<<

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

DE POLITIEKE MARKETINGSTRATEGIE VAN EXTREEM- RECHTS: COMMUNICATIE- EN DISTRIBUTIEKANALEN, CONCEPT EN STRATEGIE VAN HET VLAAMS BELANG IN HET HUIDIGE POLITIEKE EN MEDIALANDSCHAP. EEN EMPIRISCHE STUDIE.

Wetenschappelijke verhandeling

aantal woorden: 24.851

ELINE DHAEN

MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT

PROMOTOR: PROF. DR. DIRK VOORHOOF

COMMISSARIS: DR. HANNES CANNIE

COMMISSARIS: DR. OLIVIER DRIESSENS

ACADEMIEJAAR 2008 - 2009

Abstract

In deze scriptie bespreken we de politieke marketingstrategie van de extreemrechtse partij Vlaams Belang. Aan de hand van een kwalitatieve multimethodische casestudy gaan we na welke communicatie- en distributiekanalen de partij gebruikt en hoe haar concept en strategie eruit zien. Deze informatie kaderen we telkens in het huidige Vlaams politieke en medialandschap. Het overkoepelende beeld dat we trachten aan te reiken geeft deze scriptie haar wetenschappelijke relevantie. Onze resultaten wijzen er immers op dat er een interactie-effect waarneembaar is tussen de positionering van de partij en de communicatieoutput die zij aanreikt. Het communicatiegebeuren wordt binnen het Vlaams Belang overigens zeer strikt aan banden gelegd, en verloopt – zeker in vergelijking met de andere partijen – hoofdzakelijk via de partijleden zelf. Externe hulpbronnen worden slechts sporadisch en meestal onofficieel geraadpleegd. Op politiek niveau zit het Vlaams Belang bevangen in het zogenaamde cordon sanitaire. Geen enkele partij wil een regering vormen met het VB, wat van de partij nog meer een underdog maakt. Dit past perfect in de sterke antipolitieke houding en de populistische koers die het Vlaams Belang vaart. In haar communicatie naar het publiek toe zal zij dan ook regelmatig verwijzen naar deze „één tegen allen‟-positie. Binnen het medialandschap spreekt het VB van een cordon médiatique. De partij vindt dat ze moeilijker toegang krijgt tot de traditionele massamedia en minder aan bod komt dan de andere partijen. Dit zal zich uiten in haar communicatiestrategie: om de aandacht van de media te trekken zal het Vlaams Belang andere middelen aanwenden, zoals het organiseren van acties en het verspreiden van provocerende uitlatingen. Anderzijds zullen er andere propagandamiddelen gebruikt worden, zoals de VL-krant, wegens de permanente weigering van kranten en weekbladen om VB-advertenties te publiceren. We bemerken dat de representativiteit van ons onderzoek niet gegarandeerd kan worden. We laten het over aan de lezer om zelf onze conclusies te beoordelen.

2 Inhoudsopgave

1. Inleiding ...... 5

2. Methodologisch kader ...... 8 2.I Onderzoeksmethode ...... 8 2.II Materiaalselectie en waarnemingsinstrument ...... 8

3. Het Vlaams Belang ...... 15 3.I. De partij ...... 15 3.I.1. Van naar Vlaams Belang ...... 15 3.I.2. Ontstaan, groei en doorbraak van het Vlaams Blok ...... 15 3.I.3. Identiteit, waarden en normen van het VB ...... 17 3.II. Het Vlaams Belang in het huidige Vlaamse politieke landschap ...... 19

4. Communicatie- en distributiekanalen ...... 21 4.I. Politiek en media: Politieke berichtgeving en free publicity ...... 21 4.I.1. Het verband tussen mediaverschijningen en electorale successen ...... 21 4.I.2. Agendasetting rond politieke berichtgeving ...... 22 4.I.3. Het Vlaams Belang en de media ...... 24 4.II. Betaalde of zelf verkregen publiciteit ...... 28 4.II.1. Propaganda gebruikt voor de verkiezingscampagne van 2007...... 29 4.III. Vrijwilligers- en militantenwerk ...... 33

5. Structuur en organisatie van het communicatiegebeuren ...... 35 5.I. Structuur en organisatie: algemeen ...... 35 5.I.1. CD&V ...... 35 5.I.2. N-VA ...... 35 5.I.3. Open-VLD ...... 36 5.I.4. Sp.a – Spirit ...... 37 5.I.5. ! ...... 37 5.I.6. Lijst Dedecker ...... 38 5.II. Structuur en organisatie: Het Vlaams Belang ...... 38 5.II.1. Organisatie van de interne communicatie...... 38

3 5.II.2. Organisatie van de externe communicatie ...... 39 5.II.3. Andere diensten met betrekking tot communicatie ...... 43

6. Product, strategie en concept ...... 44 6.I. Brede omkadering van de verkiezingen van 10 juni 2007 ...... 44 6.II. Product ...... 46 6.III. Positionering- en segmenteringstrategie ...... 47 6.III.1. Positionering ...... 47 6.III.2. Segmentering en doelgroepenbeleid ...... 48 6.IV. Concept, lay-out en vorm ...... 49 6.IV.1. Persoonlijke stijl ...... 49 6.IV.2. Stijl van de Vlaams Belangpropaganda ...... 50

7. Conclusie ...... 66

Bibliografie ...... 71

Bijlagen ...... 80 Bijlage 1: Interview met Pieter Knapen ...... 81 Bijlage 2: Interview met Arnout Collier ...... 84 Bijlage 3: Interview met Frans Wymeersch ...... 95 Bijlage 4: Interview met Wim Wienen ...... 100 Bijlage 5: Interview met Jeroen Overmeer (N-VA) ...... 110 Bijlage 6: Interview met Tom Van den Bergh ...... 122 Bijlage 7: Interview met Piet Deslé en Joeri Casteleyn ...... 127 Bijlage 8: Interview met Jos Stassen (groen!) ...... 132 Bijlage 9: Interview met Aubry Cornelis ...... 135 Bijlage 10: Interview met Johan Van Hoecke ...... 142 Bijlage 11: Interview met ...... 148 Bijlage 12: Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 11 juni 2007 ...... 154

4 1. Inleiding

Van politiek kunnen we vandaag de dag veel verwachten, maar af en toe gebeurt er iets dat ons toch oprecht verbaast. In ons geval zijn dat de krasse uitspraken en opvallende stunts die onze veelbesproken extreemrechtse partij, het Vlaams Belang, telkens weer de wereld instuurt. Vanuit die verwondering ontstond de aanleiding tot dit onderzoek. Toch situeert de daadwerkelijke relevantie van deze scriptie zich op een hoger, wetenschappelijk niveau. De ruime hoeveelheid bestaande literatuur die voorhanden is beperkt zich namelijk vaak tot één van de deelgebieden rond politieke marketing, media en politiek of de communicatiestrategie van het Vlaams Belang. Dit is volgens ons een groot hiaat in het communicatiewetenschappelijk onderzoek. Al deze deelfacetten zijn immers onlosmakelijk verbonden en evolueren op dynamische wijze in interactie met elkaar. De wetenschappelijke relevantie van deze scriptie schuilt in het grotere, overkoepelende verhaal dat wij uit de verzameling van deze elementen trachten te bieden. We zullen de politieke partij Vlaams Belang daarom situeren in haar politieke context enerzijds en in het medialandschap anderzijds. Zo analyseren wij wat de invloed van deze omgeving is op haar positionering tegenover de andere partijen en de hiermee verweven communicatiestrategie naar het publiek toe. Dit brengt echter bepaalde beperkingen met zich mee. In een scriptie als deze hebben we helaas niet de ruimte om een allesomvattende beschrijving te geven van een geheel dat zo complex is. We zien daarom de noodzaak in van een duidelijke afbakening van ons onderwerp. Concreet analyseren we in deze scriptie de communicatiestrategie van het Vlaams Belang binnen het Vlaamse media- en politieke landschap. Dit doen we aan de hand van een kwalitatieve, multimethodische casestudy. Het is van groot belang dat we hierbij de contextualisering, namelijk het medialandschap enerzijds en het politieke landschap anderzijds, niet uit het oog verliezen. Ook deze zullen we bijgevolg uitgebreid beschrijven. Gezien het om een erg ruime context gaat, zullen we ons beperken in tijd (de federale verkiezingen van 10 juni 2007) en in ruimte (Vlaanderen).

