Hendrik-Ido-Ambacht Willem de Zwijgerstraat

Bestemmingsplan - toelichting

Willem de Zwijgerstraat

Hendrik-Ido-Ambacht

Bestemmingsplan - toelichting

identificatie planstatus identificatiecode: datum: status: NL.IMRO.0531.bp36WillemdeZwstr-3001 11-03-2019 concept 11-03-2019 voorontwerp projectnummer: 11-06-2019 ontwerp 053100.20190096 vastgesteld

opdrachtleider: drs. W. Kraaijeveld

Delftseplein 27b RBOI - Rotterdampostbus bv 150 Delftseplein 27b 3000 AD Postbus 150 T: 010-20 18 555 gecertificeerd door Lloyd’s 3000 AD Rotterdam conform ISO 9001: 2008 aangesloten bij: telefoon (010) E-mail:201 85 [email protected] 55 E-mail: [email protected] © Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd. 3

Inhoudsopgave

Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Ligging plangebied 7 1.3 Vigerend bestemmingsplan 8 1.4 Leeswijzer 9 Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 11 2.1 Huidige situatie 11 2.2 Beoogde ontwikkeling 13 2.3 Stedenbouwkundige inpassing 14 Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader 15 3.1 Inleiding 15 3.2 Rijksbeleid 15 3.3 Provinciaal beleid 17 3.4 Gemeentelijk beleid 20 Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten 21 4.1 Inleiding 21 4.2 Milieueffectrapportage 21 4.3 Wegverkeerslawaai 21 4.4 Verkeer en parkeren 23 4.5 Water 24 4.6 Bodem 28 4.7 Kabels en leidingen 28 4.8 Externe veiligheid 29 4.9 Bedrijven en milieuhinder 32 4.10 Industrielawaai 33 4.11 Luchtkwaliteit 33 4.12 Archeologie en cultuurhistorie 34 4.13 Ecologie 36 Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 39 5.1 Algemeen 39 5.2 Inleidende regels 40 5.3 Bestemmingsregels 40 5.4 Algemene regels 40 5.5 Overgangs‐ en slotregels 41

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

4

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 43 6.1 Economische uitvoerbaarheid 43 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 43

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096 Toelichting 6

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

7

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Aan de Willem de Zwijgerstraat staat het gebouw van de voormalige Prinses Margrietschool. Het gebouw is al geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik en heeft een tijdelijke invulling gekregen ten behoeve van een fietsenwinkel. Er wordt al een lange tijd gezocht naar een nieuwe invulling voor deze locatie. Het plan ligt voor de locatie te transformeren naar woningbouw. Het bestaande gebouw wordt gesloopt en er wordt een appartementencomplex met maximaal 42 appartementen gebouwd. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van Hendrik‐Ido‐Ambacht. Aan de zuidzijde van het gebied ligt winkelcentrum De Schoof. De noordoostzijde van het plangebied wordt begrensd door de Beatrixsingel. Aan de noordwest‐ en zuidwestkant grenzen de woningen van de Margietstraat en Marijkestraat. Zie figuur 1.1 voor de ligging van het plangebied.

Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2018)

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

8

1.3 Vigerend bestemmingsplan Het geldende bestemmingsplan ter plaatse is 'Centrum', vastgesteld op 11 juni 2012. Figuur 1.2 toont een uitsnede van de verbeelding ter plaatse van het plangebied.

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Centrum' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming Maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan:  bibliotheken;  gezondheidszorg;  jeugd‐ en kinderopvang;  onderwijs;  openbare dienstverlening en verenigingsleven;  (bejaarden)verzorgingsflats;  religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten. Ook bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water zijn toegestaan.

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De maximum goot‐ en bouwhoogte bedraagt 5 m, respectievelijk 10 m. Ook geldt een maximum bebouwingspercentage van 80%. Voor de locatie geldt tevens de dubbelbestemming waarde ‐ archeologie 2. Dit houdt in dat bij bouwwerken met een oppervlakte van 100 m2 en grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder maaiveld, archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Tot slot ligt de locatie binnen de geluidzone van het industrieterrein Aan de Noord. Daarom geldt ter plaatse de geluidzone ‐ industrie. Binnen deze geluidzone mogen volgens de planregels geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd.

De ontwikkeling van appartementen is niet mogelijk op basis van bovengenoemde bestemmingsplan.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

9

1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke analyse van het plangebied aan de orde en wordt het plan beschreven. Vervolgens wordt de ontwikkeling in hoofdstuk 3 aan het actuele beleidskader getoetst dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten en de bijbehorende onderzoeken beschreven. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

10

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

11

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie Het plangebied ligt in de wijk Oostendam. De wijk ligt in het noordoostelijk deel van de kern Hendrik‐Ido‐Ambacht. De wijk Oostendam is een naoorlogse woonwijk die vanaf de jaren '50 gerealiseerd is. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Beatrixsingel, Willem de Zwijgerstraat, Marijkestraat en Margrietstraat. Door de ligging aan de Willem de Zwijgerstraat, een belangrijke ontsluitingsweg, de Beatrixsingel, een belangrijke groen‐blauwe drager van de wijk, en aan het parkeerterrein van De Schoof, ligt het plangebied op een prominente plek in de wijk.

Het is ook een locatie waar diverse structuren en schaalniveaus samenkomen. De typerende bebouwing van naoorlogse wijken wordt gekenmerkt door architectonische en stedenbouwkundige herhaling van rijen of blokken en een eenvoudige opbouw van twee lagen, met daarop een zadeldak. De noklijnen lopen overwegend evenwijdig aan de weg. Soms staat de noklijn haaks op de weg. De bebouwing ten zuiden en ten westen van het plangebied heeft deze kenmerken. In het recente verleden is bebouwing toegevoegd die qua schaal afwijkt van de bebouwing van de wijk. Zo staat aan de Emmasingel, aan weerszijden van het Meidoornplein, een modern appartementencomplex van 5 bouwlagen. Het projectgebied ligt ten westen van winkelcentrum De Schoof. Dit winkelcentrum is nabij het plangebied opgebouwd uit maximaal 3 bouwlagen. Het sluit daarbij qua bouwhoogte aan op de omgeving. De schaal van het complex is echter grootschaliger.

In het plangebied staat een voormalig schoolgebouw. De architectuur van het gebouw is kenmerkend voor de bebouwing uit de jaren '50 en bestaat uit 1 bouwlaag met zadeldak. Het pand is in een U‐vorm gerealiseerd rondom een plein. Het bestaat uit een hoofdvolume in de rooilijn van de Marijkestraat met daaraan twee vleugels die zijn opgebouwd uit losse volumes. De noklijn volgt daardoor afwisselend de weg en staat daar soms haaks op. De hoofdentree van het pand ligt aan de Willem de Zwijgerstraat. Door de beperkte hoogte ten opzichte van de grote schaal van de openbare ruimte valt het gebouw hier enigszins weg. Aan de zuidzijde van het gebouw staan bomen.

