren of vrunden, den staet ende gelegenheyt vanden sterfhuyse sal openbaeren, of hen oock dies affgevordert sal mogen werden in eeniger manieren, alwaert alsulx dat eenige ordonnantien, keuren off statuten…contrarie souden mogen disponeren… Hoewel het niet te bepalen valt, welke partij hier met zo veel klem de toegang tot de financiële situatie van de Roomans ontzegd wordt, maar in de context van de transacties met het onroerend goed uit 1619-1620 en het verdwijnen van Ruychavers uit de kringen van doopgetuigen, kan wel een vermoeden worden afgeleid. ‘Vrunden’ is de brede term die voor alle verwanten in de ruimste zin gebruikt werd, maar in dit geval zou Adriaen wel eens vooral zijn schoonfamilie ermee op het oog kunnen hebben gehad. Hoe het ook geweest moge zijn, het gezin van Rooman wasop volle sterkte, toen Adriaen in 1627-1628 aan een nieuwe levensfase begon.

283 NHA 1617, 93 (5-3-1622). 98

6. EEN NIEUW BEGIN. DE JAREN 1627-1628

6a. Een Brederode-ordonnantie en weer in het gildebestuur

De eerste publicatie die wijst op een nieuw begin dateert van december 1627. Het is een ordonnantie van Hans Wolphert van Brederode op de jacht in zijn hoge heerlijkheid. Ik heb het enige exemplaar teruggevonden, ingebonden in een handschrift van Scriverius in de KB.284 Het is in alle opzichten uitzonderlijk. Voor zo ver tot nu toe gebleken, is dit het enige stuk, dat Rooman voor Brederode gemaakt heeft. Alle andere ordonnanties, lijken van de persen van Vincent Casteleyn I afkomstig te zijn. De heren van Brederode en hun baljuwen en rentmeesters produceerden weliswaar minder verordeningen dan een grote stad als Haarlem, maar Casteleyn moet toch een regelmatige klant aan hen hebben gehad. Hij drukte de stukken steeds af onder een vignet met het Brederodewapen, een houtsnede, die Rooman kennelijk voor de gelegenheid in 1627 ook ter beschikking had gekregen. Het meest voor de hand ligt, dat de beide drukkers goede betrekkingen onderhielden en dat Casteleyn het houtblokje aan Rooman heeft uitgeleend. Verderop zal blijken, dat Casteleyn, die hem als stadsdrukker opvolgde, op zijn beurt typografisch materiaal van Rooman heeft overgenomen. Deze maakte overigens van dit ene Brederode-stuk wel een onmiskenbare Rooman-druk van met zijn favoriete typografische afwisselingen (op 31 regels 3 gotische, 2 romeinse en 1 civilité letter, alles boven- en onderkast, plus 6 sierinitialen). Het meest spectaculair was een kalligrafische sierinitiaal D uit de serie 32, waarvan hier voor het eerst een specimen opdook. Gezien het reuzenformaat was deze serie initialen eigenlijk alleen geschikt voor grote vellen papier en Rooman reserveert de letters dan ook voor plano’s met overheidspublicaties. De slechte overleveringstoestand daarvan maakt het plausibel dat er nog meer van dergelijke letters voor hem gesneden zijn dan de vijf die nu bekend zijn. In de jaren ’30 koopt hij nog veel meer kalligrafisch materiaal en het hoogtepunt van zijn gebruik van dergelijke sierinitialen valt in de laatste periode van zijn drukkerswerkzaamheden. Daar aangekomen, zullen deze letters nog eens apart behandeld worden.285 Dat de eerste ervan eind 1627 en in 1628 tevoorschijn komen, kan worden uitgelegd als een aanwijzing dat de docent-drukker met het grote boek over Haarlem op komst zijn drukkerswerk in het algemeen weer centraler ging stellen. In dezelfde richting wijst het verschijnen van enkele civilité-sierinitialen voor de naam van Brederode, die niet eerder voorkwamen en die enige tijd later weer opduiken in het boek van Ampzing.

284 KB 130 C 9 (fo 185vo – 186), bijlage 1, 1627-6. 285 Cf. par. 10a. 99

Misschien is ook zijn terugkeer na vier jaar in 1625 als vinder in het gildebestuur in dat kader te plaatsen. In november 1627 werd hij voor de tweede keer deken totdat in december 1629 Salomon Bogaert het stokje van hem overnam. Weliswaar bleef hij nog enkele jaren in de Jacobijnestraat heen en weer snellen tussen zijn persen en zijn schoollokaal, maar als verderop de productie van deze periode besproken wordt, blijkt duidelijk dat in zijn leven een nieuw accentverschuiving gaande was.

6b. Ampzings grote boek over Haarlem

Het meest spectaculaire en tastbare bewijsstuk van de koersverandering vormt natuurlijk de dubbeleditie van Ampzings Haarlemse geschiedenis en Scriverius’ strijdschrift over Costers uitvinding van de boekdrukkunst. Plak heeft in een niet gepubliceerd artikel uit 2008 aangetoond, dat door het dralen van Scriverius met de voltooiing van het Costerdeel van het boek Rooman zijn uitgave in twee versies heeft uitgebracht. De eerste verscheen rond de datum die op de colofonbladzijde op twee wijzen onder het nieuwe merk van Rooman staat: TWee eeVWen na den tYd, of LVtteL tYds te Voren Dat hIer de drVCkerY VYt LaVrens Was geboren, Is hIer nu na dVYsend Iaer, ses honderd tWIntIg, aCht In’t Laest Van OVgst, dIt Werk Van RooMan afgeWraCht.286 ’t Laatst van de oogstmaand 1628 (31 augustus) was Rooman met het drukken klaar. Misschien heeft hij het gedichtje wel zelf gemaakt en anders Ampzing, die dit soort kunststukjes uit zijn mouw schudde. De tweede versie met de toevoeging van een extra hoofdstuk door Scriverius kwam na 18 september uit.287 Maar de voorbereidingen voor het boek moeten veel eerder begonnen zijn, uiteraard voor Ampzing, maar ook voor Rooman. Het genoemde kantelmoment was niet de verschijning van het grote boek, maar het begin van het productieproces en dat zal in 1627 moeten worden geplaatst. Zoals we al meermalen zagen, kenden Ampzing en Rooman elkaar uit de tijd dat zij kinderen waren. Hun ouders waren reeds bevriend geweest. Johannes Ampzing was in 1590 de peetvader van Adriaen. Samuel werd slechts enkele maanden later geboren dan Adriaen en het mag als zeker worden beschouwd dat beiden regelmatig bij elkaar over de vloer kwamen. Voor zover bekend, is tot dusverre over het hoofd gezien, dat hun beider moeders ook door hun herkomst verbonden waren. Hermanna Gerritsdr. Mulers, de weduwe Ketel, en Geesgen Aelbrechts, de predikantsvrouw, waren leeftijdsgenoten uit Zwolle. Vermoedelijk werden hun vriendschappelijke

286 S. Ampzing, Haarlem 1628, laatste blz. (ongenummerd). 287 M. Roscam Abbing en P. Tuynman, Om de eer van Haarlem, in: De Zeventiende Eeuw 30 (2014), p. 51-53, waar verwezen wordt naar het niet verschenen artikel van A. Plak. 100 contacten nog geïntensiveerd door het grote drama in het gezin Ampzing, het overspel en vervolgens het schandaal verwekkende vertrek uit Haarlem van dominee Ampzing sr., die vrouw, gezin en aanstelling in de steek liet voor een avontuur met een vrouw, die hem volgens de bedrogen echtgenote letterlijk betoverd had. Hermanna koos nadrukkelijk de zijde van haar vriendin.288 In het eerste decennium van de zeventiende eeuw moeten Samuel en Adriaen als klasgenoten gezamenlijk de Haarlemse Latijnse school hebben doorgelopen. Daarna liepen hun wegen enigszins uiteen: Samuel ging met een stadsbeurs theologie studeren in Leiden en Genève en Adriaen had zijn handen vol aan de drukkerij van zijn vroeg gestorven vader. Maar alweer in 1616, toen Ampzing predikant in Rijsoord was geworden en Rooman zijn bedrijf op orde begon te krijgen verenigden ze zich in de tot nu niet als gezamenlijke onderneming onderkende eerste editie van Ampzings uitdijende lofzang op Haarlem. En in 1621 volgde, zoals we zagen, de tweede versie daarvan, als wat enige tijd Roomans zwanenzang als zelfstandige uitgever leek te worden. In de daarop volgende periode trad Adriaen door zijn docentschap aan de Latijnse school toe tot de intellectuele elite van de stad, waartoe Ampzing als predikant, historicus en literator al behoorde. Hun vriendschap werd nu onderdeel van een groter netwerk van relaties, waarvan de precieze reikwijdte nog niet is vastgelegd. Behalve door persoonlijke relaties werd dit netwerk bepaald door een gedeelde politiek-religieuze achtergrond: radicaal contra- remonstrants, prinsgezind, anti-Spaans, anti-katholiek, oorlogsgezind. Het Zuid- Nederlandse element was sterk vertegenwoordigd, maar niet exclusief aanwezig. En de dominantie van bepaalde radicale opvattingen betekende niet de volledige buitensluiting van personen met meer gematige ideeën. Schrevelius, de verjaagde rector met zijn wat meer vrijzinnige inslag, hoorde meer thuis in deze kring dan zijn opvolger Middelhovius, orthodoxer in de leer, maar te weinig humanist om te worden opgenomen tussen de classici, historici, dichters en musici. In dit milieu moeten Ampzings onderzoekingen in de Haarlemse geschiedenis, overigens net als zijn taalkundige studies, voortdurend de aandacht hebben getrokken. Men mag dus wel aannemen, dat de drukker Rooman, als één van zijn beste vrienden al jaren op de hoogte was van het groeiende dossier, dat deze aanlegde voor een volgende, vele malen grotere en meer ambitieuze versie van de lofzang op Haarlem, die hij al twee maal eerder voor hem had uitgegeven. Het werd bovendien gaandeweg een drieluik. Ampzing zelf voegde aan zijn Haarlemse geschiedenis het Nederlandsch Tael-bericht toe met voorschriften voor vormleer en spelling, een onderwerp dat zijn belangstelling had, wat gold voor veel tijdgenoten die de heersende chaos op beide gebieden

288 Over de affaire, die nog onvoldoende onderzocht is, cf. Laceulle-van de Kerk (1951), p. 94 en 348-349 (nrs. 235 en 244). 101 met lede ogen aanzagen. Deze verhandeling werd zonder paginanummers voor de centrale tekst geplaatst.289 Daarachter kwam met een aparte nummering Scriverius’ Laure-crans over één van de gloriestukken van de Haarlemse geschiedenis, Costers veronderstelde uitvinding van de boekdrukkunst. Bij elkaar 63 vellen in quarto. Hoeveel tijd de genese van Ampzings magnum opus in beslag genomen heeft, is onbekend. Uit een brief van 1 februari 1627 aan Scriverius blijkt dat er toen al veel materiaal voorhanden was, dat beide geleerden uitwisselden. Na 1624 had Ampzing niets meer gepubliceerd. Gezien de hoeveelheid tekst waarmee hij uiteindelijk bij de drukker aankwam, mag men veilig veronderstellen, dat rond die tijd zijn plannen voor een groot boek vorm begonnen te krijgen. En dat kan betekenen, dat Rooman, als zijn vriend en vaste drukker, op zijn minst vanaf die tijd overwogen moet hebben weer in de uitgeverij te stappen. En om dan in één klap het meest prestigieuze werk uit drukkersloopbaan te produceren. Misschien werd hij ook wel aangemoedigd door het zojuist beschreven netwerk van vrienden en bekenden. Als het werk in de zomer van 1628 verschijnt, blijken velen van hen er hun sporen te hebben achtergelaten, in de vorm van drempelgedichten. Uiteraard Scriverius, de auteur van de mee gebonden Laure-Crans, voorts Schrevelius, de Haarlemse predikanten Daniel Souterius, Henricus Geesteranus en hun Assendelfter en Akersloter collegae Johannes Junius en Henricus Bruyning. Junius was een verwant van Saenredam, die weldra in het veroverde Den Bosch zou worden beroepen. Bruyning zou later zelf nog werk bij Rooman publiceren. Dan Roomans collegae van de Latijnse school: de conrector Johan Duyst van Voorhout, Adriaen Jekerman en David van Hoorenbeeck. Voorts blijkt ook de geleerde landmeter en wiskundige Pieter Wils tot de vriendenkring te behoren, evenals Wilhelmus Leemkulius, een andere wiskundige. Cornelius Petraeus en enkele alleen met hun initialen aangeduide dichters moeten misschien in het milieu van de Haarlemse rederijkers worden gezocht.290 Nog meer voorbereiding dan het betrekken van de diverse literatoren bij het werk, zullen de illustraties hebben gevergd. De Beschryvinge ende lof was het mooiste en best verzorgde boek dat Rooman tot dan toe gemaakt had. En het was het rijkst geïllustreerde, zowel naar de hoeveelheid als naar de kwaliteit van de afbeeldingen. Wat betreft de druk, kunnen de titelpagina en de eerste bladzijde van de Voor-Rede als voorbeeld dienen. Rooman haalde 15 en 14 lettersoorten uit zijn kasten voor 24, respectievelijk 25 regels. Eerder heb ik mij al gekeerd tegen esthetische oordelen, die worden afgeleid van een in de jaren twintig van de vorige eeuw opgekomen voorkeur voor soberheid in vormgeving. Relevanter

289 Het Tael-bericht heeft aparte katernsignaturen. 290 Eén van hen noemt zich H.D.R., de vaste afkorting voor Hans de Ries, maar het is niet waarschijnlijk dat deze weliswaar gerenommeerde en gerespecteerde doopsgezinde voorganger tot Ampzings omgeving behoorde. 102 dan zulke subjectieve anachronismen lijkt mij dat de tijdgenoten, in casu Ampzing en zijn vrienden en het beoogde koperspubliek, een dergelijke vormenrijkdom en -afwisseling positief moeten hebben gewaardeerd. Het zou immers ongerijmd zijn wanneer de drukker een ambitieuze en prestigieuze publicatie als deze een vorm zou hebben gegeven die esthetisch niet breed zou worden gewaardeerd. En dat het boek op brede waardering kon rekenen, blijkt wel uit de 400 pond die Ampzing van de magistraat als beloning voor zijn inspanningen kreeg en misschien nog meer uit de vijftig exemplaren, die door de stad werden aankocht.291 Naast de voortdurende wisseling van lettertype en lettergrootte, behoorde het royale gebruik van sierinitialen tot de opsmuk van het boek. Rooman gebruikte hiervoor zijn favoriete series 1 en 2, maar ook een nieuwe reeks, waarvan de eerste letter opduikt in de zomer van 1627 en die vervolgens aan rond de jaarwisseling naar 1628 in het hiervoor genoemde pamflet voor Brederode terugkeerde. Het is een loden letter die steeds in het verband van civilité-teksten werd aangewend. Ik heb tot nu toe de A, B, G, H, I en W teruggevonden. Na 1628 haalt Rooman ze nog slechts een enkele keer uit de kast.292 Het feit dat ze in 1627 al aanwezig zijn, zou een aanwijzing te meer kunnen zijn, dat Rooman al geruime tijd voordat Ampzings boek verscheen met de voorbereiding ervan bezig was. Behalve door de typografie blonk de Beschryvinge ende lof ook uit door de illustraties. In de verschillende exemplaren van het boek, die ik geraadpleegd heb, zijn deze niet steeds met hetzelfde aantal aanwezig en ze zijn op verschillende plaatsen ingebonden. Waarschijnlijk zijn soms prenten toegevoegd en zeker zijn vele naderhand uitgesneden. Een voorbeeld van een dergelijke toevoeging is het exemplaar KB KW 553 J 3, dat de samenstellers van Bibliopolis heeft verleid een portretprent van de Haarlemse predikant Tetrodius aan Rooman als drukker toe te schrijven.293 Iets scherper toezien had echter duidelijk gemaakt, dat het om een een plaat ging, die Cornelis Koning had gestoken en afgedrukt naar een geschilderd portret door Frans de Grebber (Cornelis Coninck schulpsit (sic!) et excudit). De prent is achteraf in het boek ingeplakt en door zijn formaat vervolgens ongelukkig ingevouwen. Rooman had er niets mee te maken. Dat zou wel het geval kunnen zijn met een andere prent in hetzelfde boek, die in Bibliopolis vreemd genoeg helemaal niet geregistreerd wordt. Het betreft een portret van een eveneens al dode Haarlemse dominee, Johannes Bogardus.294 In dit geval was Frans Hals de schilder en Jan van de Velde II de graveur. David van Hoorenbeeck wordt vermeld als drukker-uitgever (D.V.

291 M. Roscam Abbing en P. Tuynman (2014), p. 53. Voor vijftig exemplaren betaalde de stad 300 pond, maar niet aan Rooman, maar aan Ampzing, die ze was komen ‘presenteren’. Het is dus niet zeker of zes gulden ook de ‘winkelprijs’ was. 292 Bijlage 2, nr. 38. 293 Bibliopolis, s.v. Tetrodius. 294 RM RP-P-OB-15.282. 103

Horenb. exc.). Het is echter de vraag of Van Hoorenbeeck zelf de drukpers hanteerde. Als dat niet het geval was, komt Rooman in aanmerking voor de feitelijke druk, te meer omdat de prent in 1628 is gedateerd, precies in de tijd, dat Rooman de prentdrukkerij ter hand genomen had en dagelijkse contacten onderhield met zijn collega en vriend Van Hoorenbeeck. Ook deze prent is overigens zeker niet voor het boek geconcipieerd. Daarvoor past het formaat ervan te slecht in de uitgave. Toegevoegde prenten van dit soort zijn vermoedelijk relatief uitzonderlijk. Een oppervlakkige kennismaking met afzonderlijke exemplaren wijst meteen uit, dat ontbrekende afbeeldingen veel vaker voorkomen. De hoge kwaliteit van de gravures maakte ze tot geliefde verzamelaarsobjecten. Als de stad haar vijftig exemplaren met 300 ponden aan Ampzing betaalt, vermeldt ze uitdrukkelijk met oock de printen, waaruit vermoedelijk blijkt dat men zich in 1628 al goed bewust was van de waarde van de gravures. Helaas gold dat ook voor latere generaties boekplunderaars.295 Een compleet exemplaaar bevat 17 platen, waarvan sommige dubbelbladig. Voor de kwaliteit waren vooral Pieter Saenredam en Jan van de Velde II verantwoordelijk. Saenredam leverde 11 ontwerpen en 2 gravures, terwijl Van de Velde 10 prenten graveerde.296 Daarnaast waren Jan Bouchorst, Willem Akersloot, Pieter Wils en Thedoor Matham bij de productie betrokken. Allen waren Haarlemmers, net als de auteur en de drukker-uitgever. Van de Velde werkte nog tijdens het drukproces de koperplaten bij. Van de kerkplattegrond bijvoorbeeld komen tenminste twee staten voor, met en zonder de naam van de kunstenaar en met en zonder bijschrift bij de maatschaal.297 Het valt niet meer te bepalen of het Ampzing was of Rooman door wie deze vooraanstaande kunstenaars bij de editie betrokken werden. Waarschijnlijk is de vraag ook niet bijzonder relevant, omdat hun participatie verklaard kan worden uit het eerder genoemde intellectueel-artistieke netwerk waarvan zowel beide vrienden als de betrokken beeldende kunstenaars deel uitmaakten. Jan van de Velde II bijvoorbeeld had al in 1621 een prent geleverd voor Roomans editie van de tweede versie van Ampzings stedelof. En toen zijn vader, de beroemde kalligraaf Jan van de Velde I, docent werd aan de Latijnse school, ging ook deze tot Roomans naaste contacten behoren. Saenredam, Ampzing en Rooman hadden kort na Nieuwjaar 1628 al intensief samengewerkt bij het uitbrengen van een geïllustreerd pamflet naar aanleiding van het ‘Bloemendaalse boomwonder’. Wils en Saenredam kenden elkaar al jaren, de laatste had zijn fameuze kennis

295 M. Roscam Abbing en P. Tuynman (2014), p. 53. 296 Voor de prenten van en naar Saenredam, cf. G. Schwartz en M. J. Bok, Pieter Saenredam, The Painter and His Time. Maarssen-Den Haag 1990, p.288-292, cat. nrs. 178-188. 297 Schwartz en Bok (1990), p. 56 (fig. 57) noemen de prent een anonymous gravure, omdat ze alleen de staat zonder de naam van Van de Velde en de maatschaaltekst kenden. 104 van het perspectief van de eerste geleerd.298 Nader onderzoek zal ongetwijfeld nog veel meer dergelijke relaties binnen het netwerk opleveren. Een gewaardeerd ‘buitenlid’ van de kring van vrienden en kennissen was de in Leiden woonachtige Scriverius. Hij was in Haarlem opgegroeid en had ondanks zijn verblijf tussen de Leidse academici en zijn nauwe banden met de beste Amsterdamse literatoren en ondanks de Europese statuur van zijn humanistische geleerdheid de contacten met de Haarlemse cultuurdragers steeds onderhouden. Mannen als Rooman, de drukker-schoolmeester, en ook Ampzing, de dichter-dominee-geschiedschrijver en de vertaler van Scriverius’ Latijnse teksten, beiden bijna een generatie jonger en intellectueel van veel geringer gewicht, koesterden de relatie met de Leidse beroemdheid, die ook nog eens, anders dan zij, financieel volkomen onafhankelijk was. Geen wonder dat zij graag Scriverius Laure-crans aan hun boek hingen, ook al was de Leidse geleerde traag met het inleveren van zijn kopij. Behalve een zo mogelijk nog uitbundiger typografische vormgeving, bevatte dit deel van het boek twee belangwekkende illustraties, die beide voor de nodige problemen hebben gezorgd. Eén daarvan was een tweede afbeelding van een drukkerij. In Ampzings geschiedenis kwam reeds een andere voor. Hoewel de zojuist gesignaleerde verwarring omtrent de illustraties en hun plaatsing in de verschillende exemplaren zelfs nog Schwartz en Bok en het Rijksprentenkabinet parten gespeeld heeft, is de juiste plaatsing, dat de voorstelling met twee figuren bij Ampzings boek behoort en die met drie bij dat van Scriverius.299 De Nederlandse respectievelijk Latijnse op- en onderschriften van beide prenten laten daarover weinig twijfel. De drukkerij met drie volwassen personen is voor boekhistorici het meest interessant, omdat de drukpers daarop goed zichtbaar is. Enschedé heeft er een kort artikel aan gewijd, waarin hij betoogt, dat een aantal omissies en fouten bij de weergave van de pers te wijten zijn aan slordigheden van Van de Velde en niet aan de tekening van Saenredam, die het instrument juist had afgebeeld.300 De andere prent is een portretgravure van Coster door Van de Velde naar een schilderij van Jacob van Campen.301 Ondanks dat Rooman de aanwijzing van Scriverius had meegedrukt, dat de plaat ingebonden moest worden voor in ’t Boeck pag. 4 tegens over de Versen in effigiem is ook deze prent in veel exemplaren overal en nergens beland. Het laatste in letterlijke zin, want het portret werd kennelijk nog het meest van alle gravures gretig uitgesneden. Omtrent de verschillende versies van het uiteraard gefingeerde portret en de veronderstelde volgorde daarvan zijn uiteenlopende hypothesen geformuleerd zonder dat de kwestie voldoende is opgelost. Dat geldt ook voor de nogal

298 Schwartz en Bok (1990), p. 79-80. 299 G. Schwartz en M.J. Bok (1990), p 48 (verkeerde situering) en p. 292 (juiste situering) ; RM RP-P-OB-103- 256 (verkeerde situering) en RP-P-1898-A-20546 (juiste situering). 300 J.W. Enschedé, De drukpersafbeeldingen in Ampzing en Scriverius 1628, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 6 (1908), p. 265-268. Voor de tekening cf. G. Schwartz en M.J. Bok (1990), p. 49. 301 RM RP-P-OB- 78-289. 105 polemische bijdrage van Roscam Abbing en Tuynman uit 2014.302 Het zou te ver voeren in dit bestek hierop dieper in te gaan. Binnen mijn kader is het voldoende om te signaleren, dat Roomans betrokkenheid bij het Costerportret met deze prent begonnen is. Het zal blijken, dat daar van zijn kant nog het één en ander op gevolgd is. De uitgave van Ampzing en Scriverius was voor Rooman nog in een ander opzicht een nieuw begin. Hij had voor de gelegenheid in 1627 een nieuw drukkersmerk laten ontwerpen, misschien getekend door Salomon de Bray en in elk geval gesneden door Pieter Serwouters.303 Het oude merk met de drukkerijscene werd daarbij omgewerkt tot een dubbelvoorstelling. Bovenin de nog steeds de drukkerij in een ovaal, maar nu tussen twee allegorische figuren, die Labor en Diligentia voorstellen, en uitgebreid met de Haarlemse wapenvoostellingen en een tekstbanderolle.De drukkerij zelf is enigszins aangepast. Een figuur op de achtergrond bij een letterkast is weggehaald, het perspectief is verbeterd en de hele voorstelling is beter geordend. Door het ovaal en de beide dragers op en voor een console te plaatsen, is onderaan ruimte gemaakt voor een tweede scene in een liggend ovaal. Tot nu toe heeft men die, voor zo ver ik weet, niet begrepen en verklaard, omdat Roomans rol als docent onderbelicht gebleven is en alle aandacht naar zijn uitgevers- en drukkerswerk is gegaan. Een voorbeeld is een artikel van Heijbroek in De Boekenwereld, waarin het merk ten onrechte zowel aan Gillis als aan Adriaen wordt toegeschreven en de interpretatie van het onderstuk achterwege blijft.304 Het is evenwel juist een zeer veelzeggend en programmatisch merk geworden, want in het onderste ovaal staat boven de term Gramatica in het rolwerk een knappe weergave van een leraar met zijn schoolklas. Het is niet te gewaagd om aan te nemen, dat zowel de drukker aan de pers als de docent met zijn hoge muts achter een katheder Rooman zelf moeten voorstellen en dat de pers in Roomans huis en het klaslokaal in de Latijnse school, beide in de Jacobijnestraat, moeten worden gesitueerd.305 Hoe dan ook symboliseert het merk de manier waarop Adriaen Rooman in 1628 zich zelf zag: als de man die met noeste arbeid en vlijt materiële boeken fabriceerde en tegelijk als de man die jongeren de weg wees naar het boek als product van de geest. Misschien heeft hij het schoolmeesterschap nog enkele jaren volgehouden, ondanks dat zijn drukkerswerk explodeerde, juist omdat hij zo trots was op deze combinatie.

302 M. Roscam Abbing en P. Tuynman (2014), p. 45-51. Tamelijk onwaarschijnlijk is hun idee dat Scriverius het originele schilderij van Van Campen aan de buitengevel van Costers veronderstelde huis aan de Grote Markt heeft laten ophangen. Jacob van Campen had in 1628 al voldoende aanzien om niet zo met zijn werk om te springen. 303 Voor de toeschrijving aan Salomon de Bray , cf. J. W. von Moltke, Salomon de Bray (1938-1939), p. 410. De tekening voor het merk is gedateerd op 21-8-1627, hetgeen een aanwijzing te meer is, dat Rooman in de zomer van 1627 al volop bezig was met het hervatten van zijn drukkersloopbaan. 304 J.F. Heijbroek, Bij de voorplaat, in De Boekenwereld 4 (1987), p. 23. 305 P. v. Huisstede en J.P. Brandhorst (1999), p. 933, nr. 0887. 106

6c. Het eerste contra-remonstrantse pamflet

Rondom het ‘grote boek’ kenmerken nog enkele andere publicaties de hervatting van zijn drukkersloopbaan. Eén daarvan was zijn eerste bijdrage aan een reeks salvo’s die vanuit contra-remonstrantse hoek werd afgevuurd op , de na de dood van Maurits uit ballingschap teruggekeerde leider van de Arminianen, die begonnen was de remonstrantse broederschap weer op poten te zetten. Lang niet in alle steden hadden de orthodoxen de macht zo stevig in handen als in Haarlem en vooral in het nabije Amsterdam waren de verhoudingen aan het schuiven ten gunste van een toleranter beleid jegens anders denkenden. Het is onbekend welke felle contra-remonstrant het pamflet Ondersoeck vande Wettelijckheydt der Remonstrantsche Conventiculen heeft geschreven, maar het was in elk geval niet het begin van de pamflettenstrijd. Die woedde in 1628 al enige maanden, voordat Roomans uitgave uitkwam.306 Het was wel het eerste schot uit Haarlem. En voor Rooman en weldra ook voor zijn vriend Ampzing het begin van intensieve Haarlemse bemoeienissen met de Amsterdamse politiek. Het volgende jaar vinden we beiden voortdurend in de frontlinie. Nog daaraan vooraf, in 1628, lanceerden Ampzing en Rooman, met hulp van Saenredam en Cornelis Koning nog een andere reeks pamfletten, waarop ik dadelijk terugkom.

6d. Rooman als neolatijns dichter

Aan het eind van het jaar 1628 drukte Rooman een ander bijzonder werk. In oktober van dat jaar was Willem Nieuwenhuysen als nieuwe rector binnengehaald. Van Nieuwenhuysen, die al jaren rector in Enkhuizen was geweest, genoot veel aanzien en de stad was kennelijk blij met deze vangst, want rond de benoeming werden de nodige festiviteiten georganiseerd. Rooman kreeg de opdracht om de inaugurele rede van Van Nieuwenhuysen te drukken samen met een vertaling door Ampzing en een hele reeks welkomstgedichten van de hand van de conrector, de docenten, de scholarchen en de dominees Geesteranus en Crucius. En ook samen met enkele welkomstliederen van de hand van de Haarlemse stadsorganist en componist Cornelis Helmbreecker. Dat moet een bijzonder werk voor Rooman geweest zijn, want over noten beschikte hij zelf niet. Wel echter zijn collega aan de Latijnse school, de musicus David van Hoorenbeeck, die ze, zoals we zagen, eerder gebruikt had voor zijn Sweelinck-edities. Hij had ze gekocht uit de Raphelengiusboedel die in 1619 in Leiden geveild was. Vermoedelijk leende Van Hoorenbeeck het materiaal uit

306 Bijlage 1, 1628-1. Cf. J. van den Berg, Religious Currents and Cross-currents. Leiden-Boston 1999, p.36. 107 aan Rooman en Kranepoel, die er beiden gebruik van hebben gemaakt.307 Op de colofonbladzijde vermeldt Rooman dan ook getrouw: Met de noten van D.V. Horenbeeck.308 Om nog een reden is dit boekje een belangrijk document. Onder de gedichten, waarmee de nieuwe rector welkom werd geheten, was er namelijk ook één van hemzelf. En zo beschikt men over het beste bewijs dat de stadsdrukker ook werkelijk een plaats had tussen zijn intellectuele collegae. Omdat de inhoud, anders dan bij veel van dergelijke formele poëtische gelegenheidswerkjes, ook iets over de dichter zegt, geef ik hieronder tekst en vertaling.

TYPOGRAPHUS

Multimodis hominum genere prodesse labore, Tum praelo, tum voce meâ, & moderamine dextro Aetatis tenerae, cui fundamenta Latinae Instillo Linguae, quam moribus orno modestis Annitor certe plus quam pro parte virili. Quomodo procedar, loquitur res ipsa: reliquo Iudicio alterius. Nec tantum fraeno protervos, Instituoq; rudes pueros; sed docta virorum Doctorum monumenta typis excudo venustis. Sancta Magistratus nostri decreta legenda Propono populo, nuper mea praela dedêre Harlemi nostri victura encomia semper. In vultus sudore mei sic querire victum, Et prosum simul incensis fervore legendi. Haec quoq;, quisquis amas praecepta salubria, volve, Quae promit doctus, (simul atq; favente Iehova Gymnasii nostri moderamina dura capessit) Nieuhuysen, melicae ille artis medicaeq; magister. Multa leges non lecta prius, lege liber ab omni Invidiâ, nec enim doctis livescere fas est: Si tamen invideas, (ut venti altissima perstant, Sic livor petit alta,) nihil mirabimur illud. Scripta meis praelis opto livore petita.

Tot het uiterste span ik mij in om De mensheid op allerlei wijzen tot voordeel te zijn:

307 R.A. Rasch, Noord-Nederlndse muziekuitgaven met de Plantijnse notentypen, in: De Gulden Passer 51 (1973), p. 12-16. 308 Bijlage 1, 1628-2. 108

Met de drukpers, met het woord en Doordacht beleid, waarmee ik de prille jeugd Beteugel, waaraan ik een begin van Latijn Leer en beschaafde manieren. Laat de feiten bewijzen hoe ver ik geraak, En andermans oordeel. Niet slechts leg ik Onstuimige jongens een breidel En geef ik de onwetenden kennis, Ik druk ook met sierlijke letters, Wat geleerden schreven. De eerbiedwaardige Besluiten van onze bestuurders leg ik Voor aan het volk. Pas nog kwam van mijn Persen de eeuwige lof van ons Haarlem. Ik zoek mijn brood in het zweet mijns Aanschijns en al doende help ik wie door Het vuur om te lezen aangestoken is. Al wie houdt van heilzaam onderricht, Bedenk ook wat de geleerde Nieuwenhuysen, Meesterlijk dichter en dokter, ons brengt, Zodra hij de zware teugels van onze Latijnse School met gods hulp gegrepen heeft. Veel zult U lezen, dat U eerder niet las. Lees het van alle afgunst vrij, Want jalouzie past geen geleerde. En mocht U hem toch benijden (zoals winden Waaien om de toppen, zo zoekt de afgunst Wat zich verheft), dan verbaast mij dat niets: Voor mijn persen zoek ik de teksten, die men benijdt.309

Dit gedicht is een belangrijke bron voor het intellectueel niveau van Rooman. Niet alleen bevat het goed lopende latijnse hexameters, het woordgebruik en de syntactische constructies verraden een geschoolde auteur. Nog informatiever is de inhoud. De gebruikelijke stereotypen in dit soort gedichten blijven beperkt tot complimenten voor Nieuwenhuysen. Rooman is opvallend uitgesproken over zijn eigen dubbelfunctie als drukker en docent en over zijn tweeledige bijdrage tot de beschaving. Het motto van zijn drukkersmerk blijkt te stroken met zijn maatschappelijke ethos. De tekst uit Genesis betekende kennelijk werkelijk iets voor hem. Talrijke kleine verwijzingen bieden sleutels tot zijn opvattingen. De besluiten van de magistraat zijn sancta, waarin het calvinistisch respect voor de de overheid doorklinkt. De leiding van het gymnasium is niet gemakkelijk

309 Met dank aan de heren Meijer en Van der Eerden voor de vertaling. Het oordeel over de kwaliteit van Roomans latijn is ook het hunne. 109

(moderamina dura), waarmee misschien verwezen wordt naar het min of meer mislukte rectoraat van Nieuwenhuysens voorganger. De druk van Ampzings boek vormde een reden tot trots. Hij gaat ook prat op de schoonheid van zijn typografisch materiaal (venustis excudo typis). Wat vooral opvalt is de zelfbewuste presentatie van de eigen persoon. Dat is ongebruikelijk in dergelijke eerdichten. Voor de psychologie van een drukker en uitgever, die kennelijk meer was dan een ambachtsman en een handelaar, is dat een belangrijk gegeven.

6e. Rooman als drukker van prenten en pamfletten

De nieuwe start van 1627-1628 had nog een laatste aspect, dat aparte behandeling verdient. De herbegonnen drukker werd ook een drukker van prenten. We zagen al, dat hij in 1625 een Nieuwjaarsprent opgedragen aan de schutterij had gedrukt. Die en eventuele andere verloren gegane exemplaren van dat slag kunnen nog gerekend worden tot zijn werk als stadsdrukker. Maar weldra kwamen daar ook ‘particuliere’ opdrachten en voor eigen rekening gemaakte edities bij. Strikt genomen is het niet zeker dat het gegraveerde werk door hemzelf gedrukt is. Hij kan er ook alleen de uitgever van zijn geweest. Aan de andere kant wordt geen enkele drukker op Roomans prenten vermeld aan wie hij het werk zou hebben uitbesteed en bij de plaatsnijders wordt geen formule gebruikt, die erop wijst dat zij zelf het drukwerk hebben gedaan. De relatie met de Beschryvinge ende Lof is onmiskenbaar, want Samuel Ampzing en Pieter Saenredam waren bij deze prenten de sleutelfiguren met wie hij samenwerkte. Waarschijnlijk waren ze bij de voorbereiding van het boek met zijn talrijke fraaie illustraties op het voor de hand liggende idee gekomen om ook losse prenten te gaan maken. Het vroegste overgeleverde voorbeeld dateert waarschijnlijk niet toevallig uit 1627, toen het werk aan het boek al in volle gang was. Het is een nieuwsprent, waarin Ampzing, te herkennen aan zijn motto Het oog om hoog, op de van hem bekende hoge toon uithaalt naar de Spanjaarden, die met oorlogsschepen een aantal Nederlandse vissersbootjes tot zinken hadden gebracht en de opvarenden overboord gegooid of in het vooronder opgesloten om ze met boot en al onder water te laten verdwijnen.310 De ets is van goede kwaliteit en in het verleden aan Esaias van de Velde toegeschreven. Muller noemt de prent zeer zeldzaam. Helaas is het hem niet gelukt de gebeurtenis te identificeren: Het hier voorgestelde feit heb ik nergens opgeteekend gevonden, zekerlijk wijl zoo iets dagelijks van Spaansche en Holl. zijde geschiedde.311 Daardoor is het jammer genoeg nog niet mogelijk om te bepalen wanneer precies in 1627 Rooman met zijn nieuwe prentactiviteiten begonnen is.

310 RM RP-P-OB-81.143. Muller Historieplaten nr. 1563. 311 F. Muller, De Nederlandsche geschiedenis in platen. Amsterdam 1863-1870. Dl. I, p. 210. 110

Nauwkeuriger dateerbaar zijn echter de daarop volgende nieuwsprenten, die betrekking hebben op het zogenaamde ‘Bloemendaalse boomwonder’, dat zich op oudejaarsdag 1627 of nieuwjaarsdag 1628 afspeelde. Het betreft de ‘ontdekking’ op een Bloemendaalse buitenplaats van ‘figuren’ in de afgezaagde tak van een appelboom. Volgens een geïllustreerd katholiek pamflet, dat de zaak vermoedelijk al in januari 1628 bekend maakte, zouden de figuren onder andere katholieke religieuzen, keizerlijke symbolen en muziekinstrumenten hebben weergegeven. De figuren werden tegen betaling ten toon gesteld en een grote menigte volks kwam naar de roomse tekenen kijken. Ampzing heeft zich vervolgens tegen de in zijn ogen uiteraard valse tekenen te weer gesteld en in een in Haarlem, maar ook daarbuiten, woedende pamflettenoorlog door Rooman in februari en maart 1628 minstens drie pamfletten laten drukken om de tekenen te ontmaskeren.312 Het eerste daarvan was geïllustreerd met afbeeldingen door Pieter Saenredam getekend en door Cornelis Koning geëtst, die moesten aantonen, dat het om gewone rotplekken in het hout ging, die in het geheel geen figuratief karakter hadden.313 In de kunsthistorische literatuur heeft het pamflet een zekere faam als paradigma van Saenredams neiging tot een getrouwe weergave van de werkelijkheid.314 In het verband van deze scriptie is het stuk vooral van belang, omdat het een eerste voorbeeld is van een door Rooman gedrukte prent, waarbij de gegraveerde voorstelling belangrijker was, dan het onderstuk met gotische tekst in boekdruk. Zoals gezegd, drukte Rooman overigens in het voorjaar van 1628 nog minstens twee plano’s met poëtische ontboezemingen van Ampzing over de zaak.315 Het zijn thans zeer zeldzame stukken, maar het feit dat één van de twee een melodie vermeldt en dat er aanwijzingen zijn, dat binnen Haarlem meer liedjes over de kwestie verkocht werden, maakt het aannemelijk, dat de affaire een breed publiek aantrok en dat het drukken van de pamfletten voor Rooman financieel geen onaantrekkelijke zaak was. In het te zingen pamflet stond één van de nieuw aangeschafte loden initialen van de serie ‘38’, die later in het jaar in de Beschryvinge ende Lof werden gebruikt. Als men de prenten, de pamfletten en het grote boek te zamen beschouwt, wordt het nog duidelijker dat Ampzing en Saenredam in deze periode de deur van de Vergulde Pers plat gelopen moeten hebben. Toeval of niet, ook van de reguliere productie voor de stad zijn vanaf 1628 weer meer restanten overgeleverd. De drie nog bestaande stukken vergen geen speciale aandacht om hun inhoud (respectievelijk mededelingen en verordeningen met betrekking tot het vrijkopen door de Spanjaarden

312 M. Garconius, Bloemendaalse wondertekenen. Werkstuk UvA 2017. Over enige tijd hoop ik over deze kwestie een artikel te schrijven. 313 Bijlage 1, 1628-8, RM RP-P-OB-81.170. 314 G. Schwartz en M. J. Bok (1990), p. 7 en p. 294-295, nr. 198. 315 Bijlage 1, 1628-9 en 1628-10. UBL PK-P-139.407, Bericht van het Beelden-Leugen-Myrakel te Bloemendael en UBL Thyspf 3382, Liedeken op het Haerlemsche Beelden-Leugen-Myrakel. 111 gevangenen genomen Haarlemse burgers, tot bouw- en handelsactiviteiten buiten de stadspoorten en tot de weg tussen de Kleine Houtpoort en de Hout). Wel is frappant, dat de opvallende A en de V van Roomans nieuwe serie 32 met zeer grote kalligrafische sierinitialen in alle drie gevallen gebruikt zijn.316 Deze letter wordt een min of meer vast onderdeel van de plano’s voor de stad.

316 Bijlage 1, 1628-5, 1628-6, 1628-7. 112

7. HET DRUKSTE JAAR: 1629

Het jaar dat volgde op de publicatie van het boek over Haarlem, moet het drukste van Roomans leven zijn geweest. Terwijl het werk aan de Latijnse school nog gewoon doorging, publiceerde hij bij elkaar ruim meer dan dertig boekjes, pamfletten en prenten. De overgeleverde drukken telden 79 vellen, maar zoals steeds is dat een minimaal getal, omdat het verloren werk niet mee gewogen kan worden. De samenwerking met Ampzing, die rond de publicatie van de Haarlemse stedelof al enkele jaren intensief moet zijn geweest, bereikte een hoogtepunt. Ik behandel de productie van dit jaar apart, niet zo zeer, omdat zij zich inhoudelijk sterk onderscheidde van die van de voorgaande jaren, maar om een indruk te geven van de koortsachtige activiteit, die rond de persen van Rooman moet hebben geheerst.

7a. Ampzings Liedboeken

Ampzing zal daar in elk geval niet weg te slaan zijn geweest. En als hij even niet bij Rooman in de werkplaats stond, dan wel bij Hans Passchiers van Wesbusch, die in het voorjaar 1629 het derde van drie bijbelse liedboeken van de onvermoeibare dominee uitgaf, vlak nadat Rooman de andere twee gedrukt had.317 In de periode rond het verschijnen van de Haarlemse geschiedenis kende niet alleen Rooman, maar ook Ampzing een bijna onvoorstelbare werklust. In zijn liedboektrilogie heeft hij, op de psalmen na, alle bijbelteksten, die zich voor zang leenden, vertaald en berijmd. Zoals alles in zijn leven stonden ook deze vrome gezangen overigens in rechtstreeks verband met de strijd tegen de katholieken. Illustratief is de Voorrede op de door Rooman begin 1629 uitgegeven Klaeg-lieden van Ieremias.318 Na brede uiteenzettingen over de toepassing van Jeremias’ klachten op de latere kerkgeschiedenis en in het bijzonder het pausdom, richt de auteur zich op onse Haerlemsche Papen ende papisten. Hij ziet alle onse Sluyk-papen als Baals-Papen ende Bels-Priesters ende Sprink-haenen ende Kikvorschen des swarten helschen af-gronds, die sich hier te lande ook noch soo veel ende veyl onthouden, als ofze hier bescheyden waren met al dat oneyndelijk geswerm van hun Kloppen ende Nonnen diese alhier noch daegelijkx vrij ende onverhinderd uyt-broeden, die ons met hun

317 S. Ampzing, Heylige traenen ende heylig dank-offer; dat is Alle de schriftuerlijke gebeden ende lof-sangen des Ouden ende Nieuwen Testaments. Haarlem 1629. H.P. van Wesbusch. 318 Bijlage 1, 1629-20. De Voorrede van het bij Van Wesbusch uitgegeven boek is op 1 mei gedateerd. Daarin wordt gerefereerd aan de beide andere delen, die kennelijk eerder verschenen zijn. Dat bevestigt de passage in de Voorrede van de Klaeg-lieden , p. 10, waarin de aenvang van dit Nieuwe Jaer 1629, als moment van uitgave wordt genoemd. 113 afgesondert gewaed ende kledinge op de volle straete op het lijf lopen, in eene onbeschaemde ende onlijdelijke stouticheyd (even als of de Papen hier te lande meester waren, die vast al doen watze denken, daerse ten minsten swijgen ende duyken mosten).319 De onuitstaanbare sluyk-papen, die Ampzing in Haarlem op straat tegenkwam, lieten zich overigens niet onbetuigd in de religieuze polemiek. Hij spreekt in dezelfde voorrede van de tegen hem uytgestroijde kartebellen ende pasquillen.320 Zojuist zagen we al een voorbeeld van een dergelijke pamflettenoorlog rond het Bloemendaalse boomwonder. De drukkerij van Rooman was daarbij de belangrijkste wapenfabriek van de gereformeerde partij. Jammer genoeg is niet bekend waar de tegenpartij zijn geschut liet smeden, omdat de katholieke pamfletten uiteraard anoniem en zonder drukkersnaam verschenen. Duyken deden ze wel in zekere mate, swijgen zeker niet. Na de klaagliederen van Jeremias, maar nog voor het grote boek bij Hans Passchiers van Wesbusch met zijn meer dan 44 katernen, kwam bij Rooman het tweede deel uit met het Hoog-lied van den heyligen ende wijse Koning ende Propheet Salomon.321 Ampzing droeg dit werk op aan een Haarlemse koopman Jacques Schot, één van de ouderlingen van de Haarlemse gemeente en ongetwijfeld een representant van de harde orthodoxie. In de uitleg van de tekst volgde hij de gezaghebbende exegese van de Zeeuwse puriteinse voorman Gotfried Udemans. Tactisch was zijn buiging naar de lopende predikatiereeks van zijn Haarlemse collega Geesteranus, die overigens pas jaren later gepubliceerd zou worden, maar die Geesteranus in de stad reeds de roep van Hoogliedspecialist gaf.322 In Roomans beide edities werd notenschrift afgedrukt, een mogelijkheid waarover zijn drukkerij dankzij David van Hoorenbeeck beschikte sinds de publicatie uit het jaar ervoor naar aanleiding van de komst van de nieuwe rector van de Latijnse school.323 De teksten konden op diverse psalmmelodieën gezongen worden.

7b. Ampzing en de Zilvervloot

Ampzing was op meerdere fronten tegelijk actief. En Rooman met hem. Ongeveer tezelfdertijd, in de eerste maanden van 1629, hebben zij met de West- Indische Triumph-Basuyne ijlings de poëtische ontboezemingen van de Haarlemse dominee naar aanleiding van de verovering van de Zilvervloot in omloop gebracht.324 In heel de Republiek heerste na de terugkeer van de vlootvoogd een ongekende euforie en talrijke auteurs stortten zich op het

319 Bijlage 1, 1629-20, p. 48. 320 Ibidem. 321 Bijlage 1, 1629-21, fo 2vo-3ro. 322 Bijlage 1, 1629-21, fo 3ro-3vo. Cf. Bijlage1, 1638-3. 323 R.A. Rasch (1973), p. 16. 324 Bijlage 1, 1629-3. 114 onderwerp en op de kansen die de markt bood voor geschriften over de held en zijn buitgemaakte miljoenen. Pikant detail was, dat één van Roomans concurrenten de Delftse uitgever Jan Andriesz Cloeting was, met een verhandeling over de Zilvervloot van de hand van Dionysius Spranckhuysen, de tien jaar eerder uit Haarlem verjaagde predikant, wiens werk in een vroeger leven van Rooman op diens eigen persen had gelegen.325 Kloeting en Rooman bedienden hetzelfde puriteins georiënteerde orthodoxe publiek. Bij de vergelijking van beide teksten valt overigens het contrast op tussen de moraliserende aanpak van Spranckhuysen, die zich vooral bekommert om de goede besteding van de buit en Ampzings onversneden triomfalisme. De samenwerking met kunstenaars, waarmee Rooman was begonnen toen hij aan de uitgave van zijn Haarlemse geschiedenis ging werken, werd in 1629 voortgezet. Eén van de daarbij betrokken kunstenaars werd ook ingeschakeld voor de titelprent van de Triumph-Basuyne. Voor zo ver ik weet, is deze prent tot nu toe niet toegeschreven, waarschijnlijk omdat de spiegelbeeldig gesneden en afgekorte signatuur C. Kittēst fe. niet herkend is. Het betreft de Haarlemse kunsthandelaar-prentmaker Cornelis van Kittensteyn. De prent zelf met een afbeelding van de Baai van Matanca, portretmedaillons van Piet Hein en Hendrick Lonck en een tekstbanderolle komt in diverse varianten voor. Muller heeft er zes geregistreerd, maar niet die van Van Kittensteyn. De onderlinge relatie is nog onopgehelderd, evenals de spiegelbeeldige ondertekening. De iconografie van de admiraal is in haar geheel nog een rommeltje.326 Ook in deze publicatie worden de melodieën in notenschrift weergegeven, met behulp van Van Hoornebeecks Plantijnse noten.327 Interessant is dat als muzikale variant ook de mogelijkheid geopend wordt enkele lofliederen te zingen op de volle musijke met ses stemmen van Mr. Ian Pietersz Sweling.328 De editie vermeldt helaas verder niets over de componisten van de liederen, maar er hoeft niet aan getwijfeld te worden, dat zij geplaatst moeten worden in de levendige Haarlemse muziek- en liedcultuur, waarin, naast David van Hoorenbeeck, Cornelis Padbrué en Cornelis Helmbreecker in 1629 hoofdrollen hadden.329

325 D. Spranckhuysen, Triumphe van weghen de Gheluckighe ende Over-Rijcke Victorie […]. Delft 1629. Jan Andriesz Kloeting. Dezelfde uitgever gaf ook een kort Lof-dicht van Adriaen van Nierop uit, een felle aanhanger van de oorlogspartij in de Republiek. 326 Een oppervlakkige en niet geslaagde poging tot ordening bij W. de Visser, Piet Hein en de Zilvervloot. Hilversum 2001, p. 71-76. 327 R.A. Rasch (1973), p. 15. 328 Bijlage 1, 1629-3, p. 20. 329 J. Valkestijn, Haarlem- City of Music in the Golden Age. Bijlage bij de cd Spaerens Vreuchden-Bron, z.p. z.j. 115

7c. Van Hoorenbeeck en Den Bosch

Tot hetzelfde genre behoort een publicatie uit het najaar van 1629 naar aanleiding van één van de meest beslissende momenten uit de tachtigjarige oorlog, de verovering van Den Bosch door Frederik Hendrik na een enorme en zeer riskante militaire campagne die in april begonnen was. De overwinning van de Republiek werd in alle gewesten met grote feesten gevierd. In Haarlem deden Rooman en zijn vriend en collega Van Hoorenbeeck een duit in het zakje met het gedicht Trompets-gheklanck, in het impressum ongebruikelijk precies gedateerd op 17 september, de dag dat het Spaanse garnizoen de stad uittrok.330 In de literatuur over het mentale klimaat van migrantenmilieus uit de eerste en tweede generatie is het proces van integratie het centrale thema, of het nu de zeventiende of de eenentwintigste eeuw betreft. Tegenwoordig wordt algemeen afstand genomen van versimpelde noties van mettertijd verschuivende identiteiten van vluchteling en vreemdeling naar medeburger. Voor de Zuidnederlandse migrantenmilieus, zoals het Haarlemse van Rooman en Van Hoorenbeeck, is het boek van Johannes Müller uit 2016 terecht gezaghebbend.331 Eén punt blijft bij hem echter onderbelicht. Dat is het nog gedurende de gehele eerste helft van de zeventiende eeuw voortlevende idee in migrantenkringen, dat herovering van hun plaatsen van herkomst en daarmee eventueel ook terugkeer naar het zuiden tot de mogelijkheden behoorde. En dat, zelfs als men aan de realiteit daarvan twijfelde, men er op zijn minst vurig naar bleef verlangen. In dat licht moeten de verzen van Van Hoorenbeeck worden gezien als hij de verovering van Den Bosch in een breder kader plaatst: Te vooren Oldenzeel en Grol; wat volchter na? / Soo God den Heere wil Antwerpen en Breda. Rooman, van wie een deel van zijn familie op schootsafstand van de grens met de vijand woonde, heeft dergelijke regels vermoedelijk met groot plezier gedrukt. Zoals bij Van Hoorenbeeck te verwachten was, waren ook zijn twee poëtische ontboezemingen in feite liederen, in dit geval te zingen op algemeen bekende melodieën. Het eerste ging op de wijs van het recente Geluck Heer Pieter Heyn, het tweede op die van de in heel Europa verbreide courante Ci c’est pour mon pucelage. Het is frappant om te lezen hoe uitgesproken orthodoxe gereformeerden als Van Hoorenbeeck (voorzanger en ouderling!) en Rooman een tekst uitbrengen, waarin de sexuele context van het Franse lied in expliciete erotische beeldspraak wordt gevarieerd met de capitulatie van de maeght Den Bosch voor de vryer Frederik Hendrik. Was de vreugde over het militaire succes in staat de smalle marges van het fatsoen een stukje op te rekken, of zongen deze strenge protestanten buiten de muren van de kerk toch al Franse liedjes over meisjes die hun maagdelijkheid moesten verdedigen?

330 Bijlage 1, 1629-2. 331 J. Müller, Exile Memories (2016), passim. Over Haarlem o.a. p. 89-92 en 110-116. 116

Ook deze uitgave werd opgesierd door een gravure, in dit geval het wapen van de stadhouder, zoals hij dat aan het einde van de jaren twintig voerde.

7d. Pamfletten tegen vrede of bestand

Een volgende groep binnen Roomans productie van 1629 betreft de verschillende versies van een lang pamflet, samengesteld uit vier onderscheiden delen, dat bekend staat onder een titel, die feitelijk alleen bij het eerste deel behoort: Consideratien ende Redenen der E. Heeren Bewind-hebberen vande Geoctrojeerde West-Indische Compagnie.332 Een tweede deel heeft als titel Conscientieuse Bedenckingen op dese Vrage, Ofmen in goeder conscientie mach Treves maecken met den Coning van Spangjen. En een derde Consideratien op den Treves. Deze beide anonieme stukken lijken uit de pen van contra- remonstrantse theologen gevloeid te zijn. Het vierde tenslotte is een Remonstrantie[…] van weghen den Coningh van Bohemen aan de Staten- Generaal. Wat de vier stukken gemeen hebben, is het felle verzet tegen een wapenstilstand met Spanje, die na de campagnes van het geslaagde maar zeer zware oorlogsseizoen van 1629 in brede kring overwogen werd. De bundeling van de vier stukken moet het werk van Rooman zelf zijn geweest of van een anonieme redacteur, die met de oorlogspartij sympathiseerde. De bedoeling was evident om de publieke opinie te bespelen door zo veel mogelijk politieke, militaire, economische en godsdienstige argumenten tegen een tweede Bestand te op te voeren. De theologisch gekleurde stukken mikten op de anti-katholieke en anti-remonstrantse sentimenten van het gereformeerde kerkvolk. De Bewindhebbers van de WIC probeerden vooral het economisch voordeel van de oorlog boven de vrede uit de verf te laten komen. Frederik van de Palts beklemtoonde begrijpelijkerwijze het militair-strategisch belang voor de Republiek van zijn eigen machtsherstel ten koste van de Habsburgers. Het pamflet moet een commercieel succes zijn geweest. Het is nog steeds ruim overgeleverd. En Rooman heeft er voortdurend aan door gedrukt, blijkens de diverse varianten, die er nog van bestaan. De STCN onderscheidt er in navolging van Knuttel vier, waarvan één in twee oplagen met verschillende vingerafdrukken.333 Bij scherper toezien blijken deze beide varianten binnen STCN AR 62 (Knuttel 3911) onderling nog meer te verschillen dan de afzonderlijke STCN- en Knuttelnummers. In Bijlage 1 zijn dan ook 5 verschillende versies opgenomen. Het drukproces valt te reconstrueren door ervan uit te gaan, dat varianten met herkenbare correcties van spelfouten, leestekenfouten e.d. en met uitbreidingen (bijvoorbeeld op de titelpagina) later zijn dan varianten met fouten

332 Bijlage 1, 1629-6, 1629-7, 1629-8, 1629-9 en 1629-24. 333 STCN AR 60-63, Knuttel 3909-3912. 117 en beperktere tekst. Overigens is een zeker voorbehoud op zijn plaats, want soms ontstonden tijdens het drukproces ook weer nieuwe fouten, zelfs op de titelpagina, zoals bijvoorbeeld Boeckdrucke in het impressum van de chronologisch vierde variant. Ik kom tot de volgende reeks: 1629-9, 1629-8, 1629-24, 1629-7, 1629-6 (ofwel STCN AR 63, 621, 622, 61, 60). Lastig te begrijpen zijn de schijnbaar overbodige kleine ingrepen tussen (of ook tijdens?) de drukgangen, waarbij lettervormen naar het lijkt willekeurig werden gewisseld en spaties aangepast, of regels van de ene naar de andere bladzijde verplaatst, zonder dat een te smalle ondermarge daartoe dwong. Even onverklaarbaar zijn de veranderingen die Rooman aanbracht bij de sierinitialen. De tekst kent er vier, respectievelijk een H, W, E en A. Alleen de W van Roomans favoriete serie 1 is in alle versies aanwezig, maar de overige worden steeds vervangen in telkens wisselende combinaties. Een bijzonder geval is de forse, aan het eind van het drukproces tevoorschijn gehaalde 42 H (30 x 28), die ik eerder niet aangetroffen heb, maar die bij nader inzien blijkt overeen te stemmen met een letter van Gillis Rooman, die Laceulle in 1590 heeft aangetroffen.334 Het lijkt een loden letter te zijn, met een in 1629 zichtbaar geworden spijkergat en een beschadiging in de linker letterschacht, die in 1590 nog niet aanwezig was. Hetzelfde individu keert nog één keer terug in een pamflet uit 1630.335 Daarna blijft het ongebruikt. Maar ook een A en een E, die op grond van hun formaat en gestileerde florale vormen een plaats kregen toebedeeld in de serie 4, komen exclusief in dit pamflet voor en dan nog eens in een beperkt aantal varianten ervan. Het zijn bijzonder gave individuen, vermoedelijk van hout en speciaal voor Rooman gesneden. Parallellen bij andere drukkers heb ik althans niet gevonden Waarom ze in de loop van het drukproces weer terzijde geschoven zijn, is raadselachtig. Als het inderdaad houten letters waren, zijn ze misschien beschadigd, maar daarvan is in de door mij bekeken exemplaren van het pamflet geen spoor te vinden. Eveneens laat in het jaar 1629 verscheen een tweede pamflet over de oorlog bij Rooman. In een lang politiek-tactisch en filosofisch-moreel betoog keert de anonieme schrijver zich heftig tegen de Spaanse voorstellen voor een tweede bestand.336 Ook de auteur van dit Discours Aengaende Treves of Vrede kende het sentiment, dat Van Hoorenbeeck koesterde: nu Den Bosch gevallen was, waarom de bevrijding van de zuidelijke gewesten niet verder voortgezet? Zoals Van Hoorenbeeck droomde van Breda en Antwerpen, zo zag deze pamflettist het Habsburgse hof al uit Brussel vluchten. Zelfs het idee van de zeventien Verenigde Nederlanden was voor hem nog een in beginsel te verwerkelijken realiteit. Een werkelijke vrede met Spanje was pas mogelijk als

334 H. Laceulle-v.d. Kerk (1951), p. 384 en 402, nr. 26, afb. 114. 335 Bijlage 1, 1630-4. 336 Bijlage 1, 1629-22. 118 de zeventien gewesten, zoals een halve eeuw eerder, onderling hun staatsvorm konden bepalen zonder inmenging van de vreemde tiran. Gezien het grote aantal overgeleverde exemplaren van het pamflet, moet het brede interesse hebben opgewekt. Daarop wijst ook een herdruk in 1630 en een druk bij een andere drukker-uitgever, waarvan nog maar één exemplaar bestaat.337 Deze drukker noemt in het impressum zich zelf niet maar wel Rooman, om daarmee de betrouwbaarheid van zijn uitgave te beklemtonen.338 Het ornament met een groteske in bandwerk dat op de titelpagina is afgedrukt, wordt door meerdere drukkers gebruikt, onder andere Broer Jansz. Naar de inhoud paste dit boekje uitstekend in Roomans contra- remonstrantse en oorlogsgezinde fonds en het is dan ook onbegrijpelijk dat de exemplaren ervan in de UBA en de KB op naam worden gesteld van Johannes Uyttenbogaert.339 Als iemand ver van deze tekst èn van Roomans bedrijf verwijderd was, dan wel deze remonstrantse voorman.

7e. Een anti-katholiek pamflet

Hartstochtelijk anti-katholiek was een groot plano, dat Rooman uitbracht met een vertaling van een aldervinnichst Gedenk-schrift vanden ellendigen, afvalligen Petrus Bertius […], Godvergeten Apostaet, [..] Arminiaenschen- Paepschen Rabbi.340 Het bevatte de Latijnse en Nederlandse tekst van een oproep tot bekering aan de Franse calvinisten, die Bertius in 1628 had gedaan na de val van La Rochelle, die het begin van het einde van het Franse protestantisme vormde. Bertius (1565-1629), filosoof, geograaf en cartograaf was één van de grootste universele Nederlandse geleerden van zijn tijd en in orthodoxe kringen één van de meest gehate landgenoten. Ook nog eens regent van het Leidse Staten-College, was zijn invloed en aanzien in de Republiek enorm, totdat hij door zijn keuze voor Arminius in het verliezende kamp belandde en vervolgens door zijn vertrek naar Frankrijk en zijn overgang tot het katholicisme voor de Nederlandse orthodoxe calvinisten een schrikbeeld van verraad en valsheid werd. Bertius’ vreugde over de val van La Rochelle vormde het spiegelbeeld van de triomfgevoelens van de calvinisten bij de val van Den Bosch. Roomans uitgeverij was in beide gevallen de spreekbuis van de diepste orthodoxe sentimenten.

337 UBL THYSPF 3455. 338 Nae de Copie, Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Boeck-drucker, in de Jacobijne-straet, in de vergulde Parsze.1629. 339 UBA Pfl. D f 1, Pfl. D f 1a, K 61-7600 (6), KB KW Pflt 3919. Knuttel had deze toeschrijving om goede redenen niet opgenomen. 340 Bijlage 1, 1629-27. 119

7f. Een anti-remonstrants pamflet

Behalve het al dan niet voortzetten van de oorlog tegen de katholieke erfvijand zette ook de kwestie van het al dan niet dulden van remonstrantse bijeenkomsten nog voortdurend vele pennen in beweging zetten. Roomans scribenten waren op dit punt al even uitgesproken als op het vorige: wèl oorlog en gèèn tolerantie jegens de remonstranten. In 1629 kwam een tweede druk van zijn persen van het eerder besproken pamflet Ondersoeck vande wettelijckheydt der Remonstrantsche Conventiculen.341 De tekst was nu uitgebreid met de vertaling van een felle anti- Arminiaanse toespraak, die de puriteinse voorman Francis Rous een jaar eerder in het Lagerhuis had gehouden. Roomans Nederlandse editie kwam eerder uit dan het Engelse origineel, wat als een bewijs mag worden gezien, zowel van de nauwe samenhang van de politieke strijd in de Republiek met die in Engeland, als van de plaats in de contra-remonstrantse voorhoede die de Haarlemse uitgeverij innam. Welke vertaler de schakel tussen Rous en Rooman was, is helaas niet bekend. Ampzing zou elke letter van de tekst onderschrijven, maar zou zich in dit pamflet wel met naam en toenaam hebben laten kennen. Eerder moet, zoals Van den Berg doet, aan Amsterdamse radicale contra- remonstranten worden gedacht, die in deze jaren problemen kregen met de stedelijke overheid, die steeds minder gediend was van hun luidruchtige intolerantie.342 Dat Rooman en Ampzing nauw bij de Amsterdamse politiek betrokken waren, blijkt uit een grote pamflettenoorlog die in ditzelfde jaar 1629 woedde.

7g. Amsterdamse partijtwisten

De achtergrond daarvan vormden de conflicten in de Amsterdamse politiek, die op vele fronten werden uitgevochten. In feite werden de bestandstwisten van tien jaar eerder weer opgevat.343 Binnen de magistraat was met het aantreden van de burgemeesters Bas, Bicker, Oetgens van Waveren en Van Beuningen het zwaartepunt al in 1627 verschoven naar de vrijzinnige partij die min of meer sympathiseerde met de remonstranten, maar die geen vaste meerderheid in de vroedschap bezat. Daar stond een grote orthodoxe minderheid tegenover. Een ongeveer even grote middenpartij (de waggelmusschen in de bewoording van de radicale gereformeerden) gaf vaak de doorslag. In de Staten lagen de verhoudingen precies omgekeerd. Uitgesproken contra-remonstrantse steden, zoals Haarlem, hadden nog een overwicht op de gematigden en de remonstrantse bolwerken, zoals Rotterdam en Delft. Dat resulteerde in een

341 Bijlage 1, 1629-18 342 J. van den Berg (1999), p. 28-29 en p. 36-37. 343 Een overzicht van de Amsterdamse kerkelijke ontwikkelingen in deze jaren bij R. B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. Deel I. Amsterdam 1965, p. 298-320. 120 voorzichtige politiek die iets meer naar de orthodoxe dan naar vrijzinnige zijde overhelde zonder de radicalen blindelings te volgen. En zonder de stedelijke autonomie onder spanning te zetten door rigoureus de handhaving van de anti- remonstrantse plakkaten af te dwingen. De stadhouder en de meerderheid van het Haagse hof voeren ongeveer dezelfde koers, al hadden de radicale orthodoxen daar weer een steunpilaar in de Friese stadhouder Ernst Casimir. Binnen Amsterdam steunde de orthodoxe partij op de eensgezind contra- remonstrantse kerkenraad. De enige vrijzinnige predikant, Cornelis Hanekop, was er in 1627 uitgezet. Tot zijn verbanning in begin 1630 ageerde de extremist Smoutius vanaf de kansel tegen elke overheid, inclusief de Amsterdamse, die zich niet onderwierp aan een gereformeerde theocratische dictatuur. Voor de burgemeesters nog veel gevaarlijker was de overwegend orthodoxe schutterij, die op haar beurt steun kreeg van grote en militante groepen uit het armere segment van de stadsbevolking, die zorgden voor voortdurende onrust op straat. De twee belangrijkste tegenzetten van de stadsregering in 1628 waren het binnenhalen van waardgelders, huursoldaten onder rechtstreeks bevel van vertrouwelingen van de magistraat, en de aanstelling van een kapitein van de van de schutterij, die als uitgesproken sympathisant van de remonstranten gold. Vooral de laatste maatregel was olie op het vuur. Bij de voorstelling van de betrokkene, Jan Vlooswijk, aan zijn vendel riepen de schutters dat ze deze voorstander der Arminiaenschen Factie niet wilden aannemen en tientallen van hen hielden dat ook vol toen ze op het stadhuis werden geroepen en met ontschuttering bedreigd. Gedurende enkele maanden was de burgeroorlog niet ver. Er waren al meermalen rellen geweest, gepaard met plunderingen van de remonstrantse huizen, waar dezen hun bijeenkomsten (conventikels) hielden. En er waren meerdere doden gevallen, wat weer tot nieuwe agitatie had geleid. Openlijke rebellie van de schutters, waarvan een substantieel deel de eed van trouw weigerde, die de stad aan hen voorlegde, kwam steeds dichterbij. Het verzet tegen een enkele kapitein kon gemakkelijk omslaan in opstandigheid jegens het hele stadsbestuur. De schutters werden in hun verzet gestijfd door de kerkenraad, de synode en door de theologen van de Leidse universiteit. De oude vraag, wanneer het beleid van de overheid zo ‘goddeloos’ werd, dat loyaliteit eraan niet meer met eigen geweten verzoend kon worden, werd opnieuw actueel met de concrete vraag of men trouw kon zijn aan een magistraat, die remonstrantse bijeenkomsten duldde en aan officieren, die door de radicalen als ‘goddeloze ketters’ werden beschouwd.

7h. Een pamflettenoorlog

Voor de tweede keer stond de drukkerij van Rooman in de vuurlijn. Maar nu veel ondubbelzinniger dan een decennium eerder, toen na de machtswisseling ook Roomans publicaties dadelijk van kleur veranderden zonder dat volledig 121 duidelijk werd of daarbij louter opportunisme een rol speelde, of dat zijn eerder onderdrukte ideologische voorkeur voor de radicale orthodoxie eindelijk vrij baan kreeg. Nu, aan het einde van de jaren twintig, sloten de pamfletten die vanuit Haarlem op de Amsterdamse spanningen waren gericht naadloos aan op de ideeën, die in de Jacobijnestraat al jaren werden uitgedragen. Voor een volgende wending in Roomans uitgeversloopbaan moeten, zoals we zullen zien, nog enkele jaren gewacht worden. De precieze volgorde binnen de golf van pamfletten, die van Roomans persen kwam, is niet steeds vast te stellen. Soms werden eerder opgestelde en in handschrift circulerende teksten alsnog gedrukt, andere werden herdrukt en soms werden meerdere van verschillende datum te zamen uitgegeven. Globaal kan worden gesteld, dat Roomans uitgeverij vanaf de eerste maanden van 1629 de spreekbuis bij uitstek was van de orthodoxe partij, die toen overigens al aan de verliezende hand was. Het aandeel van Rooman zelf valt evenmin met zekerheid te bepalen. Ampzing was vermoedelijk voortdurend bij de hele produktie betrokken, als auteur en als redacteur. Hij zou uiteindelijk zijn rol als schrijver ontkennen, maar het is de vraag of dat geen tactische retirade was, toen bleek dat ook veel Haarlemse regenten, ondanks hun contra-reformatorische gezindheid, ongerust begonnen te worden over de politieke implicaties van de ideeën die onder de radicale orthodoxen opgeld deden. Wie ook het brein achter de Haarlemse publicaties was, er zijn aanwijzingen dat Roomans eigen rol niet tot het druk- en distributiewerk beperkt gebleven is en dat we ons hem als een ‘meedenkende’ uitgever moeten voorstellen. Dat is meteen al het geval met een groot pamflet, bijna een boekje, uit het voorjaar van 1629: Remonstrantie aende Ed. Mog. Heeren Staeten van Hollandt ende West-Vrieslandt.344 De remonstrantie uit de titel is afkomstig van de gedeputeerden van de Zuid- en Noordhollandse synoden. Net als het eerder besproken oorlogsgezinde pamflet was ook dit een samengesteld vlugschrift. Het stuk van de beide Hollandse synoden was erop gericht om via de Staten maximale druk op Amsterdam uit te oefenen om geen arminiaanse bijeenkomsten toe te staan. Bijgevoegd was een op verzoek van de synoden gedane afwijzende uitspraak uit december 1628 van de vier hoogleraren theologie uit Leiden omtrent de rechtmatigheid van het opleggen van eden van trouw door de Amsterdamse magistraat aan zijn schutters. Wat nog niet is opgemerkt in deze context is de zojuist aangestipte persoonlijke rol van de drukker-uitgever. Daar valt in dit geval wel iets over te zeggen. Het pamflet bevatte namelijk nog een een derde en vierde stuk: de tekst van een een Amsterdamse burgermeestersresolutie van 17 februari over de onrust in de stad, kort tevoren uitgegeven door de Amsterdamse boekverkoper Michiel Colijn, die tot het vrijzinnige kamp behoorde en de bewoording van de

344 Bijlage 1, 1629-26. De Remonstrantie is de laatste gedateerde van de afgedrukte teksten, namelijk op 28 februari 1629. Het pamflet, dat evident inhaakt op de actualiteit, moet kort daarop verschenen zijn. 122 nieuwe schutterseed die de stad tezelfdertijd liet afleggen, nadat een aantal van de orthodoxe aanvoerders onder de manschappen verbannen was. Interessant is de inleiding op deze twee laatste stukken: Alsoo hier eenige bladen ledig overigh waren en hebbe ick niet ondienstig geacht dit Extract uyt de Resolutien der Stadt Amstelredamme ende den Eedt der schutteren der selver Stede hier by te voegen.345 Inderdaad nam het voorafgaande net iets meer dan 32 bladzijden, dus vier katernen quarto, in beslag. De aanvullingen ronden het boekje af op precies viereneenhalf katern. Het is een aantrekkelijke gedachte dat de ick, die niet graag met een aantal dure lege pagina’s aan het eind van zijn editie opgescheept zat, de uitgever-drukker Rooman zelf was. En als dat zo is, dan was hij dus in feite ook de eindredacteur van het pamflet. Dat sluit weer aan bij het beeld van een intellectueel, die niet alleen bij de vorm, maar ook bij de inhoud van zijn publicaties betrokken was. Dat wil overigens niet zeggen, dat vorm hem onverschillig liet. Net als bij het zojuist besproken ‘oorlogspamflet’ komen ook in dit werkje sierinitialen tevoorschijn, die hij eerder niet gebruikt had en later ook nauwelijks zou gebruiken. Het gaat om een onderling verwante G en M, die geen parallellen in andere letters binnen zijn bestand hebben. Ze worden gekenmerkt door groteske monsterachtige koppen aan de onderzijde van de letter, waaruit moeilijk definieerbare florale elementen en rol- en bandwerk opklimmen.346 Rooman had al in 1614 een G in zijn bezit, die een ander individu lijkt te zijn geweest. De letters was in de eerste helft van de zeventiende eeuw zeer algemeen. Ze waren in Haarlem ook bij Vincent I Casteleyn, David Wachtendonck en Hans Passchiers van Wesbusch in gebruik, in Amsterdam bij onder andere Willem Jansz Blaeu en Broer Jansz, in Arnhem bij Jan Jansz.347 Waarom ze nadien weer uit Roomans edities verdwenen zijn, is net als bij de serie 4 onbekend. De meest plausibele verklaring is hun beschadiging. De G keert zeven jaar later nog één keer terug, en dan als C! Het verticale stukje was er af gebroken, maar het individu was kennelijk in de letterkast bewaard, naar men moet aannemen omdat dergelijke speciaal gesneden letters prijzig waren en Rooman niet van verkwisting hield. Niet veel later bracht Rooman de antwoorden van de Leidse professoren op de synodale vragen over het mogen weigeren van eden die tegen het geweten ingaan in de oorspronkelijke Latijnse versie afzonderlijk op de markt: Consultatio theologica de iuramento in militia civica.348 Toegevoegd was een verhandeling waarin de theologische faculteit haar competentie in deze zaak verdedigde. En een vertaling in het Nederlands van de tekstgedeelten die niet in

345 Bijlage 1, 1629-26, p. 33. 346 Bijlage 2, 44. In Ursicula wordt soms de zoekterm fish toegevoegd, maar in de groteske kop herken ik geen vis. 347 Selectie op basis van Ursicula. Dat geen andere letters in deze serie bestonden leid ik af uit het feit voor de betrokken drukkers dezelfde zoektermen als bij de G en M toegepast geen verdere overeenkomstige initialen opleveren. 348 Bijlage 1, 1629-23. 123 het zojuist behandelde pamflet Remonstrantie voorkwamen. De synodale vragen en de professorale antwoorden werden alleen in het Latijn opgenomen: Alsoo de Translatie vande Vraghen ende Antwoorden achter de Remonstrantie van de Ghedeputeerden van ’t Synodus […] ghedruckt is, so achten wy onnodichij (sic) de selve hier weder te stellen. 349 Twee vliegen in één klap: de koper werd verwezen naar een ander pas verschenen werkje, niet toevallig bij dezelfde uitgever, en door een prettig toeval paste de tekst met deze beperking precies in twee katernen quarto. Is het te argwanend om aan te nemen, dat de reductie aanvankelijk niet gepland was? Er zijn twee aanwijzingen, dat Rooman op het laatste moment deze bezuiniging bedacht heeft. Ten eerste de zetfout onnodichij die op een zekere haast wijst, maar nog duidelijker het ontbreken van een custode op de voorafgaande bladzijde. Als enige in het hele pamflet! De zojuist geciteerde tekst over de zogenaamde overbodigheid van een stukje vertaling stond boven aan de pagina, enigszins vreemd geplaatst boven een paragraaftitel. Wat ligt meer voor de hand dan dat de custode oorspronkelijk naar het eerste woord van die titel verwees en ijlings weggehaald is, toen de verwijzing niet meer klopte? Als deze veronderstelling juist is, dan vangen we weer een glimp op van Rooman als meedenkende drukker. Natuurlijk in eerste instantie gericht op het doelmatig en zuinig gebruik van zijn papier, maar inhoudelijk volkomen op de hoogte van wat hij drukte en uitgaf. Ongeveer uit de dezelfde tijd, dus begin 1629, dateert de druk van de Remonstrantie van Carel Leenaertsen.350 De arts Leenaertsen was één van de felste ideologen van de Amsterdamse orthodoxe partij. Hij schijnt al in het najaar van 1628 met de tekst van dit stuk rond gelopen te hebben, maar zelfs voor veel van geestverwanten was deze te gortig: een nauwelijks verhulde oproep aan de Staten om de macht in Amsterdam te komen verzetten. Dat was nog maar één stap verwijderd van het meest extreme geluid dat ook gehoord werd, namelijk dat de macht om de regering te bepalen bij de schutterij zelf lag.351 Dergelijke revolutionaire taal zou zelfs een Rooman in Haarlem niet hebben durven drukken, als hij het er al mee eens geweest zou zijn, wat niet waarschijnlijk is. Daar regeerden weliswaar nog de orthodoxen, maar een stadsdrukker, die het hele patricische staatsbestel ter discussie hielp stellen, zou ook de Haarlemse regenten een gruwel zijn geweest. Leenaertsens Remonstrantie drukte Rooman in het voorjaar echter wel degelijk. De auteur was toen overigens zojuist uit Amsterdam verbannen, waar de vrijzinnige burgemeesters rond de jaarwisseling van 1628 en 1629 aan de winnende hand waren, mede omdat Frederik Hendrik in december hun kant had gekozen en landssoldaten had gestuurd om eventuele onlusten de kop in te drukken. Kort tevoren waren al enkele tientallen potentiële rebellen

349 Idem, p. 11. 350 Bijlage 1, 1629-14. Knuttel 3936. 351 R.B. Evenhuis (1965), p.301-302. 124

‘ontschutterd’, dat wil zeggen van hun eed ontslagen en uit de schuttterij gezet. Rooman heeft in zijn pamflet aan de tekst van Leenaertsen ook het vonnis opgenomen van de Amsterdamse schepenbank van 27 januari 1629, waarbij de auteur levenslang werd verbannen. Waarschijnlijk zou geen enkele Amsterdamse drukker op dat moment nog hebben gewaagd zijn naam aan Leenaertsens geschriften te verbinden. In de Jacobijnestraat in Haarlem werden hij en zijn geestverwanten daarentegen onverholen uitgebracht. Ook bij dit pamflet lijkt Rooman persoonlijk betrokken te zijn geweest. In een voorwoord richt een anonieme spreker zich tot de lezer, met de mededeling dat hij (hij gebruikt overigens het meervoud wy) ook graag de confessie van Leenaertsen had opgenomen en bovendien meer van de voor- en nageschiedenis. De confessie was echter niet ter beschikking en voor de context ontbrak de tijd: dewyl de tydt ons ontbrack, verhoopen [wy] den goedwillige leser sulckx met den eersten ter handt te stellen. Bovendien had de Confessie van zijn medestander Bogaert nagenoeg dezelfde inhoud. En die verscheen ongeveer tezelfdertijd, eveneens bij Rooman. Hoewel niet met absolute zekerheid te zeggen, klinken deze woorden als een uitspraak van een drukker-uitgever. De publicatie, die in het vooruitzicht gesteld werd, is vermoedelijk het lange pamflet Schutters-dwang ofte Verhael vande Proceduren, ghehouden teghen seeckere Schutteren tot Amsterdam. 352 In dit pamflet word inderdaad uitvoerig (en uiteraard zeer partijdig) verslag gedaan van de gebeurtenissen binnen de schutterij vanaf de aanstelling van Vlooswijk als kapitein. Cruciaal was de fase, waarin de rebelse schutters een delegatie naar Den Haag stuurden met een rekest aan de Staten, waarin deze verzocht werden ervoor te zorgen, dat de schutters in hun ambt werden gehandhaafd en dat de Regeeringhe van deze Stadt, neffens andere Steden van Hollandt magh werden geconformeert naer de Ordre ende Placcaeten van ’t Lande, wat min of meer neerkwam op het verzoek om de macht in Amsterdam van het stadsbestuur over te nemen. De samenwerking die in Den Haag tot stand kwam tussen de schutters, de daar aanwezige leden van de beide Hollandse synoden en de Leidse theologieprofessoren wordt door de pamfletschrijver als een spontaan proces beschreven, kennelijk omdat inmiddels de geur van samenzwering om de rebelse schutters hing. De ontschuttering en de daarop volgende juridische maatregelen tegen de leiders van de schutters worden als flagrante rechtsverkrachting behandeld en de Amsterdamse regenten met tirannie geassocieerd. Het is helaas niet bekend, wie de radicaal orthodoxe auteur is, die door Rooman uitgegeven werd. Een Amsterdammer was het vermoedelijk niet. Het pamflet bevat een uitgesproken anti-Amsterdamse passage, waarin de Nabuer- steden gewaarschuwd worden tegen het gevaar dat Amsterdam de Hollandse

352 Bijlage 1, 1629-15. Knuttel 3950. 125 politiek dictatoriaal naar haar hand wil zetten.353 Een Haarlemmer dan? Ampzing zou voor de hand liggen, ware het niet dat het stuk zijn openlijk agressieve en bloemrijke stijl mist. In elk geval iemand, die zeer goed in de materie was ingevoerd en die over een dossier beschikte, waarin zowel de bronnen van de kant van de orthodoxe partij als van de stedelijke overheid waren opgenomen.