Het begrip „communicatiestrategie‟ is een verzamelconcept dat uit vele facetten bestaat, zijnde communicatie- en distributiekanalen, communicatiedoelstellingen, het concept en de positionering en segmentering (Saelens, 2008; Pattyn, 1981). Anderzijds betekenen zowel het politieke als het medialandschap twee zeer gevarieerde contextuele omkaderingen voor een partij. Deze complexe problematiek kunnen we uiteenzetten in twee grote onderzoeksvragen. Gezien het belang van de context, stelt de eerste vraag zich als volgt: „Hoe positioneert het Vlaams Belang zich binnen het huidige Vlaamse politieke landschap, alsook binnen het (politieke) medialandschap?‟. Hierop trachten we een antwoord te vinden in de hoofdstukken 4, 5 en 7, namelijk „Het Vlaams Belang‟, „Communicatie- en distributiekanalen‟ en „Product, strategie en concept‟. Het onderzoek zal zich voornamelijk in een Vlaamse context situeren, wat het gebrek aan internationale bronnen verklaart.

5 De tweede vraag die we onszelf stellen, is louter descriptief van aard en luidt: „Hoe ziet de communicatiestrategie van het Vlaams Belang eruit?‟. Deze vraag zullen we beantwoorden in de hoofdstukken 5, 6 en 7, namelijk „Communicatie- en distributiekanalen‟, „Structuur en organisatie van het communicatiegebeuren‟ en „Product, strategie en concept‟. We bemerken de overlapping tussen de verschillende luiken voor de twee onderzoeksvragen, maar het gaat dan ook telkens om een contextualisering: de beschrijving van de strategie kan immers niet losgemaakt worden van de context. Uiteindelijk zullen we deze velden met elkaar in verband brengen en kijken naar de gevolgen die de omgeving heeft op de onderzochte communicatiestrategie.

Omdat onze scriptie zich situeert in de wereld van de politieke marketing, zullen wij voor we overgaan naar ons onderzoek een uitgebreide verklaring geven van het concept „politieke marketing‟.

Het begrip ‘politieke marketing’

Over de bakermat van het begrip „politieke marketing‟ heerst eensgezindheid onder de verschillende geraadpleegde auteurs. Zowel Thevissen (1994) als Scammel (1999) zien politieke marketing als dusdanig ontstaan bij de presidentscampagnes in de Verenigde Staten van de jaren 1960. Steeds meer werd er immers gebruikt gemaakt van professionele overtuigingsmechanismen in de politiek (Scammel, 1999). Ook Thevissen heeft het over de situatie in de VS waar voor het eerst „onafhankelijke, commerciële marketing- en communicatieadviesbureaus betrokken worden bij het management van de informatiestroom tussen de overheid, de politieke partijen, de massamedia en het electoraat‟. Algauw wordt politieke macht beschouwd als koopwaar en politieke marketing als een mechanisme dat werkt volgens de regels van de markt (Thevissen, 1994, p.24).

Thevissen bemerkt dat we een onderscheid dienen te maken tussen enerzijds de permanente realisatie van communicatiedoelstellingen (politieke marketing en communicatie) en de verkiezingsperiodegebonden, kortetermijnmarketing (electorale marketing) anderzijds. Toch houden de twee verband met elkaar: de langetermijnmarketing is coherent aan de periodegebonden electorale strategieën. De uiteindelijke doelstelling van de electorale marketingcampagne is tweeledig: het bevestigen van de keuze van hun kiezers (holding effect), alsook het winnen van stemmen van nieuwe kiezers (switching-effect) (Thevissen, 1994).

Cho e.a. (2009, p.67) definiëren politieke campagnes als „periods of high-intensity information flows that reach broad cross-sections of the general public, including many individuals who are typically inattentive to politics‟. Zulke campagnes kunnen ervoor zorgen dat politieke interesse aangewakkerd wordt; en dit zowel tijdens als na de intensieve campagnevoering. Volgens deze definitie hoeft dit dus

6 niet zozeer tijdens de verkiezingsperiode plaats te vinden, aangezien het hier om meer dan het winnen van stemmen gaat.

Wij zullen ons vooral richten op de electorale communicatiestrategieën. Zij zijn immers beter afgebakend en minder abstract dan de marketingstrategieën op lange termijn, en daarenboven strikter vastgelegd door de partij zelf, alsook meer besproken in onderzoek. Dit is een gegeven dat door Thevissen (1994) ondersteund wordt. De auteur meent immers dat het politiek communicatieonderzoek in de praktijk grotendeels herleid wordt tot onderzoek naar politieke campagnes, waarbij de aandacht vooral toegespitst wordt op electorale campagnevoering en het daaraan gekoppelde effectenvraagstuk. Electorale strategieën zijn tenslotte inherent verbonden aan de lange termijncommunicatie. We zullen deze laatste waar het past aanhalen.

Thevissen (1994) wijst ons op het belang van structurele omgevingsfactoren binnen het domein van electorale communicatie. Hij geeft aan dat er drie systemen zijn die samenhangen met dit fenomeen; zoals daar zijn het partijsysteem1, het electorale systeem2 en het mediasysteem3. In het deel „Het Vlaams Belang‟ zullen we stilstaan bij het partijsysteem, en dan meer specifiek hoe het Vlaams Belang zich positioneert tegenover de andere partijen. Het electorale systeem krijgt in deze scriptie eerder beperkte aandacht. Aangezien elke partij gelijk behandeld wordt volgens het electorale systeem (de wetgeving is immers gelijklopend), zorgt dit niet voor opvallende verschilpunten tussen de partijen onderling. Dat maakt van het electorale systeem dus een weinig interessant gegeven om dieper op in te gaan. Het mediasysteem daarentegen is des te belangrijker voor het onderwerp van deze scriptie. De manier waarop het Vlaams Belang weergegeven en behandeld wordt door de traditionele massamedia, alsook de manier waarop de partij dit zelf percipieert, blijkt immers cruciaal te zijn voor haar communicatiestrategie.

1De verhoudingen tussen de politieke partijen 2De campagnewetgeving 3De organisatie- en eigendomsstructuren, verhoudingen tussen politieke partijen enerzijds en de media anderzijds

7 2. Methodologisch kader

2.I Onderzoeksmethode

Gezien de zeer dynamische en gevarieerde problematiek, vormt volgens ons een kwalitatieve casestudy het beste onderzoeksframe. Een verantwoording van onze keuze vinden we bij Wester, Renckstorf & Scheepers (2006). Ten eerste kan de organisatie die we bestuderen, in het geval van onze scriptie een politieke partij, niet los gezien worden van haar context, namelijk het media- en politieke landschap. We bevinden ons met andere woorden in een dynamische situatie, in interactie met een veelheid aan structurele omgevingsfactoren. De casestudy, die rekening houdt met de context, biedt hiervoor een zeer geschikt frame. Men richt zich op één eenheid (het Vlaams Belang) en bestudeert hiervan „een groot aantal aspecten of kenmerken in relatie tot elkaar en in relatie tot de context waar die eenheid zich in bevindt‟ (Wester e.a., 2006, p.616). Daarnaast hebben we, gezien de verscheidenheid van de onderzochte aspecten of kenmerken, verscheidene onderzoekstechnieken nodig. Ook hiertoe leent een casestudy zich uitstekend: er kunnen verschillende analysetechnieken en diverse databronnen gebruikt worden, naast elkaar (Wester e.a., 2006; Swanborn, 2003). Ook wij zullen in deze casestudy gebruik maken van meerdere empirische bronnen, die we verderop zullen bespreken.

Dit brengt ons bij „het eenheidskarakter van de casestudy: tal van relevante factoren worden tegelijkertijd in de analyse bestudeerd in hun onderlinge betrokkenheid en in samenhang met de context waarbinnen ze zich bevinden of afspelen‟ (Wester e.a., 2006, p.617). Relevante factoren zijn enerzijds bepaalde stimulansen vanuit de omgeving (ook hier het media- en politieke landschap), en anderzijds elementen die inherent voortvloeien uit de wezenskenmerken van de partij zelf. Dit vormt de dynamische situatie die we ook hierboven aangehaald hebben, en waarbinnen het wezenlijke onderwerp van deze scriptie zich situeert, namelijk een ruime interpretatie en beschrijving van de communicatiestrategie van het Vlaams Belang.