In het gebouw was de Prinses Margrietschool gehuisvest (zie figuur 2.2). Sinds 2013 is in dit gebouw de fietsenwinkel 'Fietsen van Ambacht' gevestigd (zie figuur 2.1). Dit was een tijdelijke vestiging, in 2019 zal de fietsenwinkel verhuizen naar een andere plek in Hendrik‐Ido‐Ambacht.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

12

Figuur 2.1: Aanzicht bestaand pand vanaf Willem de Zwijgerstraat (bron: Google streetview 2018)

Figuur 2.2: Aanzicht bestaand pand vanaf hoek Marijkestraat / Margrietstraat (bron: Google streetview 2009)

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

13

2.2 Beoogde ontwikkeling Al een geruime tijd wordt gezocht naar een nieuwe invulling voor het plangebied. Ten behoeve van de ontwikkeling zijn stedenbouwkundige workshops gehouden. Dit heeft geresulteerd in een definitief stedenbouwkundig bebouwingsvoorstel. Het bestaande pand zal gesloopt worden en een nieuw appartementencomplex zal daarvoor terug in de plaats komen. Het appartementencomplex heeft maximaal 4 woonlagen. De bovenste woonlaag springt daarbij terug. Op maaiveld worden bergingen en parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit wordt omgeven door een groen talud of trapsgewijze groene inrichting met hoog opgaande beplanting. De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer wordt gerealiseerd via de Margrietstraat. Bezoekersparkeren zal op het buitenterrein plaats vinden. Bewonersparkeren vindt plaats in de parkeergarage op maaiveld. Het gebouw is georiënteerd op de Beatrixsingel / Emmasingel. Het gebouw zal groen ingepast worden.

Zie figuur 2.3 en 2.4 voor een mogelijke impressie van de beoogde ontwikkeling.

Figuur 2.3: Mogelijke impressie beoogde ontwikkeling gezien vanaf Willem de Zwijgerstraat (bron: MIX Architectuur)

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

14

Figuur 2.4: Mogelijke impressie eerste woonlaag (bron: MIX Architectuur)

2.3 Stedenbouwkundige inpassing Zoals in paragraaf 2.1 aangegeven, ligt het plangebied op een prominente locatie waar diverse structuren samenkomen. Enerzijds de grotere schaal aan de noord‐ en oostzijde van het gebied, anderzijds de kleinere schaal aan de zuid‐ en westzijde. Er is gekozen voor een invulling die primair de prominente locatie in de wijk versterkt en een overgang creëert.

Het nieuwe pand bestaat uit een compacter volume. Het volume wordt in de rooilijn van de Willem de Zwijgerstraat gepositioneerd. Het parkeerterrein van de Schoof krijgt hierdoor aan de westzijde een wand. Doordat het nieuwe gebouw qua volume aansluit op de hogere bebouwing aan de noordzijde (Emmasingel) en zuidzijde (De Schoof) wordt deze stedelijke ruimte beter gedefinieerd. Verder richt het gebouw zich prominent naar de Beatrixsingel waar ook de entree van het gebouw komt.

Aan de Margrietstraat wordt een parkeerterrein gerealiseerd. Dat betekent dat hier het profiel wordt verbreed en er afstand tot de bestaande woningen wordt gerealiseerd. Door dit terrein groen in te passen wordt de groenstructuur van de Beatrixsingel de wijk in gebracht. Aan de Marijkestraat wordt het gebouw in de bestaande rooilijn geplaatst. Hier ontstaat weliswaar een schaalsprong. Echter, doordat sprake is van een redelijk ruim profiel (circa 20 meter), de bestaande bomen te handhaven en de bovenste woonlaag terug te laten springen, sluit het hoofdvolume aan op de bebouwing aan de zuidzijde van de Marijkestraat.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

15

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. Het geldende bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks‐, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (maart 2012) Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012) Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Toetsing De beoogde ontwikkeling raakt geen belangen op Rijksniveau.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 2012, actualisering 2017) Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 12 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.

Toetsing De ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 42 woningen. Hiermee is sprake van een stedelijke ontwikkeling.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

16

De relevante woonregio is de regio Drechtsteden. Uit de actuele provinciale woningbehoefteprognose (WBR 2016) blijkt dat de regio Drechtsteden een grote woningbehoefte kent. Voor de periode 2017 tot 2030 zijn bijna 8.300 woningen nodig. De gewenste toename van de woningvoorraad in Hendrik‐Ido‐Ambacht bedraagt ongeveer 960 woningen tussen 2019 en 2030.

Figuur 3.1: WBR en BP Drechtsteden (bron: staat van Zuid‐Holland)

De regionale woonvisie Drechtsteden gaat op basis van onderzoek van Rigo uit van een verwachte huishoudensgroei van 1.660 huishoudens voor Hendrik‐Ido‐Ambacht in de periode 2016‐2031.

Figuur 3.2: Huishoudensprognose obv Primos (bron: woningmarktonderzoek Drechtsteden, Rigo, april 2017)

Er zijn plannen voor 1.583 woningen. Ook wordt aangegeven dat de plancapaciteit minstens 20% meer moet zijn dan het aantal werkelijk te bouwen woningen, omdat er altijd sprake is van vertraging. De noodzakelijke plancapaciteit in de gemeente komt dan uit op 1.992 woningen. Er is dus meer behoefte dan de nu genoemde plancapaciteit. Voor wat betreft de kwalitatieve woningbehoefte is er een grote vraag naar duurdere (koop)woningen. Deze vraag is veel groter dan het aanbod. De Drechtsteden kent een grote voorraad goedkope woningen, daarom wordt ingezet op de categorie middelduur en duur.

De woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast blijkt dat er nog een grote behoefte aan woningen is binnen de gemeente Hendrik‐Ido‐Ambacht tot 2040. Ook worden de appartementen in het luxe/duurdere segment gerealiseerd. Hiermee voldoet de ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

17

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Zuid‐Holland (ontwerp oktober 2018) Met het Omgevingsbeleid van Zuid‐Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit.

De provincie heeft zes richtinggevende ambities geformuleerd in de fysieke leefomgeving. Door in te zetten op de zes ambities wordt bijgedragen aan het sterker maken van Zuid‐Holland. Deze ambities zijn:  Naar een klimaatbestendige delta;  Naar een nieuwe economie: the next level;  Naar een levendige meerkernige metropool;  Energievernieuwing;  Best bereikbare provincie;  Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving. Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.

Toetsing Voor de beoogde ontwikkeling is de opgave "Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied". Deze opgave betreft de zorg voor een goede ruimtelijke ontwikkeling, binnen en buiten bestaand stads‐ en dorpsgebied. Onderdeel van deze opgave is het bevorderen van een optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte. De beleidskeuze hierbij is verstedelijking en wonen:

De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads‐ en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend met het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads‐ en dorpsgebied en vraagt om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.

De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid‐Holland in 2035 CO²‐neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon‐ en leefomgeving in Zuid‐Holland. Nieuwe woningen zijn bij voorkeur energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt.

In paragraaf 3.2.2 is de behoefte van het thans beoogde programma van de 42 woningen gemotiveerd. Ook valt de locatie binnen het bestaand stads‐ en dorpsgebied. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met het provinciaal beleid.

3.3.2 Omgevingsverordening Zuid‐Holland 2019 (geconsolideerd april 2019) De omgevingsvisie Zuid‐Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid‐Holland. Voor de beoogde ontwikkeling zijn artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit en 6.10 Stedelijke ontwikkelingen relevant.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

18

a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen); b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door: 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid; c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door: 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Toetsing In dit geval is met hergebruik van een vrijgekomen binnenstedelijke locatie sprake van inpassen. Hendrik‐Ido‐Ambacht valt binnen het gebiedsprofiel van IJsselmonde.