7i. De Bogaertpamfletten

Parallel aan het Leenaertsenpamflet en Schutters-dwang verscheen het eerste pamflet, waarin Jan Willemsen Bogaert de hoofdpersoon was, Copie vande Requeste, Confessie ende Sententie van Ian Willemsen Bogaert. 354 Bogaert was oud-schepen, wat zijn aanhangers nooit vergaten te vermelden. Van de radicalen was hij daarmee één van de aanzienlijksten. Net als Leenaertsen en de schutters van het vendel van Vlooswijk richtte ook hij zich tot de Staten met een verzoekschrift, in zijn geval breder van opzet en opgesteld namens de Ingesetenen, Schutteren, Burgeren ende Negotianten. Zijn oogmerk was hetzelfde als dat van Leenaertsen, namelijk een verzetting van de macht in de stad. In zijn Request worden de concrete maatregelen opgesomd, waartoe de Staten werden verzocht: reductie van het aantal waardgelders tot het oude getal, aanstelling van officieren, die het vertrouwen van de burgerij hebben, en voortaan in alle ambten uitsluitend de benoeming van persoonen die de waere Gereformeerde Religie sijn toegedaen. In de praktijk zou dit betekenen, dat de Staten de eerdere besluiten van burgemeesters en vroedschap ongedaan zouden moeten maken. Blijkens het pamflet veroordeelden burgemeesters en schepenen hem op 31 januari 1629 tot 2000 gulden boete en twee jaar ballingschap, als hij geen schuld bekende en niet om vergiffenis vroeg. Dat gebeurde niet en twee dagen later werd hem uitgeleide gedaan door een menigte vrome gereformeerden. Weer een dag later was hij al in Haarlem. En daar kwam Ampzing in het geweer! Of de Haarlemse mystery-man, die de dominee later zelf naar voren zou schuiven als de dichter van de stukken die hem werden toegescheven.355 Begin februari heeft deze auteur zijn eerste poëtische ontboezeming naar aanleiding van de zaak al klaar, een anoniem vlugschrift dat Rooman vrijwel onmiddellijk op de markt zal hebben gebracht, het Eer-dicht op het Vertreck van Ian Willemsen Bogaert.356 Dat het niet het eerste geschrift rond Bogaert was, blijkt uit de eerste regels: Schrijft Spot-rijm, wie dat wil, noyt Rijmer van sijn

353 Bijlage 1, 1629-14, p. 37. 354 Bijlage 1, 1629-12. Knuttel 3937. 355 De pamflettenstrijd is niet meer behandeld sinds het sterk op Vondels rol gerichte artikel van J. J. Gielen, Vondel en Bogaert, in: Vondel-kroniek 7 (1936), p. 108-133. 356 Bijlage 1, 1629-10. Knuttel 3939. Het gedicht is gedateerd op 2 februari, maar dat geldt ook voor enkele andere pamfletten. De datum zou in dit geval kunnen kloppen, maar ook louter een verwijzing kunnen zijn naar de dag, waarop Bogaert Amsterdam moest verlaten. 126 leven / Heeft sulcken vreemden daedt, of wonder-werck beschreven. Misschien was de bedoelde Rymer niemand minder dan Vondel, die zich al vaker tegen Bogaert had gekeerd en rond deze tijd kwaadaardig geschreven had: Malle Jantje, Kercx gesantje, ick u vraeg / Waarom huylt gij, waerom pruylt gij door den Haag? / Ist uyt yver, krijt vry stijver, maer ick meen / Dat het Kussen u sou sussen wel in vreen.357 Terwijl de contra-remonstranten knarsetandden, kraaiden de vrijzinnigen uiteraard victorie. In Amsterdam zal van Boogaert met uitzondering van de schare treurende aanhangers (De Mans diemen niet licht de traenen af en parst, / Verkinderen om hem, en schreijen op het harst, dicht Ampzing), gretig afscheid genomen zijn onder andere met spotpamfletten in de trant van Vondels versje. Zoals we nog zullen zien, hielp het daarbij een handje, dat een gerucht wilde, dat Bogaert, die een zeepziederij bezat, met de zeepmaat had geknoeid. Deze anti-Boogaertpamfletten uit januari zijn niet bewaard, maar wel het nog op dezelfde februaridag gedateerde antwoord op het Eer-dicht, dat vanuit Amsterdam op de Haarlemmers en hun orthodoxe balling was gericht: Op ’t Eer-dicht van Ian Willemsen Bogaert.358 Dat ook boekhistorici van naam en faam in pamflettenoorlogen het spoor bijster kunnen raken, als ze meer in de vorm dan de inhoud geïnteresseerd zijn, blijkt uit het feit dat dit pamflet in Hellinga’s standaardwerk Copy and Print naar aanleiding van een drukproef aan Rooman wordt toegeschreven.359 Hij heeft over het hoofd gezien dat Te drucken by Adriaen Rooman in het impressum parodistisch moet worden opgevat. Bogaert was in dit pamflet niet de oud-schepen zoals Ampzing hem eerbiedig noemt, maar een Oudt Meuytmaker, wiens straf naar de smaak van de vrijzinnige dichter nog te licht was uitgevallen: Ick hadd’ten minsten hem ter Kaeck-deur uyt doen gaen / En ‘tmeuyten niet met ghelt, maer met den rugh doen boeten. Voor het moderne gevoel enigszins bevreemdend is het woordspel met Vrouwendagh dat beide protestantse auteurs bedrijven. De gedachte ging daarbij echter niet meer uit naar het katholieke Maria Lichtmisfeest, maar louter naar de datumaanduiding. Vrouwendag was de gewone aanduiding voor 2 februari, zoals ook heiligennamen nog lang voor data werden gebruikt, zonder dat de persoon van de heilige daarbij nog een rol speelde. Vrouwendag was in Amsterdam vooral de dag van de feestelijke verkiezing van de nieuwe magistraat. Dat is de achtergrond van Ampzings slotregels: De Dach van syn vertreck, te weten Vrouwen-dagh: / De Heeren by de Wyn, en ‘tVolck in rouw men sagh. Opvallend is, dat de Haarlemse dominee daarmee toch aanleunt bij de

357 J. v.d. Vondel, Poesy II. Tweede dr. Schiedam 1647, p. 192. Over Vondels weerzin tegen Bogaert, cf. J. J. Gielen (1936), p. 127, over diens spotgedichtje als aanleiding voor Ampzing, id., p. 129. 358 Als plano niet in de STCN. Ik heb het exemplaar UBA Pfl. D f 22 gebruikt, misschien in navolging van Hellinga eveneens ten onrechte op naam van Rooman als uitgever gesteld. 359 W. Hellinga, Copy and Print in the Netherlands. Amsterdam 1962, p. 144. Een ander pamflet wordt op dezelfde bladzijde eveneens ten onrechte aan Rooman toegeschreven, terwijl het uit de ‘vijandige’ Amsterdamse drukkerij afkomstig is. 127 sociale tegenstelling tussen regenten en volk, die ook opspeelde in de extremistische vleugel van de Amsterdamse schutterij. Zijn remonstrantse of tenminste vrijzinnige tegenstander is zich daar goed van bewust. Achter de ontevreden middenklasse ging de massa van het gepeupel schuil, het grauw dat iedere burger vreesde. Daarom wordt Bogaert vooral als meuytmaker neergezet en luidt het antwoord uit Amsterdam: De dagh sijns comst zy u dan Haerlem Vrouwen-dach, / Maer denckt, die Meuyters stijft, men ‘tna wel rouwen sagh. Met andere woorden, met het binnenhalen van Boogaert wordt Haarlem haar eigen Vrouwendag met feestelijke introductie van de nieuwe machthebbers ‘gegund’: wie oproerkraaiers stijft, zal het later berouwen. Stilistisch onderscheidt het pamflet zich, doordat het alle regels van het Eer-dicht parodieert met gebruikmaking van precies dezelfde rijmwoorden, een vaker voorkomende methode in dergelijke pamfletten. En verder door de rest van de vorm zo dicht mogelijk te benaderen, maar de inhoud een omgekeerde lading te geven. De zojuist aangehaalde openingsregels worden in deze reactie: Schrijft Eer-dicht wie dat wil, dat soo een Muyter ‘tleven / gespaert is, vreemder is, dan Rijmer heeft beschreven. Deze aanpak wordt de volgende dagen en weken tot in den treure herhaald. Of men in Amsterdam meteen Ampzing als auteur van het Eer-dicht zal hebben herkend, is de vraag. Maar Rooman had zich openlijk gemeld in het impressum. Voor zijn inmiddels geprofileerde positie als contra-remonstrant is het kenmerkend, dat de Amsterdamse opponent ook een pijl op hem afschiet, door onder het vrijzinnige gedicht Roomans volledige impressum over te nemen met een kleine variatie in de aanhef: niet Ghedruckt tot Haerlem, maar Te drucken tot Haerlem. De parodie op Roomans impressum keert terug in een tweede Amsterdams gedicht, dat naar de sier-initiaal te oordelen van dezelfde onbekende drukpers kwam, die ook het vorige had geproduceerd.360 De betrokken S is een loden letter, die door meerdere grote Amsterdamse drukkers gehanteerd werd, zoals Broer Jansz, Johannes Janssonius en Paulus van Ravesteyn. Op grond van de politieke sympathieën maakt echter de vrijzinnige Jacob Colom, die de letter eveneens kende, een betere kans.361 Misschien was in dit tweede gedicht ook wel dezelfde dichter aan het woord. Maar misschien ook een ander, want de pamfletten tuimelden in de eerste weken van februari over elkaar heen. In elk geval was het parodistisch procedé identiek. Ook in Antwoordt Aen de Loghen-Lof-Schrijver van Ian Willemsen Bogaert worden alle woorden van Ampzing naar de vorm zo dicht mogelijk benaderd en naar de inhoud omgekeerd: Schrijft logen-dicht, (dijn dreck) wie gunt een sulck het leven, / Die meerder heeft misdaen, dan van hem wordt gheschreven. En: Sijn comst vry Haerlem roemt, des daeghs na Vrouwen- dagh / Als Troyen ‘tHoute-paert, dat na men rouwen sach.

360 UBA Pfl. D g 3. 361 Ursicula, s.v. Colom, initiaal S (grotesk). 128

Vermoedelijk kwam de volgende zet per kerende post uit Haarlem. Rooman drukte een nieuwe anonieme bijdrage van Ampzing met de titel Op ’t Laster-dicht tegens Jan Willemsen Bogaert. 362 De eerste regels werden nu Schrijft Laster-dicht, spuwt gal, misgunt vrij sulck een’tleven, / Die meer begunsticht wordt, dan van hem is geschreven. En de laatste Syn komst tot Haerlem was des daeghs na Vrouwen-dagh / Maer die ’t niet nauw en gist men [‘t] na wel rouwen sach. Het kostte kennelijk steeds meer moeite om iets passends te verzinnen. De betekenis van de laatste regel is, dat wie niet scherp toeziet, namelijk op wat de waarheid is, dat later zal berouwen. Voor de boekhistorische gang van zaken is een aardige bijkomstigheid, dat eerder niet gezien is, dat er twee varianten van het pamflet bestaan. Het vloog kennelijk de deur uit en Rooman heeft in de tweede oplage niet alleen zijn vaste sierinitialen van de series 1 en 2 verwisseld, maar ook in de laatste regel met ’t een object van het werkwoord rouwen (berouwen) ingevoegd. Inderdaad een verbetering: het ritme blijft intact, maar de syntaxis raakt op orde. Misschien had Ampzing zijn kans schoon gezien, toen de pers even stil stond, of had hij zelf de tekst gecorrigeerd. Vervolgens lokte dit Haarlemse pamflet weer minstens vier anonieme Amsterdamse reacties uit. Eén van de oorspronkelijke antagonisten wist een pamflet vol te krijgen met nog eens twee parodistische variaties op Ampzings Eer-dicht en alweer een herhaling van de grap met Te drucken in het impressum. De titel van dit nieuwe werkje luidde Dubbeld-deel op ’t Lasterdicht voor Ian Willemsen Bogaert.363 De teksten werden geleidelijk dermate gezocht en gewrongen, dat er nog nauwlijks een touw aan vast te knopen valt, zeker voor de moderne lezer die een deel van de impliciete verwijzingen niet herkent. Twee andere zijn waarschijnlijk afkomstig van een nieuwe stem in het debat. Ze missen elk impressum of ander identificatiemiddel. Dat ze onderling samenhangen, blijkt uit de titels Antwoord op het Eerste respectievelijk Tweede Laster-dicht van Ian Willemsen Bogaert. 364 Vooral uit het tweede blijkt, dat men in inmiddels Amsterdam meende te weten, dat Ampzing achter de Haarlemse pamfletten zat. De dominee was een beroemdheid in Haarlem, maar dat wilde nog niet zeggen, dat men hem ook in Amsterdam dadelijk had herkend. Nochtans was men in het verloop van de pamflettenstrijd alsnog bij Ampzing uitgekomen, mede vanwege diens relatie tot Rooman. De remonstrantse partij verlegde dan ook het accent van haar aanvallen naar de predikant: ‘Tbetaemt een leraer niet, ghij hoorter voor te boeten / De Hooghe Overheyt soo schendich te begroeten / U onnut Predick-Ampt dient u te zijn ontseyt/En met Stadsdienaers voorts ter Steden uytgheleyt / Op dat het domme

362 Bijlage 1, 1629-11. Knuttel 3941. De eerste versie , vertegenwoordigd door het exemplaar UBA Pfl. D g 2 eerder niet onderscheiden. 363 UBA Pfl. D g 4. 364 UBA Pfl. D g 1 en Pfl. D. g. 5. 129

Vee, onttoovert eens mocht speuren / Wat sulck een Toovenaer ten rechten hoort te beuren, / Die maeckt dat Roomans steeds so veel Pasquillen parst / Waer voor ghy wel verdient ghestraft te zijn op ’t harst. Dat geldt ook voor het vierde pamflet, afkomstig van een auteur die het motto voerde van de Haarlemse rederijkerskamer t’ Wyngaertrancken Liefd boven al. Zijn Weerstuyt vant laster-dicht genaemt eerdicht voor Ian Willemsz Bogert laat eveneens weinig twijfel over het veronderstelde auteurschap van Ampzing: Stijft muytery wie wil, noyt vreedtsaem predikant / Aen oproer voetsel gaf, en steef den stokebrant.365 Het impressum van het blad luidt: Haerlem, voor Adiraen (!) Rooman 1629, wat opnieuw een hatelijke uithaal is naar Rooman, die zogenaamd ook de uitgever van deze druk zou zijn. Net als van de pamflettenoogst van januari veel verloren moet gegaan, was dat ook het geval met de stroom in februari en maart. Dankzij het het uitgebreide weerwoord van Ampzing op de beschuldiging dat hij de auteur was van de door Rooman uitgegeven vlugschriften zijn enkele teksten bekend, waarvan de drukken zelf vooralsnog niet boven water zijn gekomen. Een verdediger van Bogaert, volgens velen Ampzing, volgens hemzelf een onbekende, heeft één of twee volgende lofdichten geschreven, die in de titel de term eeren-trant moeten hebben bevat. Dit werk of deze werken drukt Ampzing in zijn weerwoord niet af.366 Wel de reacties daarop door de vrijzinnigen waarin de Haarlemse predikant steeds openlijker wordt aangevallen. In een pamflet met de titel Op den tweeden eeren-trant valt voor het eerst zijn naam in verband met de eerder aangestipte kwestie, dat Boogaert zou hebben gefraudeerd met de maten van zijn zeepvaten: U stoutheydt (Aemsingh) can men aen u spreken speuren / Als ghy dit stuck ontkent, en wilt Gods straffe beuren. En weer een ander gedicht tegen Boogaert is getiteld Brief aen Samuel Ampsingh op syn Eer-dicht op het vertreck van Ian Willemsen Bogaert.367 Toen de controverse op dit punt was aangekomen, meende Ampzing een stap terug te moeten doen. Rooman drukte gewillig (of misschien wel geestdriftig, want elk pamflet zal hem flink wat hebben opgeleverd, omdat het èn in Haarlem èn in Amsterdam grif gekocht moet zijn) Samuel Ampzing’s Eer- verdediginge sijns Persoons ende Ampts tegens verscheyde onbekende Amsterdamsche Pasquil-dichters.368 De dominee speelt hierin de rol van de vermoorde onschuld. Hij was het geheel eens met de inhoud, maar het Eer-dicht was door een hem op een duysendste niet bekende Amsterdammer naar onsen Rooman gestuurd en gedrukt voordat het ook maar door hem gezien was. Haarlemse secten (de gereformeerde aanduiding voor remonstranten en

365 KB Pflt 3945. Het pamflet is, waarschijnlijk ten onrechte aan Vondel toegeschreven, cf. Gielen (1936), p. 123-124. 366 Bijlage 1, 1629-16, p. 10. Er is sprake van een tweede eeren-trant. Dat veronderstelt ook een eerste, maar het zou kunnen dat daarmee het Eer-dicht wordt bedoeld. 367 Bijlage 1, 1629-16, p. 10-12. J. J. Gielen (1936), p. 131-133 schrijft deze Brief toe aan Vondel. 368 Bijlage 1, 1629-16, Knuttel 3944. 130 doopsgezinden) hadden vervolgens zijn naam aan het gedicht verbonden en berichten daarover naar Amsterdam gestuurd, ondanks dat hij zijn auteurschap ontkende. Hij had de zaak laten rusten, maar nu men hem zo openlijk aanvalt, moet hij de lasteraars het zwijgen opleggen. Er wordt in Haarlem zo veel gedrukt, dat niet door hem geschreven is en er zijn in Haarlem zo velen die kunnen rijmen. En dat het zijn stijl zou zijn, wie kan dat onderscheiden? En als men hem zou verwijten, dat hij het Eer-dicht, als hij het al niet geschreven had, dan toch had goedgekeurd, omdat hij van stadswege was aangesteld om drukwerk te visiteren en approberen voordat het uitkwam, dan deelt hij dese dreck-schryvers mee, dat zijn persoonlijke mening hun niet aangaat. Het zal tijd worden dat in Amsterdam en elders wordt voorkomen dat arminaensche en libertijnsche pasquilmakers hun laster vrijelijk kunnen laten drukken. Op de plausibiliteit van Ampzings ontkenning ga ik nog kort in na de behandeling van een aantal door Rooman uitgegeven portretprenten. In maart of iets later meldde Bogaert zich zelf aan het front met een pamflet van twee katernen, Verantwoordingh van Jan Willemsz Bogaert.369 Het ging nu om de kennelijk maar niet aflatende fraudebeschuldigingen met betrekking tot zijn zeepvaatjes. In Amsterdam liepen hardnekkige geruchten dat de voormalige ouderling Bogaert zijn valse vaatjes boven de gewelven van de Nieuwe Kerk zou hebben verstopt. Verscheidene pamfletschrijvers bleven daarop terugkomen. Omdat Bogaert de stad niet meer binnen mocht komen, liet zijn vrouw, Elisabeth Roeters, in de twee eerste weken van maart achtereenvolgens het personeel van de firma, de vatenmaker, de keurmeesters van de zeep, de stadsijkers van de vaten en de koster van de Nieuwe Kerk bij notaris Jan Warnaertsz opdraven om ontlastende verklaringen af te leggen. Rooman drukte ze af, ingeleid door een vrome uiteenzetting van de verbannen zeepzieder zelf. Wie ook verder de participanten in deze pamflettenoorlog waren, dat alle sporen van de orthodoxe partij door de Jacobijnestraat liepen, lijdt geen twijfel.

7j. Routinewerk voor de stad

Bijna vergeten zou worden, dat Rooman ook nog stadsdrukker was. We zagen eerder al meerdere malen, dat de sporen van zijn werkzaamheden in dat kader niet corresponderen met de overgeleverde stukken. In dit wonderjaar declareerde Rooman ruim 389 gulden, een rekord bedrag. Zelfs als hij toevallig ook meer papier dan gewoonlijk zou hebben geleverd, zullen er veel meer dan de drie toevallig bewaarde publicaties van zijn persen zijn gekomen. Voorlopig moeten we het stellen met een keur op de regulering van de rechten van crediteuren in nagelaten goederen van maart en ordonnanties op de brand uit mei

369 Bijlage 1, 1629-13. 131 en op de Vierschaar uit juli.370 De laatste twee waren kleine boekjes van twee en anderhalf vel met de gewone eenvoudige vormgeving. Op de ordonnantie op de brand stond het volkomen versleten stadsvignet 2, dat maar niet werd weggegooid en nog jaren zou meegaan. Op de ordonnantie op de Vierschaar werd het oude stadsvignet 3 gebruikt, dat nog redelijk intact was, maar dat juist wel terzijde werd gelegd. Ik heb het althans na dit jaar niet meer aangetroffen. Het derde stuk is een plano, waarop Rooman zijn groote 32: D kon gebruiken, die hij enkele jaren eerder had laten snijden, toen het bedrijf weer op gang begon te komen.

7k. Portretprenten

Naar de vorm gescheiden van de boekdrukken, maar naar de inhoud ten nauwste ermee verwant waren enkele losse prenten, die Rooman in 1629 op de markt bracht. We zagen eerder dat hij al enkele losse bladen had uitgebracht met ongeveer evenwaardige tekstgedeeltes en houtsneden of gravures. En dat hij voor het grote boek over Haarlem samenwerkte met verschillende Haarlemse kunstenaars van de eerste rang. In deze fase begon hij ook prenten uit te brengen, die in eerste instantie om de afbeelding draaiden, die al dan niet vergezeld van een lofdicht op de geportretteerde kon gaan. Voor vier portretprenten uit 1629 werden Pieter Saenredam en Jan van de Velde II opnieuw in stelling gebracht. Het betrof vier leiders van de in de kiem gesmoorde orthodoxe Amsterdamse opstand. Uiteraard Leenaertsen en Bogaert en verder de aanvoerders van de schutters, Albert Harmensz Dingstede en Pieter Goetthem, die net als de dokter en de zeepfabrikant uit de stad verbannen waren.371 De portretten werden op dezelfde wijze uitgevoerd. Saenredam maakte portrettekeningen van de mannen tot iets voorbij de borst en Van deVelde graveerde ze in ovalen medaillons met randschrift en onderschrift of opengelaten ruimte voor onderschrift. De taakverdeling stond op alle vier prenten: P. Zaenredam delinaevit, J.V.Velde sculp., A. Roman excud. Hieruit valt opnieuw niet met zekerheid af te leiden of Rooman de prenten alleen uitgegeven heeft of ook bij het drukken zelf betrokken was. Excudit kan immers beide betekenen. Hoe dan ook, er was er nog ein Vierter im Bunde. Op de prenten van Leenaertsen en Bogaert zijn Latijnse en Nederlandse kwatrijnen mee gegraveerd, beide van de hand van Ampzing. En in beide gevallen is de gebruikelijke lof toegespitst op de religieuse en politieke verdiensten van de mannen. Van de prenten van Dingstede en Goetthem zijn geen exemplaren met onderschrift bekend. Wel is de ruimte daarvoor opengelaten door Van de Velde. Misschien moet men veronderstellen, dat de plaatsnijder zo ver voor lag op de

370 Bijlage 1, 1629-4, 1629-5, 1629-25. 371 HD XXXIII, p. 121, nr. 388, p. 124, nr. 395, p. 125 nr. 397 en 399. 132 dichtende dominee, dat Rooman het raadzaam vond het ijzer te smeden toen het heet was, wat in dit geval wilde zeggen, de prenten op de markt te brengen, toen de commotie rond de bannelingen op haar hoogtepunt was. Dat Ampzing het af en toe even liet afweten, is niet zo verwonderlijk. Eerder, dat hij überhaupt nog teksten kon leveren, want in hetzelfde jaar 1629 dat hij bij Rooman met zijn manuscripten de deur plat liep liet hij ook nog bij Hans Passchiers van Wesbusch een lofdicht op Frederik Hendrik en een dikke bundel met bijbelse gezangen uitgeven. Daarnaast had hij uiteraard zijn vaste verplichtingen als predikant. Schwartz en Bok hebben gesuggereerd dat de prenten voor de pamfletten bestemd waren.372 Maar dat is hoogst onwaarschijnlijk. Dergelijke pamfletten waren in het algemeen zelden geïllusteerd. En de lofdichten eronder zouden Ampzings bewering dat hij niet de pamflettist was en niets met de teksten te maken had op voorhand onzinnig hebben gemaakt. Het ligt veel meer voor de hand dat de prenten bestemd waren voor de huiskamers van de aanhangers van de afgebeelde voormannen. Ze waren groot genoeg om aan de muur te hangen. Als de bewering van Ampzing klopt, dat Bogaert bij zijn vertrek naar Haarlem door vele honderden volgelingen uitgeleide werd gedaan, dan moet er in elk geval in Amsterdam een goede markt voor de portretten zijn geweest. En bij de winkel in de Jacobijnestraat, die intussen bij velen bekend moet hebben gestaan als een brandhaard van radicaal contra-remonstrantse opvattingen, zullen ook wel de nodige orthodoxen uit Haarlem en van elders zijn langs gegaan om de koppen van hun helden aan te schaffen. Tenslotte moet nog worden teruggekomen op een prent van Piet Hein. Eerder zagen we al dat de ikonografie van de vlootvoogd nog niet goed op orde is gebracht. Rooman had Cornelis van Kittensteyn de gravure voor Ampzings West-Indische Triumph-Basuyne laten maken, waarin een portretje van Hein verwerkt was. Enkele maanden later sneuvelde de held in een gevecht met kapers uit Oostende. Ook die kans liet Rooman niet voorbijgaan. Van Kittensteyn was behalve beeldend kunstenaar ook dichter en hij fabriceerde een Lijck-klacht op Hein, die Rooman als plano uitgaf.373 Iets minder dan de helft van het blad werd in beslag genomen door een portret dat Van Kittensteyn eveneens gemaakt had en dat hij aan een eerdere eigen portretgravure van de zeeheld ontleende, waarvoor Ampzing het Latijnse lofdicht geschreven had.374 Of Rooman ook bij de uitgave van deze eerdere prent betrokken was, is de vraag. Zijn naam staat, anders dan op de Lijck-klacht, niet vermeld.

372 G. Schwartz en M.J. Bok (1990), p. 46. 373 H.D. IX, p. 246, nr. 34, F. Muller, Beschijvende catalogus van 7000 portretten van Nederlanders. Amsterdam 1853, p. 111, nr. 2253e. 374 H.D. IX, p. 246, nr. 33, F. Muller (1853), nr. 2253d. 133

Het lijdt hoe dan ook weinig twijfel, dat Rooman, Ampzing en Van Kittensteyn rond Piet Heyn een trio vormden, dat vergelijkbaar is met het kwartet Rooman, Ampzing, Van de Velde, Saenredam rond de propaganda voor de verdreven Amsterdamse opposanten, of het kwartet Rooman, Ampzing, Saenredam en Koning bij het Bloemendaalse boomwonder. Bij dit alles blijft een aspect buiten beschouwing, waarover de informatie helaas ontbreekt. Dat Rooman zijn eigen prenten verkocht, lijkt wel zeker. Maar was de winkel van Rooman meer in het algemeen behalve een boekhandel ook een kunsthandel, zoals die van zijn broer Zacharias in Middelburg? Anders dan deze noemde Rooman zich voor zo ver ik weet nooit boeck- en consthandelaer. Toch is er aan het einde van zijn loopbaan een belangrijke aanwijzing, dat hij niet alleen prenten, maar zelfs schilderijen verkocht.

7l. De bedrijfsomvang

Het is jammer dat er waarschijnlijk geen bronnen voorhanden zijn, die een precieze schatting van de bedrijfsomvang in deze jaren mogelijk maken. Het kan haast niet anders, of Rooman heeft, minstens vanaf de tijd dat het werk aan Ampzings Beschryvinge ende Lof zich aankondigde, zijn maatregelen genomen om voldoende personeel ter beschikking te hebben. Vooral omdat hij aanvankelijk zijn aanstelling als docent voortzette, moet het fysiek onmogelijk zijn geweest zijn enorme productiesprong te maken zonder hulp van anderen. Eerder is er al op gewezen, dat de gegevens uit het Haarlemse gildeboek soms hooguit indicaties geven over het aantal knechten, maar geen betrouwbare cijfermatige gegevens. Eén van de lacunes wordt gevormd door het volledig ontbreken van gegevens over meewerkende zonen, omdat voor hen geen betaling aan het gilde verschuldigd was.375 Dat was anders, wanneer zij het vak bij een gildebroeder van hun vader leerden. Met enige voorzichtigheid kan op die manier de veronderstelling worden opgesteld, dat Adriaens twee oudste zonen Gillis en Pieter in deze drukke jaren in het bedrijf van hun vader meewerkten. Ze komen namelijk niet op de Haarlemse gildelijsten voor en blijken later wel degelijk als drukkers te zijn opgeleid. Op een andere manier kan ook de derde zoon Adriaen tot het personeel worden gerekend. Van hem is bekend, dat hij in 1627, nog pas 12 jaar oud, als binder bij Abraham Hamer het vak begon te leren.376 In dat jaar was Adriaen op zijn vroegst bezig aan de voorbereiding van zijn grote herstart. Het ligt voor de hand dat hij zelf nog niet voldoende werk had en zijn zoon vast liet klaarstomen door Hamer. Hamers vader had het vak al uitgeoefend en was vermoedelijk een

375 J.G. Briels (1974), p. 573. 376 NHA 1105, nr. 11 (leerjongen, nr. 14). 134 gerespecteerd gildelid. In hetzelfde jaar nam hij ook de naar zijn vader vernoemde zoon van Vincent Casteleyn in dienst.377 Toevallig zijn er voor het jaar 1629 ook personeelsgegevens overgeleverd in het gildeboek. Rooman blijkt dan twee of misschien zelfs vier drukkers buiten de familiekring extra aangetrokken te hebben, die Pieter Claessen, Claes Janssen, Jan Govertsz en Jan Hoffland heten, waarvan de eerste drie vanwege hun niet onderscheidende namen moeilijk te identificeren zijn. Jan Hoffland staat eerder in hetzelfde jaar genoteerd als knecht van Herman Theunisz Kranepoel en zal een verwant zijn van de obscure Haarlemse drukker- bladmuziekverkoper Adriaen Hoflant. Of de laatste twee werkelijk voor Rooman gewerkt hebben, is niet geheel zeker, vanwege de slordige registratie in het gildeboek.378 Voor de volgende jaren ontbreken de gegevens. Maar als die in 1639 weer wel genoteerd staan, dan vermeldt het gildeboek behalve twee andere drukkers, Pieter Jekerman en Jan Andries Zuyderhoeff, ook nog eens vijf naamloze jongens.379 Jekerman was de zoon van de voormalige collega van Rooman aan de Latijnse school en Jan Zuyderhoeff zal wel een jongere broer zijn geweest van de bekende Haarlemse grafische kunstenaar Jonas Suyderhoeff, wiens vader eveneens Andries heette. Anonieme jongens werden in het gildeboek zeer onregelmatig genoteerd, waarschijnlijk omdat voor hen niet betaald behoefde te worden. Anders dan de genummerde en met naam en toenaam vermelde leerjongens leerden ze noch drukken, noch binden. Wanneer deze incidentele gegevens gecombineerd worden en rekening gehouden wordt met het feit, dat 1639 geen uitzonderlijk jaar was in Roomans productie, dan mag worden verondersteld, dat vanaf 1628 steeds rond de tien personen in zijn bedrijf hebben rondgelopen, in stille tijden wat minder, bij topdrukte wat meer. Dat was vermoedelijk een aanzienlijk grotere groep, dan gedurende de eerste periode van zijn werkzaamheden, waarin ook slechts één naam van een knecht buiten de familie geregistreerd stond.

377 NHA 1105, 11 (leerjongen nr. 18). Over deze Casteleyn, vermoedelijk Vincent II, cf. M. Garconius, Haarlemse drukkers en geïllustreerde edities ( werkstuk 2018), p. 78-79. In het algemeen was het in Haarlem gebruikelijk om binnen het familiebedrijf in de leer te gaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Casteleyns en de Van Wesbuschen, zoals blijkt uit het gildeboek. Misschien zijn de uitzonderingen te verklaren doordat specifieke vaardigheden, zoals het binden, niet in elk bedrijf aangeleerd konden worden. 378 NHA 1105, 11 (leerjongens nrs. 32, 33, 38 en 39). Bij Hoffland en Govertsz staat als meester de naam van Adriaen Hoffland geschreven. Deze was echter geen gildelid, wat op zich zelf al problemen stelt, omdat boekverkoop in de stad aan niet-leden niet was toegestaan. Misschien kon Adriaen Hoffland onder die bepaling uitkomen, omdat hij alleen bladmuziek verkocht. Maar in dat geval kon hij ook geen drukkersknechten laten registreren. Een latere, maar zeventiende-eeuwse hand heeft de vermelding dan ook gecorrigeerd en onder de naam van Adriaen Hoffland geschreven zal Roman wese. 379 NHA 1105, 11 (leerjongens nr. 44 en 45, 5 jongens bijgeschreven). 135

8. KANTELING: DE JAREN 1630-1633.

Het jaar 1629 werd hiervoor apart behandeld, niet zozeer omdat het inhoudelijk een afzonderlijke periode in Roomans loopbaan vormde, maar omdat het zich onderscheidde door een explosie van koortsachtige activiteit, die ervoor en erna niet in die mate voorkwam, zelfs niet benaderd werd. In de nu te behandelen jaren schommelt het aantal publicaties rond de 11, nog altijd respectabel vergeleken met de vroege jaren, maar slechts ongeveer de helft van de drukken uit 1629. Inhoudelijk zijn dit echter jaren van grote verandering. Minstens vier punten springen eruit. In het voorjaar van 1630 verhuisde Rooman voor de zoveelste keer zijn bedrijf. Na het derde kwartaal van 1630 beëindigde hij docentschap aan de Latijnse school. In de loop van 1631 verschenen Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets in zijn fonds en in de zomer van 1632 stierf Samuel Ampzing. In dit tijdvak kantelde het karakter van Roomans boekenbedrijf.

8a. Alweer een verhuizing: naar het hart van de stad

De sporen van Roomans eerdere verhuizingen werden in zijn impressa, maar veel uitgebreider in de Haarlemse transportregisters teruggevonden. De paleografische moeilijkheden, waarover in de inleiding werd gesproken, konden daarbij enigszins omzeild worden door de beschikbaarheid van indices op de zogenaamde Belastboecken, waarin hypotheken werden geregistreerd. Bovendien bevatten de transportregisters marginale adresaanduidingen, die het zoeken vergemakkelijken. Voor Roomans verhuizing kon ik in deze bronnen echter alleen iets vinden over de verkoop van het huis in Jacobijnestraat. Op 2 februari transporteert Rooman het pand aan Jacob van den Bosch voor 1025 guldens. De koper nam daarnaast een hypotheek van 600 guldens van hem over, waaruit kan worden afgeleid dat de waarde van het pand nog ongeveer dezelfde was als toen Rooman het gekocht had. De aanvaarding van het huis zal plaats vinden in mei 1630, zoals de acte vermeldt.380 Zoals gezegd, van de aankoop van een nieuwe woning vond ik geen spoor in de transportregisters. Wanneer ik de gegevens niet over het hoofd gezien heb, is een plausibele hypothese dat Roomans volgende huis een huurpand was. Gelukkig zijn op een andere wijze gegevens over de verhuizing te verkrijgen. Uit de impressa blijkt dat de uitgeverij in de loop van 1630 naar de Grote Markt is verplaatst. Van de overgeleverde drukken zijn er drie nog uit de Jacobijnestraat afkomstig, de overige hebben al het nieuwe adres, dat meestal als

380 NHA 3111, 306 (2-2-1630). 136 aen ’t Sand by ’t Stad-huys wordt aangeduid, waarnaast soms ook de andere gangbare naam voor de Grote Markt, ’t Marct-velt, wordt gebruikt. Het is de vraag waar precies het nieuwe huis gezocht moet worden. In elk geval aan de westzijde, waar zich het stadhuis bevindt. Waarschijnlijk niet op één van beide hoeken, want meestal wordt een dergelijke situering expliciet aangegeven. Bovendien beschrijft Rooman zelf de ligging als niet verde vant Stadthuys, wat net iets anders is dan naast het stadhuis.381 Misschien komt de zuidwestzijde van de Grote Markt het meest in aanmerking: de stad had daar meerdere huizen in bezit, waarvan het huis op de hoek van de Koningstraat in 1627 verkocht was.382 Een verleidelijke hypothese is, dat de stad zelf als verhuurder optrad van één van de drie panden tussen dit hoekhuis en het Suykerhuys op de hoek van de Grote Houtstraat waar sinds 1618 Vincent I Casteleyn gevestigd was.383 Dezelfde bron waarin Rooman de ligging van zijn nieuwe huis beschrijft, levert ook nog een nauwkeurige datering van de verhuizing op. Het betreft een brief van 23 april 1630 van de uitgever aan Scriverius, waarop nog wordt teruggekomen in verband met het standbeeld en de gravure van Coster, die Rooman heeft laten maken. Rooman deelt zijn geleerde vriend mee, dat hij toekomstighe May gaat verhuizen en iets verderop dat Meydaghe vlakbij was en dat hij het daarom te druk had om de volgende dagen Scriverius in Amsterdam op te zoeken. Op grond van deze mededelingen staat wel nagenoeg vast, dat op 1 mei of vlak daarna de verhuizing haar beslag heeft gekregen. Met zijn nieuwe huis kreeg Rooman een adres niet alleen in het hart van de stad, aan één van de mooiste pleinen van de Nederlanden, zijn winkel lag nu ook op het meest gunstig denkbare punt, tussen verscheidene andere boekhandels en vlak bij het wereldlijk en kerkelijk centrum van de stad. Haarlemmer of vreemdeling: er zal niemand geweest zijn, die de winkel van Rooman met het manshoge standbeeld van Coster voor de deur niet kende.

8b. Doorgetrokken lijnen: stadspublicaties

Alvorens in te gaan op de nieuwe koers, die Rooman in zijn jaren aan de Grote Markt heeft ingeslagen, behandel ik eerst enkele lijnen die gewoon doorliepen. De minste complicaties leveren de publicaties die Rooman als stadsdrukker maakte. De grilligheid van de overlevering levert er tot nu toe 3 op voor 1630, 6 voor 1631 en 8 voor 1632 en 4 voor 1633. De meeste daarvan zijn plano’s die uit de archieven boven water zijn gekomen. Eens te meer wordt ook duidelijk hoe veel verloren is gegaan, als de gedeclareerde bedragen worden vergeleken met de resterende drukken. In 1630 dient Rooman een rekening in

381 S. Langereis (2011), p. 79. 382 NHA 3993, 4306. 383 G. Verhoeven en S. van der Veen (2011), p.21 en 28 met een afbeelding door Gerrit Berckheyde uit 1671 van de situatie ter plekke. 137 voor 297 gulden en daar staan drie overgeleverde plano’s tegenover. In 1632 vraagt hij 281 gulden, maar daarvoor maakte hij minstens 6 plano’s en twee kwartoboekjes van twee vellen. Steeds rekening houdend met de onweegbare factor van papierleveranties, die in de declaraties zijn inbegrepen, kan het haast niet anders, of er was in 1630 veel meer door hem gedrukt, dan de drie ordonnanties die toevallig zijn bewaard en ook tamelijk toevallig door mij teruggevonden. De stukken zelf behoeven weinig speciale aandacht, hoe interessant de inhoud vaak ook is. Een voorbeeld is een ordonnantie tegen Straet-schenders die twee jonge lindenboompjes op de stadssingel moedwillig hadden afgebroken boven de beschermende kokers waarin deze waren geplant. Behalve de strafmaat voor dergelijk vandalisme, werd in de ordonnantie ook een beloning van 100 gulden (meer dan een kwart jaarloon van een arbeider) uitgeloofd voor degene die de schuldigen kon aanwijzen.384 Het openbaar groen werd in de zeventiende eeuw kennelijk beter beschermd dan tegenwoordig! Een ander voorbeeld is een ordonnantie uit eind 1631 waarin een enorme boete van 2000 ponden werd gesteld op enig contact met de ambassadeur van de Grootvorst van Moscovië, die de Hollandse steden afging om graan op te kopen.385 Het stuk illustreert de voedselschaarste van de jaren 1630-1631. Vrij bekend is een groep ordonnanties rond de aanleg van de trekvaart en wagenweg, een nieuwe verbinding tussen Haarlem en Amsterdam, die in 1631- 1632 aangelegd werd en het begin van een heel netwerk van vaarten ging vormen, die met trekschuiten bediend werden, het beste en modernste vervoerssysteem van heel Europa.386 Soms ging het om complete boekjes, bijvoorbeeld bij de Ordonnantie op het Waeghen-Veer, Tusschen de Steden Haerlem ende Leyden uit 1633, die 16 gedrukte bladzijden in beslag nam.387 Of de Nieuwe Ordonnantie van de Schutterije uit hetzelfde jaar, die zelfs 24 pagina’s telde.388 Dit soort publicaties werd door Rooman in het algemeen verzorgd uitgegeven, met zijn geliefde lettervariaties op de titelpagina of klein romein voor marginale notities in een gotisch gezette tekst. Voor de ordonnantie op het Leidse wagenveer haalde hij bijvoorbeeld ook zijn prestigieuze band 2 uit de kast. Des te moeilijker te interpreteren is, dat hij juist voor dergelijke boekjes bleef vasthouden aan zijn versleten stadsvignet 2 op de titelpagina. Misschien gaf het oude, beschadigde houtblok in zijn eigen gevoel, dat van de uitvaardigende instantie en dat van de lezers een authentiek karakter aan dergelijke overheidsstukken. Als men zich realiseert dat tientallen, misschien honderden, vergelijkbare stukken hebben bestaan, dan zou het zo kunnen zijn

384 Bijlage 1, 1630-11. 385 Bijlage 1, 1631-10. 386 Bijlage 1, 1631-8, 1631-11, 1632-9. W. v. d. Ham, Tot gerief van de reiziger. Den Haag 1989, p. 13-25. 387 Bijlage 1, 1633-2. 388 Bijlage 1, 1633-1. 138 geweest dat door de gebruikers dit vignet als een herkenningsteken en waarmerk werd beschouwd. Meer dan een hypoyhese is deze verklaring natuurlijk niet. Gemakzucht en zuinigheid vormen mogelijk een plausibeler verklaring. De typografie van de stukken is, zoals steeds bij Rooman, tamelijk willekeurig. Op de grote en soms zeer grote plano’s gebruikt hij af en toe de A, de D en de E van zijn nieuwe serie 32 met reuzenletters, maar ook vaak niet. De vertrouwde series 1 en 2 blijven domineren. In een ordonnantie voor de lijnwaadmakers verschijnt plotseling een 37: D.389 Het moet een loden letter zijn, want bij Broer Jansz, Abraham Biestkens en Abraham van der Rade komt dezelfde D voor, maar dan afgedrukt van veel gavere indiviuduen. Rooman grijpt tien jaar later nog een keer naar zijn exemplaar, maar laat de letter verder in de kast. Deze lijkt tweedehands te zijn geweest, want al in 1631 zijn er stukken vanaf gebroken. Maar het valt niet uit te sluiten dat Roomans individu eerder op zijn eigen persen beschadigd is bij het drukken van één van de vele verloren ordonnanties en keuren. De 31: A, waarvan bleek dat die nog van zijn vader geweest was, komt in 1630 nog één keer tevoorschijn, nu voor het laatst.390 Het stadsvignet 5, dat aan het begin van Roomans nieuwe fase in 1627 was aangeschaft, wordt twee maal afgedrukt, maar het kapotte vignet 2 blijft domineren.

8c. Doorgetrokken lijnen: gereformeerde vroomheid

Tot de meest geliefde lectuur van Nederlandse gereformeerde gelovigen behoorden vertalingen van Engelse puriteinse predikanten. Bijna twintig jaar eerder had Rooman al voor Cloppenburgh werken van de immens populaire Perkins gedrukt en hoewel de in 1614 gestorven Daniel Dyke een wat bescheidener plaats onder de puriteinse auteurs innam en Rooman zich niet in puriteinen en piëtisten gespecialiseerd had, zag hij kennelijk brood in een lang exegetisch en moraliserend tractaat van Dyke, dat in 1633 als Ses Evangelische Historien bij hem verscheen.391 Het was overigens al het vierde werk van Dyke, dat in het Nederlands was vertaald. Die taxatie bleek juist, want al een jaar later kwam een tweede verbeterde druk van zijn persen.392 Het is jammer, dat niet na te gaan valt, op welke wijze dergelijke boeken hun publiek bereikten. Roomans talrijke polemische pamfletten zullen vooral in Haarlem zelf en in Amsterdam zijn verkocht, maar de oplagen van deze twee opeenvolgende drukken van een quarto-boek van 48

389 Bijlage 1, 1631-9. 390 Bijlage 1, 1630-13. 391 Bijlage 1, 1633-3. 392 Bijlage 1, 1634-2. 139 vellen zonder actualiteitswaarde moeten een bredere verspreiding hebben gekend in het netwerk van de orthodoxe boekhandels in de Republiek. Een vraag, die misschien wel te beantwoorden valt, is die waarom dit boek nu uitgerekend bij Rooman beland is. Dat zal namelijk eerder dan aan de auteur moeten worden toegeschreven aan de vertaler. Dat was Gillis van Breen (1584-1662), sinds 1610 de zeer gerespecteerde predikant van Beverwijk, die eerder in Hasselt en Jisp had gestaan en die één van de coryfeeën was van de Haarlemse classis. Van Breen zou zijn Beverwijkse gemeente 45 jaar blijven dienen en in 1633 had hij zich in de hele omgeving al een positie verworven op het niveau van de Haarlemse stadsdominees. Vertalingen uit het Engels en later ook uit het Frans van vrome teksten verzorgde hij al twintig jaar en tot zijn dood bleven die nog aan de lopende band verschijnen. Dat hij het bij Rooman uitgegeven boek opdroeg aan het Hasseltse stadsbestuur, dat hem 29 jaar geleden had aangesteld, typeert de man, die ideologisch tot dezelfde hoofdstroom van de orthodoxie behoorde als een Ampzing, maar wat karakter betreft hemelsbreed van deze verschilde. Zo veel vijanden als Ampzing had, zo veel vrienden Van Breen.

8d. Doorgetrokken lijnen: anti-roomse drukte

Voor anti-katholieke strijdschriften bleef de Vergulde Parsze ook in deze jaren een bruikbaar adres. Om te beginnen was daar in de eerste helft van 1632 Ampzing weer. Deze keer met een boekje waarin hij met grimmig genoegen beschreef hoe de roomse duivelsknechten als wolven elkander verscheurden: Suppressie vande vermeynde Vergaderinge der Iesuwyteszen door Urbanus VIII.393 In dit geval ging het om het verbod dat de Anti-christ te Romen had afgekondigd tegen een door de Engelse Mary Ward opgerichte congregatie van Jezus, vrome vrouwen, die de claustrale afzondering verwierpen, en, net als de jezuieten, hun vrome werken in de wereld wilden verrichten. Jezuitessen was overigens een scheldnaam, die de vele tegenstanders binnen en buiten de katholieke kerk aan de vrouwen gaven. Zelf hanteerden ze onder meer ook de aanduiding zusters van Loreto, waaronder ze nog steeds bekend zijn. Het onderwerp had voor Ampzing een bijzondere attractie. Behalve zijn gebruikelijke, ongeremde en zeer grove scheldpartijen tegen de paus en de kloosterlingen, kon hij ook zijn diepe weerzin tegen de Haarlemse klopjes en begijnen, die hij, op grond van zekere overeenkomsten in levensstijl met de Engelse zusters in verband bracht, voluit ventileren. Ampzing vertelt hoe hij al enige tijd van de pauselijke bul gehoord had, maar pas eind van het jaar ervoor de tekst te pakken had gekregen. Die was in 1631 in Brussel gedrukt door Jan Mommaert, nadat de bul van januari 1630 in

393 Bijlage 1, 1632-2. 140 mei 1631 formeel geregistreerd was. Een exemplaar van deze thans zeer zeldzame druk heeft hij kennelijk naar Haarlem weten te laten sturen.394 Zijn eigen scheld- en spotgedichten naar aanleiding van de zaak zouden wel eens zijn zwanenzangen kunnen hebben gevormd. Ampzings andere publicaties uit 1632 lijken van vroeger in het jaar te dateren en hij sterft die zomer. In dat geval was het een passend einde voor een polemicus, die van geen ophouden wist en terugkijkend op zijn eigen strijdschriften dicht:

Hier over hebben my de Papen ende Leken, Al ’t Antichrists-gedrocht, gehaet, gesmaed, gesteken […] Een wel bewust gemoed en onbeswaerd geweten Belacht de leugen-smaed en swarte guyten-beten: Ja, hoe de lastermuyl ’t vroom herte meer bekrijgd, Hoe ’t meer in yver brand, en daer in hoger stijgd.395

Hij was overigens in de laatste jaren voor zijn dood inmiddels wel zo hoog gestegen, dat de Haarlemse magistraat, die met beide benen op de grond was blijven staan, het tijd vond om het vroom herte aan een wat korter touw te binden. In hetzelfde jaar 1632 gaf Rooman nog een anti-rooms werk uit. De auteur van de oorspronkelijk Latijnse tekst is een anonymus en de vertaler een zekere Mr. Herman Ursinus, van wie verder niets bekend is. Wellicht was het een verwant, misschien een zoon, van Johannes Ursinus, één van de Amsterdamse predikanten, wiens dochter in 1619 trouwde met Carel Leenaertsen, die we hiervoor tegenkwamen als een radicale aanvoerder van de Amsterdamse orthodoxe rebellen. Had Ampzing het vuur op de de vrouwelijke pseudo- jezuieten gericht, deze Ursinus mikt op de echte orde. Rooman drukte een simpel boekje in octavo van het soort, dat hij al in het begin van zijn loopbaan maakte: vrijwel alleen gotische broodletters, slechts één sierinitiaal, geen ornamenten, behalve het oude sierstukje 1, dat hij van Gillis had overgenomen en dat hij zelf van 1611 tot 1641 te pas en te onpas gebruikte. Ook de papenvreter Ursinus zaagde van dik hout planken. De titel luidde Verborgentheden der Iesuwyten, ghenomen uyt haere Schriften en de tekst was geconstrueerd als een vraag-en-antwoord-dialoog tussen een jezuitische pater en een novice. De veronderstelde verborgentheden behelsden bijvoorbeeld dat de doop in loogh, in vleyschsop of vischsop mocht plaats vinden. Of so een droncken mensch, niet by sijn sinnen sijnde, hoererije bedreef, hy sou niet sondighen. Of nog een graad erger: Ten is geen doodtlijcke sonde, dat men de

394 Onsen alderheyligsten vaders ende heeren Urbani […] des VIII. paus, suppressie vande vermeynde vergaderinghe der jesuiterssen. Brussel 1631. Jan Mommaert. (Het enige exemplaar in de STCV vermeld, is K 123724 [ds 2693] in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience te Antwerpen.) 395 Bijlage 1, 1632-2, p. 32. 141 schandelycke leeden der beesten vryft, om dat daer uijt maer middelmaetighe begheerlyckheydt verweckt wordt.396 Ampzing kon ook geen monnik of non noemen, zonder zich te verlustigen in hun sexuele uitspattingen, maar de associatie met bestialiteit kwam, voorzover ik weet, niet voor in zijn anti-katholieke repertoire. Wat dat betreft was Ursinus baas boven baas. Zijn werkje was opgedragen aan alle zes Haarlemse predikanten en men kan zich afvragen hoe verheugd de meer gematigde collegae van Ampzing met een dergelijke opdracht waren. Men kan zich trouwens ook afvragen, hoeveel eer de stadsdrukker Rooman met deze publicatie bij de magistraat inlegde, zelfs in een stad waarvan de bestuurders de orthodoxe vleugel in de Hollandse Staten aanvoerden. Ook die vraag komt zo dadelijk opnieuw aan de orde.

8e. Doorgetrokken lijnen: pleidooien tegen de vrede en nieuwe triomfen in de oorlog.

Haarlem was in deze jaren één van de belangrijkste Hollandse steden van de oorlogspartij, die verder vooral steunde op de orthodoxe predikanten, sommige landgewesten, de adel, de WIC en het stadhouderlijk hof. De uitgeverij van Rooman bleef voortdurend de Haarlemse spreekbuis van deze richting. Met publicaties die de oorlog ondersteunden en de vrede of een nieuw bestand met de Spaanse vijand bestreden, zat hij ongetwijfeld meer op één lijn met de Haarlemse burgemeesters, dan met de aanstootgevende anti-roomse pamfletten uit de vorige paragraaf. Het anonieme pamflet tegen bestand en vrede, dat in 1629 al zo een succes bleek, kreeg in 1630 een grotendeels ongewijzigde heruitgave.397 In het impressum wordt de Jacobijnestraat nog als adres genoemd, zodat het boekje zeer waarschijnlijk vroeg in het jaar, voorafgaand aan verhuizing naar de Grote Markt is verschenen. De tekst is opnieuw gezet, maar niet ingrijpend gewijzigd, op de toevoeging van een vurig Orangistisch gedicht na, dat ondertekend is met Constantia et Alacritate, een motto dat ook voorkomt op portretprenten van deWinterkoningin Elisabeth van Bohemen uit dezelfde tijd.398 Misschien wijst dat erop dat de schrijver van het gedicht en wellicht ook van het pamflet in de omgeving van Frederik van de Palts moet worden gezocht, waar de voortzetting van de oorlog tegen de Habsburgse vijanden werd nagestreefd in de hoop op herovering van de verloren Duitse landen. Dat zou een verrassend contact van Rooman binnen het gereformeerde kamp opleveren, maar het is ook mogelijk dat het motto is overgenomen door één van zijn Haarlems-Amsterdamse orthodoxe relaties, want de droom van de

396 Bijlage 1, 1632-5, p. 74-75. 397 Bijlage 1, 1630-3. 398 Cf. prenten van Willem Delff HD V, p. 145, nr. 9, Willem Hondius HD IX, p. 108, nr. 34-1(2) en François van den Hoeye, British Museum 1868, 0808-1528. 142 herovering van de Palts en de terugkeer van de van daar verdreven calvinisten werd door de radicale dominees gekoesterd, op dezelfde wijze als ze Brabant en Vlaanderen hoopten te reprotestantiseren. In deze tijd volgden de Haarlemse stadsbestuurders nog deze oorlogsgezinde politieke koers. Dat blijkt uit een opmerkelijk pamflet van 18 bladzijden, waartoe Rooman op enig moment na zijn verhuizing de opdracht kreeg om het te drukken. Het betrof eigenlijk stukken uit januari 1630, namelijk een missive van de Staten aan Haarlem met het verzoek om het verzet tegen een bestand op te geven en de negatieve reactie daarop van de Haarlemse burgemeesters. Het stadbestuur liet in een inleiding weten dat men tot de ongebruikelijke uitgave was overgegaan, omdat allerlei niet geauthoriseerde pamfletten circuleerden met de weergave van de brief van de Staten en van het Haarlemse standpunt, vol fouten en omissies. Soo heeft het haerder E. goet gedacht, dewyle de voorsz. Missive ende Resolutie nu door den Druck alreede ghemeen ghemaeckt syn, door haer Ordinaris Drucker Adriaen Rooman (d’welck haerder E. anders niet souden hebben gedaen) perfeckt te doen drucken ende uyt te gheven…399 Waarschijnlijk heeft de Haarlemse magistraat met deze woorden trachten te voorkomen dat hem het opruien van de publieke opinie zou worden verweten. Het was inderdaad een ongebruikelijke stadspublicatie, van een totaal andere orde dan de keuren en ordonnantien, die Rooman gewoonlijk voor de stad drukte. Ondanks de rechtvaardiging voor de druk zal het weinig lezers zijn ontgaan, dat de meeste argumenten tegen de treves als twee druppels water leken op die uit de particuliere orthodoxe publicaties, die eveneens van Roomans persen kwamen. En dat het ook een uitgesproken vijandige opstelling tegenover Amsterdam bevatte, waar het arminiaanse kwaad vrij mocht woekeren en goede, rechtzinnige burgers uit de stad werden gejaagd. Rooman maakte er een keurig verzorgd boekje van, met zijn civilité- letters voor de missive van de Staten, gotisch voor de reactie van de stad en romein voor de overige stukken. Hij kon ook niet anders na de woorden uit de inleiding! Pijnlijk was wel dat in een deel van de oplage op de titelpagina Aherlem voorkwam, een rare zetfout.400 En nog pijnlijker dat sommige exemplaren werden samengebonden met een tekstgedeelte dat Proiect heette en dat een samenvoeging was van maatregelen tegen de remonstranten, die door verschillende orthodoxe leden aan de Staten waren voorgesteld.401 De sierinitiaal 45: A, die in dit stuk gebruikt wordt, komt bij Rooman niet voor en de bladzijden zijn niet meegepagineerd.402 Ze zullen dus waarschijnlijk elders gedrukt zijn. Maar dan nog was kennelijk een deel van Roomans oplage in

399 Bijlage 1, 1630-8, p. 2. Cf. J. Israel, The Holland Towns and the Dutch-Spanish Conflict, 1621-1648, in Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 94 (1979), p. 53-54. 400 Cf. Knuttel 4010. 401 E.g. UB Gent BIB. MEUL. 002126. 402 Bijlage 2, 45: A. 143 handen gekomen van boekverkopers, die een radicaal gereformeerd publiek bedienden, waarvoor de oorlog tegen Spanje en de strijd tegen de remonstranten naadloos in elkaar overliepen. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen, wie binnen de magistraat voor het uitgebreide Haarlemse betoog verantwoordelijk was en of er overleg over was geweest met predikanten of andere ‘ideologen’. Ook de rol van Rooman bij de distributie van het boekje is nog niet volledig duidelijk: was hij ervan op de hoogte, dat het door één of meer van zijn gereformeerde afnemers samengebonden werd met de pagina’s van het Proiect? Een aanwijzing daarvoor vormt dezelfde inleiding, waarmee de magistraat zich probeerde vrij te pleiten van politieke agitatie. Daarin wordt en passant meegedeeld dat de gewraakte anonieme, slordige en incomplete eerdere drukken ook al deze anti- remonstrantse toevoeging bevatten!403 De identificatie van de drukker van de toegevoegde bladzijden zou helpen om het netwerk van gereformeerde boekverkopers, die de orthodoxe agitatie gaande hielden, bloot te leggen. In Ursicula, waarin overigens de letter van het onderhavige pamflet niet opgenomen is, komt slechts één parallel voor, mogelijkerwijze zelfs een afdruk van hetzelfde individu. De drukker daarvan is Herman Theunisz Kranepoel. Als het Proiect eveneens daadwerkelijk van zijn pers afkomstig zou zijn, dan zou de overgang van Kranepoel van het orthodoxe kamp naar het katholicisme zich nog abrupter en dramatischer hebben afgespeeld, dan eerder vermoed.404 Tot de oorlogsgezinde publicaties bij Rooman behoren behalve oproepen om de oorlog voort te zetten ook pamfletten, waarin de recente successen uitbundig werden gevierd. De onvermijdelijke Ampzing dichtte in begin 1630, toen Roomans drukkerij nog in de Jacobijnestraat stond, een Nieuwe-Iaers Dank-Offer Van wegen de groote ende onwaerdeerlijke Overwinningen, ende Segeningen, die God Almagtig sijne waerde kerke ende ons lieve Vaderland, op den Roomschen Antichrist, ende koning van Spanjen, met hunnen bloedigen aenhang, het voorleden Jaer, naer sijne sonderlinge genade, heeft gegeven.405 De triomfen van 1629 worden nog eens uitgebreid opgevoerd en in het orthodoxe theologisch kader geplaatst waarin elke oorlogshandeling een godsdienstig karakter krijgt: God slaet den Spaenschen Draek, en roofd dien grooten Rover / en geeft sijn Silver-Vloot aen sijne Kerke over. Dat zagen zowel Piet Hein als zijn matrozen, in hun ontevredenheid over hun aandeel in de buit, enigszins anders! En in één ruk door worden de zojuist behaalde overwinningen verbonden met het visioen van de totale ondergang van het Spaanse koninkrijk en daarmee van het complete katholicisme. De bedrieglijke vijand, die alleen om treves vraagt om nieuwe kracht te verzamelen, dient met vereende krachten door de Republiek en haar protestantse bondgenoten op drie fronten tegelijk te worden

403 Cf. e.g. Antwoord ende Resolutie, Knuttel 4008. 404 Gezocht is in Ursicula, Initialen (arabesken, bladranken en acanthus). 405 Bijlage 1, 1630-14, Knuttel 3986. 144 bestreden: het Duitse, het Brabantse en het West-Indische: Door Wesel staet de pas na Duytschland ons weer open, / En door den Bosch de weg om ‘t Land hier af te lopen / In-middels maken ’t ook de Compagnijen grof, / En malen ’s Paus Monarch so kleijn als gruys en stof. 406 Ampzings gedicht is het meest wereldvreemde, van alle politieke, militaire en economische realiteitszin gespeende, pamflet dat Rooman heeft uitgegeven. Ook in dit verband kan men zich de vraag stellen in hoeverre de Haarlemse bestuurders, als aanvoerders van de oorlogspartij in de Staten, blij waren met zulke opgewonden bondgenoten in hun achterban. Minder omstreden zal Ampzings volgende werk in deze trant geweest zijn, de Fasciculus Epigrammatum (Bondelken Sin-Dichten) naar aanleiding van de verovering op 18 februari 1630 van Olinda in Pernambuco in Brazilië door een vloot onder Hendrick Lonck, Dirck van Waerdenburg en Pieter Adriaensz.407 Rooman zal ongetwijfeld hebben verwacht dat het boekje goed verkocht, want het paste in de euforie van het voorgaande jaar. Ampzing richtte zich bovendien tot het breedst mogelijke publiek door van zijn gedichten zowel een Latijnse versie als een Nederlandse vertaling te maken. Dat was een handige zet, want de min of meer tezelfdertijd op de markt gekomen Amsterdamse en Leidse concurrenten beperkten zich òf tot Nederlandse publicaties, òf tot Latijnse, zoals Govert Basson, die een geleerd gedicht van Barlaeus over Olinda uitgaf. Een enigszins vreemde eend in de bijt met oorlogsgezinde publicaties van Rooman was de Beweeglijcke Brieff, die hij in 1631 drukte en uitgaf.408 Het was de vertaling van een brief uit 1622 van Mathias Hoë von Hoënegg, de hofpredikant van de Lutherse keurvorst Johan Georg van Saksen, gericht aan Karl van Lichtenstein, de keizerlijke stadhouder van Bohemen. Hoë beklaagt zich dat Ferdinand II na de verovering van Bohemen zich niet gehouden had aan zijn uitdrukkelijke toezeggingen om het Lutherse deel van de bevolking godsdienstvrijheid te geven en vraagt Karl van Lichtenstein om bij de keizer te interveniëren, zodat de met Saksisch geld gebouwde Lutherse Praagse kerken weer aan de evangelische kerk worden teruggegeven. Waarschijnlijk is het pamflet een mystificatie. Hoë stond bekend om zijn anti-calvinisme en belijdt in de brief de lutherse trouw aan het Habsburgse bewind van Ferdinand II. De bedoeling is evident om zowel de Lutherse lafheid en onderworpenheid te diskwalificeren als de katholieke onbetrouwbaarheid. De brief is een eerste keer in 1623 uitgegeven door de orthodoxe Amsterdamse drukker Jacob Wachter. Destijds lag publiciteit rond het verloren Bohemen van de Winterkoning voor de hand. Dat Rooman in 1631 nog brood zag in een heruitgave is een aanwijzing voor de samenstelling van zijn klantenkring uit verstokte radicaal gereformeerden, waar elk argument werd aangegrepen om

406 Ibidem. 407 Bijlage 1, 1630-2. 408 Bijlage 1, 1631-5. 145 nimmer vrede te maken met de katholieke vijand, die ook degenen bedroog en vervolgde die hem de hand hadden gereikt. Hoe zeer voor Rooman alles wat anti-Spaans was, in een dergelijk verband kon worden gebruikt, bewijzen de eerste en laatste bladzijden van het pamflet, een kwarto-katern. De tekst nam inclusief de titelpagina zes bladzijden in beslag. We zagen al eerder, dat hij in zulke gevallen als uitgever-redacteur de neiging had de lege bladzijden op te vullen. In dit pamflet diende daar een uitspraak van het Concilie van Konstanz voor, waarin het vrijgeleide van Hus ongeldig werd verklaard, de beruchte uitspraak van Vargas, de voorzitter van de Raad van Beroerten, dat ook degenen die de Beeldenstorm niet verhinderd hadden, moesten hangen en een Sententie van Philips II uit begin 1568 met dezelfde bloeddorstige strekking. Met Hoë von Hoënegg had dat allemaal niets te maken, met diepe haat tegen alles wat Spaanse en katholiek was des te meer. In dit verder naar de vorm weinig bijzondere pamflet, waarvoor de civilité, behalve voor het impressum, in de kast bleef, valt een nieuwe initiaal, de 43: D op. Of liever waarschijnlijk een heel oude, want zoals vaker in deze periode, lijkt het erop dat een oude letter van Gillis door Adriaen na decennia opnieuw in gebruik is genomen. Het gaat om een zeer verbreid type met een zittende vogel in loofwerk. Hoewel vele varianten van andere drukkers op deze D van Rooman lijken, is het individu van Gillis het enige dat vrijwel volledig daarmee overeenkomt. De verschillen bestaan alleen uit slijtagekenmerken, die er ook op wijzen dat het een houten letter was.409 Na een tweede keer voor een keur uit uit 1632 gebruikt te zijn, verdween de letter weer, om nog eens zeven jaar later voor het laatst op te duiken.410

8f. Doorgetrokken lijnen: anti-remonstrantse geschriften

De stroom van Roomans anti-arminiaanse publicaties hield in deze jaren aan. Nog net uit zijn tijd in de Jakobijnenstraat stamt een plano waarin de tekst was opgenomen van een provocerende prijsvraag van de Nederduytsche Academie aen alle poeten en dichters, samen met het Haarlemse antwoord. Het in maart 1630 gedrukte prijsvraaggedicht was van de hand van Vondel en overal reageerden de orthodoxen als door een adder gebeten. De stemming zat er onder vrijzinnigen goed in, want in begin januari 1630 had de magistraat de radicale dominee Smoutius zonder vorm van proces de stad uitgezet. Zijn opruiende preken hadden steeds weer het vuur opgestookt van een gereformeerde rebellie tegen het tolerante stadsbestuur, die zou hebben geleid tot een schrikbewind tegen alle anders denkenden. Net als bij Bogaert een jaar

409 H.J. Laceulle-van de Kerk (1951), p. 384, nr. 16 en p. 401, afb. 106. Een inventarisatie m.b.v. Ursicula levert nog één naaste verwant op, bij Hendrick van Haestens in Leiden. De geringe verschillen moeten in dit geval toegeschreven worden aan een zeer nauwkeurige nasnijding. Dat het vermoedelijk om houten letters ging wordt ook aannemelijk door een D met hetzelfde motief, waarvan één individu door de opeenvolgende leden van de drukkersfamilie Biestkens gebruikt werd. 410 Cf. Bijlage 1, 1631-5, 1632-1, 1638-3 en 1638-4. 146 eerder begeleidde een schare aanhangers hem naar de stadswallen, maar ook deze keer kwam het niet tot een groot oproer en hielden de burgemeesters de straat rustig, in de rug gedekt door de stadhouder, die de woedende kerkenraad wel steun toezegde, maar geen vinger verroerde. Eind januari volgde op de val van Smoutius een volgende stap om de orthodoxen te temmen. Het stadsbestuur kondigde de zogenaamde’sessie’ aan, het plaatsen van twee burgemeesters als politieke commissarissen in de kerkenraad. Door het heftige verzet van de predikanten duurde het nog even voor de bestuurders daadwerkelijk zitting konden nemen, maar dat de radicale gereformeerden in Amsterdam aan de verliezende hand waren, was duidelijk.411 In dat klimaat paste de uitdagende prijsvraag van de libertijnse Academie, waarin suggestieve vragen werden gesteld, waarin iedereen de verwijzingen naar de actuele politiek kon herkennen. Dat de Haarlemse orthodoxie een antwoord niet schuldig kon blijven, was evident en evenzeer, dat Rooman de drukker en uitgever werd van dit Bondigh ende beknopt Antwoordt op de onbeschaemde Arminiaensche Vraeghen vande Amsterdamsche Academi. 412 De nog niet geïdentificeerde dichter gaat schuil achter twee motti: Recht deur en Wat wilt noch worden? Rooman pakte voor het pamflet zijn oude loden 3: A uit de kast, die van zijn vader was geweest en die hij bijna nooit meer gebruikte.413 Niet alleen in Haarlem raakten de gemoederen verhit over de vrijheden die de Amsterdamse vrijzinnigen zich durfden te permitteren. De golf van pamfletten die de prijsvraag uitlokte en de bijbehorende opwinding deden de Amsterdamse magistraat besluiten de hele zaak op 12 april 1630 stop te zetten. De boekverkopers hadden toen waarschijnlijk de winst al binnen. Tot de onbenulligste boekjes die Rooman heeft uitgegeven, behoort het Kort ende klaer Vertoogh van een zekere Jan Lievensz van Rog, een obscure auteur, van wie slechts één ander werk bekend is. Het is een soort samenvatting van de geschiedenis van de Opstand middels te hooi en te gras verzamelde verdragsteksten, overeenkomsten en verordeningen, geput uit bekende overzichtswerken als die van Bor en van Van Meteren. De teneur is dat de strijd van der Nederlanders onvermijdelijk had geresulteerd in het contra- remonstrantse bewind van de jaren na het Bestand.414 Een apart geval is de Copye vande Requeste der Dienaren, der Gedeputeerdevan de Synode der Geunieerde Proventien (sic).415 Het stuk past

411 R. B. Evenhuis (1965), I, p. 313-317. 412 Bijlage 1, 1630-7. 413 De herkomst van de letter is niet bewijsbaar: het individu van Adriaen heeft beschadigingen die niet strikt overeenstemmen met de door Laceulle afgebeelde letters van Ketel en Gillis Rooman, cf. H.J. Laceulle- van de Kerk (1951), p. 392 (afb. 39) en p. 401 (afb. 100 en 101). De letter van Adriaen lijkt het meest op afb. 100 (= de initaal 13a in de nummering van Laceulle), wat zou impliceren, dat Gillis dit beschadigde oudere individu bewaard zou hebben, ook nadat hij een nieuwere variant van de letter gekocht had. Adriaen zou dan vervolgens op zijn beurt de beschdigde letter hebben overgenomen, waarna deze in zijn bezit er verder op achteruit gegaan is. 414 Bijlage 1, 1630-9. 415 Bijlage 1, 1630-10, Knuttel 4068a. 147 naar de inhoud (een verzoek van de synodale gedeputeerden aan de Staten- Generaal om de placcaten tegen de remonstranten uit te voeren) uitstekend in Roomans fonds. Het is echter bij wijze van uitzondering alleen door hem uitgegeven en niet door hem gedrukt. Het impressum luidt Tot Haerlem, Voor Adriaen Rooman, Int Jaer ons Heeren, 1630. Van hetzelfde pamflet bestaan ook versies zonder plaats en uitgeversnaam met alleen het jaartal, maar met hetzelfde ornament als titelvignet.416 Dit vignet is in talrijke varianten bekend. Het stelt een vrouwenmasker voor met hoofdtooi tussen hoornen des overvloeds met afhangende draperieën. Hoewel het motief zeer algemeen voorkomt, is het mij niet gelukt dit specifieke individu thuis te brengen.417 Vooralsnog blijft het dus onduidelijk met welke drukker Rooman contacten had. Omdat het pamflet met hetzelfde zetsel ook zonder zijn naam is uitgegeven, moet worden aangenomen, dat het niet speciaal voor hem gemaakt is, maar dat hij een zo grote partij ervan heeft opgekocht, dat het de moeite loonde voor hem een aparte titelpagina te maken. Als die veronderstelling juist is, is dat ook een aanwijzing voor het belang van Roomans winkel als distributiecentrum van orthodoxe publicaties. Vermoedelijk kon men daar ook de uitgaven kopen van een pamflettenstrijd die al in 1628 was opgelaaid. Niemand minder dan Matthias Damius, de in december 1617 uit Haarlem verbannen arts, die na de machtsverzetting door Maurits weer in de stad was teruggekeerd, waar zijn broer een plaats in de vroedschap kreeg, had de pen weer eens opgenomen. Hij liet bij Aert Meuris in Den Haag een pamflet drukken, dat gericht was tegen een onbekende auteur, die zich kennelijk als een gematigde contra-remonstrant gepresenteerd had en die op zijn beurt gereageerd had op één van de vele orthodoxe pleidooien om de plakkaten tegen de remonstranten in alle striktheid toe te passen.418 Voor extremisten als Damius waren dergelijke gematigden hybride monsters: Centauros, Chymeras, Sphynges, of in modernere termen: polityck gereformeerden en harminiaensche contra-remonstranten.419 Kennelijk had de doctor medicus hiermee de smaak weer te pakken. In 1630 mengde hij zich in de discussie over een nieuw Bestand met het pamflet Treves-krack, waarin hij uiteraard voor de oorlog pleitte.420 En in hetzelfde jaar schreef hij tegen Wtenbogaert Harminiaensche leugentael, waarmee hij inhaakte op diens verweerschrift tegen pogingen van de Synodale Gedeputeerden om de Staten van Holland tot uitvoering van de plakkaten tegen de arminianen te bewegen.421 Deze laatste twee pamfletten van Damius zijn anoniem en zonder vermelding van plaats of drukker verschenen. Waarschijnlijk bleef hij nochtans

416 E.g. UBA Pfl. D. l.12., Knuttel 4068. 417 Er is gezocht in Ursicula, Ornament, Horns of plenty en Female mask or face. 418 Waarschijnlijk waren eerdere participnten in de discussie de vooraanstaande orthodoxe politicus Reinier Pauw en de remonstrantse voorman Johannes Wtenbogaert, cf. Knuttel 3834. 419 M. Damius, Den Polityck Gereformeerde Religieus ofte Harminiaenschen Contra-Remonstrant. Den Haag 1628, Voorwoord. (Knuttel 3835). 420 [M. Damius], Treves-krack, z.p. 1630. (Knuttel 4027). In het latere pamflet Harminiaensche leugentael maakt Damius zich impliciet als auteur bekend. 421 [M. Damius], Harminiaensche leugentael, z.p. 1630. (Knuttel 4088). 148 publiceren bij Meuris, die het vermoedelijk raadzaam vond zich wat meer op de achtergrond te houden. In het laatste pamflet zitten geen herkenningselementen, maar in de Treves-krack komt een sierinitiaal L voor, die tot Meuris’ repertoire behoorde.422 In de loop van 1630 komt Rooman in het beeld. Intussen had Wtenbogaert of iemand uit zijn omgeving Damius’ Harminiaensche leugentael weer bestreden met het tegenpamflet Leugenkorting en de Haarlemse dokter kon er slecht tegen niet het laatste woord te krijgen.423 Meuris had er blijkbaar geen zin meer in. Misschien omdat het onverzoenlijke extremisme van Damius hem problemen opleverde of tegen stond, misschien omdat de markt met dit soort pamfletten overvoerd was, misschien omdat Damius steeds breedsprakeriger werd en voor zijn volgende zet al vierenhalf vel quarto nodig had. Maar dan kon een orthodoxe polemist altijd nog bij Rooman terecht. In Haarlem behoefde noch de auteur, noch de drukker zich te verschuilen. Dus verscheen, nog steeds in 1630, ter afsluiting van dit pamflettenoorlogje, gewoon met Damius’ naam en Roomans impressum op de titelpagina Loghen- meerderingh.424 Wat betreft de inhoud en de agressieve toon was er weinig nieuws onder de zon. De vormgeving was sober, zij het dat Rooman het de lezer makkelijk maakte door de citaten van de remonstrantse tegenpartij in romein en het betoog van Damius in gotisch te drukken. Het enige bijzondere is de 42: H, een sierinitiaal, die alleen in 1629 en 1630 werd gebruikt en die Adriaen vermoedelijk enkele decennia eerder van zijn vader had overgenomen.425 Blijkens Ursicula is de loden letter ook in gebruikt geweest bij de Raphelengii en Aart Meuris.426 Het individu van Gillis was nog puntgaaf, zodat een strikt bewijs niet geleverd kan worden, dat dit ook de enigszins gehavende letter van Adriaen was. Plausibel is het wel. Hoe zeer Rooman in deze jaren met de orthodoxe hardliners geïdentificeerd werd, bewijst een anoniem pamflet, waarvan slechts een enkel Gents exemplaar bekend is.427 Het is getiteld Waerschouwinghe tot Wel-standt vande polytycke staet, aen-wijsende de onheylen van ’t Geestelicke Synode. De tekst wordt gevormd door een rommelig en duister gedicht, waarvan de auteur zich keert tegen de de macht van de geestelijkheid, die de vrijheden van de burgers bedreigt. Er zijn onvoldoende kenmerken om het stuk thuis te brengen, maar het parodistisch impressum laat weinig twijfel tegen welk milieu het

422 Ursicula, zoektermen: initiaal, L, arabesk. 423 Logenkorting Off Ernstich-Schrijvens zuyveringh vande gepretendeerde Harminiaensche Logentael. Z.p. 1630. (Knuttel 4089). 424 Bijlage 1, 1630-4. Knuttel 4090. 425 H. J. Laceulle-v.d. Kerk (1951), p. 384 (nr. 114, initiaal 26) en p. 402 (afb. 114). 426 Ursicula, kenmerken: arabesque, filigrain, bird. Of de afgebeelde figuur inderdaad een vogel voorstelt, is twijfelachtig. 427 UBGent bkt01: 000244872. 149 gericht is: Tot Haerlem, Voor Adriaen Rooman, Gereformeerde Boeckdrucker van S. Ampsing, 1630.

8g. Rooman en Ampzing. Een stap te ver?

Rooman, de gereformeerde boekdrukker van Ampzing. Zo moet hij in Haarlem, in Holland en misschien wel in de hele Republiek inmiddels bekend hebben gestaan. Zowel zijn klanten en sympathisanten, als zijn vijanden kenden zijn winkel en zijn relatie tot Ampzing, de Haarlemse contra-remonstrantse stokebrand, die net iets minder ver ging dan zijn Amsterdamse compaan Smoutius, maar die toch samen met zijn uitgever ook op de rand van het toelaatbare balanceerde. Dat laatste blijkt uit enkele opzienbarende notities in de Haarlemse burgmeestersresoluties. De eerste dateert van 4 maart 1630. Hoewel de marginale aantekening Rooman verbooden te drucken iets te strikt is geformuleerd, is de resolutietekst toch een indicatie dat er problemen waren: Adriaen Rooman deeser stadt drucker es gelast geene dinghen te drucken dan die byden heeren scholarchen alvooren sullen syn gevisiteert, geëxamineert ende geapprobeert. 428 Kennelijk had hij kort tevoren wel dinghen gedruckt zonder toestemming. Een pikant detail was, dat de scholarchen in Haarlem, zoals in veel steden, benoemd werden uit de groep stadspredikanten. Ampzing had de functie meermalen bekleed, maar niet in 1630, zoals dadelijk zal blijken. De kwestie was met deze resolutie nog niet afgehandeld. Nog geen twee weken later werden alle leden van het gilde op het stadhuis ontboden, waar het voltallig stadsbestuur samen met de schout Van Teylingen hen ontving. Voorgelezen werd een een missive van het Hof van Holland, waarbij de voorafgaande visitatie door de scholarchen zowel van gedrukte als van verkochte boeken verplicht werd gesteld. Op het eerste oog verzachtte dit de eerdere maatregel met betrekking tot Rooman, omdat nu het hele gilde aan hetzelfde regime onderworpen werd. Maar dat was toch niet het geval. Eerder op dezelfde dag waren namelijk achtereenvolgens Rooman en Ampzing afzonderlijk op het stadhuis geroepen: Den boeckdrucker Rooman verclaert hebbende dat dns. Ampsingius was autheurs (sic) van seecker gedruck daer onder hy syne naeme als drucker doen stellen hadde, es denzelven daerop ontbooden ende gecompt weesende voor de aencompste dni. pretoris ende consulis Loo, aengesecht ende volgens gemelte schryvens gelast sich van soodaniche gedichten in toecoomende te willen onthouden ende die naelaeten.429 De vraag is uiteraard wat het gedruck van Ampzing was, dat Rooman anoniem, maar wel met zijn eigen impressum had uitgebracht. Ging het nog steeds om de polemiek rond Bogaert en Leenaertsen uit 1629? Of had Rooman

428 NHA 3993, 491 (4-4-1630). 429 NHA 3993, 491 (15-4-1630). 150 in de eerste maanden van 1630 iets nieuws gepubliceerd, dat wij niet meer kennen? Hoewel die vraag vooralsnog onbeantwoord moet blijven, kunnen wel twee kanttekeningen worden geplaatst. Ten eerste dat Rooman onder druk van de situatie Ampzing kennelijk ‘verraden’ heeft. Als het om de pamfletten van 1629 ging, zou hij daarmee Ampzings lezing hebben ontkracht, dat het om een onbekende Amsterdamse auteur ging, die zijn tekst naar de Haarlemse drukker had gestuurd. Als het om een ander, recenter en onbekend pamflet ging, had hij blijkbaar geen overeenkomstige twijfelachtige constructie verzonnen of waagde hij zich daar niet aan, uit angst dat de burgemeesters er geen genoegen mee zouden nemen. Ten tweede, welk gedicht de burgemeesters ook op het oog hadden, het is duidelijk dat zij tamelijk hardhandig grenzen stelden aan de ontboezemingen van de radicaal orthodoxe dominee. Blijkbaar konden binnen het contra- remonstrantse kamp de standpunten ook zo ver uit elkaar liggen, dat de ene vleugel de andere het zwijgen probeerde op te leggen. Een parallel met de vrijzinnige Amsterdamse magistraat, die de radicale libertijnen van de Academie probeerde in te tomen, ligt voor de hand. Bestuurders, aan welke zijde van het politieke spectrum ook, hielden niet van radicalen, die de bevolking in beroering konden brengen. Regenten hielden van rust. Een nadere differentiatie binnen de Haarlemse politieke en religieuze elite is tot nu in de literatuur niet aangebracht, mede omdat dit soort interventies van de burgmeesters onopgemerkt zijn gebleven. Het is echter blijkbaar een veel te simpele voorstelling van zaken om het complete stadsbestuur en de complete kerkenraad als een eensgezind monolithisch blok te zien. Over veel zaken was men het in 1630 onder Haarlemse bestuurderen nog eens, maar de eerste breuklijnen werden met deze vermaning van de magistraat wel zichtbaar. Moeilijk te schatten is wat het incident voor de relatie tussen Ampzing en Rooman betekend heeft. Als stadsdrukker was Rooman nauw aan de magistraat verbonden. We zagen eerder hoe hij de politieke en religieuse onrust in 1617 en 1618 overleefd had door eerst Spranckhuysen en Junius uit te geven en vervolgens een draai te maken door mee te gaan in de machtsgreep van de contra-remonstrantse hardliners. Mede vanwege zijn nauwe persoonlijke betrekkingen met Ampzing werd verondersteld, dat die politieke wending hem weinig moeite moet hebben gekost, omdat hij weliswaar een aantal machtige verwanten ermee voor het hoofd gestoten moet hebben, maar anderszins vanaf Maurits’ verzetting van de magistraat zijn eigen ideologische voorkeur kon volgen. Zo groeide, ook voor de buitenwacht, het beeld van de gereformeerde tweeëenheid van dominee en drukker, die vanuit hun veilige Haarlemse contra- remonstrantse bolwerk op alles schoten wat niet overeenstemde met hun ideeën over de binnen- en buitenlandse politiek. Geen tolerantie jegens katholieken en dissidente protestanten (‘secten’ in de orthodoxe terminologie), maar een verbod 151 op al hun geloofsuitingen en geen toenadering tot de Spaanse vijand, maar onverminderde voortzetting van de oorlog. De vraag is nu, of de berisping door de magistraat en Roomans aanwijzing van Ampzing als schrijver van een onwelgevallig anoniem pamflet in maart 1630 barsten in deze tweeëenheid heeft bewerkstelligd. Er zijn zowel aanwijzingen die daartegen, als die daarvoor pleiten. Tot een definitieve breuk heeft de ingreep van de magistraat in elk geval niet geleid. Misschien wel tot een tijdelijke verwijdering. Pas in 1632 geeft Rooman weer werk van Ampzing uit, afgezien van een nog te behandelen Scriveriusvertaling, waarvan het materiaal al in de drukkerij van Rooman lag. Een sterke indicatie dat de verhoudingen verstoord waren of tenminste gecompliceerder waren geworden, is de publicatie van Ampzings pamflet Baals- hoogten, dat in de loop van 1630, waarschijnlijk niet lang na het incident in het stadhuis, verschenen is.430 Enerzijds is dit een ‘gewoon’ werk voor een auteur als Ampzing. Het is een poëtische scheldpartij, die zich fel en onverzoenlijk richt tegen alle uitingen van de katholieke eredienst, zowel de gewone misvieringen als allerlei festiviteiten op vastenavond, kerstmis, pinksteren etcetera. Verder tegen processies, begraafrituelen, plaatsing van kruisen en het dragen van religieuze kleding. Voor het voortleven van katholieke geloofsuitingen in Haarlem en omgeving kan het gedicht als een interessante bron dienen. Maar anderzijds is het een zeer bijzonder stuk. Het beslaat zeseneenhalf katern quarto en kwart daarvan wordt gevuld door een voorwerk met lofdichten van 14 (!) auteurs op de schrijver. De complete Haarlemse predikantengroep, een aantal andere vooraanstaande dominees uit de omgeving, de rector en een docent van de Latijnse school en andere intellectuelen zijn aangetreden om zich achter Ampzing op te stellen. Bij dergelijke polemische pamfletten is dat volstrekt ongebruikelijk. Ik ben althans geen enkel ander voorbeeld tegengekomen. Ten overvloede wordt aan het eind nog eens de formele visitatie en approbatie door de classis vermeld. Het is bijna zeker, dat de dominee met deze publicatie een statement heeft willen maken jegens het stadsbestuur. Door de katholieken en niet de remonstranten als doelwit te kiezen, door nadrukkelijk de formele goedkeuring van de hoogste kerkelijke instantie (niet alleen de twee scholarchen, maar de hele classis) te vermelden en door het koor van bewonderaars te laten aantreden, maakte hij zich natuurlijk volledig onkwetsbaar. Tegelijkertijd was zijn impliciete kritiek op het stadbestuur niet mis te verstaan: het hele pamflet was een nauwelijks verholen oproep om nu eindelijk eens op te treden tegen de beschreven roomse misstanden. Tot zover de stellingname van Ampzing. Niets had meer voor de hand gelegen dan de uitgave van dit boekje bij de gereformeerde boeckdrucker van S.

430 S. Ampzing, Baals-hoogten. Haarlem 1630. T. Fonteyn. 152

Ampsing, zoals de buitenwacht Rooman kende. Maar het verscheen niet bij Rooman, maar bij Thomas Fonteyn. In 1629 was Ampzing wel eens uitgeweken naar Hans van Wesbusch, maar dat was het jaar, dat Rooman meer werk had dan hij aankon. In 1630 was er weer ruimte genoeg op de persen van de stadsdrukker. Bovendien, Fonteyn en Ampzing hadden ervoor en hebben erna nooit samengewerkt. De verandering van drukker-uitgever kan op twee manieren worden geduid. Ofwel Ampzing wilde Rooman na de berisping door de magistraat enigszins in de luwte plaatsen, ofwel er was op zijn minst voor enige tijd een wat minder hartelijke relatie tussen de twee jeugdvrienden. Voor de laatste versie pleit de belangrijkste koerswijziging van Rooman na de ommekeer van 1618, die in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk besproken wordt, maar misschien vormen ook de in de volgende paragrafen te behandelen werken al aanwijzingen in die richting.

8h. Draaiende wind? Een economische verhandeling

Naar het onderwerp een buitenbeentje in Roomans fonds is de verhandeling Klaer-bericht van de menniste koopman Joost Willemsz Nieukerck, wiens naam niet vermeld wordt, maar wiens auteurschap algemeen bekend was.431 Het betreft een pleidooi om een Moscovische compagnie op te richten om de graanaanvoer naar de Republiek te coördineren. Nieukerck was zelf een grote handelaar op de Oostzee, maar in 1629 failliet gegaan. Sindsdien maakte hij een zekere naam als economisch theoreticus. Het jaar 1630 was berucht vanwege de hoge graanprijzen. Oplossingen voor het probleem van de graanschaarste konden dan ook op brede belangstelling rekenen. Nieukerck had zijn ideeën eerst uitgegeven bij Aert Meuris. Niet lang daarna verschenen de versies van Rooman en Marten Gerbrandsz in Hoorn, die waren uitgebreid met een pagina met prijzen in goede ende diere tijden.432 Dat Nieukerck een doopsgezinde was, geeft hem weliswaar een uitzonderlijke positie tussen Roomans auteurs, maar omdat het niet om een godsdienstige verhandeling ging, was die ook weer niet heel opmerkelijk. Frappanter is echter, dat hij getrouwd was met Vondels zuster Sara. Uitgezocht zou moeten worden, hoe in de loop van 1630 (het sterfjaar van Sara) de relatie tussen beide zwagers was. Als er geen conflicten binnen de familie waren, is de hypothese gerechtvaardigd, dat Rooman een reden moet hebben gehad om een boekje van de zwager van één van Ampzings meest uitgesproken tegenstanders uit te geven. In elk geval moet hij zich terdege hebben gerealiseerd, dat hij daarmee een stap zette, waarmee hij zich van de Haarlemse orthodoxen in het algemeen en Ampzing in het bijzonder verwijderde.

431 Bijlage 1, 1630-1. Over Nieukerck, cf. H.F. Wijnman, Joost Willemsz Nieukerck, in NNBW 8, kol. 1219- 1221. 432 Cf. Knuttel 4004, 4004a en 4005. 153

8i. Draaiende wind? Politiek toneel.