2.II Materiaalselectie en waarnemingsinstrument

Zoals we hiervoor reeds aangaven, hebben we gezien de verscheidenheid van de onderzochte aspecten zeer uiteenlopende onderzoekstechnieken nodig. Deze variëren van het bestuderen van literatuur en al bestaande onderzoeken naar interne documenten en empirische, primaire bronnen tot het afnemen van diepte-interviews. Voor ieder hoofdstuk zullen we bespreken waarom, op welke manier en met welke bronnen we ons onderzoek gevoerd hebben.

8 Politieke marketing

Om een bredere omkadering te geven van het theoretische veld waarbinnen onze scriptie zich bevindt, staan we met behulp van een korte literatuurstudie even stil bij het concept „politieke marketing‟.

Het Vlaams Belang

In het tweede hoofdstuk van deze scriptie zullen we dieper ingaan op de elementen die verbonden zijn aan de partij en mogelijk invloed hebben op de communicatiestrategie, zoals daar zijn: de historiek van de partij; haar identiteit, waarden en normen en haar electorale verhaal. Dit doen we enerzijds aan de hand van gegevens uit de literatuurstudie en anderzijds met behulp van primaire bronnen, zoals de partijwebsite en een aantal overheidsdocumenten. Aangezien deze documenten ook online raadpleegbaar zijn, hebben we deze niet apart opgenomen als bijlage.

Communicatie- en dstributiekanalen

In een derde hoofdstuk staan we stil bij een belangrijk aspect van de externe communicatievoering, namelijk de communicatie- en distributiekanalen die het Vlaams Belang hanteert. Uiteraard zijn de media hier het cruciale element. We onderscheiden in dit verband enerzijds politieke berichtgeving en free publicity, en anderzijds betaalde of zelf verkregen publiciteit.

Eerst bekijken we hoe het politieke medialandschap er vandaag uitziet: een contextuele omkadering is immers cruciaal. Rond de manier waarop de media omgaan met extreemrechts werd veel onderzoek verricht. Hiervan vinden we heel wat gepubliceerde resultaten terug in de literatuur. Toch willen we verder gaan dan louter het bestuderen van reeds bestaande bronnen. Om een ruime omkadering te kunnen bieden en na te gaan waarom de media zo belangrijk zijn voor politieke partijen, bespreken we een aantal onderzoeksresultaten rond enerzijds het verband tussen mediaverschijningen en electorale successen; en anderzijds de agenda-setting rond politieke berichtgeving. Daarna focussen we ons op de relatie tussen het Vlaams Belang en de media, het onderwerp dat ons het meest interesseert. Om de kwaliteit en betrouwbaarheid van het onderzoek te optimaliseren, maken we gebruik van de data-triangulatietechniek. Volgens Wester e.a. (2006, p.638) worden hierbij „verschillende databronnen naast elkaar geraadpleegd; interviewgegevens worden bijvoorbeeld aangevuld met en ondersteund door de bestudering van beleidsnotities. Maar ook de verschillende topics in het interview die gebruikt worden om het perspectief van de respondent vast te stellen,

9 kunnen als datatriangulatie worden gezien‟. Zo zullen we de onderzoeksresultaten uit de literatuurstudie aanvullen met beleidsdocumenten van de openbare omroep rond politieke berichtgeving en meer specifiek de berichtgeving rond extreemrechts, in een poging coherentie te vinden tussen het cijfermateriaal en de bestaande richtlijnen en redactiestatuten. Deze gegevens gebruiken we als uitgangspunt voor de topiclijst van de interviews die we zullen afnemen. Om optimaal tegemoet te komen aan de triangulatietechniek zullen we personen uit de twee meest tegengestelde posities interviewen. Enerzijds praten we met Pieter Knapen, hoofdredacteur van de VRT-nieuwsdienst (bijlage 1). De keuze voor Knapen lag voor de hand: als hoofdredacteur heeft hij immers het ultieme beslissingsrecht rond wie of wat er al dan niet bericht zal worden, en bovendien kunnen we er vanuit gaan dat hij goed op de hoogte is van de beleidsrichtlijnen hieromtrent. Anderzijds interviewen we Arnout Collier (bijlage 2), verantwoordelijke voor de persrelaties van het Vlaams Belang, om te weten te komen hoe de politieke berichtgeving rond het VB gepercipieerd wordt door de partij zelf. Het gaat hier om twee zeer diepgaande en langdurige interviews, aangezien het belangrijk is dat „veel aandacht wordt gegeven aan de beschrijvingen, interpretaties en die verschillende (categorieën van) betrokkenen in het sociale proces verschaffen, en de verschillende zienswijzen met elkaar geconfronteerd worden‟ (Swanborn, 2003). We bemerken dat de complexe relatie tussen politiek en media sterk gereguleerd wordt in onze wetgeving. We hebben in deze scriptie echter niet de ruimte om hier dieper op in te gaan. We zagen dit bovendien als een minder relevant gegeven, omdat deze voor elke politieke partij geldt en er daarom geen interessante verschillende of opvallendheden aan te wijten zijn die hun weerslag zouden kennen in de communicatiestrategie van de partijen. De nieuwe wetgeving rond betaalde politieke reclame zoals deze werd vastgelegd in het Mediadecreet van 2009 (http://www.ejustice.just.fgov.be) is bovendien niet relevant in het kader van ons onderzoek, dat zich afspeelt in 2007.

Hierna leggen we ons toe op de propaganda die gebruikt werd voor de verkiezingscampagne in 2007. Via contacten met partijmandataris Frans Wymeersch (bijlage 3) konden we beschikken over een intern document, namelijk het Campagnedraaiboek van 2007 (bijlage 12). Dit dient als uitgangsbasis voor de beschrijving van de campagne. Dit zullen we aanvullen met informatie die we terugvinden op de partijwebstek en de CD-ROM die speciaal voor deze verkiezingen ontwikkeld werd, en waarover we dankzij de studiedienst van het Vlaams Belang beschikken (de inhoud van deze CD-ROM is overigens ook online raadpleegbaar). Waar er ons tijdens het bestuderen van deze bronnen hiaten opvallen, vullen we deze in met de informatie die we uit interviews met Arnout Collier en Frans Wymeersch verkrijgen. Aangezien de verschillende propagandavormen de output van de communicatiestrategie vormen vinden wij het relevant hier uitgebreid bij stil te staan.

10 Structuur en organisatie van het communicatiegebeuren

Achter het communicatiegebeuren schuilt een hele organisatie, die bepaalt hoe de externe communicatie zal verlopen en hoe deze eruit zal zien. Ook dit zien wij bijgevolg als een essentieel onderdeel bij de bespreking van onze case. Via de Vlaams Belangwebstek krijgen we een uitgebreid overzicht van de verschillende diensten die de partij rijk is. Ook hier vullen we aan met informatie uit de interviews met Collier en Wymeersch. Daarnaast komt er nog een derde geïnterviewde VB- mandataris aan te pas, namelijk Wim Wienen (bijlage 4). Wienen was persmedewerker van het Vlaams Belang in de periode 1998-2004 en werkt nu als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Vlaams Belangfractie in het Vlaams Parlement. In 1997 bracht hij bovendien het boek „Vlaams Blok: 20 jaar rebel: 1977-1997‟ uit. Wienen is goed op de hoogte van het reilen en zeilen van de partij, en zijn profiel leek ons dus goed aan te sluiten bij de twee voordien geïnterviewde VB-mandatarissen. Als kers op de taart interviewden we Filip Dewinter (bijlage 11). Het interview kwam tot stand na het onderzoek en diende ter verificatie en aanvulling van de gevonden resultaten.