Figuur 3.3: Uitsnede provinciale kwaliteitskaart 'Kwaliteit in Dorpsgebied' (bron: gebiedsprofielen.zuid‐holland.nl)

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

19

Het plangebied behoort tot de wijk Oostendam: Oostendam is ontstaan in 1332 toen Graaf Willem III het riviertje De liet afdammen. De verbinding met de Noord werd hierdoor afgesneden. Oostendam was het hoogstgelegen punt in de Reijerwaard, op de oeverwal van het riviertje. Oostendam heeft in de ontstaansgeschiedenis grote overeenkomsten met Heerjansdam en Rijsoord, beide eveneens gelegen aan De Waal. De Pruimendijk is een karakteristiek landschappelijk dijklint dat z’noorsprong heeft in Oostendam en met De Waal mee slingert. De Waal versmalt hier en is omsloten door bebouwing langs de Kerkstraat en de Pruimendijk. Het dorp is georiënteerd op Hendrik‐Ido‐Ambacht en ligt enigszins verstopt in de oksel van de A15 en de Noord. De dijken (Pruimendijk, Oostmolendijk en Veersedijk) verbinden Oostendam met de omgeving.

Ambities:  Er wordt ingezet op het behoud en de versterking van de historische dijklinten. Er is hier beperkt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, vanwege de dichtheid van het dijklint. Bij de inpassing van (vervangende) nieuwbouw wordt rekening gehouden met de huidige korrel, de nokrichting, het profiel en variatie in bebouwing;  Daar waar dorpsgebied grenst aan De Waal wordt ingezet op openbaar toegankelijke oevers (zie ook Afgedamde rivierarm);  De dijklinten worden opgenomen in het recreatieve netwerk, waarbij het centrum fungeert als concentratiepunt voor routes en attracties;  (Nieuwe) ontwikkelingen worden zoveel mogelijk gerealiseerd binnen bestaand bebouwd gebied. Hierbij worden waardevolle patronen en elementen herkenbaar opgenomen in de structuur van de ontwikkeling. Waar mogelijk wordt de relatie met het omliggende landschap opgezocht door nieuwe zichtrelaties en routes.

De ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen het bestaand bebouwd gebied. In paragraaf 2.2 en 2.3 is ingegaan op de inpassing van het plan binnen de bestaande structuren. Het plan voldoet aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen: a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening; b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads‐ en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte. 2. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. 3. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Toetsing De ontwikkeling is in paragraaf 3.2.2 getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de provinciale regelgeving.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

20

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie "Waar de Waal stroomt' (2009) In 2009 heeft de gemeenteraad van Hendrik‐Ido‐Ambacht de structuurvisie "Waar de Waal stroomt" vastgesteld. In deze visie staan de ruimtelijke ambities van de gemeente voor de komende tien tot vijftien jaar.

Binnen de structuurvisie kaart valt het plangebied binnen de bebouwde kom, naast het winkelcentrum de Schoof. Voor het plangebied gelden geen verdere ambities.

Figuur 3.1 Uitsnede structuurvisiekaart met in het rood de locatie van het plangebied

Toetsing Het plangebied valt binnen de bebouwde kom. Het uitgangspunt voor nieuwe huizenbouw is dat dit zo veel mogelijk plaats moet vinden binnen de bestaande bebouwde kom. De beoogde ontwikkeling voldoet hieraan en is in lijn met de gemeentelijke structuurvisie.

3.4.2 Woonvisie 2017 ‐ 2031 In juli 2017 heeft het Drechtstedenbestuur de Woonvisie vastgesteld. De Woonvisie wil een gezicht geven aan degenen die nu nog geen wooncarriere kan worden geboden. De regio wil zich positioneren als 'de Drechtsteden voor Rotterdam', en een kwalitatief hoog woningaanbod realiseren voor een doelgroep die in een duurder segment, goed bereikbaar, met meer ruimte en met moderne stedelijke voorzieningen in of direct bij Dordrecht, een traditioneel Hollandse stad, wil wonen. Deze ambitie is vertaald in 20 kernpunten. Zo wil de regio inzetten op groei in het duurdere segment om een meer evenwichtig samengestelde bevolking te realiseren. Ook is er thans voldoende voorraad goedkope koopwoningen en hoeft dit niet te worden uitgebreid. Wel is nieuwbouw in het middeldure segment gewenst.

Toetsing In paragraaf 3.2.2 is aangetoond dat de ontwikkeling in lijn is met de woonvisie. Met de ontwikkeling worden woningen in het middeldure en dure segment toegevoegd aan het aanbod.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

21

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Milieueffectrapportage Toetsingskader In dit bestemmingsplan worden maximaal 42 nieuwe woningen mogelijk gemaakt in de geluidszone van industrieterrein Aan de Noord. Deze ontwikkeling valt onder categorie D11.2, ofwel de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.‐beoordelingsplichtig wanneer het project betrekking heeft op 2.000 of meer woningen. De beoogde ontwikkeling blijft ruimschoots onder deze drempelwaarde.

Omdat de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft wordt volstaan met een vormvrije m.e.r‐beoordeling. Deze paragraaf voorziet daarin. Op basis van deze beoordeling kan door de gemeenteraad een m.e.r‐beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Onderzoek en conclusie In Bijlage 2 is ingegaan op de impact van de ontwikkeling ter plaatse van de ontwikkeling aan de Willem de Zwijgerstraat te Hendrik‐Ido‐Ambacht. Uit deze notitie blijkt dat de omvang van het plan, bestaande uit 42 woningen beperkt is. De te verwachten milieueffecten geven daarom geen aanleiding oor het doorlopen van een volledige m.e.r.‐procedure mits de genoemde mitigerende maatregelen in acht worden genomen.

4.3 Wegverkeerslawaai Toetsingskader Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h‐wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

22

Akoestisch onderzoek is uitgevoerd omdat woningen op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies zijn. De locatie ligt niet binnen de wettelijke geluidzone van een weg. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij 30 km/uur‐wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd. Alle omliggende wegen rondom het plangebied hebben een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het akoestisch onderzoek is toegevoegd in Bijlage 6.

Onderzoek en conclusie Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van een goede ruimtelijke ordening voor de niet gezoneerde 30 km/uur wegen: Willem de Zwijgerstraat, Emmasingel, Marijkestraat, Margrietstraat en Beatrixsingel.

De resultaten zijn:  ten gevolge van het verkeer op de 30 km/uur wegen Margrietstraat, Beatrixsingel en Emmasingel wordt voldaan aan de richtwaarde van 48 dB.  ten gevolge van het verkeer op de 30 km/uur weg Willem de Zwijgerstraat wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden op drie toetspunten op de vijf toetshoogten. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 53 dB, na aftrek art. 110g.  ten gevolge van het verkeer op de 30 km/uur weg Marijkestraat wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden op drie toetspunten op de onderste drie toetshoogten. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 49 dB, na aftrek art. 110g.  Het vervangen van de klinkerverharding in asfalt om de geluidbelasting vanwege de Willem de Zwijgerstraat en de Marijkestraat te reduceren, is redelijkerwijs niet mogelijk en/of gewenst om stedenbouwkundige en verkeerskundige redenen.

Toetsing gemeentelijk geluidbeleid Omdat de richtwaarde van 48 dB wordt overschreden aan de zijde van de Willem de Zwijgerstraat en de Marijkestraat is getoetst aan het geluidbeleid. De geluidkwaliteit is als goed beoordeeld, met uitzondering van de gevel langs de Willem de Zwijgerstraat en de Marijkestraat. Hier is de geluidkwaliteit matig. Alle appartementen hebben een (gemeenschappelijke) geluidluwe buitenruimte. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren, zijn niet gewenst. Als de nieuwe appartementen langs de Willem de Zwijgerstraat en de Marijkestraat worden voorzien van een dichte borstwering van tenminste 1,5 meter hoog en een absorberend plafond, dan is er hier sprake van een geluidluwe gevel en wordt voldaan aan het gemeentelijke geluidbeleid.