In de zomer van 1630 of kort daarna, in elk geval na de schrobbering van Ampzing en Rooman verscheen een volgende publicatie, die men niet meteen binnen Roomans fonds zou verwachten. Een auteur die zich verschool achter het pseudoniem Goudanus (een Gouwenaar) liet in Haarlem een toneelstuk drukken met de titel Baillju van Suydt-Hollandt ofte Ghetoomde Vermetelheyt.433 De tekst handelde over een bekend verhaal uit de Hollandse geschiedenis, waarin graaf Willem III een baljuw liet onthoofden, die een arme boer een koe had afgeperst. Sinds de zestiende eeuw gold de geschiedenis als een exempel van corruptie en machtsmisbruik en van de rechtvaardige bestraffing daarvan.434 Er bestond een uitgebreide iconografie, waarbij prenten zorgden voor een brede verbreiding van de verschillende dramatische scenes uit het verhaal. In de door Rooman uitgegeven toneeltekst herkende elke lezer de verwijzingen naar de actuele Goudse politiek, waarin de schurkachtige baljuw uit de veertiende eeuw model stond voor de zittende baljuw van de stad, Anthonie Cloots. Deze Cloots was binnen het Goudse stadsbestuur de aanvoerder van de contra-remonstrantse partij, voortdurend in conflict met de door Maurits in 1618 ten dele uit de macht gedrongen partij van remonstranten en vrijzinnigen, die geleid werd door leden van de oude patricische families Schaep en Vlacq. Smits-Veldt heeft aannemelijk gemaakt, dat één van hen, Cornelis Vlacq, de auteur is van het bij Rooman uitgegeven toneelstuk.435 Zij heeft zich niet bezig gehouden met de vraag, waarom de politiek zwaar beladen tekst in Haarlem en juist bij Rooman is gedrukt en uitgegeven.436 Toch is dat hoogst opmerkelijk. In 1630 stond de hele Hollandse politiek in het teken van de worsteling tussen de in 1618 op het kussen gekomen orthodoxen en de sinds de opvolging door Frederik Hendrik in 1625 langzaam terrein herwinnende remonstranten, dissidenten en vrijzinnigen. Gouda was één van de steden, waar die strijd in alle hevigheid werd gevoerd. Een contra- remonstrants bewind onder leiding van de baljuw Cloots werd belaagd door een sterke remonstrantse oppositie, die vermoedelijk kon steunen op een meerderheid van de bevolking. Gouda was de stad van Passchier de Fijne, het IJsvogelken, de meest heroïsche van de remonstrantse dominees en de belichaming van het verzet van de vrijzinnigen tegen de orthodoxe dwingelandij. In 1630 wist nog niemand dat De Fijne drie jaar later in Haarlem zou worden toegelaten om daar de remonstranten voor te gaan. Maar dat men

433 Bijlage 1, 1630-5. H. Meeus, Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650. Leuven 1983, p. 79, nr. 100. 434 M.B. Smits-Veldt, Een baljuw in opspraak. Muiderberg 1983, p.17-18. 435 M. Smits-Veldt (1983), p. 41-44. 436 Verder dan dat een editie buiten Gouda voor de auteur veiliger zou zijn, gaat Smits-Veldt niet, cf. idem, p. 38. 154 destijds in Haarlem goed op de hoogte was van de Goudse ontwikkelingen lijdt geen twijfel. De contra-remonstrantse machthebbers in beide steden overlegden voortdurend als bondgenoten in de oorlogspartij in de Staten. Ampzing en zijn collegae moeten op synodaal niveau frequent contact hebben gehad met de Goudse kerkenraad, die en bloc achter de baljuw stond.437 En precies in die omstandigheden kwam Cornelis Vlacq met zijn opstandig toneelstuk bij Rooman uit. Dezelfde Rooman, die nog kort tevoren gold als de gereformeerde boeck-drucker van Ampzing. Het krioelde in het Holland van 1630 van de vrijzinnige drukkers die graag een tekst als de Baillju van Suydt-Hollandt hadden uitgegeven. De nabije steden Delft en Rotterdam golden als uitgesproken remonstrantse bolwerken, waar de stadsbestuurders sympathiseerden met de Goudse oppositie en niets moesten hebben van de baljuw Cloots. En toch ging Vlacq met zijn manuscript naar Haarlem en naar Rooman. Het drukken van Cornelis Vlacq was nog iets anders dan de uitgave van een zwager van Vondel. Hier was een arminiaanse politieke aanvoerder zelf aan het woord. Het is bijna ondenkbaar, dat Vlacq juist bij Rooman zou hebben aangeklopt, als hij niet wist dat de deur aan de Grote Markt opeens was opengegaan voor wat kort daarvoor nog de verfoeide tegenpartij was. En het is even ondenkbaar, dat Rooman niet heel precies wist, dat hij zijn persen nu ten dienst stelde van een geluid dat dissoneerde met alles waar Samuel Ampzing en hij zelf de voorgaande jaren voor gestaan hadden. Verderop zal blijken dat hij zeven jaar later, toen hij al lang zijn contra-remonstrantse veren had afgeschud, beschikte over een Gouds rederijkersvignet. Dat is een aanwijzing dat er contacten tussen hem en vrijzinnige Goudse intellectuelen bestonden, die nog niet bloot gelegd zijn. Michiel Vlacq, de broer van Cornelis, was een vooraanstaand Gouds rederijker, oud-factor van de liberale kamer De Goudsbloem. Ook naar de vorm was de Goudse bestelling een geval apart. Voor het eerst sinds enige tijd was een boek van Rooman weer geïllustreerd. En ook nog op niveau! De titelpagina bevat een grote gravure, die ongeveer de helft van het blad in beslag neemt en kwalitatief uitblinkt. De scene, waarin de baljuw met twee gewapende knechten de koe van de boer meeneemt, terwijl het boerengezin smeekt en jammert, is met groot gevoel voor de dramatiek en zeer zorgvuldig gedetailleerd weergegeven. De personages, maar ook de koe zijn bijzonder goed getroffen. Hier moet een vooraanstaand kunstenaar aan het werk geweest zijn. De prent vraagt dringend om nader kunsthistorisch vergelijkend onderzoek. Rooman heeft overigens een fout gemaakt, die de huidige handelswaarde ervan niet ten goede zal komen. Hij heeft de indeling van de titelpagina niet goed afgemeten, waardoor de eerste regel van het impressum Ghedruct tot Haerlem binnen het vlak van de prent is terecht gekomen.

437 M.Smits-Veldt (1983), p. 33. 155

Boven de opdracht van de auteur aan Johan Westerhout, een Goudse patriciër, die tot hetzelfde politieke kamp behoorde, is een cartouche met een schoolklasscene aangebracht. Rooman of de auteur zullen de houtsnede wel min of meer toepasselijk hebben gevonden, omdat Westerhout secretaris van de Goudse weeskamer was. Ook deze prent is van goede kwaliteit. Men kan zich afvragen, of Rooman hem misschien al eerder had laten maken om als ornament in zijn drukken naar zijn schoolmeesterschap te verwijzen, op dezelfde manier als dat het geval was met zijn drukkersmerk 3. Tenslotte valt het boekje op doordat het twee initialen bevat, die voor Roomans drukken uniek zijn. Het gaat ten eerste om een 62: K, een loden letter met een draperieversiering die ongeveer tegelijkertijd door verscheidene andere drukkers werd gehanteerd.438 Roomans individu ziet er fraai en nieuw uit, maar niettemin blijft het bij deze ene toepassing. En ten tweede om de 47: I, op grond van de beschadigingen vermoedelijk als een oude houten letter te kwalificeren. De I is gevat in spiralend bladwerk. In Ursicula komt de letter niet voor. En bij Rooman is geen ander voorbeeld boven water gekomen. De beschadigingen (afgebroken stukjes bij de hoeken en aan de randen) zijn derhalve vooralsnog onverklaarbaar.

8j. Een satire tegen het roken

Ook in 1630, na de verhuizing naar de Grote Markt en dus ook na de problemen van maart met het stadsbestuur te situeren, is een publicatie, die vermoedelijk al enige tijd had liggen wachten. Het gaat om de Saturnalia ofte poëtisch Vasten-avond-spel vervatende het gebruyck ende misbruyck vanden taback van Petrus Scriverius, waarvan een eerste, geheel Latijnse, druk in 1628 bij de Haarlemse drukker Herman Kranepoel was uitgekomen.439 Althans dat staat in het impressum, maar een opdrachtgedicht aan de eveneens Haarlemse arts Gregorius van der Plas is door Scriverius gedateerd op de Saturnalia van datzelfde jaar, dat wil zeggen 17-23 december. Misschien dat het boek dus de facto pas in begin 1629 is verschenen. Er moet toen al geruime tijd een uitgave overwogen zijn met Nederlandse vertalingen. Dat blijkt weer uit Roomans editie, die geopend wordt door een gedicht van 12 maart 1628 waarin Scriverius zijn vriend Ampzing om een Nederlandse vertaling vraagt.440 Deze reageert per kerende post naar Leiden op 14 maart met een berijmde toezegging. De tekst moet overigens ook al daarvoor enige verbreiding hebben gehad want er is sprake van een ‘Momus’ (de

438 Cf. Ursicula, Initial K (ten onrechte bij grotesque ondergebracht), aangetroffen bij Broer Jansz (A’dam), Hans Passchiers van Wesbusch (Haarlem), Herman Theunisz Kranepoel, Pieter Jansz Slijp (A’dam), Hendrik van Esch (Dordrecht) en Amelis Jansz Paddenburgh (Utrecht). 439 P. Scriverius, Saturnalia de tabaco. Haarlem 1628. H. Kranepoel. 440 Bijlage 1, 1630-6. 156 gebruikelijke term voor een onrechtvaardige criticaster), die door beiden scherp van repliek wordt gediend. Hoe dan ook, uit een volgend gedicht blijkt dat Ampzing op 17 januari 1629 klaar met zijn werk was. Mogelijk heeft de tekst vervolgens geruime tijd bij Rooman gelegen omdat Scriverius nog aanvullingen en verbeteringen wilde maken. Roomans druk is ten opzichte van die van Kranepoel niet alleen uitgebreid met de vertalingen van Ampzing, maar ook nog door Scriverius verrijkt, zoals op de titelpagina vermeld. Uit de tot standkoming van het grote boek over Haarlem is al bekend, dat Scriverius niet erg vlot was met het leveren van zijn kopij. Waarschijnlijk was die titelpagina en misschien ook een deel van het binnenwerk reeds gereed, toen Rooman al wist dat hij ging verhuizen uit de Jacobijnestraat. Hij laat in het impressum een adres achterwege, wat in deze periode voor hem ongebruikelijk is. Op de laatste pagina zet hij echter in het colofon wel zijn nieuwe adres: aen ’t Sand, by ’t Stad-huys. Deze bladzijde zou later toegevoegd kunnen zijn, toen het boek eindelijk kon verschijnen. Dat het de bedoeling was dat de Saturnalia de eerste publicatie op het nieuwe adres te laten zijn, blijkt met zoveel woorden uit de eerder genoemde brief van Rooman aan Scriverius van 23 april 1630. Roomans verzoek in deze brief om een carmen van Scriverius bij een gravure van zijn nieuwe standbeeld van Coster, die hij wil laten snijden en afdrukken aan het eind van de Saturnalia, heeft niet tot resultaat geleid. Misschien was de gravure nog niet klaar, misschien liet Scriverius het afweten. Rooman heeft uiteindelijk volstaan met zijn drukkersmerk 3 en het Costerepigram, dat al in de Laure-crans was afgedrukt.441 Uiteindelijk is het het najaar van 1630 geworden, voordat het boek daadwerkelijk gedrukt werd, zoals blijkt uit een brief van Ampzing aan Scriverius uit october van dat jaar.442 Hoe de ontstaansgeschiedenis van de druk ook moge zijn, op de relatie tussen Rooman en Ampzing werpt zij geen nader licht. Als diens manuscript al lange tijd in de drukkerij klaar lag, wijst de verschijningsdatum na de moeilijkheden met het stadsbestuur er niet per se op, dat beide mannen in de zomer of later in 1630 weer of nog op dezelfde goede voet als voorheen waren. Het boek is overigens naast dat van Vlacq het tweede in 1630 met een gravure als titelplaat, die de inhoud illustreert. In dit geval verwijst een reeks symbolen naar de vluchtigheid van het leven, die vergeleken wordt met de tabaksrook. Kranepoel had een vergelijkbare, maar veel eenvoudiger houtsnede laten aanbrengen. Titelpagina en binnenwerk zijn zorgvuldig vorm gegeven met de voor Rooman typerende barokke rijkdom aan lettertypen en -formaten. Het werk zelf is vooral een bespotting van het overmatig tabaksgebruik dat sinds het begin van de zeventiende eeuw in de Republiek gangbaar werd.

441 S. Langereis (2011), p. 79. 442 M. Roscam Abbing en P. Tuynman (2014), p. 59. Cf. M. Roscam Abbing en P. Tuynman, Petrus Scriverius Harlemensis (1576-1660). Leiden 2018, p. 82. 157

8k. Draaiende wind: een oude tekst boven water

In 1631 verscheen bij Rooman een boekje dat achteraf het meest succesvolle zou blijken dat ooit bij hem verschenen is. Het heette Een Tractaet van Avarien en het was geschreven door mr. Quintyn Weytsen (Vlissingen 1518 – Den Haag 1565), een Raad in het Hof van Holland.443 De STCN kent vele tientallen drukken, waarvan die van Rooman uit 1631 de vroegste is. Maar Van der Aa noemt zonder nadere toelichting een Leidse druk van 1617.444 Het blijkt te gaan om een doorgepagineerde toevoeging in een Elsevieruitgave uit dat jaar van de Curiae Hollandiae, Zeelandiae et West-Frisiae Dicisiones (ook Decisiones in sommige exemplaren), die kennelijk in de STCN over het hoofd gezien is. Door de uitgave van Rooman is het werkje, dat gaat over de juridische aspecten van de verdeling van de lasten voor buitengewone kosten, die onderweg ten dienste van een schip of de lading daarvan gemaakt zijn, aan de vergetelheid ontrukt. Sterker nog, de inhoud ervan bleek zo belangrijk dat het tot diep in de achttiende eeuw herdrukt is. Rooman zelf heeft daar overigens maar matig van geprofiteeerd, want alleen in 1641 heeft hij boekje opnieuw uitgegeven. Tegelijkertijd nam zijn Zeeuwse verwant Moulert het op in diens fonds, waarna de uitgevers en drukkers over elkaar heen begonnen te buitelen. Het boekje verscheen met op de titelpagina het Unievignet 1, met een staande leeuw met zwaard in de ‘Hollandse tuin’ met de gewestwapens, omringd door de wapenschilden van Delft, Amsterdam, Haarlem en Leiden, dat in deze druk voor het eerst bij hem verschijnt. Zoals vaker in deze jaren plaatste hij zijn eigen grote merk 3 op de colofonpagina. De nog te bespeken Costerprent werd eveneens aan het eind van het boek mee afgedrukt. De vraag dringt zich natuurlijk op, hoe Rooman aan de tekst kwam en wie hem tot een uitgave kunnen hebben aangezet. Scheepsverzekeringsrecht was nu niet bepaald zijn terrein en van relaties met de Elseviers en hun produktie zijn verder geen sporen gevonden. Misschien moet naar de auteur gekeken worden, of liever naar diens nabestaanden, want Weytsen was al meer dan zestig jaar dood. En dan komen verrassende gegevens naar boven. Tot de nog levende nazaten van Weytsen behoorde zijn kleindochter Anna, vrouwe van Brandwijk, de weduwe van Reynier van Oldenbarnevelt. Na diens onthoofding vanwege de beruchte moordaanslag op Maurits was de eigenzinnige dame in 1625 tegen de zin van de familie hertrouwd met de dichter Jacob Westerbaen. Het verzet tegen haar huwelijk had uitsluitend te maken met Westerbaens lagere sociale status en zijn beperkte financiële middelen. Politiek en religieus pasten beide opeenvolgende echtgenoten in precies hetzelfde straatje: zeer anti- orangistisch en uitgesproken vrijzinnig. Westerbaen was in 1631 één van de

443 Bijlage 1, 1631-1. 444 A.J. v. d. Aa, Biographisch Woordenboek dl. 20, p. 171-172. 158 scherpste en vrijmoedigste stemmen tegen alles wat naar contra- remonstrantisme zweemde. Zo min als de uitgave van een zwager van Vondel, of van een Goudse arminiaanse toneelschrijver op zich zelf doorslaggevende bewijzen vormen voor een ommekeer in Roomans politiek-religieuze oriëntatie, zomin is dat de uitgave van de grootvader van Anna van Brandwijk met haar opeenvolgende fel anti- orthodoxe echtgenoten. Maar als deze gegevens bij elkaar genomen worden, dan begint hun gemeenschappelijk gewicht wel flink te wegen. Als men ze in het licht van de volgende paragraaf beziet, dan verdwijnt alle twijfel.

8l. Gedraaide wind: de kampioenen van de andere zijde

Dat de wind in Roomans drukkerij werkelijk gedraaid is, blijkt echter pas als in 1631 het werk van Rombout Hogerbeets en Hugo de Groot op de persen ligt. Het is moeilijk om twee namen te vinden die zo gehaat waren in de kringen van de contra-remonstrantse orthodoxie en zo bewonderd bij de arminiaanse tegenstanders daarvan. Hogerbeets was in 1631 al zes jaar dood. Zijn gevangenschap was een voorbeeld van rechtsverkrachting, zijn hardvochtige behandeling in Loevestein een schandaal. Frederik Hendrik had hem in 1625 eindelijk vrij gelaten uit Loevestein, maar toen was de oude pensionaris van Leiden al doodziek en enkele weken later stierf hij in Wassenaar. Hij gold als als een martelaar van de staatse partij en als symbolisch slachtoffer van het tirannieke bewind van de vorige stadhouder en zijn orthodoxe bondgenoten. Zelfs onder de door Maurits op het kussen geplaatste nieuwe machthebbers van 1618 waren er velen, die verlegen waren met de volstrekt onrechtvaardige gevangenschap van deze onkreukbare dienaar van de publieke zaak. Het door Rooman uitgegeven boek Van het aenlegghen ende volvoeren der processen voor de Respective Hoven van Justitie in Holland, dat eindigt met de woorden Ghesteldt in mijn ghevangenisse behoorde tot Hogerbeets’ nalatenschap aan het algemeen nut.445 Het behandelde het procesrecht aan het Hof van Holland. De STCN kent 16 drukken tot in het begin van de achttiende eeuw, een bewijs van de praktisch bruikbaarheid van de juridische kennis van de voormalige Raadsheer. De tekst van het boek, die Rooman in 1631 eenmaal afzonderlijk en eenmaal in samenhang met de Inleydinghe van Hugo de Groot uitgaf, was vrijwel tegelijk in handen van verschillende drukkers terecht gekomen. Als de gang ervan dezelfde was als van het boek van De Groot had daarbij de weduwe van Wouw voorop gelopen. Omdat er noch een voorwoord van Hogerbeets’ erfgenamen of vrienden in het boek staat, noch een notitie van één van de

445 Bijlage 1, 1631-4 en 1631-7. 159 drukkers, is dat overigens niet zeker. Recent onderzoek naar het boek heb ik niet kunnen vinden. De andere drukkers en uitgevers van Hogerbeets’ gevangenisgeschrift waren de Amsterdammer Frans Pels en de Rotterdamse weduwe van Mathijs Bastiaensz. Pels was een beginnend drukker, later gaf hij Spaanse en andere katholieken uit. Het Rotterdamse bedrijf was een bolwerk van arminianisme. Beiden hadden dus een andere politieke achtergrond als Rooman. Hoe deze ook aan de tekst gekomen is, alleen al de naam Hogerbeets moet tot gefronste wenkbrauwen onder alle contra-remonstranten binnen en buiten Haarlem hebben geleid. Boeken op zijn naam zal niemand in Roomans winkel verwacht hebben. De indruk dat deze editie het tot nu toe duidelijkste teken is, dat er iets wezenlijks veranderd was in Roomans oriëntatie wordt nog versterkt door de titelpagina, waarmee de Haarlemse druk zich onderscheidde van de andere drie. Die hadden er ‘gewoon’ hun drukkersmerk op gezet, maar Rooman koos voor een grote portretprent in ovaal medaillon met sierlijk rol- en bandwerk, bloemen en draperieën. Het gaat om een anonieme houtsnede naar een gravure uit 1619 van Willem Jacobsz Delff.446 Deze had op zijn beurt gewerkt naar een nog steeds bestaand geschilderd portret van Jan van Ravesteyn, dat uit 1611 stamde, toen Hogerbeets al een beroemd man was.447 Rooman moet de houtsnede speciaal voor de gelegenheid hebben laten maken. Er zijn althans buiten zijn editie geen sporen van gevonden. Het is een zorgvuldige en precieze navolging van Delffs kopergravure geworden, gestoken door een vakman, zoals er in Haarlem genoeg rondliepen. Vaak wordt in kunsthistorische literatuur onvoldoende ingezien hoe zeer dergelijke prenten als propaganda voor de afgebeelde personen en hun denkbeelden moeten worden beschouwd. In het geval van Delffs prent wordt alle twijfel weggenomen door het lovend onderschrift en doordat een plakkaat uit november 1619 de verkoop ervan verboodt. In dezelfde tijd maakte Crispijn de Passe een tweede portretprent van de gevangene. In dat geval kan men de politieke lading gemakkelijk distilleren uit het feit dat die prent deel uitmaakt van een serie, waarvan ook Oldenbarnevelt, Grotius, Wtenbogaert, Ledenbergh en De Waell deel uitmaakten, met andere woorden de politieke en religieuze leiders van de anti-orangistische, anti-orthodoxe partij die inmiddels terechtgesteld, gevangen of voortvluchtig waren. Veldman, die de portretten in haar boek over De Passe bespreekt, heeft dan ook volkomen ongelijk als zij het randschrift van Hogerbeets’ portret consiliarius et sindicus Leydensis (raad en pensionaris van Leiden) als een neutral announcement afdoet. Alle afgebeelde kampioenen van de remonstrantse zaak worden aangeduid met hun voormalige functie, waarbij de connotatie is, dat deze onrechtmatig aan hen ontnomen is. Hoe ver men van het

446 RM RP-P-OB-50.078, HD V, p. 169, nr. 33. 447 Cf. RKD IB 119536. 160 inzicht in de functie van portretprenten van dit soort kan weg raken, bewijst de mislukte vertaling van het randschrift bij Wtenbogaert in dezelfde serie: concionator I. P. Maur. Dat betekent niet agitator against Prince Maurice, maar (hof)predikant van prins Maurits.448 De eerst genoemde aanduiding zou absurd zijn op een dergelijke prent. De portretprent op Roomans boek moet in dit verband dan ook niet gezien worden als een neutrale versiering. Het was een eerbetoon aan de overleden auteur, wiens wrange dood vers in het geheugen lag en wiens naam verbonden was met de vrijzinnigheid waaraan hij trouw gebleven was en waarvoor hij na een barre gevangenschap gestorven was. In zekere zin was het de politieke tegenhanger van de prenten van de Bogaert en de andere Amsterdamse ballingen, die Rooman nog pas drie jaar eerder had laten maken. Rombout Hogerbeets was in 1631 voor de vrijzinnigen een held, maar hij was dood. Hugo de Groot was nog springlevend. Sterker nog, 1631 was het jaar van zijn kortstondige terugkeer naar de Republiek na zijn Franse ballingschap, die op zijn ontsnapping uit Loevestein was gevolgd. Zijn mogelijke terugkeer had de gemoederen al geruime tijd bezig gehouden. Van oktober 1631 tot april 1632 verbleef hij daadwerkelijk in Holland, voornamelijk in steden die hem welgezind waren en beschermden: Rotterdam, Delft en Amsterdam. Gedurende die maanden stond de hele Hollandse politiek in het kader van de strijd om zijn persoon. Iets minder dan de helft van de stemhebbende steden wilde hem in het land toelaten, zijn felste aanhangers met gretigheid en onvoordaardelijk, de gematigden na een formeel gratieverzoek. De stadhouder bevond zich in dat laatste kamp. Er werd al gespeculeerd over een respectabele functie. Een krappe meerderheid wilde hem echter weer kwijt, of zelfs opnieuw laten arresteren. Onder aanvoering van Haarlem, Leiden, Alkmaar en Enkhuizen blokkeerden deze steden enkele maanden alle voortgang in de besluitvorming van de Staten over wat dan ook, zo lang ‘de kwestie De Groot’ niet was afgehandeld. De grote geleerde en staatsman zelf maakte het niet makkelijker op, omdat hij in feite volledige rehabilitatie van alle in 1618-1619 afgezette en veroordeelde remonstranten eiste. De functies op de portretprenten, waarvan hiervoor sprake was, kwamen hun, voor zo ver ze nog leefden, in zijn ogen nog steeds rechtens toe. De impasse werd pas doorbroken toen hij in april 1632 de wijk nam naar Hamburg.449 Wie in deze tijd iets met Hugo de Groot te maken had, plaatste zich in het oog van de politieke storm. En wie hem uitgaf, koos partij in een conflict dat niemand onberoerd liet. Dat Rooman in de loop van 1631 een druk publiceerde van de Inleydinghe tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheyd moet dan ook

448 I. Veldman, Crispijn de Passe and his Progeny. Rotterdam 2001, p. 272-275. Waarschijnlijk heeft de schrijfster de latijnse woorden concitator en concionator verward of van het laatste woord de antieke in plaats van de gangbare zeventiende eeuwse betekenisgebruikt (mededeling P.C. van der Eerden). Haar kennis van de contemporaine verhoudingen is in het algemeen gering. Zo laat zij De Passe sympathiseren met Arminus èn Gomarus (!) tegenover de contra-remonstranten, cf. id., p. 275. 449 H. Nellen, Hugo de Groot. Amsterdam 2007, p. 364-379. 161 sensationeel zijn geweest.450 Natuurlijk, De Groot was nog meer dan Hogerbeets een gevraagd auteur en dus lucratief voor uitgevers. Dat de Inleydinghe dadelijk na de eerste editie bij Machtelt van Wouw door meerdere drukkers werd nagedrukt, bewijst dat voldoende. Maar dan nog was juist Rooman de gereformeerde drucker van Ampsing wel het minst in dat gezelschap te verwachten. De vaste uitgever van contra-remonstrantse radicalen, die een auteur drukt, die, als hij zich in Haarlem had gewaagd, gevangen zou zijn gezet en die weldra onder aanvoering van het Haarlems stadsbestuur weer uit Holland zou worden verdreven - een dergelijke uitgever moet ofwel een volstrekte opportunist zijn geweest, ofwel een wending hebben doorgemaakt in zijn opvattingen. Daarbij moet bedacht worden, dat het initiatief tot de Haarlemse editie met zekerheid niet bij de auteur, maar alleen bij de uitgever heeft gelegen. Hugo de Groot had een hekel aan uitgevers en drukkers, die hij als een noodzakelijk kwaad beschouwde. Hij keek op hen neer en ergerde zich aan hun slordigheden, eigengereide ingrepen in de tekst en trage voortgang bij het productieproces. De omgang met hen liet hij over aan zijn agenten en vrienden. Dat gold zelfs voor gerenommeerde drukkers als de Blaeu’s en de Elzeviers. Met uitgevers, die niet tot de vrijzinnige richting behoorden, wilde hij überhaupt niets van doen hebben.451 Rooman zal hij in 1631 in het geheel niet of hooguit oppervlakkig van naam gekend hebben als verlengstuk van zijn vijanden. Als het hem al interesseerde, zal hij misschien met grimmig genoegen hebben vast gesteld dat zijn werk zo populair was, dat het zo waar ook op de persen van een dergelijke drukker beland was. Maar daarmee is de vraag naar Roomans motieven voor deze uitgave nog niet beantwoord. Uitgeversopportunisme of een welbewuste verwijdering van zijn oude ideologische vrienden? Tegen de eerste interpretatie pleit, dat hij met deze editie nog veel meer dan met de pamfletten ten gunste van de orthodoxe extremisten op de rand moet hebben gebalanceerd van wat voor het Haarlemse stadsbestuur aanvaardbaar was. Hij was van het ene uiterste naar het andere doorgeschoten. Bovendien is er het samenvallen van dit boek met de hiervoor behandelde uitgaven, die alle wijzen op een veranderde oriëntatie. Aan de andere kant: ook na 1631 hebben af en toe nog orthodoxe auteurs hun werk bij Rooman ondergebracht, zij het dat het nauwelijks nog om polemische verhandelingen ging en al helemaal niet om pamfletten, waarin de actuele binnenlandse politiek vanuit de anti-libertijnse hoek werd benaderd. Misschien lag het opportunisme juist daarin, dat hij zijn vaste, vroom calvinistische klantenpubliek ook wilde blijven bedienen. Hugo de Groots boek was net als dat voor Hogerbeets een vrucht van Loevestein. Het manuscript had hij vlak voor zijn ontsnapping in 1621 verbrand,

450 Bijlage 1, 1631-6. 451 H. Nellen (2007), p. 498-506. 162 nadat hij een goed afschrift had laten maken dat naar buiten gesmokkeld was. Tijdens zijn Parijse jaren bleken ook andere, ongeautoriseerde afschriften te circuleren, wat hem ertoe bracht het werk te laten drukken, hoewel hij nog aanvullingen en verbeteringen had willen maken. In 1629 probeerde zijn broer Willem het bij Jacob Elzevier in Den Haag onder te brengen, maar die zag er uiteindelijk van af omdat geen privilege ervoor bij de Staten-Generaal los te krijgen was. Enkele gewesten lagen dwars omdat ze De Groot niet de bijbehorende status van een beschermde en dus goedgekeurde auteur wilden geven, ook al bevatte het boek geen politiek beladen stof. Ook de Hollandse Staten en het Hof van Holland deinsden uiteindelijk terug voor een privilege ten gunste van de omstreden auteur.452 Tenslotte wilde Machtelt van Wouw het werk ook wel zonder privilege uitgeven, waarna het in maart 1631, een half jaar voor De Groots terugkeer, op de markt kwam.453 Het was een fraaie, maar dure editie, conform de wens van de geniale auteur zonder lofdichten. Want voor dergelijke eerbetoon voelde hij zich te goed, zoals trouwens ook voor een honorarium.454 De weduwe behoefde alleen auteursexemplaren naar Parijs te sturen. In de volgende maanden verschenen eenvoudiger uitgevoerde nadrukken van het onbeschermde werk op drie plaatsen: bij Pels en Blaeu-laken in Amsterdam, bij een zekere Pieter Corssen in Rotterdam en bij Rooman in Haarlem. Van Wouw reageerde op de concurrentie, nog steeds in 1631, met een tweede, goedkopere druk. De verschillende uitgevers bestookten elkaar met verwijzingen naar fouten bij de anderen en verbeteringen in de eigen edities.455 Opnieuw was de Rooman van vòòr 1630 in ongebruikelijk gezelschap. Pels kwamen we al bij Hogerbeets tegen. Hij had nu Cornelis Willemsz Blaeu- laken erbij gehaald, vermoedelijk in verband met de kosten. Blaeu-laken was een uitgever vooral van toneelstukken en wereldlijke liedbundels. Zijn winkel zal een trefpunt van vrijzinnigen zijn geweest. De Rotterdamse boekverkoper Corssen is een figuur van de tweede rang. Zijn octavo-editie (alle andere waren in quarto) was de goedkoopste tot dan toe. De drukker ervan is onbekend en van Corssen zelf zijn geen andere uitgaven overgeleverd. In meerdere opzichten zette Rooman de toon voor wat betreft de latere drukken. Hij was de eerste die een portret van De Groot op de titelpagina plaatste, hij maakte de inhoudstafels en de Latijns-Nederlandse juridische terminologie toegankelijker en hij kwam op het idee om zijn tweede druk van Hogerbeets samen met de Inleydinghe uit te geven.456 De portrethoutsnede is duidelijk een pendant van het Hogerbeetsportret. Rooman zal het blok later nog meermalen gebruiken en het is buiten zijn edities

452 R. Fruin, Hugo de Groot’s Inleidinge tot de Hollandsche Rechts-geleerdheid, in Verspreide Geschriften VIII (Den Haag 1903), p. 21-24 en H. Nellen (2007), p. 354-356. 453 J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 349-350, nr. 757. 454 R. Fruin (1903), p. 24. 455 Id., p. 351-353, nrs. 758-760. R. Fruin (1903), p. 26-29. 456 R. Fruin (1903), p. 28. 163 niet bekend.457 Aangenomen moet worden dat hij ook deze prent speciaal voor de gelegenheid heeft laten maken. Als voorbeeld kan de prent hebben gediend van Willem van Swanenburch uit 1613, die teruggaat op het geschilderde portret van Jan van Ravesteyn uit dezelfde tijd. De mening van Van Beresteyn, dat het om een copie naar Van Swanenburch zou gaan, onderschrijf ik niet.458 Daarvoor zijn de verschillen te groot. De onbekende kunstenaar uit 1631 heeft zich moeite gegeven de rechtsgeleerde aanzienlijk ouder weer te geven. Ook allerlei details verschillen, zoals de uitvoering van de kraag en het aanbrengen van een silhouetschaduw. Het medaillon waarin het portret gevat is, is iets moderner dan dat van Hogerbeets, doordat elementen van kwabwerk zijn toegevoegd. Anders dan de Van Swanenburch-gravure heeft het in 1631 gemaakte portret van Van Mierevelt, dat de daarop volgende decennia de iconografie van De Groot beheerst, geen rol gespeeld. Daarvoor waren de prenten van Delff en Van der Passe naar Van Mierevelt net iets te laat op de markt gekomen. Wat betreft de inhoudstafels, de termenindex en de symbiose van beide remonstrantse juristen in één editie maakte Rooman school. Vrijwel alle edities die nadien in de zeventiende en achttiende eeuw verschenen, bevatten Roomans tafels en lijsten en bovendien zowel Hogerbeets’ Van het aenlegghen als de Inleidinghe van De Groot. Rooman zelf bleef beide werken de jaren na 1631 uitgeven. Ze komen verderop nog een paar maal voorbij. Bovendien zou hij zich ontwikkelen tot de belangrijkste uitgever van het Nederlandstalig juridisch werk van De Groot in het algemeen. Wat dat betreft was de ommekeer in zijn oriëntatie definitief.

8m. Oude vriendschap en veilige teksten

In 1632 zijn er tekenen, dat de relatie met Ampzing weer nauwer werd. In november van het jaar daarvoor waren er frequente contacten tussen de felle dominee en de vriendelijke Schrevelius, die na zijn ontslag door de orthodoxen in 1621 als rector van de Latijnse school in Haarlem vier jaar later het rectoraat van dezelfde school in Leiden had verworven. Schrevelius behoorde tot het soort mensen waarvan de intellectuele contacten gemakkelijk religieuze grenzen overschreden. Een scherpslijper was hij van nature niet. In 1624 had hij zich na bemiddeling door de uit Haarlem afkomstige predikant Johannes Derramout en niemand minder dan Festus Hommius, de gezaghebbende regent van het Statencollege, weer formeel verzoend met de Haarlemse predikanten die hem zo onheus hadden bejegend. De contacten met het Haarlemse stadsbestuur werden eveneens weer allengs beter, tot volledige rehabilitatie van de verdreven rector toe.459

457 E. A. van Beresteyn, Iconographie van . Den Haag 1929, p. 80-81, nr. 9 a-d. 458 Id, p. 80. 459 H. v.d. Venne (2009), p. 273, 276, 279 en 288. 164

Bovendien had hij vermoedelijk in Ampzing een hond herkend die wel luid blafte, maar zelden beet. Weliswaar was de jonge Ampzing, nota bene een voormalige leerling van hem, in 1620 als lid van de kerkenraad mede voor zijn ontslag verantwoordelijk geweest, maar blijkbaar had hij hem dat weldra vergeven. In 1628 had hij al met een lofdicht bijgedragen aan de Beschryvinge ende lof der stad Haerlem. Beiden deelden de liefde voor de geschiedenis en de dichtkunst en niet te vergeten voor hun geboortestad Haarlem. In het midden van de eeuw, vlak voor zijn dood, zou Schrevelius na Ampzing de tweede belangrijke historicus van de stad worden. In elk geval gingen zij enkele jaren na de onverkwikkelijke gebeurtenissen uit de tijd van de omwenteling weer frequent met elkaar om. In 1632 leidde die contacten tot een boekje, waarbij Rooman als uitgever betrokken werd. Het uitgangspunt was een Latijnse samenvatting door de Leidse hoogleraar theologie Anthonius Walaeus van Aristoteles’ Nicomachaeische ethiek, aangepast aan de christelijke voorschriften. Walaeus gold net als Schrevelius als een beminnelijk man, weliswaar orthodox, maar zeker geen polemische geest als Ampzing. Zijn Compendium ethicae Aristotelicae was vanaf 1620 meermalen in Leiden gedrukt, in hoofdzaak door de Elzeviers. Schrevelius had die tekst omgewerkt in Latijnse verzen, zodat zijn leerlingen de zedeleer gemakkelijker konden onthouden. Die poëtische versie is vanaf 1629 overgeleverd als toevoeging in enkele Elzevierdrukken van het Compendium. 460 Het is met de vertaling van deze tekst, dat Ampzing en Schrevelius weer bij Rooman terecht kwamen, die de Nederlandse versie vervolgens afzonderlijk uitgaf als Theodori Schrevelii Iambi Morales met vermelding van zowel Walaeus’ als Ampzings bijdrage op de titelpagina.461 Het op 1 november 1631 gedateerde gedicht van Ampzing, dat aan de hoofdtekst vooraf gaat, geeft een aardig inkijkje in het tot stand komen van het boekje:

Eerwaerde waerde Heer, het is niet lang geleden, Dat gy, naer diine gunst, tot mii siit toegetreden, Als gy te Haerlem waert, dat gy mii quaemt besien, Dat ick van herten wensch dat dickvviils mogt geschien; En als vvy onderling van veelderleije saken, Van konst, en wetenschap, van dicht, en verzen spraken, En onse rede daer op diine verzen viel; (ik svviig vvat diine gunst van miine riimen hiel) So speurd ik, so mii docht, (miin Vriend!) aen diine reden, Dat gy niet nood en saeght, diin Verzen vande Seden, Daer gy dat gansche stuck dier Wiisheyd kort verhaelt,

460 Id. , p. 320-321, nr. 4.14a. 461 Bijlage 1, 1632-4. 165

En veel beknoptliik leert, van mii in ’t Duytsch vertaeld.462

De spellingseigenaardigheden komen bijna zeker uit de koker van Ampzing, die voortdurend bezig was met taal- en spellingshervorming. In de hoofdtekst wordt gewoon ij gedrukt. Het verslag van de gebeurtenissen is verder duidelijk. Schrevelius komt uit Leiden naar Haarlem, zoekt zijn vriend en oud- leerling op en de heren raken in een gesprek over kunst en wetenschap. Niet over politiek en godsdienst. En misschien ligt daar ook wel een verklaring, zowel voor het feit dat Ampzing en Schrevelius vrienden waren gebleven of weer opnieuw waren geworden, als voor het voortgezet contact tussen Ampzing en Rooman, ondanks dat deze inmiddels zijn deur wijd open had gezet voor de door de dominee verafschuwde vrijzinnigen. Want behalve ideologische tegenstanders waren zij allen ook burgers van de republiek der letteren. Walaeus behoorde in die republiek tot de hoogste stand, nog net niet van het niveau van Hugo de Groot, maar dat was bijna niemand. Schrevelius stond een trede lager en Ampzing nog weer één. Maar ook Adriaen Rooman, die een hele generatie Haarlemmers de beginselen van het Latijn had geleerd en die Latijnse hexameters kon schrijven, behoorde tot de burgerij van deze literaire gemeenschap, al was zijn plaats weer iets bescheidener. Binnen deze gemeenschap van literatoren kon zich verenigen, wat politiek en religie uit elkaar dreven. Het is ook geen toeval dat Schrevelius in 1648 in zijn Harlemias Ampzing alleen herdenkt als historicus en literator. Diens onverzoenlijke polemieken tegen vrijzinnigen en katholieken heeft hij met de mantel der liefde bedekt.463 Voor Rooman paste de publicatie van de Iambi Morales overigens goed in zijn nieuwe koers. Schrevelius mocht dan ook mensen als Ampzing tot zijn vrienden rekenen, zijn beste vrienden waren Barlaeus en Scriverius, langs wie rechtstreekse lijnen liepen naar radicale vrijzinnigen als de sinds kort door Rooman uitgegeven Grotius. Wat dat betreft, zette Ampzing dus een stap in de richting, die zijn uitgever al enkele jaren eerder had gezet. De contacten tussen Ampzing en Schrevelius leidden in 1632 tot een tweede editie bij Rooman. Die zal zich er persoonlijk bij betrokken gevoeld hebben. Het betrof namelijk de Disticha Catonis, de meest populaire schooltekst voor beginnende gymnasiasten. Het kan haast niet anders, of Rooman had met dit in de middeleeuwen al zeer populaire en nadien talloze malen gedrukte boekje in de hand voor de klas gestaan. In de zeventiende eeuw golden de min of meer stoïsche moralisaties van deze verzameling uit de derde eeuw na Christus ook inhoudelijk nog steeds als respectabele wijsheden, die zich goed met de christelijke leer lieten combineren. Om die reden zal er ook vraag naar Ampzings Catoos Koppel-dichten van de

462 Id. , p. 3. 463 Th. Schrevelius (1648), p. 332-333. Cf. ook H. v.d. Venne (2007), p.279. 166 seden zijn geweest.464 Aangespoord door Schrevelius om zijn vertaling toe te voegen aan de reeds bestaande, liet de dominee zijn dichtkunstig vernuft zien door de disticha telkens twee maal te vertalen, in Nederlandse alexandrijnen en in octameters.465

8n. De dood als einde van een vriendschap

Roomans relatie met Ampzing eindigde op 29 juli 1632. Toen stierf de dominee, pas 42 jaar oud, na een korte ziekte en bijna in het harnas. Zijn lijkdichter zegt althans: Ia tot den laetsten dach, al preeckende geendt syn leven ende loop.Helemaal letterlijk moet dat niet genomen worden, want die laatste preek was in de Janskerk op 22 juli. Vier dagen later werd hij ziek en weer vier dagen later was hij dood. Ampzings biografie is nog niet geschreven, ondanks zijn postume en weer actuele faam als historicus en taalpurist.466 Mijn indruk, dat hij weliswaar een enorme druktemaker was (zijn scheldpartijen tegen katholieken verdienen ook op zich zelf een nadere plaatsbepaling binnen de anti-paapse literatuur – zong hij luidruchtig mee met het koor, of had hij af en toe een eigen partij?), maar niet echt een gevaar voor de Haarlemse katholieken en dissenters, is dan ook zeer voorlopig. Onderzocht zou moeten worden, of de door hem verfoeide en uitgescholden Haarlemse begijnen, kloppen en roomse geestelijken werkelijk iets van hem te duchten hadden, of dat de door Spaans vast gestelde autoritair pacificerende godsdienstpolitiek van de Haarlemse magistraat, waarin religieuze vrijheden beperkt èn beschermd werden ook in de periode na het Bestand is voortgezet, zonder dat veel acht werd geslagen op de preken en scheldpartijen van de dominee.467 Mutatis mutandis is dezelfde vraag van toepassing op de mennisten en remonstranten. Om een paar concrete voorbeelden te noemen: in 1625 probeerde de gereformeerde kerkenraad de bouw van de vermaning De Block van de grote gemeenschap van Vlaamse doopsgezinden stil te leggen. Het Hof van Holland moest eraan te pas komen om de mennonieten de vrije hand te geven. Volgde het stadsbestuur aanvankelijk de predikanten en speelde Ampzing daarbij een vooraanstaande rol? In 1633, een jaar na Ampzings dood, kwam niemand minder dan Passchier de Fijne, het IJsvogelken, de door de Goudse baljuw Cloots opgejaagde remonstrantse predikant, naar Haarlem om daar nog tientallen jaren in alle openlijkheid de remonstrantse gemeente voor te gaan. Was dat een teken, dat na de dood van Ampzing de messen minder scherp

464 Bijlage 1, 1632-3. De Disticha zijn in de loop der eeuwen in vrijwel alle volkstalen vele malen vertaald. Ook in het Nederlands was de vertaling van Ampzing er één van vele. 465 Id., Voorwoord (met dank aan L. Meijer voor de vertaling van het Latijn). 466 Ampzings naam heeft de laatste decennia weer een zekere bekendheid gekregen dankzij de vrolijke heren van het Ampzinggenootschap die het gebruik van onnodig Engels bespotten onder het motto Iedere sale is er één te veel. 467 J. Spaans (1989), p. 228-229. 167 geslepen werden? Of was al bij zijn leven het klimaat veranderd en had de Goudse remonstrant ook veilig in Haarlem kunnen preken, als Ampzing nog geleefd had? Interessant is ook de vraag naar zijn invloed op de Haarlemse opstelling in de buiten- en binnenlandse politiek. Droeg hij bij tot de oorlogsstemming onder de regenten, of werd hij door hen alleen gebruikt omdat ze steun onder de bevolking zochten voor een oorlogspolitiek, die in hun kringen niet door religieuze, maar economische motieven werd ingegeven? De berisping van Ampzing in 1630 had ik in de resoluties van de burgemeesters nooit teruggevonden, als Rooman, naar wie ik zocht, er niet bij betrokken was geweest. Naar Ampzing, naar andere predikanten en naar de kerkenraad en classis zou in deze bron eveneens moeten worden gezocht. En in de kerkenraadsnotulen zou moeten worden gekeken, of er voor en na de dood van Ampzing verschuivingen optraden in wijze waarop dissidenten en katholieken werden benaderd. Datzelfde geldt natuurlijk voor de verhoudingen binnen de magistraat, zoals al eerder aangestipt. Het is de zeer vraag of de wind die in 1618 de nieuwe machthebbers op het stadhuis en de nieuwe leden van de kerkenraad stevig in de rug blies, is de jaren rond 1630 niet geleidelijk was gaan liggen en meer veranderlijk was geworden. Misschien zou dan ook iets duidelijker worden, wat Rooman tot de vastgestelde, maar niet bevredigend verklaarde veranderingen in zijn uitgeversfonds heeft gebracht. Dat zijn verhouding tot Ampzing op de één of andere manier steeds een rol heeft gespeeld, lijdt weinig twijfel. Het past dan ook in die relatie, dat Rooman gereageerd heeft op de dood van zijn vriend met het enige tot nu bekende rouwbeklag. Als inderdaad slechts dit enkele stuk naar aanleiding van diens dood geschreven is, dan zou dat op zich zelf al tamelijk verwonderlijk zijn. De auteur en het niveau van diens poëzie verbazen nog meer. Het gaat om een thans uiterst zeldzaam blad, getiteld Haerlemsche Maeghdetranen, waarvan zich het enige overgeleverde exemplaar min of meer verborgen in de collectie van het Teylers Museum bevindt. Het maakt daar deel uit het Panpoeticon Batavum, een verzameling dichtersportretten, waartussen het als tekstblad verzeild is geraakt.468 Het is geschreven door een zekere M.C. Gave, van wie in de biografische woordenboeken of in de DBNL geen spoor te vinden is. De aanhef van de wenende maagden maakt meteen duidelijk, dat Rooman geen verborgen poëtisch talent voor deze elegie heeft opgedoken:

O Burgers weent met mijn, beklaegt het overlijden, Mijns Vaders, die u heeft verhaelt de oude tijden,

468 Teylers Museum, PP 0010a, Bijlage 1, 1632-13. Omtrent de ouderdom van de Haarlemse collectie waren geen gegevens voorhanden. Deze moet niet verward worden met het meer bekende gelijknamige Panpoeticon Batavum, een kabinet met miniatuur portretten van Arnoud van Haelen uit de eerste decennia van de 18e eeuw, waarvan de restanten zich in het Rijksmuseum bevinden. 168

Van doe ick eerst begon te sijn, en tot dees tijdt, Waer door ick oorsaek had te wesen seer verblijdt.

Zeer verblijd wordt men in elk geval niet van dergelijke rijmelarij en evenmin van de overige ruim honderd iambische alexandrijnen. Aan Roomans vormgeving heeft het niet gelegen, want hij heeft het grote blad zorgvuldig in romein gezet met telkens inspringende regels voor de verzen met 12 syllaben en gepaard staand rijm en met rijke fleuronbanden om en tussen de tekstkolommen. Maar het blijft moeilijk te begrijpen, dat hij geen Schrevelius of Scriverius of één van de betere Haarlemse literatoren voor een eerbetoon aan Ampzing heeft ingeschakeld. Zo blijft ook dit anticlimactische afscheid van iemand die de voorafgaande jaren zo stormachtig de publiciteit had gezocht en voornamelijk via Roomans drukkerij ook daadwerkelijk verkregen, tamelijk raadselachtig. Vanuit het standpunt van Rooman bezien, verloor hij een jeugdvriend, zijn belangrijkste leverancier van kopij en een man die enkele jaren een streng orthodox stempel gezet had op zijn bedrijf. De ommekeer die in 1630 was ingezet, kreeg door de dood van Ampzing een definitief karakter. Rooman zou in de volgende jaren nog wel contra-remonstranten drukken en uitgeven, maar in die specifieke hoek valt zijn drukkerij niet meer te plaatsen. Met de gereformeerde boeckdrucker van S. Ampsing was het definitief gedaan.

8o. Een nieuw begin: samenwerking met Zacharias

Het is moeilijk om bronnen te vinden voor de onderlinge contacten tussen de Roomans. Brieven of andere persoonlijke documenten zijn niet boven water gekomen. Daardoor is men aangewezen op toevallige vermeldingen in kerkelijke doopregisters, als daarin tenminste de getuigen werden vermeld, of in notariële bronnen, die vaak moeilijk toegankelijk zijn. Maar gelukkig zijn er de boeken zelf als bewijsstukken. En daaruit blijkt onweerlegbaar, dat Adriaen en Zacharias in 1633 voor het eerst gezamenlijk een editie hebben gemaakt. Eerder heb ik er op gewezen, dat het jaar 1628 voor beiden, maar ook voor Nathanael in Groningen een beginpunt van nieuwe activiteiten vormde. In een enigszins romantische voorstelling van zaken heeft Adriaen bij een familie-overleg zijn jongere broers aangespoord om zijn weg te volgen en zelf boeken te gaan drukken of uitgeven. In hoeverre ze vervolgens in de handel hebben samengewerkt blijft lastig na te gaan. Zouden er in Middelburg exemplaren van Ampzings Beschryvinge ende lof in Zacharias’ winkel hebben gelegen? En zouden Zacharias’ mooie edities van Cats en De Brune in Haarlem bij de klanten van Adriaen aftrek hebben gevonden?

169

Hoe zeer dat allebei ook voor de hand ligt, zekerheid van intensief contact is er pas met de uitgave van Philips van Lansberghe’s Verklaeringhe van het ghebruyck des Astronomischen ende Geometrischen Quadrants in 1633.469 Zoals we nog zullen zien, was Van Lansberghe een belangrijk auteur voor Zacharias. Begonnen als contra-remonstrants predikant en tevens als arts in Goes, waar hij door politieke en persoonlijke en niet door religieuse spanningen in 1613 het veld moest ruimen, was hij gaan wonen in Middelburg, waar hij zich mede dankzij een jaargeld van de Zeeuwse Staten als ambteloos burger tot aan zijn dood in 1632 ontwikkelde tot een internationaal gerenommeerd Copernicaans astronoom. Wellicht waren er oude banden tussen de Roomans en de Van Lansberghe’s. Philips stamde uit een patricische Gentse familie en behoorde net als Gillis Rooman tot de golf calvinistische vluchtelingen uit de jaren ’80 van de zestiende eeuw. Het betrokken oorspronkelijk Nederlandstalige boek dat de broers in 1633 samen publiceerden, had in 1620 een eerste druk beleefd. Uitgever was François Schillemans, die zelf de zeer fraaie titelprent had gesneden. Jacob Cats had een eredicht voor zijn vriend Lansberghe bijgedragen. De Middelburger Hans van der Hellen had het boek gedrukt.470 Vervolgens had Zacharias het in 1628 en 1630 opnieuw uitgegeven, waarschijnlijk samen met Schillemans. De drukkers van die edities zijn niet bekend.471 Adriaen was het niet, zoals letters en ornamenten uitwijzen. Het kennelijk succesvolle werk werd in 1633 in een door David Goubard uitgebreide versie door Zacharias naar Adriaen gebracht voor een vierde druk. De koperplaat van de titelgravure van Schillemans kwam mee naar Haarlem. Omdat Van Lansberghe kort daarvoor gestorven was, werd aan het gedicht van Cats nu een tweede toegevoegd met rouwbeklag van de hand van Adriaen Jekerman. Daarin herkent men de oud-collega van Adriaen aan de Haarlemse Latijnse school. Bijna zeker is deze dichter door hem bij zijn broer aangedragen. De samenwerking moet goed verlopen zijn, want, zoals nog zal blijken, enkele jaren later maken beide broers een Latijnse versie voor de internationale markt en enige andere Van Lansberghe-publicaties.

8p. Toevallige overblijfselen van een genre?

Kort moet nog verwezen worden naar twee edities uit deze periode, waarvan het verre van zeker is, of ze uitzonderlijk waren of dat Rooman veel meer van dergelijk werk gedrukt heeft, waarvan de sporen verloren zijn gegaan. Het betreffen Latijnse en Griekse gedichten uit 1631 en 1633 door Guilielmus a

469 Bijlage 1, 1633-5. K. Hoogendoorn (2018), p. 561 LANSP04, 2. 470 Niet in de STCN, hoewel een exemplaar zich in de Tresoar bevindt; wel bij K. Hoogendoorn (2018), p. 561, LANSP04, 1.1. Prent van Schillemans niet in HD XXVI. 471 K. Hoogendoorn (2018), p. 561, LANSP04, 1.2 en 1.3. In sommige exemplaren komt een portretprent van Van Lansberghe voor, gemaakt door Willem Delff met een epigram van Heinsius. De prent is uitgegeven door Zacharias en misschien ook los in de handel geweest, cf. HD V, p. 174, nr. 38. 170

Base en Adrianus Bredenhovius aan de curatoren en docenten van de Haarlemse Latijnse school opgedragen bij hun eindexamen en hun toelating tot de universiteit. De titels Carmen de cultu dei (Vers over de godsdienst) en Carmen de Admirandis Operibus Dei (Vers over de bewondering voor de werken Gods) beloven inhoudelijk niet veel origineels.472 Het zal bij zulke gedichten er dan ook voornamelijk om gegaan zijn dat de afgestudeerde gymnasiast liet zien, dat hij (waarschijnlijk met hulp van een docent) enkele pagina’s met klassieke hexameters kon schrijven. En Rooman toonde aan langere Griekse teksten te kunnen drukken, tenzij hij het werk natuurlijk had uitgebesteed aan anonieme andere drukkers. Maar zou hij dan in beide gevallen zo zelfbewust en bijna triomfantelijk zijn in 1631 splinternieuwe paginagrote Costerprent meteen na de titelpagina hebben afgedrukt? Ook als hij hulp van correctoren gekregen heeft (de schrijvers zelf en hun mentoren zullen wel het Griekse vel met een arendsoog hebben bekeken voordat het met het Latijnse samen gebonden werd), zou dit er toch op kunnen wijzen dat Rooman naast zijn complete latiniteit ook enige kennis van het Grieks had. Voor een goed beeld van Roomans inkomsten als drukker zou het natuurlijk wenselijk zijn om te weten, hoe veel van dit soort werk in opdracht hij jaarlijks kreeg. Behalve de twee genoemde werken, komt later nog één ander voor onder Roomans publicaties. In zekere zin zijn de carmina vergelijkbaar met huwelijksgedichten. Net als deze zullen de eindexamengedichten in kleine oplagen gemaakt zijn en uitgedeeld aan een beperkte groep betrokkenen, in dit geval de docenten van de school, de scholarchen en enkele verwanten en kennissen. Bovendien zullen ze vanwege hun gebrek aan intrinsieke waarde slechts zelden langdurig bewaard gebleven zijn, zeker wanneer de auteurs of de opdrachtgevers voor het overige geen naam hebben gemaakt. Het meest voor de hand ligt dus dat naast de drie bewaarde werken tientallen andere hebben bestaan. Dat Rooman als latinist, stadsdrukker en (oud-)docent ze heeft uitgegeven, ligt evenzeer voor de hand. Van de auteur Willem van Base of van (der) Bassen heb ik overigens geen spoor kunnen vinden. Het zal dus wel louter op toeval berusten, dat juist zijn gedicht aan de vergetelheid is ontsnapt. Adriaen Van Bredehoff (1617-1675) is bekender. Hij was geboortig uit Dordrecht, schreef zich dadelijk na zijn eindexamen in Leiden in en werd na zijn studie schout van Hoorn.473 Zijn nazaten, de heren van Oosthuizen, vormden een aanzienlijk regentengeslacht.

472 Bijlage 1, 1631- 3 en 1633-4. Het eerste gedicht is een lofzang op de godsdienst en de vroomheid, het tweede een lofzang op de schepping, vriendelijke mededeling L. Meijer. 473 Album Studiosorum Academiae Lugduno Batavae MDLXXV – MDCCCCLXXV. Den Haag 1875, kol. 257. 171

8q. Het Costerportret en het Costerbeeld

Eerder kwam al de eerste Costerprent van Rooman aan de orde. Als uitgever van Scriverius had Rooman een aandeel in verbreiding van de Costerlegende, die de afgelopen decennia ruimschoots wetenschappelijke aandacht heeft gekregen.474 Hier wordt alleen nader ingegaan op de rol van Rooman bij de picturale ondersteuning van deze legende, die voor hem overigens geen legende was. Ondanks de neiging van sommige moderne onderzoekers tot pertinente uitspraken is over de rolverdeling van de diverse participanten weinig bekend. Dat begint al met de oudste versie van het in de Laure-crans door Rooman gepubliceerde portret. Dat de daar afgedrukte prent gemaakt is door Jan van de Velde, één van Roomans vaste contacten onder de Haarlemse prentmakers, blijkt uit het onderschrift. Dat vermeldt ook J. V. Campen pinxit. 475 Er moet dus in 1628 al een schilderij hebben bestaan van Coster plus de gebruikelijke ontwerpschetsen en tekeningen daarvoor van de hand van Van Campen.476 Voor wie dit schilderij bestemd was en wat ervan geworden is, is volkomen onbekend. Buvelot meent, dat het in 1655 nog in Haarlem hing.477 De bron warop hij zich baseert, beschrijft echter een heel ander schilderij, namelijk van een staande figuur, met de linkerhand leunende op een inscriptieplaat met het jaartal 1440 en met de rechter een letterblokje met een A omhoog houdend. Hij werd vergezeld door putti en een allegorische Famagestalte, met de volgende letters tot en met de F.478 Vreemd genoeg speelt deze bron, een reisverslag uit 1707, van een Engelse geleerde, die het werk op het Prinsenhof zag, nauwelijks een rol bij de diverse auteurs die zich op de ikonografie van Coster hebben gericht. Roscam Abbing en Tuynman beweren met veel stelligheid, dat Van Campens schilderij op initiatief van Scriverius zou zijn aangebracht aan de gevel van het veronderstelde huis van Coster aan de Grote Markt.479 Daar heeft zich zeker een afbeelding bevonden, maar het is zeer twijfelachtig, of men een schilderij van Van Campen, die destijds al naam had gemaakt, aan een gevel zou hebben bevestigd. Eerder moet aan een goedkope kopie worden gedacht. Wat ook de schilderkunstige voorgeschiedenis was, voor Rooman begon de bemoeienis met de prent van Van de Velde. Dat het zeer onwaarschijnlijk is,

474 S. Langereis, Een humanistische beeldencultus voor een burgerman, in: De Zeventiende Eeuw 27 (2011), p. 49-52. 475 HD XXIII, p. 123, nr. 391. 476 Cornelis Koning vermeldt op zijn prent met het Costerportret, dat hij naar een tekening van Van Campen heeft gewerkt, HD IX, p. 262, nr. 5. 477 Q. Buvelot, Schilderkunst, in : J. Huisken, K. Ottenheym en G. Schwarz (red.), Jacob van Campen. Amsterdam 1995, p.54. 478 J. Bagford, An Essay on the Invention of Printing, in: Philosophical Transactions 25 (1706-1707). Londen 1708, p. 2404. Niet volledig duidelijk uit deze beschrijving wordt, of het om een los schilderij gaat of een muurschildering. Als er inderdaad ‘1640’ op de inscriptie stond, moet het om een vroege afbeelding zijn gegaan, want in de loop van 1628 werd dat jaar al door Scriverius verlaten. De putti en de Fama zijn uit geen enkele afbeelding bekend, maar ze zouden goed in een classicistisch schilderij passen. 479 M. Roscam Abbing en P. Tuynman (2014), p. 45-51. 172 dat de gravure niet in opdracht van Scriverius zou zijn gemaakt, zoals Roscam Abbing en Tuynman schrijven, hangt samen met hun neiging het belang van Scriverius in alle omstandigheden uit te vergroten.480 Rooman had in beginsel Scriverius niet nodig voor opdrachten aan Van de Velde, die hem immers een groot deel van de illustraties voor Ampzings Beschryvinge ende Lof had geleverd. Plausibel is wel, dat auteur en uitgever steeds met elkaar contact hielden, ook over de illustraties. Dat hij zijn eigen weg kon gaan, bewijst het eerder gememoreerde verzoek aan Scriverius om een carmen te leveren voor een prent die hij wilde laten snijden van een standbeeld van Coster, dat hij had laten maken. Ook de tekst voor het bord waarop Coster zou leunen zag hij graag door Scriverius opgesteld. Maar Rooman had de vorm en de grootte van het beeld al op zijn eigen houtje bepaald en wist precies wat hij op de tafel wilde hebben : …als dat de konst hier eerst gevonden is oock wanneer gevonden, ende ’t beelt opgerecht…481 We zagen hiervoor al, dat Scriverius gewoontegetrouw niet erg opschoot met de leverantie van teksten en vermoedelijk heeft Rooman uiteindelijk zelf de Latijnse tekst gemaakt, die op het bord verscheen. Anders dan zowel Langereis als Roscam Abbing en Tuynman, die de inscriptie automatisch aan Scriverius toeschrijven, vermoedelijk denken, was hij daar zeer wel toe in staat. De bescheiden woorden hanc Q.L.C.Q. statuam quia aeream non habuit…posuit civis gratissimus Adrianus Romanus Typographus (de dankbare burger Adriaen Rooman, drukker, heeft dit eenvoudige standbeeld opgericht, want over één van brons beschikte hij niet) passen ook het beste in zijn eigen mond.482 Het ligt ook niet voor de hand dat Scriverius wèl deze inscriptie zou hebben geschreven maar het andere verzoek van Rooman, om een carmen voor de nu te besperken gravure te maken, zou hebben genegeerd. En dat is toch echt aantoonbaar gebeurd, anders had Rooman niet behoeven terug te grijpen op het epigram dat al in de Laure-crans door hem was afgedrukt. Ongetwijfeld was het levengrote houten beeld, dat hij voor zijn nieuwe winkel aan de Grote Markt liet plaatsen Roomans belangrijkste bijdrage aan de Coster-iconografie.483 Het heeft er vermoedelijk gestaan, totdat hij in 1634 naar de Grote Houtstraat verhuisde, waarna de verblijfplaats onbekend is.484 Het ligt

480 Id., p.45. 481 S. Langereis (2011), p. 79. 482 Q.L.C.Q. is te lezen als qualemcumque, cf. Roscam Abbing en Tuynman (2014), p. 58. Zij waren er niet van op de hoogte, dat Rooman zelf de afkorting al had verduidelijkt in zijn bijdrage aan de uitgebreide heruitgave van de kroniek van Reygersbergh (Bijlage 1, 1634-5, p. 160). Zo gangbaar als zij denken was de afkorting kennelijk ook weer niet. 483 Roscam Abbing en Tuynman (2014), p. 56 maken in hun zucht tot polemiek met Langereis overbodige drukte over betekenis van een beeld…op een stock, dat niet als ‘standbeeld’, maar als ‘beeld op een blok of sokkel’ zou moeten worden opgevat. Aangezien vrijwel elk levensgroot beeld dat een persoon voorstelde op een sokkel stond, is het onderscheid irrelevant en is de weergave met ‘standbeeld’ volkomen correct, cf. WNT dl. 15, kol. 1841-1842. 484 S. Langereis (2011), p. 69 en 71. 173 voor de hand, dat het mee verhuisd is naar de Grote Houtstraat en ook daar voor of in de winkel is opgesteld. Roscam Abbing en Tuynman hebben de hypothese gelanceerd, dat het Costerborstbeeld op de achtergrond van het beroemde dubbelportret, dat Jan de Bray in 1663 van Abraham Casteleyn en Margaretha van Bancken maakte, het gereduceerde restant vormde van Roomans standbeeld.485 Maar dat denk ik niet. De Bray heeft het beeld in grijzen geschilderd en niet in een houtkleur. De overige objecten van het werk hebben alle een naturalistische uitvoering en ongetwijfeld was de bedoeling van de grisaille om een stenen beeld te suggereren, zoals ook de afgebroken brokjes aan de randen ervan onmiskenbaar laten zien. Nog sterker pleit de gestalte van Coster zelf tegen de suggestie van beide auteurs. Die is afgeleid van de prenten van Jan van de Velde II en Cornelis Koning, en niet van de weergave van het standbeeld door Saenredam. Details in de huidplooien en de kleding laten daar geen twijfel over bestaan. De Bray heeft met andere woorden met behulp van één van deze prenten een symbolisch stenen borstbeeld geschilderd. Dat betekent, dat men voor het standbeeld genoegen moet nemen met Roomans volgende bijdrage aan de Costericonografie. En dat was de door hem in zijn brief aan Scriverius aangekondigde gesneden plaat, waarop het beeld werd weergegeven. Van zijn voornemen om deze achter de Saturnalia te drukken, kwam, zoals bleek, niets terecht. Maar de plaat kwam er wel, bijna zeker nog in 1630. Zijn vaste artistieke relatie Pieter Saenredam heeft haar gemaakt. En Rooman heeft er een losse prent van laten drukken, die ongetwijfeld in zijn winkel verkocht werd aan trotse Haarlemmers, maar vooral aan degenen die het standbeeld zelf en andere herinneringen aan Coster kwamen bezichtigen.486 Dergelijke beelden waren destijds uitzonderlijke bezienswaardigheden, maar ook zonder de materiële aanwezigheid van het standbeeld, was er een markt voor de prent ervan. Toen het beeld zelf al lang verdwenen was, heeft Pieter Casteleyn, die de plaat kennelijk in handen gekregen had, een tweede staat laten maken, waarop hij Roomans naam door die van hem zelf vervangen had.487 Saenredam heeft het beeld van zijn sokkel gehaald, tot leven gewekt en neergezet in landschap dat de Haarlemmerhout moet verbeelden met op de achtergrond het Haarlemse stadsprofiel vanuit het zuiden. Nog was daarmee Roomans bemoeienis met de afbeeldingen van Coster niet ten einde. Naar de prent van Saenredam moet hij niet veel later door een onbekende, vermoedelijk Haarlemse kunstenaar een houtsnede hebben laten maken, die vanaf 1631 regelmatig in zijn boeken voorkomt en die daarin min of

485 M. Roscam Abbing en P. Tuynman (2014), p.62. 486 RM, RP-P-OB.15748. G.Schwartz en M.J. Bok (1990), p. 296, cat. nr. 204. 487 RM, RP-P-1891-A-16404 (foutief gedateerd 1630, de werkzame jaren van Pieter Casteleyn zijn 1649-1676), niet bij G. Schwartz en M. J. Bok (1990). 174 meer de rol van een extra drukkersmerk vervulde.488 Deze prent onderscheidt zich van die van Saenredam door enkele vereenvoudigingen en uiteraard door de minder fijne techniek. De exacte frequentie van de toepassing van de houtsnede is lastig vast te stellen, omdat dit bij uitstek een prent is, die door ‘liefhebbers’ uitgesneden kan worden, want een relatie met de inhoud van de boeken heeft hij niet. Een vluchtige inventarisatie leverde op dat in diverse exemplaren van verscheidene drukken de Costerprent inderdaad soms wel en soms niet aanwezig was. De vroegste voorbeelden van de houtsnede die ik gevonden heb, zaten in exemplaren van Weytsens Tractaet van Avarien en het eindexamenstuk Carmen de Cultu Dei, beide uit 1631. De rol van Rooman bij het onstaan van de beeldtraditie is al met al van groot gewicht. De totstandkoming van het houten standbeeld en van drie grafische voorstellingen komt op zijn conto, ook in letterlijke zin, want in de meeste gevallen zal hij wel de kosten voor zijn rekening hebben genomen. Ook als Van Campen al dan niet in overleg met Scriverius het uiterlijk van het fictieve personage heeft bedacht en vorm gegeven, dan nog is de verbreiding van de trekken van Coster vanaf de zeventiende eeuw tot op de dag van vandaag grotendeels aan Rooman te danken. Een aardig, voor zo ver ik weet tot nu toe over het hoofd gezien, detail in de literatuur over de Costerlegende is de betrokkenheid daarbij van Gillis Rooman die met de Haarlemse burgmeester Thomas Thomasz de activiteiten van Coster besproken had. Op de scholier Adriaen hadden deze gesprekken, die in het eerste decennium van de eeuw hebben plaats gehad, zo veel indruk gemaakt, dat hij ze zich tientallen jaren nog kon herinneren.489 Gilles en de burgemeester moeten rond 1600 over de zaak hebben gesproken. Thomas Thomasz was in 1583 burgemeester geworden. Hij zal toen al van een zekere leeftijd zijn geweest en aangezien hij op zijn beurt verhalen vertelde die hij in zijn eigen jeugd gehoord had, geven zijn mededelingen inzicht in het circuleren van de legende in Haarlem ruim voor de tijd dat Hadrianus Junius deze op papier zette.490 Adriaens belangstelling voor het fenomeen Coster was in elk geval dus al veel ouder, dan de de tijd dat hij Scriverius’ boek drukte. En zij ging veel dieper dan meestal gedacht wordt. Rooman was dermate in de materie geïnteresseerd, dat hij zelf een oude druk in zijn bezit had, die destijds aan Coster werd toegeschreven. Het gaat om een exemplaar van één van de twee vroegste Latijnse edities van het Speculum humanae salvationis, ook

488 Afbeelding bij M. Roscam Abbing en P. Tuynman (2014), p. 61. 489 Bijlage 1, 1634-5, p. 159. 490 L. Hellinga-Querido en C. de Wolf, Laurens Janszoon Coster was zijn naam. Haarlem 1988, p. 37. Thomas Thomasz. kende overigens een element van de legende, dat later kennelijk op de achtergrond is geraakt, namelijk dat de jonge Coster dagelijks een zilversmid bezocht en van jongsaf gericht was op het tekenen en plaatsnijden. 175 toen al een grote zeldzaamheid. Niet zonder trots vermeldt hij, dat Scriverius een Nederlandstalig specimen bezat en hij zelf een Latijnse druk.491 Hoewel een element van ‘reclame’ bij zijn inspanningen niet uit te sluiten valt (het beeld zal zeker gedurende Roomans jaren op de Grote Markt de aandacht op de winkel hebben gevestigd), is zijn bijdrage aan de Haarlemse Costercampagne het zoveelste teken van zijn inhoudelijke betrokkenheid bij boeken die hij uitgaf.

8r. Verwanten

Alvorens dit hoofdstuk af te sluiten, wordt nog een blik op de lotgevallen van de familie geworpen, voor zo ver daar iets over bekend is. We zagen hiervoor dat Adriaens jongste broer Nathanael in of voor 1624 naar Groningen vertrokken was, waar hij in dat jaar geregistreerd werd in verband met zijn huwelijk met Grietjen Allers. Wellicht was er een verband tussen zijn gang naar Groningen en het bedrijf van zijn halfbroer Gerard Ketel, dat na diens dood eerst was voortgezet door zijn tweede vrouw Jenneken Ottens en nadien overgenomen door de Groninger stads- en academiedrukker Hans Sas. Als Sas ook nog eens met Jenneken Ottens getrouwd zou zijn, zoals onder anderen door Van Berkel beweerd wordt, dan zou de relatie nog veel nauwer zijn. Daarvoor ontbreekt echter vooralsnog het bewijs.492 In 1628, omstreeks de tijd, dat Adriaens activiteiten op grote schaal werden hervat, verscheen ook een eerste titel op naam van Nathanael. De STCN kent het boekje niet, maar het is in Kopenhagen opgespoord door Hoogendoorn. Voor de hierboven hypothetisch gelegde relatie levert het nieuwe argumenten. Het betreft een tweede druk van Nicolaus Mulerius’ Cort onderwijs van het ghebruyck des Astrolabiums.493 Mulerius was een vooraanstaand Gronings hoogleraar en auteur van astronomische, wiskundige en medische werken. Zijn meeste boeken verschenen bij de academiedrukker Hans Sas, ook rond en zelfs in 1628. Aannemelijk is dat de drukke Sas (27 titels volgens de STCN in 1628!) in goede verstandhouding dit ene werkje aan de beginnende Rooman heeft overgelaten. Maar is meer. Er loopt een lijn naar de Van der Rades, want de vorige druk van het boek was verschenen bij Gillis van der Rade.494 De nauwe relaties tussen de Roomans en de Van der Rades, beide Gentse calvinistische vluchtelingenfamilies werden eerder aangestipt. De auteur Mulerius was

491 Bijlage 1, 1634-5, p. 159. Uit Roomans tekst wordt niet duidelijk, of het om een blokboek ging of een exemplaar gezet met losse letters. Beide kwamen voor. 492 De suggestie van een huwelijk reeds bij J. Kingma (1989), p. 26. Hij was echter niet op de hoogte van het huwelijk dat Jenneken Ottens in april 1606 met de drukker Joannes Jansen sloot (Gron. Archieven 124, 158, trouwboek). Het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat Ottens nadien een vierde (!) huwelijk met Hans van Sas heeft gesloten. Genealogische gegevens over Van Sas zijn tot nu toe niet gevonden. Van Berkel, Universiteit van het Noorden. Groningen 2014, p. 106 geeft het huwelijk als feit, zonder bronverwijzing. 493 K. Hoogendoorn (2018), p. 677-678, Mule01, 2. 494 S. Sybrandy (2005), p. 38, nr. 291 en K. Hoogendoorn (2018), p.677, Mule01. 176 trouwens eveneens een gevluchte Vlaming, uit Rijssel, aanvankelijk doopsgezind, maar al spoedig contra-remonstrant net als zijn uitgevers. En er loopt ook een lijn naar Gerard Ketel, die in 1604 een almanak van Mulerius had uitgegeven, waarvan de editie in 1608 door Hans Sas was voortgezet.495 Hoewel omtrent de vroege noordelijke boekdrukkerij nog veel onbekend is (het schijnt dat de Van der Rades na Ketel en voor Sas ook nog korte tijd als Groninger stadsdrukkers zijn opgetreden, terwijl tegelijkertijd de weduwe Ketel met haar nieuwe partner eveneens actief bleef), is de kans toch groot, dat het vertrek van Nathanael naar het noorden verklaard moet worden door het gereformeerde en ten dele Zuidnederlandse netwerk waarin Haarlem en Groningen knooppunten waren en waarvan de Ketels, de Roomans, de Van der Rades en Sas deel uitmaakten. De jaren na 1628 bleef Nathanael incidenteel boeken uitgeven. Hij noemde zijn bedrijf aan de Brede Markt (thans Grote Markt) In de Druckerye. Het aantal van zijn eigen titels is beperkt. Voorzover deze een ideologisch stempel hebben, sluiten ze volledig aan bij de richting van Adriaen in de jaren van diens orthodox gereformeerde fase: anti-katholiek, anti-remonstrants en vòòr de voortzetting van de oorlog. De winkelverkoop was in elk geval belangrijker dan de uitgeverij. In het impressum van een rekenboekje uit 1630 noemt hij zich Boeck-Drucker ende Boeck-verkoper.496 Mogelijk vulde hij daarnaast zijn inkomsten aan uit drukwerk voor derden. Onderzoek daarnaar is nog in het geheel niet verricht. De eigen uitgaven, die ik heb bekeken, zijn zonder uitzondering zeer sober uitgevoerd. In het in zojuist genoemde rekenboekje uit 1630 komt de 68:D uit het bestand van Adriaen voor. Die gebruikte de letter eenmalig in 1614.497 Het gaat om sterk op elkaar gelijkende loden letters. De individuen zijn niet identiek. De oudere letter van Adriaen had al beschadigingen, die niet voorkomen in die van Nathanael, dus deze heeft hem niet van zijn broer overgenomen. Of Adriaens broer Elias in deze jaren nog als plateelbakker in Londen werkzaam was, is onbekend. Hij is in elk geval op enig moment weer terug naar Haarlem gekomen, waar we hem in verderop weer zullen ontmoeten. Veel meer is bekend van Zacharias. Eerder zagen we, dat hij in maart 1620 het burgerschap van Middelburg heeft verworven. Kluiver kent echter een vermelding waarin hij al in 1619 als boekverkoper in deze stad wordt aangeduid.498 Onbekend is of hij al meteen of niet lang daarna zijn eigen bedrijf begonnen is, of dat hij gewerkt heeft bij Symon Moulert en diens weduwe,

495 J. Kingma (1989), p. 26. 496 M. Wilkens, Arithmetica oft Rekenkonst. Groningen 1630. Nathanael Rooman. 497 In Bijlage 1, 1614-4. 498 J. H. Kluiver (1989), p. 3. Waarschijnlijk baseert hij zich op Nagtglas, cf. Provinciale Bibliotheek van Zeeland, Aantekeningen Nagtglas nr. 6149, fo. 183. 177 waarmee de Roomans door huwelijk verbonden waren. In elk geval begint in het voor de familie gedenkwaardige jaar 1628 een stroom eigen drukken en uitgaven, overigens van aanzienlijk grotere omvang dan de schaarse pamfletten en boekjes van Nathanael. Zacharias’ winkel, De Vergulde Bybel, was eerst gevestigd in de Kerkstraat, vanaf 1631 op de Burcht. Behalve boeken verkocht hij daar vanaf het begin ook prenten, zoals blijkt uit de vroegste impressa, waarin hij zich steeds Kunst ende boeck-vercooper noemt. Uit één van zijn drukkersmerken kan misschien afgeleid worden, dat hij ook in schilderijen handelde, want het bevat allegorische gestalten, die de dicht- en schilderkunst voorstellen, de laatste met een palet en schilderstok als attributen.499 Het Zeeuwse stempel op zijn edities is onmiskenbaar. Zijn belangrijkste auteur (10 van de 19 uitgaven, die worden vermeld in de STCN over de jaren 1628-1632) is de Middelburgse astronoom Philips van Lansberghe, wiens werk vanaf 1633 de gebroeders Rooman verbond. Daarnaast bevatte het fonds van Zacharias herdrukken en heruitgaven (met overgeplakt impressum) van de bekende Zeeuwse literatoren Jacob Cats en Johan de Brune de Oude. In drie gevallen betreft het eerdere Middelburgse uitgaven van de Van der Vennes, geïllustreerd door de geniale universele kunstenaar Adriaen, uitgegeven door zijn broer Jan of diens weduwe.500 Nader onderzoek naar Zacharias’ edities is nog niet gedaan, zodat niet bekend is, of hij de beschikking heeft gekregen over de koperplaten van de voor Adriaen van de Venne werkende graveurs. Het is waarschijnlijk, dat de relaties van Zacharias met Cats, De Brune en Van der Venne goed waren. De eerdere drukken waren beschermd door Zeeuwse privileges, die een Middelburgse boekverkoper niet gemakkelijk zou kunnen negeren. Cats en De Brune waren behalve dichters beiden zeer machtige magistraten. En bovendien liet De Brune in 1632 een eerste druk van zijn Siel-gerechten bij Zacharias verschijnen, wat een goede verstandhouding tussen beiden doet veronderstellen. Met deze twee dichters-staatslieden in zijn fonds zat de Zeeuwse Rooman trouwens precies in dezelfde orthodoxe hoek als Nathanael en Adriaen, voordat die zijn persen ook ging gebruiken voor de tegenpartij. Daarin pasten ook uitstekend enkele werkjes, waarin de overwinningen in de oorlog werden gevierd en pamfletten van graaf Hendrik van den Bergh, de Spaanse opperbevelhebber, die in 1632 tot grote vreugde in de Republiek naar de Nederlandse kant was overgelopen en daarmee langs de Maas de laatste grote veroveringen in de Tachtigjarige oorlog mogelijk maakte. Een oppervlakkige verkenning van het typografisch materiaal in Zacharias’ edities uit deze eerste jaren wijst uit, dat in de sierletters de verschillen met die van Adriaen groot zijn. Dat maakt het bijna zeker dat zij tot 1633 nog niet samen werkten. Voor zo ver drukkers worden vermeld, zijn dat de

499 P. van Huisstede en J. P. Brandhorst (1999), p. 938, nr. 0634. 500 L. J. Bol, Adriaen Pietersz. van de Venne. Painter and Draughtsman. Doornspijk 1989, p. 112-127. 178

Zeeuw Hans van der Hellen, die ook al met de Van de Vennes had samengewerkt, en de beginnende Leidenaar Willem Christiaensz van der Boxe. Nog helemaal niet in kaart gebracht zijn Zacharias’ activiteiten als prentuitgever en als scheppend kunstenaar. Hiervoor zagen we dat hij een portret van Willem Delff van Van Lansberghe had uitgegeven, dat hij misschien ook als losse prent op de markt had gebracht. Het Rijksmuseum heeft een ongedateerde tweede staat van een gravure uit 1595 van het Middelburgs stadhuis door Pieter Bast, waarop Z. Roman excud. staat. Aangezien mijn indruk is, dat de meeste prenten van Zacharias tot de latere jaren van zijn carrière behoren, kom ik er verderop nog kort op terug. Dat geldt ook voor zijn tekeningen.

179

9. DE JAREN 1634 - 1636

De nu te behandelen jaren zijn de eerste in de Grote Houtstraat na Roomans voorlaatste bedrijfsverhuizing en ze gaan vooraf aan een nieuwe stap in zijn leven, zijn debuut als auteur. Zijn produktie wordt voor het eerst na zijn beginjaren weer gekenmerkt door een flink aantal drukken voor een derde, die als uitgever optreedt. Die derde is Zacharias, met wie de in 1633 begonnen gezamenlijke onderneming wordt voortgezet en geïntensiveerd. Daar staat een zeer omvangrijke en kostbare publicatie tegenover, waarin Rooman zelf alleen als uitgever is opgetreden. Het aantal edities ligt met gemiddeld acht wat lager dan in de vorige periode.

9a. Keuren en ordonnanties

Van het aantal van 24 edities uit deze drie jaren bestaat met acht nummers precies een derde uit bewaard gebleven keuren en ordonnanties voor de stad. Vijf daarvan zijn plano’s en daar weer vier van hebben als voornaamste uiterlijk kenmerk de grote kalligrafische initialen die Rooman na de hervatting van zijn uitgeverswerkzaamheden had aangeschaft. Drie maal gebruikte hij de reuzenletter 32:A en eenmaal een middelgrote 33:I van een ander soort kalligrafisch ontwerp. Het is het enige voorbeeld dat ik van deze letter heb gevonden. Als er niet voldoende ruimte op het blad was, greep hij weer terug op een letter uit de serie 1.501 De overige drie zijn kleine boekjes op quarto-formaat, twee maal met het reeds vaak besproken afgetakelde stadsvignet 2 op de titelpagina.502 En eenmaal met een voor Rooman ongebruikelijke titelpagina zonder vignet en impressum, alleen met belettering, vooral bestaand uit zeer grote romeinse letters uit de onderkast.503 Deze letters komen echter incidenteel ook elders bij hem voor, dus er is geen reden om aan te nemen, dat de betrokken publicatie niet van hem zou zijn. Waarschijnlijk is de afwijkende vorm ingegeven door het feit dat het om een ordonnantie op het wagenveer tussen Haarlem en Delft gaat, die gemeenschappelijk door beide steden werd uitgevaardigd. Qua inhoud en vormgeving het meest interessant is de Keure ende Ordonnantie op ’t stuck van de besmettelijcke Sieckte van eind april 1636 toen een verwoestende pestepidemie de stad teisterde. Het stuk getuigt van de praktische maatregelen die stedelijke overheden namen om de ziekte enigszins in te tomen. Overigens zonder veel succes. In october 1635 had één van de

501 Bijlage 1, 1634-6 (32: A), 1634- 7 (33: I), 1634-8 (32: A), 1635-6 (32: A), 1636:11 (1: D). 502 Bijlage 1, 1636-5 en 1636-6. 503 Bijlage 1, 1636-4. 180 ernstigste Europese pestgolven van de zeventiende eeuw Haarlem bereikt. De eerste maanden telde men de doden bij tientallen. Dat werden weldra honderden en in de late zomer van 1636 ging het om duizenden sterfgevallen per maand. Schrevelius geeft voor de periode augustus-november 5723 Haarlemse slachtoffers, als daer soo veel lijcken geweest zijn als bladen in de Bosschagie in herfts tijdt.504 Pas in de zomer van 1637 verliet de epidemie de stad, waar alles bijeen meer dan 8000 verse graven waren gedolven.505 Welke gevolgen de ziekte voor Roomans verwanten en vrienden heeft gehad, is niet bekend. Zou het vanwege de specifieke thematiek van de laatst genoemde ordonnantie zijn geweest, dat Rooman een voor hem nieuwe, gehistorieerde, 12: A afdrukte? Dergelijke, uit de handschriftelijke traditie afkomstige letters verschijnen in zijn edities pas in 1636 en volgende jaren. Ik ga ervan uit dat het houten individuen waren. Vaak komen dezelfde thema’s bij verschillende drukkers voor, maar telkens net iets anders uitgevoerd. Dat zou betekenen, dat ze van elkaar werden nagesneden en dat een zekere standaardisering optrad, waarbij een vaste combinatie tussen letter en afbeelding ontstond. De A van Rooman en verscheidene andere drukkers stelt het Offer van Abraham voor. De aanschaf van deze letters (verderop zal blijken, dat het er tenminste vier zijn geweest), moet Rooman relatief flink wat gekost hebben. Geen rib uit zijn lijf, maar toch genoeg om het als aanwijzing op te vatten, dat hij in deze jaren in redelijk goede doen was.

9b. Nog een carmen en een herdruk

Naast dit achttal stadspublicaties vergen nog twee andere edities weinig aandacht, een gymnasiaal carmen en een herdruk. In 1634 verscheen het derde en laatste eindexamengedicht bij Rooman, dat is overgeleverd. Het is het Carmen de mortis certitudinis (Gedicht over de zekerheid van de dood).506 Net als de carmina van zijn twee voorgangers heeft het een traditioneel onderwerp en bestaat het uit een Latijnse en Griekse versie. De jonge dichter kwam uit Hoorn, als hij tenminste dezelfde Lambertus Wingardus is, die zich in september van dat jaar inschreef aan de Leidse universiteit.507 Daarna verdwijnt hij uit het zicht. De herdruk betreft het boek Ses Evangelische Historien van Daniel Dyke uit het voorafgaande jaar, dat de Beverwijkse dominee Van Breen had vertaald en dat kennelijk gretig gelezen werd. Later in de eeuw volgden nog andere drukken en een andere vertaling. De verschillen tussen de eerste en tweede druk zijn gering. Het al dan niet aanwezig zijn van de Costerprent, die ik alleen in de tweede druk heb aangetroffen, is misschien eerder bepaald door de

504 Th. Schrevelius, Harlemias, p. 204-212. 505 L. Noordegraaf en G. Valk, De Gave Gods. Amsterdam 1996, p. 233. 506 Bijlage 1, 1634-4. 507 Album Studiosorum (1875), kol. 265. 181 prentenroverij, dan doordat Rooman de prent pas in 1634 heeft toegevoegd.508

9c. Een pamflet met betrekking tot de oorlog

In de tweede helft van 1634 gaf Rooman een pamflet uit met betrekking tot de interne conflicten in de Zuidelijke Nederlanden. Na het overlopen van graaf Hendrick van den Bergh in 1632, waren de staatse troepen doorgedrongen tot Maastricht. Sommige hoge Zuidnederlandse katholieke edellieden overwogen een aparte vrede van de zuidelijke gewesten met de Republiek. Filips Karel van Arenberg, hertog van Aarschot, vooraanstaand lid van de Raad van State was bij die plannen betrokken, al ontkende hij medeplichtigheid aan een samenzwering. Hoe dan ook, hij werd in Spanje gearresteerd en opgesloten. Het pamflet bevat een brief van de Spaanse koning aan de Staten-Generaal van de Zuidelijke Nederlanden en een verdedigingsschrift van Aarschot waarin hij om pardon vraagt. Het pamflet, De Missive des Coninghs van Hispangien is eerder een nieuwspamflet, dan dat het behoort in de reeks van de talrijke eerdere pamfletuitgaven van Rooman, die alle vooral een propagandistische strekking hadden, in het geval van de buitenlandse betrekkingen onveranderlijk vòòr de oorlog.509 Het stuk onderscheidt zich door een voor Rooman zeldzame initiaal, de 7: A. De letter is moeilijk te kwalificeren. Er bestaat een sterk gelijkende, maar niet identieke variant van, die bij talrijke drukkers voorkomt. Een volledig overeenkomstige letter is niet in Ursicula te vinden. Op grond daarvan en omdat loodkenmerken ontbreken, zou het om een houten letter kunnen gaan, die dan wellicht een nasnijding is van een loden handelsletter. Maar het kan ook gaan om een latere loden variant, die buiten het bereik van Ursicula viel. Rooman heeft de letter in elk geval verder niet toegepast.