Een casestudy zijnde, mogen we in dit onderzoek nooit het belang van de context vergeten. Een partij is geen alleenstaand gegeven. Om een brede contextualisering te krijgen willen we de communicatiestructuur van het Vlaams Belang vergelijken met deze van de andere politieke partijen. Tijdens de literatuurstudie merkten we dat er rond deze problematiek niet veel onderzoek verricht is. Wel sluit de scriptie „Politieke adviseurs in Vlaanderen. Onderzoek naar de rolperceptie van interne en externe adviseurs tijdens campagnes‟, geschreven door Van Loo (2008), hier uitstekend bij aan. Een eenzijdige weergave van deze scriptie leek ons echter niet voldoende om tegemoet te komen aan de betrouwbaarheid en externe validiteit van ons onderzoek. Om die reden hebben we getracht de bevindingen van Van Loo te verifiëren dan wel te weerleggen aan de hand van diepte-interviews met de communicatieverantwoordelijken of -specialisten van de verschillende partijen, zijnde:

- Tom Van den Bergh: Directeur Communicatie CD&V (bijlage 6) - Aubry Cornelis: Adviseur liberaal kenniscentrum Prometheus; in 2007 deel van de communicatiecel van Open VLD; waardoor in nauw contact met de toenmalige woordvoerder van de partij, dhr. Tom Ongena (bijlage 9) - Jeroen Overmeer: Woordvoerder N-VA (bijlage 5) - Piet Deslé: Communicatiemanager LDD en Joeri Casteleyn: Pers en communicatie LDD (bijlage 7) - Jos Stassen: Campagneleider Groen! in de verkiezingen van 2007 (bijlage 8) - Johan Van Hoecke: Woordvoerder sp.a (bijlage 10)

11 Een doelgerichte selectie van de waarnemingseenheden was noodzakelijk. Deze mensen werden niet willekeurig gekozen, maar wel op basis van hun expertise met betrekking tot het communicatiebeleid en de campagnevoering van de partij. Dit strookt met de opvatting van Wester e.a. (2006, p.625) rond de selectie van eenheden: „men kiest die waarnemingseenheden uit waarvan men veel informatie mag verwachten‟. Aangezien we ons bevinden in een politiek drukke periode, namelijk vlak voor de verkiezingen van juni 2009, was het echter niet altijd eenvoudig om de juiste mensen te kunnen raadplegen. Toch menen wij dat de geïnterviewde personen steeds voldoende op de hoogte waren van het verloop en de organisatie van de campagne. Desalniettemin begrijpen we dat er nog steeds een enigszins eenzijdige kijk geleverd wordt. De woordvoerder bijvoorbeeld is de spreekbuis van de partij en stopt nooit met campagnevoering. Hierdoor moeten we beseffen dat informatie die hieruit voortkomt misschien niet altijd representatief is. We bemerken tenslotte dat er geen vertegenwoordiger van Spirit geraadpleegd werd. Aangezien de campagnevoering van deze partij volledig samenvalt met deze van haar toenmalige kartelpartner sp.a; en er in haar opvolger SLP geen mensen meer aanwezig zijn die ervaring hebben met de campagne van 2007; besloten we deze partij door haar minieme relevantie achterwege te laten.

De topiclijsten die gebruikt werden voor de diepte-interviews werd opgesteld vanuit twee invalshoeken. Enerzijds wilden we de hiaten die het onderzoek nog kende aanvullen. Anderzijds trachtten we met deze gesprekken bepaalde bevindingen te verifiëren. Afhankelijk van de geïnterviewde duurde het gesprek een half tot anderhalf uur. De topiclijst was voor iedere partij nagenoeg hetzelfde, maar hield op sommige vlakken wel rekening met specifieke kernpunten. Op die manier stelden we voor iedere geïnterviewde een semi-gestructureerde vragenlijst op, rekening houdend met de informatie die we uit onze literatuurstudie en/of voorgaande interviews bekomen hadden, alsook met de relevantie van bepaalde vragen, afhankelijk van de persoon in kwestie. We gingen hierbij niet enkel in op de organisatie van de externe communicatie, maar ook op een aantal andere factoren die ons interesseerden en die verderop in deze scriptie aan bod komen.

Concreet lag de focus vooral op de volgende topics: - De structuur van het interne communicatieorgaan - De rol van externe communicatiebureaus/-adviseurs - De inhoudelijke focus van de partij in de “kanselierscampagne” van 2007 - De stilistische lijn van de campagne - De positionering en segmentering van de partij in haar communicatiestrategie - Het gebruik van stunts

12 We bemerken echter nogmaals dat de vragenlijsten deels persoon-/partijspecifiek zijn en onderhevig waren aan aanpassingen gedurende het verloop van het interview. De interviews zijn in deze scriptie opgenomen als bijlage.

Product, strategie en concept

Een volgend belangrijk hoofdstuk is de inhoudelijke en stilistische kant van de communicatiestrategie, namelijk de bespreking van het product, de strategie en het concept. Om ook hier de contextualisering in acht te nemen zullen we eerst een brede omkadering geven van de verkiezingen van 2007.

De meest opvallende gegevens rond de campagnes vinden we terug in onderzoeksgegevens. Ook hier zullen we gebruik maken van de diepte-interviews om te verifiëren of te falsifiëren, en de verkregen gegevens daarenboven te verrijken met de visie van de communicatie-experten uit de verschillende partijen. Vervolgens bespreken we „het product van de organisatie‟, in dit geval dus de politieke boodschap, aan de hand van de beginselverklaring en de programmapunten van het Vlaams Belang. Daarna komen we uit bij het deel „positionering en segmentering‟. Dit doen we aan de hand van de vele literatuur die hieromtrent voorhanden is, aangevuld met informatie uit de interviews met Collier, Wienen en Wymeersch. Tenslotte belanden we aan bij het hoofdstuk „concept, lay out en vorm‟, volgens ons een essentieel onderdeel van deze scriptie; aangezien het Vlaams Belang er door haar unieke manier van communiceren in slaagt zich te onderscheiden van de andere partijen. Dit onderscheiden bespraken we reeds in het deel „positioneren‟, maar waar we hier uitgebreid bij zullen stilstaan is de empirisch waarneembare materie die ervoor zorgt dat de partij zich kan positioneren. Vanuit de omvangrijke hoeveelheid literatuur die voorhanden is vertrekken we om te komen tot de kern van de persoonlijke VB-stijl. Deze zal zich volgens ons ook uiten in de wijze waarop gecommuniceerd wordt.

Vervolgens bespreken we de inhoudelijke stijl van de propaganda. Hiervoor baseren we ons op de concepten uit de literatuur. Vervolgens zullen we systematisch, om deze concepten te verrijken, illustreren met empirische voorbeelden. Deze gegevens hebben we verkregen uit kranten en tijdschriften en Vlaams Belangbronnen (zoals de webstek van de partij, de verkiezingscd-rom en interviews met de partijmandatarissen). We willen hier echter zeer duidelijk benadrukken dat het telkens om een illustratie gaat, dat deze gegevens niet veralgemeenbaar zijn en dat we hiermee geen representatieve uitspraken kunnen doen.

13 De visuele stijl zullen we op een gelijkaardige wijze illustreren. Hier verschilt het conceptueel kader echter van het vorige deelluik. We baseren ons namelijk op de scripties van Semey (1991) en Bosseman (2001), die de stijl van de Vlaams Blokpropaganda besproken hebben. Omdat hier noch een theoretisch kader, noch wetenschappelijke literatuur voorhanden zijn; zijn we dus genoodzaakt onze eigen perceptie op de voorgaande scripties als uitgangsbasis te gebruiken. Waar deze stijlfiguren volgens ons nog steeds opgaan voor het Vlaams Belang, hebben wij deze aangebracht, kort besproken en opnieuw geïllustreerd met empirische gegevens. Wij hebben dus geen volledige representativiteit op het oog, maar laten daarentegen de lezer zelf toe de analyses en conclusies te beoordelen.

Het uiteindelijke doel van deze scriptie is na te gaan hoe het Vlaams Belang haar externe communicatie voert, en hoe ze zich daarnaast positioneert in het contextuele kader van politieke partijen en de media.