De geluidwering van de gevel dient te voldoen aan de standaardeis van 20 dB conform het Bouwbesluit.

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

23

4.4 Verkeer en parkeren Toetsingskader Aan de hand van de kencijfers van het CROW dient inzichtelijk te worden gemaakt wat de te verwachten verkeersgeneratie is als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Daarnaast wordt op basis van de nota 'Parkeernormen Nieuwe ontwikkelingen 2018' de parkeerbehoefte bepaald. Hendrik‐Ido‐Ambacht heeft een sterk stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.

Onderzoek Ontsluiting Het plangebied ligt in het centrum van Hendrik‐Ido‐Ambacht. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Beatrixsingel, aan de oostzijde door de Willem de Zwijgerstraat. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de Marijkestraat en aan de westzijde loopt de Margrietstraat. De aansluiting van het parkeerterrein bevindt zich aan de Margrietsingel. Dit betreft een smalle erftoegangsweg (30 km/u). De ontsluiting van de parkeergarage bevindt zich aan de Willem de Zwijgerstraat.

Het plangebied wordt via de Margrietstraat en de Beatrixsingel ontsloten op de Wilhelminasingel en aan de andere kant wordt het plangebied ontsloten op Willem de Zwijgerstraat. Beide ontsluitingswegen komen richting het zuiden uit op de Graaf Willemlaan. De Graaf Willemlaan is een gebiedsontsluitingsweg (50 km/u), via deze weg kunnen overige wegen in Hendrik‐Ido‐Ambacht en het hoofdwegennet worden bereikt. Via de Graaf Willemlaan kan ook de A15 worden bereikt

Openbaar vervoer Het plangebied is goed te bereiken met het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte ligt aan de Graaf Willemlaan (Hendrik‐Ido‐Ambacht, de Schoof) op circa 250 meter afstand. Aan deze halte stoppen bussen richting Zwijndrecht en Dordrecht en richting Rotterdam Zuidplein met een frequentie van 2 tot 4 per uur.

Langzaam verkeer Op de omliggende erftoegangswegen rond het plangebied deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. De omliggende wegen van het plangebied zijn daarnaast voorzien van trottoirs voor voetgangers.

Parkeren De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van het voorgenomen programma en wordt voorzien binnen het plangebied. De parkeerplaatsen zijn via de Margrietstraat toegankelijk. De locatie valt onder de rest bebouwde kom.

Voor appartementen gelden de volgende parkeernormen: Soort woning Parkeernorm Aantal woningen Parkeerbehoefte Etage, duur (> 120 m2) 1,9 per eenheid 21 39,9 pp Etage, middelduur (65 ‐ 120 m2) 1,7 per eenheid 21 35,7pp Tabel 4.1: Parkeerbehoefte

Bezoekersparken Het aandeel bezoekersparkeren is 0,3 per woning. Voor de 42 woningen komt dit afgerond uit op 13 bezoekersparkeerplaatsen. Er dienen ten minste 13 parkeerplaatsen op het buitenterrein te worden gerealiseerd.

De totale parkeerbehoefte komt uit op 76 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied worden minimaal 76 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan ten minste 13 op het buitenterrein. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

24

Verkeersgeneratie De verkeersgeneratie van het plangebied is berekend op basis van de voorgenomen ontwikkelingen. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie zijn berekeningen uitgevoerd op basis van de gemiddelde kengetallen van het CROW (Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381), hierbij zijn de kenmerken 'sterk stedelijk' en 'schil centrum' gehanteerd. De verkeersgeneratie van de verkeerstoename is opgenomen in tabel 2.

Soort woning Verkeersgeneratie Aantal woningen Verkeersgeneratie Koop, appartement, duur 6,8 per eenheid 24 163,2 mvt/etmaal Koop, appartement, middel 5,2 er eenheid 18 93,6 mvt/etmaal Tabel 4.2: Verkeersgeneratie in mvt/etmaal

De verkeersgeneratie van de ontwikkeling bedraagt 257 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Op het drukste uur van de dag wordt doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Dit zijn dus 26 mvt in het drukste uur. Deze verkeerstoename zal merkbaar zijn in de drukkere uren, maar naar verwachting geen negatieve gevolgen hebben op de omliggende ontsluitingswegen.

Conclusie Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer als het fietsverkeer. De parkeerbehoefte wordt voorzien binnen het plangebied. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling zal niet leiden tot structurele knelpunten in de verkeersafwikkeling. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.5 Water Toetsingskader De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits‐ en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:  Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal:  Nationaal Waterplan (NW);  Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);  Waterwet. Provinciaal:  Provinciaal Waterplan;  Provinciale Structuurvisie;  Verordening Ruimte.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

25

Waterschapsbeleid In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016‐2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:  Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingtoename;  Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;  Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Gemeentelijk beleid Waterplan Van H tot Z (2003) Voor de gemeenten Hendrik‐Ido‐Ambacht en Zwijndrecht is één gezamenlijk waterplan opgesteld, omdat de stedelijke watersystemen van beide gemeenten een zodanige samenhang vertonen dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het doel van het plan is om te komen tot een goed beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem met helder water van voldoende kwaliteit en gevarieerde veilige oevers dat op de gewenste gebruiksfuncties is afgestemd. Deze doelstelling wordt in het plan geconcretiseerd en vastgelegd. Vervolgens worden doelen vertaald naar de benodigde maatregelen (tot 2010) om deze te realiseren. Het plan geeft aan op welke termijn de maatregelen worden gerealiseerd, wie ze uitvoert en hoe ze worden gefinancierd. Daarnaast is een toekomstvisie voor de langere termijn (2020) voor het bestaand stedelijk gebied opgesteld.

Gemeentelijk rioleringsplan 2019‐2023 De gemeente heeft als taak om voor de riolering te zorg: de zorgplicht voor stedelijk afvalwater, voor afvloeiend hemelwater en voor grondwatermaatregelen. In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2019 ‐ 2023 staat hoe de gemeente met deze drie zorgplichten omgaat. Belangrijke ontwikkelingen die invloed hebben op de rioleringszorg zijn de klimaatverandering, duurzaamheid, integraal werken en implementatie Bestuursakkoord Water door samenwerking in de afvalwaterketen. Waar zinvol en mogelijk worden duurzaamheidsaspecten geïmplementeerd. In het GRP wordt teruggeblikt op het GRP 2015‐2018, er is gestructureerd en planmatig gewerkt. De rioleringszorg is onder controle en de taken worden goed en doelmatig uitgevoerd. De komende planperiode wordt gezorgd dat de riolering goed blijft functioneren en verbeteren waar nodig, vooral gericht op klimaatadaptie en duurzaamheid. Tot slot wordt benoemd welke kosten hieraan verbonden zijn.

Huidige situatie Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van de kern Hendrik‐Ido‐Ambacht. Naast het plangebied is

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

26

aan de zuidoostzijde het winkelcentrum De Schoof met bijbehorend parkeerterrein gelegen. Het plangebied bestaat in de huidige situatie nagenoeg geheel uit verhard terrein. De verharding betreft het voormalig schoolgebouw van de Prinses Margrietschool en het bijbehorende, verharde schoolplein.

Bodem en grondwater Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging van het plangebied in de bebouwde kom van Hendrik‐Ido‐Ambacht is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Op circa 1 kilometer afstand van het plangebied bestaat de bodem uit klei (poldervaaggronden) en is sprake van grondwatertrap VI. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) schommelt tussen 40 centimeter en 80 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt dieper dan 120 centimeter onder maaiveld.