9d. Een oud genre: anti-arminiaanse verhandelingen

In deze periode gaf Rooman nog één traditioneel onversneden gomaristische verhandeling uit of eigenlijk de bundeling van twee. Het zijn de Twee oratien van de ware religie van Jacobus Trigland uit 1635.510 Trigland was van 1610 tot 1634 predikant in Amsterdam en daarna tot zijn dood hoogleraar theologie in Leiden, waar hij eveneens predikant werd. Hij behoorde zijn hele carrière tot de voorhoede van de contra- remonstranten en was ook één van de vruchtbaarste schrijvers uit de orthodoxe hoek. In de Amsterdamse conflicten waarin ook Rooman en Ampzing zo nauw

508 De prent is wel aanwezig in UBA O 61 6053(4), maar niet in UBA O 61 6051(1). Ik heb de verschillende exemplaren van de beide edities niet systematisch vergeleken. 509 Bijlage 1, 1634-3. Knuttel 1634-3. 510 Bijlage 1, 1635-4. 182 betrokken waren geraakt was hij als zwaargewicht binnen de kerkenraad één van de voornaamste tegenspelers van het vrijzinnige stadsbestuur. Voor de Rooman van vòòr 1630 zou hij een logische auteur zijn geweest, die perfect in diens fonds had gepast. Dat is er echter nooit van gekomen, want Trigland had een vaste relatie met de gereformeerde Amsterdamse uitgever Marten Jansz Brandt, die tientallen edities van zijn werken uitgaf, die hij bij diverse Amsterdamse drukkers onderbracht.511 Het boek uit 1635 is echter een speciaal geval. Het is een vertaling van Triglands twee inaugurele redes in Leiden, die, uiteraard in het oorspronkelijk Latijn, gedrukt waren bij de universiteitsdrukkers Bonaventura en Abraham Elzevier. Van de oplage van de vertaling is slechts één exemplaar bekend, dat zich in de British Library bevindt. Het is nog niet gescand, zodat ik niet kon nagaan, of uit het voorwoord nadere informatie te halen valt over de uitgave. De vertaler verschuilt zich achter de initialen I. A. en is niet geïdentificeerd. Misschien is deze onbekende er wel verantwoordelijk voor, dat het boek bij wijze van uitzondering bij Rooman en niet bij Brandt is beland.

9e. Een nieuw genre in een nieuw formaat: romans

Volstrekt nieuw voor Rooman waren de eerste twee romans, die hij in 1634 en 1636 publiceerde, een Heliodorus en een Apuleius. Ze werden in het voor Rooman ongebruikelijke, maar voor het genre juist gewone octavo- en duodecimo-formaat uitgegeven. Qua omvang waren het stevige deeltjes, eveneens conform de tradities van het genre, waarvan het verhaal met zijn herhalingen, intermezzi en uitgesponnen geschiedenissen de lezer niet lang genoeg kon duren, ongeveer zoals tegenwoordig de eindeloos zich voortslepende soaps op de televisie. Daarmee is overigens niet gezegd, dat het lezerspubliek van deze romans sociaal en intellectueel gelijk te stellen valt aan het moderne kijkerspubliek van de bedoelde series. Het zou goed kunnen dat het equivalent van het laatste in de zeventiende eeuw nog analfabeet was of in elk geval deel uitmaakte van de brede onderlaag waarin men geen boeken las. Maar ook als de lezers in de midden- en hogere lagen van de maatschappij moeten worden gezocht, dan toch wel onder een ander publiek dan dat van de steile gereformeerden. Men kan zich althans moeilijk lezers voorstellen, die van Triglands uiteenzettingen over het voorbeschikte lot van de onsterflijke ziel overschakelden op de romantische, erotische en krijgshaftige avonturen van Heliodorus’ romanpersonages waardoor veel jonge lieden door t’lesen der selvige in peryckel vielen, zoals de vertaler in de eerste druk vermeldde, een waarschuwing als aanbeveling, die Rooman niet toevallig had laten staan.512

511 Een flink aantal Triglandedities van Brandt vermeldt geen drukkersnaam. Het is niet uitgesloten, dat Rooman ook voor Brandt gedrukt heeft. Bij enkele steekproeven vond ik daarvoor echter geen aanwijzingen. 512 Bijlage 1, 1634-1, p. 4. 183

Dit betekent, dat Rooman met de uitgave van deze voor hem nieuwe boeken ook een nieuw klantenpubliek moet hebben aangetrokken, zowel in zijn Haarlemse winkel als onder de boekverkopers, die zijn edities in voorraad namen. Om een concreet voorbeeld te geven: met een Heliodorus moest hij niet aankomen bij de zojuist genoemde Marten Jansz Brandt. Tussen de meer dan 330 edities die deze uitbracht vanuit zijn Gereformeerde Catechismus zat er geen enkele die maar in de buurt kwam van de frivoliteiten van de antieke en moderne romanciers. Roomans eerste roman was min of meer gestolen. In 1610 was bij Hendrick Barentsz in Amsterdam de vroegste Nederlandse Heliodorusvertaling uitgekomen onder de titel Beschrijvinghe Heliodori vande Moorenlandtsche geschiedenissen. Heliodorus was een Griekse auteur uit het midden van vierde eeuw. Zijn roman Aethiopica kreeg in de renaissance weer brede verspreiding. Een populaire Franse vertaling door de humanist Jacques Amyot uit 1547 werd de basis voor verscheidene latere edities. Zo ook voor die van Hendrick Barentsz, die waarheidsgetrouw vermeldde eerst int Griecx beschreven ende nu uut het Francoysche int Nederlandts vertaelt door C. K. Uit het voorwoord blijkt dat C.K. staat voor Carel Kina, ook bekend als Charles Quina, een Zuidnederlandse Amsterdammer, lid van de kamer ’t Wit Lavendel, die bevriend was met Bredero en Theodoor Rodenburgh, aan wie het boek is opgedragen. In 1634 leefde Barentsz nog, maar boeken gaf hij al jaren niet of nauwelijks meer uit. En Carel Kina was waarschijnlijk in december 1633 gestorven.513 Dat maakte de weg vrij voor Roomans tweede druk, die onder meerdere valse vlaggen de markt op werd gestuurd. Om te beginnen werd de titel veranderd in De thien Boecken van Heliodorus. Voorts werd de verkeerde indruk gewekt dat het boek rechtstreeks uit het Grieks was vertaald: Nu op een nieu met Figuren verciert: Ende uyt het Griecx tot vermaeck ende leeringhe van alle Ionghe Minnaers vertaelt. Dat betekende dat het voorwoord van Kina gereduceerd werd tot enkele bladzijden over Heliodorus, inclusief de passage dat zijn werk de hoofden van de jeugd op hol had gebracht, en verder dat alle verwijzingen naar de Franse editie en naar de vertaler daarvan waren weggehaald. Het hoofdwerk is een fraai staaltje van typografische imitatie. Het bestaat uit duizenden regels in een gotische broodletter, waarschijnlijk van een zeer courante maat en soort. Rooman beschikte in elk geval over hetzelfde zetsel als de onbekende drukker van Barentsz. Behalve voor de broodletters gold dat ook voor diens cadellen, die correspondeerden met Roomans serie 21, die deze al in 1612 had aangeschaft. Hij is er met dit identieke materiaal in geslaagd alle regels zo precies uit te tellen, dat ze in zijn herdruk volledig in overeenstemming waren met die van de eerste druk !

513 SAA DTB 1054, 12-12-1633. 184

Dat geldt niet voor de bladzijden, die een heel andere indeling hebben, vooral door het aanbrengen van de Figuren, die in Barentsz’ druk ontbraken. Die eigen bijdragen van Rooman bestonden uit houtsneden, telkens dubbelportretten met een vrouwen- en een mannenkop. Aangezien hij kennelijk voor beide geslachten slechts over zes koppen beschikte en er tien nodig had, heeft hij sommige meermalen gebruikt, overigens steeds in wisselende combinaties. De vrij stijve portretjes voegen niets toe aan het verhaal, maar bieden de lezer enige gelegenheid de helden daarvan aan een voorstelling te koppelen. In 1636 herhaalde hij deze aanpak met de editie van XI Boecken van L. Apuleius, Handelende vanden Gulden Esel.514 Het boekje in duodecimo werd in navolging van de oorspronkelijke Antwerpse uitgave op de titelpagina speciaal aanbevolen aan den schilderen, Poëten, oock Liefhebberen der inventien, wat zeker in de Haarlemse context, waar het vooral krioelde van de schilders, een aanwijzing voor de beoogde receptie was, al zal Rooman Apuleius’ antieke openlijk erotische scenes ook wel aan minder artistieke kopers hebben gesleten. Net als de Heliodorus was de Nederlandstalige Apuleius eerder door Hendrick Barentsz uitgegeven in een editie uit 1608. Dat ook Barentsz niet in zijn eerste leugen gestikt was, blijkt uit het voorwoord waarin hij het boek opdraagt aan de Amsterdamse koopman Jan Stuiver en met zoveel woorden zegt: Niedt sonder groote moeyten heb ic de Boecxkens Apuleii vanden Gouden Esel uut de Françoysche in ons Nederduytsche tale doen oversetten.515 Hiervan is echter geen woord waar, want hij heeft de tekst letterlijk ontleend aan een ongedateerde Antwerpse editie van Guilliame van Parijs, een tamelijk onbekende drukker uit het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw.516 Rooman heeft deze zelfde vertaling uit het Frans door een onbekende Zuidnederlander op zijn beurt overgenomen. Allerlei kleine details in spelling en bewoordigingen bewijzen, dat hij Barentsz’ boekje dit keer niet gebruikt heeft, maar net als deze zijn tekst rechtstreeks aan de Antwerpse druk heeft ontleend. Hij bespaart de lezer ook Barentsz’ leugen over de vertaling, overigens zonder naar zijn Antwerpse voorbeeld te verwijzen. De vormgeving wijkt in alle opzichten af van Roomans overige edities. Niet alleen door het duodecimoformaat, dat verder bij hem niet voorkomt, maar ook vanwege voor hem onbekende initialen en ornamenten. Hij heeft het dan ook niet gedrukt, ook al stelt het gegraveeerde impressum By Adriaen Roman Boeckdrucker en ook al ontbreekt een drukkerscolofon. Voldoende aanwijzing vormt echter het sluitstuk op de laatste

514 Bijlage 1, 1636-10. 515 L. Apuleius, Van den Gulden Esel. Amsterdam 1608. Hendrick Barentzoon. 516 L. Apuleius, De elf boeken handelende van den Gulden Esel. Antwerpen z.j. Guilliame van Parijs. Exemplaren in de UBGent BIB. ACC. 52705/2 en BIB. BL. 2446. De STCV kent slechts 7 titels op deze naam uit de periode 1575-1615. De UBGent dateert de editie van Apuleius op ca. 1600. 185 bladzijde, een ornament met arabasken en grotesken, maar vooral met een medaillon waarin een TF-monogram voorkomt. Dat is onmiskenbaar het kenmerk van de Haarlemse drukker-uitgever Thomas Fonteyn. Rooman had de druk aan hem uitbesteed, misschien omdat Fonteyn, anders dan hij zelf, veelvuldig duodecimo- of sedecimoformaat gebruikte. De gravure voor de titelpagina is vermoedelijk wel in opdracht van Rooman gemaakt. De prent is een duidelijke imitatie van het titelprentje van de Latijnse Apuleiuseditie in half duodecimo, die Scriverius in 1624 bij Blaeu had uitgegeven.517 De kans is groot dat Rooman een exemplaar van dat boekje van zijn auteur en vriend Scriverius in zijn bezit had. Tussen Thomas Fonteyn en Scriverius bestonden daarentegen geen persoonlijke of zakelijke relaties.518 De voorstelling bestaat uit een epitaafachtige constructie met bovenin de kop van de schrijver in een medaillon tussen palmtakken dragende engelen; daaronder het tekstbord met de titelgegevens en het meegegraveerde impressum, geflankeerd door standbeelden van Pallas en Hermes en daaronder als een soort piedestal een grijsaard met boek en wereldbol, met aan weerszijden de ezelsfiguur uit het boek en een satyr met masker. Beide boekjes, de Heliodorus en de Apuleius, vormden in een andere zin dan de uitgaven van De Groot en Hogerbeets een breuk met Roomans verleden. In beide gevallen drong de vrijzinnigheid door tot zijn fonds. Maar terwijl het bij de twee grote juristen vooral ging om de serieuze zaak van hun godsdienstige en staatkundige achtergrond die niet strookte met de gereformeerde orthodoxie, werd met de romans een wereld van lichtzinnigheid en frivoliteit betreden, die zich niet zo zeer door ideeën als wel door een levensstijl onderscheidde van de moraal van de steile contra-remonstranten. Gereformeerde predikanten van het slag Trigland verafschuwden beide vormen van vrijzinngheid. Kennelijk kon het Rooman niet veel meer schelen. In zijn boekwinkel in de Grote Houtstraat kon zo langzamerhand iedereen terecht. De antieke romans moesten het hebben van het soort publiek, dat voorheen andere plaatselijke boekhandels bezocht voor de frivole liedboekjes, die nergens zo populair waren als in Haarlem, de Hollandse stad met de rijkst bloeiende zangcultuur.519 In hetzelfde jaar dat Fonteyn de Apuleius voor Rooman drukte, maakte hij voor eigen rekening de Haerlemsche Duyn-vreucht, waarin de erotische avonturen bezongen werden, die de Ionghe Minnaers, die Rooman probeerde aan te trekken, in eigen persoon in de duinen konden beleven.520 Op de open vraag, wat Rooman tot deze ommezwaai heeft gebracht, kom ik in de conclusie nog terug. Wel kan nu al vastgesteld worden, dat beide edities

517 Apuleius Madaurensis Platonicus, [Opera]. Amsterdam 1624. Willem Jansz Blaeu. 518 Fonteyn komt niet voor in het zeer volledige naslagwerk van M. Roscam Abbing en P. Tuynman (2018). 519 L.P. Grijp, De Rotterdamsche Faem-Bazuyn. De lokale dimensie van liedboeken uit de Gouden Eeuw, in Volkskundig bulletin 18 (1992), p. 43-48. De tweede plaats, die Grijp voor Haarlem na Amsterdam inruimt is alleen gebaseerd op absolute aantallen publicaties. Wanneer rekening gehouden wordt met de omvang van beide steden, blijkt de Haarlemse liedproductie de hoogste. 520 Haerlemsche duyn-vreucht. Haarlem 1636. Thomas Jaspersz Fonteyn. 186 vanuit een moreel standpunt niet vlekkeloos waren. Vooral de leugenachtige wegmoffeling van Kina uit de presentatie van de Heliodorus is laakbaar, maar ook de verzwijging van de herkomst van de Apuleiusvertaling verdient geen prijs.

9f. Een keurige bestseller: Franciscus Heermans Annotatien

Een stuk keuriger, maar evenzeer gericht op een massaal publiek, dat graag verhalen en anecdotes las, was een moraliserende bloemlezing van de hand van Franciscus Heerman, die in 1636 verscheen.521 Heerman behoort tot de auteurs uit de zeventiende eeuw, die destijds iedereen kende en thans bijna niemand meer. Zijn Guldene Annotatien, vrijwel onveranderlijk in octavo of duodecimo gedrukt, beleefden meer dan dertig drukken, de laatste vier nog in de eerste helft van de achttiende eeuw.522 Het is mij niet gelukt in de biografische naslagwerken meer van de man te vinden, dan dat hij uit Friesland kwam, in Amsterdam als advocaat heeft gewerkt en bevriend was met Tesselschade. Dat laatste zal dan niet te danken zijn geweest aan de literaire originaliteit van zijn Annotatien. Die zijn steevast op hetzelfde stramien geschreven: een citaat of een parafrase van of over een antiek of modern personage, waarvan bij wat langere teksten de evidente moraal door Heerman nog eens de lezer wordt uitgelegd. De complete verdwijning van Heerman uit de literatuurgeschiedenis is toe te schrijven aan de geleidelijk verdwenen waardering voor op die manier opgediste zedelessen. Vanaf de Romantiek moeten ze voor de moderne lezer onverteerbaar zijn geworden. Toch zou om cultuurhistorische redenen onderzoek naar deze bloemlezer wenselijk zijn. In de druk van Rooman komen nog maar vier liminaire gedichten voor, in de zesde druk, die bij drie Friese uitgevers in 1642 verscheen waren dat er maar liefst 22, waaronder in het Grieks, Latijn, Arabisch (in Hebreeuwse letters), Pools en Hongaars! Behalve allerlei noordelijke geleerden participeerde ook het Hollandse literaire milieu: Barlaeus, Heinsius, Anna Roemer, Cats en anderen.523 Waarschijnlijk waardeerden ze naast Heermans brede belezenheid in de antieke en renaissancistische auteurs, ook de encyclopedische verzameling moralisaties als geschikt materiaal voor hun eigen werk. Het register op namen en onderwerpen, dat in latere drukken is toegevoegd, zal de bruikbaarheid van het werk aanzienlijk hebben vergroot. Het is de vraag, of Heerman bij Roomans editie betrokken was. Het was de vierde nadat Claude Fonteyne in 1631 in Leeuwarden de eerste druk gemaakt had en Hendrick Laurensz in 1634 en 1636 twee Amsterdamse had

521 Bijlage 1, 1636-3. 522 De STCN kent 26 drukken, maar de nummering van de drukken wijst op een hoger totaal. 523 Cf. Franciscus Heerman, Guldene Annotatien. Franeker 1642. Ids Alberts. 187 uitgegeven.524 Het is waarschijnlijk, dat Rooman, al dan niet met instemming van de auteur, heeft willen meeprofiteren van de gretige receptie van het boek. Hoe dan ook stak hij er wat extra geld in, want hij liet voor de titelpagina een nieuwe royale houtsnede maken, een korinthische zuilenopstelling met architraaf, waarop Geloof, Hoop en Liefde rusten. Op de voetstukken staan vergankelijkheidssymbolen en daartussen in een cartouche een nieuwe voorstelling van een drukkerij met het ook in zijn merk 3 gebruikte motto Labore et Diligentia. Hoewel het boek de volgende jaren onverminderd goed bleef verkopen, heeft Rooman het niet herdrukt, misschien omdat hij tegen de tijd dat zijn oplage uitverkocht was, al het eind van zijn bedrijf begon te overwegen.

9g. Een collectieve onderneming: Flavius Josephus

In alle opzichten een aparte plaats in Roomans fonds neemt de Flavius Josephus-editie van 1636 in. Om te beginnen door het formaat. Niet eerder en later evenmin gaf Rooman een foliant uit. Ten tweede doordat hij in dit geval nadrukkelijk uitsluitend als uitgever optrad en een derde (of derden) voor zich liet drukken. Voorts omdat dit een voor hem ongekend rijk geïllustreerd boek was met niet minder dan 102 grote houtsneden en tenslotte omdat de editie in compagnie moet zijn uitgegeven door minstens zes boekverkopers. Flavius Josephus werd als aanvulling op de bijbel beschouwd en zijn historisch werk genoot een enorm gezag. Roomans boek moet dan ook geplaatst worden in een lange ontwikkeling en breed cultuurhistorisch kader. Omdat een bevredigende analyse van de Nederlandse Flavius Josephus- uitgaven ontbreekt en buiten mijn eigen mogelijkheden valt, beperk ik me tot enkele hoofdpunten.525 Edities van Flavius Josephus’ werken, waren al vanaf 1470 verkrijgbaar in de Latijnse versie op naam van Rufinus van Aquileia uit het eind van de vierde eeuw. Nog voor het midden van de 16e eeuw kwamen daar Griekse uitgaven naast. Een gedeeltelijke Nederlandse vertaling van Rufinus had Van Maerlant al in de 13e eeuw gemaakt. Geeraert Leeu gaf in 1482 als eerste stukken van de Nederlandse tekst uit. In de loop van de 16e eeuw hebben nog meer fragmenten en bewerkingen gecirculeerd. De vroegste volledige Nederlandstalige druk van de Joodse Oorlogen, één van beide hoofdwerken van Flavius Josephus, was die van Nicolaas van Winghe, die in 1552 bij Symon Cock in Antwerpen verscheen. Van Winghe vertaalde uit het Latijn met gebruikmaking van de Griekse tekst.

524 Beide met 1634 op de titelpagina, de tweede echter met 1636 in het colofon, cf. STCN s.v. Heerman nrs. 2 en 3. 525 Het beste overzicht is dat van W.C. Poortman, Bijbel en Prent, deel IIb Boekzaal van de werken van Flavius Josephus in de Nederlandse taal. Den Haag 1986, p. 198-226. De auteur heeft echter bij de editie, waarbij Rooman betrokken was het één en ander over het hoofd gezien, zie hierna. 188

Het jaar daarop kwam bij Cock een vergelijkbare uitgave uit van het andere hoofdwerk, de Joodse Oudheden. In 1564 en 1580 volgden herdrukken bij verschillende Antwerpse uitgevers. Vanaf 1594 domineerde een vertaling van de complete werken van de hand van de predikant Everardus Bommelius, die een navolging was van een twintig jaar eerder in Straatsburg verschenen vertaling door Conrad Lautenbach uit het Grieks in het Duits. Bommelius’ Nederlandse vertaling uit het Duits werd in alle edities tot voorbij het midden van de zeventiende eeuw voortdurend opnieuw gedrukt. Deze edities, steeds in folio, verschenen vanaf 1594 met een zekere regelmaat, aanvankelijk bij Jan Paets en Jan Bouwens in Leiden en bij Laurens Jacobsz in Amsterdam. In 1611 zetten Hendrick Laurensz, Jan Evertsz Cloppenburgh, Dirck Pers en Willem Jansz Stam gezamenlijk een volgende stap met een rijk geïllustreerde uitgave. Ook aan de afbeeldingen daarvan lag de Straatsburgse druk met Lautenbachs vertaling uit 1574 ten grondslag. Deze was geïllustreerd met houtsneden van Christoffel Stimmer en Christoffel van Sichem I. Het Amsterdamse drukkerskwartet huurde Christoffel van Sichem II in om nieuwe, iets kleinere versies naar de oude prenten te snijden.526 Cloppenburgh herdrukte deze editie voor eigen rekening in 1626 en 1636. Die laatste druk was waarschijnlijk een reactie op de concurrerende uitgave uit hetzelfde jaar, waarbij Rooman was betrokken. Andere participanten daarin waren Broer Jansz, Hans Walschaert en Joost Broersz in Amsterdam, Isaac van Waesberghe in Rotterdam en Jan van Doorn in Utrecht. Daarnaast signaleert de STCN nog een anoniem en ongedateerd exemplaar. Drukkers worden in geen van alle edities aangeduid. De titelpagina’s van de boeken verschillen en dat biedt een goed aanknopingspunt om ze te onderscheiden. Die van Broer Jansz en Rooman zijn op de impressa na identiek. Ze hebben beiden een typografische titelpagina met een houtsnede van een gekroonde figuur (Titus?). Beiden hebben ook in de titel het enigszins eigenaardige Joodische. Ook de rest van het zetsel, inclusief enkele te hoog geplaatste leestekens, stemt overeen. Bij de titelpagina’s van beider boeken is evident dezelfde drukker aan het werk geweest.527 De andere vijf hebben een identieke gravure met allegorische figuren voor een zuilenopstelling als titelprent en in de titel joodsche, ioodsche of ioodse. Deze verschillen blijken een eenvoudige sleutel te zijn tot de taakverdeling. Bij het bekijken van het binnenwerk blijkt duidelijk, dat ook daarin Broer Jansz en Rooman overeenstemmen. De vraag is dan nog, hoe hun gemeenschappelijke druk tot stand gekomen is. Ook daarop is het antwoord tamelijk eenvoudig. De impressa geven al een indicatie: Gedruckt by Broer Jansz versus Gedruckt voor Adriaen Rooman. Doorslaggevend zijn de 23

526 W.C. Poortman (1986), p. 211. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen, of de prenten van 1611 alle van dezelfde hand zijn. 527 W. C. Poortman (1986), p.223-4 heeft de overeenkomst tussen edities van Broer Jansz en Rooman gemist. 189 initialen. Die komen bij Rooman niet of vrijwel niet voor. De meeste kon ik wel in andere edities van bij Broer Jansz terugvinden. De conclusie is dus, dat deze waarschijnlijk zelf het drukwerk heeft gedaan zowel voor zijn eigen editie, als voor die van Rooman. Hoe de onderlinge verhoudingen tussen de andere vijf uitgevers liggen, ben ik niet nagegaan. Boekverkopers als Hans Walschaert en Jan van Doorn vallen uit voor de drukkersrol. Isaac van Waesberghe, Joost Broersz en misschien de anonymus komen er wel voor in aanmerking. Maar het blijft natuurlijk ook mogelijk dat het werk geheel of ten dele aan nog weer iemand anders is uitbesteed. Wat in elk geval gemeenschappelijk geregeld moet zijn, dat was de kostbare operatie om de 102 fikse houtsneden (steeds over de volle breedte van de foliobladzijde) te laten nasnijden. Cloppenburgh had kennelijk de houtblokken van Van Sichem II uit 1611 in zijn bezit gehouden, want hij gebruikt ze opnieuw in 1636. De anderen hebben noodgedwongen hun toevlucht genomen tot kopieën, die overigens van zeer goede kwaliteit zijn.528 Anders dan Van Sichem signeerde de kopiist natuurlijk niet.

9h. Grotiusvertalingen

In 1635 en 1636 volgde een nieuwe reeks edities van de werken van Hugo de Groot. De auteur zat inmiddels weer in Parijs, nu als ambassadeur van de Zweedse koning en net als bij de editie van de Inleydinghe was er geen enkel contact tussen uitgever en schrijver geweest, ook niet indirect. Anders dan in 1631 ging het nu niet slechts om het nadrukken van de enige geautoriseerde versie van een Nederlandstalige tekst, die gericht was op een Nederlandse lezers, maar ook om eigenmachtige vertalingen van Latijnse werken, geschreven voor een internationaal publiek van geleerden. Het begon in 1635 met de vertaling van De iure belli ac pacis als Drie boecken nopende het Recht des Oorlogs ende des Vredes. 529 De Groot had het beroemde boek over het volkerenrecht in 1622-1624 geschreven en in 1625 laten verschijnen bij Nicolas Buon in Parijs.530 Het boek was meteen gevraagd. In 1626 verscheen een ongeautoriseerde nadruk in Frankfurt en in 1631 in overleg met de auteur een prestigieuze editie in groot formaat bij Blaeu. Janssonius gaf het jaar daarop ondanks de privileges van Blaeu een goedkope nadruk in octavo uit, waarop ook Blaeu nog in 1632 ook zelf met een octavo uitgave op de markt kwam.531

528 W.C. Poortman (1986), ibidem heeft niet gezien dat de houtsneden van het uitgeverscollectief nasnijdingen zijn en daardoor ook ten onrechte een constructie gemaakt, waarbij Cloppenburgh deel van dit collectief zou uitmaken. 529 Bijlage 1, 1635-2. J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 267-268, nr. 620. 530 H. Nellen (2007), p. 307-310. 531 J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 222-230, nrs. 565-570. 190

Behalve de Nederlandse vertaling van enkele fragmenten, die de remonstrantse boekhandelaar Poppius in 1626 had uitgegeven, was het boek tot 1635 niet in de volkstaal beschikbaar. Veel meer dan bij de Inleydinghe verrichtte Rooman met zijn uitgave dus pionierswerk. En veel meer dan bij het eerdere boek, dat vooral analytisch-descriptief was, kwamen in dit werk de radicale ideeën van de auteur over godsdienst- en gewetensvrijheid open en bloot aan de orde.532 Door deze in het Nederlands te laten vertalen, heeft Rooman derhalve in belangrijke mate bijgedragen aan de verbreiding ervan in buiten de beperkte kring van academische intellectuelen, die het Latijn van De Groot gemakkelijk konden lezen. Zijn inmiddels al herhaaldelijk besproken wending naar de vrijzinnigheid was daarmee compleet: door een dergelijk boek uit te geven, plaatste hij zich niet alleen buiten het kamp van de Ampzings, maar zelfs daar recht tegenover. Het Grotiusonderzoek heeft niet de naam van de vertaler opgeleverd, die Rooman ingeschakeld had. Op de titelpagina wordt hij aangekondigd als H.V. of H.U. De laaste letter is een romeinse kapitaal, aan de onderzijde vrij stomp, waarvan ik geen ander voorbeeld gevonden heb en die het midden houdt tussen een u en een v.533 De Groot kende de man ook niet, want hij vroeg in december 1635 aan zijn broer Willem om na te gaan wie het was. Interessant is, dat Roomans boek de auteur in Parijs vrij snel bereikt heeft. Een hoge dunk van de onbekende vertaler had deze niet. In mei 1636 schreef hij Willem: De vertaling van De Iure belli & pacis heb ik, als ik niets te doen had, nagekeken. Je zult niet geloven, hoe veel ik gevonden heb, dat niet zozeer uit onwetendheid, maar met opzet verdraaid is.534 Hoe hij over de uitgever dacht, als hij al überhaupt iets meer van Rooman wist dan in 1631, is helaas onbekend. De Groot was zeer gevoelig voor de kwaliteit van edities van zijn boeken. Aangenomen mag worden, dat hij daarom weinig waardering zal hebben gehad voor de slordige kaderlijnen die Rooman op de typografische titelpagina had aangebracht. Misschien was hij meer ingenomen met de portrethoutsnede, die Rooman in 1631 had laten maken, maar of hij blij zal zijn geweest met het oude vleiende epigram uit 1614 van Heinsius, dat Rooman nu had toegevoegd, is weer de vraag.535 De relaties tussen beide geleerde heren waren namelijk intussen aanzienlijk bekoeld.536 Hoe dan ook, Grotius verkocht blijkbaar goed in het Nederlands. In 1636 breidde Rooman zijn bestand verder uit met een vertaling van Mare liberum, dat

532 H. Nellen (2007), p. 313-314. 533 J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 267, nr. 620 aarzelen eveneens welke lezing de juiste is. 534 Id., p. 268. Grotius duidt de vertaler ook aan als een concionator Harlemensis (een Haarlemse prediker), maar onder de Haarlemse predikanten van deze tijd komen de initialen H.V/H.U niet voor, cf. H. Nellen (2007), p. 402 en 706-707 (n. 45). Misschien moet de term concionator niet letterlijk worden genomen, maar als diskwalificerende aanduiding voor een gereformeerde moralist. 535 E. A. van Beresteyn (1929), p. 80, nr. 9b. 536 H. Nellen (2007), p. 341-344 en 411-415. 191 al in 1609 in het Latijn bij Louis Elzevier verschenen was, gerelateerd aan de gecompliceerde politieke situatie rond de sluiting van het Bestand.537 Na een herdruk bij Elzevier in 1618 beleefde de het boek een nieuwe golf drukken in 1632-1633, opnieuw bij de Elzeviers en verder bij Janssonius en Blaeu.538 Een eerste Nederlandse vertaling verscheen in Leiden in 1614 bij Jan Huybertsz, van wie verder geen publicaties bekend zijn.539 De vertaler P.B zou de bekende geleerde Petrus Bertius kunnen zijn.540 Het is deze vertaling, die Rooman als Vrye Zeevaert ofte Bewys van het Recht dat de Inghesetenen deser gheunieerde Landen toekomt over de Oost ende West-Indische Koophandel.541 in 1636 weer heruitgaf, zowel los als in een verzameluitgave, die dadelijk aan de orde komt. Of de hernieuwde belangstelling voor het boek te maken had met Engelse aanspraken op maritieme heerschappij is niet duidelijk. Grotius’ recente biograaf Nellen legt geen relatie tussen de nieuwe drukken en de claim van Karel I op een groot deel van de Noordzee, die John Selden in diens boek Mare Clausum verdedigde, maar beperkt zich tot de desinteresse voor het onderwerp van Hugo de Groot, die zich inmiddels verbitterd van de belangen van de Republiek had gedistantieeerd.542 Omdat Rooman volledig los van de auteur en de vertaler zijn herdruk op de markt bracht, zal Grotius’ mening er voor hem veel minder toe gedaan hebben, dan de interesse van de Nederlandse kooplieden en regenten, die als de beoogde lezers van een dergelijke Nederlandstalige editie moeten worden beschouwd. De voorpagina met het Unievignet 1, dat hij sinds enkele jaren in de kast had liggen, maar zeer spaarzaam gebruikte, versterkt het patriottische aspect van de editie. Was de Vrye Zeevaert een werk dat door verschillende politieke richtingen binnen de Republiek kon worden gewaardeerd, omdat het zich tegen buitenlandse vijanden richtte, dat gold bepaald niet voor een andere herdruk die Rooman in 1636 verzorgde, de vertaling van De Antiquitate Reipublicae Batavae, dat in 1610 bij Raphelengius in Leiden was verschenen.543 Dit politiek- historisch tractaat, waarin de ouderdom van de republikeins-aristocratische staatsvorm in Holland werd ‘bewezen’, was weliswaar indertijd geschreven tegen de Habsburgse aanspraken, maar in 1636 fungeerde het als een manifest voor de staatse partij. Grotius zelf, inmiddels in dienst van de Zweedse koning, wilde er dan ook niet veel meer mee te maken hebben.544

537 H. Nellen (2007), p. 94-97. 538 J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 210-215, nrs. 541-547. 539 Id. p. 217-218, nrs. 552-554. De drukker zou de Leidenaar Daniel Roels zijn, in de STCN alleen als uitgever bekend. Bij één van de oplagen was ook Willem Jansz. Blaeu betrokken. 540 Id., p. 217. 541 Bijlage 1, 1636-7. 542 H. Nellen (2007), p. 402-405. 543 J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 309-311, nr. 691. Bijlage 1, 1636-8. 544 H. Nellen (2007), p. 97-99. 192

Het Hollandse publiek, dat Rooman met de editie van de Oudtheydt der Batavische nu Hollandsche Republique bereikte, had zijn anti-monarchisme al grotendeels verlegd naar Oranje. Niet toevallig werd de Nederlandse vertaling van het tractaat na de drukken van Rooman uit de jaren 1636-1641 juist in 1651 in Amsterdam en Haarlem opnieuw uitgegeven als propaganda tegen de orangistische machtspolitiek. Met het uitgeven van een dermate ideologisch boek bediende Rooman na achttien jaar weer de kringen waar de ideeën voortleefden van de afgezette en verbannen Haarlemse pensionaris De Haen, een destijds met De Groot nauw verwant politiek denker. Het waren vermoedelijk dezelfde kringen, die Haarlem vanaf de tweede helft van de jaren ’30 weer geleidelijk de staatse kant opduwden en die in de jaren ’40 de volgende dramatische confrontatie met Oranje in de persoon van Willem II aangingen. Zoals al eerder gezegd, zou een dieper inzicht in de politieke verhoudingen binnen Haarlem nodig zijn om precies te begrijpen hoe het mogelijk was dat de stadsdrukker al in 1636, zonder in de problemen te komen een dergelijk boek kon drukken en uitgeven.545 Het was nota bene dezelfde vertaling, die De Groot samen met zijn vader Jan gemaakt had en die in 1610 bij Hillebrant van Wouw, de drukker van de Staten, verschenen was.546 Het boek was na 1618 natuurlijk politiek taboe, zeker in zijn Nederlandse versie die het toegankelijk maakte voor een breder publiek. Het had dan ook zesentwintig jaar op een tweede druk gewacht. Voor 1630 had niemand hebben kunnen voorspellen dat het juist Rooman was, die daarvoor verantwoordelijk zou worden. Roomans betrokkenheid bij de ‘Nederlandse’ Grotius was daarmee nog lang niet klaar. Nog in 1636 gaf hij een goed verzorgde verzameling uit van de eerder los in de handel gebrachte boeken, de Inleydinghe, de Vrye Zee-vaert en de Oudtheydt, samen met Hogerbeets’ Van ’t aenvanghen. De onderlinge inhoudelijke samenhang tussen de werken was beperkt. Het ligt dan ook voor de hand dat het boek vooral bestemd was voor de vrijzinnige aanhang van beide auteurs, die graag pronkte met een dergelijke verzameleditie van hun helden. Behalve dat hij zijn Costerprent toevoegde, zorgde Rooman in deze druk ook nog voor twee andere relatief kostbare opwaarderingen. Ten eerste liet hij de prent die de weduwe Van Wouw had laten maken als titelgravure voor haar ‘officiële’ editie van de Inleydinghe uit 1631 zeer getrouw nasnijden en waar nodig bewerken. Het is een afbeelding van Rolzaal tijdens een zitting van het Hof van Holland. Het niet toegeschreven origineel is een voortreffelijk werk. Ook de evenzeer anonieme nasnijding getuigt op een lager niveau van goed vakmanschap.

545 De auteurs van de laatste Haarlemse stadsgeschiedenis uit 1995 signaleren wel verschuivingen in de Haarlemse politiek, maar zij tasten evident in het duister omtrent de vraag, hoe de verhoudingen zich precies ontwikkeld hebben in de jaren voordat, schijnbaar plotseling, de pensionaris Ruyl en burgemeester De Wael in Loevesteyn belandden, cf. Deugd boven geweld (Hilversum 1995), p. 157-159. 546 J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 313-314, nr. 698 en 699. 193

Nog veel ambitieuzer was een tweede prent. De portrethoutsnede uit 1631, die hij ook nog bij de losse uitgaven van 1636 gebruikt had, werd nu vervangen door een een gravure van Crispijn de Passe II naar Willem Delff, die op zijn beurt had gewerkt naar het beroemde schilderij dat Van Mierevelt vijf jaar eerder gemaakt had tijdens Grotius’ kortstondig verblijf in de Republiek, dat de Haarlemse stadsbestuurders hem hadden helpen vergallen.547 Opvallend is, dat op de prent, die niet de naam van Van de Passe vermeldt, wel ARooman Excudit is meegegraveerd. Dat wijst er bijna zeker op, dat de uitgever de prent ook in de losse verkoop ter beschikking stelde. In dezelfde Vergulde Parsze, waar men zes à zeven jaar eerder de portretprenten van Leenaertsen, Bogaert en de andere radicaal-orthodoxe Amsterdamse oproerlingen zich kon aanschaffen, hing nu hun religieuze en politieke tegenpool te koop! Eerder bleek, dat De Groot ofwel Roomans edites negeerde, ofwel niet veel op had met de kwaliteit van de vertalingen. Bij deze verzameleditie is er echter het onomstotelijk bewijs dat hij in april 1637 gevraagd heeft haar door zijn zoon Pieter mee naar Parijs te laten nemen en dat hij vervolgens de Inleydinghe gebruikt heeft om daar zeer uitvoeringe verbeteringen en aanvullingen in te noteren, als grondslag voor een volgende druk. De editie met autografe aantekeningen is in 1948 in Lund teruggevonden.548 Als Grotius Rooman in 1631 nog niet of nauwelijks kende, dan was dat dus in 1637 zeker wel het geval. Het is jammer dat niet bekend is, hoe hij van het bestaan van de Haarlemse druk op de hoogte is geraakt en of hij wist dat de uitgever ervan inmiddels van politieke kleur was verschoten.

9i. Samenwerking met Zacharias: de Reygersberghkroniek

De in 1633 ingezette samenwerking tussen Adriaen en Zacharias Rooman was kennelijk een succes. In de daarop volgende jaren werd zij voortgezet, steeds met als taakverdeling, dat Zacharias als uitgever optrad en Adriaen het drukwerk voor zijn rekening nam. In 1634 leidde dat tot een herdruk van Jan van Reygersberghs Oude Chronijcke ende Historien van Zeelandt 549 Deze kroniek was in 1551 bij de weduwe van Heyndrick Peetersen in Antwerpen verschenen en opgedragen aan de stadhouder Maximiliaan van Bourgondië.550 Jan van Reygersbergh was afkomstig uit Kortgene en nadat dit stadje in 1532 door de zee verzwolgen was, verhuisd naar Veere, waar hij als apotheker zijn geld verdiende. Wellicht is er

547 E.A. van Beresteyn (1929), p. 83-84, nr. 12. HD XVI, p. 107, nr. 55. I. Veldman, Crispijn de Passe (2001), p. 274, afb. 146. De vraag, of Crispijn de Passe misschien ook niet de graveur is van nagesneden de Rolzaal-prent is voor zo ver mij bekend nog niet gesteld. Ik durf haar niet te beantwoorden. 548 H.F. Fischer (ed.), Hugo de Groot, Inleidinge tot de Hollandsche Rechts-geleerheid. Leiden 1965, p. XII. 549 Bijlage 1, 1634-5. 550 E.O. Haitsma Mulier en G.A. van der Lem (1990), p. 344, nr. 397. 194 een relatie tussen Jan en de latere Veerse regentenfamilie Van Reygersbergh. De beroemde echtgenote van Hugo de Groot zou zijn kleindochter kunnen zijn. Het boek van Van Reygersbergh was destijds de eerste overkoepelende Zeeuwse kroniek, maar nog in middeleeuwse trant geschreven met een kritiekloze ontlening aan dubieuze en fabulerende bronnen en een neiging om Gods hand als enige verklarende factor te beschouwen. In 1634 was het werk dan ook hopeloos verouderd.551 Bij gebrek aan een moderner overzichtswerk zag Zacharias kennelijk toch brood in een nieuwe editie van de reeds lang uitverkochte kroniek. Hij voegde er een opdracht aan de Zeeuwse Staten, de Gecommitteerde Raden van de Admiraliteit en de magistraten van de Zeeuwse steden, kortom het complete gewestelijke bestuursapparaat, aan toe. Verder een lijst van beroemde Zeeuwen en een slotgedicht van Johan de Brune. Voorts lasten de gebroeders Rooman hier en daar bijvoegsels in de tekst in. In de latere literatuur zijn ze niet opgemerkt. De meeste handelen over Zeeuwse kwesties en zullen door Zacharias zijn geleverd, maar voor één toevoeging van enkele bladzijden was onmiskenbaar Adriaen verantwoordelijk. Midden in de hoofdstukken over Jacoba van Beieren verschijnt plotseling een inlas over de uitvinding van de boekdrukkunst, waarvan de auteur aan het eind meldt: [ick hebbe] om de groote diensten dien hij den Naerkomelingen ende de Geleertheydt gedaen heeft dusdanich gering Eeren Beeldt voor mijn Huyse gestelt , waarmee verwezen wordt naar het houten beeld en naar de Costerprent, die hier pardoes midden in de tekst is opgenomen.552 Zo wordt ons een tekst van Rooman in de schoot geworpen, die net als zijn Latijnse gedicht en de nog te bespreken boekjes uit 1637 duidelijk maken, dat hij veel meer was, dan een drukker-uitgever. De meest in het oog vallende toevoeging aan de editie van 1551 vormden de illustraties. En daarbij was vermoedelijk Adriaen meer dan Zacharias de verantwoordelijke. Het waren houtsneden van de wapens van het gewest en de Zeeuwse steden en bovenal een reeks van 36 gravenportretten van Dirk I tot en met Philips II. De iconografie van de Hollandse en Zeeuwse graven is, zoals bekend, in hoge mate bepaald door de Haarlemse gravenportretten, die zich thans zich in het stadhuis bevinden en die oorspronkelijk uit het karmelietenklooster tussen de Grote Houtstraat en de Koningstraat afkomstig waren, waar ze weer de opvolgers waren van verloren muurschilderingen. Van deze muurschilderingen loopt en rechte lijn naar het boek van de gebroeders Rooman. Ze werden in 1573 door de Haarlemse glasschilder Willem Thybaut getekend en gebruikt voor glazen in de Leidse St. Jorisdoelen en voor prentreeksen van Philips Galle en Hendrick Goltzius uit respectievelijk 1578 en 1584-1585. Ook Galle en Goltzius waren Haarlemmers, al was Galle inmiddels

551 P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland (1942), p. 52-53. 552 Bijlage 1, 1634-5, p. 161. 195 naar Antwerpen verhuisd. Goltzius’ prentreeks werd in Haarlem en Amsterdam uitgegeven en onmiddellijk in verscheidene kroniekedities opgenomen. Naar Goltzius’ gravures werden vervolgens door verschillende beeldsnijders houtsneden, met de graven ten voeten uit of als borststukken, gemaakt, waarmee historische werken werden geïllustreerd. Roomans geleerde vriend Scriverius gebruikte ze meermalen in zijn boeken. De houtsneden uit de Van Reygersbergh-editie van 1634 duiken eerder op in 1620 in Wouter van Gouthoevens bewerking van de Divisiekroniek , waaraan Scriverius’ Out Batavien was toegevoegd.553 Door al deze Haarlemse relaties en in het bijzonder doordat Scriverius ook bij de druk van deze specifieke serie houtsneden nauw betrokken was, is het veruit het meest waarschijnlijk, dat hij degene was, die de houtblokken zelf aan Adriaen verstrekt heeft. Die hypothese wordt nog versterkt doordat onder de portretten vijfregelige gedichtjes zijn opgenomen, die al door Scriverius geschreven waren voor een boek uit 1612 als onderschriften voor weer een andere reeks gravenportretten naar Thybaut-Goltzius.554 De onbekende beeldsnijder zal in Scriverius’ Haarlems-Leidse milieu gezocht moeten worden.

9j. Samenwerking met Zacharias: Van Lansberghe

Met de Zeeuwse kroniek was de samenwerking met Zacharias verder verbreed. Centraal in gemeenschappelijke activiteiten bleef echter Van Lansberghe staan. Eerder zinspeelde ik al op het belang van deze Middelburgse geleerde voor de uitgeverij van Zacharias. Nog tijdens diens leven nam hij een groot deel van de Latijnse en Nederlandse edities van zijn werk voor zijn rekening. Na de dood van de beroemde schrijver in 1632 bleven Middelburgse drukken volgen, culminerend in 1663 in de Opera omnia en zelfs nadien nog voortgezet tot in 1667, toen Zacharias zelf al over de zeventig was. Het is niet overdreven te stellen dat voor de verbreiding van de ideeën van Van Lansberghe Zacharias’ boeken essentieel zijn geweest, zoals omgekeerd voor diens fonds de Van Lansberghe-edities met 28 van de 59 nummers in de opsomming van de STCN essentieel zijn geweest. Van Hoogendoorn heeft nog meer uitgaven geregistreerd, maar voor de globale verhoudingen maakt dat niet veel uit. Adriaen drukte in elk geval 4 van die 28, misschien nog enkele meer, want niet steeds kondigt de drukker zich aan. De drukken zonder colofon-aanduiding die ik heb gezien, zijn echter niet van hem. In 1635 was de beurt aan Astrolabium in de Nederlandse versie, die Zacharias ook al in 1628 als één van zijn eerste boeken had uitgegeven.555 De

553 Wouter van Gouthoeven, D’oude Chronijcke ende Historien van Holland […]. Dordrecht 1620. Peeter Verhaghen. Een overzicht van de iconografische traditie van de gravenportretten in W. van Anrooij (ed.), De Haarlemse gravenportretten. Hilversum 1997. De gebruikte gegevens zijn te vinden op p. 11-21 en 78-86. 554 P. Scriverius, Beschrijvinghe van out Batavien […]. Arnhem 1612. Jan Janssoon. E.O. Haitsma Mulier en G. A. van der Lem (1990), p. 377, nr. 436c. 555 Bijlage 1, 1635-1. K. Hoogendoorn (2018), p. 563-564, LansP06, 1 en 2. 196

STCN en Hoogendoorn noemen geen drukker, maar een gehistorieerde initiaal D met David laat deze druk met behulp van Ursicula gemakkelijk thuis brengen, namelijk bij Hans van der Hellen, één van Zacharias’ Middelburgse contacten. Waarom hij in 1635 voor zijn broer koos, is onbekend. De relatie met Van der Hellen was in elk niet geval verbroken, want het jaar daarop liet hij deze een bundel van De Brune drukken. Aan het liminaire gedicht van Jacob Cats voegden de broers nu een eredicht van Adriaen Jekerman toe, die we eerder meermalen als collega en vriend van Adriaen tegenkwamen. Verder kreeg het boek een inhoudsopgave en op de titelpagina werd gespecificeerd welk koperspubliek de broers op het oog hadden: Chrijs-officieren (sic), Ingenieurs, Koopluyden, Lant-meters, Zee- varende Lieden en alle Liefhebbers der Astronomie, Mathematique ende Geometrie. Maar kennelijk werd ook op de geleerde wereld gemikt, want het jaar daarop lieten Zacharias en Adriaen onder de titel Sphaera plana à Ptolemaeo Astrolabium dicta een Latijnse vertaling van het werk verschijnen van de hand van een zekere Johannes Francius Sil, wiens naam alleen voorkomt in verband met enkele vertalingen van Van Lansberghe.556 Misschien is Sil een Engelsman, want hij schrijft zijn voorwoorden vanuit Cambridge. Misschien is het afkorting, de naam is in elk geval in Nederland zeer ongebruikelijk.557 Dezelfde Sil had gezorgd voor de Latijnse vertaling van Van Lansberghe’s werk over de kwadrant, dat de beide broers in 1633 al hadden uitgegeven in het Nederlands en dat in 1635 in een Latijnse vertaling vertaling voor een publiek van internationale geleerden door hen werd uitgebracht als In Quadrantem tum Astronomicum tum Geometricum.558 De vormgeving van beide Latijnse vertalingen is opvallend. Als Adriaen zich niet uitdrukkelijk in het colofon gemeld had als drukker, zou niet meteen aan hem worden gedacht. In beide gevallen gebruikt hij twee groteske banden, die nergens anders in zijn boeken worden aangetroffen.559 Waarschijnlijk heeft hij ze geleend. Blijkens Ursicula komen beide banden bij talrijke andere drukkers voor. Ze moeten dus in de handel verkrijgbaar zijn geweest bij een gieterij. Als uitlener komt Hans van der Hellen in aanmerking, die beide banden vaker gebruikte. Maar in Haarlem kon Adriaen ze ook vinden bij Hans Passchiers van Wesbusch en Herman Theunisz Kranepoel. Deze laatste had het drukken er in deze jaren min of meer aan gegeven, zodat hij misschien gemakkelijk dergelijke ornamenten ter beschikking van een collega stelde. Om het nog wat ingewikkelder te maken, komt in elk beide boeken ook een voor Rooman ongebruikelijke gehistorieerde initiaal voor. In In Quadrantem

556 Bijlage 1, 1636-2. K. Hoogendoorn (2018), p. 564, LansP06L. 557 Cf. Wiewaswie en Archieven.nl s.v. Sil. Beide voorwoorden hebben als adres Cantabrigiae e collegio Sti. Petri. 558 Bijlage 1, 1635-3. K. Hoogendoorn (2018), p. 562, LansP04L 559 Bijlage 2, Banden 5 en 6. 197 van 1635 een E in een kader met engelen en in de Sphaera plana van 1636 een I zonder kader. De eerste stelt Emmaüs voor, de tweede waarschijnlijk Ihesus.560 Via Ursicula zijn beide letters, en naar het lijkt met dezelfde houten individuen, ook bij Thomas Fonteyn terug te vinden, zij het dat de E geen kader heeft. Net als bij de banden is het meest aannemelijk, dat ze voor de gelegenheid geleend zijn. Als Rooman het materiaal van zijn collega gekocht zou hebben, zou hij het wel vaker gebruikt hebben. Voor de titelpagina van de Latijnse versie van het boek over het kwadrant legde Adriaen de gravure van Schillemans, die hij eerder al gebruikt had voor de Nederlandse editie opnieuw op de pers. Voor beide versies van het boek over het astrolabium werd een nieuwe gravure gemaakt met een afbeelding van het betrokken instrument. Het valt niet te bepalen wie van beide broers de opdracht daartoe gegeven heeft. Misschien deden ze dat wel samen.

9k. De voorlaatste verhuizing: naar de Grote Houtstraat

Nog enige aparte aandacht dient besteed te worden aan het laatste adres in Roomans uitgeversloopbaan, dat het zevende sinds zijn zelfstandigheid was. Het was trouwens niet het laatste in zijn leven, want ook hiervandaan zou hij na enige tijd weer vertrekken. Hoewel in de adressenreeksen in de STCN verhuizingen gemist worden als ze niet uit de impressa blijken, levert een simpele steekproef op, dat Rooman van alle daarin bekeken grote zeventiende eeuwse drukkers veruit het vaakst verhuisde. Op gevaar af van een te gemakkelijke psychologisering, is het misschien toch gerechtvaardigd om van een zekere onrust in zijn gedrag te spreken. Het is moeilijk een gunstiger gelegen plek voor een boekwinkel te bedenken, dan op de Grote Markt vlak bij het stadhuis. Toch verwisselde Rooman deze in april 1634 voor een huis in de Grote Houtstraat, één van de hoofdstraten van de stad. Misschien vond hij achteraf een eigen bezit toch aantrekkelijker dan een huurhuis. De verkopers van zijn nieuwe huis waren de erfgenamen van een burgemeester met de sprekende naam Nicolaes Geltsack. Het pand was voor Adriaens komst verhuurd aan de weduwe van de schilder Hans Goderis.561 De beschrijving van de belendingen maakt duidelijk dat het pand grensde aan een ander huis van Geltsack en aan de oostkant van de straat lag. De koopprijs was 1500 gulden in vijf termijnen, waarbij nog een hypothecaire lening van Rooman bij de verkopers kwam van 500 gulden. Dat maakt het een huis van de hogere middenklasse.562

560 Bijlage 2, nrs. 11 en 12. 561 Als bijvangst levert de koopacte een sterfdatum voor de zeeschilder Hans Goderis op, die in of voor 1634 moet liggen. In de kunsthistorische literatuur worden data van 1643 tot na 1656 genoemd, cf. RKD s.v. Goderis, Hans en de daar genoemde literatuur. 562 NHA 3111, 309 (29-4-1634). 198

In oktober 1637 lost Rooman de lening aan de erven Geltsack af.563 maar hij doet dat met geld dat hij even tevoren geleend heeft bij de weduwe Agata Pieters Ballendr. Of hij er op vooruit is gegaan, staat te bezien, want hij leent bij de weduwe maar liefst 1200 gulden, wat hem op een jaarlijkse last van 60 gulden rente komt te staan. Zijn huis fungeerde als onderpand.564 Hij blijft er wonen tot aan het begin van zijn laatste levensfase als hij zich als stadsdrukker terugtrekt.

563 NHA 3111, 504, (29-4-1634/20-10-1637). 564 NHA 3111, 505 (13-10-1637). 199

10. DE LAATSTE JAREN ALS DRUKKER 1637-1642

De nu te behandelen periode wordt door twee aspecten gekenmerkt. Ten eerste de duidelijke vermindering van Roomans drukkers- en uitgeversactiviteiten en ten tweede het naar voren treden van Rooman als schrijver. Het eerste aspect valt niet dadelijk in het oog. Het jaar 1642, waarin de persen stil worden gezet, niet meegerekend bestaat de oogst uit 46 titels, dat wil zeggen gemiddeld negen per jaar, niet minder dan in eraan voorafgaande jaren. De schijn bedriegt echter. Van deze 46 zijn namelijk 26 overheidspublicaties, die om onnaspeurlijke redenen juist in deze laatste jaren van zijn carrière relatief vaak behouden zijn. Van de overige 20 zijn dan nog weer negen herdrukken van eerder verschenen boeken, zodat per saldo slechts elf nieuwe werken in vijf jaar tijd werden geproduceerd. Het tweede aspect dat dit hoofdstuk bepaalt, zal in een aparte paragraaf uitvoerig worden behandeld. Het is samen met zijn docentschap aan de Latijnse school de belangrijkste toevoeging aan het beeld van Rooman als drukker uitgever.

10a. Stadspublicaties en kalligrafische initialen

Zoals gezegd, het toeval levert voor deze jaren een tamelijk rijke oogst op. Nog niet in 1637, met twee keuren, al meer in 1638 met vier, nog meer in 1639 met zeven, weer minder in 1640 met vier en het meest in 1641 met acht, waarna ook nog de enige publicatie in 1642 aan deze reeks moet worden toegevoegd. Het is niet nodig alle stukken afzonderlijk te behandelen. Ik beperk me tot wat er qua vorm en inhoud uitspringt. Wat betreft de vorm is dat vooral het veelvuldig aanwenden van grote tot zeer grote kalligrafische initialen. Eerder zagen we dat de kalligrafische initiaal in de drukkerij van Rooman zijn intrede pas deed in de fase van de hervatting van zijn werkzaamheden voor de markt in 1627-1628. Enkele jaren werden ze spaarzaam toegepast en vanaf 1630 tot en met 1636 bleven ze vrijwel allemaal weer in de letterkast liggen. En dan opeens in de periode die thans aan de orde is, vanaf 1637 tot het begin van 1642, wemelt het van de kalligrafische letters. Sommige oude worden weer onder het stof vandaan gehaald en daarnaast komen er nieuwe modellen, nieuwe maten en nieuwe letters bij. De grilligheid van de overlevering van de ordonnanties en keuren die voor de stad gedrukt waren, bepaalt ongetwijfeld mede het beeld van het gebruik van deze kalligrafische letters, maar de aantallen zij toch toereikend om de bovengenoemde periodisering plausibiliteit te verlenen. Dat betekent dus dat Rooman in twee golven zich deze letters heeft aangeschaft, een bescheiden golf in 1627-1628 en een grote golf vanaf 1637. 200

Aangezien hij zijn eerder gekochte materiaal bleef gebruiken, nam het aantal toegepaste kalligrafische letters ook steeds verder toe. Globaal kan onderscheiden worden tussen een groep zeer grote letters (ca. 80 x 80 mm, serie 32) en de goep middelgrote letters (ca. 36 x 36 tot 50 x 50 mm. series 33, 34 en 36). De reuzenletters behoren tot de eerste golf, maar pas in de jaren rond 1640 zijn ze veelvuldig toegepast. Vooral de A is dan een kenmerkende letter. Gezien hun formaat zijn ze alleen geschikt voor grote planovellen. Ze corresponderen met negen tot veertien regels van de gotische letters waarmee Rooman ze gewoonlijk combineert. In de praktijk is de disproportie wat minder extreem, omdat de eerste of eerste twee regels, rechts van de kalligrafische reus meestal in veel grotere gotische broodletters gezet zijn dan de rest van de tekst. Dwingend is een dergelijke bladspiegel overigens niet: op een zeer groot plano uit 1637 wordt een ‘gewone’ 1: A wordt gebruikt, die op quarto pagina’s kloek oogt, maar op een groot vel een tamelijk iele indruk maakt.565 Het is waarschijnlijk, dat in zulke gevallen Rooman de esthetica ondergeschikt maakte aan de drukkersrationaliteit: met de reusachtige A: 32 van 80 x 80 mm. had hij een nog groter velformaat nodig gehad om de tekst erop te kunnen zetten. Of hij had een kleinere gotische letter moeten gebruiken, wat aan de leesbaarheid had afgedaan. De serie bestaat bij Rooman uit een A, B, D, E en V. Afdrukken van andere kunnen natuurlijk verloren zijn gegaan. Dat ze een samenhangende serie vormen blijkt behalve uit het formaat ook uit een zekere stilistische verwantschap. Kenmerkend is de afwisseling van zeer brede golvende verticale banden met veel smallere lijnen, die soms wel en soms niet uit de brede elementen voortvloeien. Nochtans zijn er ook verschillen. De meeste letters (A, D, E en V) hebben een smalle rechte verticale lijn, die vrij autonoom door het geheel aan golflijnen is heengetrokken, in de B ontbreekt deze lijn. Bij de A is een afzonderlijk breed balkje aangebracht, de andere letters missen dit kenmerk. Aangezien ik geen systematische analytische stilistiek in de literatuur over de kalligrafie heb gevonden, durf ik de letters niet aan een bepaalde kalligraaf of kalligrafische school toe te wijzen. Het lijken mij houten letters. Spijkergaten of verbuigingen heb ik niet kunnen vinden, wel haarlijntjes in de afdrukken, die op barstjes zouden kunnen wijzen. Bovendien heb ik dezelfde letters buiten Roomans bedrijf nergens anders teruggevonden (wel allerlei erop gelijkende kalligrafische letters uiteraard), behalve bij de Casteleyns. De A is bij Roomans opvolger als stadsdrukker, Vincent Casteleyn I, al aanwezig in 1642.566 Het betreft bijna zeker hetzelfde individu, dat Rooman gebruikte. Ook in opzicht is terughoudendheid noodzakelijk. Omdat letters van dit formaat weinig in boeken voorkomen en plano’s meestal in archieven liggen, is

565 Bijlage 1, 1637-4. 566 NHA 2166, 66. 201

Ursicula als zoekapparaat voor deze letters minder geschikt. De zojuist genoemde A’s van de Casteleyns zag ik bij toeval als archiefstukken. In Ursicula staan ze niet, net zo min als de letters van Rooman. Vooralsnog lijkt mij het meest plausibel, dat Vincent Casteleyn I, toen hij het stadsdrukkerschap van Rooman overnam, ook deze specifiek voor ordonnanties en dergelijke geschikte letters van hem heeft overgenomen. Zoals gezegd, komen in deze laatste periode van Roomans werkzame leven opeens nog meer kalligrafische letters voor. Ze zijn ongeveer de helft in hoogte en breedte van de serie 32. Ik heb ze in twee groepen ondergebracht op grond van stijlkenmerken. De serie 34 duikt op in 1637 met een A. In 1638 volgt een E, in 1639 een B en in 1640 een H. In totaal gaat het om elf afdrukken van deze vier letters. Ze stemmen stilistisch overeen met de grote varianten van serie 32, maar het zijn geen verkleinde uitvoeringen daarvan. Ze zijn wel volgens hetzelfde kalligrafische stramien ontworpen. Ze worden logischerwijze vooral gebruikt voor kleine plano’s. Maar ze pasten ook prima in de quarto boekjes, die Rooman maakte voor langere keuren. Zo is de 34: E in 1638 gebruikt voor het eerste artikel van de 12 bladzijden tellende keur opt Stuck vant Vulnisse ende ‘treynighen vande Straten, die in dat jaar twee maal gedrukt werd.567 De A verschijnt voor het eerst op een klein plano uit 1637 met een ordonnantie over de visserij op de nieuwe trekvaart tussen Amsterdam en Haarlem.568 De B is te vinden op in een quarto uitgegeven ordonnantie met de betrekking tot de maandagse weekmarkt.569 De H tenslotte is een bijzonder geval. Het is de enige kalligrafische letter, die Rooman in een boek heeft gebruikt, een theologische verhandeling uit 1640 die verderop nog besproken zal worden.570 Het zijn loden letters. Op de E van Rooman zijn duidelijk spijkergaatjes te zien. En dat ze inderdaad bij elkaar horen, wordt bewezen doordat verscheidene drukkers eveneens meerdere letters in combinatie bezaten. Onder hen Gilles van der Rade, wiens relaties met de Roomans meermalen genoemd zijn. Verder Van Wouw en diens weduwe en Aart Meuris in Den Haag en de Utrechter Salomon de Roy. De meeste overeenkomsten hebben Roomans individuen met exemplaren die een andere Utrechter, Herman van Borculo II, gebruikt heeft. Dat de B en de H helemaal niet in Ursicula voorkomen, moet waarschijnlijk worden toegeschreven aan het feit dat ook deze letters voornamelijk te vinden zijn op en in publicaties, die niet in bibliotheken, maar in archieven bewaard worden. Minder frequent zijn de voorbeelden van de serie 33. Hiervan is het koppel D en I in Roomans bestand terecht gekomen. Ze zijn ca. 20% groter dan de letters van de serie 34, maar ze onderscheiden zich bovenal van de series 32

567 Bijlage 1, 1638-1, p. 4, 1638-5, p. 4. 568 Bijlage 1, 1637-5. 569 Bijlage 1, 1639-6. 570 Bijlage 1, 1640-3. 202 en 34 door een totaal andere stijl: veel dunne draaiende parallelle lijnen die uitlopen in duidelijk aangezette stippen. Daarnaast zijn nog enkele los zwevende stippen in de compositie verwerkt. De I komt voor op een aanplakbiljet uit 1634. Het is daarmee de enige kalligrafische letter die tussen 1629 en 1637 in Roomans werk opduikt. Het blijft bij die ene verschijning. In de nu behandelde periode komt daar een D bij in een ampliatie op de keur op het Silezisch garen uit 1640.571 Deze D keert terug in de zomer van 1641 in een ordonnantie, waarin de aanwonenenden gelast wordt het Spaarne en de grachten uit te diepen vanwege de lage waterstanden.572 Rooman is dan bijna aan het einde van zijn drukkersloopbaan, zodat de gelegenheid om deze laat verworven letter te gebruiken beperkt was. Hoewel geen voor loden letters typische beschadigingen op de paar afdrukken te zien zijn, eerder enkele witte lijntjes, die als houtbreukjes zouden kunnen worden opgevat, moeten het toch gegoten handelsletters geweest zijn. De D blijkt namelijk ook bij de Zeeuw Hans van der Hellen en later in de eeuw bij de Utrechter Willem van Paddenburgh voor te komen.

De inhoud van deze overheidspublicaties biedt overwegend het vertrouwde beeld van verordeningen met betrekking tot de de openbare ruimte, stedelijke aanbestedingen, handel en industrie (de kwaliteitscontrole op geïmporteerd Silezisch garen was onderwerp van een handvol verordeningen) en verkeer. In veel ordonnanties en keuren staan impliciet of expliciet verwijzingen naar eerdere uitvaardigingen, die in overgrote meerderheid verloren zijn gegaan - eens te meer een bewijs dat op dit gebied het meeste werk van Rooman aan het zicht onttrokken blijft. Zijn inkomsten bleven overigens ook in deze jaren gewoon doorvloeien, waarbij 1637 een ‘topjaar’ was, waarin hij ruim 415 gulden bij de stad in rekening bracht.573 Een paar van de verordeningen hebben een vrij uitzonderlijke inhoud en werpen een interessant licht op de Haarlemse samenleving. In de zomer van 1639, alweer enkele jaren nadat de tulpomanie op haar hevigst gewoed had, vaardigt de stad een ordonnantie uit Tegens het besteelen ende berooven der Thuynen.574 Zoals veel steden was Haarlem omringd door tuinen, in handen van de gezeten burgerij, die er soms kleine lustoorden van maakte, waar men zich buiten de stank en de drukte van de grote stad kon terugtrekken. Uit het stuk blijkt dat de tuinhuizen en priëlen ’s nachts niet veilig waren voor dieven en inbrekers. Opvallend is echter, dat de verordening niet in eerste instantie van de inboedel van deze tuinhuizen spreekt, maar zich vooral richt op de diefstal van Bloemen, Bollen, Aert, Boomvruchten ende alderley Gewas. Dat is een duidelijke aanwijzing dat bloemen en bollen ook na de prijsinstorting van 1637

571 Bijlage 1, 1640-5. Silezisch garen werd gebruikt als materiaal voor de Haarlemse linnenweverij. 572 Bijlage 1, 1641-11. 573 Bijlage 3. 574 Bijlage 1, 1639-7 203 voldoende waarde hadden behouden om gestolen te worden. En het zegt ook iets over de aard van de Haarlemse tuinen, die niet alleen ter verpozing dienden, maar meer dan elders ook centra van de bloementeelt waren. Zo dadelijk zal blijken, dat ook Rooman zelf daar nauw bij betrokken was. Een andere verordening, die eruit springt, is de Keure tegens Het houden vande publijcque Vergaderingen, so van Regenten van Gods huysen, Hofjens, Corporaelschappen, Prysmaelen ende Gebuyrten in Haerlem ende de vryheyt vandien.575 Op het eerste oog lijkt dit een heel merkwaardige verordening, die men eerder in de patriottentijd zou verwachten. Maar het gaat niet om politiek riskante vergaderingen. Het blijkt de zondagsrust te betreffen. De genoemde groeperingen hadden kennelijk de gewoonte ontwikkeld hun bijeenkomsten op de zon- en feestdagen te agenderen, zowel omdat iedereen dan vrij was, als omdat deze dagen de kans boden na afloop gezellig te eten en te drinken. Het opvallende is, dat het om mensen uit de dezelfde sociale laag ging als die van degenen die de verordening opstelden of tenminste om de hogere middenklasse vlak daaronder. De regenten van de hofjes, de leden van de van de schutterij, de organisatoren van de feestelijke maaltijden bij prijsuitreikingen van gilden en dergelijke en de bestuurders van de gebuerten, de kleinste administratieve eenheden binnen de stad, trokken zich kennelijk niet zo veel aan van de zondagsrust, die de gereformeerde dominees voorschreven. Het is dan ook de vraag, of dergelijke verordeningen door de magistraat werden opgesteld om werkelijk nageleefd te worden, of hoofdzakelijk om de kerkenraad te plezieren. Hoe dan ook, net als de ordonnanties uit deze jaren tegen de Stouticheyt der Paus-gesinden ende derselver Excessen, waarin allerlei uitingen van katholicisme verboden werden, biedt dit stuk eerder een een blik op de maatschappelijke realiteit,dan op de feitelijke repressie van gedrag dat niet door de orthodoxe beugel kon.576

10b. De Groot en Hogerbeets: Rooman bekent nog meer kleur

Dat Rooman in deze tijd als de uitgever bij uitstek van de Nederlandstalige Hugo de Groot moet worden opgevat, is niet overdreven. Terwijl het genie zelf in Zweedse dienst vanuit Parijs met zijn Latijnse werken heel Europa bestreek en zich mentaal steeds verder van de Republiek en het calvinisme verwijderde, bleef Rooman de boekenplanken vullen van Nederlanders die voor hun vrijzinnigheid wilden uitkomen. Dat waren er steeds meer, want de staatse partij rukte op, ook in steden die eerder als bolwerken van orthodoxie golden. Of het Haarlemse stadsbestuur rond 1640 nog dezelfde attitude tegenover De Groot zou innemen als tien jaar

575 Bijlage 1, 1640-1. 576 Voor de maatregelen tegen katholieken, zie bijlage 1 1639-9. 204 eerder, is twijfelachtig. De edities van Rooman uit deze tijd waren dan ook minder opzienbarend dan de eerdere. Maar wel van belang en kennelijk ook zeer succesvol. Dat blijkt uit de snelle opeenvolging van de drukken. Na de Grotiana uit 1636 verscheen in 1639 alweer een volgende reeks. Rooman bediende het publiek ook deze keer extra door zowel losse uitgaven als gecombineerde edities uit te geven.577 Maar nog belangrijker: van de Vrye Zeevaert had hij intussen een compleet nieuwe vertaling laten maken door zijn oude vriend Adriaen Jekerman.578 Tot 1681, toen weer een volgende vertaling uitkwam, heeft deze Jekermanversie het beroemde boek voor Nederlandse lezers toegankelijk gemaakt. In zijn vormgeving sloot de editie van 1639 overigens nauw aan bij Roomans vorige uitgave uit 1636, met het Unievignet 1 op de titelpagina, band 2 en zelfs dezelfde sierinitialen van de serie 1. Eveneens heruitgegeven werd Van de Oudheydt, nog steeds in de vertaling die Grotius er zelf destijds samen met zijn vader van gemaakt had.579 Ook bij deze nieuwe druk werd het voorbeeld uit 1636 precies nagevolgd, inclusief de intussen enigszins achterhaalde portrethoutsnede op de titelpagina.580 Tenslotte verscheen ook het dikke boek met zowel de Inleydinghe als de beide zojuist genoemde werken en Hogerbeeets’ Van ’t aenvangen opnieuw. Net als in 1636 werd in 1639 geen aparte editie met alleen de Inleydinghe gemaakt.581 Kennelijk bleef er een publiek bestaan, dat niet specifiek in de rechtskundige of historische aspecten van de diverse werken geïntereseerd was, maar eenvoudigweg de in het Nederlands toegankelijke werken van de vrijzinnige voorlieden bij elkaar in de boekenkast wilde hebben staan. En dat koperspubliek bleef toestromen, want reeds in 1641 zag Rooman alweer voldoende reden om de hele serie nog eens op de persen te leggen. 582 De Vrye Zee-vaert en Van de Oudheydt werden opnieuw zowel los als toegevoegd aan de Inleydinghe uitgegeven. 583 Hogerbeets’ studie werd zoals gebruikelijk aan de verzamelbundel toegevoegd, maar in een nieuwe vorm. Eerder heb ik steeds de nadruk erop gelegd, dat Rooman en De Groot nooit rechtstreeks contact hebben gehad. Bij de toenadering van Rooman tot de vrijzinnige denkwereld bleef steeds de moeilijk te beantwoorden vraag open, in hoeverre alleen van commercieel opportunisme

577 In de STCN is de weergave van deze werken verwarrend, omdat niet onderkend is, dat de losse en de gecombineerde naast elkaar op de markt gebracht zijn. Veel beter nochtans was reeds de ordening bij Ter Meulen en Diermanse. 578 Bijlage 1, 1639-4. J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 219, nr. 556. 579 Bijlage 1, 1639-3. J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 314, nr. 700. 580 E.A. v. Beresteyn (1929), p. 80-81, nr. 9a-d. 581 Bijlage 1, 1639-2. J. ter Meule en P. Diermanse (1950), p. 354, nr. 763. 582 Bijlage 1, 1641-6 (Vrye Zeevaert), 1641-5 (Van de Oudheydt) en 1641-3 (de verzamelbundel). 583 Bijlage 1, 1641-6, 1641-5 en 1641-3. J. ter Meulen en P. Diermanse (1950), p. 219, nr. 557. p. 314-315, nr. 701 en p. 354-355, nr. 764. 205 sprake was, of van een werkelijke verschuiving van Roomans persoonlijke godsdienstige en politieke voorkeuren. Deze editie van 1641 brengt opnieuw een indirecte aanwijzing, dat het om meer ging dan louter uitgeversopportunisme. Hogerbeets’ studie verscheen nu namelijk onder de aangepaste titel Brevis Introductio ad Praxin ofte Korte Inleydinghe tot de Pracktijcke voor de Hoven van Justitie in Hollandt in een gecorrigeeerde versie naar de autograaf van de auteur.584 Het was Rombouts zoon, de jurist Adriaen Hogerbeets, die zijn vaders tractaat bewerkt had in overleg met Rooman, zoals blijkt uit zijn Voorwoord. In hetzelfde Voorwoord verwijst Adriaen expliciet naar de tragische omstandigheden waarin het tractaat was geschreven: in sijne ghevangenisse … op het fort van Loevesteyn… Het is onmiskenbaar, dat Rooman in 1641 nauwe persoonlijke contacten heeft gehad met althans deze representant van de Loevesteinse partij, om tot een bijgewerkte versie van Van het aenlegghen te komen. Het proces van toenadering tot de voormalige remonstrantse vijanden, dat hij in het begin van de jaren dertig had ingezet, was daarmee aan het eind van zijn drukkersloopbaan voltooid. Dat in deze laatste drukken van De Groot en Hogerbeets op meerdere plekken Roomans Costerprent over een volle bladzijde stond afgedrukt, symboliseert zijn ‘bekering’ tot een vrijzinniger levensvisie.

10c. Dominees van de Haarlemse Classis

Net als voorheen bleef Rooman ondanks zijn vrijzinnige edities af en toe ook orthodox werk uitgeven. In deze periode betrof het twee boeken, één in 1638 van de Haarlemse predikant Henricus Geesteranus en één in 1640 van diens Akerslootse collega Henricus Bruyning. Geesteranus was een lid van een echte predikantenfamilie. Zijn vader en zijn zoon, beiden eveneens Henricus geheten stonden ook op de kansel en eveneens zijn oom en een half dozijn neven en verdere verwanten. De familie kreeg een zekere faam, omdat verscheidene leden, nadat ze voor het remonstrantisme hadden gekozen, in Loevestein of in ballingschap waren beland. Ook de Haarlemse Henricus had in 1610 de Remonstrantie als dorpspredikant van Assendelft ondertekend en na zijn benoeming in Haarlem in 1612 had hij in de woelige periode tot 1618 de kant van het stadsbestuur, Spranckhuysen en Junius gekozen tegen de orthodoxe partij van Tetrodius. Maar na de machtsverzetting in 1618 had hij zijn mantel met de gedraaide wind laten meewaaien, berouw betuigd over zijn eerdere standpunten en met enige moeite op die manier zijn Haarlemse aanstelling weten te behouden. Sindsdien werd hij door velen als een gladde opportunist beschouwd en door standvastige remonstranten als een overloper verafschuwd. Zijn plooibaar en diplomatiek karakter bleek overigens spoedig de gemeente en de classis goed uit

584 Bijlage 1, 1641-4. 206 te komen, want hij werd geregeld ingezet bij lastige besprekingen met de magistraat en de Staten, waarvoor een types als Souterius en Ampzing geheel ongeschikt waren. In 1638 was hij, inmiddels tegen de zestig, een man met gezag. Al in 1629 had Ampzing hem als een Hoogliedspecialist geprezen. In gereformeerde kringen werd het Hooglied als een voor de gewone gelovigen gevaarlijk boek beschowd. Dat wordt fraai geïllustreerd in het lange drempelgedicht van Bruningius, waarin beklemtoond wordt dat de verscholen betekenis alleen toegankelijk is voor degenen wier geest door god verlicht wordt:

Daer sweeft de wijsheydt hoogh, de sin is diep verholen, Wat elders helder schijnt dat is hier wegh gescholen. Maer die een grooter gheest van Godt heeft, en het spoor Van d’ander Schrift ghebruyckt, die raeckter immers door. Vint ghy daer dan vreemde woorden Die ghy naulicks elders hoorde By de Boekcen minst of meest, Die ghy in de Bibel leest? Ist van Borsten en van Buycken? Ist van Vlechten of van Pruycken? Ist van Lippen blosent roodt? Of ist van een Roosen schoodt? … Ist van Armen? Ist van Kussen? Ist van strelen of van sussen? Ist van dat of dier ghelijck? Denckt dan om gheen Werelts-Rijck: Meent niet dat die heylghe Godtheydt, U dan in de vleesch-lust omleydt: Siet dan op een hoogher stof.

Geesteranus had jaren achtereen week na week over de allegorische borsten en buiken gepreekt en de diep verholen betekenis ervan aan het Haarlemse kerkvolk onthuld. Hij kreeg nu van Rooman bijna 75 vel in quarto ter beschikking om op veler verzoek, zoals hij zelf in zijn Voorwoord zegt, de zaak op papier te zetten. Misschien omdat Rooman niet helemaal zeker was van voldoende afzet van het werk maakte hij er een gemeenschappelijke editie van met de grote Amsterdamse uitgever Hendrik Laurensz, die in deze jaren talrijke boeken met exegetische predicaties uitgaf, vooral van de bekende Deventer dominee Caspar

207

Sibelius en van zijn eigen broer Jacob Laurensz, die in Amsterdam op de kansel stond.585 Tussen diverse reeds bekende initialen heeft Rooman in dit boek ook drie nieuwe toegepast, de 5: D, de 41: B en 43: D, die hij kennelijk pas aan het eind van zijn loopbaan is gaan gebruiken. De arabeske 5: D is een merkwaardig, van boven beschadigd, geval. Dezelfde letter komt veel eerder voor bij de Leidse drukkers Jan Bouwensz (1571-1614) en Jan Jacobsz Paets (1579-1622). Bij Bouwensz intact, bij Paets zowel intact als in beschadigde vorm en dan niet te onderscheiden van die van Rooman. Misschien moet men zich de gang van zaken aldus voorstellen: Bouwensz heeft de letter laten snijden, Paets heeft deze van hem overgenomen en op enig moment beschadigd. Dit beschadigde individu zou dan bij Rooman beland kunnen zijn. De chronologie maakt in elk geval een dergelijke reconstructie niet onmogelijk. De 41: B met gebladerte lijkt deel uit te maken van een serie met florale motieven, waartoe ook de A, D, H, N, O, en V behoren, die we zo dadelijk zullen tegenkomen. De B uit 1638 is de vroegste, de andere duiken pas in 1640 op. Omdat de D en de H net als de 5: D ook bij Paets voorkwamen, zouden ook dit houten letters kunnen zijn, die door Rooman zijn aangekocht. Daartegen lijkt te pleiten, dat ook de Amsterdammer Theunis Jacobsz Lootsman de A, B en D in bezit heeft gehad. Maar omdat in Ursicula de afbeeldingen niet gedateerd zijn, valt niet op te maken of de letters bij Lootsman eventueel na 1641 via Rooman beland zijn. Op houten individuen zou ook kunnen wijzen dat de 41: N, O en V vooralsnog nergens anders dan bij Rooman aangetroffen zijn. Een laatste argument dat voor houten unica zou kunnen pleiten, is dat op geen van de zeven letters van deze serie spijkergaten of loodverbuigingen zichtbaar zijn. De 43: D met een vogel in gebladerte tenslotte kwamen we eerder twee keer tegen in 1631 en 1632. De toepassing in het boek van Geesteranus is meteen de laatste keer dat de letter gebruikt is. Het houten individu gaat vermoedelijk terug op het bezit van Gillis Rooman. De zojuist geciteerde lofdichter Henricus Bruningius was waarschijnlijk een zwager van Geesteranus, die getrouwd was met een zekere Aeltje Bruining. Hij is ook de tweede dominee die Rooman in deze laatste fase van zijn activiteiten drukt en uitgeeft. Bruningius stond van 1620 tot 1652 in Akersloot en de geringe faam van deze dorpspredikant verhoudt zich evenredig tot de bekendheid van zijn boeken. Hij gaf in zijn boek Recht-Bescheydt een bijbeluitleg, waarbij hij per passage de rechtzinnige exegese plaatste tegenover de afwijkende meningen van de ‘sectariërs’(joden, katholieken, mennisten en arminianen), althans voor wat het Oude Testament betreft.586 Er moet echter ook een ander deel met het Nieuwe Testament zijn geweest, want de UBVU bezit een exemplaar van Evangeliums Waerheyt uit

585 Bijlage 1, 1638, 3 en 1638-4. De STCN vermeldt tussen 1629 en 1649 11 van dergelijke preekboeken van Jacob Laurensz en 34 van Caspar Sibelius, die bij Hendrick Laurensz verschenen zijn. 586 Bijlage 1, 1640-3. 208

1648. Het impressum is afgesneden, maar niet de vermelding door de Zelfde (sc. Bruningius) op nieus op verscheyde Plaetsen vermeerdert.587 Er is een gerede kans, dat die eerdere druk ook bij Rooman is verschenen. Het merk van de onbekende drukker is een variant van dat van Rooman, inclusief diens motto Labore et Diligentia. Overigens verwijst Bruningius zelf in zijn Dedicatie naar een dergelijk werk. Als deze hypothese klopt, moet ook dit verloren boek tot Roomans allerlaatste uitgaven hebben behoord. Enig onderzoek naar Bruningius en zijn exegetische teksten is nooit gedaan, vermoedelijk omdat de Akerslootse dominee al in zijn tijd een onbekende was en zijn boeken elke originaliteit missen. Waarom Rooman ze gedrukt heeft, is onduidelijk. Misschien speelden thans onbekende persoonlijke contacten een rol. In 1628 behoorde Bruningius al net als zijn zwager Geesteranus tot de kring van Ampzing, zoals blijkt hun liminaire gedichten voor diens grote boek. Aan de vorm is in elk geval voldoende moeite besteed. Er is een grote afwisseling in de initialen. De series 1, 2, 3, 5, 11, 36, 41 en 46 zijn vertegenwoordigd. Uitzonderlijk is de middelgrote kalligrafische 36: H, die nergens anders voorkomt. Waarschijnlijk is het de afdruk van een houten letter, die pas in 1640 in Roomans bezit was gekomen. Nieuw was ook de loden serie 41 (D, H, N, O en V) met vruchten en bladen, bij de D met daarin een kat (of een muis). Ook de loden 46: H lijkt pas in deze laatste fase van Roomans drukkersbestaan bij hem op te duiken.

10d. Tussen roman en geschiedenis: Tamerlanes

Hoewel de auteur van de Historie Van het leven ende de daden van den groten Tamerlanes zich nadrukkelijk tegen ‘valse’ geschiedenissen van het type van de Amadis keert en beklemtoont, dat zijn boek de historische waarheid beschrijft, heeft deze ‘biografie’ van de veertiende eeuwse Mongoolse veroveraar Timoer Lenk nauwelijks enige relatie met de werkelijkheid.588 Het verhaal is geschreven door de Franse abt van Mortemer, later bisschop van Saint Malo, Jean du Bec-Crespin (± 1540 - 1610), die in het Midden Oosten had gereisd en beweert dat hij de tekst via een tweetalige bemiddelaar had ontleend aan een Arabische auteur die ‘Alhacen’ genoemd wordt, een algemene naam en vermoedelijk fictief. Jean du Bec of zijn obscure bron maakten van de massamoordenaar een onoverwinnelijke held van hoog moreel gehalte. In West-Europa zal tot de populariteit van de tekst hebben bijgedragen, dat de Mongoolse overwinningen op de Turken en andere islamieten in het boek breed worden uitgemeten. In 1613 bracht de Rotterdams-Dordtse boekhandelaar en uitgever Jan Leendertsz Berewout de tekst naar Nederland door hem zelf uit het Frans te

587 UBVU XI.08101. 588 Bijlage 1, 1638-7 209 vertalen en samen met Joris van der Marsce te laten drukken. Kennelijk zag Rooman brood in het boek, want hij heeft deze vertaling een kwart eeuw later integraal herdrukt. Het formaat was octavo, zoals gebruikelijk bij dergelijke historische ‘avonturenboeken’. Waarschijnlijk had hij markt juist geschat, want in 1647 gaf de Amsterdammer Jan van Hilten de Berewout-vertaling voor de derde keer uit. Kennelijk had Rooman de hand kunnen leggen op een gefingeerde portretgravure van Timoer Lenk, die Berewout en Van der Marsce in 1613 hadden laten maken, want hij gebruikte die voor zijn eigen editie. In 1647 blijkt ook Van Hilten erover te beschikken. Het is zeker steeds dezelfde plaat, zodat moet worden aangenomen, dat ofwel Van der Marsce (Berewout was al lang overleden) de plaat in beide gevallen ter beschikking heeft gesteld, ofwel dat deze van Van der Marsce op Rooman en van Rooman op Van Hilten is overgegaan. In de vormgeving valt verder het plotseling verschijnen van de 3: D en de 3: O op uit een serie die, zoals eerder bleek door Valkema Blouw tot Herman ’t Zangers, wordt herleid. Of dit nu juist is, of niet, de letters zijn vermoedelijk via zijn vader bij Adriaen beland en de O is vervolgens 28 jaar ongebruikt blijven liggen. De D was helemaal aan het begin van Adriaens loopbaan eenmaal eerder gebruikt.