14 3. Het Vlaams Belang

3.I. De partij

3.I.1. Van Vlaams Blok naar Vlaams Belang

Op 21 april 2004 worden drie vzw‟s van het Vlaams Blok door het Gentse Hof van Beroep schuldig verklaard voor inbreuk op de antiracismewet (Vandormael, 2004, 21 april). De vzw‟s zouden hun medewerking verleend hebben aan een partij die „systematisch aanzet tot discriminatie‟. Het Hof bevestigde de beschuldiging dat de partij een jarenlange haatcampagne voerde tegen vreemdelingen (“Vlaams Blok veroordeeld voor aansporen tot discriminatie”, 2004, 22 april). De strafmaat uit zich in geldboetes en een morele schadevergoeding aan het CGKR4 en de Liga voor Mensenrechten. Dit arrest wordt in november 2004 nog eens bevestigd door het Hof van Cassatie (Huysentruyt, 2004, 31 december) en door de partij met veel gemor onthaald (www.vlaamsbelang.org). In dezelfde maand van de veroordeling beslist de partijraad om het Vlaams Blok om te vormen tot een “nieuwe” partij, volgens Ludo Leen5 (2006, p.53) „Een vernieuwde partij die - met een nieuwe naam, maar met dezelfde mensen en hetzelfde programma - groter en sterker dan ooit moet worden‟. Dat het Vlaams Belang de juridische opvolger van het Vlaams Blok is wordt door niemand ontkend, en al zeker niet door de partij zelf. We citeren in dit verband : „Vanaf de veroordeling en de stichting van de nieuwe partij was ons credo: wij zijn dezelfde en we gaan dezelfde blijven. Wij veranderen alleen van naam omdat het moet. Niet uit vrije keuze” (Leen e.a., 2006, p.53). In deze scriptie zullen wij Vlaams Blok en Vlaams Belang dan ook als eenzelfde partij beschouwen, maar tegelijk in acht nemen dat de nieuwe partij een „vervelde‟ versie van de oorspronkelijke is.

3.I.2. Ontstaan, groei en doorbraak van het Vlaams Blok

De geschiedenis van het Vlaams Blok als partij begint eigenlijk bij haar aartsvader, Karel Dillen, „een Vlaamsnationalist die met heimwee terugdacht aan de bezetting‟ (Gijsels, 1992). Dillen wordt in 1957 lid van de in 1954 opgerichte Volksunie. Naarmate de partij echter meer electorale successen kent, wordt ook het democratische standpunt belangrijker; een tendens die Dillen en zijn aanhang6 met lede ogen aanzien. De leiding van de Volksunie krijgt het ook steeds moeilijker met de gewelddadige VMO-acties en het neonazisme van de organisatie. Zo ontstaat er steeds meer verdeeldheid binnen de partij (Gijsels, 1992).

4 Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding 5 We bemerken dat Ludo Leen mandataris van het Vlaams Belang is en dus geen neutrale bron 6 Het gaat hier voornamelijk om leden van de toenmalige VMO (Vlaamse Militanten Orde), Were Di, en andere rechts-radicale bewegingen (Gijsels, 1992)

15 Wanneer de Volksunie in 1977 een plaats in de regering verwerft en mee het Egmontpact ondertekent, verlaten een aantal leiders en groeperingen de partij, en verenigen de verschillende organisaties zich in een nieuwe politieke partij. Zowel Lode Claes (Vlaamse Nationale Partij) als Karel Dillen (Vlaamse Volkspartij) koesteren afzonderlijk grootse politieke plannen, maar zij bundelen hun krachten voor de parlementsverkiezingen van 1978 onder de kartellijst „Vlaams Blok‟ (cdrom.vlaamsbelang.be). Na een verkiezingsnederlaag van Claes in Brussel verlaat deze zijn actieve politieke rol en wordt het Vlaams Blok onder leiding van Dillen een feit. De VMO wordt ingeschakeld als plak- en ordedienst (Gijsels, 1992). Bovendien dweept een aantal studenten van de nieuwe generatie midden jaren ‟70 met het rechts-radicale gedachtegoed7. Ze verstevigen de basis van het Vlaams Blok maar zorgen tegelijk voor een ideologische bijsturing. Zo krijgt Nieuw-Rechts nu ook zijn wortels in Vlaanderen (Bosseman, 2001; Van Doorslaer, 1992).

Naast betogen en actie voeren begint het Vlaams Blok intussen ook een concreet ideologisch profiel op te stellen voor de partij. In 1979 ziet het „oranje boekje8‟ het daglicht (Wienen, 1997). In 1981 zal de partij volledig zelfstandig en los van de VU aan de verkiezingen deelnemen. In de begindagen is er echter geen geld voor grootse campagnevoering. In 1982 balanceert het Vlaams Blok zelfs op de rand van een faillissement. Toch zal de partij telkens meedoen aan de verkiezingen. Om campagne te voeren moet ze beroep doen op het verspreiden van pamfletten en affiches via de eigen militanten en sympathisanten. Of zoals VB-mandataris Wim Wienen het bloemrijk vertelt: „Het was de tijd van de plaktochten en de colportages waarbij, dankzij de ongelimiteerde inzet en de creativiteit van de onvermoeibare Vlaams-Blokmilitanten, het Vlaams Blok er alsnog in slaagde permanent aanwezig te zijn in het straatbeeld‟ (Wienen, 1997, p.154).

Verkiezing na verkiezing zal de partij electorale successen kennen; de eerste jaren slechts matig maar vanaf 1987, en vooral in 1991 („Zwarte Zondag‟), kent het VB overweldigende overwinningen (Gijsels, 1992; Walgrave e.a., 2004). Aan deze tendens lijkt nu echter een einde gekomen te zijn. Hoewel de partij bij de verkiezingen van 10 juni 2007 een kleine winst boekte tegenover 2003, verloor ze voor het eerst in haar geschiedenis toch één zetel. Na deze verkiezingen is Vlaams Belang de op twee na grootste partij in de parlementsverkiezingen 9 , en de op drie na grootste partij in de

7 Zij zijn gegroepeerd in bewegingen als het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV), de Nationalistische Studentenvereniging (NSV, met praeses Filip Dewinter), en het Nationalistisch Jong Studenten Verbond (NJSV) 8 Het „oranje boekje‟ is een oorspronkelijke publicatie die de drie grootste strijdpunten bevat: de Vlaamse soevereiniteit, met als uiteindelijke streefdoel „Heel-Nederland‟, het terugwinnen van voormalige Vlaamse gebieden en een benadering van het vreemdelingenprobleem (Wienen, 1997, p.24) 9 De grootste winnaars waren het kartel CD&V-N-VA met 18,51% van de stemmen en MR met 12,52% van de stemmen

16 verkiezingen voor de senaat 10 , het Nederlands en Frans kiescollege samengenomen. (http://verkiezingen2007.belgium.be; Buelens, 2008). We zien dus een tamelijk beperkte vooruitgang voor het Vlaams Belang, een fenomeen dat ook wel het „electoraal platform‟ genoemd wordt. Dit is een trend die ook al duidelijk werd in 2006 (Buelens, 2008).

3.I.3. Identiteit, waarden en normen van het VB

De partij noemt zichzelf „de partijpolitieke tolk van de Vlaamse Beweging‟. Het gaat om een Vlaams- nationalistische partij die behoort tot de zogenaamde „nieuwe‟ extreemrechtse partijen. Ze dweept niet met het fascisme, noch is ze rechtstreeks een tegenstander van de democratie. De focus ligt daarentegen op immigratie- en „law-and-order‟-thema‟s in een populistische, anti-politieke stroming (Jagers & Walgrave, 2006). Het VB zou haar culturele discours ontleend hebben aan de „Nouvelle Droite‟-stroming (ontstaan in Frankrijk tussen 1965 en 1968) en hanteert bepaalde componenten ervan in haar eigen ideologie, denk hierbij bijvoorbeeld aan de retoriek over de „culturele verworteling‟. Multiculturaliteit wordt gezien als een verarming van de „superieure‟ Vlaamse cultuur (Swyngedouw & Van Craen, 2002). Zoals we hierboven al aangaven, verschilt het programma van het Vlaams Belang nauwelijks van dit van haar voorganger Vlaams Blok11. Ook het beruchte 70-puntenplan werd al voor het einde van het Vlaams Blok aan de kant geschoven.

Om een beeld te schetsen van de identiteit, waarden en normen van de partij baseren we ons op de beginselverklaring en het programma van het Vlaams Belang (http://www.vlaamsbelang.org). Een uitgebreide bespreking lijkt ons in dit verband relevant, aangezien deze punten ook verderop12 in deze scriptie belangrijk zijn.

1. Vlaamse staatsvorming De partij wil de Belgische staatsstructuur ontbinden en ijvert voor een onafhankelijke Vlaamse staat, waarvan Brussel de hoofdstad is. De band met Nederland en Zuid-Vlaanderen moet bevorderd worden, de macht van de Europese Unie ingeperkt.