Waterkwantiteit Binnen het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. Ten oosten van het plangebied is volgens de Legger van Waterschap Hollandse Delta een watergang (T10706) behorende tot het type 'overige water' gelegen (figuur 4.1). Voor dit type watergang geldt een beschermingszone van 1,0 meter. Binnen deze beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden. De afstand van de watergang tot het plangebied bedraagt circa 8 meter. De beschermingszone van de primaire watergang vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Figuur 4.1 Uitsnede Legger wateren en kunstwerken. De watergang is aangegeven met de oranje lijn (bron: Legger Waterschap Hollandse Delta)

Watersysteemkwaliteit en ecologie Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszones zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen Het plangebied is niet gelegen binnen de kern‐ of beschermingszone van een waterkering.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

27

Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel, bestaande uit een gemengd stelsel.

Toekomstige situatie De beoogde ontwikkeling betreft de sloop van het voormalige schoolgebouw, waarna ter plaatse een nieuw appartementencomplex zal worden gerealiseerd. Het toekomstige appartementencomplex bestaat uit 4 woonlagen met een souterrain voor bergingen en parkeerplaatsen. Het souterrain zal worden omgeven door een groen talud of trapsgewijze groene inrichting met hoog opgaande beplanting.

Bodem en grondwater De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit Volgens het beleid van Waterschap Hollandse Delta dient een toename van het verhard oppervlak gecompenseerd te worden. In het kader van de Keur dient bij een toename van het verhard oppervlak van 500 m2 of meer voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning te worden aangevraagd. In de huidige situatie is het plangebied nagenoeg geheel verhard. Door de beoogde ontwikkeling zal het verhard oppervlak niet of nauwelijks toenemen. Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering Conform de Leidraad Riolering, het GRP en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:  hemelwater vasthouden voor benutting;  (in‐) filtratie van afstromend hemelwater;  afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;  afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet‐uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw‐ als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan‐ of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voor de beoogde ontwikkeling is op basis van de Keur geen vergunning noodzakelijk.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

28

Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.6 Bodem Toetsingskader Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek en conclusie Door IDDS is een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht ter plaatse van het plangebied. De rapportage is opgenomen in Bijlage 4. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat:  In de grond zijn zintuiglijk zeer plaatselijk bijmengingen met bodemvreemde materialen (baksteen en metselpuin) waargenomen. Deze sporadisch aangetroffen bijmengingen wordt als niet asbest verdacht beschouwd.  De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met cadmium, kwik, zink en PCB.  De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie.  Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. De gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.

Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.

4.7 Kabels en leidingen Toetsingskader Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

29

4.8 Externe veiligheid Toetsingskader Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:  bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;  vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10‐6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet‐ en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10‐6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10‐6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10‐6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

30

van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, zijn in de nabije omgeving van het plangebied enkele risicobronnen gelegen (figuur 4.2).

Figuur 4.2: Uitsnede professionele risicokaart. Ligging plangebied is aangegeven met zwarte cirkel. (bron: professionele risicokaart)

Risicovolle inrichtingen Ten oosten van het plangebied is, op het bedrijventerrein 'Aan de Noord', de risicovolle inrichting Bolidt Kunststoftoepassing BV gelegen. Het maatgevende scenario betreft een toxische wolk. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR 10‐6 contour. Het invloedsgebied van Bolidt reikt volgens de professionele risicokaart tot een afstand van 1088 meter. Het plangebied is op circa 500 meter afstand van Bolidt gelegen en valt zodoende binnen het invloedsgebied. Door de beoogde ontwikkeling zal de personendichtheid beperkt toenemen. Daarnaast ligt het gehele bedrijventerrein Aan de Noord en de woonwijk Oostendam binnen het invloedsgebied van Bolidt. De beperkte toename van personen zal hierdoor en door de afstand van circa 500 meter geen merkbaar invloed hebben op het groepsrisico. In de huidige situatie ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is en kan worden volstaan met een beknopte verantwoording. Daarnaast bevindt zich op het bedrijventerrein de risicovolle inrichting EPS ‐ Engineered Polymer Solutions. Het invloedsgebied van EPS reikt met een afstand van 160 meter niet tot over het plangebied.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

31

Deze risicovolle inrichting vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Transport gevaarlijke stoffen In de nabije omgeving van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor en het water. Het vervoer over de weg vindt plaats ten noordoosten van het plangebied, over de 'Omleidingsroute Noordtunnel van A15 afrit 21 tot A15 afrit 22'. Het plangebied ligt niet binnen de PR 10‐6 contour en het plasbrandaandachtsgebied van de weg. Het invloedsgebied van de weg reikt tot een afstand van 880 meter. Het plangebied ligt op circa 730 meter en valt zodoende binnen het invloedsgebied. Het plangebied ligt buiten 200 meter van de transportroute, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Wel is een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Het vervoer over het spoor vindt plaats ten zuiden van het plangebied, over het spoortraject 202C1.1. Het plangebied ligt niet binnen de PR 10‐6 contour en het plasbrandaandachtsgebied van het spoortraject. Het invloedsgebied van het spoortraject reikt tot meer dan 4.000 meter. Het plangebied ligt op circa 1,6 kilometer afstand en valt zodoende binnen het invloedsgebied. Het plangebied ligt buiten 200 meter van de transportroute, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Wel is een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Het vervoer over het water vindt plaats ten noordoosten van het plangebied en betreft de vaarwegroute Corridor Rotterdam ‐ Duitsland. Het plangebied ligt niet binnen de PR 10‐6 contour van de route. Het invloedsgebied van de vaarroute reikt tot 1070 meter. Het plangebied is op circa 800 meter van de vaarroute gelegen en valt zodoende binnen het invloedsgebied. Het plangebied ligt buiten 200 meter van de transportroute, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Wel is een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Uit bovenstaande komt naar voren dat het plangebied niet binnen het maatgevende plaatsgebonden risicocontour 10‐6 per jaar van risicovolle inrichtingen is gelegen. Het plangebied ligt echter wel binnen het invloedsgebied van verschillende risicovolle bronnen, waarvoor hieronder een beknopte verantwoording van het groepsrisico is gegeven.

Beknopte verantwoording groepsrisico Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via verschillende wegen, waaronder de Beatrixsingel, de Margrietstraat, de Marijkestraat en de Willem de Zwijgerstraat. Deze straten sluiten allen aan op het verdere wegennetwerk van de woonwijk Oostendam. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan een mogelijke brand via meerdere aanvalswegen worden geblust. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in vier richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.

Zelfredzaamheid In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit woningen. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

32

geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Conclusie Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van Bolidt Kunststoftoepassing BV en van verschillende transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Vanwege de beperkte omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico echter niet aanzienlijk toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Bedrijven en milieuhinder Toetsingskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:  ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon‐ en leefmilieu kan worden gegarandeerd;  rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie‐indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek en conclusie Ten oosten van het plangebied ligt op circa 230 meter afstand het gezoneerde industrieterrein 'Aan de Noord'. Het plangebied wordt aan de zuidwest‐ en noordoostzijde omringd door woningen. Aan de zuidoostzijde grenst het plangebied aan het winkelcentrum De Schoof en het bijbehorende parkeerterrein. Het plangebied kan zodoende getypeerd worden als 'gemengd gebied'.