10e. Het laatste huwelijksgedicht

Zoals al veelvuldig besproken, onttrekt Roomans productie van gelegenheidsgedichten zich vrijwel volledig aan het zicht. Het valt niet uit te sluiten, dat hij daaraan een even gestaag vloeiende bron van inkomsten heeft gehad als aan de stadspublicaties, die eveneens grotendeels verdwenen zijn, maar waarvan tenminste nog de afrekeningen resteren. We zullen het vermoedelijk nooit zeker weten. Uit het voorjaar van 1639 is een laatste specimen overgeleverd naar aanleiding van het huwelijk van Dirck Del en Catharina le Febure. De eerste is bekend als voorzitter van het door Frans Hals geschilderde regentencollege van het Elisabethsgasthuis en ook de familie van de bruid behoorde tot het patriciaat. De dichter van de tekst was Mahu le Febure, een verwant van de bruid. Zoals bijna alle Haarlemse huwelijkspoëzie bestond het werkje uit twee gedichten, waarvan het tweede op een algemeen bekende melodie gezongen diende te worden, naar men moet aannemen door de genodigden op het bruiloftsfeest. Juist dit stereotype, bijna rituele karakter van de festiviteiten maakt het zeer waarschijnlijk dat vrijwel voor elke patricische bruiloft (en dat waren er vele tientallen per jaar) een feestlied werd geschreven, waarvan de gasten de woorden uitgereikt kregen in de vorm van een gedrukte tekst. Welke aristocraat zou zich immers aan dergelijke sociale verplichtingen hebben willen

210 of zelfs kunnen onttrekken? En dat versterkt weer de veronderstelling dat Rooman en zijn collega-drukkers aan de lopende band dit drukwerk verzorgden.

10f. Een vreemd atavisme

Zo gewoon en eigentijds als huwelijksgedichten waren, zo abnormaal en archaïsch was het boek Licht der Medecijne ende der Chyrurgie, dat Rooman in 1641 als één van zijn laatste drukken en uitgaven op de markt bracht. 589 Onmiddellijk bij een eerste inspectie associeert men het octavo-deeltje niet met het jaar 1641, waarin het uitgegeven is, maar met een veel vroegere periode. Zowel de vorm met enkele versleten eenvoudige houtsneden op de titelpagina en in het binnenwerk, als de inhoud, waarin versimpelde medische en astrologische kennis zonder duidelijke orde is bijeengebracht, wijzen eerder naar de renaissance, dan naar het midden van de zeventiende eeuw. Die associatie blijkt bij nader onderzoek juist te zijn. Het gaat om een herdruk van een boek, dat in 1567 verschenen was, maar waaraan toen al op zijn beurt oud materiaal ten grondslag lag. In 1491 werd in Venetië een beroemde compilatie van medische traktaatjes van de hand van Johannes van Ketham uitgegeven, die als de Fasciculus Medicinae bekend staat en in allerlei talen en versies Europa veroverde. Tussen 1512 en 1529 kwamen in Antwerpen Nederlandse vertalingen door Petrus Antonianus op de markt. Die lagen vervolgens de basis voor het boek dat een zekere Joachim Huybrechts van Bieselinge in 1567 bij Jan van Ghelen II in Antwerpen publiceerde. De auteur was een obscure Middelburgse arts, van wie verder niets bekend is, dan een bij dezelfde drukker verschenen prognosticatieboekje voor het jaar 1562. Deze Joachim Huybrechts was in de woorden van Stumpel, de enige moderne auteur, die aandacht aan hem besteed heeft en aan wie ik bovenstaande gegevens ontleen, een grote schooier.590 Hij dankt die kwalificatie aan twee zaken: ten eerste het grotendeels overnemen van de Fasciculus Medicinae, inclusief het voorwoord, van de vertaler Antonianus en het presenteren van de tekst als eigen werk. En ten tweede het toevoegen van een gedeeltelijk eigen bijdrage, waarin piskijkers schaamteloos worden geïnstrueerd hoe ze hun patienten kunnen misleiden en intimideren. Dat was overigens niet overbodig, want uit de tekst blijkt, dat bij de laatsten flinke achterdocht bestond jegens de kwakzalvers die hun het geld uit de zak klopten met hun pseudo-medische kennis. Stumpel kende in 1979 van het boekje van de Middelburgse dokter ook nog een Antwerpse druk van Pauwels Stroobant uit 1612, waarvan het enige exemplaar destijds vermist was. Intussen is het weer teruggevonden. De druk van Rooman was hem onbekend.591 Voor een complete vergelijking tussen de

589 Bijlage 1, 1641- 1. 590 B. Stumpel, De bedrieglijke praktijken van meester Joachim Hubrechtsz van Bieselingen (1979-1980), p. 59. 591 Id., p. 58. Cf. UBA OK 62 281 en OK 62 1370 voor de editie Van Ghelen en Stroobant. 211 drie drukken, waarvan de oudste twee nog niet gedigitaliseerd zijn, ontbrak mij de tijd, maar enkele steekproeven wezen op grote en letterlijke overeenkomsten tussen Roomans uitgave en die van Jan van Ghelen en Pauwels Stroobant. Behalve in typografie verschillen de drie boekjes door de houtsneden, die kennelijk voor elke uitgave nieuw gemaakt waren. Stroobant had enkele laten nasnijden naar de Van Ghelen-editie, de drie van Rooman hebben geen relatie met de voorafgaande. De vraag is natuurlijk, waarom Rooman juist deze obscure grote schooier met zijn volkomen verouderde astrologische geneeskunde, bedrieglijke piskijkerij en rommelige bundeling van middeleeuwse traktaatjes opnieuw heeft uitgegeven. Zou het kunnen dat de Middelburgse herkomst van de auteur een rol gespeeld heeft, dat het boekje in Zeeland nog enige bekendheid genoot en dat Zacharias een herdruk voor de Hollandse markt gesuggereerd heeft? Wat de vorm betreft, valt het boekje, behalve door de houtsneden ook op door de aanwezigheid van de 5: D, waarvan zojuist besproken is, dat deze in 1638 tevoorschijn komt, maar een veel oudere, versleten letter lijkt te zijn. Wat dat betreft past ze prima bij het zonderlinge werkje. De houtsneden vormen eveneens een raadselachtig element. Het betreft twee scenes met piskijkers en een astrologische voorstelling. Het is moeilijk voorstelbaar, dat de zuinige Rooman deze voor het simpele boekje speciaal heeft laten maken. Daarvoor zijn ze trouwens ook te veel versleten en is de afbeelding van het sterrebeeld Gemini te willekeurig. Hij moet ze derhalve bij elkaar hebben gescharreld. Het opsporen van hun herkomst zou contacten aan het licht kunnen brengen, waarvan we geen weet hebben.

10g. Een herduk met een Amsterdamse ordonnantie

Tot de merkwaardige drukken in deze laatste jaren behoort ook de gecombineerde uitgave van een Amsterdamse ordonnantie en de herdruk van Weytsens Tractaet van Avarien uit 1631, dat, zoals hiervoor gezegd, nog een succesvolle toekomst had met talrijke herdrukken.592 De houtsnede voor de titelpagina met de Nederlandse leeuw in de tuin was kennelijk tien jaar in Roomans kast blijven liggen wachten, tot hij deze opnieuw gebruikte. De al in 1631 goed zichtbare verticale barst was nog wat breder geworden. Het merkwaardige van de editie ligt in het eerste deel en in de combinatie van beide. Aan Weytsen vooraf gaat een ordonnantie van het Amsterdamse stadsbestuur, waarin zowel een rechtbank in eerste aanleg wordt ingesteld als aanwijzingen gegeven voor het procesrecht daarvan en voor de strafmaten die kunnen worden opgelegd. Het betreft een brede reeks van overtredingen en misdrijven, die zich op schepen en tussen schippers en reders en schippers

592 Bijlage 1, 1641-7. 212 onderling voordeden. Het verband met Weytsen tractaat is tamelijk los. In beide gevallen gaat het om juridische zaken in verband met de scheepvaart, maar verder zijn er geen raakvlakken. Het boekje van Weytsen is nadien dan ook nooit meer met de Amsterdamse ordonnantie gecombineerd. Op de titelpagina staat het Amsterdamse wapen met twee leeuwen als wapenhouders. Rooman heeft deze houtsnede verder niet gebruikt, zo min als hij ooit eerder of later Amsterdamse keuren heeft uitgegeven. In het binnenwerk is twee maal de gehistorieerde initiaal 11: A gebruikt, waarover hij bij de eerste druk van Weytsen nog niet beschikte. De STCN vermeldt van dit specifieke stuk een gelijktijdige paralleleditie (zonder Weytsen, uiteraard) door Nicolaes van Ravesteyn, weliswaar een Amsterdammer, maar met een fonds waarin deze ordonnantie evenzeer een vreemde eend in de bijt is. Maar daarmee is natuurlijk nog niet verklaard, waarom Rooman deze ene Amsterdamse stadspublicatie heeft uitgebracht. Mogelijk is er een relatie met de secretaris Jacob Bruyningh, die het stuk ondertekend en geadministreerd heeft. Misschien was deze een verwant van de Akerslootse predikant Bruningius (Hendrick Bruyningh), die Rooman kort tevoren had uitgegeven.

10h. Samenwerking met Zacharias: Junius

Bij een vluchtige en onvolledige inspectie van drukken van Zacharias, die digitaal beschikbaar zijn of toegankelijk via de UBA en de KB kwam een boek aan het licht, dat nog steeds bekend is onder kunsthistorici. Het is de Schilder- konst der Oude van de grote humanist Franciscus Junius (1591-1671), die als filoloog en kunsttheoreticus in Engeland en de Republiek naam heeft gemaakt.593 Het boek is een door hem zelf gemaakte vertaling van zijn De Pictura Veterum uitgebracht door Johannes Blaeu in 1637, met daarin een liminaire brief van niemand minder dan Rubens. Zacharias laat zich op de titelpagina van de Nederlandse editie uit 1641 vermelden als uitgever, maar een colofon met een drukkersnaam ontbreekt. Nochtans is dat bijna zeker zijn eigen broer Adriaen. Het belangrijkste argument daarvoor is de Costerprent achter in het boek. In 1641 stond die voor Adriaen bijna gelijk aan een drukkersmerk. Zijn identiteit was er inmiddels binnen het boekenbedrijf mee verbonden. En voor wie het niet wist of het vergeten was, stond er altijd nog het Adrianus Romanus Tipographus op het bord dat Coster ophoudt. Alleen al op grond van deze prent, ligt een toeschrijving van het boek aan Adriaen als drukker voor de hand. Er zijn echter meer aanwijzingen. De intialen en ornamenten passen namelijk ook grotendeels in zijn bestand. Het betreft letters uit de series 1, 2, 3 en 11, de banden 2 en 4, en de ornamenten 1 en 2. Het

593 Bijlage 1, 1641-15. 213 individu van het veelvuldig gegoten ornament 2 geeft de doorslag: het heeft precies dezelfde beschadigingen als afdrukken ervan bij Rooman in 1636 en 1639.594 Wel is er een complicerende factor. Het boek heeft ook enkele ornamenten, die Rooman niet gebruikte, maar die veelvuldig voorkomen bij Thomas Fonteyn. De al meermalen gesignaleerde nauwe relatie tussen beiden moet als verklaring worden gezien. Kennelijk leenden ze elkaar materiaal uit. De redenen om het boek aan Rooman toe te schrijven en niet aan Fonteyn zijn de relatie tot Zacharias, de Costerprent en het herkenbare individu van ornament 2. Tenslotte bevatte het boek een fraaie portretets van Junius, gestoken door Wenzel Hollar naar een schilderij van Anthonie van Dyck.595 In de druk van Blaeu uit 1637 was deze prent nog niet aanwezig. Dat stemt overeen met de op de prent vermelde leeftijd van Junius van 49 jaar, die de ets in 1640 plaatst. De kans is dus aanwezig dat de gebroeders Rooman de opdracht tot het vervaardigen ervan hebben gegeven. Zacharias als uitgever en prenthandelaar zal daarbij eerder dan Adriaen de hoofdrol hebben gespeeld.

10i. Rooman als auteur en verzamelaar

Dicht bij het eind van zijn actieve loopbaan, in 1637, als hij tegen de vijftig loopt, openbaart Adriaen Rooman zich als een literair auteur. Dat wil geenszins zeggen, dat hij eerder niets geschreven heeft. Integendeel, de dialogen uit 1637 laten een geoefend schrijver vermoeden. De kans is dus groot, dat andere geschriften van zijn hand onopgemerkt zijn gebleven, omdat ze behoren tot de enorme hoeveelheid literatuur uit de zeventiende eeuw, die anoniem of onder niet herkende pseudoniemen gepubliceerd is. Het valt niet uit te sluiten dat Rooman in de kringen van de Haarlemse rederijkers heeft verkeerd, waarvan velen hun namen achter zinspreuken verschuilen. Als alleen de eerste twee van de drie delen Samen-spraeck tusschen Waermondt ende Gaergoedt nopende de opkomst ende ondergangh van Flora bekend zouden zijn, zouden ook deze werken als anoniem te boek staan. Men zou de auteur op basis van het vignet op de titelpagina’s gezocht hebben in kringen van Goudse rederijkers, zoals dadelijk wordt toegelicht. Pas uit het slotwoord van de derde Samen-spraeck blijkt, dat Rooman zelf de schrijver is van de door hem uitgegeven boekjes. En dan nog zo terloops, dat Posthumus die de laatste moderne editie ervan gemaakt heeft, de mededeling niet herkend heeft en van een onbekenden auteur spreekt.596 Goldgar, die het onderzoek naar de tulpomanie onlangs naar een veel hoger niveau getild heeft door er voor het

594 Bijlage 1, 1636-7 en 1639-4. 595 NHG Hollar II, p. 30, nr. 343. 596 N.W. Posthumus, De speculatie in tulpen in den jaren 1636 en 1637 (I), in: Economisch-Historisch Jaarboek 12 (1926), p. 4. 214 eerst uitvoerig archiefonderzoek naar te verrichten, houdt het nog voorzichtig op probably written by its printer.597 De formulering van de Naereden laat echter geen twijfel: Rooman die deze ondertekend heeft, is zelf verantwoordelijk voor de tekst. In de omvangrijke literatuur over de tulpomanie, zijn de dialogen van Rooman vaak als uitgangspunt genomen voor wilde veronderstellingen en beweringen. Goldgar maakt daar korte metten mee. Het was niet zo dat de halve Haarlemse of zelfs Hollandse bevolking zich in de speculatie had gestort, het was evenmin zo dat de krach van 1637 een enorme economische crisis heeft veroorzaakt. En het strookt ook al niet met de archiefgegevens, dat onder de floristen de onderste bevolkingslagen domineerden, die massaal hun werk eraan gaven in de verwachting van ongekende speculatieve rijkdom. Het meest waardevol in haar boek is, behalve de ontkrachting van deze ideeën, de situering van de tulpen- en in uitgebreidere zin bloemenhandel in de veel bredere context van het zeventiende eeuwse verzamelwezen, waarin ook de verzameling van schelpen, exotica en rariteiten en vooral die van kunst geplaatst moet worden. De tulpomanie was niet meer dan een uit de hand gelopen intermezzo. Daarvoor en daarna kocht, verzamelde en bewonderde men evenzeer tulpenbollen en de gekleurde bloemen die eruit tevoorschijn kwamen.598 Voor een groot deel van het sensationele beeld van de tulpenhandel kan men Rooman niet verantwoordelijk stellen. Integendeel, in zijn Samenspraecken keert na de gekte van de windhandel de normale maatschappelijk situatie weer terug. Het personage Gaergoedt, dat staat voor degenen die zich hadden laten meeslepen door de verwachtingen, die de windhandel wekten, keert uiteindelijk weer terug in zijn oude ambacht als wever. Rooman kan er ook niet voor verantwoordelijk gesteld worden, dat moderne historici van de wever Gaergoedt een straatarme arbeider gemaakt hebben, die zich korte tijd in luilekkerland waande. Bij goed lezen blijkt het een doorsnee ambachtsman, die weliswaar zelf aan zijn weefgetouw zat en een meewerkende vrouw had, maar die ook over knechten en een dienstmeid beschikte. Kortom een representant van de brede middenklasse, die blijkens de bevindingen van Goldgar de meerderheid van de floristen uitmaakte. Het is hier niet de plaats om de tulpomanie te bespreken en evenmin talloze interessante aspecten van Roomans tekst. Ik beperk me tot enkele hoofdlijnen. Ten eerste bevestigt de tekst Roomans kennis van het Latijn: hij citeert gemakkelijk Latijnse gezegden. Tevens blijkt hij Frans te hebben gesproken en geschreven, blijkens de citaten die hij zijn verstandige personage Waermondt in de mond legt. Ten tweede blijkt hij een geoefend verhalenverteller. Aangezien de tekst nog nooit geanalyseerd, laat staan geannoteerd is, zal nader onderzocht moeten

597 A. Goldgar (2007), p. 173. 598 A. Goldgar (2007), p. 20-130. 215 worden, waar hij zijn parabels vandaan heeft. Zij getuigen in elk geval van brede belezenheid, als is het maar in verzamelbundels van auteurs als Franciscus Heermans, die hij zelf pas uitgegeven had. De boekjes zijn mild satirisch. Het poenige gedrag van Gaergoedt en zijn vrouw, de ingebeelde nouveaux riches, wordt geridiculiseerd zonder dat de personages weerzin wekken. Rooman stelt zich op het traditioneel conservatieve standpunt, dat ook uit zijn drukkersmerk blijkt: de mens dient in het zweet zijn aanschijns zijn brood te verdienen en niet door wilde speculatie. Onvoldoende aandacht, ook bij Goldgar, heeft gekregen, hoe zeer zijn teksten van binnenuit de floristenwereld geschreven zijn. Ook als er geen externe informatie was, zou men op grond van de Samen-spraecken mogen concluderen dat de auteur deel uitmaakte van het milieu van floristen, dat hij zijn personages laat beschrijven. Misschien dat sommigen zich daarom niet de boekverkoper-drukker Rooman als schrijver konden voorstellen. Dat berust echter op zich zelf al op een misverstand. In 1648 beschrijft Schrevelius hoe nieuwkomers in de bloemenhandel hun kennis opdoen : …ende komen op de Marckt (de Grote Markt in Haarlem) … in kroeghen ende Boeck- verkoopers winckels leeren de jonghe blommisten de prijs ende weerde van de bloemen. 599 Naast kroegen blijken boekwinkels de sociale uitwisselingspunten bij uitstek van de bloemenhandel. Ook als Rooman er niet mee te maken had willen hebben, hadden zijn klanten hem wel geïnformeerd. Of anders wel Theunis Jansz. Kas, boekhandelaar-boekbinder op de Grote Markt en telg uit een oud Haarlemse boekverkopersgeslacht, die nog jaren na de krach de godganse dag achter de genever in de kroeg zijn verliezen zat te verdrinken en zijn vrouw sloeg als ze daarover klaagde.600 Kas was voor Rooman niet zo maar een door speculatie aan lager wal geraakte collega. Dat blijkt uit Kas’ schuldbekentenis aan hem van december 1639. Hij had de ongelukkige speculant ongebonden boeken geleverd ter waarde 990 carolus guldens, die deze nog niet betaald had. In moderne termen was dat een schuld van tussen de 60.000 en 100.000 euro! En als hij het bloemistenmilieu niet via zijn eigen winkel en die van zijn collegae had leren kennen, dan kon hij altijd nog terecht bij een mededocent uit zijn tijd aan de Latijnse school, Jacobus Grimarus, die het leraarschap met de tulpenhandel combineerde.601 Maar dat alles was niet nodig: door enkele vondsten kan Roomans auteurschap nog meer relief gegeven worden. Hij blijkt op grond daarvan zelf een actief florist te zijn geweest. En gebleven, ook na de instorting van de markt.

599 Th. Schrevelius (1648), p.214. 600 A. Goldgar (2007), p. 276. Goldgar kent hem alleen als Theunis Jansz en als boekbinder. Het gildearchief laat geen twijfel dat het om Kas gaat. De boekhistorische literatuur verschaft geen duidelijkheid over de vraag of er inderdaad afzonderlijke binderijen waren. In het geval van Kas is het duidelijk dat hij naast zijn bindwerk ook de boekhandel bedreef. 601 A. Goldgar (2007), p. 149, 228, 229 en 245. 216

Twee transportacten, die om andere redenen nog hierna besproken zullen worden, werpen daarop een verrassend licht. In april 1642 verkoopt hij zijn huis aan de Grote Houtstraat onder het uitdrukkelijk beding dat hij zijn drukkersuitrusting, zijn uithangbord en … alle de tulpa bollen ende planten van bloemen, schoon dezelve aert ofte nagelvast syn met zich mee zal nemen.602 En een vergelijkbare situatie deed zich in april 1643 voor, toen Rooman zijn thuyn gelegen buijten de Cleyne Houtpoort … met een bequame huijsinge ofte wooninge van de hand deed. In de koop zijn alle bepotingen en beplantingen inbegrepen, uuijtgesondert de tulpa bollen, ende bloemen daerin synde, dewelcke de vercoper aen hem behout …603 Duidelijker kan het haast niet: Adriaen Rooman kweekte zelf tulpen en was dermate aan zijn collectie gehecht, dat hij de exemplaren ervan bij elke verhuizing uit de grond haalde en met zich mee nam. Op grond van dit gegeven en de deskundige tekst van zijn verhandelingen over de tulpomanie kan worden verondersteld, dat hij behoorde tot de door Goldgar onderscheiden groep van experts, die tulpen verzamelden, kochten en verkochten, zoals anderen schelpen of schilderijen en die de waarde van zeldzame soorten onderkenden, maar die niet waren meegegaan in de speculatieve prijsexplosie van 1636. Helemaal zeker is dat laatste overigens niet. De vraag is immers, in hoe verre men Rooman mag vereenzelvigen met het verstandige personage Waermondt uit zijn boekjes. Dat is een echte buitenstaander die door de speculant Gaergoedt en zijn eigen neef op de hoogte van de tulpenhandel gebracht moet worden. Rooman was juist, net als Gaergoedt een insider, bekend met alle bloemen en prijzen en met de kleinste details van de commerciële transacties. Het valt dus niet uit te sluiten, dat ook iets van zijn eigen persoonlijkheid terug te vinden is in deze uiteindelijk niet wezenlijk antipathieke speculant. Verzamelaars van tulpenbollen die in de loop van 1636 niet op enig moment gemeend hebben dat een grote rijkdom hun in de schoot gevallen was, kan men zich eigenlijk niet voorstellen. Daar komen nog twee zaken bij. De schuld van Kas wekt enige achterdocht. Het torenhoge bedrag is al opmerkelijk, maar niet minder de hoeveelheid drukwerk, die daarmee gemoeid zou zijn. Het ging om 300 riem, dat wil zeggen 150.000 vellen, dus 1.200.000 quartobladzijden.604 Het was zo een massa, dat de heren boekhandelaren bij het opmaken van de notariële acte het natellen niet gelukt was. Als achteraf mocht blijken, dat het aantal niet klopte, mocht Kas bij Rooman drukwerk naar keuze komen ophalen om alsnog tot de 300 riem te komen. Wat kan Kas bezield hebben om zijn winkel dermate vol te laden met ongebonden boeken van Rooman? Kas was een erkend tulpomaan, Rooman minstens een tulpofiel. Zouden misschien achter de omwaarschijnlijke hoeveelheden bedrukt papier nog andere

602 NHA 3111, 316, 30-4-1642. 603 NHA 3111, 317, 16-4-1643. 604 In baseer de berekening op de in bibliopolis genoemde gangbare definitie van riem. 217 transacties schuil gaan? Zou Kas misschien tulpenbollen van Rooman gekocht hebben in ruil voor de toezegging om diens voorraden deels over te nemen en ze op de Grote Markt in zijn eigen winkel te verkopen? Het tweede punt, dat overwogen moet worden, betreft een zekere incongruentie tussen de voorzichtige, risico mijdende Waermondt en Adriaen Rooman, wiens boekhouding wel niet bekend is, maar van wie ik toch opvallend vaak leningen heb gevonden met en zonder onderpand, waaronder één van 1200 gulden in 1637, het jaar van de tulpenkrach.605 En ook het postume dieptepunt dat zijn weduwe meemaakte, wijst er bepaald niet op, dat haar echtgenoot een vlees geworden Waermondt geweest was. Eén aspect van de drie boekjes moet nog worden genoemd: het vignet dat ze alle drie op de titelpagina hebben. Het heeft de vorm van een ruit met daarin een op een veld gezeten vrouwelijke gestalte, in de rechterhand een zwaard en op haar schoot een opengeslagen boek. Achter haar staat een kapot wagenwiel. Boven haar uit steken drie grote bloemen. Rond haar gestalte slingert zich een tekstbanderolle met de woorden wt ionsten begrepen. Op het eerste oog is zij Flora, wier naam in de titel in romein kapitaal boven het vignet staat. En zo zal ze ook wel door Rooman bedoeld zijn. Hij heeft zich er echter gemakkelijk en vermoedelijk ook goedkoop vanaf gemaakt. De houtsnede is namelijk een weergave van de heilige Catharina. Het wagenwiel is haar standaard attribuut, vanwege de legende, die wil dat ze eronder bijna akelig aan haar eind gekomen was. Het boek en het zwaard behoren eveneens tot haar vaste iconografische uitrusting. Waar komt deze heilige vandaan? Dat wordt opgehelderd door de banderolle. De tekst is namelijk het motto van de Goudse rederijkerskamer De Goudsbloem. Daarmee zijn ook de bloemen op de houtsnede verklaard. Deze vrijzinnige kamer had na de reformatie haar patroonsheilige behouden en placht die af te beelden op haar blazoenen. Het betrokken vignet moet derhalve van publicaties van deze Goudse kamer afkomstig zijn. Ik ben nog niet toe gekomen aan nader onderzoek naar de eventuele relaties van Rooman met de Goudse rederijkers, maar het ligt voor de hand om het opduiken van dit vignet te verbinden met het eerdere contact tussen de Haarlemse uitgever en die kringen, waarin in 1630 het boek over de Hollandse baljuw van Cornelis Vlacq ontstond. En uiteraard over de eerder genoemde mogelijkheid, dat Rooman zelf onder de Haarlemse rederijkers moet worden gezocht. Het vignet zegt zowel iets over Roomans eigen vrijzinnigheid, want een heilige afbeelden zou in zijn vroegere periode ondenkbaar zijn geweest, als over zijn zuinigheid. Dit was wel een heel voordelige manier om aan een Flora te komen. Dat de bloemen boven haar hoofd bij nauwer toezien inderdaad goudsbloemen waren en niet de tulpen, die Gaergoedt bijna de das hadden omgedaan, een kniesoor die erop let…

605 NHA 3993,505 (13-10-1547). 218

10j. Familie: broers

Bijna aan het eind van dit werkstuk gekomen, kijk ik ook nog eens naar Roomans familieleven. Herhaaldelijk heb ik al besproken, hoe weinig men daarvan weet. In relatie tot het belang van het netwerk van verwanten voor het begrip van een personage uit de zeventiende eeuw nijpt dat gebrek aan kennis des te meer. De snippers informatie, die ik over Adriaens verwanten heb verzameld, steken vermoedelijk bijzonder mager af bij de betekenis die de betrokkenen voor zijn doen en laten hebben gehad. Vooralsnog moeten we het ermee stellen. Een speurtocht naar al zijn verwanten zou een werkstuk op zich zelf vullen. Om te beginnen zijn eigen generatie. Zoals al eerder vermeld, ben ik zijn zusters Judith en Susanna en zijn broer Jan min of meer kwijt geraakt. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat hetzelfde voor Adriaen gold. Misschien zag hij ze geregeld, misschien niet. Misschien waren ze in de periode tussen 1610 en Adriaens dood in 1649 zelf gestorven. Op onregelmatige tijden zijn er wel levenstekenen van zijn broer Elias, die pottenbakker geworden was en die achtereenvolgens opgepikt kon worden in Dordrecht, Amstedam, Delft en Londen. Van hem weten we in elk geval zeker, dat hij de contacten met Adriaen niet verloren heeft, want in 1634 was hij weer in Haarlem, waar zijn dochter Jacomijntje gedoopt werd.606 Net zo beweeglijk als Adriaen binnen Haarlem was met zijn steeds wisselende adressen, was deze jongere broer, maar dan met een veel ruimer bereik. In 1636 is hij in Friesland beland. Een volgend kind, dat net als de tien jaar eerder in Delft geboren zoon Hubrecht wordt genoemd, wordt in januari in Harlingen geboren. Aechje Nuijts is nog steeds de moeder.607 Ze moet intussen rond de veertig jaar oud zijn. We kennen vijf kinderen van haar, maar het kunnen er nog meer zijn geweest. Hoe veel er op dat moment nog leven, is onbekend. Op zich zelf was Harlingen als centrum van pottenbakkerij een voor de hand liggende vestigingsplaats voor Elias. Hij blijft er in elk geval enige jaren wonen. Aechtje Nuijts moet 1636 of 1637 gestorven zijn, aan de in die jaren hevig heersende pest, of als gevolg van de zoveelste zwangerschap. In elk geval is voor Elias in de zomer van 1638 een Harlings huwelijk geregistreerd met een zekere Anne Pouels.608 Met haar krijgt hij in de volgende zomer meteen een eerste kind, dat naar hem zelf als Elias wordt gedoopt.609

606 NHA 2142, 9 (28-6-1634). 607 Tresoar 28, 322 (24-1-1636). 608 Tresoar, 28, 331 (26-8-1638). 609 Tresoar, 28, 322 (28-7-1639). 219

Na 1639 ben ik zijn spoor kwijt geraakt.610 Er zijn genealogische aanwijzingen dat een aantal van zijn kinderen weer naar Haarlem is getrokken. Op 20-12-1671 wordt in Amsterdam een Elias Rooman begraven. Hoewel de naamscombinatie zeldzaam is, zou het een ander kunnen zijn. Misschien wel zijn eigen jongste zoon. Maar opvallend is het adres: inde Lindenstraet int Wafel Yser. Hiervoor bleek dat drie jaar eerder een Johannes Rooman begraven was, die vooraen de Lindenstraet had gewoond. Zouden de beide jongere broers van Adriaen, bijna tachtigers, misschien beiden hun einde in de Lindenstraat, waar het Wafelyser uithing, niet ver van de Prinsengracht, gevonden hebben? Anders dan Elias, was Zacharias verankerd in dezelfde woonplaats, waar hij zich in zijn jeugd gevestigd had. En anders dan Adriaen volstond hij daarginds in Middelburg met één verhuizing, van de Kerkstraat naar de Burcht. In 1631 richtte hij daar zijn winkel in en pas in 1667 ging de zaak dicht, bijna zeker omdat hij in dat jaar overleed. In juli 1668 veilden zijn weduwe en erfgenamen de winkelinventaris. De veilingcatalogus omvat verscheidene duizenden nummers, gebonden en ongebonden.611 Een analyse ervan heb ik niet gevonden. Een zeer vluchtige inspectie wees uit, dat onder de voorraad ook Haarlemse drukken van zijn broer zaten. Voorts dat het aanbod in de winkel heel breed moet zijn geweest, ook in religieuze en ideologische zin. Het is niet meer dan een hypothese, maar niet bij voorbaat uitgesloten moet worden, dat de zwenking van Adriaen van een orthodox naar een min of meer vrijzinnig standpunt niet alleen binnen de Haarlemse context, maar ook door de contacten binnen de familie verklaard kan worden. Het tamelijk beperkte eigen fonds van Zacharias heeft in elk geval geen uitgesproken orthodox karakter. Behalve de eerder behandelde Zeeuwse astronoom Van Lansberghe en de vrome Zeeuwse dichter De Brune, verscheen, zoals eerder behandeld, ook de vrijzinnige humanist Junius bij hem met zijn Schilder-boeck. Veruit het bekendst is Zacharias door zijn kartografische activiteiten. De Visscher-Romankaart van Zeeland behoort tot de beroemdste Nederlandse kaarten van de zeventiende eeuw. De precieze rol van Adriaens broer bij het tot stand komen van de kaart en de ermee verbonden reeks prenten met Zeeuwse gezichten, het Speculum Zelandiae, is niet volledig duidelijk, omdat de uitgave van kaart en prenten vanaf de eerste druk van 1655 tot aan Zacharias’ dood beheerst werd door conflicten met zijn mede-uitgever Nicolaes Visscher I. Het auteurschap speelde daarbij de centrale rol. Wat beider aandeel daarin ook geweest moge zijn, het is in elk geval duidelijk dat Zacharias zich ook

610 Elias wordt niet vermeld in het standaardwerk A. J, Gierveld en J. Pluis, Fries aardewerk. Harlingen: bedrijfsgeschiedenis 1600-1933 en producten tot 1720. Leiden 2005, p. 257-258. Aangezien seriële gegevens voor de periode van zijn Harlingse verblijf ontbreken, is dat echter niet verwonderlijk. 611 Catalogus van de naer-gelaten boecken van zalr. Zacharias Rooman. Middelburg 1668. Wed. en erfg. van Zacharias Rooman. 220 inhoudelijk met de tot standkoming van het geheel bemoeid heeft en zeker niet alleen als uitgever kan worden bestempeld.612 Aan deze jongere broer van Adriaen valt nog zeer veel uit te zoeken. Dat hij prenten uitgaf en verhandelde, staat vast. Hij noemt zich const en boeck- vercoper en als de winkel in 1668 wordt opgedoekt, bevinden zich daar behalve de enorme massa boeken ook kaarten, prenten (o.a. van Rubens en Callot), en verder Cooper en Houte Platen en Figuren. De laatste term kan veel inhouden dekken, maar zou op schilder- of beeldhouwwerk kunnen slaan, omdat de prenten al elders genoemd waren. De eerste twee wijzen erop dat hij nog een voorraad had, waarmee prent- en kaartdrukkers aan het werk gezet konden worden. Enkele exemplaren van door hem zelf uitgegeven losse prenten zijn overgeleverd.613 Maakte hij ook zelf kunstwerken? De RKD houdt die mogelijkheid open, naar aanleiding van een aantal topografische tekeningen uit de achttiende eeuw, die naar werk van Rooman gemaakt zouden kunnen zijn.614 In dat geval zou hij bij het Speculum Zelandiae niet alleen als uitgever, maar ook als kunstenaar betrokken zijn geweest.615 Interessant is in dit verband ook een tekening van het huis Ter Hooghe, met een opdracht in handschrift van Zacharias aan Philips van Borssele van der Hooghe, die in een recent boek over Walcherse buitenplaatsen is gepubliceerd.616 Het is geen meesterwerk, maar het verraadt een hand, die vaker getekend heeft. Als Zacharias inderdaad zelf tekende, vertegenwoordigde hij met Elias de artistieke traditie, die nog veel meer dan de boekdrukkerij kenmerkend voor de Roomans is. Maar ook in dit opzicht moet het onderzoek nog beginnen. Door het verlies van de Zeeuwse archieven is ook al bijna niets bekend over zijn familieleven in Middelburg. Wie waren de weduwe en erfgenamen, die in 1668 de boedel van de hand deden? Leefde Maria Michiels nog, de vrouw met wie hij in 1618 getrouwd was? En wat is er geworden van hun zoon Michiel (kennelijk vernoemd naar zijn grootvader van moederskant)? In 1644 verschijnt deze in twee edities naast zijn vader als mede-uitgever, om daarna meteen weer te verdwijnen. Was hij misschien ook de Michael Booman, die volgens Vögler in 1632 werd ingeschreven als leerling van het Middelburgs gymnasium?617 Boomans komen in Middelburg in deze tijd verder niet voor en een kapitale R en een B kunnen gemakkelijk worden verward. Zacharias hield hoe dan ook, net als Adriaen en, zoals hierna zal worden besproken, diens zonen, contact met het brede Rooman-verwantschapsnetwerk.

612 Kluiver (1989), p. 3-4. 613 Cf. de digitale beeldbank Zelandia Illustrata, II, 381 , 489-1, 496, 1541, IV, 580 en Aanwinsten, 732. 614 RKD Images, s.v. Roman, Zacharias. 615 Kluiver (1989), p.5 legt een relatie tussen verscheidene gravures in het Speculum Zelandiae en enkele tekeningen in de collectie Bodel Nijenhuis, die aan Zacharias worden toegeschreven. 616 M.v.d. Broeke, ‘Het pryeel van Zeeland’. Buitenplaatsen op Walcheren 1600-1800. Hilversum 2016, p.102. De tekening is in bezit van het Zeeuwsch Genootschap ( Zelandia Illustrata II, 167). 617 J. G. Vögler, De leerlingen van het Middelburgsch gymnasium van 1629 tot1905. Middelburg 1906, p. 10. 221

Dat blijkt uit een toevallige vondst: in november 1645 reist hij van Middelburg naar Den Haag om als doopgetuige op te treden voor een kind van Pieter Roman, de beeldsnijder en de vader van Jacob Roman, de grote bouwmeester.618 Het kind overleeft niet, maar een dergelijke betrokkenheid wijst natuurlijk op nauwe en meer dan incidentele relaties, die voor de rest volledig aan de waarneming onttrokken zijn. Dat Adriaen en Zacharias intieme contacten bleven onderhouden, lijdt nauwelijks twijfel. De aan Adriaen door mij toegeschreven eerste druk van Junius’ Schilder-boeck uit 1641 bewijst dat zij tot aan het eind van de drukkersactiviteiten van de oudere broer hebben samengewerkt. Dat Zacharias uit Adriaens erfenis het houtblok van de Costerprent, ongetwijfeld een object met meer dan zakelijke waarde, naar Middelburg heeft meegenomen, symboliseert vermoedelijk ook postume betrokkenheid. Nathanael is, zoals al eerder vermeld veel minder op de voorgrond getreden. Zijn productie als drukker schijnt beperkt te zijn gebleven. De STCN heeft althans slechts acht titels, waarvan de laatste in 1636. De meeste daarvan heeft hij zelf uitgegeven vanuit zijn gunstig gelegen boekwinkel, die De (Boeck-)Druckerye heette. Daartussen zit ook één dissertatie uit 1635. De kans is groot, dat hij er meer gedrukt heeft, die verloren zijn gegaan. En het is natuurlijk goed denkbaar, dat Nathanael ook werk in opdracht aan derden geleverd heeft, dat nog niet als zodanig is opgespoord. In het bijzonder zijn de relaties met de academiedrukker Hans Sas, die eerder aan de orde kwamen, nog onontgonnen terrein. Dat geldt ook voor zijn gezinsleven. De Groningse archieven leveren, voorzover ze gedigitaliseerd zijn, een Harmtien Roman op, die zijn dochter kan zijn geweest. Ze trouwt met een zekere Frederick van Cleve en krijgt zelf weer verscheidene kinderen in de jaren veertig. Of het echtpaar behoorde tot de erfgenamen, die de winkel aan de Grote (dan nog Brede) Markt hebben overgenomen, is onbekend, evenals de sterfdatum van Nathanael, die tussen 1636 en 1641 moet liggen, omdat hij zelf in het eerste jaar nog een boek uitbrengt en zijn erfgenamen in het tweede. Een nieuw en tamelijk opmerkelijk bewijs van het door mij telkens beklemtoonde belang van het familieverband levert het uitgeversmerk dat de erfgenamen van Nathanael in een boekje uit 1641 voeren.619 Dit is namelijk het ‘oude’ merk van Zacharias! Deze heeft kennelijk het merkblok uit zijn eigen voorraad afgestaan om de Groningse verwanten een handje te helpen.620 Het lijkt daarmee evident dat het netwerk ook bij de volgende generatie nog volop functioneerde en dat de lijnen die tussen Haarlem en Middelburg konden worden getrokken al die jaren eveneens naar Groningen hebben gelopen.

618 GA Den Haag, 0377-01 (Dopen, 24-11-1645). 619 Theophilus Anti-pater, Den Portugaelsen Donder-slagh. Groningen 1641. De erffghenamen van Nathanael Roman. 620 P. van Huisstede en J. P. Brandhorst (1999), p. 937 en p. 938, (nr. 0262). 222

10k. Familie: kinderen

Tot nu toe heb ik steeds de generatie van de kinderen van Gillis, dus de broers en zusters van Adriaen centraal gesteld. Bij het scheiden van de markt werp ik ook nog een oppervlakkige blik op Adriaens eigen kinderen, van wier lotgevallen iets meer bekend is dan van die van Zacharias en Nathanael. Hun geschiedenis als zelfstandige personages begint in de loop van de jaren dertig. De twee oudste zonen, Gillis en Pieter trokken aanvankelijk samen op. Aannemelijk is dat zij, net als hun vader, de Latijnse school hebben gevolgd en tegelijk of nadien het drukkersvak hebben geleerd. Als ze zich in het midden van de jaren dertig als zelfstandige ondernemers manifesteren, blijken ze zowel de drukpers te kunnen hanteren als aan de lopende band Latijnse teksten te kunnen zetten of laten zetten. Niets ligt meer voor de hand dan dat zij bij Adriaen in Haarlem het vak hebben geleerd, maar door de aard van de gildegegevens blijft dat vooralsnog een hypothese. Wel staat vast, dat Gillis zich nog in maart 1634 als meester in Haarlem heeft laten inschrijven.621 Misschien dat hij daar, al dan niet samen met zijn broer enige tijd een eigen bedrijf heeft proberen gaande te houden, naast dat van zijn vader. In elk geval verlegden de broers weldra hun werkterrein van Haarlem naar Utrecht. Gillis, de oudste, trad op als kwartiermaker. De STCN vermeldt op zijn naam een eerste druk uit 1635, tegelijk het eerste deel van een reeks disputaties onder leiding van de Utrechts lector in de filosofie Arnoldus a Goor.622 Gillis is dan 23, Pieter twee jaar jonger. Deze druk liep vooruit op een verzoek op naam van beide broers aan het Utrechtse stadsbestuur, dat rond de jaarwisseling van 1635 op 1636 moet zijn ingediend om zowel stads- als academiedrukkers te mogen worden. Ze hadden naar eigen zeggen de drukkerij gekocht van Abraham van Herwyck en Herman Ribbius, die eerder voor de Illustere School hadden gedrukt. Ongetwijfeld wisten ze dat deze school weldra in een heuse universiteit zou worden omgezet met alle bijbehorend drukwerk vandien. Deze aankoop wijst op een zekere kapitaalskrachtigheid. Zou Adriaen inmiddels voldoende middelen hebben bezeten om zijn zonen op jonge leeftijd in het zadel te helpen? Latere gegevens wijzen daar niet op. De kans is groter, dat zij, net als hun vader, geld geleend hebben om hun bedrijf op gang te brengen. De stad geeft de broers uiteindelijk een privilege voor het drukwerk van de universiteit in oprichting, maar niet voor de gewone keuren en ordonnanties. Er wordt hun op het hart gedrukt, dat ze beter werk moeten leveren dan Van Herwyck en Ribbius en als voorwaarde wordt gesteld dat ze over typografisch materiaal beschikken om ook Griekse en Hebreeuwse teksten te drukken. In hoeverre ze hun eigen zet- en drukwerk in deze letters, vooral de laatste, werkelijk konden lezen, is onduidelijk.

621 NHA 1105, 11 (ledenlijst). 622 Arnoldus a Goor, Disputationum philosophicarum practicarum prima. Utrecht 1635. Aegidius Roman. 223

In de jaren 1636 en 1637 publiceren Gillis en Pieter vervolgens geregeld gezamenlijk disputaties, oraties en dissertaties. Ze vestigen zich in de loop van 1636 in de Korte Nieuwstraat, vlak bij de academie en in het hart van de stad.623 Net als destijds hun vader trouwen ze kort nadat hun aanstelling financiële zekerheid gaf. Gillis al in april 1636 met de Utechtse Wilhelmina Stevens van Rhenen en Pieter in juli 1637 met Hester van Houtegem, die afkomstig is uit Schoonhoven. Het huwelijk wordt daar ook gesloten. En opnieuw verklaren de familiebanden het handelen. In 1612 was hun stiefmoeder Sara van de Woestijne met haar tweede man Arent Willems van Houtegem naar Schoonhoven afgereisd. Hester was waarschijnlijk hun dochter, in elk geval een nauwe verwant. Aan het eind van 1637 trok Pieter zich terug uit het bedrijf, al bleef hij wel in Utrecht wonen, waar de broers gezamenlijk in 1640 het burgerschap verwierven. Gillis bleef tot in 1643 de termijn van zes jaar waarvoor de broers een privilege gekregen hadden, uitdienen. Van de 131 drukken die de STCN van hem vermeldt, bestaat veruit het meeste uit werk voor de academie. Verder is er wat gelegenheidspoëzie en een merkwaardige zwanenzang: een grote foliant uit 1643 voor de Utrechtse uitgever Johannes van Doorn, met de postume editie van Buchelius van Beka en Heda over de geschiedenis van de Utrechtse bisschoppen. Gillis’ boek wordt, althans voor Heda, tot op de dag van vandaag nog steeds gebruikt in het historisch onderzoek!624 Onopgelost is, waarom hij met dit prestigieuze boek afscheid van het boekenbedrijf heeft genomen. Intussen had hij met Wilhelmina Stevens drie kinderen gekregen, Steven, Adriaen en Margrita. Hun geboorten zijn alle in Utrecht geregistreerd.625 Misschien was de huurschuld van 90 gulden voor een huis Achter het Stadhuis, waarheen hij kort tevoren verhuisd was, een teken aan de wand. De notariële akte van 20-4-1643, waarin hij de schuld laat vastleggen en waarin zijn schoonzuster Geertgen Stevens van Rhenen als borg optreedt, is vooralsnog het laatste teruggevonden levensteken van Adriaens oudste zoon en zijn gezin.626 Als de Utrechtse schoenmaker Steven die tussen 1666 en 1682 zeven kinderen krijgt met een Maria van Vlooten, zoals ik vermoed op grond van doopnamen, zijn oudste zoon is, dan is het voortbestaan van deze tak van de Roomans voorlopig gegarandeerd, zij het dat het artistiek-intellectuele milieu kennelijk verlaten is. Van Pieter, de tweede zoon van Adriaen, is iets meer bekend. Nadat hij eind 1637 de Utrechtse drukkerij-uitgeverij aan zijn broer had overgelaten, is hij vermoedelijk met Hester van Houtegem naar Schoonhoven vertrokken. Of hij zich daar met de boekhandel heeft ingelaten, is onbekend, in ieder geval niet met

623 De voorafgaande gegevens zijn ontleend aan G.A. Evers, Gegevens betreffende Utrechtse Staten-, Stads- en Akademiedrukkers. Utrecht 1935, p. 68-71 624 S. Langereis, Geschiedenis als ambacht. Hilversum 2001, p. 103-104. 625 HUA 711,3 (14-10-1638), 711,4 (3-12-1640 en 2-8-1642). 626 HUA 34-4, U028a009 (20-4-1643). 224 de uitgeverij. Wel is hij doorgedrongen tot het patriciaat van het stadje. Tussen 1653 en 1655 maakt hij deel uit van het stadsbestuur.627 Als schepen en rentmeester van het plaatselijke gasthuis raakt hij vervolgens verwikkeld in een heftige partijstrijd, waarbij hij wegens vermeende fraude uit zijn ambten ontzet wordt en strafrechtelijk vervolgd. De kwestie sleepte zich vele jaren voort en zowel het Hof van Holland als de Staten zijn eraan te pas gekomen.628 Uiteindelijk wordt hij in 1666 licentmeester (hoofd van de douane) in Aardenburg, waar hij in 1668 een naar het schijnt derde huwelijk met een zekere Margaretha Sandra sloot. In 1672 was hij inmiddels schepen van Aardenburg en hielp hij de stad verdedigen tegen de Fransen. In juni van dat jaar vond de zogenaamde ‘Berenning van Aardenburg’ plaats, waarbij zijn vrouw als een tweede Kenau Simonsz Hasselaer de aanstormende vijanden om zeep hielp brengen en daarmee eeuwige Zeeuwse faam heeft verworven.629 In het verlengde daarvan wordt ook de naam van de schepen Pieter Rooman met het heroisch verzet tegen de Fransen verbonden.630 Hij is in Aardenburg in 1677 gestorven. Als hij op de plaatselijke St. Baafstoren klom kon hij bij helder weer de grote St. Baaf, waaraan zijn voorouders hadden gewerkt, in de verte zien liggen. Adriaens derde zoon was naar hem zelf genoemd. Anders dan de twee oudsten werd hij wel binnen het Haarlemse gilde uitbesteed. In 1627 is de pas twaalfjarige Adriaen jr. als bindersknecht in dienst bij de boekverkoper Aelbert Hamer.631 Zou hij minder begaafd zijn geweest dan zijn beide oudere broers, of was het geld voor nog een zoon op de Latijnse school niet beschikbaar? Omdat het gilde jammer genoeg niet de duur van de dienstverbanden registreerde, is onbekend hoe lang hij bij Hamer heeft gewerkt. Evenmin weten we, of hij daarna bij zijn vader in dienst is gekomen. In elk geval moet hij op enig moment naar Amsterdam zijn getrokken, want daar trouwt hij in oktober 1637 met zijn schoonzuster Gijsbertje Stevens van Rhenen, een zuster van Gillis’ vrouw.632 Hij geeft als beroep boeckvercoper op, wat misschien betekende dat hij al voor zich zelf begonnen was. Het echtpaar vestigt zich in elk geval in Amsterdam, misschien aanvankelijk op de Rozengracht, het adres van Adriaen bij zijn huwelijk. In februari 1638 wordt hij lid van het gilde.633 Zoals de meeste Roomans begon ook Adriaen dadelijk aan de voortplanting. In augustus 1638 wordt zijn zoon Steven (vernoemd naar de grootvader van moederskant) geboren.634 Rond die tijd moet ook een winkel aan

627 H.van Berkum, Beschryving der stadt Schoonhoven. Gouda 1762, p. 591-592. 628 Resolutien van consideratie der Ed. Groot Mog. Heeren Staten van Hollandt ende West-Vriesland. Amsterdam-Den Haag, 1719, p. 439-440. 629 E. Kloek, Sandra, Margaretha, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, s.v. Sandra. Er staat een standbeeld van de heldin in het stadje. 630 P.J. Meertens, Zeeuwse familienamen. Doesburg 1997, p. 87. 631 NHA 1105, 11. Lijst leerjongens, nr. 14. 632 SAA DTB, 446 (24-10-1637). 633 M. M. Kleerkooper en W.P. van Stockum (1914-1916), p. 643. 634 SAA DTB, 42 (17-8-1638). 225 de Nieuwendijk zijn geopend, die de Atlas heette, niet vernoemd naar het boek met kaarten, maar naar de mythologische figuur die de wereldbol torste. Recte faciendo neminem timeas stond op het merk dat hij had laten snijden: wie juist handelt, behoeft niemand te vrezen. Adriaen moet ambities hebben gekoesterd. In 1639 gaf hij al zijn eerste boek uit met theologische uiteenzettingen over het huwelijk van de hand van de geleerde predikant Lodewijk Gerard van Renesse, die in het heroverde Breda was aangesteld.635 Het had het begin moeten worden van een volgend Rooman-bedrijf na die in Haarlem, Middelburg, Groningen en Utrecht. De drukker wordt niet vermeld. Zou het zijn vader kunnen zijn? De drie sierinitialen 63: I, 70: O en 78: C sluiten dat niet uit. Ze komen alle drie, zij het spaarzaam, bij Adriaen sr. voor. Zoals bijna altijd is er echter geen sluitend bewijs, dat het om individuen gaat, die ook in Haarlem gebruikt werden. Alle ambities ten spijt bezweek Atlas echter weldra onder de lasten van de bedrijfsvoering: rond Nieuwjaar 1640 vroeg een papierleverancier het faillissement van Adriaen aan.636 Notaris van de Ven maakte een inventaris op, waaruit en passant blijkt dat de beginnende boekverkoper niet zeer royaal behuisd was. Hij beschikte over niet meer dan een voorhuijs ofte winckel, een binnencamer ofte koken, een gangcamer en een somercoken, oftewel achter de winkel een woning, bestaande uit een binnenhaard, een gang waarin een bed stond en een uitbouwtje op de binnenplaats. De inrichting was navenant. De gangcamer moest het stellen met een bedde met een peluw en twee deeckens ende 2 lakens plus een oudt geluw bont jack. Maar ook de huiskamer bevatte weinig meer versiering dan een spiegeltje in een swartte lijst en een caart van europa in een swartte lyst. Of het moest de getuigenis van Adriaens politieke gezindheid zijn: twee conterfeytsels vande prins ende prinsesse in vergulde lysten. Helaas is het stuk van de notaris geschreven in een zeer moeilijk leesbare hand. Aan een grondige analyse van de winkelvoorraad heb ik me daarom niet gewaagd, ook omdat de notarisklerk voor elk boek volstond met enkele summiere aanduidingen, die als ze al leesbaar zijn, alleen met veel moeite tot identificatie van de titels kunnen leiden. In één blik is wel zichtbaar, dat de winkelvoorraad van de arme Adriaen wat verschillende werken betreft nog geen dertigste, misschien nog geen vijftigste, uitmaakte van wat zijn Middelburgse oom Zacharias in huis had. Als ik goed geteld heb, komt het aantal titels op niet meer dan ca. 110, voor het overgrote deel vrome protestantse teksten. Daar staat dan tegenover dat van flink wat daarvan een voorraad van tientallen exemplaren aanwezig was. Zijn eigen editie uit 1639 spande de kroon. Daarvan stonden er nog 379 op de plank. Zijn vader had 50 exemplaren van Heermans Guldene Annotatien bij hem geplaatst. Van Episcopius’ Doolhof der Paus-gesinden stonden er nog 71. Van

635 Lodewyck G. van Renesse, Vier boecken van de Voorsienigheyt Godts in het beleydt der Huwelycken. Amsterdam 1639. Adriaen Roman. 636 I.H. van Eeghen, Jacob Keijns in ‘The Atlas’, in Quaerendo 15 (1985), p.280. 226 de History van David maar liefst 279. Dan hadden de 8 Schatkisten der Lieffde in 16o van Jacob Meyvogel misschien nog prima gesleten kunnen worden. In hoeverre een dergelijk aanbod voor doorverkoop aan collegae bestemd was, eerder dan aan individuele klanten valt moeilijk te beoordelen. In elk geval heeft de winkel er niet op kunnen draaien. Hoe het verdere met deze jonge Rooman ging, is grotendeels onbekend. Hij moet na de Amsterdamse mislukking naar Utrecht zijn vertrokken, misschien vanwege de aanwezigheid van zijn broers, misschien ook om de bescherming van zijn schoonfamilie te zoeken. Het leed was voorlopig nog niet voorbij: in november 1641 kreeg hij een tweede kind, Margrita, naar zijn eigen moeder vernoemd. In december was het dood.637 Het echtpaar moet vervolgens in Utrecht gebleven zijn, waar het in elk geval nog woonde in 1645, toen een zoon Reijnier geboren werd en in 1648 toen een dochter Maria volgde.638 Bij deze laatste geboorte werd een opmerkelijke doopgetuige geregistreerd, helaas zonder voornaam. Het was een Dassonville! De inmiddels oude Adriaen leefde nog, dus Grietje zou zich zo niet noemen. Het moet één van de verder verwijderde verwanten geweest zijn, die van Haarlem naar Utrecht gereisd was om de banden van de verwantschapsgroep door een peetouderschap aan te halen. Na 1648 heb ik in de digitale bestanden geen levensteken van de jonge Adriaen en zijn gezin meer kunnen vinden. Misschien zijn ze in de Zeeuwse anonimiteit verdwenen. Niet elke Rooman huwde een vrouw die in de legenden voorleeft. Eveneens uit het zicht geraakt zijn de drie opeenvolgende dochters Janneken, Maria en Grietgen. Toen Adriaen zijn bedrijf sloot waren ze 25, 22 en 20 jaar oud, als ze tenminste nog leefden. Alleen van een Janneken (Jannetje Roomans jongedochter van Haerlen, in de Zijlstraet) heb ik een Haarlems huwelijk in 1654 teruggevonden.639 Dit zou Adriaens oudste dochter kunnen zijn, die dan lang ongehuwd moet zijn gebleven, maar net zo goed de gelijknamige oudste dochter van Elias, die vier jaar jonger was. In de tweede helft van de zeventiende eeuw en het begin van achttiende eeuw komen in Haarlem nogal wat Roomans voor, die eerder nazaten van Elias, dan van Adriaen lijken te zijn. Ik ben hun identiteit niet nagegaan. Het meest voor de hand ligt, behalve een vroege dood, dat Adraens dochters buiten de stad zijn getrouwd, al dan niet met ondersteuning van het grote verwantschapsnetwerk, dat overal in de Republiek steunpunten had. Een aparte positie nam de jongste zoon Johannes in. In 1640 had hij, op zijn vijftiende de Haarlemse Latijnse school afgerond. Dat wijst op een zeer goed verstand. En anders dan Gillis en Pieter mocht hij, als enige van het gezin,

637 HUA 711, 4 (20-11-1641) en 711, 122 (13-12-1641). 638 HUA 711, 4 (6-7-1645 en 22-11-1648). 639 HUA 2142, 52 (2-8-1654). De echtgenoot is Hendrick Bierveldt, weduwnaar van Lubeck te Amsterdam, waarschijnlijk een koopman. 227 doorstuderen. In februari 1641 schreef hij zich, nog steeds geen zestien, in Leiden in bij de filosofische faculteit.640 De stad heeft meebetaald aan de studie van de veelbelovende zoon van de stadsdrukker.641 In het hierna volgende laatste hoofdstuk zal hij terugkeren in relatie tot de laatste titel, waarop Adriaen Roomans naam als uitgever voorkomt. Vermoedelijk was deze benjamin zijn vaders oogappel.

640 Album Studiosorum Academiae Lugduno Batavae, kol. 320. 641 In de opdracht van Johannes’ boek Scheeps-bedenckingen aan de burgemeesters van Haarlem noemt Adriaen zijn zoon uwer A.A. ghewesene Alumnus, cf. bijlage 1, 1649-1. 228

11. EPILOOG: DE JAREN 1642-1649

Vanuit boekhistorisch standpunt zijn de jaren van vanaf 1642 van gering belang. De stroom van publicaties eindigt in begin 1642. Wel is er één opmerkelijke nakomer uit 1649, het sterfjaar van Rooman, die afzonderlijke aandacht verdient. Voor het begrip van Rooman als persoon zijn deze jaren natuurlijk niet minder interessant dan de voorafgaande. Helaas onttrekt het meeste van zijn doen en laten zich nog aan het gezicht. Enkele flarden informatie geven nochtans meer relief aan eerdere suggesties over Roomans positie in het leven.

11a. Het einde van het bedrijf ?

Het laatste spoor van Roomans drukkersactiviteit is een stadsordonnantie, die op 10 januari 1642 gedateerd is en die hooguit enkele dagen later in druk verschenen zal zijn.642 Op 20 januari wordt Rooman nog met de andere Haarlemse drukkers van het moment, Vincent Casteleyn, Hans van Wesbusch, Thomas Fonteyn, Jan Pieters de Does en Herman Kranepoel, naar het stadhuis geroepen en gelast om lijsten te maken met theologische boeken in hun voorraad.643 Enkele weken later, op 10 februari, verschijnt hij opnieuw voor de burgemeesters: Adriaen Rooman doet afstant van het Stadts boeckdruckerschap, stelt het selve in handen vanden heeren Burgemeesteren. Ende bedanckt de Heeren.644 Op 6 maart wordt Vincent I Casteleyn tot zijn opvolger benoemd, voorlopig voor drie jaar en uitdrukkelijk zonder de huurtoeslag van 40 gulden per jaar, die Rooman zijn hele drukkersbestaan had genoten.645 De summiere burgemeestersresoluties, waaraan deze gegevens zijn ontleend, vermelden helaas niets over Roomans motieven. Wel kan er met enige waarschijnlijkheid uit worden afgeleid, dat het zijn eigen initiatief was. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat er geen spanningen tussen het stadsbestuur en zijn drukker aan vooraf kunnen zijn gegaan. Maar het is ook mogelijk, dat Rooman louter persoonlijke beweegredenen heeft gehad. Twee verklaringen zijn onwaarschijnlijk: dat hij het geld niet meer nodig had en dat hij fysiek of geestelijk aan het eind van zijn krachten was.

642 Bijlage 1, 1642-1. Omdat het een plano betreft, ontbreekt het stuk in de STCN, die Roomans drukwerk derhalve in 1641 laat eindigen. Niet uitgesloten is, dat er tussen de verschijningsdatum van de betrokken ordonnantie en het staken Roomans werk voor de stad nog enkele stukken door hem gedrukt zijn, die verloren zijn gegaan. 643 NHA 3993, 496 (20-1-1642). Naast de drukkers worden de Boeckbinders ontboden, in feite de boekverkopers, zodat de de hele stedelijke boekhandel aan controle onderworpen wordt. Nagegaan zou moeten worden, of er een concrete aanleiding tot deze rigoureuze inspectie was. 644 NHA 3993, 496 (10-2-1642). 645 NHA 3993, 496 (6-3-1642). 229

Tegen de eerste verklaring pleit sterk een lening van driehonderd gulden die hij in de zomer van 1643 bij zijn ongetrouwde schoonzuster Anna d’Assonville opnam. Een man in redelijke welstand, zou een dergelijke lening niet behoeven af te sluiten en hij zou haar in elk geval hebben afgelost. Jaren later zouden de akelige consequenties van het achterwege laten van die aflossing blijken.646 Tegen de tweede verklaring pleit allereerst zijn leeftijd en verder allerlei aanwijzingen over voortgezette en zelfs hervatte beroepsactiviteiten. Op het moment van zijn ontslagname was hij bijna 52, in beginsel aan de jonge kant voor een bedrijfsbeëindiging. Het is dan ook verre van zeker, dat hij er het bijltje helemaal bij neer gegooid heeft. Wel is er sprake van een grote ommekeer in zijn leven gedurende deze periode. Op 30 april verkocht hij zijn huis in de Grote Houtstraat voor 2050 gulden. De kopers namen bovendien de hypothecaire lening van 1200 gulden over, die hij in 1637 afgesloten had. De acte stelt uitdrukkelijk dat Rooman een aantal zaken van de koop uitgesloten heeft om die mee te nemen naar een nieuw huis: alle het gereetschap dienende tot syn neeringe ende winckel, nyet daervan uytgesondert, als oock mede het uuythanghbert, mitsgaders alle de tulpa bollen ende planten van bloemmen, schoon deselve aert ofte nagelvast syn. 647 Dit is een aanwijzing, dat hij van plan was het bedrijf elders voort te zetten. Dat de term gereetschap op zijn drukkersuitrusting, met name de persen en misschien letterkasten slaat, ligt voor de hand. Maar wat gebeurde met de winkelvoorrraad? Aangenomen moet worden, dat die als niet nagelvast per definitie niet tot de transactie behoorde. Het is denkbaar, dat zijn plan bij de verkoop was om alleen af en toe nog wat te drukken en het winkelbestand uit te verkopen. Het meegenomen uithangbord wijst in elk geval op een elders te vestigen bedrijf. Maar een onverwachte bron bewijst, dat in elk geval een deel van de winkelvoorraad meteen van de hand werd gedaan. Eind mei of begin juni, ongeveer een maand na de verkoop van het huis, liquideert Rooman namelijk op een speciaal door hem georganiseerde veiling op het Prinsenhof zijn voorraad schilderijen. In de archiefstukken van het Lukasgilde komt de volgende passage voor: Byden Heer Deken Sardam aen vinderen overgelevert het register ofte de lijste vande schilderijen de verlede weeck verkogt bij adrijaen rooman, int pant ofte galderij vant prinssenhoff bij verhooginge… 648 Dit is een in meerdere opzichten verrassende mededeling. Bij de bespreking van de door Rooman uitgegeven en misschien ook gedrukte prenten is de mogelijkheid geopperd, dat zijn winkel een ruimer aanbod bevatte dan

646 NHA 1617, 231 (28-1-1651). 647 NHA 3111, 316 (30-4-1642). 648 H. Miedema, De archiefbescheiden van het St. Lukasgilde te Haarlem. Dl. 2, Alphen aan den Rijn 1980, p. 523. 230 alleen de eigen prentproductie, met andere woorden, dat het zowel om een boekhandel als een kunsthandel ging, zoals bij zijn broer Zacharias. Thans blijkt, dat hij ook een collectie schilderijen in bezit heeft gehad. Het register dat zijn goede kennis Pieter Saenredam aan zijn medebestuurders overhandigde zal niet slechts een handvol doeken hebben bevat, dat in de huiskamer van Rooman hing. Dan zou er wel een andere term gebruikt zijn. Bovendien, waarom zou hij die hebben weg gedaan? De meest voor de hand liggende uitleg is, dat Rooman de voorgaande jaren zowel had gedrukt en uitgegeven, als boeken, prenten en schilderijen had verkocht en dat hij in 1642 zijn activiteiten op meerdere terreinen tegelijk beïndigde. Een antwoord op de vraag, wat hij nog wèl bleef doen, is daarmee overigens niet gegeven. Misschien ging hij wat meer tijd aan zijn liefhebberijen besteden, zoals de tulpenkwekerij. Al in januari, nog voorafgaand aan het opzeggen van zijn stadsdrukkerschap en de verkoop van zijn huis en zijn schilderijen, had hij zich namelijk een grote tuin met een huisje over de stadssingel bij de Kleine Houtpoort aangeschaft. Het was met 600 gulden een dure tuin, maar wel ‘op stand’. Roomans buren waren onder anderen de burgemeester en biertycoon Pieter Olycan en de weduwe van de stadsdokter Gregorius van der Plas.649 Eerder zagen we al dat deze tuin behalve als statussymbool ook als kweekgrond voor Roomans geliefde tulpen fungeerde. Dat bleek bij de verkoop, die vreemd genoeg reeds in april 1643 plaats had.650 Mogelijk lag de reden om de tuin alweer zo snel van de hand te doen in de 300 gulden winst die hij kon maken. Het complex werd verkocht voor 900 gulden, waarvan de koper Andries Prior 500 gulden, volgens vast Haarlems gebruik in drie termijnen, contant betaalde en voor 400 een hypothecaire lening bij Adriaen opnam. Misschien was er nog een ander motief. In januari 1643 had Rooman zelf zijn achtste woonhuis gekocht, een huis in de Lange Veerstraat, ter betaling waarvan hij 930 in contanten fourneerde en een hypotheek van duizend gulden van de verkoper overnam.651 Het zou kunnen dat het erf dat bij dit huis hoorde groot genoeg was voor zijn bollen en tuinplanten, waarvan hij ook weer bij de verkoop van de tuin uitdrukkelijk had laten vastleggen, dat hij ze mee zou nemen. Het blijft wel onduidelijk waar hij in de maanden tussen zijn vertrek uit de Grote Houtstraat en de oplevering van het pand in de Lange Veerstraat gewoond heeft. Misschien op zijn tuin, want daarin stond immers een huisje. In de acte wordt dat als wooninge aangeduid, wat op iets meer wijst, dan een veredeld theekoepeltje. Een woning veronderstelt een stookplaats. En heel veel ruimte had hij waarschijnlijk niet meer nodig. De jongste zoon, Johannes, was in elk geval in 1640 in Leiden gaan studeren en verbleef

649 NHA 3111, 316 (2-1-1642). 650 NHA 3111, 317 (16-4-1643). 651 NHA 3111, 317 (10-1-1643). 231 dus niet meer thuis. De oudere zonen waren al enkele jaren eerder vertrokken, zoals we zagen. Van de dochters is niets bekend. Het is goed denkbaar, dat zij inmiddels waren uitgehuwelijkt. In dat geval leefde hij nog alleen met zijn vrouw. Misschien was de wooninge op de tuin toereikend voor een tijdelijk verblijf van twee personen. Hoe dit ook moge zijn, meer tijd voor liefhebberijen is iets anders dan àlle tijd. Tegenover de afgestoten taken en bezittingen, staan aanwijzingen, dat hij andere activiteiten voortzette. Eén daarvan vormen zijn werkzaamheden voor het gilde. Hij had zich in eind 1639 samen met Hendrick van Marcken tot vinder laten aanstellen. Vincent Casteleyn werd in dat jaar de deken. Op 30 december 1641 werden nieuwe bestuurders benoemd. Het vaste gebruik was dat de deken en één vinder na twee jaar terug traden en dat de andere vinder de deken opvolgde, terwijl twee nieuwe vinders werden gekozen. Als hij zich rond de jaarwisseling van 1640 op 1641 vlak voor zijn ontslag als stadsdrukker uit het gildebestuur had willen terugtrekken, was dat dus goed mogelijk geweest. De gerespecteerde Hendrick van Marcken had dan zonder probleem Casteleyn kunnen opvolgen. Maar dat gebeurde niet. Rooman liet zich tot deken aanstellen en bleef dat zelfs enkele maanden langer dan de gangbare termijn, namelijk tot in de loop van 1644. En in de daarop volgende jaren, tot aan zijn dood in 1649, continueerde hij bovendien gewoon zijn gildelidmaatschap.652 Een tweede indicatie, dat hij niet volledig afscheid nam van het boekenbedrijf, is het boek van zijn zoon Johannes. Niet zozeer het boek zelf, als de wijze waarop het gepubliceerd werd. In de volgende paragraaf kom ik daarop terug. De onrust, die Rooman kenmerkte tijdens zijn meest actieve jaren, verdween niet in zijn laatste levensfase. Ook in de Lange Veerstraat hield hij het maar enkele jaren uit. In september 1645 deed hij ook dit huis weer van de hand. Opnieuw maakte hij winst. De koper, de chirurgijn Willem van Duijnhove, nam de volledige hypotheek over en betaalde Adriaen 1250 gulden, aanzienlijk meer dan het pand hem zelf gekost had.653 Helaas is het me tot nu toe niet gelukt om te ontdekken waar Rooman het uithangbord met de Vergulde Persse tussen eind 1645 en zijn dood in december 1649 aan de gevel gehangen heeft, aangenomen tenminste dat hij deze vier jaar op één adres heeft weten te overbruggen.

652 NHA 1105, 11 (lijsten van leden en van vinders). De vinderslijst vermeldt obiit in desember 1649, een gebruikelijke formulering voor leden die als lid sterven. 653 NHA 3111, 318 (22-9-1645). 232

11b. Het laatste boek en een onvoorziene dood.

Dat de Vergulde Persse nog ergens moet hebben uitgehangen, blijkt uit het laatste boek dat de naam van Rooman draagt.654 Het impressum wijst uit dat hij het niet zelf gedrukt, maar wel uitgegeven heeft: Voor Adriaen Roman, in de vergulde Parsse, 1649. Over zijn rol als uitgever laat ook de opdracht aan de Haarlemse burgemeesters met zijn ondertekening geen twijfel. Het was ongetwijfeld een trotse vader, die voor de publicatie gezorgd had. Het boek was namelijk van de hand van zijn zoon Johannes, van wie we zagen, dat hij als eerste van het gezin een universitaire studie had kunnen volgen. Johannes Rooman was predikant geworden. En in die hoedanigheid scheepte hij zich in op de Nieu-Enchuysen, die op 9 januarij 1647 uitvoer naar Oost-Indië. De lange en riskante zeereis gaf de jonge dominee, nog geen tweeëntwintig, een reeks moraliserende bespiegelingen in proza en poëzie in de pen, waarin hij het schip, de zee, de doorstane gevaren en meegemaakte avonturen vergeleek met het menselijk leven. Johannes overleefde de reis en stuurde zijn tekst retour naar het vaderland, waar zijn vader deze post ongetwijfeld met grote vreugde ontvangen heeft. 655 Het voorwoord van het boek heeft helaas geen nadere datum, maar aangezien het in 1649 uitgegeven is, zal de kopij ook wel in dat jaar in Haarlem beland zijn. Rooman heeft er in elk geval geen gras over laten groeien: in het voorwoord vertelt hij dat de Christelijcke bedenckingen over Schip, en Schipvaert … voor weynighe tijdt … waren over-ghesonden. De vormgeving van het boek stelt enige problemen in relatie tot de hiervoor genoemde kwestie omtrent de voortzetting van het bedrijf. Wat ging er nog schuil achter het uithangbord? In elk geval een substantieel deel van de oude typografische bedrijfsvoorraad. Op de titelpagina prijkt zijn drukkersmerk 3, de colofonpagina wordt door de Costerprent in beslag genomen. Verder zijn Roomans sierinitialen 11: W en 64: N erin opgenomen. De laatste was 35 jaar lang ongebruikt gebleven. Er komen echter ook een ornament en een S in voor, die niet tot zijn uitrusting behoorden. Beide zijn wel aanwezig in de drukken van Thomas Fonteyn. Mede met het oog op de tekst van het impressum kan worden verondersteld dat Rooman deze collega te hulp geroepen heeft voor het drukwerk. Of het boek vervolgens op een nog resterende pers van Rooman gedrukt is of in de werkplaats van Fonteyn, valt niet te zeggen. In het eerste geval moet Fonteyn wat materiaal van zich zelf hebben meegenomen, in het

654 Bijlage 1, 1649-1. 655 De verder carrière van Johannes heeft Adriaen niet meer meegemaakt. Net als zijn vader moet deze zoon intellectueel begaafd zijn geweest. Hij werd predikant in de aantrekkelijke gemeente van Batavia en heeft zich verdienstelijk gemaakt door verscheidene vertalingen in en boeken over het Maleis, waaronder een spraakkunst, cf. G. H. Werndly, Maleisische Spraakkunst. Amsterdam 1736, p. 296 en 323-325. 233 tweede, dat iets logischer lijkt, heeft hij van Rooman een paar sierstukken meegekregen, om het boek als een typisch ‘Rooman-boek’ te laten ogen. Roomans opdracht aan de burgemeesters bevat nog een ander punt van informatie, dat onbekend gebleven is en dat als toevoeging aan het beeld van Adriaen van groot belang is. Weynighe daghen voor het opstellen van de ongedateerde tekst was Rooman opnieuw toegetreden tot het docentencorps van de Haarlemse Latijnse school! De Haarlemse overheidsbronnen zijn enigszins onduidelijk over de exacte gang van zaken. Er is een benoemingsbesluit van 12 november 1649, waaruit blijkt dat Rooman de overleden meester Jan Veerblock opvolgde in nulla classe, wat wel zal betekenen dat hij de kleinste jongens de eerste beginselen van de gymnasiale vakken moest bijbrengen.656 En er is met enige moeite een post in de rekeningen terug te vinden, waarin een betaling aan Rooman is ondergeschoven bij de betalingen aan Veerblock. De laatste krijgt 225 gulden voor een jaer weddens, Rooman 68.15 voor een vierendel.657 Het laatste bedrag, waarvan 31 december de betaaldag was, correspondeert met een jaarsalaris van 275 gulden. Kennelijk overlappen de betalingen elkaar. Veerblock heeft geen heel jaar gewerkt en Rooman geen heel kwartaal. De uitbetalingen moeten in beide gevallen aan de nabestaanden zijn gedaan. Op de valreep wordt nog eens een licht geworpen op de beide kanten van zijn loopbaan en persoonlijkheid. Door deze benoeming wordt het één en en ander duidelijker. Ten eerste dat hij op zijn negenenvijftigste nog steeds verre van afgetakeld was. Daarvoor hechtte het stadsbestuur te veel aan de kwaliteit van het gymnasiale onderwijs, ook als het de jongste leerlingen betrof. De reden voor Roomans terugtreden als stadsdrukker moet dus inderdaad niet in een zwakke gezondheid gezocht worden. Ten tweede dat hij tot het allerlaatste moment is blijven laveren tussen boekenbedrijf en docentschap. Dat de weegschaal, net als in de jaren 1622-1627, in 1649 naar het onderwijs doorsloeg, zal in dit geval ook met het vaste honorarium te maken hebben. Hiervoor werd al duidelijk, dat Rooman niet in weelde baadde. Een schril licht op zijn financiële situatie werpt een notariële overeenkomst van januari 1651, ruim een jaar na zijn dood. Zijn weduwe Grietgen d’Assonville blijkt in moeilijke omstandigheden achter te zijn gelaten. Zij kan de lening die Adriaen in 1643 bij haar zuster Anna had afgesloten niet anders aflossen, dan door aan deze het eigendom van een groot deel van haar inboedel over te dragen, inclusief haar kleding en zelfs de portretten van Adriaen, haarzelf en van hun zoon, vermoedelijk de oogappel Johannes. Anna laat haar vervolgens in het gebruik der goederen, met als vernederende bepaling, dat zij op elk door haar gewenst moment er beslag op kan leggen.658 Adriaen Rooman heeft deze onthutsende afrekening niet meer meegemaakt. Misschien meende hij in late najaar van 1649 dat hij met zijn

656 NHA 3993, 500 (12-11-1649). 657 NHA 3993, 1704 658 NHA 1617, 231 (28-1-1651). 234 inkomsten als docent zijn schuld kon delgen. Maar dat heeft niet zo mogen zijn, zoals blijkt uit een laconieke aantekening in het Begraafboek van 18 december 1649: Legerstee in den groote Kerck voor Adriaen Rooman 18,- De selve opening 4,-. 659 Nauwelijks enkele weken na zijn terugkeer voor de klas is hij gestorven. Het ligt voor de hand aan de plotselinge dood van zijn vader terug te denken. Misschien hadden de Roomans een zwak hart.

659 NHA 2142, 71 (18-12-1649). 235

CONCLUSIE

In de Inleiding is toegezegd, dat de periodisering, die ik voor deze scriptie heb gekozen, aan het einde nog eens zal worden samengevat, voor de duidelijkheid en min of meer ook ter rechtvaardiging van die keuze om het materiaal in te delen. Ik onderscheid acht perioden. Het eerste tijdvak van Roomans carrière in het boekenbedrijf beslaat de jaren 1610-1614. Het is de tijd, waarin de jonge drukker moeizaam zijn bedrijf opzette, in de schaduw van zijn plotseling gestorven vader. Een eigen stempel drukte hij er nog niet op. Hij beperkte zich tot drukwerk voor de stad, voor uitgevers uit de kring van zijn vader en uit de Haarlemse boekenwereld. Een uitgesproken identiteit kon hij zich nog niet veroorloven. Zelf gaf hij nog niets uit. Het octavo-formaat domineerde de drukken voor derden, behalve die voor de stad. Zijn typografische uitrusting was die van zijn vader. In sommige vroege boeken volgde hij diens voorbeelden op de voet, tot in de kleinste details. Dit was ook de periode, waarin hij zijn eigen leven vaste grondslagen probeerde te geven. Hij sloot een huwelijk, stichtte een gezin en betrok na enkele snel opeenvolgende verhuizingen een huis dat geschikt was voor een boekwinkel en een drukkerij. De tweede periode duurde van 1614 tot 1618. In deze jaren raakte Roomans bedrijf aan de kinderschoenen ontgroeid. Het is de periode van zijn eerste uitgaven voor eigen rekening. De drukker werd nu ook uitgever. Rooman kocht een groot huis voor een groeiend gezin en een groeiend bedrijf. Hij werd een man van een zeker gewicht, vinder van het gilde en door zijn huwelijk deel van het patriciaat. Symbolisch voor zijn eigen identiteit was het eerste eigen merk dat hij liet snijden. Hij kocht ook voor het eerst eigen letters. Zijn boeken gingen rianter ogen. Kwarto overheerste in de maten en de typografie werd rijker, doordat een civilité-alfabet werd toegepast voor specifieke tekstfragmenten. De inhoud van zijn fonds begon een contra-remonstrantse inslag te krijgen, maar hij stond in het voetspoor van het stadsbestuur nog niet in het kamp van de orthodoxe radicalen. De jaren 1618-1621 werden gekenmerkt door ingrijpende veranderingen en een einde aan de opgang die zijn bedrijf sinds 1610 had doorgemaakt. Hij moest een stap terugdoen in zijn huisvesting, al dan niet door spanningen met zijn schoonfamilie, wier politieke kamp hij na de machtswisseling van 1618 verlaten had. Zijn productie als drukker en uitgever haperde en viel weldra stil. Een ongelukkig vorm gegeven boek voor zijn oude relatie Cloppenburgh was misschien een teken, dat hij de aardigheid in het vak begon te verliezen. Andere perspectieven werden geopend: Adriaen Rooman werd docent Latijn. De daarop volgende vierde periode van 1622 tot en met 1627 heb ik als een ‘intermezzo’ aangeduid. Dat is eigenlijk alleen boekhistorisch een toepasselijke term. Het zijn de jaren waarin Rooman behalve voor de stad niet meer als drukker fungeerde en waarin zijn eigen uitgeversactiviteiten volledig 236 stil lagen. Hij is in deze tijd vooral docent. Hoe zich zijn opvattingen intussen hebben ontwikkeld, is onbekend bij gebrek aan aanwijzingen uit het fonds. Hij komt in elk geval uit dit tijdvak tevoorschijn als een partijganger van de harde contra-remonstrantse orthodoxie. Vanaf 1616 zijn er aantoonbare nauwe contacten met tussen Rooman en Samuel Ampzing. Het is waarschijnlijk dat daar een nog veel verder terugreikende kindervrienschap aan vooraf ging. En het is goed mogelijk dat beiden in de gespannen periode van de Synode en Maurits’ machtsgreep gezamenlijk een radicaliseringsfase hebben doorgemaakt. Maar, hoe hun relatie in de jaren voor 1627/1628 zich ook ontwikkeld mag hebben, met het uitgeven van het grote boek begon een periode, die voor Rooman zonder meer als de ‘Ampzingjaren’ kan worden gekenschetst. Vanaf het moment dat hij het boekenvak weer centraal in zijn leven ging stellen, domineerde Ampzing zijn persen. Tussen 1627 en 1630 stond Rooman in dienst van de radicale orthodoxie. Zoals hiervoor duidelijk gemaakt, is dat niet alleen een modern oordeel, gebaseerd op de inhoud van de publicaties, maar ook de mening van de tijdgenoten. Overigens is zijn eigen inhoudelijke betrokkenheid bij de teksten in verscheidene gevallen aantoonbaar groot: Rooman was wel niet hun auteur, maar wel hun redacteur. Deze vijfde periode onderscheidt zich ook door grote morfologische veranderingen. Hij ging ‘mooie’ en geïllustreerde drukken maken, die van het boek over Haarlem voorop. Hij kocht talrijke nieuwe initialen, waaronder ook grote kalligrafische, die zijn werk voor de stad gingen typeren. Doordat ze vooral op plano’s zijn gebruikt, zijn ze in de boekgeschiedenis wat onderbelicht gebleven. Daarnaast zette hij voor het eerst muzieknoten. Dit is ook de tijd dat hij zijn nieuwe merk liet snijden, waarop hij zijn dubbelfunctie als docent en drukker liet afbeelden. En hij begon naast de illustraties in de boeken ook losse prenten te laten maken. Op zijn minst was hij daar de uitgever van, maar waarschijnlijk ook de drukker. In dat geval had het bedrijf er een pers bij gekregen. De zesde periode loopt van 1630 tot 1636. Roomans winkel staat achtereenvolgens op de Grote Markt en in de Grote Houtstraat, het hart van de stad. Het levensgrote standbeeld van Coster en de Costerprenten in zijn boeken symboliseren zijn verbondenheid met de drukkunst en de stad waar deze zou zijn uitgevonden. Het is opnieuw een periode van grote veranderingen. Rooman neemt afscheid van zijn baan aan het gymnasium. Ampzing komt eerst verder van hem weg te staan en sterft niet veel later. Het radicaal orthodoxe geluid domineert het fonds niet langer. Integendeel, dit zijn de jaren, waarin Rooman zich plotseling ontpopt als uitgever van de vrijzinnigen par excellence, Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets. Naast politiek-religieus liberalisme komt er ruimte voor frivoliteiten: romans waarin de erotiek niet geschuwd wordt. Het was ook de tijd

237 dat hij samen met zijn Middelburgse broer Zacharias boeken ging produceren. In één daarvan schreef hij zelf enkele bladzijden tekst. Voor het eerst draaide Rooman in deze periode soms de rolverdeling om uit zijn jeugd. Hij was begonnen als drukker voor derden. Vervolgens verschoof zich het accent naar drukwerk voor zijn eigen uitgaven. In deze fase begon hij ook anderen voor hèm te laten drukken. In zijn eigen drukken kwamen steeds meer nieuwe sierletters voor, meestal geïsoleerde gevallen. Na de kalligrafische deden nu ook gehistorieerde initialen hun intrede. Aan zijn repertoire voegde hij voorts het zetten van Griekse letters toe. De voorlaatste periode, van 1636 tot 1642, wordt gekenmerkt doordat Rooman zich als schrijver en florist onthult. Verder worden eerdere ontwikkelingen bevestigd. De overgang naar de vrijzinnigheid werd voltooid met aantoonbare persoonlijke contacten in die kringen. De voortdurende aankoop van losse nieuwe sierletters, waaronder een tweede golf kalligrafische, bereikt een hoogtepunt. De laatste acht jaar van begin 1642 tot eind 1649 staan in het teken van het afstoten van taken: hij trekt zich terug als stadsdrukker en hij verkoopt een deel van de winkelvoorraad. Wat er van zijn bedrijf is overgebleven, bevindt zich niet langer in het hart van de stad. Het laten drukken van het boek van zijn zoon door Fonteyn lijkt te wijzen op een man in ruste. Maar dat geldt alleen de boekdrukkerij. Vlak voor zijn plotselinge dood keert hij terug naar zijn andere beroepsomgeving: het Haarlemse gymnasium.