10 Winnaars waren respectievelijk CD&V – N-VA (19,42%), Open-VLD (12,40%) en MR (12,31%) (http://verkiezingen2007.belgium.be) 11 We citeren in dit verband Leen (2006, p. 53): Het programma van het Vlaams Belang is gewoon het programma van het Vlaams Blok zoals die partij deelnam aan de verkiezingen van 2003 en 2004. Natuurlijk is het programma van onze partij door de jaren geëvolueerd en geactualiseerd‟. 12 Hiervoor verwijzen we naar het deel „Concept, product en strategie‟

17 2. Immigratie: Europa voor de keuze Het VB wil een waterdichte immigratiestop. Bovendien wil het haar Westerse waarden afschermen van multiculturele invloeden. Vooral de Islam wordt gezien als de „devil in disguise‟. Inburgering van „vreemdelingen‟ die zich in België willen vestigen moet verplicht worden; voor mensen waarbij deze niet goed verloopt, moet een terugkeerpolitiek ontwikkeld worden.

3. Veiligheid en Justitie Vlaams Belang wil een systeem van preventie en kordate reactie inbouwen. Er moet dan ook meer politie de straat op. Jeugd- en vreemdelingencriminaliteit moet aan banden gelegd worden. Druggebruik is volstrekt taboe en moet zwaar bestraft worden. Ook het strafbeleid dient aangepast: de partij pleit voor een afschaffing van de wet-Lejeune13.

4. Een beter Vlaanderen voor een lagere prijs Vlaanderen moet fiscaal autonoom worden. De staatsschuld dient gesplitst, net als de sociale zekerheid en het arbeidsmarktbeleid. Ook strategische sectoren14 moeten onder Vlaamse controle blijven. Een belangrijk ankerpunt is belastingverlaging. Nieuwe verhogingen zijn onaanvaardbaar voor de partij, de belastingdruk moet omlaag.

5. Een sociale politiek De partij wil een splitsing van de sociale zekerheid tussen Vlaanderen en Wallonië. Alle werknemers moeten een eenheidsstatuut krijgen. De rol van de ziekenfondsen wordt ingeperkt. Daarnaast heeft de partij nog een aantal kernpunten rond het brugpensioen, het gehandicaptenbeleid en de bijzondere jeugd- en geestelijke gezondheidszorg.

6. Het gezin Ook het gezinsbeleid is een belangrijke peiler in het VB-programma. Daarom besteed de partij heel wat aandacht aan het huwelijk, vergrijzing, opvoeders, kinderopvang en kinderbijslag. Men wil het gezin versterken; onder andere door fiscale voordelen van gezinnen omhoog te trekken en kinderopvang en verlofdagen flexibeler te maken.

13 De wet-Lejeune, die terugging op een wet uit 1888, maakte het mogelijk dat een veroordeelde een aanvraag kon indienen tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Door de affaire Dutroux werd deze wet echter vervangen door de wet van 8 maart 1998. Weliswaar is er nog steeds een systeem van voorwaardelijke invrijheidsstelling; maar dit wordt vandaag beter gecontroleerd, met name door de Commissie van Voorwaardelijke Invrijheidsstelling. Allicht doelt de partij met dit programmapunt op het feit dat een veroordeelde al na één derde van zijn staf voorwaardelijk vrij kan komen (www.pers-gerecht.be). 14 Hiermee doelt de partij vooral op nutsectoren zoals watervoorziening, gas en elektriciteit (www.vlaamsbelang.org).

18 7. Respect voor het leven Volgens Vlaams Belang dient de mens zich zo terughoudend mogelijk op te stellen inzake beslissingen rond leven en dood. Abortus moet vermeden worden en wettelijk streng gecontroleerd. De partij verzet zich bovendien tegen euthanasie en wil in plaats daarvan de palliatieve zorgverlening uitbreiden.

8. SOS-democratie Een ander, zeer belangrijk onderdeel van het programma wordt ingevuld door de standpunten rond democratie – of wat de partij hieronder verstaat. Zo noemt de partij het parlement de spil van de democratie, en vindt ze dat de senaat beter zou verdwijnen. Een ander radicaal standpunt is de afschaffing van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding (CGKR), dat volgens de partij „onder het mom van racismebestrijding‟ het recht op vrije meningsuiting beknot. Rechtbanken mogen niet oordelen over het programma en de propaganda van politieke partijen, enkel de kiezer kan dat. Het VB wil daarnaast het volk meer betrekken bij de besluitvorming door een „bindende volksraadpleging‟. Ook moet de democratie meer voeten in de aarde krijgen op gemeentelijk niveau, het zogenaamde subsidiariteitsbeginsel dus. De partij kant zich bovendien tegen benoemingen op basis van politieke aanhorigheid. Tenslotte wijst Vlaams Belang op de overheidssteun aan de openbare omroep, die met dit geld een objectieve en onpartijdige berichtgeving moet verzorgen. Manipulaties of partijdige berichtgeving moeten volgens de partij gesanctioneerd worden, „desnoods met verlies van de overheidsdotaties als gevolg‟.

9. Andere programmapunten Tenslotte heeft het VB rond cultuur, jeugdbeleid en sport; onderwijs en milieu, ruimtelijke ordening en mobiliteit nog een aantal programmapunten opgesteld, die echter geen specifieke ideologische standpunten van de partij bevatten en bovendien minder aan bod komen in het partijprogramma van de verkiezingen van 10 juni 2007. We vinden het bijgevolg niet relevant hier dieper op in te gaan.

3.II. Het Vlaams Belang in het huidige Vlaamse politieke landschap

Het Vlaams Belang keert zich duidelijk tegen het establishment en tegen de bestaande politieke partijen (Devos, 2005). Spruyt (2006b, p.4) citeert voorzitter in december 1996: „Hoe meer cordon, hoe liever. Hoe duidelijker de scheidingslijn tussen het VB enerzijds en de stinkende beerputten anderzijds, hoe liever‟. Ook haalt hij het citaat aan van Filip Dewinter in het partijblad van december 1997: „Er is de partij van de propere handen en er zijn de partijen van het profitariaat. Er is de partij van het volk en er zijn de partijen van het establishment. Er is de partij van het Eigen volk

19 eerst en er zijn de partijen van en voor de vreemdelingen. Er is de partij van de toekomst en er is de partij van het verleden. Er is een volkse, strijdbare en radicaal-nationalistische beweging en er is de Bende van Vijf‟. En dit standpunt blijkt wederzijds te zijn. Net zoals het VB zich afkeert van de andere partijen, willen deze partijen niet samenwerken met het Belang, of althans niet samen met hen in een regering stappen. Dit uitte zich in 1989 in het opstellen van het cordon sanitaire, een overeenkomst tussen de democratische partijen van het parlement die stelde dat geen enkele partij een coalitie zou aangaan met het Vlaams Blok (Erk, 2005), wat tot nu toe nog steeds niet gebeurd is: „Because of its extreme racist views, the mainstream parties have so far refused to enter into a coalition wit hit in any communal administration‟ (The Economist Country Report, 2006). Het protocol verbond hen ertoe „geen politieke akkoorden af te sluiten of afspraken te maken met het Vlaams Blok, noch in het kader van democratisch verkozen organen op gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk, nationaal en Europees niveau, nog in het kader van verkiezingen voor de genoemde niveaus‟, aangezien het (toenmalige) Vlaams Blok de fundamentele democratische uitgangspunten niet erkende, noch de daarmee verbonden grondrechten van de mens (Geysels, de Lange & Fennema, 2008). Walgrave en De Swert (2004, p.479) noemen de partij „the outspoken enemy, the devil in party disguise, for all other Belgian parties‟. Net zoals dit het geval is bij de Vlaamse partijen, wil geen enkele Franstalige partij samen regeren met het Vlaams Belang (Devos, 2005).