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een nieuw appartementencomplex en daarmee een milieugevoelige ontwikkeling. Op het bedrijventerrein 'Aan de Noord' zijn bedrijven tot en met milieucategorie 5.2 toegestaan. Voor het gezoneerde industrieterrein 'Aan de Noord' is een geluidszone van toepassing waar het plangebied binnen valt. Op dit aspect wordt verder in gegaan in paragraaf 4.10 'Industrielawaai'. Het aspect gevaar wordt behandeld in paragraaf 4.8 'Externe veiligheid'. Voor de overige aspecten (geur en stof) geldt voor de bedrijven dat op kortere afstand reeds bestaande woningen aanwezig zijn waar rekening mee gehouden moet worden. Hierdoor kan ter plaatse van het nieuwe appartementencomplex een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat worden gegarandeerd en worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

Het winkelcentrum De Schoof heeft de bestemming 'Gemengd – 2'. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en dienstverlening toegestaan. In het winkelcentrum zijn winkels gevestigd zoals

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

33

supermarkten, drogisterijen en kledingwinkels. Deze winkels behoren volgens de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) tot milieucategorie 1. Voor deze milieucategorie vormt geluid het maatgevende aspect en geldt een richtafstand van 10 meter. Het plangebied ligt op circa 20 meter afstand, waarmee aan de richtafstand wordt voldaan. Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Industrielawaai Toetsingskader Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken', zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Op grond van de wet behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en eventuele bedrijfswoningen ter plaatse gelden geen geluidsnormen.

Onderzoek en conclusie Het plangebied ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein 'Aan de Noord'. Door de Omgevingsdienst Zuid‐Holland Zuid wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting ter plaatse van de woningen als gevolg van het industrieterrein. De onderzoeksresultaten worden toegevoegd bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.11 Luchtkwaliteit Toetsingskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar‐ en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm Stof Toetsing van Grenswaarde stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ 24‐uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

34

onderscheiden:

 een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);  een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek Ter plaatse worden maximaal 42 woningen gerealiseerd. De voorgenomen ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL‐monitoringstool 2017 (http://www.nsl‐monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen zijn de Veersedijk en Antoniuslaan. Uit de NSL‐monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat.

Conclusie De beoogde ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarnaast zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de huidige situatie ruimschoots onder de grenswaarden. Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat.

4.12 Archeologie en cultuurhistorie Beleid en normstelling Rijksbeleid De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen.

Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

35

De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads‐ en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2019 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:  Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;  De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads‐ en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Gemeentelijk beleid Het gemeentelijk archeologiebeleid is op 13 januari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Op de bijbehorende archeologische beleidsadvieskaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone (VAW). Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is.

Onderzoek Archeologie Op basis van de dubbelbestemming 'Waarde ‐ Archeologie 2' uit het geldende bestemmingsplan, geldt dat archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd bij bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en graafwerzaamheden dieper dan 30 cm. Bij de bouw van het appartementencomplex worden beide vrijgestelde waarden overschreden en is onderzoek formeel verplicht.

Naar aanleiding van deze onderzoeksplicht is voor de beoogde ontwikkeling archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied ligt op overslagafzettingen die ontstaan zijn in de 14e eeuw en die tussen de 14e/15e eeuw en de 20e eeuw gebruikt zijn als landbouwgebied. Deze overslagafzettingen hebben waarschijnlijk een hoge archeologische verwachting (vanwege de aanwezigheid van een heerlijk erf volgens de gemeentelijke cultuurhistorische kaart) waarbij resten kunnen voorkomen vanaf een diepte van 0,7 m ‐mv (‐1,4 m NAP) en sporen zichtbaar zullen zijn vanaf 1,0 m ‐mv (‐1,7 m NAP). Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te laten voeren maar alleen indien de graafwerkzaamheden dieper reiken dan 0,7 m ‐mv ofwel ‐1,4 m NAP. Dit geldt voor het gehele plangebied met uitzondering van het nu bebouwde deel omdat onder de bebouwing het archeologisch niveau reeds is verstoord. Het advies voor vervolgonderzoek geldt ook indien er zeer veel palen of op korte afstand van elkaar worden aangebracht. Tot welke mate van verstoring de palen worden geaccepteerd zonder aanvullend archeologisch onderzoek is ter beoordeling van het bevoegd gezag.

Cultuurhistorie In het plangebied is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig.

Conclusie Archeologie Op basis van het archeologisch onderzoek heeft het bevoegd gezag besloten om het plangebied volledig en zonder voorwaarden vrij te geven voor toekomstige ontwikkelingen. Er zijn onvoldoende concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van behoudenswaardige archeologische waarden aangetroffen.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

36

De fosfaatvlekken in de overslagafzettingen kunnen wijzen op overmatig mestgebruik of afval van stallen of bewoning, maar het bureauonderzoek geeft geen enkele aanleiding in het plangebied zelf dergelijke stallen of andere bebouwing te verwachten. Er zijn geen archeologische indicatoren zoals aardewerk, baksteen of bot in de boringen aangetroffen en de enkele wel aangetroffen houtskoolfragmenten lijken te zijn verspoeld. Verder is uit de bekeken milieuboringen binnen de bestaande bebouwing gebleken dat daar de bodem al tot op grote diepte vergraven/verstoord is en er geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn. Bovendien leidde het in 2006 direct ten noorden van het plangebied, in een zone met dezelfde archeologische verwachtingswaarde, uitgevoerde booronderzoek destijds tot de aanbeveling het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling.

Cultuurhistorie Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.13 Ecologie Toetsingskader Wet natuurbescherming Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier‐ en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000‐gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura‐2000 gebieden De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN) Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:  soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;  soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;  overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

37

moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Onderzoek en conclusie Gebiedsbescherming Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur‐ of groengebied met een beschermde status zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000‐gebied betreft Boezems Kinderdijk en ligt op circa 3 km afstand. Het dichtstbijzijnde NNN‐gebied ligt op circa 1 km afstand. Gelet op de ruime afstand tot beschermde gebieden en geringe omvang van de beoogde ontwikkeling zijn significant negatieve effecten uitgesloten.

Figuur 4.3 ligging plangebied ten opzichte van NNN en Natura 2000‐gebieden (bron: provincie Zuid‐Holland)

Soortenbescherming In een quickscan flora en fauna is de locatie onderzocht waarvan het voornemen is om de opstallen te slopen. Deze quickscan is toegevoegd in Bijlage 5. Voor het plangebied zijn de volgende waarnemingen gedaan:  Het gebouw beschikt over meerdere openingen die als invliegopening en verblijfplaats voor vleermuizen kunnen dienen. Brede open stootvoegen zijn aanwezig in alle zijgevels. Scheuren in de muur, losliggende of ontbrekende dakpannen en een scala aan openingen in de zijgevel zijn

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

38

eveneens aanwezig. Meerdere bomen in het plangebied beschikken eveneens over invliegopeningen.  In en in de nabijheid van het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen huismussen waargenomen. De eerste rij pannen vanaf de goot is niet toegankelijk voor mussen. Andere invliegopeningen voor huismussen zijn niet gevonden. De geringe hoeveelheid groen in het plangebied is geen essentieel foerageer‐ of schuilgebied voor mussen.  Voor gierzwaluwen zijn geen openingen gevonden. Jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen.  Tijdens het veldbezoek zijn geen zoogdieren of sporen van beschermde zoogdieren waargenomen. Deze worden gezien het biotoop eveneens niet verwacht in het plangebied.  In het plangebied zijn vanwege de tijd van het jaar geen amfibieën waargenomen. Het plangebied beschikt niet over watergang. Poeltjes of plaatsen waar regenwater kan blijven staan wat dienst kan doen als voortplantingswater zijn niet aanwezig in het plangebied. Het plangebied is grotendeels bebouwd en verhard. Los zand voor amfibieën om zich in te graven voor de winter is niet aanwezig. Het plangebied biedt geen geschikt biotoop voor amfibieën.