Adriaen Rooman was een complexe en onbestendige persoonlijkheid. Daarop wijzen de voortdurende verhuizingen, de veranderingen in beroep en de wisselende godsdienstige en poltieke stempels op zijn fonds. Hij was een intellectueel, goed vertrouwd met de talen van de wetenschap en de literatuur, minstens daaronder Latijn en Frans. Hij kon Latijnse gedichten schrijven en levendig Nederlands proza. Misschien was hij een rederijker, die nog niet geïdentificeerd is. Hij was beroepsmatig niet alleen boekdrukker. Hij was ook docent. En hij was een verzamelaar, zeker van tulpenbollen, waarschijnlijk ook van oude boeken. En hij was betrokken bij de grote politieke en religieuse discussies van zijn tijd. Gebruikelijk is het onderscheid tussen aan de ene kant drukkers, die hun werkzaamheden louter commercieel opvatten en die produceerden waarnaar vraag was, ongeacht de inhoud daarvan. Johannes Janssonius geldt als een prototype van dat soort. Zoals Dijstelberge schrijft: hij drukte alles waarmee iets te verdienen viel: een pamflet van een voorbijganger, illegale nadrukken van zijn buurman Blaeu en wat al niet.660 En aan de andere kant degenen, die persoonlijke affiniteit hadden met wat ze drukten en de strekking daarvan onderschreven. Een uitgesproken representant van dat slag was de Haarlemmer

660 P. Dijstelberge, (2007), p. 117. 238

Pieter Arentsz, vinder in het eerste jaar van Haarlems gilde en nog lang na zijn dood door Haarlemse boekverkopers met eerbied herdacht. Arentsz’ persen waren er alleen voor de vrijzinnigen, met wie hij vervolging en ballingschap deelde, toen de stadhouder en de orthodoxen de handen ineen geslagen hadden en geen oppositie meer duldden. Zoals de meeste drukkers en uitgevers moet Rooman ergens tussen deze uitersten in worden geplaatst. Maar dan toch veel dichter bij degenen die verre van onverschillig stonden tegenover wat van hun persen kwam en wat in hun winkel te koop was. Hij las niet alleen wat hij drukte, hij redigeerde ook de teksten. De zojuist genoemde onbestendigheid heeft er wel toe geleid dat hij meermalen van politieke en godsdienstige kleur is veranderd. Hij stond daarin overigens niet alleen. Onder zijn Haarlemse collegae en tijdgenoten was er het nog krassere voorbeeld van Herman Theunisz Kranepoel, die met Valerius’ Gedenck-clanck het geuzenlied eeuwigheidswaarde gegeven heeft, maar die wat later uitkwam bij het Rosen hoetjen van de alderheyligste moeder Godts Maria. Dan bleef Rooman tenminste nog binnen het protestantse spectrum. Toch zijn ook zijn veranderingen van partij opzienbarend te noemen. De eerste wisseling, in 1618, toen hij de remonstrantse, proto-staatse richting van het oude Haarlemse stadbestuur en van zijn schoonfamilie verliet, zou nog als opportunisme kunnen worden opgevat. De politieke wind was immers plotseling een hele slag gedraaid. De tweede aan het begin van de jaren dertig, waarbij hij het uitgesproken stempel van orthodox gereformeerdheid waaraan men tot ver buiten Haarlem zijn bedrijf herkende, van zich afschudde en de meest uitgesproken staatse vrijzinnigen op zijn persen legde, kan niet goed verklaard worden zonder een wending in Roomans eigen politiek-religieuse voorkeuren aan te nemen. De rol van Samuel Ampzing, zijn jeugdvriend en meest prominente auteur, bij deze veranderingen van standpunt, heb ik nog onvoldoende kunnen ophelderen. Ampzing zelf heeft tussen 1616 en 1621 een soort ‘bekering’ meegemaakt. Zijn tweede lofdicht op Haarlem getuigt daarvan. Het is denkbaar dat Maurits’ machtsgreep in 1618 min of meer samenviel met een ommekeer in het denken van de beide jonge vrienden, waarbij het libertijnse humanisme van hun schooljaren voor hen had afgedaan en een nieuwe puriteinse religiositeit hen inspireerde. In dat geval was Roomans overgang in 1618 geen politiek opportunisme, maar persoonlijke gedrevenheid door de contra-remonstrantse idealen, die op dat moment ook de politieke overhand kregen. De tweede omslag zou eveneens met de relatie tot Ampzing te maken kunnen hebben. Er zijn aanwijzingen dat er een zekere verwijdering tussen de vrienden was opgetreden. En in ieder geval nam de vroege dood van de predikant diens invloed definitief weg. Opportunisme kan in dit geval niet bepalend zijn geweest: de vrijzinnigen en staatsen hadden in Haarlem, juist in Haarlem, nog geen greep op de koers van het stadsbestuur.

239

Bij al zijn wisselvalligheid heeft Rooman een cultuurhistorisch belangrijke rol gespeeld. Op zijn conto staan in het verlengde van de relatie tot Ampzing één van de grote stadsgeschiedenissen van de zeventiende eeuw en een pamflettenproductie vanuit Haarlem, die heeft bijgedragen tot de voortzetting van de oorlog en de tijdelijke successen van de WIC. De opmars van de religieuse tolerantie hebben Roomans persen niet tegen kunnen houden, maar ze waren wel een factor in de vertraging ervan. Voorts heeft hij persoonlijk een grote rol gespeeld bij de verbreiding van de Costerlegende, door Scriverius’ boek aan de Haarlemse stadsgeschiedenis te hangen, door zelf over de veronderstelde uitvinder te schrijven en vooral door zijn bijdrage aan de beeldvorming. Met het Costerstandbeeld en de Costerprenten verbond hij zich zelf en zijn bedrijf en op den duur de hele Haarlemse drukkerswereld van de zeventiende tot de negentiende eeuw aan de gestalte van de legendarische drukker. Een niet geringe prestatie voor een migrantenzoon. Zijn diepe belangstelling voor het thema kwam ook tot uiting in het feit, dat hij een veronderstelde Costerdruk bezat. Door toeval hebben we hem als tulpenverzamelaar leren kennen. Het is niet uitgesloten dat hij ook incunabelen verzamelde. In elk geval was de boekdrukkunst niet alleen een broodwinning. Hij was er ook door gefascineerd. Roomans rol in de popularisering van de werken van Hugo de Groot is enorm geweest. Gedurende enkele decennia voor en na het midden van de eeuw domineerden de talrijke Haarlemse drukken de markt van de Nederlandstalige Grotiusedities. Vele duizenden patriciërs, voor wie het academisch Latijn te hoog gegrepen was, hebben door middel van Roomans boeken de rechtskundige en politieke ideeën van de republikeinse balling kunnen leren kennen. En dat was louter Roomans eigen initiatief en verdienste. Het wrokkig en hoogmoedig genie zelf had er niets mee te maken. En tenslotte heeft Rooman de meest indringende contemporaine beschrijving van de windhandel in tulpen verzorgd. Zowel door de literaire vorm waarin hij deze gegoten heeft, als door de exacte informatie over de feitelijke gang van zaken, geldt die nog steeds als de beste verhalende bron voor de curieuze gebeurtenissen.

Over de kwaliteit van de vormgeving van zijn boeken durf ik geen oordeel te geven, omdat mij de kennis van het vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Duidelijk is in elk geval, dat hij tot het laatst van zijn loopbaan zowel nieuw siermateriaal bleef kopen, als oude en versleten stukken gebruiken. Misschien hechtte hij meer aan afwisseling, dan aan perfectie. Of misschien nam hij niet graag afstand van oude en gekoesterde vormen, omdat ze waarden op zich zelf vertegenwoordigden. Dat kan een rol gespeeld hebben bij het meermalen besproken voorbeeld van het oude beschadigde stadsvignet, dat hij maar niet los

240 wilde laten. Het feit dat hij zelf van venusti typi spreekt is een aanwijzing, dat hij over drukletters ook in esthetische categorieën dacht. Misschien moet ook zuinigheid als factor bij Roomans vormgeving betrokken worden. Ik heb een paar voorbeelden gegeven, waaruit bleek, dat hij soms een soort ‘drukkersrationaliteit’ liet prevaleren boven de uiterlijke vorm : dwars door gravures heen gedrukte letters, omdat de titelpagina te weinig ruimte liet, veel te krap gezette regels om een katerngrens niet te overschrijden, een kapotte G, die als C werd hergebruikt, of de heilige Catharina voor Flora laten doorgaan, omdat hij toevallig de eerste wel en de laatste niet in huis had. Of die zuinigheid ook op andere aspecten van zijn leven betrkking had, is zeer de vraag. Door de toevallige vondst van de pijnlijke transactie tussen de zusters d’Assonville weten we, dat hij zijn leven geëidingd is in schulden. Een eerdere verhuizing uit de Koningstraat heb ik ook aan een te hoge lening gekoppeld. De voortdurende transacties met onroerend goed zijn misschien maar het topje van een ijsberg. Was de degelijke Waermondt uit zijn tulpenhandelsboekjes eerder het personage dat hij had willen zijn, dan dat hij werkelijk was? Diens tegenhanger Gaergoedt moest na zijn mislukte speculatie terug naar zijn weefgetouw. Adriaen Rooman stond, waarschijnlijk noodgedwongen, als man van bijna zestig weer voor een klas met drukke Haarlemse jongetjes.

In een conclusie hoort ook een opsomming van er wat allemaal nog ontbreekt. Sommige zaken liggen voor de hand. Ongetwijfeld liggen nog edities van Rooman verborgen in archieven en bibliotheken. Het feit, dat ik tot kort voor het afsluiten van deze scriptie nog nieuwe titels vond, is daarvoor de beste aanwijzing. Evenzeer vanzelfsprekend is, dat het genealogische materiaal nog lang niet compleet is. De samenhang binnen het verwantschapsnetwerk meen ik wel als zodanig aangetoond te hebben, maar er zijn ongetwijfeld nog vele onderlinge verbindingen niet bloot gelegd. Vooral testamenten zouden hier uitkomst kunnen bieden. Daaraan verbonden is ook het prosopografische aspect onderbelicht gebleven. In hoeverre representeerde Rooman een milieu van Vlaamse migranten van de tweede generatie? Hoe verhield zich het Haarlems chauvinisme, waarvan hij nadrukkelijk blijk gaf, met de voortleven van zijn Vlaamse, meer in het bijzonder de Gentse identiteit? Jacob vander Schuere bleef zich tot zijn dood in het midden van de eeuw Meenenaer noemen. Zou Adriaen Rooman zich minstens voor een deel van zijn persoonlijkheid nog Gentenaar hebben gevoeld? En was het werkelijk toeval dat zijn tweede zoon uiteindelijk belandde in het enige stukje Vlaanderen, dat tot de Republiek behoorde? Een andere tekortkoming betreft Roomans politieke context. Het is een groot gemis, dat er geen biografie van een man als Ampzing bestaat. Mede daardoor bleef het gissen naar diens persoonlijke invloed op Rooman, maar ook 241 naar zijn postie binnen de Haarlemse politiek. Het moment waarop Rooman Ampzing ‘verraadt’ als de auteur van een omstreden publicatie kon ik niet het gewenste relief geven. Het Haarlemse politieke klimaat in ruimere zin is eveneens voor de jaren na het Bestand nog vrijwel onontgonnen terrein. Het lijkt er in de literatuur te veel op, dat degenen die de stad regeerden vòòr de machtsgreep van 1618 nadien van de aardbodem verdwenen zijn en dat de regenten, die toen aan de macht kwamen decennia achtereen een gesloten blok bleven vormen en als één man Haarlem binnen Holland tot het meest uitgesproken bolwerk van contra- remonstrantisme en oorlogsgezindheid maakten, totdat onder Willem II de verhoudingen opnieuw radicaal gewijzigd werden. In dat beeld ontbreken de oppositie buiten de magistraat en binnen de magistraat de nuances in de posities. De voor de hand liggende vraag, wie onder die Haarlemmers de inspiratoren waren van Roomans heroriëntatie in de jaren ’30 en wie zijn winkel bezochten om de staatsgezinde boeken die hij uitgaf te kopen, kon ik daardoor dus bij benadering niet beantwoorden.

242

LIJST VAN AFKORTINGEN

AR Adriaen Rooman

BL British Library

CBG Centraal Bureau voor Genealogie

DdK Daniel de Keyser

DvH David van Hoorenbeeck

GA Groninger Archieven

GA Den Haag Gemeentearchief Den Haag

GR Gillis Rooman

HD Hollstein’s Dutch & Flemish etchings, engravings and woodcuts

KB Koninklijke Bibliotheek

NHA Noord-Hollands Archief

NHD The New Hollstein Dutch & Flemish etchings, engravings and woodcuts PvW Passchier van Wesbusch

RAD Regionaal Archief Dordrecht

RKD Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie

RM Rijksmuseum

SAA Stadsarchief Amsterdam

SAR Stadsarchief Rotterdam

SBH Stadsbibliotheek Haarlem

STCN Short-Title Catalogue Netherlands 243

STCV Short-Title Catalogue Vlaanderen

ThF Thomas Fonteyn

UBA Universiteitsbibliotheek Amsterdam

UBGr. Universiteitsbibliotheek Groningen

UBL Universiteitsbibliotheek Leiden

UBT Universiteitsbibliotheek Tilburg

UBU Universiteitabibliotheek Utrecht

ZR Zacharias Rooman

244

BIBLIOGRAFIE

Album Studiosorum Academiae Lugduno Batavae MDLXXV - MDCCCCLXXV. Den Haag 1875. Martinus Nijhoff.

Anrooij, W. van, De Haarlemsche gravenportretten: Hollandse geschiedenis in woord en beeld. Hilversum 1997. Verloren.

Arber, E. (ed.), A Transcript of the Registers of the Company of Stationers of London, 1554-1640 A.D. Dl II. Londen 1875. Privately Printed.

J. Bagford, An Essay on the Invention of Printing, in: Philosophical Transactions 25 (1706-1707). Londen 1708, p. 2397-2407.

E.A. van Beresteyn, Iconographie van Hugo Grotius. Den Haag 1929. Martinus Nijhoff.

Berg, J. van den, Religious Currents and Cross-currents. Essays on Early Modern Protestantism and the Protestant Enlightenment ed. by J. de Bruyn e.a. Leiden-Boston-Keulen. Brill.

Berkel, K. v., Universiteit van het Noorden. Vier eeuwen academisch leven in Groningen. Hilversum 2014. Verloren.

Blom, Ad van der, Lieven de Key Haarlems stadsbouwmeester. Een Vlaamse emigrant en zijn rijke nalatenschap. Haarlem 1995. Schuyt & Co.

Bol, L.J., Adriaen Pietersz van de Venne. Painter and Draughtsman. Doornspijk 1989. Davaco.

Boots, L., 'Ghedruckt ter Goude by Jasper Tournay'. Het zeventiende-eeuwse boekenfonds van boekdrukker Jasper Tournay, in: Tidinge van Die Goude 15 (1997), p. 79-95.

Brandt, G., Historie der reformatie en andre kerkelyke geschiedenissen, in en omtrent de Nederlanden. 4 dln. Rotterdam 1704. Barent Bos.

Briels, J.G., Zuidnederlandse boekdrukkers en boekverkopers in de Republiek der Verenigde Nederlanden omstreeks 1570-1630. Nieuwkoop 1974. B. de Graaf.

245

Broeke, M. van den, ‘Het pryeel van Zeeland’. Buitenplaatsen op Walcheren 1600-1800. Hilversum 2016. Verloren.

Buvelot, Q., Schilderkunst, in: J. Huisken, K. Ottenheym en G. Schwartz (red.), Jacob van Campen. Het klassieke ideaal in de Gouden Eeuw. Amsterdam 1995. Architectura & Natura Pers / Stichting Konnklijk Paleis te Amsterdam.

Cerutti, W.G., Het Stadhuis van Haarlem. Hart van de stad. Haarlem 2001. Gottmer/Schuyt.

Croiset van Uchelen, T., Vive la Plume. Schrijfmeesters en Pennekunst in de Republiek. Amsterdam 2005. Uitgeverij De Buitenkant/Universiteit van Amsterdam, Universiteitsbibliotheek.

Debrabandere, F., Woordenboek van de familienamen in Zeeland. Brugge z.j. Eigen uitgave.

Deugd boven geweld. Een geschiedenis van Haarlem, 1245-1995. Hilversum 1995. Verloren.

Diepen, A. van, Jacob de Meester (? – 1612); een opmerkelijk drukker, in: De zeventiende eeuw 6 (1990), p. 117- 120.

Dixhoorn, A. van, Lustige geesten. Rederijkers in de Noordelijke Nederlanden (1480-1650). Amsterdam 2009. Amsterdam University Press.

Dijstelberge, P., De beer is los. Amsterdam 2007. Eigen uitgave.

Ekama, C., Catalogus van Boeken, Pamfletten enz. over de geschiedenis van Haarlem, van de omstreken, van eenige voorname inwoners en van het Huis van Brederode. Haarlem 1874-1875. Loosjes.

Evers, G.A., Gegevens betreffende Utrechtse Staten-, Stads- en Akademiedrukkers. Utrecht 1935. Overdr. uit: Het Grafisch Museum I-V.

Fischer, H. F. (ed.), Hugo de Groot, Inleidinge tot de Hollandsche Rechts- geleerdheid. Leiden 19652. Universitaire Pers Leiden.

Fruin, R., Hugo de Groot’s Inleidinge tot de Hollandsche rechtsgeleerdheid, in : Verspreide geschriften, uitg. door P.J. Blok, P. L. Muller en S. Muller Fz., deel VIII. Den Haag 1903. Martinus Nijhoff, p. 10-31.

246

Frijhoff, W.T., F. Koorn e.a., Tempel van Hovaardij, zes eeuwen Stedelijk Gymnasium Haarlem. Haarlem 1990. De Vrieseborch.

Gielen, J. J., Vondel en Bogaert in 1629, in : Vondel-kroniek 7 (1936), p. 108- 133.

Gierveld, A. J., en J. Pluis, Fries aardewerk. Harlingen: bedrijfsgeschiedenis 1600-1933 en producten tot 1720. Leiden 2005. Primavera Pers.

Grijp, L. P., De Rotterdamse Faem-Bazuyn. De lokale dimensie van liedboeken uit de Gouden Eeuw, in Volkskundig bulletin 18 (1992), p. 23-76.

Haitsma Mulier, E. O. en G.A. van der Lem, Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500 – 1800. Den Haag 1990. Nederlands Historisch Genootschap.

Ham, W. van der, Tot gerief van de reiziger. Vier eeuwen Amsterdam-Haarlem. Den Haag 1989. SDU.

Handvesten, privilegien, octroyen, vry- en gerechtigheden, aan de stad Haerlem en haare burgers verleend […]. Haarlem 1751. Izaak en Johannes Enschede en Jan Bosch.

Harms, R., Pamfletten en publieke opinie. Massamedia in de zeventiende eeuw. Amsterdam 2011. Amsterdam University Press.

Hellinga, W. Gs., Copy and Print in the Netherlands. An Atlas of Historical Bibliography. Amsterdam 1962. North-Holland Publishing Company.

Hellinga, L. en C. de Wolf, Laurens Janszoon Coster was zijn naam. Haarlem 1988. Joh. Enschedé en Zonen.

Hessels, J. H. (ed.), Register of the Attestations od Certificates of Membership, Confessions of Guilt, Certificates of Marriages, Betrothals, Publications of Banns &c., &c. Preserved in the Dutch Reformed Church, Austin Friars, London, 1568 to 1872. Londen-Amsterdam 1892. David Nutt-Frederik Muller & Co.

Hof, W.J. op ’t, Engelse piëtistische geschriften in het Nederlands, 1598-1622. Rotterdam 1987. Lindenberg.

Hogenbirk, M. en L. Kuitert (eds.), Schriftgeheimen. Opstellen over schrift en schiftcultuur. Amsterdam 2017. Amsterdam University Press. 247

Hoogendoorn, K., Bibliography of the Exact Sciences in the Low Countries from ca. 1470 to the Golden Age (1700). Leiden-Boston 2018. Brill.

Hoogendoorn, K., De rekenmeester Johan Coutereels en zijn werken. Proeve van een bibliografie, in: Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen XVII (2009), p. 97-129.

Huisstede, P. v. en J.P. Brandhorst, Dutch Printer’s Devices. 15th-17th century. A Catalogue. Nieuwkoop 1999. De Graaf Publishers.

Israel, J. I., The Holland Townd and the Dutch-Spanish Conflict, 1621-1648, in: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 94 (1979), p. 41-69.

Janssen, F.A., Letterspijs. Het lange leven van de gothische letter, in: De Boekenwereld 24 (2007), p. 28-33.

Keuning, J., Isaac Massa, 1586 – 1643, in: Imago mundi. A review of early cartography 10 (1953).

Kingma, J., Academisch drukwerk in Groningen, in: J. Kingma en F.R. Smit, Groninger academisch drukwerk. Bedum 1989. Uitgeverij Profiel, p. 24-46.

Kloek, E., Sandra, Margaretha, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.

Kluiver, J.H., De cartons voor het Speculum Zelandiae. Middelburg 1989. Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.

Knevel, P., Burgers in het geweer. De schutterijen in Holland, 1550-1700. Hilversum 1994. Verloren.

Kooijmans, L., Vriendschap en de kunst vn het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw. Tweede herz. dr., Amsterdam 2016. Uitgeverij Bert Bakker.

Kuik, N., Gerhard Ketel (ca. 1575-1605). De eerste drukker voor de Staten van Drenthe, in: Oud Meppel 3 (1981), p. 24-38.

Laceulle-van de Kerk, H.J., De Haarlemse drukkers en boekverkopers van 1540 tot 1600. Den Haag 1951. Martinus Nijhoff.

Laleman, M.C., Joos Roman en Lieven de Key, in: Vlaanderen 25 (1976), 222- 223. 248

Langereis, S., Geschiedenis als ambacht. Oudheidkunde in de Gouden Eeuw: Arnoldus Buchelius en Petrus Scriverius. Hilversum 2001. Verloren.

Langereis, S., Een humanistische beeldencultus voor een burgerman. Boekhistoricus Petrus Scriverius en de Coster-iconografie, in De Zeventiende Eeuw 27 (2011), p. 49-79.

Meertens, P. J. , Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en eerste helft van de zeventiende eeuw. Amsterdam 1942. Verhandelingen der Nederlandsche Akademie van Wetenschappen. Afdeeling Letterkunde. Nieuwe Reeks XLVIII, nr.1. N.V. Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij.

Meertens, P.J., Zeeuwse familienamen. Tweede dr. Doesburg 1997. Boekdrukkerij Rutgers.

Meeus, H., Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650. Leuven 1983. Acco.

Meulen, J. ter en P.J. Diermanse, Bibiliographie des écrits imprimés de Hugo Grotius. Den Haag 1950. Nijhoff.

Miedema, H., De archiefbescheiden van het St. Lukasgilde te Haarlem. 2 dln. Alphen aan den Rijn 1980. Canaletto.

Miedema, H., Karel van Mander (1548-1606). Het bio-bibliografisch materiaal. Amsterdam 1972. Eigen uitgave.

Miedema, H. en M. Spies (eds.), Karel van Mander (1548-1606) De Kerck der Deucht. Amsterdam 1977. Thespa.

Moltke, J.W., Salomon de Bray, in: Marburger Jahrbuch für Kunstwissenschaft 11/12 (1938-1939), p. 309-420.

Müller, J., Exile Memories and the Dutch Revolt. Leiden-Boston, 2016. Brill.

Muller, F., De Nederlandsche geschiedenis in platen. Beredeneerde beschrijving van Nederlandsche historieplaten, zinneprenten en historische kaarten. 3 dln. (herdr.) Amsterdam 1970. N. Israel.

Muller, P.E., De dichtwerken van Philibert van Borsselen. Een bijdrage tot de studie van zijn taal en stijl. Groningen-Batavia 1937. J.B. Wolters’ Uitgevers- maatschappij N.V. 249

Nellen, H., Hugo de Groot. Een leven in strijd om de vrede. 1583 - 1645. Amsterdam 2007. Uitgeverij Balans.

Netten, D. van, ‘Tot gerief ende commoditeyt van de professoren en studenten’. Academiedrukkers in de zeventiende-eeuwse Republiek, in: Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 15 (2008), p. 51-70.

Nichols, L.W., Hendrick Goltzius – Documents and Printed Literature Concerning his Life, in: R. Falkenburg, J. P. Filedt Kok en H. Leeflang, Goltzius-Studies (Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 42-43, 1991-1992). Zwolle 1993. Waanders Uitgevers, p. 77-120.

Noordegraaf, L. en G. Valk, De Gave Gods. Tweede dr. Amsterdam 1996. Bert Bakker.

Oomkens, J., Bouwstoffen tot eene geschiedenis van de boekdrukkunst en den boekhandel in de stad en provincie Groningen. Tweede verm. dr. Groningen 1864. Het Boekverkoopers-Collegie.

Pitlo, A., De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren. Haarlem 1948. H.D. Tjeenk Willink & Zoon.

Poortman, W.C., Bijbel en Prent. 2 dln. Den Haag 1983-1986. Boekencentrum.

Posthumus, N.W., De speculatie in tulpen in de jaren 1636 en 1637 (I), in: Economisch-Historisch Jaarboek 12 (1926), p. 3-99.

Rasch, R.A., Noord-Nederlandse muziekuitgaven met de Plantijnse notentypen, in: De Gulden Passer 51 (1973), p. 9-18.

Roobaert, E. J., Bijdrage tot de Activiteit van een 16de-eeuwse Kunstenaarsfamilie: de gebroeders Joos, Adriaan en Laureins Rooman te Gent, in: Bulletin. Musées Royaux des Beaux-Arts/Koninklijke Musea voor Schone Kunsten 7 (1958), p. 215-239.

Roscam Abbing, M. en P. Tuynman, Om de eer van Haarlem. Scriverius’ verdediging van Laurens Janszoon Coster, in: De Zeventiende Eeuw 30 (2014), p. 40-75.

Roscam Abbing, M. en P. Tuynman (†), Petrus Scriverius Harlemensis (1576- 1660). A Key to the Correspondence, Contacts and Works of an Independent Humanist. Leiden 2018. Foleor Publishers. 250

Royaards, C.W., P. Jongens e.a., Het stadhuis van Haarlem. Algemeen Restauratieplan. Haarlem 1961. De Erven F. Bohn / H. D. Tjeenk Willink & Zoon.

Rutgers van der Loeff, J. D., Drie lofdichten op Haarlem. Haarlem 1911. De Erven F. Bohn.

Schmidt, P.P., Zeventiende-eeuwse kluchtboeken uit de Nederlanden. Utrecht 1986. HES Uitgevers.

Schrevelius, Th., Harlemias. Haarlem 1648. Thomas Fonteyn.

Schwartz, G. en M.J. Bok, Pieter Saenredam, The Painter and His Time. Maarssen-Den Haag 1990. Gary Schwartz/SDU.

Smits-Veldt, M. B., Een baljuw in opspraak. Muiderberg 1983. Dick Coutinho.

Simoni, A., Catalogue of Books from the Low Countries 1601-1621 in the British Library. Londen 1990. The British Library.

Soermans, M., Kerkelyk register van de plaatsen en namen der predikanten van alle de classis, gehorende onder de Synodus van Zuyd-Holland van ’t begin der Reformatie, tot nu toe. Tweede druk. Haarlem 1701. Wilhelmus van Kessel.

Spaans, J., Haarlem na de Reformatie. Stedelijke cultuur en kerkelijk leven, 1577-1620. Den Haag 1989. Stichting Hollandse Historische Reeks.

Stalpaert, H., Het liedeken van Biron. Franse Maarschalk en landverrader 1602, in: Biekorf 58 (1957), p. 321-327.

Stumpel, B., De bedrieglijke praktijken van meester Joachim Hubrechtsz van Bieselingen. Populaire medische vakliteratuur uit de 16e eeuw, in Spektator 9 (1979-1980), p. 54-74.

Sybrandy, S., Libben en wurk fan Aegidius Radaeus, de earste printer fan de akademy te Frentsjer. Ljouwert 2005.

Terwen-de Loos, J., Jacobus Roman, architect, 1640-1716, in Bouw 15 (1960), p. 704-709.

251

Thiel, P.J. van, Houtsneden van Werner van den Valckert en Mozes van Uyttenbroeck. De Hollandse houtsnede in het eerste kwart van de zeventiende eeuw, in Oud Holland 92 (1978), p. 7-39.

Thierry de Bye Dólleman, M. en O. Schutte, Het Haarlemse geslacht Van der Laen, in : De Nederlandsche Leeuw 86 (1969), kol. 311-345 en 361-365.

Thijs, B., De hoefslag van Pegasus. Een cultuurhistorisch onderzoek naar Den Nederduytschen Helicon (1610). Hilversum 2004. Verloren.

Tyghem, Frieda van, De Bollaertskamer, in Vlaanderen 25 (1976), p. 218-221.

Uittenhout, J. B., De gebouwen van het Stedelijk Gymnasium, in : W.T. Frijhoff, F. Koorn e.a., Tempel van hovaardij, zes eeuwen Stedelijk Gymnasium Haarlem. Haarlem 1990. De Vrieseborch.

Valkema Blouw, P., Dutch Typography in the Sixteenth Century. The Collected Works of Paul Valkema Blouw. (Eds. T. Croiset van Uchelen en P. Dijstelberge). Leiden-Boston 2013. Brill.

Valkestijn, J., Haarlem – City of Music in the Golden Age. Tekstboek bij de CD Barocco Locco o.l.v. Fritz Heller, Spaerens Vreughden-Bron. z.p., z.j. [2008]. Aliud.

Veeris, M., Kerkelyk Alphabeth. Amsterdam 1711. Jan Boom.

Veerman, R., Van schoolvoorbeeld tot atheïst: Lucianus in de Nederlanden tot 1700, in: De zeventiende eeuw 15 (1999), p. 175-196.

Veldman, I. M., Crispijn de Passe and his Progeny (1564 - 1670). A Century of Print Production. Rotterdam 2001. Soud & Vision.

Veldman, I.M., Profit and Pleasure, Print Books by Crispijn de Passe. Rotterdam 2001. Sound & Vision.

Verlaan, J.E. en E.K. Grootes (red.), Dirck Pietersz Pers, Suypstad of Dronckaerts leven. Culemborg 1978. Tjeenk Willink/Noorduijn.

Verhoeven, G. Antiquarische Adversia (II), in: De Boekenwereld 17, 2000- 2001, p. 78-80.

Verhoeven, G en S. van der Veen, De Hollandse Mercurius. Haarlem 2011. Bubb Kuyper Veilingen. 252

Visser, W. de, Piet Hein en de Zilvervloot. Oorlog en handel in de West. Hilversum 2001. Verloren.

Vögler, J.G., De leerlingen van het Middelburgsch gymnasium. Middelburg 1906. J.C. en W. Altorffer.

Weststrate, T., ‘By Symon Moulert, Drucker Ordinaris der Heeren Staten van Zeelandt’. Het bedrijf van Symon Moulert en zijn erfgenamen als drukkers- ordinaris van de Staten van Zeeland en als zelfstandige drukkers-boekverkopers 1597-1646. Amsterdam 2000 (scriptie UvA).

Wolfs O.P., S.P., Middeleeuwse dominicanenkloosters in Nederland. Bijdrage tot een monasticon. Assen 1984. Van Gorcum.

253

BIJLAGE 1. LIJST VAN PUBLICATIES

1611

1611-1 JACOB VANDER SCHUERE, ARITHMETICA titel: Arithmetica, oft reken-konst, verciert met veel schoone exempelen. Zeer nut voor vlijtige oeffenaers ende leergierige aenhangers dezer konst, etc. Ghemaeckt door Jacob vander Schuere, Meenenaer. Nu ter tijd Françoysche school-meester tot Haerlem. Ende nu int herdrukken by hem overzien, gebeterd ende vermeerderd. formaat: 8o collatie: A-2C8 vingerafdruk: STCN 161108 - b1 A2 rig$ : *b2 2B3 $beyde / Hoogendoorn 161108 – b1 A2 rig$ : *b2 2C5 024 impressum: Gedrukt t’Haerlem, by Adriaen Rooman, voor Daniel de Keyzer, Boekverkooper woonende op ’t Zand, int vergulden ABC. Anno 1611. colofon: - blz: 416 letter: gotisch romein cursief tp: typografisch met portret/houtsnede ornamenten: band 1, 2, 3, ornament 5 initialen: - afbeeldingen: - voor : DdK edities

254

1. 1600 GR [UBA SBH] 1e dr. 2. 1611 AR / DdK [SBH 89 E 19] 3. 1615 AR / DdK [SBH] 4. 1624 Adriaen Cornelisz van Delf, Schiedam/ Pieter van Waesberghe I R'dam [UBA] 5. 1625 HPvW/ Denys vander Schuere Haarlem [SBH] 6. 1630 Pieter Rammazeyn Gouda [UBL] 6a 1634 Pieter Rammazeyn Gouda [cf. Hoogendoorn Schue 07] 7. 1639 Pieter Rammazeyn Gouda [KB] 8. 1643 HPvW/Denys van der Schuere Amsterdam [UBA, Cambr.] 9. 1653 Pieter van Waesberghe I R'Dam [UBA UBL UBDelft] 9a. 1675 Wed. Theunis Jacobsz Lootsman A’dam [cf. Hoogendoorn Schue 11.1] 10. 1675<1643> Michiel de Groot A'dam [UBA]

1611-2 THEODORUS BEZA, EEN CORT BEGRIJP. titel: Een cort begrijp der gantsche christelicke religie. In de bygevoeghde tafel voor oogen ghestelt, daer van dit boecxken de uytlegginge is : met ghetuyghenissen der H. Schrift, bewijsende de oorsaken der salicheydt der wtverkoren ende der verdoemenisse des verworpenen. Door Theodorus Bezam eerst in Latijn geschreven, ende nu in Nederduytsche sprake overgheset, door W.V.N. formaat: 8o collatie: A-E8 F10 vingerafdruk: 161108 - b1 A2 t$sijn : b2 F5 et$g impressum: Ghedruckt tot Haerlem, by Adriaen Rooman. Voor Jan Evertsz. Cloppenburgh, Boeckvercooper woonende op’t water, in Den vergulden Bybel, by de oude Brugghe, tot Amsterdam, 1611. colofon: - blz. 101 [NB twee paginae met schemata 2 x afgedrukt] letter: gotisch romein tp: typografisch met uitgeversmerk 255

ornamenten: - initialen: 2: D afbeeldingen: - voor: Jan Evertsz Cloppenburgh II edities 1. 1597 Jan Paedts Jacobsz Leiden [UBA] 2. 1598 GR [UBA] 3. 1611 AR/Jan Evertsz Cloppenburgh II Amsterdam [UBA OK 62- 1936] 4. 1629 Jan Evertsz Cloppenburgh II Amsterdam [UBA UBVU]

1611-3 HOMERUS/KAREL VAN MANDER, ILYADAS. titel: De eerste 12. boecken van de Ilyadas. Beschreven in’t Griecks door Homerum Vader ende Prince alder poeten. Wt Griecks in Franschen dicht vertaeld door Mr. Hugues Salel, abt van St. Cheron. Ende nu uyt Francoyschen in Nederduydschen dicht vertaeld. Door Karel van Mander, kloeck schilder ende dichter. formaat: 8o collatie: A8(A1+1)B-2a8 2B4 vingerafdruk: 161108 - b1 A3 rcier : b2 2B3 $noch$ 161108 - b1 A3 rcier : b2 2B3 och$Bu impressum: Gedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman, voor Daniel de Keyzer boeckverkooper woonende op’t Zand, in’t vergulden ABC. Anno 1611. colofon: - blz: 394 letter: gotisch romein cursief (romein w wisselend w en vv) tp: typografisch met ornament 1

256 ornamenten: 1, 2 , band 3 initialen: 1: A, I, M, O, P. 2: D, H, Z. afbeeldingen: 12 houtsneden, ca. 72 x 80. samenstelling: voor: DdK edities: RM UBA OK 62-7467 KB SBH UBL BL Fond Cust UBT UBU

1611-4 P.V.B. (=PHILIBERT VAN BORSELEN), STRANDE. titel: Strande, oft ghedichte van de schelpen, kinck-hornen, ende andere wonderlicke schepselen. Tot lof van den schepper aller dingen. Aen Cornelis van Blyenburgh, weerd van alle fraeyheden, ende bysonder lief hebber deser vremdigheden: mitsgaders aen allen mede schelpisten. Door P.V.B. formaat: 8o collatie: A-D8 vingerafdruk: 161108 - b1 A2 ele$ : b2 D5 h$st impressum: Gedruckt t’Haerlem by Adriaen Rooman. Voor Passchier van Wesbusch, Boeck vercooper woonende in den beslaghen Bybel, Anno 1611. colofon: - blz: 59 letter: gothisch romein cursief tp: typografisch met ornament 1 ornamenten: 1 initialen: 2: O afbeeldingen: - 257

voor : PvWI edities: 1. 1611 AR/PvWI [KB 839 F 25 SBH 87 B 17 UBL 27:1] 2. 1614 Dirck Pietersz Pers Amsterdam [UBA KB SBH BL Fond Cust]

1612

1612-1 PETRUS APHERDIANUS, TYROCINIUM LINGUAE LATINAE. titel: Tyrocinium linguae latinae ex optimus quibusdam auctoribus collectum, in capita digestum, in gratiam studiosae juventutis. Auctore, Petro Apherdiano. formaat: 8o collatie: A-N8 (N8 ontbreekt) vingerafdruk: 161208 - b1 A2 m : *b2 N3 i$se impressum: Amstelreodami. Ex Officina Typographica, Ioannes Everard Kloppen-Burgij, Anno 1612. colofon: Harlemi. Ex Officina Adriani Romanni, sub Praelo aureo, Anno 1612. blz: 211 letter: gotisch romein cursief tp: typografisch met drukkersmerk 1 ornamenten: - initialen: 2: N, O. afbeeldingen: - voor: Jan Evertsz Cloppenburgh II 258

edities: 1. 1551 Jan van Ruremunde Zwolle [UBA] 2. 1593 Gillis van den Rade Franeker/Cornelis Claesz Amsterdam [UBA KB] 3. 1612 AR/Jan Evertsz Cloppenburgh II Amsterdam [UBA OK 62-1626] 4. 1635 Cornelis Gerritsz van Breughel Amsterdam/Hendrick Laurensz Amsterdam [UBU] 5. 1648 Johannes Janssonius Amsterdam [UBA] NB. Vele andere drukken tot 1653.

1612-2 HERMANNUS JANSZ FOLLINUS, SIMONIDES OFTE DIE MEMORI-CONST titel: Simonides, ofte de memori-const, wiens werckinghe met vaste redenen en oorsaken is bevesticht. Door Hermannus Jansz. Follinus, der vrye consten, ende der medecijne doctor. Tot behulp aller studenten, wijsgierighen, liefhebberen welcke die memori- cracht noodich hebben. Salich zijn die consten, als die constenaers alleen van haer oordeelen. formaat: 8o collatie: A-H8 vingerafdruk: 161208 - b1 A2 m : b2 H4 ebb impressum: Ghedrukt t’Haerlem by Adriaen Rooman, Voor Daniel de Keyser, Boeckvercooper, woonende op’t Sant, in’t vergulden ABC. Anno 1612. colofon: - blz: 131 letter: gotisch romein cursief (w-romein = vv W-romein = W!) tp: typografisch met uitgeversmerk ornamenten: 2, band 1, 3 initialen: 2: H, S, 21: A, D, E, G, H, I, O, S, W.

259 afbeeldingen: -

voor: DdK Haarlem edities: 1612 AR/DdK Haarlem [UBA OK 63-9937 (1)]

1613

1613-1 NIEUWE ORDONNANTIE WEES-KAMERE titel: Nieuwe ordonnantie van de wees-kamere binnen der der stadt Haerlem. formaat: 40 collatie: A-C4 (C4 blanco) vingerafdruk: 161304 - b1 A2 ren$ : b2 C3 $en blz: 22 impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman. Met expressen bevele van myne heeren burghermeesteren der voorschreven stadt. colofon: - letter: gotisch romein tp.: typografisch met stadsvignet 1 ornamenten: - initialen: 1: D, 3: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1613 (?) AR Haarlem [UBA O 63-9805 (1) GA Den Haag Hgst 4107:3, Hgst 4110:1] 260

1613-2 LUCIANUS VAN SAMOSATA, GHENUCHLIJCKE ENDE SELTSAME REYSE.

titel: De ghenuchlijcke, ende seltsame reyse ofte scheep-vaert Luciani, eenes Grieckschen orateurs. Inhoudende vele wonderlijcke ende vreemde dinghen, die hy over zee in verscheyden landen ghesien ende ghehanteert heeft. formaat: 8o collatie: A-E8F4(lacks F4, blanco?) vingerafdruk: 161308 - b1 A2 $we : b2 F n$ impressum: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman. Voor Daniel de Keyser boeckverkooper, woonende op’t Sant in’t vergult ABC. Anno 1613. colofon: - blz: 85 letter: gotisch romein cursief tp: typografisch met uitgeversmerk ornamenten: 2, 5, band 3, initialen: 1: A, I, 2: B, O, 21: A, B, D1, D2, H, I, K, N, O, S, T afbeeldingen: - voor: DdK Haarlem edities: 1613 AR Haarlem [SBH 120 B 10]

1613-3 BRUYLOFTS-DICHT MAHU x DEYMANS

261

titel: Bruylofts-dicht, op het houwelijck van den Godtvreesenden, eersamen gheleerden jonghman D. Nicolaus Mahu met de deuchtsame, eerbare jonghe dochter Margareta Deymans. In echt versaemt den 6. october, 1613. formaat: 4o collatie: A4 (NB Biii i.p.v.Aiii) vingerafdruk: 161304 - b1 A2 s$g : b2 B3 elts$e impressum: t’Haerlem, By Adriaen Rooman Ordinaris Boeckdrucker, woonende in de Koningh straet, inde vergulde Parsse, 1613 colofon: - blz: 6 letter: gotisch romein tp: typografisch met titelvignet ornamenten: 5, band 2, initialen: 1: I afbeeldingen: - voor: particuliere opdrachtgever edities: 1613 AR Haarlem [KB 852 F 293]

1613-4 ECHT-VERSAMINGS BLY-DICHT JAN JACOBSZ EN SYNTGEN PIETERSD.

titel: Echt-versamings bly-dicht. Op het bestemde houwelijck van den God-lievenden, deuchtlijcken, eersamen jongman Jan Jacobsz. met de God-vreesende, deughden-rijcke, eerbare jonghe dochter Syntgen Pietersd. In echt ghetreden den 15. Septemb. Anno 1613.

262 formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 161304 - b1 A2 itrij : b2 A3 he impressum: Tot Haerlem, By Adriaen Rooman, woonende inde Koning-straet, inde vergulden Parsse, Anno 1613. colofon: - blz: 5 letter: gotisch romein tp: typografisch met titelvignet ornamenten: band 3 initialen: - afbeeldingen: - voor: particuliere opdrachtgever edities: 1613 AR Haarlem [UBL PORTEF 24: 52]

1636-5 Vervalt

1613-6 ORDONNANTIE ENDE KEURE BANCK VAN COMMISSARISSEN titel: Ordonnantie. Ende keure der stadt Haerlem, naer voorgaende octroy ende consent van de heeren Staten van Hollant ende West-Vrieslant gemaeckt, opte instellinge ende het oprechten van een banck van commissarissen, voor den welcken alle questien ende processen van injuxien afghemaeckt ende ter neder geleyt sullen worden ist doenlijck, ende andere saken van kleynder waerde ende importantie, niet monterende boven de somme van vijftich Carolus Guldens werden afghedaen, tot voordernisse vande justitie verminderinghe van de processen ende groote ordinaris rechts kosten. 263

formaat: 4o collatie: A vingerafdruk: 161304 - b1 A2 IS : b2 A4 ant$ impressum: Gedruct t’Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeckdrucker, Met expressen bevele van mijne Heeren Burghermeesteren der voorschreven Stadt. Anno 1613. colofon: - blz: 11 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: band 2 initialen: 1: A, 2: I, 31: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1613 AR Haarlem [KB plakk Q 264 (8) UBA O 63-9805]

1613-7 HERMANNUS FOLLINUS, DEN NEDERLANDTSCHE SLEUTEL. titel: Den Nederlandtsche sleutel van t‘secreet der philosophie, in welck grondelijck bewesen wert, d’aert, so in’t generael, als in’t bysonder alle metallen, als goudt, zilver, coper, etc. En die gheheele alchijmie, met haer verborghendtheden. Midtsgaders d’eerste materie der philosophen, dat is Quinta Essentia des wijns met haren vols comen ghebruyck, en verclaringhe aller duystere woorden des voorsz. constes, op dat Paracelcus daetlijck in alles mach werden verstaen. Door Hermannus Follinus, der vrije consten, ende der medecijne doctor. formaat: 8o 264

collatie: A-I8 K4 vingerafdruk: 161308 - b1 A2 rs, : b2 K2 nitie impressum: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman, Voor Daniel de Keyser, Boeckvercooper, woonende op’t Sant, in’t vergulden ABC. Anno 1613. colofon: - blz: 152 letter: gotisch romein cursief tp: typografisch met titelvignet ornamenten: ornament 1 (2x), 5, band 2, 3, initialen:1: H, 2: G, H, W, 21: A, B, D, G, H, I, K, M, N, O, P, S, V, W afbeeldingen: 3 afbeeldingen (houtsneden) van apparatuur voor chemische proeven voor: DdK edities: 1613 AR/DdK Haarlem [UBA OK 80-183 (1) UBA OK 63-9730 KB 32 H 92 BL 7410.dg.24:2]

1613-8 HERMANNUS JANSZ FOLLINUS, PHYSIOGNOMIA OFTE MENSCHEN-KENNER titel: Psysiognomia; ofte mencshen-kenner [sic]: midtsgaders simonides, ofte die memori-const. Crachtelijck en costelijck uyt Aristoteles, met natuerlijcke redenen bewesen. Door Hermannus Jansz. Follinus, der philosophie, ende der medecijne doctor. Tot profijt aller overigheden, cooplieden, jongmans en dochteren: als oock studenten, predicanten, medecijnen, en aller menschen, die met verstant arbeyden, en vredelijck en ghemacklijck willen leven. Saligh zijn die consten, als die constenaers alleen van haer oordeelen.

265

formaat: 8o collatie:<***> 8A-F8 G4, 2A-H8 vingerafdruk: 161308 - *a1 <***>3 tiss.$po : a2 <***>4 iefd - 1b1 A d : 1b2 G4 ene$is$ - 2b1 A2 m : 2b2 H4 ebb blz: 120 impressum: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman, Voor Daniel de Keyser, Boeckvercooper, woonende op’t Sant, in’t vergulden ABC. Anno 1613 colofon: - letter: gotisch romein cursief grieks tp: typografisch met uitgeversmerk ornamenten: band 1, 2, 3, 7, ornament 5 initialen: 2: E,F,K,O, 21: A, D, E1, G, H, I, M, N, O, S, T, V, W afbeeldingen: voor: DdK Haarlem edities: 1613 AR/DdK Haarlem [UBA OK 63-9937(1) OK 80-183 (2-3) KB 32H9: 1: 1 SBH 2 F 74 BL 7410.dg.1617-41

1614

1614-1 BRUYD-LOFS-GHESANGH IOHANNES DERRAMOUT EN SARA MAES. titel: Bruyd-lofs ghesangh, tot lof ende eere van den eersamen, godtsalighen, ende seer wel gheleerden jonghman D. Johannes Derramout. Ende de deughden- rijcke, eerbare, ende de godtvreesende jonghe dochter Sara Maes. Vergadert in den H. Bant des houwelijcks op den xiii. aprilis, 1614. Binnen Haerlem. 266

formaat: 4o collatie:A4 vingerafdruk: 161404 - b1 A2 ht$ : b2 A3 t$in$e impressum: Tot Haerlem. Ghedruckt by Adriaen Rooman, Boeck-Drucker, woonende in de Koningstraet, in de vergulde Parsse, Anno 1614. colofon: - blz: 6 letter: gotisch romein tp: typografisch met titelvignet ornamenten: - initialen: 2: W afbeeldingen: - voor: particuliere opdrachtgever edities: 1614 AR Haarlem [UBL PORTEF 24: 36]

1614-2 WILLIAM PERKINS. VERSCHEYDEN THEOLOGISCHE WERCKEN. titel: Verscheyden theologische wercken. M. Wilhelmi Perkensi. Vervatende zeer profijtelijcke, leersame ende morale schriften, tot onderwijsinghe in verscheyden punten des geloofs: onderrechtinghe in de deelen des menschen leven, ende troost in allerley wederwaerdigheyt. Wt de Engelsche in onse Nederlandtsche tale over-gheset, door Vincentium Meusevoet, dienaer des H. Evangeliums tot Schaghen.

267 formaat: 4o collatie: vingerafdruk: 161404 - a1 A2 fect : a2 A3 s$H - 1b1 A Hu : 1b2 L5 hele - 2b1 A2 $on : 2b2 E5 acht - *3b1 A3 t)$de : 3b2 C d - 4b1 A2 ent : 4b2 C4 ne$de - 5b1 A2 isto$ : 5b2 D2 uch - 6b1 A2 ee : 6b2 B5 ewe blz: 423 impressum: Tot Amsterdam, By Jan Evertsz. Cloppenburgh, Boeck-vercooper, op’t Water, in de vergulden Bybel, Anno 1614. [NB afzonderlijke impressa van de verschillende tractaten; Dat van Een Tractaet van de Inbeeldinghe des mensches luidt: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman 1613. Voor Ian Evertsz Kloppenburgh, Boeckverkooper, woonende t’Amsterdam, op’t Water, in den vergulden Bijbel.] colofon: - letter: gotisch romein cursief tp: typografisch met uitgeversmerk ornamenten: band 3 initialen: 1: I, 4: B, C, D, I, M, afbeeldingen: - voor: Jan Evertsz Cloppenburgh II edities: 1613/1614 AR/ Jan Evertsz Cloppenburgh II Haarlem/Amsterdam [UBA O 63- 39]

1614-3 WILLEM BAUDARTIUS/ HERMAN ALLERTSZ KOSTER, SPIEGHEL DER IEUGHT.

titel:

268

Spieghel der Ieught, ofte korte kronijck der Nederlantsche geschiedenissen. In de welcke naecktelijck verhaelt, ende voor oogen gestelt worden, de voornaemste tyrannien, ende onmenschelijcke wreetheden, die door het beleyd der Koninghen van Hispanien, onder hare stadthouders, hier in Nederlandt bedreven zijn, aen menich duysent menschen. Soo edele, als onedele, oude, als ionghe personen, beyde aen lijf ende goederen gheduerende dese veerrtigh- jarighe oorloghe. Tot een eeuwige ghedachtenisse, ende onderwijsinge der iongheyt, seer bequaem om in de vrye Nederlantsche scholen te ghebruycken. In’t licht ghegheven, door een ware lief-hebber des vaderlandts. formaat: 8o collatie: A-L8 vingerafdruk: 161408 - b1 A2 et$o : b2 L5 el$d blz: 175 impressum: Tot Amsterdam, By Harman Allertsz. Koster, Boeckverkooper, woonende aen de Nieuwe Kerck, in de Konst-druckerije. 1614 colofon: Ghedruckt t’Haerlem. By Adriaen Rooman Boeck drucker woonende in de Koningstraet, in de vergulde Parsse. Anno 1614 letter: gotisch romein cursief tp: typografisch met uitgeversmerk ornamenten: band 3 initialen: 2: M afbeeldingen: - edities: 1. 1614 AR/Harman Allerts Koster Haarlem/Amsterdam [UBA OK 63- 2759] 2. 1615 Harman Allertsz Koster Amsterdam 2e druk 3. 1615 Harman Allertsz Koster Amsterdam 3e druk 4. 1616 Symon Moulert Middelburg 5. 1618 Symon Moulert Middelburg 4e druk 6. 1625 Jan Martensz Brandt Amsterdam 7e druk 269

7. 1644 Otto Barentsz Smient 14e druk 8. 1663 Johan Misson Middelburg 9. ± 1665 Jacob Ysbrantsz/Theunis Jacobsz Lootsman Alkmaar/Amsterdam 19e druk 10. 1687 Simon onder de Linde Dordrecht

1614-4 WILHELM ZEPPERUS, POSTILLE OFTE TRESOOR

titel: Postille ofte Tresoor der Homilien. Dat is, Predicatien, over de Texten der Goddelijkcer Schrift, die men in de Christelijcke Kerkcken, op de Feest ende Sondaghen ghewoon is den volcke voor te draghen: alsoo dat op yder Sondagh twee, drie, ende altemet vier Sermoenen ghepast worden. formaat: 4o collatie: vingerafdruk: 161404 - a1 (ᵵᵵ)2 e$eyg : a2 (ᵵᵵ)root$ - b1 A$ : b2 Eeee5 egheere impressum: Tot Amsterdam. By Jan Evertsz. Cloppenburgh, op 't Water, by de Oude Brugghe, in de vergulden Bybel. Anno 1614 colofon: Ghedruckt te Haerlem. By Adriaen Rooman, woonende in de Koningstraet, in de vergulde Parsse. Anno 1614. blz: 1190 letter: gotisch romein cursief tp: typografisch met drukkersmerk van Jan Everts Cloppenburgh II ornamenten: nr. 2, band nr. 2 initialen: 1: A, B, C, D, G, H, I, N, O, S, W, 2: A, C, D, G, H, I, M, N,W, 4: D2, E2, G, 44: G, 61: W, 63: I, 64: N, 67: H, 68: A, 70: O afbeeldingen: - voor: Jan Evertsz Cloppenburgh II

270

edities: 1614 Amsterdam J. Ev. Cloppenburgh/AR [UBU E qu. 162]

1615

1615-1 JACOB VANDER SCHUERE, ARITHMETICA

titel: Arithmetica. Oft reken-konst. Vercierd met veel schoone exempelen, zeer nut voor alle vlijtige oeffenaers ende leergierige aenhangers dezer konst, etc. Ghemaeckt door Iacob van der Schuere, Meenenaer. Nu ter tijd Françoysche school-meester tot Haerlem. Ende nu int herdrukken by hem overzien, gebeterd ende vermeerderd. formaat: 8o collatie: A 2C8 vingerafdruk: 161508 - b1 A2 ig$Ko : *b2 2B3 en,$a blz: 423 impressum: Gedrukt t’Haerlem, by Adriaen Rooman. Voor Daeniel de Keyzer, Boeckverkooper woonenden opt Zant, in’t vergulden ABC. Anno 1615. colofon: Tot Haerlem. Gedrukt by Adriaen Rooman, Boek drukker, woonende in de Koningstraet, in de vergulde Parsse. Anno 1615. letter: gotisch romein tp: typografisch met portret auteur [NB cf. bijzonderheden: Rooman drukkersmerk achterin] ornamenten: band 1, 2, 3 initialen: - afbeeldingen: -

271

voor: DdK

edities: 1615 AR/DdK Haarlem [UBA 61-2064 UBL 6832 F 1] zie verder 1611-1

1615-2 BERNAERT STOCMANS,KORTE EN EENVULDIGHE INSTRUCTIE [..] CIJFFEREN.

titel: Een korte ende eenvuldighe instructive, om lichtelijcken ende by hem selven, sonder eenighe meester oft onderwijser, te leeren cijfferen. Seer nut ende profijtelijcken alle menschen, die in de konste van arithmetica heel slecht, onervaren ende eenvuldigh zijn. Ghestelt ende by een vergadert door Bernaert Stocmans Iansz. Françoysche School meester in de vermaerde koop-stadt Dordrecht. Hier zijn oock byghevoecht de differentien van de koren maten der voornaemste steden in Hollant, ’t Sticht, Zeelant, Brabant, Vlaenderen, Gelderlant, Engelant, Vranckrijck ende Oostlant, tot dienst van allen Graen-koopers. Van nieus oversien ende verbetert door C.P. Boeye. Item, noch van nieus by ghevoecht een klare onderwijsingeom de tafelen van interest te leeren maken, alle tot dienst van den onervarenen. formaat: 80 collatie: A-2C8 2D4 vingerafdruk: 161508 - b1 A2 rofi : *b2 2D rije blz: 420 impressum: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman. Voor Willem Iansz. Kloppenburgh, Boeck-verkooper, woonende tot Amsterdam, in de vergulde Kronijck. 1614 colofon: -

272

letter: gotisch romein tp: typografische titelpagina ornamenten: initialen: 2: S afbeeldingen: - voor: Willem Jansz Kloppenburgh edities: 0. ca. 1589, wrchl. Dordrecht, cf. Hoogendoorn Stockm01 1. 1595 Peeter Verhaghen Dordrecht 2. 1601 Peeter Verhaghen Dordrecht 3. 1609 Adriaen Jansz Bot/Peter Verhaghen Dordrecht 4. 1615 AR/Willem Jansz Cloppenburgh A’dam [UBA OK 61-638 UBL 1190 H 40] 5. 1622 Simon Moulers Middelburg 6. 1630 Esdras Willemsz Snellaert Utrecht 7. 1632 Hendrick Laurensz Amsterdam 8. 1633 Salomon de Roy/Esdras Willemsz Snellaert Utrecht 9. Pieter Rammazeyn Gouda/Esdras Willemsz Snellaert Utrecht 10. Jan Jacobsz Bouman Amsterdam 11. Pieter van Waesberghe I Rotterdam

1615-3 WILHELM DE HASE VRIENDELICKE ENDE CORTE VERANTWOORDINGHE. titel: Vriendelicke ende corte verantwoordinghe teghens de groote lasteringhen, die daghelijcx soo buyten als binnen de stadt werden uytghestroyt, tot verachtinghe van Wilhelm de Hase. Oud dienaer der ghemeente Christi binnen Haerlem. Van hem, naer gheleghentheydt sijns lichaems, eenvoudichlijck tsamen gestelt, so tot troost ende gherustmaeckinghe van die ghenen die inde lasteringhen te hooren sijn ontrust, als tot vermaninge waerschouwinge ende verbeeteringhe van de lasteraers selve.

273

Isidorus de summo bono lib. 3. Hy en is niet alleen strafwaerdich, die van een ander t’gheen valsch is spreekt: maer oock die, die sijn ooren haestich neycht om t’beschuldighen te hooren. formaat: 4O collatie: A4 vingerafdruk: 161504 - b1 A2 $seg : b2 A4 ostel$ blz: 7 impressum: Ghedruckt by Adriaen Rooman, Ordinaris gheswooren Boeck- drucker, der Stadt Haerlem, woonende in de Koningh-straet in de vergulde Parsse. 1615. colofon: - letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 2 ornamenten: 2 op tp initialen: 1: W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1615 AR Haarlem [SBH 2 B 49 UBA (2 x) KB UBGr UBL BL

1615-4 KERCKEN-ORDENINGE.

titel: Kercken-ordeninge van den iare 1591. Door last van de E. E. heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt in ghestelt. Ende resolutien van den selven E.E.D. Staten daer op ghevolght anno 1612 belanghende het poinct int verkiesen van den kercken-dienaren, ouderlinghen ende diakenen. Midtsgaders vande particuliere kerckelijcke ende elasticale vergaderinghen. 274

formaat: 4o collatie: A - C4 vingerafdruk: 161504 - b1 A2 eda : b2 C2 ,$al blz: 23 impressum: t’Haerlem. Ghedruckt by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeckdrucker, woonende in de Koningstraet, in de vergulde Parsse. Anno 1615. Men vintse te koop by Adriaen Rooman. Ende by Ian Theunisz. Boeck- verkooper, woonende op de Marckt in de Kasse. colofon: - letter: gotisch romein cursief civilité tp: typografische tp met stadsvignet 3 ornamenten: band 3 initialen: 1: O, 21: E, O, W afbeeldingen: - voor: stad (?) edities: 1615 AR/Jan Theunisz Kas Haarlem [UBA O65-1782 UBGr UBU UBL KB]

1615-5 PRIVILEGIE BEVERWIJCK.

titel: Previlegie der stede van Beverwijck. formaat: 40 collatie: A-C{4} vingerafdruk: 161504 - b1 A2 y$of$ : b2 C4 ns$en 275

blz: 24 impressum: Tot Haerlem. Ghedruckt by Adriaen Rooman, woonende inde Koningh-straet in de vergulden Parsse Anno. 1615. colofon: Ghedruckt by Adriaen Rooman, ten bevele van mijne E.E. Heeren Burghermeesteren der Stede Beverwijck. 1615. letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsmerk ornamenten: band 3 initialen: 1: K afbeeldingen: - voor: stad Beverwijk edities: 1615 AR Haarlem [NHA 3862, 498 (3) KB 1704 A 14:1]

1616

1616-1 ABRAHAMUS SCULTETUS, AXIOMATA CONCIONANDI PRACTICA.

titel: Axiomata concionandi practica. Ofte gront-reghelen om wel ende stichtelijck te leeren predicken. Eerst in’t Latijn beschreven door Abrahamum Schultetum Grundbergensum Silesium, hof-predicker van den paltsgraef aen den Ghijn, ende nu in Nederduytsche tale over-gheset, door I.D.V. Dienaer des goddelijcken woorts. formaat: 8o collatie: A-D8 E4

276

vingerafdruk: 161608 - b1 A2 te$ : b2 E3 hero

impressum: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman. Voor Dirck Pietersz, Boeck-verkooper, woonende t’Amsterdam op’t Water, by de oude Brugghe, in de witte Parsse, Anno 1616. colofon: Tot Haerlem. Ghedruckt by Adriaen Rooman, Boeck-drucker, woondende in de Koning-straet, in de vergulde Parsse, 1616. blz: 71 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 2 ornamenten: 1, na colofon, 2 op tp initialen: 1: H afbeeldingen: - voor: Dirck Pietersz Pers Amsterdam edities: 1616 AR/Dirck Pietersz Pers Haarlem/Amsterdam [SBH 174 C 9 Wolfenb. HAB A 904.2 Theol (11)

1616-2 BAUDARTIUS, APOPHTHEGMATA CHRISTIANA

titel: Apophthegmata christiana. Ofte ghedenck-weerdighe, leersaeme, ende aerdighe spreucken, van vele ende verscheydene christelijcke, ende christen-ghelijcke persoonen ghesproken. In sestien boecken onder-scheyden, nae den tijt in welcken de persoonen, welcker spreucken hier verhaelt worden, gheleeft hebben. Alles uyt vele gheloof-weerdige schribenten met grooten vlijt versamelt, ende tot dienst aller menschen, van wat staet dat sy wesen moghen, in drucke verveerdicht, ende met veele schoone leersame historien verrijcket.

277

Hier is noch van nieuws byghevoecht get tweede deel, der Apophthegmata christiana, ofte ghedenck-weerdige spreucken. Door Wilhelm Baudaert, van Deynse, dienaer der ghemeynte Iesu Christi binnen Zutphen. formaat: 4o collatie: vingerafdruk: Dl. 1: 161604 - a1 (2) e$ : a2 (3) de - b1 A de : b2 2E5 $van$ blz: 765 impressum: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, voor Jan Evertsz. Cloppenburgh, op’t Water, by de oude Brugghe, in den vergulden Bybel. Anno 1616. colofon: Ghedruckt tot Haerlem, by Adriaen Rooman, Boeckdrucker, woonende in de Koningstraet, in de vergulde Parsse, Anno 1616. letter: gotisch romein tp: typografisch met drukkersmerk ornamenten: - initialen: 1: A, D, E, I, L, N, P, S, T 4: B, G, M, W afbeeldingen: - voor: Jan Everts van Cloppenburgh II edities: 1. 1605 Jan Everts Cloppenburgh I Deventer 2. 1609 Jan Everts Cloppenburgh II Amsterdam 3. 1616 AR/Jan Everts Cloppenburgh II Amsterdam [UBA O 60-2760 UBGr] 4. 1616 AR/Jan Jansz Arnhem 5. 1619/1620 Jan Everts Cloppenburgh II/Jan Jansz Arnhem 6. 1631 Jan Everts Cloppenburgh II Amsterdam 6e druk 7. 1632 David Jansz van Ilpendam Leiden 6e druk 8. 1640 Evert Cloppenburgh Amsterdam 7e druk 278

9. 1645 Arent Benier Kampen/ Jan Jacobsz Schipper Amsredam 8e druk nog verscheidene drukken tot 1665

1616-3 BAUDARTIUS, APOPHTHEGMATA CHRISTIANANA titel: zie 1616-2 formaat: zie 1616-2 collatie: zie 1616-2 vingerafdruk: Dl. 1: 161604 - a1 (2) e$ : a2 (3) de - b1 A de : b2 2E5 $van$ Dl. 2: 161604 - a1=a2 (2) ,$ - b1 B $h : b2 V3 aert$ blz: 765 impressum: Tot Aernhem, By Jan Jansz. Boeck-vercooper. Anno 1616. colofon: Ghedruckt tot Haerlem, by Adriaen Rooman, Boeckdrucker, woonende in de Koningstraet, in de vergulde Parsse, Anno 1616. letter: zie 1616-2 tp: zie 1616-2 ornamenten: zie 1616-2 initialen: zie 1616-2 afbeeldingen: zie 1616-2 voor: Jan Jansz edities: zie 1616-2

1616-4 JOHANNES GAEL, TRACTATUS NOVUS

titel: Tractatus novus et brevis de testamentis seu ultimis voluntatibus.

279 formaat: 8o collatie: <***> -2<***>4 A-H8 I4 (2<***>4 blank) vingerafdruk: 161608 - a1 <***>2 œnis$ : a2 2<***>2 mento,$ - b1 A2 s$in$ : b2 I3 $i blz: 146 impressum: Harlemi. Ex officina Adriani Romanni, sub Praelo aureo. Anno 1616. colofon: - letter: romein cursief tp: typografisch met drukkersmerk 1 ornamenten: 1 initialen: 1: A, 2: R, S afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1616 AR Haarlem [UBL 415 G 14]

1616-5 AMPZING, DEN LOF VAN HAERLEM

titel: Den lof van Haerlem. formaat: 4O collatie: A-C4 vingerafdruk: 160604 - b1 A2 et$e : b2 c4 ich$G impressum: Tot Haerlem, Voor Salomon Bogaert, Boeck-verkooper, woonende in de korte Bagijnen-straet, 1616. 280

colofon: - blz: 24 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsmerk 2 ornamenten: - initialen: 1: M afbeeldingen: - samenstelling: 1. Ovidiusmotto en vertaling 2. Hoofdtekst voor: Salomon Bogaert edities: 1616 AR/Salomon Bogaert [SBH 1 B 169, NHA 3000, 9851, UBL THYSIA 1893 BL 11556.cc.33 Antw. Hendr. Consc. C 69956]

1616-6 [16xx-y] ORDONNANTIE ENDE KEURE BANCK VAN COMMISSARISSEN

titel: Ordonnantie ende keure der stadt Haerlem, naer voorgaende octroy ende consent vande heeren Staten van Hollant ende West-Vrieslant gemaeckt, opte instellinge ende het oprechten van een banck van commissarissen, voor den welcken alle questien ende processen van injuxien afghemaeckt ende ter neder geleyt sullen worden ist doenlijck, ende andere saecken van kleynder waerde ende importantie, niet monterende boven de somme van vijftich Carolus Guldens werden afgedaen, tot voordernisse vande justitie verminderinghe van de processen ende groote ordinaris rechts-costen. formaat: 4o

281 collatie: A6

vingerafdruk: 000004 - b1 A2 end : b2 A5 or$ impressum: Tot Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Rooman Ordinaris Stadts Boeckdrucker, woonende inde Jacobijne-Straet. colofon: - blz: 11 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: band 2 initialen: 1: A, 2: I, 3: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1613 AR Haarlem [UBA O 80-930 GA Den Haag Hgst 4074:5]

1617

1617-1 ELEGIA OVER HENRICUS GOLTZIUS.

titel: Elegia ofte klagh-dichtse tweespraeck. Over de doot des alderkonst-rijcksten heer Henricus Goltzius, in sijn leven kloeck schilder, teeckenaer, ende konstigh plaet-snijder. In den heere ontslapen (binnen Haerlem) op den tweeden januarii. Anno M. DC. XVII. formaat: 4o collatie: A4

282 vingerafdruk: 161704 - b1 A2 n$di : b2 A3 ervl blz: 7 impressum: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman. Voor Daniel de Keyser, Boeck-verkooper, woonende op de Marckt, in’t Vergulden ABC. Anno 1617 colofon: - letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 2 ornamenten: 2 op tp. initialen: 2: O afbeeldingen: - voor: DdK 8 edities: 1617 AR/DdK Haarlem [UBL PORTEF qu 21:4]

1617-2 J.H. BULLINGER/ GERARDUS NICOLAI, WEDERLEGGINGHE OFTE GETROUWE ONDERWIJSINGE

titel: Wederlegginghe ofte getrouwe onderwijsinge, teghen alle dwalinghen der wederdooperen , van onsen tijden. Met overvloedighe ende sonderlinghe argumenten, door dewelcke sy ghewoon syn de gemeynte onses heeren Jesu Christi te beroeren ende de eenvuldighe te verleyden. Alles in ses boecken te samen ghestelt ende vergadert door Hendricum Bullingerum. Ende nu ghetrouwelick overgheset, door Gerardum Nicolai, in syn leven dienaer der gemeynte Jesu Christi tot Norden in Oostvrieslant formaat: 4o collatie: ?4 2?2 A-2L8 2M10

283 vingerafdruk: 161704 - a1 (?)2 en,$i : a2 (2?)2 nden$t - *b1 A2 St : b2 2M5 redicke

blz: 571 impressum: T’Amstelredam. By Jan Evertsz. Cloppenburgh, Boeck-vercooper, woonende opt water, inden vergulden Bijbel, Anno 1617. colofon: Ghedruckt t’Haerlem. By Adriaen Rooman, Boeck-Drucker, woonende in de Koning-straet, in de vergulde Parsse. Anno 1617. letter: gotisch romein tp: typografisch met uitgeversmerk ornamenten: - initialen: 1: A, D, I, O, 2: I afbeeldingen: - voor: Jan Evertsz Cloppenburgh II edities: 1. 1569 Jehan Malet Emden 2. 1580 ? Delft 3. 1617 AR/Jan Evertsz Cloppenburgh Haarlem/Amsterdam [UBA O 65 – 391 UBA UBVU Ver. Doopsg. Gem. Haarlem]

1617-3 JAN GERRITSZ, [VIJF STICHTELIJKE PREDICATIEN]

titel: [Vijf stichtelijke predicatien.] formaat: 80 collatie: <***> 8 2<***> 4 A-P8 Q4 (mist 2<***>4, Q4, blanco?) vingerafdruk: 000008 - a1 <***>2 o$w : a2 2<***>3 ma$de$ri - b1 A l : *b2 Q st

284 blz: 266 letter: gotisch romein tp: ontbreekt ornamenten: 1 initialen: 1: O, 2: E, H, I, M, 21: M afbeeldingen: - voor: Evert Jansz medicijnmaker bij Danswijk (Danzig) edities: 1617 AR/Evert Jansz (?) Haarlem [UBA OK 65-1457]

1617-4 VREED-ACCOORT.

titel: Vreed-accoort. Oft handelinghe tusschen de magistraet der stadt Haerlem ende dien van den kerckenraet, by interventie van de classe van dien quartier, op d’electie van kerckelijcke persoonen ende t’beroep van de predicanten binnen de voorschreven stadt Haerlem ghevallen. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 161704 - b1 A2 roe : b2 A3 sen$ blz: 7 impressum: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordonnaris Boeck- Drucker woonende in de Konig-straet, in de vergulde Parsse. By expresse Ordonnantie van de Heeren Burghemeesteren ende Regheerders der Stadt Haerlem, Anno 1617. colofon: - letter: gotisch romein civilité

285 tp: typografisch met fleurons ornamenten: - initialen:, 6: B, 8: T, 21: A, E afbeeldingen: - voor: stad edities: 1617 AR Haarlem [KB pflt 2394 UBA Pfl. A.x.3 UBU Knuttel 2394]

1617-5 HANDELINGHE.

titel: Handelinghe tusschen de magistraet der stadt Haerlem ende dien van den kerckenraet, by interventie van de classe van dien quartier, op d’electie van kerckelijcke persoonen ende t’beroep van de predicanten binnen de voorschreven stadt Haerlem ghevallen in den jare 1616. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 161704 - b1 A2 roe : b2 A3 en$ impressum: Ghedruckt t’Haerlem/by Adriaen Rooman, Ordonaris Boeck- Drucker woonende in de Koning-straet/in de vergulde Parsse. By expresse Ordonnantie van de Heeren Burghermeesteren, ende Regeerders der Stadt Haerlem, Anno 1617. colofon: - blz: 7 letter: gotisch romein tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: - 286

initialen: 1: B, T 2: A, 21: A, E afbeeldingen: - voor: stad (en kerkelijke gemeente ?) edities: 1617 AR Haarlem [NHA Bibl. 9837 (43-005272 KB pflt 2392 UBA Pfl. A.x.1 UBA Pfl. A.x.2 UBVU pamflet 2392 UBL 979 F 25:9 UBL THYSPF 2145 UBL Pamflt 1617:1273 UBU Knuttel 2392 BL T. 2247:44

1617-6 [ISAAC JUNIUS], NOOTWENDICH VERTOOCH

titel: Nootwendich vertooch vande onnoselheyt ende oprechticheyt des E. kercken raets van Haerlem ende de grove, tastelijcke abuysen, van sekeren uyt de gemeente, die den dienst van den voorsz kercken raedt in twijffel trecken ende veranderinghe van de goede ende loffelijcke regheringhe van de kercke van Haerlem versoecken. Tsamenghestelt tot onderrechtinghe van wt ende in-heemsche, ende wederlegginghe van een seecker boecxken met desen titel, requeste vande dolerende kercke tot Haerlem &c. voor weynighe weken uytgegeven, door Marten Ianssen Brant Boeckvercooper tot Amsterdam op’t water in den gereformeerden cathechismo. Oordeelt niet nae het aenghesicht: maer oordeelt een rechtvaerdich oordeel. Ioan. 7. 24. formaat: 4O collatie: a-f4 vingerafdruk: 161704 - b1 A2 ssel : b2 F3 en$e 161704 - b1 A2 ssel : b2 F3 en$ impressum: Tot Haerlem, Gedruckt by Adriaen Rooman Boeckdrucker/wonende inde Koninckstraet inde vergulde Parsse/ Anno 1617. Voor Francoys Beyts Boeckverkooper/op de Merckt int Misverstant colofon: -

287 blz: 48 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met ornament 1 ornamenten: 1 op tp. initialen: 1: E, S, 21: S afbeeldingen: - voor: François Beyts edities: 1617 AR/FB Haarlem [UBA Pfl. A x 9 UBA Pfl. A x 10 UBVU pamflet 2396 UBVU XW.00298:3 KB pflt 2396 KB pflt 2396a SBH 2 B 50 UBL THYSPF 2157 BL T. 2247:42 UBU Knuttel 2396 1617 AR Haarlem

1617-7 [ISAAC JUNIUS], NOOTWENDICH VERTOOCH

titel: cf. 1617-6 formaat: cf 1617-6 collatie: cf.1617-6 vingerafdruk: cf. 1617-6 impressum: cf. 1617-6 colofon: Gedruckt by Adriaen Rooman Boeckdrucker wonende inde Koninckstraet inde vergulde Parsse/ Anno 1617 blz: cf. 1617-6 letter: cf. 1617-6 tp: cf. 1617-6 288

ornamenten: cf. 1617-6 initialen: cf. 1617-6 afbeeldingen: cf. 1617-6 voor: eigen uitgave edities: 1612 AR Haarlem [UBA Pfl. A x 8]

1617-8 D. SPRANCKHUSIUS, IUSTIFICATIE CALUMNIEN ENDE LASTEREN

titel: D. Spranckhusy. Iustificatie teghen alle calumnien ende lasteringen, die hem ‘tsedert den aenvanck van sijnen kerckendienst tot Haerlem opgheticht sijn. Mitsgaders de renenen, waerom hy goet ghevonden hebbe te versoeken ontslaginghe van sijnen dienst tot Haerlem, ende de voorghemelte Iustificatie in den druck uyt te gheven. Math. 23. 37 O Ierusalem, Ierusalem,die de propheten doodet, ende steenichtse die tot u ghesonsen sijn, &c. formaat: 4o collatie: <***>4 A-E4 F2 vingerafdruk: 161704 - a1 <***>2 $help : a2 <***>4 jn,$die$ - b1 A ( : b2 F $o impressum: Ghedruckt t’Haerlem. By Adriaen Rooman, Boeck-drucker/ woonende in de Koningh-straet/in de vergulde Parsse Anno. 1617. colofon: - blz: 52 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met ornament 1

289 ornamenten: 1 op tp., 2

initialen: 1: I, L afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1617 AR Haarlem [NHA 13333 (43-006431K) KB 32 H 9 (1) KB Pflt 2398 UBA Pflt A x 12 UBA Pflt A x 13 UBVU pamflet 2398 UBVU XW. 00355: 21 SBH 1 B 139 UBL Pamflt 1617:1278 UBU Knuttel 2398 BL T.2247:45]

1617-9 DIONYSIUS SPRANCKHUSIUS, IUSTIFICATIE

titel: cf. 1617-8 formaat: cf. 1617-8 collatie: cf. 1617-8 vingerafdruk: cf. 1617-8 impressum: cf. 1617-8 colofon: cf. 1617-8 blz: cf. 1617-8 letter: cf. 1617-8 tp: cf. 1617-8 ornamenten: cf. 1617-8 initialen: cf. 1617-8 afbeeldingen: cf. 1617-8 voor: François Beyts 290

edities: 1617 AR/FB Haarlem [UBU THYSPF 2159 UBVU XW. 00309:21 XW.07274]

1617-10 NIEUWE ORDONN. SCHUTTERIJE HAERLEM.

titel: Nieuwe ordonnantie van de schutterije der stadt Haerlem formaat: 4o collatie: A-C4 vingerafdruk: 161704 - b1 A2 ste : b2 E3 deel$ impressum: Ghedruckt tot Haerlem. By Adriaen Rooman, Ordinaris Boeckdrucker/ woonende inde Coninghstraet/inde vergulden Parsse/1617 colofon: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Boeck- drucker/ woonende inde Koningh-straet/inde vergulden Parsse. 1617. blz: 23 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1: I, 21: A, D, E, I, M, O, S, V, W afbeeldingen: - voor: stad edities: 1617 AR Haarlem [SBH 2 E 149 KB Plakk Q 264 (12)]

291

1618

1618-1 LUDOVICUS IUNIUS, PHILEMON EN ONESIMUS titel: Tsamen-sprekinghe van Philemon en Onesimus, over het vertooch van de onnoselheyt des E. kerckenraets tot Haerlem, ende het teghenvertooch, uytghegheven, tot meerder ondeckinghe vande onnoselheydt ende oprechticheydt des voorsz. K. Raets, door Ludovicum Iunium S.S. Theol. Studios. Leght af de leughen en spreeckt de waerheyt een yeghlijck met sijnen naesten, want wij sijn malkanders leden. Eph. 4.25. formaat: 40 collatie: π2 A-H4 12 vingerafdruk: impressum: Ghedruckt tot Haerlem. By Adriaen Rooman, Ordonnaris Boeck- drucker/woonende inde Coningh-straet in de vergulde Parsse. 1618. colofon: - blz: 83 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 1 ornamenten: 1 op tp. initialen: 1: C, W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1618 AR Haarlem [KB pflt 2549a UBVU XI.06751 UBU Knuttel 2549 UBL THYSPF 2300 SBH 1 B 143:3]

292

1618 AR/FB Haarlem

1618-2 LUDOVICUS JUNIUS, PHILEMON EN ONESIMUS

titel: Tsamen-sprekinghe van Philemon en Onesimus, over het vertooch van de onnoselheyt des E. kerckenraets tot Haerlem, ende het teghenvertooch, uytghegheven, tot meerder ondeckinghe vande onnoselheydt ende oprechticheydt des voorsz. K. Raets, door Ludovicum Iunium S.S. Theol. Studios. Leght af de leughen en spreeckt de waerheyt een yeghlijck met sijnen naesten, want wij sijn malkanders leden. Eph. 4.25. formaat: 4o collatie: cf. 1618-1 vingerafdruk: 161804 - b1 A a : b2 I e impressum: Ghedruckt tot Haerlem. By Adriaen Rooman, ordinaris boeck- drucker. Voor Francoys Beyts. Boeck-verkooper, woonende op de Marckt in’t Mis-verstandt. 1618. colofon: - blz: 83 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 1 ornamenten: 1 op tp. initialen: 1: C, W afbeeldingen: - voor: François Beyts edities: 1618 AR/FB Haarlem [NHA 17428 (4300 8221) KB pflt 2549 UBA Pfl. B.g.2 293

UBA Pfl. B.g. 2a UBVU XW.00310:7 UBGr uklu EN GA 7 (20):20 UBL SEMRPF 1618 145:3

1618-3 PUBLICATIE VERKIESINGHE RAETS HAERLEM.

titel: Publicatie ende verkiesinghe des raets tot Haerlem. Met de namen der raets persoonen alsoo nieu als out. Met den Eet der Schutterij. formaat: 4o collatie: A2 vingerafdruk: 000004 - b1=b2 A2 de impressum: Ghedruckt tot Haerlem; By Adriaen Rooman, voor Nicolaes van Geelkerck. colofon: - blz: 4 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 3 ornamenten: - initialen: 31: A afbeeldingen: - voor: Niclaes van Geelkerck edities: 1618 AR/Niclaes van Geelkerck Haarlem [KB pflt 2703 NHA Bibl. 17596 KB pflt 2703a UBL THYSPF 2410 UBU Knuttel 2703 SBH 1 B 33 RM KOGS D18-306

1618-4 JUSTIFICATIE VAN DE PROCEDUEREN. 294

titel: Iustificatie van de procedueren/ by schout/ burghermeesteren ende regeerders der stadt Haerlem , gehouden inden Jare xvjc . ende zeven-thien / teghens eenighe overhoorighe ende onrustighe persoonen/ binnen de zelve hare stadt. Midtsgaders eenighe brieven, dienende tot naerder verklaringhe van de zelve iustificatie. formaat: 4o collatie: variabel van A-C4 tot A-L4 M2 vingerafdruk: 161804 - b1 A2 gh$ : b2 C3 $en 161804 - b1 A2 gh$ : b2 F3 ent 161804 - b1 A2 gh$ : b2 H nc 161804 - b1 A2 n$ : b2 M oo

Impressum: Tot Haerlem. Ghedruckt by Adriaen Rooman, Ordonnaris Stadts- Boeck-Drucker/ woonende in de Koningh-straet/ in de vergulde Parsse, Anno 1618. colofon: - blz: variabel tot 89 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 3 ornamenten: - initialen: 1: A, 21: E afbeeldingen: - voor: stad edities: 1618 AR Haarlem [KB pflt 2554]

295

1618-5 geschrapt

1618-6 PUBLICATIE DER STADT HAERLEM, AFGHELESEN DEN XXV. OCTOBRIS […] MITSGADERS TGHENE GEPASSEERT IS SINT DE KOMSTE VAN SIJN PRINCELIJCKE EXCELLENTIE

titel: Publicatie der stadt Haerlem. Af-ghelesen den xxv. octobris/ anno 1618. In presentie van syne Pr. Ex. andere heeren/ ende den magistraten der stadt Haerlem. Mitsgaders t’ghene gepasseert is sint de komste van sijn Princelijcke Excelentie Prince van Orangien/ ende na sijn vertreck. Oock de namen van de regeerders der voorsz. stadt by hem ghestelt ende afghestelt. formaat: collatie: A2 vingerafdruk: 161804 - b1=b2 ende ers impressum: Ghedruckt t’Haerlem / by Adriaen Rooman, 1618. colofon: - blz: 4 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 3 ornamenten: - initialen: 31: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1618 AR Haarlem [UBL Pamflt 1618:108]

296

1618-7 PUBLICATIE ONGHERUSTIGHE OPROERIGHE GHEESTEN.

titel: Ongetiteld pamflet. Alsoo nu onlanghs eenighe ongherustighe oproerighe ende factieuse gheesten […]. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt ’t Haerlem/ by Adriaen Rooman, Ordonnaris Stads Boeck-drucker woonende inde Koningh-straet in de vergulde Parsse/ Anno 1618 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 31: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1618 AR Haarlem [NHA 2166, 10]

1619

1619-1 ORDONNANTIE OP ‘T ONTFANGHEN VAN DE WANNE MATEN

297

titel: Ongetiteld pamflet. Ordonnantie ghemaeckt by mynen heeren den burghermeesteren/ schepenen/ ende gherechte der stadt Haerlem/ op’t onfanghen van de wanne maten van alle greynen […]. formaat: plano collatie: - vingerafdruk:- impressum: Ghedruckt’Haerlem by Adriaen Rooman, Ordonnaris Stadts Boeck-Drucker woonende inde Koninghstraet/ inde vergulde Parsse colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 1: I afbeeldingen: - voor: stad edities: 1619 AR Haarlem [NHA 2166, 11]

1620

1620-1 ORDONNANTIE OVER DE VAERT VAN OVERVEEN

298 titel: Ongetiteld pamflet. Ordonnantie. Alsoo blijckelijcken werdt ghesien ende bemerckt/ dat de vaerte/ streckende van steenen brugghetgen ofte sluysken buyten de stijlpoorte naer Overveen/daer uyt de brouwerijen deser stadt werden ghedient met versch ende soet water/ tot de selve neeringe dienstich ende noodich seer vervuylt/ besmettet ende geinfecteert werdt/ door de veelheydt van vuyle schadelijcke ende onreyne materien […]. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt t’Haerlem, by Adriaen Rooman/ Ordonnaris Stadts Boeck-Drucker, woonende inde Iacobijnestraet, inde vergulde Parsse, 1620. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 1: I afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1620 AR Haarlem [NHA 2166, 11]

1620-2 JOHAN COUTEREELS, L’ARITHMETIQUE gegevens ontleend aan Hoogendoorn (2009 en 2018)

titel: L’arithmetique de Iean Coutereels d’Anvers. Don’t le contenu se veoit en la page suivante. 299

formaat: 8o collatie: A-Y8 vingerafdruk: 162008 - b1 A2 n$n : *b2 Y3 m impressum: A Haerlem. Chez Adrien Rooman, Imprimateur a la Presse d’Or. colofon: A Haerlem, chez Adrien Rooman, Inprimateur a la Presse d’Or blz: 352 letter: ? tp: typografisch met portretgravure ornamenten: ? initialen: ? afbeeldingen: gegraveerd portret op tp. (naar Jan Saenredam?) samenstelling: ? voor: Symon Moulert (Middelburg) edities: 1. 1599 Symon Moulert Middelburg 2. 1606 Symon Moulert Middelburg 3. 1610 Symon Moulert Middelburg 4. 1620 AR/Symon Moulert Haarlem/Middelburg [UB Münster UL Aberdeen UL Oxford CU New York]

1620-3 (1621) DEN VAECK-VERDRYVER.

titel: Den vaeck-verdryver van de swaermoedighe gheesten. Vertellende vermackelijcke kluchtjens. Om het ghemoet te verlusten ende den Vaeck uyt de ooghen te houden. formaat: 8o 300

collatie: A-Y8 (mist Y8, blanco?) vingerafdruk: 162008 - b1 A2 heb : *b2 Y3 h$vin impressum: Ghedruckt t’Haerlem by Adriaen Rooman, Voor Ian Evertsz. Kloppenburgh, Boeck-vercooper tot Amsterdam woonende op ’t Water in den vergulden Bijbel, 1620. colofon: Ghedruct t’Haerlem, by Adriaen Rooman Boeckdrucker, woonende in de Iacobijnestraet in de vergulde Parsse, Anno 1621 blz: 348 letter: gotisch romein tp: typografisch met uitgeversmerk ornamenten: 1 (2x), 2(2x), band 3(8x) initialen: 1: D, E, N, T afbeeldingen: - voor: Jan Evertsz Cloppenburgh edities: 1620 AR/Jan Everts Cloppenburgh II Haarlem/Amsterdam [UBL 1072 C 29 SBH 176 H 9 BL 12304. c. 39]