20 4. Communicatie- en distributiekanalen

Voor politieke communicatie is het kanaal of medium waarlangs de communicatie verloopt natuurlijk van groot belang: „De keuze van de doelstellingen, de doelgroepen, de boodschappen en de middelen die voor de uiteindelijke distributie van de boodschappen moeten zorgen, hangen onlosmakelijk samen. De keuze van het juiste kanaal is minstens even belangrijk als het stellen van prioriteiten in de andere stadia van de strategie‟ (Saelens, 2008, p.19). De media zijn dan ook onlosmakelijk verbonden met politieke marketing (Thevissen, 1994) en spelen dus een belangrijke rol bij het opstellen van de communicatiestrategie die opgenomen wordt in het mission statement15 (Saelens, 2008) van de politieke partijen. Hier bemerken we het verschil tussen enerzijds „free publicity‟, en anderzijds betaalde publiciteit.. In het eerste deel van dit hoofdstuk zullen we vooral stilstaan bij de berichtgeving rond politieke partijen, die in het beste geval voor de partijen geclassificeerd kan worden onder free publicity. De betaalde campagnevoering wordt besproken in het tweede deel.

4.I. Politiek en media: Politieke berichtgeving en free publicity

Tal van onderzoeken trachten aan te tonen waarom politici media-aandacht zo belangrijk vinden voor hun partij. Vooral de periode van campagnevoering wordt gezien als essentieel in de verkiezingsstrijd. Volgens Swyngedouw e.a. (2004) tonen de resultaten van de op dat moment gevoerde studie aan dat bijna de helft van alle kiezers zijn beslissing pas definitief vormde tijdens de periode waarin campagne gevoerd werd. In wat volgt zullen we stilstaan bij het verband tussen mediaverschijningen en electorale successen, alsook bij de verschillende visies rond de bepalende factoren voor het al dan niet in beeld brengen van de verschillende politieke partijen en hun vertegenwoordigers. Ook bekijken we kort de moeilijke haat-liefdeverhouding tussen media en politici, een situatie die vandaag erg actueel is, en niet het minst van toepassing op het onderwerp van deze scriptie.

4.I.1. Het verband tussen mediaverschijningen en electorale successen

Uit een aantal onderzoeken die in Vlaanderen gevoerd zijn naar aanleiding van de verkiezingen in 2003 blijkt dat er een positief verband is tussen mediaverschijningen van individuele politici en het aantal voorkeurstemmen dat zij verkregen (Maddens, Wauters, Noppe & Fiers, 2006; Van Aelst, Noppe & Fiers, 2008). Het gebruik van de massamedia (in dit geval televisieoptredens) speelt

15 Het mission statement geeft aan in welke richting de partij zich begeeft of wenst te begeven. Het bestaat uit drie grote delen: visie, missie, waarden en normen (Saelens, 2008).

21 namelijk een belangrijke rol in het personalisatieproces van de kandidaten. Via televisieverschijningen kan een band ontstaan tussen kandidaat en kiezer zodat deze laatste zelf kan ondervinden welke politicus zijn gedachtegoed het beste representeert. Dit heeft het neveneffect dat partijen die meer mediabereik willen verkrijgen, veronderstellen ook duurdere campagnes te moeten voeren (Swanson en Mancini, 1996); hoewel we dit niet kunnen veralgemenen naar Vlaanderen, aangezien de wetgeving rond campagnevoering16 geen onbeperkte verkiezingsuitgaven toelaat. Dit is volgens Maddens e.a. in ieder geval een verkeerde perceptie aangezien het effect van mediaverschijningen sterker doorweegt dan en grotendeels onafhankelijk is van de mate waarin men campagne-uitgaven doet. Het electoraal voordeel dat men behaalt door meer in de media te verschijnen, is niet te wijten aan het feit dat grotere uitgaven meer media coverage teweeg zouden brengen voor de kandidaat (Maddens e.a., 2006). Wat dan wel deze media coverage kan versterken, bespreken we hieronder aan de hand van de media logic vs party logic theorie. Bovendien mogen we volgens Van Aelst (2008) niet uit het oog verliezen dat media-aandacht slechts een deel van de electorale successen verklaart. Andere factoren, zoals de sterkte van de partij en de plaats die de kandidaat heeft op de kieslijst, spelen eveneens een belangrijke rol.

4.I.2. Agendasetting rond politieke berichtgeving

In moderne samenlevingen zijn de massamedia niet langer rechtstreeks verbonden met de verschillende politieke partijen. Swanson en Mancini (1996) menen dat de media vandaag opereren volgens hun eigen economische en symbolische logica bij het in beeld brengen van de verschillende politieke issues. Waarmee natuurlijk niet aangetoond wordt dat de media na de verzuiling hun politieke banden met de partijen doorgesneden hebben, maar dat is stof voor andere discussies. Volgens Devos (2005, p.279) is „een populaire these hierbij dat het de media zijn die problemen signaleren, mensen een stem geven, de politieke agenda bepalen, sommige politici populairder maken en andere buiten beeld laten, enz.‟. We vragen ons dan ook af welke factoren de agendasetting bepalen: de hiërarchische stuwkracht van de partijen binnen ons democratisch bestel, of journalisten en mediamensen die hun programma opbouwen volgens hun eigen normen? Hiervoor baseren we ons op onderzoek van Van Aelst, Maddens e.a. (2008), waarbij nagegaan wordt of de media autonoom beslissen welke kandidaten meer aandacht krijgen dan anderen; dan wel of er daarentegen uitgegaan wordt van de hiërarchie die vastgelegd wordt door de partijen. De centrale vraag is of de mate waarin media-aandacht besteed wordt aan een partij, de media logic dan wel de party logic volgt. In Van Aelst e.a. (2008) vinden we een overzicht van deze concepten.

16 Zoals dat vastgelegd werd in de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen.

22 Altheide en Snow (1979) introduceerden als eersten het concept media logic. Zij stelden dat de mate waarin politiek in het nieuws verschijnt meer en meer gedetermineerd wordt door de media en hun criteria. De media zullen meer geneigd zijn te berichten over politieke gebeurtenissen indien deze een intrinsieke relevantie voor het publiek bevatten, met andere woorden: wanneer de media hun eigen logica volgen, gebaseerd op een gedeelde (commerciële) nieuwswaardeoriëntatie. Deze redenering staat echter in scherp contrast met de opvattingen van hen die het concept party logic introduceerden. Volgens deze theorie ondersteunen journalisten niet langer partijen, maar worden zij wel in zekere zin geleid door de onderliggende hiërarchie, waarbij evenwicht, eerlijkheid en toewijding aan politieke actoren belangrijk zijn (Van Aelst, 2008). Uit het onderzoek blijkt dat media-aandacht redelijk evenwichtig verspreid is over de verschillende partijen en dat zowel de party logic als de media logic ondersteund worden. Gelijklopend met de party logic zien we dat partijen bijvoorbeeld meer aandacht krijgen naarmate ze groter en machtiger zijn, en dat deze aandacht ook verdeeld wordt naargelang hun succes bij de vorige verkiezingen. Moeilijker om aan te tonen zijn de factoren die de media logic ondersteunen. Zo worden politici die deel uitmaken van de regering gezien als een betere nieuwsbron (Van Aelst e.a., 2008). Maar ook andere factoren kunnen volgens de onderzoekers een rol spelen. Denk aan fysieke aantrekkingskracht of charisma (wat moeilijk te ondersteunen variabelen zijn voor de onderzoeker), een gegeven dat bevestigd wordt door Pieter Knapen, hoofdredacteur van de VRT nieuwsdienst: politici die vlot een situatie of standpunt kunnen verwoorden, komen meer aan bod dan de minder spraakvaardigen (Knapen, persoonlijke mededeling, 2009, 25 maart). De communicatiestijl hangt bovendien samen met de spreektijd van de politicus: de gemiddelde tijd die een politicus uitrekt om zijn standpunt te verduidelijken verschilt per persoon, waardoor politici die beknopt antwoorden dan ook minder lang aan bod komen dan de uitweidende kandidaten. Ook het conflictelement, dat zorgt voor meer sensationele berichten, en de niet-politieke celebrity-status van politici kunnen hun nieuwswaarde positief doen toenemen – denk in dit verband aan mensen die eerder bekendheid verwierven door hun verschijning in de sport- of entertainmentwereld, of aan kinderen van bekende politici (Van Aelst, 2008). Daarnaast zijn er ook andere gegevens die media-aandacht zouden kunnen beïnvloeden, zoals campagnevoering of het geslacht van de politicus (Van Aelst e.a., 2008, p.193-198). Ook merken de auteurs op dat „media attention was strongly related to an „eye-catching‟ event or campaign stunt‟. Op dit gegeven komen we later nog terug, aangezien stunts en provocerende events inherent verbonden zijn met het Vlaams Belang. De auteurs verwijzen in dit verband ook naar de zgn. mediatization of politics, waarbij politici rekening houden met de media logic en hun gedrag en beslissingen hieraan aanpassen.