Op basis van deze waarnemingen wordt geconcludeerd dat er sprake is van een mogelijk geschikte verblijfslocatie voor vleermuizen. Op basis van deze quickscan is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen. Dit onderzoek is uitgevoerd tussen juni en september 2019. De rapportage is toegevoegd in Bijlage 7. Geconcludeerd wordt dat er in het plangebied geen voor vleermuizen geschikte potentiële vaste rust‐ en verblijfsplaatsen aanwezig zijn. Tijdens het veldbezoek is geconstateerd dat het gebied geen deel uit maakt van een lijnelement en niet wordt gebruikt als vaste vliegroute van vleermuizen. Als foerageergebied heeft het plangebied geen essentiële functie.

Op basis van het bovenstaande is het uitgesloten dat de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten hebben op vaste rust‐ en/of verblijfplaatsen, vaste vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

39

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie‐ en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm Het bestemmingsplan Willem de Zwijgerstraat staat in het plangebied de ontwikkeling van een appartementengebouw toe. De juridische planvorm is afgestemd op het kunnen realiseren van de nieuwe ontwikkeling.

Verbeelding en regels Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder afwijkings‐ en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met in achtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in 2 verschillende maatvoeringsaanduidingen: een maximum bouwhoogte en het maximum aantal woningen.

Opbouw planregels De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen: 1. inleidende regels; 2. bestemmingsregels; 3. algemene regels; 4. overgangs‐ en slotregels.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

40

5.2 Inleidende regels Begrippen Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.3 Bestemmingsregels In het bestemmingsplan is één bestemming opgenomen. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemming.

Wonen Binnen deze bestemming is het wonen mogelijk. Daarnaast is het mogelijk een aan‐huis‐gebonden‐beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen. Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Er mogen maximaal 42 woningen worden gebouwd. De maximum bouwhoogte van 16 m is vastgelegd op de verbeelding. Binnen de bestemming zijn tevens parkeervoorzieningen toegestaan. De in‐ en uitrit van de beoogde parkeergarage is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer ‐ toegang parkeergarage'.

5.4 Algemene regels In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Anti‐dubbeltelregel In dit artikel is bepaald dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels In dit artikel staat een regeling voor geringe overschrijdingen van ondergeschikte bouwdelen, zoals trappen, galerijen, balkons en afdaken.

Algemene aanduidingsregels In dit artikel is bepaald dat de realisering van geluidgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone ‐ industrie' uitsluitend is toegestaan indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.

Algemene gebruiksregels In het eerste en tweede lid is een aantal vormen van gebruik benoemd, die strijdig zijn met dit bestemmingsplan. Er is onderscheid gemaakt in onbebouwde gronden en bouwwerken. In het derde lid is bepaald dat bij nieuwe ontwikkeling dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor geldt in principe de normering zoals opgenomen in de 'Parkeernota Nieuwe Ontwikkelingen 2018'. Slechts in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

41

Algemene afwijkingsregels Dit artikel is een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het overschrijden van bouwgrenzen. Aan de toepassing van de afwijking dient een belangenafweging ten grondslag te liggen.

5.5 Overgangs‐ en slotregels In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs‐ en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel Deze regel bevat de titel van het plan.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

42

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

43

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de woningen. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.

Grondexploitatie Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De grond is in eigendom van de gemeente, maar de uitvoering van de beoogde ontwikkeling wordt gedaan door een ontwikkelaar. Door middel van een anterieure overeenkomst is de dekking van de gemaakte kosten verzekerd. Hierin zijn ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inloopavond 17 december 2018 Om de direct belanghebbende omwonenden vanaf het begin volledig te informeren en te betrekken bij de planontwikkeling, heeft de ontwikkelaar in samenspraak met de gemeente en de bij het project betrokken makelaar, Wisse makelaardij, een informatie inloopavond georganiseerd op maandag 17 december 2018. Voor deze avond heeft de ontwikkelaar aan de bewoners van 159 adressen in de directe omgeving van de ontwikkeling aan de Willem de Zwijgerstraat 1a te Hendrik‐Ido‐Ambacht, een uitnodiging gestuurd om tijdens deze avond aanwezig te zijn. Tevens is er in een plaatselijk weekblad door de gemeente vroegtijdig melding gemaakt van het houden van deze inloopavond, zodat alle inwoners van de gemeente Hendrik‐Ido‐Ambacht op de hoogte zouden zijn. Om de belangstellenden op deze avond zo goed en breed mogelijk te informeren, waren er zowel medewerkers van de gemeente, de makelaar als ook van de ontwikkelaar aanwezig.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

44

Tijdens deze avond zijn de plannen schetsmatig getoond op een aantal banners, waarbij de vragen die er waren voor het grootste deel direct beantwoord konden worden. De avond is druk bezocht door circa 200 mensen, waarvan een aantal na afloop nog een reactieformulier heeft ingevuld. De meeste reacties betreffen uitgesproken interesse voor de aankoop van een appartement. Tevens waren er nog van een klein aantal omwonenden een paar vragen betreffende de invloed van de nieuwe ontwikkeling op de bestaande woonomgeving. Voor zover mogelijk en noodzakelijk zal de ontwikkelaar in overleg met de gemeente rekening houden met de ingebrachte reacties. Het merendeel van de aanwezigen was enthousiast over de gepresenteerde plannen en de wijze van informatieverstrekking. Tijdens deze informatieavond is aangegeven dat indien er nog vragen mochten zijn of komen, deze bij de betrokken partijen kunnen worden gesteld. Een aantal weken na de informatieavond heeft de makelaar al inschrijvingen van circa 120 geïnteresseerde potentiële kopers ontvangen. Kortom zowel vanuit de directe omgeving als ook vanaf de kant van geïnteresseerde kopers overwegend positieve reacties op het gepresenteerde plan.

Vooroverleg Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex. Artikel 3.1.1 van het Bro toegezonden aan de overlegpartners. Er is één vooroverlegreacties ontvangen. Dit betreft de reactie van het Waterschap Hollandse Delta. Het waterschap geeft aan (d.d. 3 april 2019) dat er geen opmerkingen zijn ten aanzien van het concept‐ontwerpbestemmingsplan. Er is geen sprake van toename aan verhard oppervlak en er zijn geen activiteiten die vergunningplichtig zijn bij het waterschap. In het kader van het vooroverleg is het concept‐ontwerpbestemmingsplan via het e‐formulier bij de Provincie Zuid‐Holland aangemeld (d.d. 25 maart 2019). De ontwikkeling past binnen de uitgangspunten en beleidsdoelen van het provinciaal en gemeentelijk beleid en hoeft daarom niet aan de provincie toegezonden te worden.

Ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan 'Willem de Zwijgerstraat' heeft vanaf 20 juni 2019 tot en met 31 juli 2019 ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld een zienswijze in deze periode in te dienen. De binnengekomen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijzen. In de nota van zienswijzen staat tevens of een zienswijze tot aanpassing van het bestemmingsplan heeft geleid.

Rho adviseurs voor leefruimte 053100.20190096

3. Kenmerken van de milieueffecten 11

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste milieueffecten van de beoogde ontwikkeling beschreven. Het is gebruikelijk de milieueffecten van de beoogde situatie te vergelijken met de referentiesituatie. De referentiesituatie bestaat uit de huidige situatie inclusief de autonome ontwikkelingen. De effectbeoordeling in dit hoofdstuk is gebaseerd op de informatie uit het concept- ontwerpbestemmingsplan dat is opgesteld om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken. Voor een uitgebreidere analyse en onderliggende onderzoeksrapporten wordt verwezen naar dit concept- ontwerpbestemmingsplan.