1621

1621-1 S. AMPZING, LOF DER STADT HAERLEM.

titel: Het lof der stadt Haerlem in Hollandt. formaat: 4o collatie: π1 A-E4 F2

301 vingerafdruk: 000004 - b1 A2 n$v : b2 F o impressum: - colofon: Tot Haerlem. Ghedruckt by Adriaen Rooman, Ordonnaris Stadts- Boeck-drucker, woonende inde Iacobijne-straet, inde vergulde Parsse, Anno 1621. blz: 44 letter: romein cursief tp: 1. gegraveerd, 2. typografisch ornamenten: 1, band 2, 3 stadsvignet 1 op laatste pagina na colofonpagina initialen: 1: M afbeeldingen: grote anonieme gravure op eerste titelpagina: twee engelen al schildhouders van het Haarlemse wapen met lauwerkrans, voor een dode boom en omsloten door lauwertakken. Engelen en schild staan op een geraamte. De achtergrond wordt gevormd door een duinlandschap. Boven de scène een cartouche met rolwerk uitlopend op dolfijnen en met het opschrift 'Haerlem'. UBL 1204 B 29 mist deze gravure, maar heeft wel stadsvignet 1(?) op de laatste pagina na het colofon. Dezelfde situatie bij SBH 1 B 1 en SBH 1 B 46 (8), op het eerste [tekst weggevallen?] handgeschreven notitie (S. XXA?): titelplaat uitgescheurd. Oudere notitie over de inhoud van J. Koning. voor: eigen uitgave edities: 1. 1621 AR Haarlem [UBL 1204 B 29 UBA 689 C 95:1 SBH 1 B 1 SBH 1 B 46 (8)]

1621-2 ORDONNANTIE VANT SCHEYDRAGHEN

titel: - formaat: plano collatie: - 302

vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt t’Haerlem by Adriaen Rooman, Ordonnaris Stadts Boeck-Drucker, woonende in de Jacobijne-straet, in de Vergulde Parsse colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 1: D afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1621 Haarlem AR NHA 3993, 3956

1626

1626-1 vervalt

1626-2 AMPLIATIE [VAN DE ORDONNANTIE OP DE WEESKAMER VAN 1596]

titel: Ampliatie [van de Ordonnantie van de Wees-kamere binnen der stadt Haerlem] formaat: 4o collatie: A4 303

vingerafdruk: 162604- b1 A $g : b2 A3 com impressum: - colofon: - blz: 8 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: A, B, D, V, 2: B, V afbeeldingen: - voor: stad (ev. ook voor de weesmeesters) edities: 1626(?) AR Haarlem [UBA O 80-930 (31)]

1627

1627-1 VERBODT ONTHEYLIGINGHE SONDACH. titel: Verbodt teghens de ontheyliginghe van den sondach. Ghepubliceert ende afgekundicht vanden raethuyse der stadt Haerlem, den vierden januarij. Anno 1627. formaat: 4o

collatie: A4 vingerafdruk: 162704 - b1 A2 he : b2 A3 orsz.$

304 impressum: Ghedruckt tot Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordonnaris Boeck drucker/ woonende inde Jacobijne-straet/ inde vergulde Pars. 1627. colofon: - blz: 7 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: band 2 initialen: 1: E, 31: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1627 AR Haarlem [KB plakk Q 264 (16), UBA O 80-930 (33)]

1627-2 ORDONNANTIE ENDE LYSTE SALLARIS PROCUREURS.

titel: Ordonnantie ende lyste gheordonneert ende ghestatueert op ’t sallaris van den procureurs ofte tael-luyden dagelijckx voorvallende binnen der stadt Haerlem formaat: 4o collatie: A-C4 (A4 blanco). vingerafdruk: 162704 - b1 A2 cke : b2 C3 ren impressum: Tot Haerlem, gedruckt by Adriaen Rooman, Ordonnaris Drucker, inde vergulde Pars. Ano 1627. colofon: Te Haerlem ghedruckt, By Adriaen Rooman, Ordonnaris Drucker, inde Vergulden Pars. Anno 1627. blz: 23 305

letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1: A, I afbeeldingen: - samenstelling: voor: stad edities: 1627 AR Haarlem [KB plakk Q 264 (15) UBA O 80-930(3) GA Den Haag Hgst 4074:7

1627-3 ORDONNANTIE ENDE VERBODT OP HET BEDELEN. titel: Ordonnantie ende verbodt van niet te mogen bedelen, troggelen, noch in eeniger manieren Aelmoessen eysschen, bidden ofte ontfangen, ’tsy voor oft inde kercken, op de straten, voor de huysen, poorten, of andere publijcke plaetsen, binnen der stadt Haerlem. formaat: 4o collatie: A-B4 vingerafdruk: 162704 - b1 A2 end : *b2 B et$ impressum: Tot Haerlem, gedruckt by Adriaen Rooman, Ordonnaris drucker/ inde vergulde Pars. Ano 1627. colofon: - blz: 11 letter: gotisch romein civilité

306 tp: typografisch ornamenten: - initialen: 1: A, D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1627 AR Haarlem [KB plakk Q 264 (17) GA Den Haag Hgst 4074:6]

1627-4 MISSIVE TOT MAINTENEMENT DER WAERE CHRISTELIJCKE GHEREFORMEERDE RELIGIE

titel: Missive der Ed. Groot-Mog. Heeren Staten van Hollandt ende West- vrieslandt, van dato den twintichsten der voorleden maendt Meye, 1627. aen alle de steden harer provintie, tot maintenement der waere Christelijcke Ghereformeerde religie, ende weeringhe der Remonstrantsche. Af-ghelesen voor den volcke, den vijfden Iunij, binnen Haerlem. formaat: 4o collatie: [A]2 vingerafdruk: 162704 - b1=b2 maintenement de$gheeffectu impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, ordinaris Stads Boeck- drucker woonende inde Jacobijne-straet/ inde vergulde Pars. 1627. colofon: - blz: 4 letter: gotisch romein

tp: typografisch met stadsvignet 5 ornamenten: - 307

initialen: 1: W, 2: S afbeeldingen: - voor: stad edities: 1627 AR Haarlem [KB pflt 3748]

1627-5 KEUR OP VESTIGINGSVOORWAARDEN IN DE STAD [gedrukt samen 1627-3]

titel: Keure van dat niemant alhier binnen Haerlem, ofte de Vryheydt van dien, mach komen woonen, dan met wettelijcke Certificatie haers wandels vande Magistraet hunner laetste residentie oft woonplaetse. formaat: 4o collatie: - vingerafdruk: - impressum: - colofon: Tot Haerlem, Gedruckt by Adriaen Rooman, Ordonnaris Drucker, inde vergulde Pars. Ano 1627 blz: 2 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: D afbeeldingen: - voor: stad 308

edities: 1. AR Haarlem [SBH 3000, 17648 GA Den Haag 4074:7]

1627-6 BREDERODE: ORDONNANTIE OP DE JACHT

titel: Hans Wolphert van Brederode etc. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads Boeckdrucker, woonende inde Jacobine-straet, inde Vergulde Parsze. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: houtsnede met Brederodewapen in een rechthoekige renaissancistiche omlijsting initialen: 1: H, 32: D afbeeldingen: - voor: Brederode edities: Haarlem 1627 AR [KB 130 C 9, ingebonden]

1628

309

1628-1 ONDERSOECK WETTELIJCKHEYDT REMONSTRANTSCHE CONVENTICULEN

titel: Ondersoeck vande Wettelijkheydt der Remonstrantsche Conventiculen, om te bethonen dat de Remonstrantien ende Requesten die so aende Ed. Mog. H.H. Staten, als aende E. Magistraet van Amstelredam, ende anders; tegen de selve conventiculen sijn overgegeven in goede redenen sijn gefondeert. Tot verdediging der ontschuldige, ende onderrechting der misleyde. formaat: 4o collatie: A-B4 C2 vingerafdruk: 162804 - b1 A2 em : b2 C n impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Boeck-drucker woonende inde Jacobijne-straet, inde vergulde Parsse, 1628. colofon: - blz: 19 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: 2 initialen: 1: V, 2: C, 21: W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1627 AR Haarlem [UBA D.c. 19, 19a,20 UBVU pamflet 3815 UBVU XW. 00283.13 UBU Knuttel 3815 KB pflt 3815 UBL THYSPF 3355 SEMRPF 1628 365:2 Pamflt 1628:2228 UBN Pfl. Ned 1628:1

1628-2 WILLEM VAN NIEUWENHUYSEN, ORATIO

310

titel: Oratio de Scholastici muneris difficultate, habita à Guilhelmo Nieuwenhuysio, in primario Harlemensis Gymnasij auditorio [Grieks]. Suscepta illius regendi provincia, IX Kal. Novemb. [1628] formaat: 4o collatie: <***>4 A-L4 M2 and 3 folia in-2°, signed N-P vingerafdruk: 162804 - a1 (<***>)2 .$D.$ : a2 (<***>)3 nta$ben - b1 A f : *b2 M $d impressum: Harlemi. Ex officina Adriani Romani, Typographi Ordinarij, sub proelo aureo. [1628.] colofon: Harlemi. Ex officina Adriani Romani, Typographi Ordinarij sub Praelo aureo. 1628 colofon appendicis : Ghedruckt tot Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Stadts-Boeck-drucker, inde vergulde Parsze, met de noten van D. V. Horenbeek. Anno 1629 blz: 98 letter: gotisch romein civilité grieks notenschrift tp: typografisch met drukkersmerk 3 ornamenten: - initialen: 1: D, G, L, M, Q, 2: G, H, L, S afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1627 AR Haarlem [SBH 1 B 46:1 UBA O63-8636 UBL 1204 B 18:8 UBL THYSIA 1370]

1628-3 S. AMPZING, BESCHRYVINGE ENDE LOF VAN HAERLEM. 311

titel: Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem in Holland: in rijm bearbeyd: ende met vele oude en nieuwe stucken buyten dicht uyt verscheyde kronijcken/ handvesten/ brieven/ memorien ofte geheugenissen/ ende diergelijcke schriften verklaerd/ ende bevestigd. Door Samuel Ampzing, van Haerlem. Mitsgaders Petri Scriverii Laure-kranz voor Laurens Koster van Haerlem, eerste vinder vande boeck-druckerye. De voor-rede aen den leser geeft eenig onderwijs van onse Nederduytsche sprake, ende spellinge, in desen gebruykt, onder den tytel ofte Opschrift van Nederlandsch Tael-Bericht: handeld ook een weynig van de rijm-konste, tot nut ende lust der weet-gierigen. formaat: 4o collatie: π1 (?)-(3?)4 (3?)4 A-G4 2A-3V4 3A4(A2+`︠LO`A3.[4]) 3B4 3C2 3D-Q4 (3V4 blank) vingerafdruk: 162804 - 1a1 (?)2 ij$o : *1a2 (3?)2 ersegel - *2a1=2a2 (3?)(3 fmeester$ - 1b1 A e$ : 1b2 G3 ey - 2b1 A me : 2b2 3V2 isten$v - *3b1 A3 ktvel : 3b2 Q3 hole impressum: Te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads-Boeckdrucker/, M. DC. XXVIII. colofon: Gedruckt te Haerlem. By Adriaen Rooman, Ordinaris Stads Boeck drucker 1628. blz: 613 letter: gotisch, romein, cursief, civilité tp: gegraveerde + typografische titelpagina’s ornamenten: - initialen: 1: A, E, I, P, V, W, 2: A, I, K, W, 38: B, G, I, W. afbeeldingen: voor: eigen uitgave

312 edities: 1628 AR Haarlem genre: stadsgeschiedenis

1628-4 SCRIVERIUS , LAURE-CRANS (gedrukt achter 1628-3) titel: Petri Scriverii. Laure-crans voor Laurens Coster van Haerlem, eerste vinder vande boeck-druckery. formaat: 4o collatie: A4(A2+`︠LO`A3.[4]) B4 C2 D-Q4 vingerafdruk: 162804 - *b1 A3 ktvel : b2 Q3 hole 162804 - *b1 A3 ktvel : b2 N3 e$n impressum: Tot Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads-Boeckdrucker/ M. DC. XXVIII. colofon: - blz: 123 letter: gotisch romein civilté cursief tp: typografisch met uitgeversmerk 3 ornamenten: 1, band 2 initialen: 1: M, 38: W. afbeeldingen: gravure Saenredam met drukkerij, Costerportret van Van de Velde naar Van Campen. voor: eigen uitgave edities: 1. 1628 AR Haarlem [KB 553 J 3] 313

1628-5 ALSOO DEN HEEREN GHECOMMITTERDE [..] GHEVANGHENEN.

titel: Ongetiteld pamflet. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads- Boeckdrucker, woonende inde Jacobijne-straet, inde vergulde Parsse. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad

edities: 1628 AR Haarlem [NHA 2166, 14]

1628-6 KEURE TIMMERAGIEN BUYTEN DE STAD. titel: Keure opt stuck vande Timmeragien buyten de stad formaat: plano.

314 collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads- Boeckdrucker, woonende inde Jacobijne-straet, inde vergulde Parsse. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1628 AR Haarlem [NHA 2166, 15 (=16, 17]

1628-7 ORDONNANTIE OP GROND VAN DE KEUR OVER DE WEGEN

titel: ongetiteld pamflet. formaat: plano. collatie: - vingerafdruk: - impressum: - colofon: -

315 blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 32: V afbeeldingen: - voor : stad edities: 1628 AR Haarlem [NHA 2166, 18]

1628-8 WAERACHTIGE AFTEYKENINGE DER BEELDEN

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Gedruckt te Haerlem by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads- en Boeckdrucker, wonende inde Jakobijne-straet inde Vergulde Parsze, Anno 1628. colofon: - blz: 1 letter: romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: A 316

afbeeldingen: prent van Pieter Saenredam (del.) en Cornelis Koning (sc.) voor: eigen uitgave edities: 1. 1628 AR Haarlem

1628-9 BERICHT VAN HET BEELDEN-LEUGEN-MYRAKEL

titel: Bericht van het Beelden-Leugen-Myrakel te Bloemendael formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Gedruct te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads- Boeckdrucker, wonende inde Iakobijne straet, inde vergulde Parsze. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité cursief tp: - ornamenten: - initialen: 1: W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1628 AR Haarlem

317

1628-10 LIEDEKEN OP HET HAERLEMSCHE BEELDEN-LEUGEN- MYRAKEL

titel: Liedeken op het Haerlemsche Beelden-Leugen-Myrakel inden Bloemendaelschen Appelboom formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, wonende inde Jakobijne-straet inde Vergulde Parsze colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 21: W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1628 AR Haarlem

1629

318

1629-1 vervalt

1629-2 DAVID VAN HOORENBEECK, TROMPETS-GHECLANCK

titel: Trompets-gheclanck, gesteken op de veroveringe vande machtige, genaemde onverwinnelijcke stadt van ‘sHertogenbosch. Victorieuselijck gewonnen door den doorluchtigen, hoog-geboren, couragieusen, Nassouwichen vorst, Frederick Hendrick, Prince van Oranjen, &c. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 $al : b2 A3 yn$ impressum: Ghedruckt tot Haerlem, by Adriaen Rooman, voor D.V. Hoorenbeeck, Schrijfmeester der Latijnsche Schole, Anno 1629 9/17 colofon: Tot Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads-Boeck- drucker, inde Jacobyne-straet, inde vergulde Parsze blz: 8 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met ornament 5 ornamenten: ornament 5 op tp. initialen: 1: V, 2: F afbeeldingen: wapen van Frederik Hendrik (gravure) voor: David van Hoorenbeeck

edities: 1629 AR/DvH Haarlem [UBVU pamflet 3894 UBA Pfl. D. e. 12a KB pflt 3894 UBL THYSPF 3433 UBL Pamflt 1629:2 UBTilb KOD 030 A 120

319

1629-3 SAMUEL AMPZING, WEST-INDISCHE TRIUMPH-BASUYNE.

titel: West-Indische Triumph-Basuyne, Tot Godes ere, ende roem der Batavieren gesteken, van wegen de veroveringe der Spaensche Silver-vlote van Nova Hispania, inde Baij van Matanca, door de Schepen van de Geoctroijeerde West- Indische Compagnie, onder het beleyd vande E. Manhafte Heren See-Helden Pieter Pieterszen Heyn, Generael, ende Heynrick Korneliszen Lonk, Admirael, geschied den 8. sept. 1628. Door Samuel Ampzing, Bediender des Goddelijken Woords inde Gemeynte des Heren binnen Haerlem formaat: 4o collatie: (<***>)4 2(<***>)2 A-E4 F2 vingerafdruk: 162904 - a1 (<***>)2 vel,$e : a2 2(<***>) at$hy$u - b1 A Ke : b2 F ou impressum: Tot Haerlem. By Adriaen Rooman, Ordinaris Stads-Boeck-drucker, 1629 colofon: - blz: 56 letter: gotisch romein civilité notenschrift tp: typografisch met gravure (verovering van de zilvervloot) ornamenten: 1 initialen:1: M, S, W, 2: A, G, H. afbeeldingen: gravure op titelblad, Cornelis van Kittensteyn voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [KB 6 D 5:3 SBH 1 B 46:5 UBL THYSPF 3393 UBL Hotz 1423 BL C. 32.i.12 BL 11557.bbb.66:] 320

1629-4 ORDONNANTIE PROVISIONEEL OP DE MAENTLYCKE ORDINARIS BURGERS VIER-SCHARE

titel: Ordonnantie Provisioneel, Op de Maentlycke Ordinaris Burgers Vier- schare der Stadt Haerlem. formaat: 4o collatie: A-B4 (B4 blanco) vingerafdruk: 162904 - b1 A2 uere : b2 B2 $platt impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Stadts-Boeckdrucker' inde Jakobyne-straet inde vergulde Parsze. 1629 colofon: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Stadts-Boeckdrucker wonende inde Jakobyne-straet, inde vergulde Parsze. 1629. blz: 12 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 3 ornamenten: - initialen: 1: A, 2: E afbeeldingen: - voor: stad

edities: 1629 AR Haarlem [UBA O 80-930 (4) KB plakk Q 264:19 GA Den Haag Hgst 4074:10]

321

1629-5 ORDONN. VANDEN BRANDE.

titel: Ordonnantie Vande Brande der Stadt Haerlem. formaat: 4o collatie: A-B4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2. estat : b2 B3 uyv impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Stadts Boeck-drucker, woonende inde Jacobijne-straet, inde vergulde Parsse. 1629. colofon: - blz: 14 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1: A, S afbeeldingen: - voor: stad edities: 1629 AR Haarlem [UBA 80-930 : 41 KB plakk. Q 264:18 GA Den Haag Hgst 4074:8

1629-6 CONSIDERATIEN ENDE REDENEN DER E. HEEREN ... VAN DE WIC (NR. 5)

titel: 322

Consideratien ende Redenen der E. Heeren Bewind-hebberen vande Geoctroijeerde West-Indische Compagnie inde vergaderinge vande Ed. Hoog-Moghende Heeren Staten Generael deser Vereenighde Vrije Nederlanden den overgheleverdt, nopende de teghenwoordighe deliberatie over den Treves met den Konink van Hispangjen. Midtsgaders Conscientieuse Bedenkingen op deese Vrage, Ofmen in goeder Conscientie mach Treves maecken met den Coninck van Spangjen. Ende eenighe Consideratien op den Treves. Noch De Remonstrantie van syn koninklyke Majest. van Bohemen, inde Vergaderinge van de Ed. Hoog. Mogh. Heeren Staten Generael in-ghegeven. formaat: 4o collatie: A-D4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 $al$e : b2 D3 ,$een impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Boeckdrucker inde Jakobijne-straet, inde vergulde Parsze. 1629. colofon: - blz: 32 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 5 ornamenten: 5 initialen: 1: W, 2: E, 3:A, 42: H afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1629 AR Haarlem [UBA Pfl. D e 16 KB pflt 3912 UBL THYSPF 3446]

1629-7 CONSIDERATIEN ENDE REDENEN DER E. HEEREN VAN DE WIC (NR. 4).

323 titel: Consideratien ende Redenen der E. Heeren Bewind-hebberen vande Geoctroijeerde West-Indische Compagnie inde vergaderinge vande Ed. Hoog-Moghende Heren Staten Ghenerael deser Vereenigde Vrije Nederlanden den overgheleverdt, nopende de teghenwoordighe deliberatie over den Treves met den Konink van Hispangjen. Midtsgaders Conscientieuse Bedenkingen op deese Vrage, Ofmen in goeder Conscientie mach Treves maecken met den Coninck van Spangjen. Ende eenighe Consideratien op den Treves. Noch De Remonstrantie van syn koninklijke Majest. van Bohemen, inde Vergadernige [sic.] van de Ed. Hoog. Mogh: Heeren Staten Generael in- ghegeven. formaat: 4o collatie: A-D4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 em$ : b2 D3 s,$ee impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Boeckdrucke [sic.] inde Jakobijne-straet, inde vergulde Parsze. 1629. colofon: - blz: 32 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 5 ornamenten: 5 initialen: 1: H, W, 2: A, E afbeeldingen: -

voor: eigen uitgave edities: 1. 1629 AR Haarlem [KB pflt 3911a]

324

1629-8 CONSIDERATIEN ENDE REDENEN DER E. HEEREN VAN DE ... WIC (NR. 2)

titel: Consideratien ende Redenen der E. Heeren Bewind-hebberen vande Geoctrojeerde West-Indische Compagnie inde vergaderinge vande Ed. Hoog-Mogende Heren Staten Generael deser Vereenigde Vrye Nederlanden den overgelevert, nopende de teghenwoordighe deliberatie over den Treves met den Koning van Hispanjen. Midtsgaders Conscientieuse Bedenckinghen op dese Vraghe, Ofmen in goeder Conscientie magh Treves maecken met den Coningh van Spangjen. Ende eenighe Consideratien op den Treves. Noch De Remonstrantie van zijn koninglijcke Majest. van Bohemen, inde Vergaderinge van de Ed. Hoog-Mogh: Heeren Staeten Generael in-ghegheven. formaat: 4o collatie: A-D4 vingerafdruk:

162904 - b1 A2 de$ : b2 D2 eert$ (NB $ aan het eind is dubieus) impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Boeckdrucker inde Jacobijne-straet, in de vergulde Parsze, 1629. colofon: - blz: 32 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 5 ornamenten: 5 initialen: 1: H, W, 4: A, E1 afbeeldingen: - voor: eigen uitgave 325

edities: 1621 Haarlem AR [UBA D e 15 KB pflt 3910 en 3911 UBL THYSPF 3445 UBU Knuttel 3910 UBVU pamflet 3910 UBVU XW.00385:22]

1629-9 CONSIDERATIEN ENDE REDENEN VAN DE E. HEEREN VAN DE ... WIC (NR. 1)

titel: Consideratien ende Redenen der E. Heeren Bewind-hebberen, vande Geoctrojeerde West-Indische Compagnie inde Vergaederinghe vande Ed. Hoog-Moghende Heren Staten Generael deser Vereenigde Vrye Nederlanden den overgelevert, nopende de teghenwoordige deliberatie over den Treves met den Koning van Hispanjen. Midtsgaders Conscientieuse Bedenckingen op dese Vrage, Ofmen in goeder conscientie mach Treves maecken met den Coning van Spangjen. formaat: 4o collatie: A-D4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 oec : b2 D2 eert impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Boeckdrucker inde Jakobyne-straet, inde vergulde Parsze. 1629 colofon: - blz: 31 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 5

ornamenten: 5 initialen: 1: H, W, 4: A, E1 afbeeldingen: -

326

voor: eigen uitgave edities: 1. Haarlem 1629 AR [UBL Pamflt 1629: 28 (= Tiele 1629-2296) UBA Pfl. D e 14 en 14a UBVU pamflet 3909 KB pflt 3909 SBH 34 B 39 UBU Wttewaal 1627-1633:246]

1629-10 SAMUEL AMPZING, EER-DICHT IAN WILLEMSEN BOGAERT

titel: Eer-dicht Op het Vertreck van Ian Willemsen Bogaert, Oud-Schepen der stede Amsterdam 2. februarij. 1629 formaat: plano collatie: - vingerafdruk :- impressum: Ghedruckt te Haerlem. By Adriaen Rooman, Boeck-drucker woonende inde Jacobijne-straet inde vergulde Parsze colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: S afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities:

327

1629 AR Haarlem [KB 3939 UBA Port. Vondel 10b UBA Port. Vondel 10c UBA Pfl. D f 21 NHA Bibl. nr. 495]

1629-11 SAMUEL AMPZING, OP’T LASTER-DICHT. titel: Op 't Laster-dicht Tegens Ian Willemsen Bogaert, Oud-Schepen der Stede Amsterdam formaat: plano collatie:- vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem. By Adriaen Rooman, Boeck-drucker woonende inde Jacobijen-straet inde vergulde Parsze 1629. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: S afbeeldingen:- voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [KB Pflt 3941 UBA Pfl. DG 2]

1629-12 COPIE VANDE REQUESTE, CONFESSIE ENDE SENTENTIE VAN IAN WILLEMSEN BOGAERT

titel: Copie vande Requeste, Confessie ende Sententie van Ian Willemsen 328

Bogaert, Oud-Schepen der stad Amsterdam formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 eer : b2 A3 de impressum: Te Haerlem Gedruckt, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeckdrucker, woonende inde Jacobyne-straet, inde vergulde Parsze. Anno 1629. colofon: - blz: 8 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: - initialen: 1: V afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBA Pfl. D f 18 UBA Pfl. D f 19]

1629-13 VERANTWOORDINGH JAN WILLEMSZ. BOGAERT

titel: Verantwoordingh van Jan Willemsz. Bogaert, Oudt Schepen der Stede Amsterdam: Teghens Eenighe opgheraepte Leughenen ende Calumnien waer door getracht wordt yeder een te doen gelooven, dat hy sich selven soude hebben verrijckt met onbehoorlijcke middelen: als namentlyck met de kleyne Zeep-vaetjens de luyden te verkoopen. formaat: 4o

329 collatie: A-B4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 m$h : b2 B3 m impressum: Tot Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeck-drucker inde Jacobije-straet, inde vergulde Parsse, 1629 colofon: - blz: 15 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: - initialen: 1: D, 2: O afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBA Pfl. D.9.8 UBa Pfl. D. 9. 8a UBA Pfl. D. 9. 9 SBH 1 B 93 KB pflt 3949 UBU Knuttel 3949 UBL THYDPF 3471 UBVU pamflet 3949]

1629-14 CAREL LEENAERTSEN, COPIE VANDE REMONSTRANTIE.

titel: Copie van de Remonstrantie, Die by abuys van verscheyde persoonen genaemt werdt deductie. Overghelevert beneffens de Requeste der medeborgheren van Amstelredamme, als een verhael van alle de documenten der borgeren voorsz. inde vergaderinge van de Ed: Mog: Heeren Staeten van Hollandt ende West-Vrieslandt, Door Dr. Carel Leenaertsen, ende sijne gheassocieerde formaat: 4o collatie: A-B4 330

vingerafdruk: 162904 - b1 A2 lae : b2 B3 ebb impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeck- drucker woonende inde Jacobijne-straet inde vergulde Parsze, 1629. colofon: - blz: 16 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: 5 initialen: 1: A, G, 2: B afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBA Pfl. D. f. 16, 16a en 17 KB pflt 3936 SBH 2 B 53 UBL THYSPF 3468 UBL SEMRPF 1629 374:3 UBL Pamflt 1629:2318 UBVU pamflet 3936 UBVU XW. 00282:10 UBU Knuttel 3936 UBU pamflet 1629-6

1629-15 SCHUTTERS-DWANG.

titel: Schutters Dwang Ofte Verhael vande Proceduren, ghehouden teghen seeckere Schutteren tot Amsterdam, van weghen eenen Jan Claessen Vlooswijck, van den Crijghsraede ende Magistraet, den Schutteren teghen wil en danck tot Capiteyn opghedronghen. Midtsgaders haere ontschutteringh ende bannissement. D’oprechte Schutters eedt, door dwangh der Magistraten, werdt heiloos naeckt ontkleedt, en moet haer vryheydt laten. formaat: 4o

331 collatie: A-F4 vingerafdruk:162904 - b1 A2 ch$d : b2 F3 wo impressum: Ghedruct te Haerlem. By Adriaen Rooman, Ordinaris Boeckdrucker, woonende in de Jakobijne-straet in de vergulde Parsze, 1629 colofon: - blz: 48 letter: gotisch romein tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: - initialen: 61: W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBA Pfl. D. 9. 10, 10a, 11 KB pflt 3950 UBVU pamflet 3950 UBVU XW. 00388:50 UBU pamflet 1629-4 UBL THYSPF 3472 UBL Pamflt 1629:2327]

1629-16 SAMUEL AMPZING, EER-VERDEDIGINGE.

titel: Samuel Ampzings Eer-Verdediginge sijne Persoons, ende Ampts, tegens verscheyde onbekende Amsterdamsche Pasquil-Dichters, Wie hem onbedacht, ende valschelijk, ende tegens alle Christelijke billijkheyd, sonder het minste bewijs, ofte reden, het Eer-dicht, op het vertreck vanden E. Ian Willemszen Bogaert, Oud-Schepen der Stede Amsterdam, gemaeckt, in Arminiaensche bitterheyd, ende lasteringe toedichten, ende hem daermede inde Amsterdamsche sake onschuldig trecken, ende inwickelen, tot beschaminge der quaedwilligen, ende onderrechtinge der vroomen in't licht gegeven.

332 formaat: 4o collatie: A-B4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 o : b2 B2 $gr 162904 - b1 A2 o : b2 B2 n$g impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boek- drucker inde Jakobijne-straet, in de vergulde Parsze. 1629. colofon: - blz: 16 letter: gotisch romein tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: - initialen: 1: H afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBA Pfl. D. 9. 6, 6a en 7 UBA Vondel 8 L 6 KB pflt 3944 KB 376 D 45:10 SBH 1 B 46:7 SBH 1 F 821 UBU Knuttel 3944 UBL 1204 B 18 UBL THYSPF 3470 UBL Pamflt 1629:1294 UBVU pamflet 3944]

1629-17 vervalt

1629-18 ONDERSOECK WETTELIJCKHEYDT DER REMONSTRANTSCHE CONVENTICULEN (2e uitgebr. dr.)

333 titel: Ondersoeck Vande Wettelijckheydt der Remonstrantsche Conventiculen. Dienstich, Om te bethoonen dat de Remonstrantien ende Requesten die so aende Ed. Mog. H. H. Staten, als aende E. Magistraet van Amstelredam, ende anders, tegen de selve Conventiculen sijn overgegeven in goede redenen sijn gefondeert. Tot Verdediginge der Ontschuldige, Ende Onderrechtinge der Misleyde. Tweeden druck, van nieus oversien, ender verbetert. Hier achter is by gevoecht de Propositie ghedaen by Mr. Rouse in het Lager-Huys van het Parlement. Den 26. Januarij Ouden stijl. 1629. 5. Februarij Nieuwen stijl. 1629. formaat: 4o collatie: A-C4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 nte : b2 C3 eft$z impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boek- drucker inde Jakobijne-straet, inde vergulde Parsze. 1629 colofon: - blz: 23 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: vosje initialen: 1: V, 2: C, 44: M afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBA Pfl. D.f.5, 6 KB pflt 3927 UBU Knuttel 3927, UBVU pamflet 3927 UBL THYSPF 3459 UBL SEMRPF 1629:372 1A, 1B UBL

1629-19 vervalt

334

1629-20 SAMUEL AMPZING, KLAAG-LIEDEN VAN IEREMIAS

titel: De Klaeg-Lieden Van den H. Propheet Ieremias. Beneffens Den Lof-Sang van den H. Propheet Michas, kap. 7. ende het Gebed der Martelaeren, ende bloed-getuygen des Heren. Apoc. 6. 9. 10. Tot dienst ende nut van Gods Kercke in geduld, ende hope, in dese bedroefde Laetste-tijden, ende swaere vervolgingen, inde gansche Christenheyd, door den Roomschen Antichrist, ende sijnen bloedigen aenhang, in Nederduytschen Rijn bearbeyd, ende aen alle Christelijke Gereformeerde Gemeynten der Vereenigde Nederlanden, ende met-namen der Stad Haerlem, ende des Lands van Kermerland, voor eene Nieuwe-jaers gave opgedragen door Samuel Ampzing, Bedienaer des Goddelijken Woords inde Gemeynte des Hene binnen Haerlem. De Voor-rede bewijst beknopt ende bondig dat de Paus van Romen de Antichrist is. 1.Pet.4.17. Het is tijd dat het oordeel van den huyse Gods beginne: ende ist dat het eerst van ons begint, wat sal het eynde wesen der gener die het Evangelium Gods niet geloofd en hebben? formaat: 4o collatie: A-K4 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 te$sij : *b2 K2 ven. impressum: Te Haerlem. Gedruckt by Adriaen Rooman, Ordinaris Stadts- Boeck-drucker. 1629 colofon: - blz: 80 letter: gotisch romein notenschrift tp: typografisch met fleurons

ornamenten: 5 initialen: 1: S afbeeldingen: - 335

voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBL 1204 B 18 KB 763 D 45:2 KB 6 D 6 UBVU XI. 07650 SBH 1 B 47:1

1629-21 SAMUEL AMPZING, HOOG-LIED.

titel: Het Hoog-Lied Van den heyligen ende wijsen Koning ende Propheet Salomon, Met eene korte Verklaringe: In Nederduytschen Rijm bearbeyd door Samuel Ampzing, Bedienaer der Goddelijken Woords inde Gemeynte des Heren binnen Haerlem. formaat: 4o collatie: (<***>)4 A-E4 vingerafdruk: 162904 - a1 (<***>)2 egev : a2 (<***>)3 et$me - b1 A d : b2 E3 er$ impressum: Gedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Stads Boekdrucker, wonende inde Jakobijne-straet inde vergulde Parsze, 1629. colofon: - blz: 48 letter: gotisch romein notenschrift tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: initialen: 1: E, 2: H afbeeldingen: - voor: eigen uitgave

336 edities: 1629 AR Haarlem [UBL 1204 B 18 KB 2 K 45:2 763 D 45:1 SBH 1 B 47:8]

1629-22 DISCOURS AENGAENDE TREVES OF VREDE

titel: Discours, Aengaende Treves of Vrede, Met de Infante ofte Koning van Hispanien, ende dese Vereenighde Nederlanden. Waer in verhandelt werdt 1. Redenen waeromme het schijnt gheraden te sijn. 2. Antwoorden, op de voorgaende Redenen. 3. Verder Insichten, waerom het niet gheraden sy. 4. Aenhangsel 5. Extract uit brieven van Maurits uit 1608 formaat: 4o collatie: A-E4 vingerafdruk: 163004 - b1 A2 ,$of$ : b2 E3 $den$ impressum: Tot Haerlem, By Adriaen Rooman, Boeckdrucker in de Jacobijne-straet, inde vergulde Parsze, 1629. colofon: - blz: 39 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 5 ornamenten: 5 initialen: 4: W

afbeeldingen: - voor: eigen uitgave

337 edities: 1629 AR Haarlem [UBA D. f. 1, 1a KB pflt 3919 ] 1629 s.l. 1630 AR Haarlem

1629-23 CONSULTATIO THEOLOGICA

titel: Consultatio Theologica de Iuramento In Militia Civica Sancte praestando, data ad quaestiones quinqui, quas Deputati utriusque; Synodi Zuydt & Noort Hollandiae in causa conscientiae exhibuerunt 30 Novemb. 1628. à facultate Theologicâ Academie Lugduno Batavae. Defensa & vindicate a calumniis & criminationibus, per eiusdem facultatis Theologos. Theologische Consultatie Ofte Raet-pleginghe van den Eed der Schutterye, gegeven op bydragen, de welcke de Gedeputeerden vande Suyt ende Noord- Hollandsche Synoden in cas der conscientie den 30. Novemb.1628. hebben overgeleverd, vande Theologische Faculteyt vande Hooge Schole der Stad Leyden, door de Theologanten der selve Faculteyt vande lasteringen ende quade nae-sprake beschermt, ende verdedige. formaat: 4o collatie: A-B4 (B4 blanco) vingerafdruk: 162904 - b1 A2 s,$ : b2 B3 en$ impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeck- drucker inde Jakobijne-straet, inde vergulde Parsze. 1629. colofon: - blz: 14 letter: gotisch romein tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: - initialen: 1: I, 2: A

338 afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBA Pfl. D. h. 3, 4 UBL THYSPF 3483 KB pflt 3963 UBU Knuttel 3963]

1629-24 CONSIDERATIEN ENDE REDENEN DER E. HEEREN BEWIND-HEBBEREN (NR. 3) titel: cf. 1629-8 formaat: cf. 1629-8 collatie: cf. 1629-8 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 de$ : b2 D2 ijnee impressum: cf. 1629-8 colofon: cf. 1629-8 blz: cf. 1629-8 letter: cf. 1629-8 tp: cf. 1629-8 ornamenten: cf. 1629-8 initialen: 1: H, W 2: A, 4: E1 afbeeldingen: cf. 1629-8 voor: eigen uitgave edities: 1. Haarlem AR [KB PFLT 3911]

339

1629-25 ORDONNANTIE MET BETREKKING TOT PREFERENTIE BIJ BOEDELS

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem by Adriaen Rooman Ordinaris Stadts Boeck- drucker woonende inde Iakobyne-straet; inde vergulde Parsze. Anno, 1629. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 33: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1629 Haarlem AR NHA 3993, 1456

1629-26 REMONSTRANTIE GEDEPUTEERDEN DER ZUYDT ENDE NOORDT-HOLL. SYNODEN .

titel: Remonstrantie Aende Ed. Mog. Heeren Staeten van Hollandt, ende West- Vrieslandt, Vande Gedeputeerden der Zuydt ende Noordt-Hollandtsche Synoden overghelevert den 28. Feb. 1629 .Waer by versocht wordt naerdere vast-stellinghe vande Gereformeerde Religie tegens de Factie der

340

Remonstranten. Midtsgaders Consultatie in cas van conscientie ghegeven over het stuck van den schutterlijcken eede, door de E. E. Professoren der Theologie tot Leyden, ende Gedeputeerden van beyde de Synoden, met het vertooch dien aengaende door de ghemelte Ghedeputeerden aen haer Ed. Mog. gedaen. Psalm. 144. Vers. 11. Verlost mij oock ende beschermt mij van der handt der vreemden kinderen; welcken leere en is geen nutte, ende haer wercken sijn valsch. formaat: 4o collatie: A-D4 E2 vingerafdruk: 162904 - b1 A2 tho : b2 E2 $Burg 162904 - b1 A2 s$te$ : b2 E2 $Burg impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boekdrucker inde Jakobyne-straet, inde vergulde Parsze. 1629 colofon: Ghedruct te Haerlem, By Adriaen Rooman, Boeck-drucker woonende in de Jacobyne-straet in de vergulde Parsze, 1629 blz: 36 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: - initialen: 1: E, 2: H, 44A: G, M afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [UBA D. h. 1, 1a, 2 KB pflt 3962, 3962a UBVU pamflet 3962 UBL THYSPF 3482 UBL SEMRPF 1629:378 7B, 7C UBL Pamflt 1629:2337 UBU pamflet 1629-1]

1629-27 EEN ALDERVINNIGST GEDENK-SCHRIFT 341

titel: Aen den Christelyken leser formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedrukt te Haerlem. by Adriaen Rooman, Ordinaris Boek-drucker, inde Jakobyne-straet, inde vergulde Parsze. 1629 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein cursief civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: C afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1629 AR Haarlem [KB Pflt 3920]

1630

1630-1 JOOST WILLEMS NIEUKERCK (NIJKERKE), KLAER-BERICHT.

titel:

342 titel: Klaer-bericht Ofte Aenwijsinghe Hoe ende op wat wyse, de teghenwoordighe dierte der Granen sal konnen gherenedieert werden ebde de Schipvaert deser landen vergroot. Hier achter syn by ghevoecht eenighe haestighe veranderinghen van goede ende diere tyden. formaat: 4o collatie:A-C4 vingerafdruk: 163004 - b1 A2 $in$ : b2 C2 rent impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeckdrucker aen 't Sand by het Stadhuys, inde vergulde Parsze colofon: - blz: 23 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 5 ornamenten: 5 initialen: 1: A afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1630 AR Haarlem [KB pflt 4004a UBA D.i.2] 2. 1630 Aert Meuris Den Haag 3. 1630 Marten Gerbrandsz Hoorn

1630-2 SAMUEL AMPZING, FASCICULUS EPIGRAMMATUM SUPER EXPUGNATI ET DEVICTA OLINDA

titel: Fasciculus Epigrammatum Super expugnatâ & devictâ Olinda, ditionis 343

Fernambuci, in Brasilia, à classe & milite Societatis indiae Occidentalis, ductu generosissimorum ac fortissimorum Heroum Henrici Lonquii, terrâ marique Praefecti generalis & Diderici à Wardenburg, militiae terrestris Tribuni. Een bondelken Sin-Dichten Van wegen de Veroveringe van Olinda, de Hoofd- stad van Fernambuco in Brasilien, door de Vlote vande Geoctroijeerde West-Indische Compagnie, onder het beleyd van de E.E. manhafte, gestrenge, ende onverzaegde Helden, Heyndrick Kornelisz. Loncq, Generael te Water ende te Lande, ende Diderick van Wardenburg, Kolonel over het Krijgs-wesen te Lande. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 163004 - b1=b2 A3 nstae impressum: Gedruckt te Haerlem. By Adriaen Roman, Ordinaris Boeckdrucker wonende aen 't Sand by 't Stad-huys inde vergulde Parsze. Anno 1630. colofon: - blz: 8 letter: gotisch romein tp: typografisch met fleurons ornamenten: - initialen: 2: S afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1630 AR Haarlem [UBL 124 B 18:7]

1630-3 DISCOURS AENGAENDE TREVES OF VREDE (2e dr.)

344 titel: Discours, Aengaende Treves of Vrede met de Infante ofte koning van Hispanien, ende dese Vereenighde Nederlanden. Waer in verhandelt werdt 1. Redenen waeromme het schijnt geraden te sijn. 2. Antwoorden, op de voorgaende Redenen. 3. Verder Insichten, waerom het niet gheraden sy. formaat: 4o collatie: A-E4 vingerafdruk: 163004 - b1 A2 ,$of$ : b2 E3 $den$ impressum: Ghedruck tot Haerlem, By Adriaen Rooman, Boeckdrucker in de Jacobijne-straet, inde vergulde Parsze, 1630 colofon: - blz: 39 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 5 ornamenten: 5 initialen: 4: W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1630 AR Haarlem [KB pflt 4024 SBH 34 B 35:7 UBGent ]

1630-4 MATHIAS DAMIUS, LOGHEN-MEERDERING

titel: Loghen-Meerdering, Of des Harminiaenschen Loghen-taels vaster bewys met augmentatie van Loghenen. Door Mathiam Damium. Inimicus simulans inimicissimus.

345

Geveynsde Broederschap de grootste Vyandschap. Geveynsde Broederschap hoe schoon sy schijnt te wesen, Is niet meer als Vyandschap, en aldermeest te vresen. formaat: 4o collatie: π1A-L4 (mist L4, blanco?) vingerafdruk: 163004 - b1 A h : b2 L3 an$ impressum: Ghedruckt te Haerlem by Adriaen Roman, Boeck-drucker aen 't Sandt, inde vergulde Parsze. 1630 colofon: - blz: 89 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 7 ornamenten: ornament 1, ornament 7 op tp initialen: 42: H afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1630 AR Haarlem [UBA D.m. 7, 8 KB pflt 4090 UBU Knuttel 4090 UBL THYSPF 3613 UBL Pamflt 1630

1630-5 CORNELIS VLACQ (?) GOUDANUS, BAILLJU VAN SUYDT-HOLLANDT

titel: Goudani. Baillju van Suydt-Hollandt, Ofte Ghetoomde Vermetelheyt. Droef begin, Bly-eynde-Spel. formaat: 4o

346 collatie: A4(A1+X1)B-G4(G4 blanco) vingerafdruk: 163004 - b1 A2 n$ : b2 G2 $gh impressum: Ghedruckt tot Haerlem, Voor den Autheur tot der Goude. By Adriaen Rooman, woonende aen 't Marckt-Veldt in de Vergulde Parsse, 1630. colofon: - blz: 59 letter: gotisch romein tp: typografisch met gravure ornamenten: - initialen: 47: I, 62: K afbeeldingen: tp. met gravure (confiscatiescene), opdracht met houtsnede (schoolklas?) voor: auteur edities: 1630 AR/Goudanus Haarlem [SBH 128 A 15, 16 KB 504 B 218 UBL 1091 B 13 UBU Moltzer 6 B 77]

1630-6 PETRUS SCRIVERIUS, SATURNALIA.

titel: Petri Scriverii Saturnalia, Ofte Poëtisch Vasten-avond-spel, Vervatende het gebruyk ende misbruyk vanden Taback, Onlangs by den Auteur in’t Latijn beschreven, ende nu verrijkt, ende herdruckt: mitsgaders tot dienst ende Vermaeck van een yder in Neder-Duytsch vertaeld. Door Samuel Ampzing. Onderschrift titelafbeelding: Haec vitae imago fumus, atq., herbae vapos Humana cuncta: et, verbo ut absolvam, nihil.

formaat: 4o 347

collatie: A-F4 vingerafdruk: 163004 - *b1 A3 t$voor$bey : b2 F2 den$r impressum: Gedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Stads- Boek-drucker. 1630. colofon: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck-drucker, woonende aen 't Sand by 't Stad-huys, inde vergulde Parsze. Anno 1630. blz: 47 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met gravure (attributen van het tabaksgebruik) ornamenten: drukkersmerk 3 op colofonpagina initialen: 1: A, 2: M, P, 21: E, H afbeeldingen: op tp. voor: eigen uitgave edities: 1630 AR Haarlem [SBH 1 B 46(4)] 1631 Leiden Willem Christiaens van der Boxe

1630-7 D'AMSTERDAMSCHE ADACEMI

titel: D’Amsterdamsche Academi aen ale Poeten en Dichters der Vereenighde Nederlanden, Liefhebbers vande goude Vryheyt. Bondigh ende beknopt Antwoordt op de onbeschaemde Arminiaensche Vraeghen vande Amsterdamsche Academi. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - 348

impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeck- drucker, inde Iakobyne-straet, inde vergulde Parsze. Anno 1630 colofon: - blz: 1 letter: romein tp: - ornamenten: - initialen: 1: A, 3: A afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1630 AR Haarlem [UBA Port. Vondel C 3 b]

1630-8 RESOLUTIE HAERLEM NOPENDE TREVES

titel: Resolutie, By de Heeren Raeden ende Vroetschappen der Stadt Aherlem [sic.], ghenomen op seeckere Missive aen haerlieden ghesonden, van d’E. Groot Moghende Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt, Nopende ‘tstuck vanden treves. formaat: 4o collatie: A-B4 C2(C2 blanco) vingerafdruk: 163004 - b1 A2 e$eeni : b2 C $ 163004 - b1 A2 $eenig : b2 C $

impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Stadts Boeck- 349 drucker, woonende aen 't Marckt-veldt, inde vergulde Parsze, 1630 colofon: - blz: 18 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 5 ornamenten: band 1 initialen: 1: D, N, afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1630 AR Haarlem [UBA Pfl. D.i. 6, 6a, 7, 7a, 8:1 KB pflt 4009, 4009a, 4010 SBH 1 B 26 UBU Knuttel 4010 UBVU pamflet 4009 UBL THYSPF 3539 UBL Pamflt 1630 : 2362

1630-9 JACOB LIEVENS VAN ROG, KORT VERTOOGH

titel: Kort ende klaer Vertoogh, Waer in bewesen wordt, Dat de Staten van den Lande, met Wilhelmus Prince van Orangjen etc. den oorlog teghen den Koning van Spangjen aengenomen hebben , voor de Vrijheydt vande Lande, ende voor de Ware Christelijcke Ghereformeerde Religie, blyckende uyt de Oude ende Nieuwe Verbonden, Accoorden ende Resolutien, die sy eerst met malkanderen, ende daer nae met uytheemsche Koninghen, Princen ende Vorsten ghemaeckt hebben, Hoogh noodich in desen tijden een yeghlijck te weeten, insonderheydt den geenen die in Regieringe sijn. Ghecolligeerdt wt de Gheloof-waerdichste Historyschrijvers, door I. L. van Rog. Cicero. De Historien sijn ghetuyghenissen des tijdts, het licht der waerheydt, het leven der memorien, meesterszen van het leven ende boden des ouderdoms.

formaat: 4o collatie: A-C4 350

vingerafdruk: 163004 - b1 A2 ck$g : b2 C3 ons impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeckdrucker, woonende aen 't Sand by 't Stadthuys, inde vergulde Parsze. 1630. colofon: - blz: 23 letter: gotisch romein tp: typografisch met fleurons ornamenten: - initialen: 2: A afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1630 AR Haarlem [UBA Pfl. D. I. 36, 37, 37a KB pflt 4082, 4082a, UBL THYSPF 3611 UBVU Pamflet 4082, 4082a]

1630-10 COPYE VANDE REQUESTE DER DIENAREN

titel: Copye vande Requeste der Dienaren, Der Gedeputeerde van de Synode der Geunieerde Proventien. Over ghegeven den 16. September, 1630. Aende Ed: Ho: Mo: Heeren Staten Generael. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 163004 - b1 A2 nig : b2 A3 erc impressum: Tot Haerlem, Voor Adriaen Rooman. Int Jaer ons Heeren, 1630 colofon: - 351

blz: 5 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 3 (van drukker) ornamenten: 3 op tp initialen: - afbeeldingen: - voor: Adriaen Rooman (drukker ?) edities: 1630 ?/AR Haarlem [KB pflt 4068a UBVU pamflet 4068a]

1630-11 ALSOO OPENBAERE STRAET-SCHENDERS ENDE BEDERVERS.

titel: Ongetiteld pamflet. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeck- drucker, aen 't Sant, by 't Stadhuys inde vergulde Parsze. 1630 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - 352

initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1630 AR Haarlem [NHA 2166, 19]

1630-12 ORDONNANTIE TURF-DRAGERS ENDE -DRAEGHSTERS

titel: Ordonnantie Ghemaeckt by den Heeren van den Gherechte der Stadt Haerlem, op’t stuck vanden Turf dragers ende Turf draechsters. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Boeck- drucker, woonende aen't Sandt by 't Stadthuys, inde vergulde Parsze. 1630 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 1: I afbeeldingen: - voor: stad edities: 353

1630 AR Haarlem [NHA 1622, 20]

1630-13 VERORDENING TEGEN DE ILLEGALE JACHT OP EN VERSTORING VAN ZWANEN EN ANDERE WATERVOGELS

titel: Ongetiteld pamflet. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Boeckdrucker aen’t Sand, inde Vergulde Parsze, 1630. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: stadmerk 5 initialen: 31: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1630 AR Haarlem [NHA 2166, 35]

1630-14 NIEUWE-IAERS DANK-OFFER

354 titel: Nieuwe-iaers dank-offer van wegen de groote ende onwaerdeerlyke overwinningen, ende segeningen, die god almagtig sijne waerde kerke, ende ons lieve vaderland, opden roomschen antichrist, ende koning van Spanjen, met hunnen bloedigen aenhang, het voorleden jaer, naer sijne sonderlinge genade, heeft gegeven. formaat: plano collatie:- vingerafdruk:- impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Rooman, Ordinaris Stads Boek- drucker, inde Jacobijne-straet, inde vergulde Parsze. 1630. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein cursief civilité tp: - ornamenten:- initialen: 1: D afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1630 Haarlem AR [KB pflt 3986]

1631

1631-1 QUINTYN WEYTSEN, TRACTAET VAN AVARIEN

355 titel: Een Tractaet van Avarien, Dat is Ghemeene Contributie vande Koopmanschappen ende Goederen inden schepe gevonden om te helpen dragen, ‘tverlies van eenighe Kooplieden ofte Schippers goeden, gewillichlijck gebeurt, om lijf, Schip, ende goet te salvieren. Ghemaeckt by Quintyn Weytsen, Eertijts Raedt des Con: Majts in den Hove van Hollandt. formaat: 4o collatie: A-C4 D2 vingerafdruk: 163104 - b1 A2 1$c : b2 D ch impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck-drucker, 1631. colofon: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck-drucker, aen't Sand by het Stadthuys, inde vergulde Parsze. 1631. blz: 27 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met Unievignet 1 ornamenten: 1, drukkersmerk 2 (op colofonblz.), initialen: 1: A afbeeldingen: Costerprent (laatste blz.) voor: eigen uitgave edities: 1. 1631 AR Haarlem [UBGent 9066 (N6M 1631) Den Haag MM 145 G 034] 2. 1641 Wed. en erven Symon Moulert, Middelburg 3. 1646 Louis Vlasbloem, Harlingen 4. e.v. : nog enkele tientallen drukken tot in de 18e eeuw

1631-2 KEURE ENDE ORDONNANTIE PROVISIONEEL VOOR DE BIER-WERCKERS

356

titel: Keure ende Ordonnantie Provisioneel, waer op de gheswooren Deecken Vinders ende Bier-werckers binnen de Stad Haerlem, hen voortaen sullen hebben te gedragen ende te reguleren. formaat: 4o collatie: [A] 4 vingerafdruk: 163104 - b1 Deecken $de$boet : b2 aen't lle$ impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, aen't Sand by 't Stadthuys, in de vergulde Parsze. Anno 1631 colofon: - blz: 7 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1: E afbeeldingen: - voor: stad edities: 1631 AR Haarlem [KB plakk. Q 264:20 UBA O 80-930 (26)]

1631-3 GUILLELMUS A BASE, CARMEN DE CULTU DEI.

titel: Carmen de Cultu Dei. Quod animi sui grati testimonium, Amplissimis Doctissimisque V.V. D.D. Curationibus Gymnasiarchae Cęterisque inclytae

357

Harlemensium Scholae moderatoribus vigilantissimis obtulit Guilielmus a Base. Cum ad Academiam XIV. Cal. Octob. M. DC. XXXI. Promoveretur. formaat: 4o collatie: [A]4 B2 vingerafdruk: 163104 - b1 B a$ : b2 B2 oi$ôio impressum: Harlemi, Ex Officina Adriani Romani, sub praelo aureo Anno 1631 colofon: - blz: 11 letter: romein grieks tp: typografisch met drukkersmerk 1 ornamenten: 1 initialen: 1: L 65: B afbeeldingen: Costerprent keerzijde tp voor: eigen uitgave edities: 1. 1631 AR Haarlem

1631-4 ROMBOUT HOGERBEETS, VAN HET AENLEGGHEN EN VOLVOEREN DER PROCESSEN

titel: R. Hogerbeets, Van het Aenleggen ende Volvoeren der Processen, Voor de Respective Hoven van Justitie in Holland. formaat: 4o collatie: A-C4 D2 358

vingerafdruk: 163104 - b1 A2 ver$ - b2 Dc impressum: Ghedruckt te Haerlem, aen 't Sand, by het Stadhuys, inde vergulde Parsze. 1631. colofon: - blz: 28 letter: gotisch romein tp: typografisch met portretmedaillon (houtsnede) ornamenten: 1 initialen: 1: D afbeeldingen: portret op tp. voor: eigen uitgave edities: 1. Haarlem AR [UBL THYSIA 2303 UBU Pamflet UB 643] 2. Den Haag Wed. Hillebrand van Wouw 3. Amsterdam Frans Pels 4. Rotterdam Matthys Bastiaensz vele latere drukken

1631-5 MATTHIAS HÖE VON HÖENEGG, BEWEEGLIJCKE BRIEFF

titel: Beweeglijcke brieff, gheschreven aen den Vorst van Lichtensteyn, by den Hoff-Predicker van den […] Mathias Hoe. Waer inne hy klaecht over de reformatie ende verjaginghe der pastoren. formaat: 4o collatie: [A]4 vingerafdruk: 163104 - b1 en $ : b2 Dienst- $Ghenae 359

impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker aen ‘t Sand, by het Stadhuys, inde vergulde Parsze. 1631 colofon: - blz: 8 letter: gotisch romein civilité cursief tp: typografisch met ornament 7 ornamenten: ornament 7 initialen: 43: D afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: [UBL THYSPF 3733]

1631-6 HUGO DE GROOT, INLEYDINGHE TOT DE HOLLANDSCHE RECHTSGHELEERDHEYD

titel: Inleydinghe tot de Hollandsche Rechtsgheleerdheyd. Beschreven by Hugo de Groot. Mitsgaders Van ’t aenleggen van een Proces voor de respective Hoven van Justitie in Holland, ghesteldt by Rombout Hogerbeets. formaat: 4o collatie:<***> - 2<***>4 A-214, 2A-C4 2D2 vingerafdruk: 163104 – a1 <***>2 $hy$oo : a2 <***>3 noemt$on – 1b1 A $ : 1b2 213 onn – 2b1 A2 er$se – 2b2 D r impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, boeck-drucker. Anno 1631 colofon: - 360

blz: 272 letter: gotisch romein tp: typografisch met portret auteur ornamenten: - initialen: 1: A, R, W, 2: A afbeeldingen: portret De Groot op tp, cf. Van Beresteyn 9a voor: eigen uitgave edities: 1. 1631 Den Haag Wed. en Erven Hillebrant Jacobsz van Wouw (Ter Meulen- Diermanse 757) 2. 1631 Den Haag Wed. en Erven Hillenbtant Jacobsz van Wouw , Tweede druk (Ter Meulen-Diermanse 758) 3. 1631 Amsterdam Cornelis Willemsz Blaeu-laken/Frans Pels, Tweede verb. druk (Ter Meulen-Diermanse 759) 4. 1631 AR Haarlem (Ter Meulen-Diermanse 760) [KB 2105 A 267 SBH 92 C 19:3 UBA O 63-7548 UBL 1011 F 28 5. 1631 Rotterdam Pieter Corssen (Ter Meulen-Diermanse 761) Hierna nog vele edities

1631-7 ROMBOUT HOGERBEETS, VAN HET AENLEGGHEN

titel: Van het Aenleggen ende Volvoeren der Processen, Voor de Respective Hoven van Iustitie in Holland. formaat: 4o collatie: A-C4 D2 vingerafdruk: 163104 – b1 A2 er$se : b2 D r impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman Boeckdrucker, aen’t 361

Sand, by het Stadhuys, inde vergulde parsze. 1631. colofon: - blz: 26 letter: gotisch, romein, civilité tp: typografisch met portret van Hogerbeets ornamenten: 1 initialen: 1: D afbeeldingen: portret Hogerbeets op tp. voor: eigen uitgave edities: 1631 AR Haarlem [SBH 92 C 19 (:4)]

1631-8 BEKENDMAKING MET BETREKKING TOT DE TREKVAART EN WAGENWEG TUSSEN HARLEM EN AMSTERDAM

titel: Ongetiteld pamflet. formaat: plano collatie:- vingerafdruk:- impressum: By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck-drucker, aen ’t Sand by het Stadhuys, inde Vergulde Parsze. Anno 1631 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité

362 tp: - ornamenten: - initialen: 1: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1631 AR Haarlem [NHA 2166, 21]

1631-9 ORDONNANTIE TEN BEHOEVE VAN DE PLAATSELIJKE LIJNWAADMAKERS

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Boeckdrucker, aen ’t Sand, by het Stadthuys, inde vergulde Parsze. Anno 1631. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: stadsvignet 2 initialen: 37: D afbeeldingen: -

363 samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1631 AR Haarlem [NHA 2166-13]

1631-10 ORDONNANTIE MET VERBOD OP (GRAAN)HANDEL MET DE RUSSISCHE AMBASSADEUR

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Boeckdrucker aen het Sand by ’t Stadhuys, inde Vergulde Parsze. Anno 1631. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: A afbeeldingen: - voor: stad

edities: 1. 1631 AR Haarlem [NHA 2166, 22]

364

1631-11 OPROEP VAN HAARLEM EN AMSTERDAM TOT EEN AANBESTEDINGSDAG VOOR EEN WEG MET SLOOT TUSSEN BEIDE STEDEN TEN NOORDEN VAN DE NIEUWE TREKVAART

titel:- formaat: 4o collatie: - vingerafdruk: - impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Boeckdrucker aen het Sand by ’t Stadhuys, inde Vergulde Parsse colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 32: D afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1631 AR Haarlem [NHA 2166, 23]

1631-12 UITNODIGING AAN INVESTEERDERS OM SCHEEPSTIMMERWERVEN IN TE RICHTEN OP GROND DOOR DE STAD TER BESCHIKING GESTELD

365

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Boeckdrucker, aen ’t Sand, by het Stadthuys, inde Vergulde Parsze. Anno 1631. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: stadsvignet 2 initialen: 1: A afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1631 AR Haarlem [NHA 2166, 24]

1632

1632-1 KEUREN ENDE ORDONNANTIEN VANDE WARMOESIERS

titel: Keuren ende Ordonnantien, Vande Warmoesiers binnen der Stad Haerlem.

366

formaat: 4o collatie: A6 vingerafdruk: 163204 – b1 A2 rdo : b2 A3 terd impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, aent Sand, in de Vergul de Parsze. 1632 colofon: - blz: 12 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1: B, 2: A, B, 3: A , 42: D afbeeldingen: samenstelling: voor: stad edities: 1. 1632 AR Haarlem [UBA O 80-930 (27) Den Haag Hgst 4074:12]

1632-2 SAMUEL AMPZING, SUPPRESSIE DER IESVWYTESZEN

titel: Suppressie, Vande vermeynde Vergaderinge der Iesuwyteszen door Urbanus VIII by den gedoge Gods Paus van Romen: Met eenige Poëtische-Theologische Bedenkingen. formaat: 4o collatie: A-D4

367 vingerafdruk: 163204 – b1 A2 end : b2 D3 :$A impressum: Gedruckt te Haerlem. By Adriaen Roman, Boeck-drucker, aen’t Sand by het Stad-huys, inde Vergulde Parsze. Anno 1632 colofon: - blz: 32 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met ornament 1 ornamenten: 1 initialen: 1: D, G, W, 21: I afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1632 AR Haarlem [UBA Pfl. D r 7a KB pflt 4286 SBH 1 B 47:5 UBL THYSPF 3856 UBL 1204 B 18:8]

1632-3 SAMUEL AMPZING, CATOOS KOPPEL-DICHTEN

titel: Catoos Koppel-dichten van de seden, vertaeld ende berijmd door Samuel Ampzing, Bedienaer des Goddelijken Woords inde Gemeynte des Heren binnen Haerlem. formaat: 4o collatie: A-D4 vingerafdruk: 163204 – b1 A2 mb. : b2 D3 e$wo

impressum: Gedruckt te Haerlem By Adriaen Roman, Boek-drucker, aen’t Sand, by het Stadhuys, inde Vergulde Parsze, Anno 1632. 368

colofon: - blz: 30 letter: gotisch romein civilité tp: drukkersmerk 2 ornamenten: 1 initialen: 2: I, P, 21: M afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1632 AR Haarlem [UBA O 77-185 KB 2 K 45:4 763 D 45:7 SBH 1 B 47:4 UBL 1204 B 7 UBL THYSIA 2356]

1632-4 SAMUEL AMPZING, THEODORUS SCHREVELIUS’ IAMBI MORALES.

titel: Theodori Schrevelii Iambi Morales, Ofte Seden-Gedicht, Vervatende een kort begrijp der lere vande geheele Wijsheyd der Seden, naer den regel van de Seden-konste van Aristoteles, ingetrocken Door , Doctor ende Professor der H. Godheyd inde Hooge Schoole van Leyden; In Nederduytschen Rijm vertaeld. Door Samuel Ampzing, Bedienaer des Goddelijken Woords inde Gemeynte des Heren binnen Haerlem. formaat: 4o collatie: A-B4 C2 vingerafdruk: 163204 – b1 A2 I.$ : b2 C t$ impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Boeck-drucker aen ‘t Sand by ’t Stadhuys, in de vergulde Parsze, 1632. 369

colofon: - blz: 18 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: 1 initialen: 1: W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1632 AR Haarlem [UBA O 77-185 KB 763 D 45:6 KB 766 C 81 KB K 45:3 SBH 1 B 46:3 UBL THYSPF 3857]

1632-5 HERMAN URSINUS (VERT.), VERBORGENTHEDEN DER IESUWYTEN.

titel: Verborgentheden der Iesuwyten, ghenomen uyt haere Schriften. Waer in gehandeld werd van de Afkomst Ignatii Loyolae, ende hoe dat hy onder het getal der heyligen is gestelt gheworden: Vande Leere haerder Societeyt, die in blinde gehoorsaemheyt, ende in het beschermen van de macht des Paus, over alle Wereltlijcke Princen ende Overheden bestaet. Tot waerschouwinghe voor een yegelijck ende tot klare vertooninge van hare schelmerijen die sy door de ghehele Christen Werelt pleghen. Eerst in het Latijn uyt-ghegheven, ende nu in het Duytsch vertaeld, door Mr. Hermannum Ursinnum. formaat: 8o collatie: A-E8 (E7, 8 blanco) vingerafdruk: 163208 – b1 A2 Isoo : b2 C5 chae

370 impressum: Ghedruckt te Haerlem By Adriaen Roman, Ordinaris Boeckdrucker aen ’t Sand, inde vergulde Parsze. Anno 1632. colofon: - blz: 76 letter: gotisch romein tp: typografisch met fleurons ornamenten: 1 initialen: 1: E afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. AR Haarlem [KB 603 K 20]

1632-6 ORDONNANTIE OP HET WAEGHEN-VEER TUSSEN HAARLEM EN DEN HAAG

titel: Ordonnantie op het Waeghen-Veer tusschen de Stad Haerlem ende ‘sGravenhaghe. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, aen ’t Sand by het Stad-huys, inde Vergulde Parsze, Anno 1632. colofon: - blz: - 371

letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: I, 2: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1632 AR Haarlem [NHA 2166, 30]

1632-7 ORDONNANTIE OP HET WAEGHENVEER TUSSEN HAARLEM EN DEN HAAG

titel: Ordonnantie Op het Waeghen-Veer, Tusschen de Stad Haerlem ende ’s Graven-hage. formaat: 4o collatie: A-B (laatste blad blanco) vingerafdruk: 000004 - b1 A3 rluy : b2 B3 ,$sul impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, aen ’t Sand by het Stad-huys, inde Vergulde Parsze, colofon: - blz: 14 letter: gotisch romein civilité

tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: band 2 372

initialen: 1: A, I afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1632 AR Haarlem [GA Den Haag 4074:13]

1632-8 OPROEP OM GEVANGEN VERWANTEN IN BARBARIJE TE MELDEN titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Stadts Boeck drucker, woonende aen ’t Sand, by ’t Stadhuys, inde Vergulde Parsze. Anno 1632. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 373

1. 1632 AR Haarlem [NHA 2166, 25]

1632-9 AANKONDIGING VAN HAARLEM EN AMSTERDAM DAT I.V.M. DE WEG EN VAART TUSSEN BEIDE STEDEN ONTEIGENDE GRONDBEZITTERS ZICH MOETEN MELDEN VOOR UITBETALING VAN VERGOEDING

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem. By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, aen ’t Sand by het Stad-huys, inde Vergulde Parsze. Anno 1632. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1632 AR Haarlem [NHA 2166, 26]

1632-10 VERBODT OP INSOLENTIE ENDE MOEDWILLE OP DE JAERLIJCKSE OSSE-MARCKTEN

374

titel: Verbodt. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruct te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker aen ’t Zand, by ’t Stadhuys, inde vergulde Parsze. 1632. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 1: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1632 AR Haarlem [NHA 2166, 32]

1632-11 ORDONNANTIE OP DE GABELLE (TOLLE) EN VRACHTLOON OP DE NIEUWE VAART EN WEG TUSSEN HAARLEM EN AMSTERDAM

titel: Ordonnantie op de Gabelle ofte Tholle, midtsgaders van het Vracht-loon ghesteldt op de Schuyten, Passagiers, Reysende Luyden ende Beesten den nieuwe. Treck-Vaert ende Waghen-Wech tusschen Haerlem ende Amsterdam ghebruyckende.

375 formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker aen het Sand, by het Stadhuys, inde vergulde Parsze. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 2: E afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1632 AR Haarlem [NHA 2166, 27 en 28] 2. 1632 AR Haarlem

1632-12 ORDONNANTIE OP DE GABELLE (TOLLE) EN VRACHTLOON OP DE NIEUWE VAART EN WEG TUSSEN e HAARLEM EN AMSTERDAM (2 versie)

titel: -. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: -

376 impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker aen ’t Sad by het Stad-huys, inde Vergulde Parsze. Anno 1632. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1632 AR Haarlem 2. 1632 AR Haarlem [NHA 2166, 29]

1632-13 HAERLEMSCHE MAEGHDE TRANEN

titel: Haerlemsche Maeghde Tranen Gestort op ’t droef ende salich overlijden van D. Samuel Ampzing, in sijn leven Bediener des Goddelijcken Woords binnen Haerlem. formaat: plano [h. 36.6, b. 26.0, afgesneden] collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman Boeck-drucker inde vergulde Parsze. colofon: -

377 blz: - letter: gotisch romein cursief civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: O afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: Haarlem 1632 [Teylers Museum PP 0010a]

1633

1633-1 NIEUWE ORDONNANTIE VAN DE SCHUTTERIJE.

titel: Nieuwe Ordonnantie van de Schutterije der Stadt Haerlem. formaat: 4° collatie: A-C4 vingerafdruk: 163304 - b1 A2 $di : b2 C2 n$d impressum: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker aen ’t Sant by ’t Stadt-huys in de Vergulde Parsse colofon: Ghedruckt tot Haerlem By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck-drucker woonende inde Vergulde Parsse

blz: 24 letter: gotisch romein civilité

378 tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: initialen: ? 21: E2 en andere ! nog nakijken in Den Haag GA geheel fotograferen afbeeldingen: - voor: stad edities: 1633 AR Haarlem [GA Den Haag 4074:15]

1633-2 ORDONNANTIE OP HET WAEGHEN-VEER TUSSEN HAARLEM EN LEIDEN

titel: Ordonnantie op het Waeghen-Veer, Tusschen de Steden Haerlem ende Leyden. formaat: 4o collatie: A- B4 vingerafdruk: 163304 - b1 A3 s$bet : b2 B3 n$gh impressum: Ghedruckt te Haerlem, Boeckdrucker, aen t’Sand, by ’t Stadthuys inde Vergulde Parsze. Anno 1633. colofon: - blz: 16 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: band 2 initialen: 1: A, E

379 afbeeldingen: voor: stad edities: 1633 AR Haarlem [GA Den Haag Hgst 4074:14 KB plakk Q264:21 UBA 80 930:21 NHA 3000, 17970]

1633-3 DANIEL DYKE (ED. BY JEREMIAH DYKE, VERT. DOOR GILLIS VAN BREEN) SES EVANGELISCHE HISTORIEN.

titel: Ses Evangelische Historien, Van De Veranderinge des Waters in Wijn. De Suyveringe des Tempels. De t’samenspreeckinge van Christus ende Nicodemus. Iohannis laetste ghetuygenisse. Christus ende de Samaritaensche Vrouwe. De ghenesinge des Hovelings Soon. Begrepen in het tweede, derde ende vierde Capittel des Evangelium Joannis. Gheopent ende verhandelt, door Wijlen den getrouwen Dienaer Godts Dijcke, Baccaleurus in de Theologie. In ’t licht ghebracht na sijn overlijden, door sijnen Broeder I. D. Uyt de Engelsche in de Nederlandsche spraecke ghetrouwelijck overgheset door Gillis van Breen, Dienaer des Goddelijcken Woordts tot Beverwiick. formaat: 4o collatie: <***>-2 <***>4 9* 1 A-2Z4 vingerafdruk: 163304 - a1 <***>2 segg : a2 9* 1$eens$a – b1 A am : b2 2Z3 an$o impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeckdrucker aen het Sand, inde Vergulde Parsze. Anno 1633 colofon: - blz: 378 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met ornament 1

380 ornamenten: 1 initialen: 1: A, D, I, M afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1633 AR Haarlem [UBA 332 B 3:2 UBU EAG 9] 2. 1634 AR Haarlem

1633-4 ADRIAEN BREDENHOVIUS, CARMEN DE ADMIRANDIS DEI OPERIBUS

titel: Carmen de Admirandis Dei operibus. Quod animi sui grati testimonium Amplissimis, Doctissimisque Viris, D. D. Curationibus, Gymnasiarchae, Caeterisque inclytae Harlemensium Scholae moderatoribus vigilantissimis obtulit, Adrianus Bredenhovius, Cum ad Academiam 17. Kal. Octobris, 1633. promoveretur. formaat: 4o collatie: A6 vingerafdruk: 163204 – b1 A2 alibu : *b2 A3 us$or impressum: Harlemi, Ex Officinâ Adriani Romani Typographi Ordinarij, sub praelo aureo. Anno 1633. colofon: - blz: 12 letter: romein grieks tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: ornament 10

381 initialen: 52: M, 64A: N afbeeldingen: Costerprent voor: eigen uitgave edities: 1. 1632 AR Haarlem [Obr. 427]

1633-5 PHILIPS VAN LANSBERGE, VERKLARINGHE VAN HET GHEBRUYCK DES QUADRANTS (VERT. DOOR D. GOUBARD)

titel: Philippi Lansbergi Verklaringhe van het ghebruyck des Astronomischen ende Geometrischen Quadrants. Seer nut ende vermaeckelijck voor alle Krijgs- Officieren, Ingenieurs, Coopluyden, Land-meters, Zee-varende Lieden, oock alle Lief-hebbers der Mathematique ende Geometrie. Van nieus oversien ende vermeerdert met het maecken van den Astronomischen ende Geometrischen Quadrant. formaat: 4o collatie: *4 A-F4 vingerafdruk: 163304 – a1=a2*3 dy$t - b1 A c : b2 F3 recta$ impressum: Tot Middelburch, By Zacharias Roman, Boeck ende Konst- verkooper woonende op den Burgt, in den vergulden Bijbel. Anno 1633 colofon: Ghedruckt by Adriaen Roman, Ordinaris Boeck-drucker aen het Sand, by ’t Stadhuys inde vergulde Parsze blz: 53 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met astronomische voorstelling ornamenten: 1, band 2 initialen: 1: N, V, 2: A, E, H 382

afbeeldingen: gravure op eerste pagina : mannen met quadrant; astronomisch- geometrische tekeningen in de tekst voor: Zacharias Rooman edities: 1. 1628 Zacharias Rooman/? Middelburg 2. 1630 Zacharias Rooman/? Middelburg 3. 1630 ?/? 4. 1633 AR/Zacharias Rooman Haarlem/ Middelburg [KB 476 J 44 UBU 2009 F 19 ZB KLUIS 1101 H 10] 5. 1650 Zacharias Rooman/ Hendrick van Esch Middelburg/Dordrecht

1633-6 ORDONNANTIE, VAN DE TURFF-TONNEN ENDE MANDEN

titel: Ordonnantie van de Turf-Tonnen ende Manden, begonnen van den eersten Januarij Sesthien Hondert drie ende dertich. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker aen ’t Sand by het Stad-huys, inde Vergulde Parsze. Anno 1633 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 1: D

383 afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1633 AR Haarlem [NHA 2166, 33]

1633-7 BEKENDMAKING VAN TE KOOP AANGEBODEN HUIZEN

titel: Seven Huysen te koop. Burghermeesteren ende Regheerders der Stadt Haerlem begeeren uyt den naeme ende van weghen deselve Stadt te verkoopen dese naervolghende Huysen. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Stadts Boeck- drucker aen ’t Sand, by ’t Stadt-huys, inde Vergulde Parsze. Anno 1633. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 34: E afbeeldingen: -

samenstelling: - voor: stad 384

edities: 1. 1633 AR Haarlem [NHA 2166, 36]

1634

1634-1 HELIODORUS.

titel: De thien Boecken van Heliodorus. Vervatende De ghetrouwe, langhdurige, Cuysche liefde, van Theagenes Ridder van Thessalien, ende Chariclea Konings Dochter van Ethiopien. Nu op een nieu met Figuren verciert: Ende uyt het Griecx tot vermaeck ende leeringhe van alle Ionghe Minnaers vertaelt. formaat: 8o collatie: A-2L8 vingerafdruk: 163408 – b1 A2 st$m : b2 2L5 ge$wil impressum: Te Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Roman, Boeck-drucker inde Groote Hout-straet, inde vergulde Pars. 1634 colofon: - blz: 543 letter: gotisch romein tp: typografisch met houtsnede (titelvignet) ornamenten: band 4, drukkersmerk 3 (op laatste pagina) initialen: 21: A, B, C, D, E, G, H, I, M, N, O, S, T,W

afbeeldingen: 10 dubbelportretten van man en vrouw in wisselende combinaties (6 verschillende mansportretten en 6 verschillende vrouwenportretten in 9 verschillenden combinaties 385

voor: eigen uitgave edities: 1. 1610 Hendrick Barentsz Amsterdam 2. 1634 AR Haarlem [SBH 176 H 7 UBU W. Oct. 1268]

1634-2 DANIEL DYKE (ED. BY JEREMIAH DYKE, VERT. DOOR GILLIS VAN BREEN), SES EVANGELISCHE HISTORIEN (2e dr.)

titel: Ses Evangelische Historien, Van De Veranderinge des Waters in Wijn. De Suyveringe des Tempels. De t’samenspreeckinge van Christus ende Nicodemus. Iohannis laetste ghetuygenisse. Christus ende de Samaritaensche Vrouwe. De ghenesinge des Hovelings Soon. Begrepen in het tweede, derde ende vierde Capittel des Evangelium Joannis. Gheopent ende verhandelt, door Wijlen den getrouwen Dienaer Godts Dijcke, Baccalaureus in de Theologie. In ’t licht ghebracht na sijn overlijden, door sijnen Broeder I. D. Uyt de Engelsche in de Nederlandsche spraecke ghetrouwelijck overgheset door Gillis van Breen, Dienaer des Goddelijcken Woordts tot Beverwiick. De Mis-stellingen welcke in de Eerste Druck ingeslopen waeren, sijn in dese Tweede Druck op haere plaetsen verbetert. formaat: 4o collatie: <***>-2<***>4 A-2Z4 vingerafdruk: 163404 – a1 <***>2 ck$de$ : a2 2<***>a dde$ee – b1 A n : b 2 2Z3 an$on impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, in de Vergulde Pars. Anno 1634

colofon: Te Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Roman, Ordinaris Stadts-Boeck- drucker, inde vergulde Pars. Anno 1634 blz: 384 letter: gotisch romein civilité 386

tp: typografisch met ornament 1 ornamenten: 1, drukkersmerk 3 op voorlaatste colofonblz., Costerprent op laatste blz. initialen: 1: A, D, I, M afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1633 AR Haarlem 2. 1634 AR Haarlem (tweede, verb. druk) [UBA O 61-6050 (1) UBA O 61- 6053 (4)

1634-3 MISSIVE DES CONINGHS VAN HISPANIEN.

titel: Missive des Coninghs van Hispangien, Aen den Staten Generael Vergadert tot Brussel, by de welcke hy de Vergaderinghe van de selve Staten doet scheyden. Mitsgaders: Oock ’t verhael ende oorsaecken van de ghevangenisse des Hartogen van Aerschot, tot Alexmeda by Madril, in Castilien. Uyt den Françoisen ghetranslateert naer de Copye van Brussel. Anno 1634. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 163404 b1 A2 uyte : b2 A3 ere impressum: Tot Haerlem, Gedruckt by Adriaen Rooman, inde Groote Hout- straet, in de vergulde Parsse. 1634. colofon: - blz: 7 letter: gotisch romein

387 tp: typografisch met fleurons ornamenten: - initialen: 7: A, 63: I afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1634 AR Haarlem [Uba Pfl. D t 1b KB pflt 4337 SBH 957 A 283 UBL THYSPF 3936 UBL SEMRPF 1634 410:1 UBU Knuttel 4337

1634-4 LAMBERTUS WINGARDUS, CARMEN DE MORTIS CERTITUDINE.

titel: Carmen de Mortis Certitudine. Quod animi sui grati τεκμηριου/ν, Amplissimis, Doctissimisque Viris, D. Curatioribus, Gymnasiarchae, Caeterisque inclytae Harlemensium Scholae moderatoribus vigilantissimis obtulit Lambertus Wingardus. Cum ad Academiam ipsis Idib. Aprilis 1634. promoveretur. formaat: 4o collatie: A6 vingerafdruk: 163404 - b1 A2 $qu : b2 A3 mus impressum: Harlemi, Ex Officinâ Adriani Romani, Typographi Ordinarij, sub praelo aureo, 1634 colofon: - blz: 11 letter: romein grieks tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: - 388

initialen: π afbeeldingen: Costerprent voor: eigen uitgave edities: 1.1634 AR Haarlem [UBA OBR. 426]

1634-5 JAN VAN REYGERSBERGH, CHRONIJKE ENDE HISTORIEN VAN ZEELANDT.

titel: De Oude Chronijcke ende Historien van Zeelandt, Beschreven door wijlen Heer Jan Reygersbergh, van Cortgene: Van nieus met eenighe Byvoechsels, mitsgaders met de Figueren der Graeven van Zeelandt vermeerdert. Luctor et emergo. formaat: 4o collatie: <***>-2<***>4 3<***>2 A-2X4 2Y2 (mist 3<***>4, blanco?) vingerafdruk: 163404 – a1 <***>2 $soo$ : a2 3<***>3 mmighe$St - b1 A du : b2 2Y de impressum: By Zacharias Roman, Boeck-verkooper op den Burcht, inden vergulden Bybel, 1634. colofon: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Stads-Boeck- drucker inde vergulde Parsze. Anno 1634. blz: 366

letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met uitgeversmerk Zacharias Roman ornamenten: 1, vosje einde inleiding, blz. ongenummerd; drukkersmerk AR op colofonpagina

389

initialen: 1: D, 2: K afbeeldingen: 47, meest stadswapens en graven van Holland en Zeeland voor: Zacharias Rooman edities: 1.1551 wed. Heyndrick van Middelburch Antwerpen 2.1634 Zacharias Rooman/AR Middelburg/Haarlem [UBL 400 B 3 UB Delft BK Ned T1 Zee 1a KB 302 E 4 ZB KLUIS 1015 C 26, 27 + 5 andere UBU S oct 5181] 3.1644 Zacharias Rooman & Michiel Rooman/ Willem Christiaens van der Boxe Middelburg/Leiden

1634-6 VERBOD OP POOLSE EN BRANDENBURGSE MUNTEN DIE TEGEN EEN HOGE KOERS OP DE MARKT WORDEN GEBRACHT

titel: Ongetiteld pamflet. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Stads Boeck- drucker aen’t Sand by ’t Stad-huys in de Vergulde Parsze. 1634 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 32: A

390

afbeeldingen: - voor: stad edities 1. 1634 AR Haarlem [NHA 2166, 37]

1634-7 HUYSEN TE KOOP BINNEN HAERLEM

titel: Huysen te koop binnen Haerlem. Burghermeesteren ende Regeerders der Stad Haerlem, begeeren uyt den name ende van weghen de selve Stadt, te verkoopen dese naervolghende Huysen. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze. Anno 1634. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: stadsvignet 5 initialen: 33: I afbeeldingen: - voor: stad edities: 391

1. 1634 AR Haarlem [NHA 2166, 38]

1634-8 WAARSCHUWING TEGEN WANBETALERS EN ONTDUIKERS VAN DE THIJNSBETALINGEN AAN DE STAD

titel:- formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze. Anno 1634 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: stadsvignet 2 initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1634 AR Haarlem [NHA 2166, 39]

1635

1635-1 PHILIP VAN LANSBERGHE. ASTROLABIUM.