3.1. Verkeer en geluid

Verkeer In hoofdstuk 2 is reeds beschreven dat door de beperkte verkeersgeneratie er geen knelpunten zullen ontstaan in de verkeersafwikkeling. Dit aandeel kan zich over de bestaande infrastructuur in de omgeving afwikkelen en zal opgaan in het heersende verkeersbeeld. Significante negatieve effecten op het verkeer kunnen dan ook uitgesloten worden. Daarnaast zullen voldoende parkeerplaatsen worden gecreëerd.

Geluid De ontwikkeling realiseert geen milieuhinderlijke functie. Het enige mogelijke geluidseffect is van een toename aan verkeer. Voor toetsing van het uitstralingseffect bestaat geen wettelijk kader. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat bij een toename van de verkeersomvang met meer dan 40% sprake is van een geluidstoename van meer dan 1,5 dB (wat voor het menselijk oor hoorbaar is). De verwachting is dat de verkeersgeneratie minder dan 40% van de totale verkeersintensiteit toeneemt. Relevante negatieve uitstralingseffecten naar de omgeving zijn dan ook uitgesloten.

Voor het akoestisch klimaat van de aanstaande bewoners is geluidsonderzoek uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai (Rho-adviseurs, 2019) op grond van de SRM I-methode. Hierin is de geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woningen ten gevolge van de 30 km/h wegen Willem de Zwijgerstraat, Emmasingel, Marijkestraat, Margrietstraat en Beatrixsingel. Daaruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden, behalve voor de Willem de Zwijgerstraat. Ten gevolge van het verkeer op de 30 km/uur weg Willem de Zwijgerstraat wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden op drie toetspunten op de vijf toetshoogten. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 51 dB. Het vervangen van de klinkerverharding in asfalt om de geluidbelasting vanwege de Willem de Zwijgerstraat te reduceren, is redelijkerwijs niet mogelijk en/of gewenst om stedenbouwkundige en verkeerskundige redenen.

De geluidwaarde binnen de geluidgevoelige bestemming dient in alle gevallen te voldoen aan de normen uit het Bouwbesluit. Het aspect wegverkeerslawaai vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Rho adviseurs voor leefruimte 20190096 vestiging Rotterdam 12 Kenmerken van de milieueffecten

3.2. Bodem en water

Bodem De ontwikkeling zelf heeft geen negatief effect op de bodemkwaliteit. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. Door IDDS (2019) is derhalve een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.

Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.

Water In de directe omgeving van het plangebied zijn geen primaire- of regionale waterkeringen aanwezig. Het plangebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. Ook ligt het gebied niet in een drinkwaterbeschermingsgebied. Zoals in het vorige hoofdstuk gemeld ligt het plangebied niet in of nabij milieubeschermingszone zoals vermeld in de Provinciale omgevingsverordening Zuid-Holland.

Afvalwater zal worden afgevoerd naar de gemeentelijke riolering. Hemelwater van daken, wegen en erven zal worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. De beoogde ontwikkeling zorgt niet voor een toename in verharding. Middels regelgeving uit de Keur van het waterschap wordt geborgd dat voldoende wordt gecompenseerd om nadelige effecten op het waterhuishoudkundige systeem te voorkomen.

3.3. Natuur

Gebiedsbescherming Zoals in hoofdstuk 2 beschreven maken de ontwikkelingen geen deel uit van beschermd natuurgebied zoals Natura-2000 of NNN. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring, verzuring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Soortenbescherming In 2015 is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (IDDS, januari 2019). Op basis van deze waarnemingen wordt geconcludeerd dat er sprake is van een mogelijk geschikte verblijfslocatie voor vleermuizen. Op basis van deze quickscan is aanvullend onderzoek vereist naar het voorkomen van vleermuizen. Mitigerende maatregelen die daaruit voortkomen moeten worden opgevolgd. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van broedende vogels.

Sloop- en aanlegwerkzaamheden Gelet op de tijdelijkheid van sloop- en aanlegwerkzaamheden kunnen blijvende negatieve milieueffecten uitgesloten worden. Tevens zal vanwege de kleinschaligheid ook geen sprake zijn van significante negatieve milieueffecten, zoals geluid- en stofoverlast, ten tijde van de werkzaamheden.

20190096 Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam Kenmerken van de milieueffecten 13

3.4. Luchtkwaliteit

De ontwikkeling betreft 42 woningen en ligt onder de grens van 1500 woningen. De ontwikkeling draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Tevens blijkt uit de NSL-monitoringstool dat ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan.

3.5. Risico’s op zware ongevallen of rampen

Externe veiligheid De beoogde ontwikkeling is geen risicobron en heeft daarom geen negatief effect op omliggende (beperkt) kwetsbare objecten.

Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen worden getoond ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van Bolidt Kunststoftoepassing BV en van verschillende transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Vanwege de beperkte omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico echter niet aanzienlijk toenemen. Uit de beknopte verantwoording in het bestemmingsplan blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd.

Risico’s op rampen door klimaatverandering Omdat het plangebied in de huidige situatie al reeds verhard is zorgt de beoogde ontwikkeling niet of nauwelijks voor een toename in verhard oppervlak. In de omgeving is voldoende onverhard oppervlak en water aanwezig, door de beperkte omvang zal het geen invloed hebben op de risico’s op rampen door klimaatverandering.

3.6. Risico’s voor de menselijke gezondheid

Uit toetsing van de verschillende milieuthema’s op het gebied van leefomgevingskwaliteit blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een relevante toename van risico’s voor de menselijke gezondheid.

3.7. Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie Zoals beschreven in paragraaf 2.1 zijn in en nabij het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Negatieve effecten op deze waarden zijn dan ook uitgesloten.

Archeologie Zoals in de plaats van het plan is aangegeven bevindt het plangebied binnen een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat er geen archeologische indicatoren zoals aardewerk, baksteen of bot in de boringen aangetroffen zijn en de enkele wel aangetroffen houtskoolfragmenten lijken te zijn verspoeld. Verder is uit de milieuboringen binnen de bestaande bebouwing gebleken dat de bodem al tot op grote diepte vergraven/verstoord is en er geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.

3.8. Aanlegwerkzaamheden

Gelet op de tijdelijkheid van aanlegwerkzaamheden kunnen blijvende negatieve milieueffecten uitgesloten worden. Tevens zal geen sprake zijn van significante negatieve milieueffecten, zoals geluid- en stofoverlast, ten tijde van de werkzaamheden.

Rho adviseurs voor leefruimte. 20190096 vestiging Rotterdam 14 Kenmerken van de milieueffecten

3.9. Mitigerende maatregelen

Uit de voorgaande sectorale analyses blijkt dat rekening moet worden gehouden met: - Het broedseizoen van broedende vogels; - Maatregelen die mogelijk voortkomen uit het aanvullend onderzoek naar vleermuizen.

20190096 Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam

4. Conclusie

In voorliggende notitie is ingegaan op de impact van de ontwikkeling ter plaatse van de ontwikkeling aan de Willem de Zwijgerstraat te Hendrik-Ido-Ambacht. Uit deze notitie blijkt dat de omvang van het plan, bestaande uit 42 woningen beperkt is. De te verwachten milieueffecten zijn dan ook verwaarloosbaar, zodat er geen aanleiding is voor het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure mits de in paragraaf 3.9 genoemde mitigerende maatregelen in acht worden genomen.

Rho adviseurs voor leefruimte 20190096 vestiging Rotterdam