392

titel: Astrolabium Dat is Philippi Lansbergii Verklaringhe Van de Platte Sphaere van Ptolemaeus, anders Astrolabium ghenaemt. Seer nut ende vermaeckelijck voor alle Chrijs-Officieren [sic.] Ingenieurs, Koopluyden, Land-meters, Zee-varende Lieden, en alle Lief-hebbers der Astronomie, Mathematique ende Geometrie. formaat: 4o collatie: π4 A-E4 vingerafdruk: 163504 – b1 A e : b2 E3 Is$bi impressum: Tot Middelburch, By Zacharias Roman, Boeck-verkooper woonende op den Burcht, in den vergulden Bijbel. Anno 1635. colofon: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Boeck-drucker, woonende inde Grote Hout-straet, inde vergulde Parsze. Amno (sic)1635. blz: 47 letter: gotisch romein tp: typografisch met astronomisch vignet ornamenten: 1 (x), band 2, 4 initialen: 1: D, G, O, 2: E afbeeldingen: - voor: Zacharias Rooman edities: 1. 1628 (Verclaringhe) Zacharias Rooman Middelburg 2. 1635 AR/Zacharias Rooman Haarlem/Middelburg [UBA O 62-8750(1) ZB KLUIS 1103A38 UBU O qu. 326:2 Gouda Arch. 551 C 21:1

1635-2 HUGO DE GROOT, HET RECHTS DES OORLOGHS ENDE DES VREDES

393

titel: Drie Boecken van Hugo de Groot, Nopende het Recht des Oorloghs Ende des Vredes. In dewelcke het Recht der Natuere, der Volckeren, mitsgaders de principaelste stucken van’t Burgerlijcke Recht verklaert werden. Eerst in’t Latijn uyt-gegeven, Ende nu ten dienste van alle Bedienaers vande Bancken der Justitie, ende andere weet-suchtige Lief-hebbers onses Vaderlands. In ’t Neder- Duyts vertaelt. Door H. V. formaat: 4o collatie: <***>3<***>4 4<***>2 A-3I4 3K2 vingerafdruk: 163504 – a1 (<***>)2 erbonden : *a2 (3<***>)3 $veel$als$de$zeed – b1 A $ : b2 3K2 cks$wa impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker, woonende inde Groote Hout-straet, inde vergulde Parsze. Anno 1635. colofon: - blz: 452 letter: gotisch romein cursief civilité tp: typografisch ornamenten: 1 (3x), band 2 initialen: 1: D, V, 2: L, W afbeeldingen: portret Hugo de Groot voor: eigen uitgave

edities: 1. AR Haarlem 1635 [UBA O 63-6957 UBA O 63-1764(5) UBA O 60-2119 UBVU XG. 05666:1 UBVU XG. 05620 KB GW A104391 SBH 92 C 18 UBL 1010 d 32:2]

394

1635-3 PHILIPPUS LANSBERGUS, IN QUADRANTEM TUM ASTRONOMICUM, TUM GEOMETRICUM, NEC NON IN ASTROLABIUM INTRODUCTIO

titel: Philippi Lansbergi In Quadrantem Tum Astronomicum, tum Geometricum; nec non in Astrolabium Introductio. Omnibus militiae Prefectis, machinarum Magistris, Mercaturam exercentibus, Geodaetis, Mari iter facientibus, ac Mathesi addictis, apprime itilis. Belgicè ab Autore scripta; nunc vero Latina prodit, operâ, Iohannis Franci Sil. Ps. 19. 2. Caeli enarrant Dei Gloriant, Et opus mannum eius ostendis aether. formaat: 2o collatie: A- D4, 2A - B4 2C6 (D4 blanco) vingerafdruk: 163502 – 1b1 A2 biS : 1b2 D3 ut$n – 2b1 A2 er$ : 2b2 C4 r$dive impressum: Middelburgi Zelandiae Apud Zachariam Romanum, Bibliopolam sub insigni Bibliorum deauratorum. Anno 1635. colofon: Ex Officina Adriani Romani, Typographi Ordinarij, sub intersigno praeli aurei. Anno 1635. blz: 29 letter: romein grieks tp: typografisch met gravure (cf. eerdere Lansberghe-edities) ornamenten: 1(2x), vosje (3x), band 2, 5, band 6 initialen: 1: C, Q, 2: E, I, S, 12: E

afbeeldingen: op tp. en astronomische en wiskundige tekeningen voor: Zacharias Rooman edities:

395

1. 1635 AR Haarlem [UBA 63-609(2) KB 199 D 18:4-5 KB 3194 C 2:2 UBL 910 A8 UBDelft TR 510403:2-3]

1635-4 JACOBUS TRIGLAND, TWEE ORATIEN

titel: Twee oratien van de ware religie. formaat: 4o collatie: <***>2 A-F4 G1 vingerafdruk: 163504 - a1=a2 (<***>)2 Want $d - b1 A o : b2 G e. impressum: ?

colofon: ?

blz: ?

letter: ?

tp: typografisch ornamenten: ?

initialen: ?

afbeeldingen: ?

samenstelling: ?

voor: ? 396

edities: 1. AR Haarlem [BL T. 2256:9] genre: theologisch traktaat

1635-5 ORDONNANTIE OP HET HOUDEN VAN BOEL- EN ERFHUIZEN

titel: Keure ende Ordonnantie Opt houden van alle Boel ende Erf-huysen, ende Verboth teghens het houden van alle heymelijcke ende verboden Erf-huysen binnen HAERLEM, ende de Vrydomme van dien. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Stadts Boeck- drucker, inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze. Anno 1635. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein cursief tp: - ornamenten: - initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1635 Haarlem AR [NHA 3993, 1458]

397

1636

1636-1 FLAVIUS JOSEPHUS, JOODISCHE HISTORIEN

titel: Flavii Iosephi, Hoogh-beroemde Joodische Historien, ende Boecken. Noch Egesippus Vande Ellendighe Verstooringhe der Stadt Ierusalem. Van nieus met schoone Figuren verciert, ende met nootwendighe aenteyckeninghe en Summarien verrrijckt. formaat: 2o collatie: A-2V8 2X10 2A-K8 vingerafdruk: 163602 - 1b1 A2 n$duy : 1b2 2X6 ron,$ - *2b2 K4 en$he impressum: Tot Haerlem. Gedruckt voor Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker der selver Stede. Anno 1636. colofon: - blz: 865 letter: gotisch romein tp: typografisch met portrethoutsnede ornamenten: - initialen: 44A: C, M 61: W 63: I 64A: N 67A: H 68: A 69: D, I 70A: N/Z, O 71: O

398

72: A 73: I 74: I 75: I 76: D 77: I, N, V afbeeldingen: 102 houtsneden voor: Adriaen Rooman (drukkers onbekend) edities: [NB eerdere drukken] 1. 1636 a. Broer Jansz Amsterdam (zelfde tp) b. AR Haarlem [KB 2210 B 15 UBA OM 63-1998] c. Isaac van Waesberghe Rotterdam (gegraveerde tp) d. Jan Evertsen van Doorn Utrecht e. Jan Evertsz Cloppenburgh II/ Frans Jorrijaensz en Jan Gerritsz Tydeman Amsterdam/Zwolle f. Hans Walschaert Amsterdam g. Joost Broersz Amsterdam h. s.l s.n.

1636-2 PHILIP VAN LANSBERGHE, SPHAERA PLANA.

titel: Philippi Lansbergi Sphaera Plana. à Ptolemaeo Astrolabium dicta. Ex Lingua Belgica in Romanum translata. Interprete Ioanne Francio Sil. Psalm 36. 5. Domine in Caelo misericordia tua. formaat: 2o collatie: A-B4 C6 vingerafdruk: 163602 – b1 A2 er$ : b2 C4 r$dive impressum: Middelburgi Zelandiae, Apud Zachariam Romanum, Bibliopolam sub insigni Bibliorum deauratorum. Anno 1636.

399 colofon: Harlemi, Ex Officina Adriani Romani, Typographi Ordinarij, sub intersigni praeli aurei. Anno 1636. blz: 27 letter: romein tp: typografisch met astronomische afbeelding ornamenten: band 5, 6. Vosje initialen: 1: Q, 11: I afbeeldingen: astronomische afbeeldingen voor: Zacharias Rooman edities: 1. 1636 Zacharias Rooman/AR Middelburg/Haarlem [UBA 63-600(3) KB 199 D 18:5 KB 3194 C 2:2a]

1636-3 FRANCISCUS HEERMANS, DE GULDENE ANNOTATIEN

titel: De Guldene Annotatien van Franciscus Heermans. Vertonende de treffelijckste daden, deuchden ende sententien: Der voornaemste Coninghen, Princen, Philosoophen, Poeten, Orateuren ende andere Magnifijque en heroiqhe Personen. formaat: 8o collatie: <***>8 A-2A8 2B4 vingerafdruk: 163608 - a1 (<***>)2 ,$Orat : a2(<***>)5 gen$Le - b1 A en : *b2 2B2 :$164:

impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Boeck-drucker. 1636. colofon: -

400 blz: 387 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met houtsnede ornamenten: 2, 6 initialen: 1:A, G, 2: A, Q afbeeldingen: tp met de drie christelijke deugden voor: eigen uitgave edities: 1. 1631 Claude Fonteyne Leeuwarden 2. 1634 Hendrick Laurensz/Cornelis Gerritsz van Breughel Amsterdam 3.1634 Hendrick Laurensz/ Jacob van der Vliet Amsterdam/Gouda 4.1636 AR Haarlem [UBA OK 72-257 KB 2105 A 53 SHB 201 G 7 UBL 1222 H 11]

1636-4 ORDONNANTIE OP HET WAGHEN-VEER HAERLEM-DELFT

titel: Ordonnantie Op het Waghen-Veer, Tusschen de Steden Haerlem Ende Delft. formaat: 4o collatie: A-B4 [C]4 vingerafdruk: 000004 - b1 A2 $ende$ : b2 B3 ogh impressum: - colofon: - blz: 16 letter: gotisch romein tp: typografisch 401

ornamenten: - initialen: 1: I afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. [1636] [AR] Haarlem [UBA O 80-930 (20) GA Den Haag 4074:22 KB plakk. Q 264:23

1636-5 VERBODT JEGHENS DE ONTHEYLIGINGHE VAN DEN SONDACH.

titel: Verbodt Jeghens de ontheyliginghe van den Sondach. formaat: 4o collatie: A4 B2 vingerafdruk: 163604 - b1 A2 da : b2 B so impressum: By Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde Vergulde Pars. 1636. colofon: - blz: 10 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1: A, E afbeeldingen: - 402

voor: stad edities: 1. 1636 AR Haarlem [KB plakk. Q 264:24 UBA 80-930:34]

1636-6 KEURE ENDE ORDONN. OP ’T STUCK VAN DE BESMETTELIJCKE SIECKTE.

titel: Keure ende Ordonnantie Op ’t stuck van de besmettelijcke Sieckte. formaat: 4o collatie: A6 vingerafdruk: 000004 - b1 A2 eden$ : b2 A4 e$ses$ impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Ordinaris Stadts Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde Vergulde Parsze colofon: - blz: 9 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1: E, 12: A afbeeldingen: - voor: stad

1636-7 HUGO DE GROOT, VRIJE ZEEVAERT

403

titel: H. Groti Vrye Zeevaert, Ofte Bewys Van het Recht dat de Inghesetenen deser gheunieerde Landen toekomt, over de Oost en West-Indische Koophandel. formaat: 4o collatie: A-F4 G2 vingerafdruk: 163604 - b1 A2 esta : b2 G2 ets-hee 163604 - b1 A2 esla : b2 G2 ers-hee impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet, inde Vergulde Parsze. 1636. colofon: - blz: 52 letter: gotisch romein tp: typografisch met Unievignet 1 ornamenten: 2, 5, band 2, initialen: 1: H, W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1614 Jan Huybertsz Leiden 2. 1614 Jan Huybertsz Leiden 3. 1614 Jan Huyberts/Willem Jansz Blaeu Leiden/Amsterdam 4. 1636 AR Haarlem [UBA 63-8673 UBVU XG. 05666:4 KB 198 H 16:3 KB 504 B 5:2 KB 938 C 72 SBH 92 C 16:3

1636-8 HUGO DE GROOT, VAN DE OUDHEYDT DER BATAVISCHE NU HOLLANDSCHE REPUBLIQUE

404 titel: Van de Oudheydt der Batavische, nu Hollandsche Republique. Beschreven door Hugo de Groot. formaat: 4o collatie: A-E4 F2 vingerafdruk:163604 - b1 A2 dt, : b2 F2 ier$ impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze. 1636. colofon: - blz: 43 letter: gotisch romein tp: typografisch met portret van Hugo de Groot ornamenten: 1, band 2 initialen: 1: I, 11: A afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1610 Hillebrant van Wouw I Den Haag 2. 1636 AR Haarlem [UBA O 63-8673 KB 198 H 16:2 KB pflt 1736:2 SBH 92 C 16:2

1636-9 HUGO DE GROOT, INLEYDINGHE TOT DE HOLLANDSCHE RECHTS-GHELEERDHEYDT

titel: Inleydinghe Tot de Hollandsche Rechts-gheleerdheydt. Beschreven by Hugo de Groot.

405

Midtsgaders Van ‘t aenvanghen ende volvoeren van een Proces, voor de Hoven van Iustitie in Hollandt, ghestelt by Rombout Hogerbeets. Hier is noch by ghevoecht, H. dr Groot Van de Oudheydt der Batavische, nu Hollandsche Republijcke. Ende de Vrije Zee-vaert, Ofte Bewijs van ’t Recht dat de Inghesetenen deser gheunieerde Landen toekomt, over de Oost ende West- Indische Koop-handel. formaat: 4o collatie: π4 A-2L4 2M6, 2A-E4 2F2, 3A-F4 3G2 vingerafdruk: 000004 - 1b1 A u : 1b2 2M4 restituer 2b1 A2 dt, : 2b2 F2 ier$ - 3b1 A2 esla : 3b2 G2 ets-hee impressum: Tot Haerlem By Adriaen Roman Boeckdrucker inde vergulde Parsze Ao 1636 (NB op gegraveerde tp) colofon: - blz: 288 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch, tweede tp. gravure ornamenten: - initialen: 1: A, D, R, 2: A, W afbeeldingen: portretgravure Grotius, portrethoutsnede Hogerbeets, Costerprent voor: eigen uitgave edities: 1. ? 2. 1631 Wed. en erfg. Hillebrant Jacobsz van Wouw Den Haag 3. 1631 Cornelis Willemsz Blaeu en Frans Pels Amsterdam 4. 1631 Pieter Corssen Rotterdam 5. 1631 AR Haarlem 6. 1636 AR Haarlem [KB 198 H 16 UBA O 63-8673 UBVU XG. 05666:2-4 SBH 92 C 16]

406

1636-10 APULEIUS, XI BOECKEN VAN DEN GULDEN ESEL

titel: XI. Boecken van L. Apuleius Handelende vanden Gulden Esel. Seer Ghenoechlyck ende vermaeckelyck om leesen, ende den Schilder en Poëten, oock Liefhebberen der inventien dienstich. formaat: 12o collatie: <***>6 A-2B6 (2B6 blanco) vingerafdruk: 163612 - a1 <***>2 $we : a2<***>3 ghen - b1 A $t : b2 2B4 ck$wa impressum: te Haerlem By Adriaen Roman Boecdrucker A. 1636 colofon: - blz: 309 letter: gotisch romein tp: gegraveerd ornamenten: Th F1 (3x), ThF2 initialen: ThF1: A, D, I, M, N, O, W, ThF 2: I afbeeldingen: tp voor: AR (dr. ThF) edities: 1. ca.1590/1600 Guilliame van Parijs Antwerpen 2. 1608 Hendrick Barentsz Amsterdam 3. 1636 AR/Thomas Fonteyn Haarlem [UBA OK 63-4713 KB 187 O 27 SBH 176 H 11 UBL 1202 H 8]

1636-11A/B ORDONNANTIE VANT SCHEYNDRAGEN (twee varianten)

407 titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Boeck- drucker, woonende inde Groote-hout-straet inde Vergulde Parsze colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 1: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1636 Haarlem AR NHA 3993, 3956

1637

1637-1 AR, SAMEN-SPRAECK TUSSCHEN WAERMONDT ENDE GAERGOEDT

titel: Samen-spraeck, Tusschen Waermondt ende Gaergoedt. Nopende de opkomst ende ondergangh van Flora. formaat: 4o 408

collatie: A-C4 vingerafdruk: 163704 - b1 A2 nde$ : b2 C4 000.$ 163704 - b1 A2 $we : b2 C4 000.$ impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker, woonende inde Groote Hout-straet, inde Vergulde Parsze. Anno 1637. colofon: - blz: 23 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met houtsnede ornamenten: - initialen: 1: G, 2: B afbeeldingen: op tp voor: eigen uitgave edities: 1a en 1b. 1636 AR Haarlem [UBA Pfl. D.v. 14 SBH 1 E 1682 SBH 2 B 48:1 UBL THYSPF 4146 KB pflt 4540 SBH 2 B 36 SBH 2B 37:1 UBA Pfl. D.v. 14a] 2. 1643 Corn. Danckertsz. I Amsterdam 3. 1734 Johannes Marshoorn Haarlem

1637-2 AR, TWEEDE SAMEN-SPRAECK TUSSCHEN WAERMONDT ENDE GAERGOEDT

titel:

Tweede Samen-spraeck, Tusschen Waermondt Ende Gaergoedt, Zijnde het vervolgh Van den op ende ondergangh van Flora. formaat: 4o 409

collatie: A-C4 vingerafdruk: 163704 - b1 A2 rlijc : b2 C3 men$ impressum: Ghedrcukt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker, woonende inde Groote Hout-straet, inde Vergulde Parsze. Anno 1637. colofon: - blz: 21 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met houtsnede ornamenten: - initialen: 1: W, 21: I, O, W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. AR Haarlem 1637 [UBA Pf. D.v. 15 KB pflt 4514 SBH 2 B 37:2 SBH 2 B 48:2 UBL THYSPF 4147 2. Amsterdam 1643 Corn. Danckertsz I 3. Haarlem 1734 Johannes Marshoorn

1637-3 REGISTER VAN DE PRIJSEN DER BLOEMEN DERDE SAEMEN-SPRAECK.

titel: Register van de Prijsen der Bloemen, Zijnde de Derde Samen-spraeck, Tusschen Gaergoed ende Waermond, Inhoudende het vervolgh Van den Op ende ondergangh van Flora.

formaat: 4o 410

collatie: A-C4 vingerafdruk: 163704 - b1 A2 oet, : b2 C3 are impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman Boeck-drucker, woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze. Anno 1637. colofon: - blz: 24 letter: gotisch romein tp: typografisch met houtsnede ornamenten: - initialen: 1: W afbeeldingen: op tp voor: eigen uitgave edities: 1. 1637 AR Haarlem [UBA Pfl. D.v.16 KB pflt 4541a SBH 1B 180 SBH 2 B 48:3 UBL THYSPF 4148] 2. 1643 Cornelis Danckertsz Amsterdam 3. 1734 Johannes Marshoorn Haarlem

1637-4 VERNIEUWING VAN DE KEUR OP HET LANGE GAREN WEGENS ONTDUIKING EERDERE KEUREN

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: -

411 impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker, woonende inde Groote Hout-straet inde Vergulde Parsze. Anno 1637. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: stadsvignet 5 initialen: 1: A afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1637 AR Haarlem [NHA 1622, 41]

1637-5 VERORDENING MET BETREKKING TOT DE VISSERIJ IN DE TREKVAART HAARLEM-AMSTERDAM

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet in de Vergulde Parsze colofon: - blz: 1

412 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: - initialen: 34: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1637 AR Haarlem [NHA 2166, 42 en 43]

1638

1638-1 KEURE ENDE ORDONNANTIE OPT STUCK VANT VULNISSE

titel: Keure, ende Ordonnantie opt stuck vant Vulnisse ende ’t reynighen vande Straten. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 163804 - b1 keuren $nieuw : b2 ende gen impressum: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker wonende inde Groote Houtstraet inde vergulde Pars. 1638. colofon: - blz: 10 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2

413 ornamenten: - initialen: 1: D, 34: E afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1638 AR Haarlem [KB plakk Q 264 (27)]

1638-2 KEURE ENDE ORDONNANTIE TEGHEN VERKEERSOVERTREDINGEN VAN VOERLIEDEN E.D.

titel: Keure, ende Ordonnantie Soo teghens het ryden van Waghens, Karren ende Sleeden langhs der Straet, teghens het beslaen vande Wielen vande Molenaers ende Sleepers Wagens, ende teghens het rijden mette Waghens ende Sleeden op de Klinckert, so op de Marckt als inde Straeten, midtsgaders tegens het uyttrecken vande Paelen ende Slachbomen, soo binnen als buyten deser Stadt. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 163804 - b1 A2 $ry : b2 de$o impressum: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker wonende inde Groote Houtstraet inde vergulde Pars. 1638 colofon: - blz: 8 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 34: A 414

afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1638 AR Haarlem [UBA O 80-930:25 KB plakk. Q264:26 GA Den Haag 4074:18]

1638-3 HENRICUS GHEESTERANUS, VERKLARINGHE VAN’T HOOGHE-LIEDT SALOMONS

titel: Verklaringhe Van’t Hooghe-Liedt Salomons, Door verscheyden Predicatien, Ghedaen van Henricus Gheesteranus, Dienaer Jesu Christi in sijn Ghemeynte, Tot Haerlem. Lucae 11.31. Siet hier is meer dan Salomon. formaat: 4o collatie: <***>4 2<***>6 a-4b4 4C6 vingerafdruk: 163804 - a1 <***>2 ant : a2 2<***>3 Bruydt - b1A n : b2 4C3 melt$zij impressum: Tot Amsterdam, Voor Hendrick Laurensz. Boeck-verkooper, woonende op ‘t Water int Schrijf-boeck. 1638. colofon: Te Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet, inde Vergulde Parsze. 1638 blz: 598 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met uitgeversmerk ornamenten: vosje, Costerprent initialen: 1: D, 2: G, H, I, W, 5: D, 11: E, 21: K, 41: B, D, V, 43: D 415

afbeeldingen: Costerprent voor: Hendrick Laurensz Amsterdam edities: 1. 1637 AR Haarlem 2. 1637 AR/Hendrick Laurensz Haarlem/Amsterdam [UBA O 77-1185 UBVU XI-00229]

1638-4 HENRICUS GHEESTERANUS, VERKLARINGHE VAN ’T HOOGHE-LIEDT

titel: Verklaringhe Van’t Hooghe-Liedt Salomons, Door verscheyden Predicatien, Ghedaen van Henricus Gheesteranus, Dienaer Jesu Christi in sijn Ghemeynte, Tot Haerlem. Lucae 11.31. Siet hier is meer dan Salomon. formaat: 4o collatie: <***>4 2<***>6 A-4B4 4C6 vingerafdruk: 163804 - a1 <***>2 ant : a2 2<***>3 Bruydt - b1 A n : b2 4C3 mlet$zij impressum: Te Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Roman Boeck-drucker, woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze, 1638 colofon: - blz: 594 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 2 ornamenten: vosje initialen: 1: D, 2: G, H, I, W, 5: D, 11: E, 21: K, 41: B, 43: D afbeeldingen: - 416

voor: eigen uitgave edities: 1. 1637 AR/Hendrick Laurensz Haarlem/Amsterdam 2. 1638 AR Haarlem SBH 163 E 6

1638-5 KEURE ENDE ORDONNANTIE OPT STUCK VANT VULNISSE (TWEEDE VERSIE)

titel: Keure ende Ordonnantie, opt stuck vant Vulnisse ende ’t reynighen vande Straten formaat: 4o collatie: A6 vingerafdruk: 163804 - *b1 A3 n$sto : b2 A4 en$re impressum: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker wonende inde Groote Houtstraet inde vergulde Pars. 1638. colofon: - blz: 10 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1:D, 34: E afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 417

1. 1637 AR Haarlem 2. 1637 AR Haarlem [GA Den Haag 4074:17]

1638-6 JEAN DU BEC-CRESPIN, HISTORIE VAN DEN GROTEN TAMERLANES

titel: Historie van het leven ende de daden van den groten Tamerlanes Verhalende de Oorloghen teghens den Moschoviter ende haer lieder leven ende ghewoonten, mede hoe hy het Coningrijck van China ingenomen heeft ende haer manieren, hoe hy gheoorloght heeft tegens den Turcxschen Keyser Bajazet, ende den Soldaen van Egypten ondergebracht is. Desghelijcks noch veel ghedenckweerdighe aenmerckingen, Raetslaghen ende Leeringhen, meerdich om van alle Politijcken ende Chrijsoversten aengemerckt te werden. Ghetrocken uyt de oude Historien der Arabiers, door Iean du Bec Abt de Mortemer. Ende nu uyt het Francoys overgheset door I. L.B. formaat: 8o collatie: <***>8 A-2D8 (2D8 blanco) vingerafdruk: 163808 - a1 <***>2 rlick : a2 <***>5 sterck$ - b1 A $ : b2 2D5 k$ghe impressum: Tot Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker inde Groote Hout- straet inde vergulden Parsse. 1638. colofon: - blz: 444 letter: gotisch romein cursief tp: typografisch met fleurons ornamenten: 1(2x) initialen: 1: B, I, 2: A, 3: D, O afbeeldingen: ‘portret’ van Tamerlanes (gravure)

418 voor: eigen uitgave edities: 1. 1613 Jan Leendertsz Berewout uitg./ Joris van der Marsce en Ulderick Cornelissz Honthorst dr. Rotterdam/Leiden 2. 1638 AR Haarlem [UBA OK 62-9434 UBL Hotz 874]

1638-7 BESTEDINGHE VAN EENIGH METSELWERCK

titel: Bestedinghe van eenigh Metselwerck: midtsgaders […]. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen /roman, Stads Boeck-drucker woonende inde Groote Houtstraet inde Vergulde Parsze. 1638 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein civilité tp: - ornamenten: stadsvignet 2 initialen: 35: B

afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1638 AR Haarlem [NHA 2166, 45]

419

1639

1639-1 ORDONNANTIE VAN DE GABELLE OFTE THOLLE EN VRACHT LOON OP DE SCHUYTEN, PASSAGIERS, REYSENDE LUYDEN ENDE BEESTEN OP DE TREKVAART HAARLEM- AMSTERDAM.

titel: Ordonnantie van de Gabelle ofte Tholle, Midtsgaders van het Vracht loon gestelt op de Schuyten, Passagiers, reysende Luyden ende Beesten den nieuwen Treck- vaert ende Wagen-wegh, Tusschen Haerlem ende Amsterdam gebruyckende. formaat: 4o collatie: <***>6 vingerafdruk: 163904 - b1 <***>2 erden : b2 <***>3 es$ impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Stads Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Pars. 1639. colofon: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker, woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Pars. 1639. blz: 11 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 3

ornamenten: ornament 6, band 4, initialen: 1: D afbeeldingen: - samenstelling: - 420

voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem [SBH 1 B 35 GA Den Haag 4074:23 KB plakk Q 264:29]

1639-2 HUGO DE GROOT, INLEYDINGHE TOT DE HOLLANDSCHE RECHTS-GHELEERDHEYDT

titel: Inleydinghe Tot de Hollandsche Rechts-gheleerdheydt. Beschreven by Hugo de Groot. Midtsgaders Van ‘t aenvangen ende volvoeren van een Proces, voor de Hoven van Iustitie in Hollandt, ghestelt by Rombout Hogerbeets. Hier is noch by ghevoecht, H. de Groot Van de Oudheydt der Batavische, nu Hollandsche Republijcke. Ende de Vrije Zee-vaert, Ofte Bewijs van ’t Recht dat de Inghesetenen deser gheunieerde Landen toekomt, over de Oost ende West- Indische Koophandel. formaat: 4o collatie: π4 A-2L4 2M6, 2A-E4 2F2, 3A-F4 vingerafdruk: 163904 - 1b1 A it : 1b2 2M4 estituere - 2b1 A2 hey : 2b2 F2 ier$ - 3b1 A2 in : 3b2 F3 onse impressum: (op gegraveerde tp) Tot Haerlem, Bij Adriaen Roman Boeckdrucker in de vergulde Parsse Ao 1639 colofon: - blz: 267 (NB doorgenummerd bijgevoegd R. Hogerbeets, Van het aenlegghen) letter: gotisch romein civilité tp: 1. typografische tp 2. gegraveerde tp ornamenten: 5, Costerprent

421 initialen: 1: A, R, 2: A, W afbeeldingen: tp met gerechtszaal (Rolzaal, Hof van Holland, portretvan De Groot, Van Beresteyn 12) voor: eigen uitgave edities: 1. 1631 Wed. Hillebrant Jacobsz van Wou Den Haag 2. 1631 Wed. Hillebrant Jacobsz van Wou Den Haag 2o dr. 3. 1631 Frans Pels en Cornelis Willemsz Blaeu Amsterdam 2o dr verb. 4. 1631 AR Haarlem 5. 1631 Pieter Corssen Rotterdam 4o dr. 6. 1636 AR Haarlem 7. 1639 AR Haarlem [UBA O 63-8673 KB 393 G 5 SBH 92 C 17 UBL 1010 D 33] 8. 1641 AR Haarlem

1639-3 HUGO DE GROOT , OUDHEYDT DER BATAVISCHE NU HOLLANDSCHE REPUBLIQUE

titel: Oudheydt der Batavische, nu Hollandsche Republique. Beschreven door Hugo de Groot. formaat: 4o collatie: A-E4 F2 vingerafdruk: 163904 - b1 A2 hey : b2 F2 ier$ impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze. 1639. colofon: - blz: 43 letter: gotisch romein tp: typografisch met portrethoutsnede van Hugo de Groot 422

ornamenten: 1, band 2 initialen: 1: I, 11: A afbeeldingen: op tp. voor: eigen uitgave edities: 1. 1610 Hillebrant Jacobsz Den Haag 2. 1636 AR Haarlem 3. 1639 AR Haarlem [UBA O 63-8029 KB 393 G 5:2 SBH 92 C 17:3 UBL 1010 D 33:2] 4. 1641 AR Haarlem 5. 1651 ThF Haarlem 6. 1651 Pieter Arentsz Amsterdam

1639-4 HUGO DE GROOT, VRYE ZEEVAERT

titel: H. Groti Vrye Zeevaert, Ofte Bewys Van het Recht dat de Inghesetenen deser vereenighde Landen toekomt, over de Oost en West-Indische Koop-handel. Nu uyt den Latijne op een nieuw vertaeld door A. Iekerman. formaat: 4o collatie: A-F4 vingerafdruk: 163904 - b1 A2 nin : b2 F3 onser impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende inde Groote Houtstraet, inde vergulde Parsze. 1639. colofon: - blz: 47 letter: gotisch romein tp: typografisch met Unievignet 1 423

ornamenten: 2, band 2 initialen: 1: H, W afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1614 Jan Huybertsz Leiden 2. 1614 Jan Hubertsz Leiden 3. 1614 Jan Hubertsz/Willem Iansz Leiden/Amsterdam 4. 1636 AR Haarlem 5. 1639 AR Haarlem [KB 393 G 5:3 SBH 92 C 17:4 UBL 1033 D 33:3 UBNijm OD 146 c 137 nr. 3] 6. 1641 AR Haarlem

1639-5 ROMBOUT HOGERBEETS, VAN HET AENLEGGHEN ENDE VOLVOEREN DER PROCESSEN

titel: R. Hogerbeets. Van het aenlegghen ende volvoeren der Processen. Voor de Respective Hoven van Justitie in Holland. formaat: 4o collatie: 2K4-2M4 vingerafdruk: 163904 - b1 2L y$d : b2 2M4 estituere impressum: 1639 colofon: - blz: 18 letter: gotisch romein tp: typografisch met portrethoutsnede van Hogerbeets

424 ornamenten: 5, band 2, Costerprent initialen: 1: D, H afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1-5. 1631 6. 1639 AR Haarlem [KB 393 G 5 UBA O 63 8029 (2) SBH 92 C 17 UBL 1010 D 33]

1639-6 PUBLICATIE MAENDAEGSCHE WEECK-MARCKT.

titel: Publicatie vande Maendaeghsche Weeck-marckt. formaat: 4o collatie: A2 vingerafdruk: 000004 - b1 A gh : b2 A2 e$es$ impressum: - colofon: Tot Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Roman, Stads-Boeckdrucker inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsse. blz: 4 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 34: B afbeeldingen: -

425 voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem [UBA O 80-930 KB plakk. Q 264:28 GA Den Haag 4074:19]

1639-7 PUBLICATIE TEGENS HET BESTELEN ENDE BEROOVEN DER THUYNEN.

titel: Publicatie Tegens het bestelen ende berooven der Thuynen. formaat: 4o collatie: A2 vingerafdruk: 000004 - b1=b2 A2 e$es$ impressum: - colofon: Gedruckt tot Haerlem by Adriaen Roman, Stads Boeckdrucker blz: 4 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 34: A afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem [UBA O 80-930 (38) KB plakk Q 264:30 GA Den Haag 4074:26 426

1639-8 HERUITVAARDIGING VAN DE KEUR OP HET LANGE GAREN

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: - colofon: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Pars. 1639. blz: 1 letter: xxxxxxx tp: - ornamenten: - initialen: 32A, 34 E afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem [NHA 2166, 46]

1639-9 KEURE ENDE ORDONNANTIE TEGHENS DE STOUTICHEYT DER PAUS-GESINDEN VARIANT 1

427

titel: Keure ende Ordonnantie Teghens de stouticheyt der Paus-gesinden, ende der selver Excessen. formaat: 4o collatie: A4 (A4 blanco) vingerafdruk: 163904 - b1=b2 A2 ne$vol impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde Vergulde Pars. 1639 colofon: - blz: 5 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met stadsvignet 5 ornamenten: band 2 initialen: 34: A, 11: I afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem [UBA O 80-930:40 GA Den Haag 4074:20 KB pflt 4643] 2. 1639 AR Haarlem

1639-10 KEURE ENDE ORDONNANTIE TEGHENS DE STOUTICHEYT DER PAUS-GESINDEN VARIANT 2

titel:

428

Keure ende Ordonnantie tegens de stouticheyt der Paus-gesinden ende der selver excessen. formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: - colofon: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Ordinaris Stadts Beck- drucker, woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsse. Anno 1639. blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 32: A afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem 2. 1639 AR Haarlem [NHA 2166, 47]

1639-11 KEURE ENDE ORDONNANTIE SILESIGER TAL-GAREN titel: Keure ende Ordonnantie Op het Silesiger Tal-garen binnen Haerlem. formaat: 4o collatie: A6 429

vingerafdruk: 163904 - b1 A2 t$de : b2 A4 peyre impressum: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, Stadts- Boeck-drucker inde Groote Houtstraet, inde vergulde Pars. 1639. colofon: - blz: 8 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 18: A, 34: E afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem [GA Den Haag Hgst 4074:27]

1639-12 HUWELIJKSGEDICHT DEL - LE FEBVRE

titel: Epithalamium, ofte Bruyd-lofs Ghedicht, Ter eeren Den Eerwaerdighe ende vroomen Sr. Dirck Dircksen del, Ende de Eerbare ende Deucht-rijke Ioffr. Catharina Le Febvren. Vereenicht inden Echten staet, den I. Martij 1639. Binnen Haerlem. formaat: 4o collatie: <***>4 vingerafdruk: 000004 - b1 <***>2 uam$ : b2 <***>3 ns$st impressum: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Pars. 430

colofon: - blz: 8 letter: gotisch romein tp: typografisch met vignet ornamenten: band 4 initialen: 1: G, 11: W afbeeldingen: huwelijksvignet op tp voor: opdrachtgevers edities: 1. 1639 AR Haarlem [KB 853 A 134]

1639-13 ORDONNANTIE MET BETREKKING TOT PRIJSONTDUIKING DOOR ZOUT- EN ZEEPHANDELAREN

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt tot Haerlem by Adriaen Roman, ordinaris Boeckdrucker woonende inde Groote Houtstraet inde vergulde Pars, Anno. 1639 colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - 431

ornamenten: - initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem [GA Den Haag 4074:25]

1640

1640-1 KEURE TEGENS PUBLIJCQUE VERGADERINGEN

titel: Keure tegens het houden vande publicque Vergaderingen, so van Regenten van Gods Huysen, Hofjens, Corporaelschappen, Prijsmaelen, ende Ghebuyrten in Haerlem ende de vryheyt vandien. formaat: 4o collatie: A4 (A4 blanco) vingerafdruk: 164004 - b1=b2 A2 $gro impressum: Ghedruckt tot Haerlem, By Adriaen Roman, Stadts Boeckdrucker woonende inde Groote Houtstraet inde vergulde Pars. 1640 colofon: - blz: 4 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: -

432 initialen: 34: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1639 AR Haarlem [UBA O 80-930:35 KB plakk. Q 264a:2 GA Den Haag 4074:29]

1640-2 KEUREN ENDE ORDONNANTIEN GHEPUBLICEERT DEN SESTIENDEN ENDE SEVENTIENDEN DECEMBER 1. TEGHENS DEN DOOTSLACH E.A. GEWELD 2. TEGENS STRAETSCHENDERYEN 3. TEGENS ONGEREGELTHEDEN DER DIENAERS ENDE DIENST- BODEN 4. TEGEN HET BRENGHEN VAN ALMANACKEN, AFEYSCHEN VAN NIEU-JAEREN ENDE COPPER- STUCKEN MITSGADERS TEGENS DE INSOLENTIEN DER JONGHERS

titel: Keuren ende Ordonnantien ghepubliceert den sestienden ende seventienden December, 1640. formaat: 4o collatie: A-C4 (C4 blanco) vingerafdruk: 164004 - b1 A2 ere : b2 C2 le$ impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Stads Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsse. 1640 colofon: - blz: 21 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2

433 ornamenten: 4 initialen: 1: A, 34: A, 41: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1640 AR Haarlem [UBA O 80-930:39 GA Den Haag 4074:31]

1640-3 H. BRUYNING, RECHT-BESCHEYDT.

titel: Recht-Bescheydt des Wets ende der Propheten. Ofte Verantwoordinghe Vande eyghen Geests meeninghe, ende rechte sin der Goddelijcker waerheyt, aengaende de Verschil-texten des Ouden Testaments: Nae de Orthodoxe leere der rechtsinnigher Kercke, van ouds af tot onse euwe toe, uyt het onfeilbare woord Gods selfs verdedicht. Teghen De menichvuldighe verdrayingen van allerley bekende Secten, nae haer opinien ghedaen en gedreven. Dienaer des Goddelijcken woords in Akersloot. Psal. 19 vers 10. De rechten des Heeren sijn Waerheyt. formaat: 4o collatie: πA-G4 πH2(-H2)A-3X4 3Y2 vingerafdruk: 164004 - a1 A2 khe : a2 H n - b1 A en : b2 3Y 14.$20 impressum: Te Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Roman Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet, inde vergulde Pars. 1640. colofon: t’Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsse. 1640. blz: 552 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met ornament 4

434 ornamenten: 1, 4 (op tp.) Costerprent, drukkersmerk 3 (aan het eind). initialen: 1: G, H, V, 2: H, O, V, 3: D, O, 5: D, 11: E, W, 36: H, 41: D, H, N, O, V, 46: H afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1640 AR Haarlem [UBA O 63-9908 KUL 221.014.2 BRUY]

1640-4 ORDONNANTIE OP DE GESCHOOREN KETENS

titel: - formaat: plano collatie:- vingerafdruk: - impressum: Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet in de vergulde Parsse. 1640. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad 435

edities: 1. 1640 AR Haarlem [NHA 2166, 48]

1640-5 AMPLIATIE VAN DE KEUR OP HET SILESISCHE TAL- GAREN

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet in de vergulde Parsse. 1640. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 33: D afbeeldingen: - voor: stad

edities: 1. 1640 AR Haarlem [NHA 2166, 49 en 50]

1641

436

1641-1 JOACHIM HUYBRECHTS, LICHT DER MEDECIJNE

titel: Licht der Medecijne ende der Chyrurgie, in het welck ghy vinden sult goeden raet ende remedie tot alle gebreken des Menschen lichaem, van den hoofd totten voeten. formaat: 8o collatie: A-L8 vingerafdruk: 164108 - b1 A2 r$ : b2 L5 n$di impressum: Tot Haerlem, Gedruckt by Adriaen Roman, wonende inde groote Hout-straet, inde vergulde Pars. 1641. colofon: - blz: 171 letter: gotisch romein tp: typografisch met houtsnede ornamenten: - initialen: 5: D afbeeldingen: 1. op tp 2. urine-kijker 3. gemini

voor: eigen uitgave

edities: 1. 1567 Antwerpen Jan van Ghelen 2. 1612 Antwerpen Pauwels Stroobant 3. 1641 AR Haarlem [UBA OK 88-5] 437

1641-2 ORDONNANTIE VAN DE GABELLE OFTE THOLLE, VRACHT-LOON OP DE SCHUYTEN, PASSAGIERS, REYSENDE LUYDEN ENDE BEESTEN TREKVAART HAARLEM-AMSTERDAM

titel: Ordonnantie van de Gabelle ofte Tholle, Mitsgaders van het Vracht loon ghestelt op de Schuyten, Passagiers, reysende Luyden ende Beesten den Nieuwen Treck- Vaert ende Wagen-wegh, tusschen Haerlem ende Amsterdam gebruyckende. formaat: 4o collatie: A-B4 (B4 blanco) vingerafdruk: 164104 - b1 A2 $H : b2 B3 ghe impressum: By Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker woonende in de Groote Hout-straet inde vergulde Pars. 1641. colofon: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Pars. 1641. blz: 13 letter: gotisch romein civilité tp: typografisch met drukkersmerk 3 ornamenten: band 4 initialen: 5: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1641 AR Haarlem [UBA O 80-930 (19), NHA 3993, 5855]

438

1641-3 HUGO DE GROOT INLEYDINGHE TOT DE HOLLANDSCHE RECHTS-GHELEERDHEYDT

titel: Inleydinghe Tot de Hollandsche Rechts-gheleerdheydt, Beschreven by Hugo de Groot. Mitsgaders Een korte Inleydinghe tot de Practijcke, voor de Hoven van Iustitie in Hollandt, gheschreven door d’Heer Rombout Hogerbeets. Desen druck naer den Autheurs Hand-schrift oversien ende verbeterdt. Hier is noch by ghevoecht. H. de Groot Van de Oudheyd der Batavische, nu Hollandsche Republijcke. Ende de Vrije Zee-vaert, Ofte Bewijs van ’t Recht dat de Inghesetenen deser gheunieerde Landen toekomt, over de Oost ende West-Indische Koop-handel. formaat: 4o collatie: π4 A-2K4, 2A-C4, 3A-E4 3F2, 4A-F4 vingerafdruk: 000004 - 1b1 A h : 1b2 2K2 te$wil - 2b1 A2 ore : 2b2 C3 en$S - 3b1 A2 hey : 3b2 F2 ani - 4b1 A2 ghe – 4b2 F3 y$doo impressum: - (op gegraveerde tp: Tot Haerlem, By Adriaen Roman Boeckdrucker inde vergulde Parsse Ao 1641) colofon: blz: 269 letter: gotisch romein civilité tp: typografische tp. en gegraveerde tp ornamenten: drukkersmerk 3, Costerprent initialen: 1: A, R, 2: W, 41: A afbeeldingen: gegraveerde tp. zie eerdere dr., portret Hugo de Groot (v. Beresteyn nr. 12) voor: eigen uitgave edities: 1. 1631 Wed. Hillebrant Jacobsz van Wou Den Haag 439

2. 1631 Wed. Hillebrant Jacobsz van Wou Den Haag 2o dr. 3. 1631 Frans Pels en Cornelis Willemsz Blaeu Amsterdam 2o dr verb. 4. 1631 AR Haarlem 5. 1631 Pieter Corssen Rotterdam 4o dr. 6. 1636 AR Haarlem 7. 1639 AR Haarlem [UBA O 63-8673 KB 393 G 5 SBH 92 C 17 UBL 1010 D 33] 8. 1641 AR Haarlem [UBA O 63-1764 (1) UBA O 63-3691 UBA O 63-8268 (2) KB 560 H 12 KB 2215 B 30 SBH 161 F 31 UBL 1010 D 34 UBVU XG. 00094]

1641-4 ROMBOUT HOOGERBEETS, BREVIS INTRODUCTIO/ KORTE INLEYDINGHE.

titel: Brevis Introductio ad Praxin, Ofte Korte Inleydinghe tot de Pracktijcke, voor de Hoven van Justitie in Hollandt. Gheschreven van wijlen D’Heer Mr. Rombout Hogerbeets, Sal. Ged. V.I.D. In zijn leven eersten Raedt inden Hoogen Rade van Hollandt, ende Raedt ende Pensionaris der Stadt Leyden. Uyt des Auteurs Autographo overgesien ende van vele fauten verbetert. formaat: 4o collatie: A-C4 vingerafdruk: 000004 - b1 A2 ore : b2 C3 en$s impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende in de Groote Hout-straet inde vergulde Pars colofon: - blz: 24 letter: romein xxxx tp: typografisch met houtsnede-portret Hogerbeets ornamenten: ornament 5, Costerprent

440 initialen: 51: D afbeeldingen: portret op tp. voor: eigen uitgave edities: [deze titelvariant –relatie met Aenlegghen nog nagaan] 1. 1641 AR Haarlem [UBA O 63-1764 (2) UBVU XG. 000094:2 SBH 161 F 31:2 UBL 1010 D 32:2 genre: juridisch traktaat

1641-5 HUGO DE GROOT, VAN DE OUDHEYDT DER BATAVISCHE, NU HOLLANDSCHE REPUBLIQUE

titel: Van de Oudheydt der Batavische, Nu Hollandsche Republique. Beschreven door Hugo de Groot. formaat: 4o collatie: A-C4 vingerafdruk: 000004 - b1 impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze. 1641. colofon: - blz: 43 letter: gotisch romein

tp: typografisch met portret-houtsnede ornamenten: 1, band 2 initialen: 1: I, 11: A

441 afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1610 Hillebrant van Wouw I Den Haag 2. 1636 AR Haarlem [UBA O 63-8673 KB 198 H 16:2 KB pflt 1736:2 SBH 92 C 16:2 3. 1639 AR Haarlem 4. 1641 AR Haarlem [UBA O 63-1764(3) UBA O 63-8268(1) UBL 1010 D 34:2 KB 560 H 12:2 KB 2215 B 30:2]

1641-6 HUGO DE GROOT, VRYE ZEEVAERT

titel: H. Groti Vrye Zeevaert, Ofte Bewys Van het Recht dat de Inghesetenen deser vereenighde Nederlanden toekomt, over de Oost en West-Indische Koop- handel. Nu uyt den Latijne op een nieuw vertaeld door A. Iekerman. formaat: 4o collatie: A-F4 vingerafdruk: 164104 - b1 A ghe : b2 F3 y$doo impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet, inde Vergulde Parsze colofon: - blz: 47 letter: gotisch romein

tp: typografisch met Unievignet 1 ornamenten: 2, 5 initialen: 1: H, W afbeeldingen: - 442

voor: eigen uitgave edities: 1. 1614 Jan Huybertsz Leiden 2. 1614 Jan Hubertsz Leiden 3. 1614 Jan Hubertsz/Willem Iansz Leiden/Amsterdam 4. 1636 AR Haarlem 5. 1639 AR Haarlem [KB 393 G 5:3 SBH 92 C 17:4 UBL 1033 D 33:3 UBNijm OD 146 c 137 nr. 3] 6. 1641 AR Haarlem [UBA O 63-8268 (1) UBVU XG. 00094:4 KB 560 12 KB 2215 B 30:4 SBH 161 F 31:4 UBL 1010 D 34:4]

1641-7 INSTRUCTIE ENDE ORDONNANTIE VOOR COMMISSARISSEN VANDE ZEEVAERT, BIJGEVOEGD : QUINTEN WEYTSEN, EEN TRACTAET VAN AVARIEN

titel: Instructie Ende Ordonnantie Voor de Commissarissen vande Zeevaert. Hier achter is by ghevoeght, Een Tractaet Van Avarien, Ghemaeckt by Quintyn Weytsen. formaat: 4o collatie: A-D4 vingerafdruk: 164104 - *b1 B g : b2 D2 $te$ impressum: t’Haerlem, Ghedruckt by Adriaen Roman, Anno 1641 tweede impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Roman, Boeck-drucker, Anno 1641 colofon: -

blz: 32 letter: gotisch romein tp: typografisch met Amsterdams wapen

443 ornamenten: Costerprent, drukkersmerk 3 initialen: 11: A afbeeldingen: - voor: eigen uitgave edities: 1. 1631 AR Haarlem 2. 1641 Wed. en erfg. van Symon Moulert Middelburg 3. 1641 AR Haarlem [UBA Br 1301-2 UBL THYSPF 4404]

1641-8 AMPLIATIE VAN DE KEUR OP SILESIGHER TALGAREN

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker woonende inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsse colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 32: D afbeeldingen: - voor: stad 444

edities: 1. 1641 AR Haarlem [NHA 2166, 51]

1641-9 ORDONNANTIE TEGEN ONGEREGELDHEDEN ON ONDERLINGE ONLUSTEN VAN SCHIPPERS

titel:- formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Boeck-drucker inde Groote Hout-straet, inde vergude Pars. 1641. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: stadsvignet 5 initialen: 32: D afbeeldingen: - voor: stad

edities: 1641 AR Haarlem [NHA 2166, 52]

1641-10 PUBLICATIE TEGHEN HET VERNIELEN VAN SWANEN- NESTEN EN HET NEMEN VAN DE EYEREN 445

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Boeck-drucker inde Groote Hout-straet, inde vergulde Pars. 1641. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: stadsvignet 5 initialen: 18a afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1641 AR Haarlem [NHA 2166, 53]

1641-11 VERORDENING TOT HET UITDIEPEN VAN DE STADSWATEREN VANWEGE DE DROOGTE

titel: - formaat: plano 446

collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stadts-drucker inde Groote Hout-straet inde vergulde Pars. 1641. colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: stadsvignet 5 initialen: 33: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1641 AR Haarlem [NHA 2166, 54]

1641-12 ORDONNANTIE TEGEN WEDUWEN EN WEDUWNAARS DIE HERTROUWEN ALVORENS HUN VOORKINDEREN HUN ERFDEEL TE GEVEN

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stads Boeck-drucker inde Groote Houtstraet inde vergulde Pars. Anno 1641. 447

colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: stadsvignet 5 initialen: 32: A afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1641 AR Haarlem [NHA 2166, 56]

1641-13 VERZOEK VAN DE WEESMEESTERS

titel: - 448

formaat: 4o collatie: A2 vingerafdruk: 164104 - b1=b2 A : e impressum: - colofon: - blz: 3 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: - initialen: 1: V , 5: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1641 AR Haarlem [GA Den Haag 4074: 3/4]

1641-14 AMPLIATIEN OP DE KEURE VAN HET SILEZISCH GAREN

titel: Ampliatien op de Keure van het Silesigher Talgaren, vanden sesten Septembris 1640. Ende negen en twintichsten Martij 1641 formaat: 4o collatie: A3 vingerafdruk: 164104 - b1=b2 A2 $en impressum: Ghedruckt te Haerlem, By Adriaen Rooman Stadts Boeck-drucker, inde groote Houtstraet, inde vergulde Pars. 1641.

449 colofon: - blz: 5 letter: gotisch romein tp: typografisch met stadsvignet 2 ornamenten: - initialen: 1: D 37: D afbeeldingen: - voor: stad edities: 1. 1641 AR Haarlem [GA Den Haag 4074:28]

1641-15 FRANCISCUS JUNIUS, DE SCHILDER-KONST DER OUDE

titel: De Schilder-konst der Oude, Begrepen in drie Boecken, door Franciscus Iunius formaat: 4o collatie: <***>8 A-2X4 vingerafdruk: 164104 – a1 <***>2 oon : a2 <***>5 en,$ - b1 A $ : b2 2X3 vercier impressum: Voor Zacharias Rooman, Boeck-verkooper woonende op de Burcht, inde vergulde Bibel. 1641. colofon: - blz: 346 letter: romein, civilité, cursief tp: typografisch 450

ornamenten: 1,2 (+ 2 ornamenten van Thomas Fonteyn), band 2, 4 initialen: 1: D, V, 2: G, 3: D, 11: E, M afbeeldingen: Costerprent, W. Hollar, portret van Iunius naar A. van Dyck voor: Zacharias Rooman edities: 1. 1641 Middelburg (AR en ZR) 2. 1659 Middelburg (ZR) 3. 1675 Amsterdam-Middelburg (Johannes II en Gillis Janssonius van Waesberghe, Willem Goeree)

1642

1642-1 KEUR ENDE ORDONNANTIE TEGEN DE FABRICAGE VAN GROVE DOORNICXSE WERCKEN

titel: - formaat: plano collatie: - vingerafdruk: - impressum: Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Stadts Boeck-drucker inde Groote Hout-straet inde vergulde Parsze colofon: - blz: 1 letter: gotisch romein tp: - ornamenten: stadsvignet 2

451 initialen: 32: A afbeeldingen: - samenstelling: - voor: stad edities: 1. 1642 AR Haarlem

1649-1 JOHANNES ROMAN, SCHEEPS-BEDENCKINGEN

titel: Scheeps-Bedenckingen, Gevallen Over verscheyde saken die den Zee- varenden plachten te ontmoeten. Door Iohannes Roman, Dienaer des Goddelijcken Woords op Batavia, uyt-gevaren naer Oost-Indien, op ’t Schip Nieu-Enchuysen, den 9. Ianuarij 1647. formaat: 4o collatie: *2 A-B4 C2 D2 vingerafdruk: 164904 - a1=a2 *2 e$ - b1 A a : b2 D $ 164904 - a1=a2 *2 $w - b1 A a : b2 D $ impressum: Te Haerlem, Voor Adriaen Roman, inde vergulde Parsse, 1649. colofon: - blz: 27 letter: gotisch romein tp: typografisch met drukkersmerk 3 ornamenten: 8, Costerprent initialen: 11: W, 64: N, 66: S

452 afbeeldingen: - voor: AR (dr. ThF?) edities: 1. 1649 ?/AR Haarlem [UBA Obr. 477 UBA Pfl. E. t. 23a KB pflt 6496 UBL THYSPF 5534]

16XX-3 EENIGHE SECREETE ONDERWIJSINGE DES KONINGS VAN SPANGIEN

titel: Eenighe Secreete onderwijsinge des Konings van Spangien, aen sijnen lieven Soon Philippus den III. desen teghenwoordighen Koningh, vervatende hoe hy hem sal reguleren na sijns Vaders doot, int regeeren van sijne Coningrijcken. Mitsgaders Sijn sieckte, door, ende overleveringhe zijns Rijcks, oock eenighe vermaninghen aen synen Sone Don Philippo de III. ende sijne Dochter de Infante voor sijn over lijden , als oock den van sijnder begravenisse. formaat: 4o collatie: A4 vingerafdruk: 000004 - b1 A2 $ver : b2 A3 losse impressum:Ghedruckt t’Haerlem by Adriaen Rooman. Boeckdrucker woonende in de Koningstraet colofon: - blz: 8 letter: gotisch romein tp: typografisch met ornament 9 ornamenten: ornament 9 initialen: 1: O afbeeldingen: -

453 voor: eigen uitgave edities: ? Haarlem AR [UBU Pamflet UB 226 UBL THYSPF 1060]

454

BIJLAGE 2. ROOMAN INITIALEN, ORNAMENTEN, MERKEN

INITIAAL 1 LOOD

25 x 25

A 1611 1641 GR 21

B 1614 1638 GR 21

C 1614 1635

D 1613 1639

E 1616 1636 GR 21

F

G 1614 1640

455

H 1613 1641 GR 21

I/J 1611 1641 GR 21

K 1615

L 1616 1631

M 1611 1634 GR 21

N 1614 1633 GR 21

O 1611 1635 GR 21

P 1611 1628

Q 1628 1636 GR 21

R 1630 1641

S 1614 1629 GR 21

T 1616 1617 GR 21

U/V 1614 1641 GR 21

W 1615 1641 GR 21

De serie 1 wordt door GR gebruikt vanaf 1594. Laceulle-van de Kerk heeft de letter aangetroffen in haar nrs. GR 86, 88, 91, 98, 104, 108, 110, 112, 115, 120, 122, 126, 128, 150 en 162.

De D blijkt een vervanger te zijn van de D, die Gillis bezat (cf. Miedema-Spies, De Kerck der Deucht, p. 39-40).

456

INITIAAL 2 LOOD

18 x 18

A 1614 1639 GR 10

B 1613 1637 GR 10

C 1614 GR 10

D 1611 1618 GR 10

E 1613 1635 GR 10

F 1613 1629

G 1613 1638

457

H 1611 1640 GR 10

I/J 1613 1638 GR 10

K 1613 1634

L 1628 1635

M 1614 1630 GR 10

N 1612 GR 10

O 1611 1640 GR 10

P 1630 1632

Q 1636 GR 10

R 1616

S 1612 1635 GR 10

T GR 10

U/V 1626 1640

W 1613 1641 GR 10

X

Y

Z 1611

De serie 2 wordt door GR vanaf 1593 gebruikt. Laceulle-van de Kerk heeft de letter aangetroffen in haar nrs. GR 85, 86, 87, 88, 92, 99, 103, 104, 106, 112, 114, 116, 117, 119 120, 121, 122, 126, 127, 138, 140, 146, 147, 148, 149 en 157.

458

INITIAAL 3 LOOD

20 x 19-21

A 1613 1632 K 7 = GR 13 ‘T ZANGERS

D 1613 1641 K7 ‘T ZANGERS

E K 7

I GR 13

N K 7

O 1638 1640 GR 13

W GR 13

459

De serie 3 is al bij Anthonis Ketel vertegenwoordigd. Laceulle stelt deze serie (Ketel 7) vast vanaf 1582. GR heeft ook de A (GR 13). Het onderscheid 13a en 13b, dat Laceulle maakt, berust waarschijnlijk op slijtageverschillen. Daarnaast heeft hij een I, O en W, die vanaf 1588 bij hem zijn aangetroffen. De D zal hij ook bezeten hebben, omdat deze bij AR voorkomt. AR neemt behalve de D ook de A en de O over. De I en de W lijken verloren te zijn gegaan. De reeks is op stilistische gronden gereconstrueerd. Er is enig verschil in breedte met de D als smalste en de A als breedste letter. Valkema Blouw heeft de A en D bij Herman ’t Zangers aangetroffen. Maar via Ursicula blijken letters uit de serie ook voor te komen bij Simon Steenberch (Deventer 1557-1591), Nathanael Cost (Deventer 1639-1656) , Nicolaes Biestkens II (Amsterdam 1576-1583) en Cornelis Claes (Amsterdam 1582- 1609). Dus loden handelsletters. De relatie tussen GR en AR is plausibel op basis van bijna identieke individuen. Dat geldt niet voor de relatie met ’t Zangers/Ketel. De exemplaren zijn gaaf. Het eventuele slijtageproces tussen de inviduen van ’t Zangers en AR is niet vastgesteld. De relatie is dus niet dwingend.

460

INITIAAL 4 LOOD

19 x 19/20

A 1629

B 1614 1616

C 1614

D1 1614

D2 1614

E1 1629

461

E2 1614

G 1614

I/J 1614

M 1614 1616

W 1616 1630

Deze serie komt niet bij Ketel en GR voor. Geen sporen van spijkers. Enkele mooie breukjes ( bv. G tussen 1614-4 en 1616-2) Nochtans moet het om loden letters gaan. Ursicula levert op dat overal dezelfde letters in omloop waren. Bv. de A bij VC I, David Wachtendonck en HPvW. De E1 bij François Bosselaer (Dordrecht) en HPvW, E2 bij Thomas Hendricksz (Zwolle en Harderwijk) en Jan Bouwensz (Leiden). Het is opmerkelijk dat Rooman de letters na zijn eerste jaren zo spaarzaam gebruikt heeft.

462

INITIAAL 5 HOUT/LOOD

16/17 x 16/17

D 1638 1641

Geen spijkergaten, geen verbuigingen, wel afknotting bovenzijde

Ook aanwezig bij Johannes Jacobsz Paets (1579-1622), NB. daarbij één individu dat sprekend op de letter van Rooman lijkt, met de slijtage aan de bovenkant. Maar in Ursicula ook een individu dat (nog?) intact is, van Jan Bouwensz (Leiden, 1571-1614) en van Paets.

Misschien heeft Rooman de oude D van Paets overgenomen, die hem dan weer van Bouwensz kan hebben gekocht en hem in de loop van de tijd beschadigd heeft; maar misschien betreft het toch een meegegoten beschadiging. Dan was het een loden letter.

463

INITIAAL 6 LOOD

21 x 20

B 1617

Alleen in 1617-4. De letter is bij Rooman uitzonderlijk, maar niet bij anderen. Ursicula levert onder anderen op: Cornelis Claes, Jan Evertsz Cloppenburgh I (Deventer), Simon Moulert, Nicolaes Biestkens II en Simon Steenbergh (Deventer).

464

INITIAAL 7 HOUT/LOOD

30 x 30

A 1634

Deze letter is niet exact in Ursicula terug te vinden. Wel een zeer sterk gelijkende variant, die met veel meer onderlinge overeenkomsten voorkomt bij Barent Adriaensz, Willem Jansz Blaeu, Daniel Wachtendonck, HPvW en anderen. Hoe het verschil met de letter van Rooman verklaard moet worden, is onduidelijk. Slijtage kan niet voor alle verschillen de oplossing bieden. Omdat van 7: A van Rooman geen andere voorbeelden zijn gevonden, zou het om een houten nasnijding kunnen gaan. Maar het kan ook, dat deze gietvorm van de letter buiten de periode van Ursicula valt.

465

INITIAAL 8 LOOD

21 x 20

T 1617

Alleen in 1617-4

Uit Ursicula blijkt dat GR een identiek, alleen iets minder beschadigd, individu heeft gebruikt. Laceulle heeft deze letter niet. Het is vermoedelijk een loden letter. Sterk gelijkende individuen bij Nicolaes Biestkens II en III en bij Simon Moulert.

466

INITIAAL 11 HOUT

30 x 30 (gemeten alleen I)

A 1636 1641

E 1638 1640

I 1636 1639

M 1641

W 1639 1649

De W komt in Ursicula voor bij HPvW. Het is hetzelfde exemplaar, in de druk van 1649 zitten enige beschadigingen die bij Rooman in 1639 en bij HPvW niet voorkomen.

467

De A en de I hebben grote overeenkomsten met die van Thomas Fonteyn. Het zouden dezelfde individuen kunnen zijn.

INITIAAL 12 HOUT

38 x 38

A 1636

E 1635

468

INITIAAL 21

12-13 x 10-13 LOOD

A 1612 1634

B 1613 1634

C 1634

D1 1612 1634 GR 3 bloemetje

D2 1633 GR 3 middenkrullen (eerder dan 1633)

E1 1612 GR 3 lang middendeel

E2 1633 kort middendeel (beschadigd ?)

469

G 1612 1634

H 1612 1634 GR 3

I/J 1612 1634 GR 3

K 1613 1638

M 1613 1634 GR 3

N 1613 1634

O 1612 1637

P 1613

S 1612 1634 GR 3

T 1613 1634

U/V 1613 1633

W 1612 1637

Laceulle heeft deze reeks bij GR vastgesteld vanaf 1596. Dat geldt ook voor de D1 en de D2 . De laatste is dus niet pas in 1633 bijgemaakt. Het zijn vermoedelijk courante handelsletters.

470

INITIAAL 31 HOUT

22 X 23

A 1613 1630 GR 6 (afb. 89)

Laceulle kent vanaf 1586 een reeks bij GR, waarvan behalve de A tenminste ook de G, I en de M deel uitmaken. We hebben intussen ook de D gevonden bij Gillis. Bij AR wordt de A vooral in overheidspublicaties gebruikt. De andere letters ontbreken bij hem.

471

INITIAAL 32 HOUT

80 x 80 [V: 78 x 75]

A 1628 1639

B 1638 1639

D 1627 1641

E 1633

V 1628

Vooralsnog is de letter alleen in overheidspublicaties en een Brederode- ordonnantie van 1627 gevonen.

472

Op grond van kleine afgebroken stukjes en barstjes zijn dit houten letters.

De 32: D komt ook voor op een plano van Abraham Casteleyn voor de stad uit 1661 en een plano van Pieter Casteleyn voor het Elisabeths Gasthuis uit 1665. Veronderstelling: Casteleyn heeft de letters overgenomen van AR.

INITIAAL 33 LOOD 50 x 48

D 1640 1641

I 1634

Vooralsnog is de letter alleen aangetroffen in overheidspublicaties uit 1634 en 1640.

Ondanks enkele barstjes (?) is dit vermoedelijk lood. De letter D is aangetroffen bij Hans van der Hellen 1618-1661 Middelburg, Willem van Paddenburg 1661- 1688 Utrecht, Amelis van Paddenburg 1629-1671 Utrecht, Hendrick Mucerus 1650 ,Groningen en Gesina Elama 1717-1746, Groningen.

473

INITIAAL 34 LOOD

A 37 x 39 E 40 x 37

A 1637 1640

E 1638 1639

Gemeenschappelijke kenmerken: dunne verticaal onderbroken dunne slingerlijn met streepje in de onderbreking

Lood: de A komt ook voor bij Aert Meuris (Den Haag 1609-1642) De E ook bij Herman van Borculo II (Utrecht 1597-1645) .

474

INITIAAL 36 HOUT

B 38 x 35 V 38 x 35 H 40 x 40

B 1639

H 1640

V 1628

Of deze letters onderling een groep vormen is niet zeker; evenmin of ze eventueel verbonden zijn aan één van de andere kalligrafische typen van ongeveer dezelfde grootte. De letters zijn nergens anders teruggevonden.

475

INITIAAL 37 LOOD

D 20 x 20

D 1631 1641

Alleen in 1631-9 en 1641-14. Net iets kleiner dan de verwante 31-A

Gave exemplaren van deze D bij Broer Jansz (Amsterdam 1603-1652) en Abraham van der Rade (Leeuwarden 1605-1620), Abraham Biestkens (Amsterdam 1616-1641).

Het exemplaar bij Rooman is misschien tweedehands, want zeer versleten vergeleken met die van de drie andere drukkers.

476

INITIAAL 38 LOOD

13/14 x 12/13 (I, G en W) 11 x 11 (B)

A 1627 1631

B 1627 1628

G 1628

H 1627

I 1627 1628

W 1627 1628

Deze letters zijn vergelijkbaar met de cadellen. Courante loden gotische kapitalen.

477

INITIAAL 41 LOOD

16//20 x 18/19

A 1640 1641

B 1638

D 1640

H 1640

N 1640

O 1640

478

V 1640

De A, B en D ook bij Theunis Jacobsz Lootsman (1629-1651) De D en H ook bij Johannes Jacobsz Paets (1579-1622)

INITIAAL 42 LOOD

30 x 28

H 1629 1630

Deze H met een voorstelling van een persoon/vogel (?) komt reeds voor bij GR, waar hij het nummer 26 heeft. Hij komt voor in een bijbel van 1590, cf. Laceulle, p. 402, afb. 114 en p. 384. Blijkens Ursicula is de letter ook gebruikt door Aart Meuris en de Raphelengii.

Het enigszins beschadigde individu van AR zou identiek kunnen zijn aan het nog geheel gave exemplaar bij Gillis Rooman.

Het figuurtje in de letter wordt in Ursicula als een vogel beschreven, maar dat is twijfelachtig.

479

INITIAAL 43 HOUT

19/20 x 22

D 1631 1638 1632

Een voorloper van deze D met vogel komt al in 1561-1562 bij Van Zuren voor (Jan van Zuren, initiaal 2, cf. Laceulle p. 381). Het was een algemeen gebruikt type. Bij GR komt min of meer dezelfde D in twee varianten voor in dezelfde bijbel uit 1595-1598 (!) . Eén daarvan (GR, initiaal 16, cf. Laceulle, p. 384, afb. 106, p. 401) is identiek aan AR 43. De ander maakt de indruk nagesneden te zijn.

480

INITIAAL 44 LOOD

23 x 21 (M: 24 x 23)

[C 1636]

G 1614 1629

M 1629 1636

NB de C is in feite een beschadigde G.

De beide letters (maar geen andere met dezelfde groteske kop onderaan) komen bij talrijke drukkers voor: in Haarlem ook bij Vincent Casteleyn I, David Wachtendonck en Hans Passchiers van Wesbusch, in Amsterdam bij Nicolaes Biestkens, Willem Jansz Blaeu en Broer Jansz, in Arnhem bij Jan Jansz.

481

INITIAAL 46 LOOD

15 x 14

H 1640

Ursicula heeft de letter ook bij Johannes Paets (Leiden), Theunis Lootsman (Amsterdam) en Pieter Casteleyn. De eerste drukt tussen 1579 en 1622, de laatste tussen 1649-1676. De letter moet zeer lang gebruikt (en gemaakt?) zijn.

482

INITIAAL 47 HOUT?

26 x 27

I 1630

Deze letter heeft beschadigingen die op hout wijzen. In Ursicula bevindt zich bovendien geen enkele parallel.

483

INITIAAL 51 HOUT/LOOD

23 x 22

D 1641

Factotum. Waarschijnlijk niet opgenomen in Ursicula. Op basis van afdruk niet te bepalen of het een loden of houten factotum is. Het factotum is door Rooman niet voor andere leteers gebruikt.

484

INITIAAL 52 HOUT/LOOD

? x ?

M 1633

Factotum NB. In Griekse tekst. De Letter is dus een Mu. Het factotum is door Rooman niet voor andere letters gebruikt. Niet te bepalen of het om hout of lood gaat.

485

INITIAAL 61 LOOD

23 x 22

W 1617 1636

Ook in 1617 en 1622/23 bij Jacob Jacobs

INITIAAL 62 LOOD

23 x 21

K 1630

Deze K komt ook voor bij diverse andere drukkers, o.a. Herman Theunisz Kranepoel, Hans Passchiers van Wesbusch en Broer Jansz.

486

INITIAAL 63 LOOD

22 x 22

I 1614 1636

Dit is een zeer veel gebruikte letter. In Haarlem alleen al bij VC I, DvW en HPvW. Verder o.a. bij W.J. Blaeu, Broer Jansz, Jasper Tournay en Aart Meuris. Deze initiaal komt ook voor bij Adriaen Rooman II in 1639

487

INITIAAL 64 LOOD

23 x 21

N 1614 1649

Dit is een loden letter, die bij vele andere drukkers voorkomt, in Haarlem Hans Passchiers van Wesbusch, Vincent Casteleyn I en David Wachtendonck. Elders ook Willem Jansz Blaeu, Jacob Jacobsz (A’dam), Jan Jansz (Arnhem) en Jasper Tournay (Gouda).

488

INITIAAL 65 LOOD

? x ? (1631-3 niet in Nederland)

B 1631

Bij Rooman eenmaal voorkomend als hoofdletter Bèta. Als gewone B ook bij Johannes Paets en Willem van der Boxe (Leiden).

489

INITIAAL 67 LOOD

23 x 21

H 1614 1636

De letter komt ook voor bij Daniel Wachtendonck en Vincent Casteleyn in Haarlem, Willem Jansz en Joan Blaeu, Abraham Biestkens en Broer Jansz in Amsterdam en Jasper Tournay in Gouda.

490

INITIAAL 68 LOOD

23 x 22

A 1614 1636

D 1614

De A en de D hebben beide een vaas als motief. De letters komen beide uit 1614-4 De A blijkt ook voor te komen bij Jacob Jacobsz voor M. J. Brandt (: Damius, Antidotum of hertsterckinghe, 1616). Nathanael heeft een 68:D in 1630, rekenboekje Martin Wilkens, zeer verwant, maar niet hetzelfde individu, zeker van lood. De loden letters uit 1636-1 verschillen alle vier van elkaar. De beschadigingen en de spijkergaten variëren dermate, dat het om vier individuen lijkt te gaan, alle van zeer slechte kwaliteit.

491

INITIAAL 70 LOOD

22/23 x 21/22

N/Z 1636

O 1614

Deze O is ook aanwezig bij Dirck Pers, W.J. Blaeu, Isaac Canin, Jasper Tournay, VCI, David Wachtendonck, HPvW e.a. De N lijkt een gekantelde Z te zijn. Er komt ook een andersom gekantelde versie voor. De groteske koppen aan weerszijden geven de beoogde vorm aan.

492

INITIAAL 78 LOOD

? x ?

1614 C

Deze C is bij Rooman volkomen geïsoleerd: behalve in 1614-4 niet aangetroffen. Wel in een publicatie van zijn zoon Adriaen in 1639. De letter kwam ook voor bij Willem Jansz Blaeu en Jacob Colom in Amsterdam, bij Jasper Tournay in Gouda en Hans Passchiers van Wesbusch.

493

DRUKKERSMERKEN

1. PETRUSMERK

1612 - 1631

Huisstede-Brandhorst nr. 0444/1721

42 x 34 (zonder rand) 60 x 53 (met rand) GR afb.149

Het merk beeldt het Petrusvisioen uit Hd 10:15 af. Het randschrift heeft de bijbehorende tekst QVAE DEVS PVRGAVIT TU NE POLLVITO.

Het merk werd al gebruikt door GR, in 1590 zonder kader en van 1589 tot 1602 veelvuldig met kader (Huisstede en Brandhorst 0444 en 1721).

Het kader bestaat uit twee vrouwengestalten die florale en frugale festoenen aan een lint ophouden, aan weerszijden van een florale kroon, voorts uit rolwerk, groteske figuren, cornucopiae en een mascaron. De boodschap van de tekst uit Handelingen is de universaliteit van de heilsboodschap van het Christendom.

Het merk wordt slechts incidenteel gebruikt (1612-1, 1616-4, 1631-3)

494

2. DRUKKERIJMERK

1615 - 1638

Huisstede-Brandhorst 0579 (p.933)

? x ? (zonder rand) ? x ? (met rand)

Het merk beeldt een drukkerij af, waar drie drukkers(knechten) werkzaam zijn. Eén rolt inktballen, de tweede zet, de derde drukt. Het randschrift luidt INT SWEET WS AENSICHT SVLDI V BROOT ETEN (Gn 3:19). De rand bestaat uit band- en rolwerk, frugaal en floraal werk met festoenen, twee putti en een cherubijn en een mascaron.

Het is waarschijnlijk een eigen merk van AR. Het wordt onregelmatig gebruikt vanaf 1615 met een concentratie in 1629:

1615-1 1617-5 1628-1 1628-2 eind 1629-12

495

1629-13 1629-14 1629-15 1629-16 1629-17 1629-18 1629-21 1629-23 1631-1 eind 1632-4 1633-4 1634-4 1638-4

496

3. DRUKKERIJ- EN SCHOOLMERK

1628 - 1649

Huisstede-Brandhorst 0887

88 x 67

Ontworpen door Salomon de Bray, cf. J.W. von Moltke, p. 410, Z. 154. Opmerkelijk is dat de ontwerptekening ten dele spiegelbeeldig is. Cf. ook Heijbroek

Het merk is gestoken door Pieter Serwouter (gesigneerd P.S.). Het is opgebouwd uit een medaillon en een cartouche, beide met rolwerk, kransen en festoenen. Aan weerszijden, op een console, allegorische personages, respectievelijk een man met spade en vrouw met zweep en open boek, die labor en diligentia voorstellen. Een Haarlems wapen bekroont het medaillon. Daarin is een

497 drukkerij afgbeeld met twee drukkers. In het cartouche zijn scenes uit een schoolklas te zien, als voorstelling van ‘grammatica’.

Het merk is ruim twintig jaar in gebruik gebleven en verwijst vermoedelijk naar Roomans twee voornaamste activiteiten: de drukkerij en het onderwijs.

1628-2 1630-6 1634-1 1634-2 eind 1639-1 1640-3 1641-2 1641-3 1641-7 1649-1

498

VIGNETTEN

STADSVIGNET 1

Huisstede-Brandhorst 0414

109 x 82

Dode boom met stadswapenschild gedragen door twee staande leeuwen, de linker naar de beschouwer gewend. In de boom banderolle met VICIT VIM VIRTUS. Laceulle kent het vignet bij Gillis vanaf 1597. In dat jaar is er een gekleurde versie van (GR 54)

Huisstede-Brandhorst hebben een verwijzing naar 1641, die niet in het systeem zit.

1613-1 GR afb. 150 1621-1 499

STADSVIGNET 2

Huisstede-Brandhorst 0903 Laceulle-van de Kerk, Houtsnede 6 (afb. 141)

81 x 67

Dode boom met stadwapenschild, gedragen door twee staande leeuwen, beide zijdelings gewend. In de boom tekstbanderolle met VIVIT VIM VIRTUS. Reeds bij GR vanaf 1609. Het merk maakt een sterk slijtageproces door, dat eventueel datering mogelijk zou maken. Merkwaardig zijn de twee versies van 1616-5. De ene nog bijna intact, de andere rechts boven en rechts beneden beschadigd, maar minder dan de beschadiging van 1613-5, die correspondeert met die van 1627 e.v. De conclusie moet wel zijn, dat 1613-5 niet uit 1613 stamt, maar een herdruk is van 1616 of later.

1613-5 1613-6

500

1616-5 1617-10 1627-1 1627-2 1629-5 1631-2 1631-9 1631-12 1632-1 1632-7 1633-1 1633-2 1634-8 1636-5 1636-6 1638-1 1638-2 1638-5 1638-7 1639-11 1640-1 1640-2 1641-14 1642-1

501

STADSVIGNET 3

Huisstede-Brandhorst 0729 Laceulle-van de Kerk, Houtsnede 1 (Ketel en GR, afb. 41)

51 x 41

Wapenschild van Haarlem in rechthoekige omlijsting. Het vignet komt al voor bij Ketel en GR, dan met omgeschreven VICIT VIM VIRTUS. Deze kapitalen variëren echter in uitvoering en waren dus los bijgezet. AR gebruikt ze niet.

1615-4 1618-3 1618-4 1618-6 1629-4

502

STADSVIGNET 4

? x ?

Haarlems stadswapen in ovalen schild met rolwerk, gedragen door mannelijke en vrouwelijke herme, die een banderolle op een grote zaag met VICIT VIM VIRTUS en een neerhangende gebroken ketting ophouden. Het geheel wordt omgeven door bladertakken, een klein schildje en (graven)kroontjes. Het is de vraag, of dit een Rooman-vignet is. Dit moet door vergelijking worden uitgezocht.

1618-5

Dit vignet vervalt. Het is een Casteleyn-vignet, cf. VCI STCN 29.

503

STADSVIGNET 5

40 x 65

Schild met Haarlems stadswapen tegen een voetstuk met gemetselde afgeknotte zuil (?), opgehouden door twee naar de beschouwer gewende leeuwen.

1627-4 1630-8 1630-13 1634-7 1637-4 1639-9 1641-9 1641-10 1641-11 1641-12

504

UNIEVIGNET 1

83 x 66

Huisstede-Brandhorst 1698

De Nederlandse Leeuw in een gesloten tuin met de gewestwapens, omringd door de wapenschilden van Delft, Amsterdam, Haarlem en Leiden.

1631-1 1636-7

505

1639-4 1641-6

ORNAMENTEN

ORNAMENT 1 LOOD

1611-1641

Laceulle-van de Kerk, Sluitstuk 1 (afb. 120)

25 x 25

Dit ornament komt reeds voor bij GR in 1594 (cf. Laceulle, p.384). AR heeft het zijn hele loopbaan gebruikt, op alle plaatsen van titelpagina tot slotbladzijde. Er moet nog een analyse van de slijtage worden gemaakt. Gerard Ketel heeft een ander individu van dezelfde gietvorm gebruikt.

Inmiddels ook aangetroffen bij Gerhard Ketel/Rooman 1602-1605 (STCN 5, 6, 10, 14, 15, 16, 17 en 18), waarschijnlijk in een variante vorm.

1611-3 1611-4 tp 1616-4 1617-3

506

1617-6 tp - 1617-8 tp 1618-1 tp 1618-2 tp 1620-3 1621-1 - 1629-3 1631-1 1631-3 1632-2 o.a. tp 1632-3 - 1632-4 1632-5 1633-3 o.a. tp

1633-5 1634-2 o.a. tp - 1634-5 1635-1 1635-2 1635-3 1636-8 - 1638-6 1639-3 1641-5

507

ORNAMENT 2 LOOD

1611-1641

Laceulle-van de Kerk, Sluitstuk 4 (afb. 123)

39 x 46

Dit ornament is al gebruikt door GR. Laceulle geeft een verwijzing naar …… Gerard Ketel gebruikt het eveneens, maar aantoonbaar een ander individu. Het is dus in Haarlem gebleven. Ketel heeft zelf een nieuw exemplaar bij de gieterij gekocht. Het komt ook bij andere drukkers voor, zoals bij degene die voor Josephus van der Nave in 1628 eem pamflet heeft gedrukt, cf. dossier onder ornament 2. Nagegaan moet worden hoe breed dit ornament verspreid was. Op basis van de slijtage (het lijkt kwetsbaar met de hangers en meerdere dunne verbindingen) kan misschien het exemplaar van AR worden onderscheiden van andere. Bij AR zijn de volgende fasen te onderscheiden: 1. Intact tot 1615 2. 1615: Lichte beschadiging rechter slinger en rechts boven hoofd 3. 1616: beschadiging aan de middenbol 4. 1617: middenbol verdwenen 5. 1628: beide zijhangers tot halverwege verdwenen

508

NB Intussen is dit ornament ook aangetroffen bij Gerhard Ketel, samen met initiaal E 21 bij Gerhard Ketel, Groningen 1602 (Ketel was stadsdrukker 1602-1605), cf. G. Ketel STCN 4 en 5.

1611-3 1612-1 1613-2 1615-3 tp 1616-1 tp - 1617-1 tp 1628-1 1626-3 1636-7 1639-4 - 1641-6

509

ORNAMENT 3

48 x 53

1630

Vrouwenkop met hoofdtooi tussen hoornen des overvloeds waarover afhangende doeken [terminus technicus?] met sieraden.

Waarschijnlijk geen Rooman-ornament. De betrokken druk (1630-10) is ‘voor AR’ gemaakt, niet ‘by AR’.

510

ORNAMENT 3b

51 X 55

1617-11

Dit iets grotere ornament is zeer nauw verwant met nr. 3. Het komt voor op een pamflet, dat aan Rooman is toegeschreven op basis van de initiaal 73: I. Dat is echter een onzekere toeschrijving. Het komt ook voor aan het eind van een pamflet uit 1616 (STCN M. Damius1, uitgegeven door Marten Jansz Brandt in Amsterdam).

511

ORNAMENT 4

34 x 55

1640

1640-2 1640-3 tp

512

ORNAMENT 5

50 x 45

1611 – 1641 GR afb. 122

Filigraanwerk. Laceulle noemt het een sluitstuk en inderdaad komt het vaak aan het eind van teksten voor. Nochtans gebruikt AR het vrijer, o.a. ook op titelpaginae. URSICULA Moulert en anderen?

1611-1 1613-2 1613-3 1613-7 1613-8 - 1629-2 tp 1629-6 tp 1629-7 tp 1629-8 tp 1629-9 tp - 1629-14 1629-20 513

1629-22 1630-1 tp 1630-3 tp - 1636-7 1639-2 1639-5 1641-4 1641-6

514

ORNAMENT 6* ARKYVES

? x ?

1629 - 1639

Filigraanwerk.

1629-18 1636-3 1639-1 (herkomst niet zeker – nakijken) NB URSICULA nakijken of het vaker voorkomt en dus van lood is. Het individu van Rooman maakt meteen in 1636 de indruk van beschadiging en veroudering. Is het een tweedehands exemplaar?

515

ORNAMENT 7 LOOD

35 x 47

1630

Inmiddels te herleiden tot ’t Zangers, die het ornament in 1566 al gebruikte (Valkema Blouw, 576, cf. ook n. 33, Heijting, De catechismi en confessies in de Nederlandse reformatie tot 1585) Dit ornament komt bij Ketel en GR al voor (cf. Laceulle, sluitstuk 1, afb. 42). Bij AR wordt het, omgekeerd, op de tp gebruikt. Het is in 1630 flink beschadigd. Rechts onderin een duidelijk spijkerspoor.

1630-4 tp 1631-5 tp

516

ORNAMENT 8 VERVALT

517

ORNAMENT 9

1610/1621

16XX-3

Cirkelvormige bolprojectie met filigraanmotief. NB. Alleen in ongedateerde publicatie (16xx-3)

518

ORNAMENT 10

1633

1633-4

Taps toelopend (sluitstukvormig) filigraanwerk. Slechts eenmaal in 1633-4 (na een Griekse tekst) bij Rooman aangetroffen.

519

ORNAMENT 11

Vosje

? x ?

1629-18 1635-1 1635-3 1636-3 1638-3 1638-4

520

ORNAMENT 11

Costerprent

1631-1 1631-3 1633-4 1634-2 1634-4 1636-9 1638-3 1639-2 1639-5 1640-3 1641-3 1641-4 1641-7 521

1649-1

BAND 1

7 x 72

Laceulle van de Kerk, Rand 2 (afb. 127)

1611 - 1630

Deze band wordt door Laceulle in 1594 aangetroffen bij GR

1611-1 1612-2 1613-8 1615-1 1630-8

522

BAND 2

33 x 75

Laceulle-van de Kerk, Rand 5 (afb. 119)

1611 - 1641

Bij Laceulle wordt deze band gesignaleerd bij GR in 1595/1598. Het individu, dat van GR op AR is overgegaan is herkenbaar aan een specifiek slijtageproces van een bloemmotief aan de linkerzijde. Dit is aanvankelijk nog volledig intact, maar ca. 1621 is al van verslechtering sprake. Langzaam vordert de aftakeling van het detail, totdat het in de jaren dertig nagenoeg verdwenen is.

1611-1 1613-8 1615-1 1621-1 1627-1 - 1632-7 1633-2 1633-5 523

1635-1 1635-2 - 1635-3 1636-7 1636-8 1639-3 1639-4 - 1639-5 1639-9 1641-5

BAND 3

12 x 73

Laceulle-van de Kerk, Rand 4 (afb. 118)

1611 - 1621

Bij Laceulle wordt deze band gesignaleerd bij GR in 1594

1611-3 1612-2 1613-2 1613-4 1613-7 - 524

1614-2 1614-3 1615-4 1615-5 1620-3 - 1621-1

525

BAND 4

11 x 65

1634 – 1641

Band met hart tussen florale voluten.

1634-1 1635-1 1639-12 1641-2

526

BAND 5

? x ?

1635 - 1636

Band met mannen en honden

1635-3 1636-2

527

BAND 6

? x ?

Renaissanceband met grotesken/faunen

1635-3 1636-2

BAND 7

? x ?

Rechthoeken, ovalen, cirkeltjes

Ook bij GR, NB individu gebroken. Eenmaal gebruikt!!!!!!!

1613-8

528

BIJLAGE 3. INKOMSTEN

In deze bijlage staan de declaraties die zijn terug gevonden in de Haarlemse Stadsrekeningen (NHA 3993, 1665-1697). Rooman declareerde meermalen per jaar, onregelmatig en achteraf. De bedragen zijn per ‘declaratiejaar’ opgeteld (T), maar corresponderen niet noodzakelijk met de hoeveelheid werk in dat jaar. Aantoonbaar is dat voor het laatste jaar (1642), waarin slechts korte tijd gewerkt is, maar eerdere werkzaamheden mede verdisconteerd zijn. De leveranties aan papier maakten deel uit van de declaraties. In de uitbetalingen zijn ze niet te onderscheiden.

Naast deze posten komen declaraties bij afzonderlijke stedelijke instellingen voor, zoals de Rolle vande Cleyne saecken. Deze zijn niet systematisch opgespoord en niet verwerkt in de onderstaande cijfers.

Bij de inkomsten van het stadsdrukkerschap moeten jaarlijks 40 gulden woontoeslag worden opgeteld. Daarnaast genoot Rooman vrijstelling van de stedelijke accijnzen.

Als docent aan de Latijnse school ontving Rooman:

1620: 112.10 1621-1629: 300 1630: 224 1649: 68.15

Jaarlijkse declaraties

1610 9 T. 9

1611 18.16 22 T. 40.16

1612 111 T. 111

1613 529

74.8 56.9 T. 130.17

1614 94.15 61.3 T. 155.18

1615 80.1.6 74.14 T. 154.15.6

1616 68.2 60.9 T. 128.11

1617 117.18.6 115.1 117.6 T.350.5.6

1618 188.16 118.14 T.307.10

1619 105.2 94.2 T.199.4

1620 10.17.6 96.7 T.107.4.6

1621 88.13 85.5 530

T.173.18

1622 181.3 72.15 T.253.18

1623 99.15.6 113.3.6 117.8 108.2.6 T.438.13.2

1624 125.15 8.2.6 T.133.18.6

1625 137.7 16.15 103 T.257.2

1626 197.4.6 158.8.6 T.355.12.12

1627 89.14 80.14 5 154.10 T.339.18

1628 -

1629 144.19 531

244.10 T.389.9

1630 237.4 60.4 T.297.8

1631 T.133.2

1632 105.2 176.16 T.281.18

1633 99.14.3 108.4 123.14 T.331.12.3

1634 107.18 109.3 T.217.1

1635 84.10 77.12 103.18 T.266

1636 T.198.10

1637 126.5 159.14 129.9.6 T.415.8.6

1638 532

111.13 267.19 T.379.12

1639 142.14 225.6 T.368

1640 T.153.15

1641 172.7 163.2 T.335.9

1642 236.10 23.11 10.16 T.270.17

533