Vooral de partijlogica gaat naar onze mening echter uit van een eerder ideale visie op politieke berichtgeving. Mits een kritische blik kunnen we de commerciële motieven die de media vandaag

23 sturen niet negeren. De Gucht (2007, p.101) citeert in dit verband Bruno Vanspauwen: „Nieuwsjournalisten staan voor dezelfde opdracht als entertainers, entertainmentjournalisten en copywriters: ervoor zorgen dat hun boodschap door zoveel mogelijk mensen gezien en begrepen wordt, dat het publiek geboeid raakt en niet afhaakt‟. Hier kunnen we aansluiting vinden bij de media logic, die ook stilstaat bij de meer commerciële aspecten rond de nieuwswaarde van politieke feiten, spelers en partijen.

4.I.3. Het Vlaams Belang en de media

Dit brengt ons tot het onderwerp van deze scriptie, namelijk het Vlaams Belang. Volgens Van Aelst e.a. (2008, p.199) zien we dat een negatieve partijlogica opgaat voor de kandidaten van het VB: „Because of the extreme viewpoints on the immigrant issue, most journalists and newsmakers hesitate to give the Vlaams Blok politicians a forum in the media‟. Ondanks het feit dat het gaat om een van de grootste Vlaamse partijen, werd hun extremistische gedachtegoed geweerd (Van Aelst, 2008). Daarentegen is er volgens Nuytemans, Van Aelst & Walgrave (2006, p.15) nooit echt sprake geweest van een sterk cordon médiatique: „het VB wordt niet genegeerd door de journalisten, maar ze hebben toch minder contact met de politici van het Belang‟. De auteurs wijten dit aan een bewuste strategie vanuit de partij om de communicatie vooral door enkele topfunctionarissen van de partij te laten verlopen, een gegeven dat ondersteund wordt door Van Aelst (2008). Kijkend naar de cijfers uit onderzoek rond de verschijning van politici in het VRT- en VTM-nieuws gedurende de korte periode voor de verkiezingen van 2007, zien we dat zowel Filip Dewinter als Frank Vanhecke in de top tien staan. Toch is het opvallend dat de twee politici samen nog steeds minder aandacht krijgen dan de kopstukken van de drie andere grote Vlaamse partijen afzonderlijk. Dit heeft volgens Van Aelst te maken met het feit dat de drie best scorende politici door hun partij naar voor geschoven worden om mee te genieten van de zgn. „kanseliersbonus‟ (Van Aelst, 2008). Toch sluiten Nuytemans e.a. (2006) niet uit dat dit, zoals ook Van Aelst beweerde, deels te verklaren valt vanuit de agendasetting van de media, die mogelijk de partij bewust weren uit hun programma. De auteurs bemerken nog dat de journalisten mogelijk niet durven of willen toegeven dat ze (al dan niet vriendschappelijke) contacten met het Vlaams Belang zouden hebben. Ze besluiten: „De partij wordt hoedanook door een deel van de journalisten niet als een partij zoals de andere beschouwd‟ (Nuytemans e.a., 2006, p.17)17.

17 Wij bemerken hier echter dat de cijfers dateren van 2003, dus vóór de partij veroordeeld werd voor haar racistische standpunten. Nu de scherpere kantjes eraf geveild zijn, is het mogelijk dat ook de media hier anders op reageren, hoewel het Vlaams Belang daar niet zo over denkt. Zo vat Ludo Leen, parlementair medewerker van het VB, samen: „Ook na de veroordeling ontwapenen de traditionele politieke partijen niet. De Belgische regimepartijen willen de Vlaamse onafhankelijkheidspartij muilkorven. Een arsenaal aan maatregelen tegen de opvolger van het Vlaams Blok maakt ondubbelzinnig duidelijk dat één en ander kadert in een hele operatie, die nu al vijftien jaar aan de gang is, om de Vlaams-nationale partij monddood te maken‟ (Leen e.a., 2006, p. 56).

24 De zogenaamde mediaboycot is al van bij de begindagen van de partij een hot issue. Zo valt het de partijleden al vroeg op dat de partij nauwelijks aan bod komt in bepaalde programma‟s (Wienen, 1997). Van 1978 tot diep in de jaren tachtig geloofden VB-tegenstanders immers dat de partij huldigen in stilzwijgen de beste strategie was om ermee om te gaan: „Als we doen alsof extreemrechts niet bestaat, als we er in de media zo weinig mogelijk aandacht aan besteden en de gewelddadige escapades van de ultra‟s minimaliseren, dan is het Vlaams Blok gedoemd om een marginaal clubje te blijven. Zo luidde het‟ (Gijsels, 1992, p.7). Nu de partij haar electorale opmars gemaakt heeft, kan men er niet meer omheen. Walgrave e.a. (2004, p.481-497) menen dat media-aandacht hoedanook positief is geweest voor de partij, maar dat we moeten afstappen van een eenrichtingseffect: „Media attention to extreme right themes as such does not bring about electoral successes mechanically. It is the interaction between a party‟s communication, institutional contraints, the public‟s concerns, and the media‟s issue coverage that determines those parties‟ success‟. We maken hierbij wel de opmerking dat de auteurs het hebben over nieuwsmedia, „although it is possible that fiction as well could produce a breeding ground for extreme-right voters‟. Het hele debat heeft geleid tot een delicaat vraagstuk dat de media al jaren bezighoudt. „Hoe kunnen de media omgaan met een racistische partij als het VB, een partij die wel ruim 20% van de Vlaamse kiezers achter zich kreeg en 30 vertegenwoordigers heeft in het Vlaams parlement […]. Doodzwijgen? Fel bekritiseren? Behandelen als een andere partij? Of iets daartussenin, mossel noch vis?‟, vraagt Voorhoof (2008, p.390) zich af. Kunnen we een partij die democratisch verkozen werd monddood maken? Om het met Chomsky (1985) te zeggen: „I believe that people have the right of freedom and expression whatever their views, that the importance of defending these rights is all the greater when the person expresses views that are abhorrent to virtually everyone‟. Dit opent de weg tot verdere discussie.

Als we de visie van de openbare omroep bestuderen, kunnen we ons beroepen op de interne nota „De VRT en de Democratische Samenleving18‟, die voor het eerst vastgelegd werd in 1997 en aangepast in 2001, zoals we die terugvinden op de website van Blokwatch (http://www.blokwatch.be). Hierin vinden we algemene richtlijnen terug over het omgaan met partijen met gedachtestromingen die uitgaan van discriminatie en sociale uitsluiting, ideeën die de VRT als openbare omroep naar eigen zeggen „niet anders kan dan verwerpen‟. „Vanuit decretale verplichting en de Resolutie van Praag van de Raad van Europa moet de VRT bijdragen tot een pluralistische, democratische samenleving. Dat streefdoel moet het hoogste goed zijn van de openbare omroep‟ (http://www.blokwatch.be). Het gaat hier echter om een nota uit 2001, die geldt van vóór de naamsverandering van de partij. Ook in de beheersovereenkomst van de openbare omroep voor de periode 2007-2011 zien we een duidelijke

18 Volgens Knapen (persoonlijke mededeling, 2009, 25 maart) in de wandelgangen ook wel de „Vlaams Blok- nota‟ genoemd. Gezien het feit dat het om een interne nota gaat, vinden we deze niet terug op de website van de VRT. Blokwatch publiceerde deze evenwel op haar eigen website.

25 verwijzing naar haar sociale rol: „Wat zijn sociale meerwaarde betreft, heeft de VRT een belangrijke verbindende rol. Hij heeft in zijn aanbodbeleid bijzondere aandacht voor het stimuleren van sociale cohesie […]. De verbindende opdracht bestaat erin de sociale samenhang en de sociale integratie in een democratische samenleving te bevorderen‟ (http://www.vrt.be/extra/beheersovereenkomst_2007- 2011). De bijdrage aan een democratische en verdraagzame samenleving moet anderzijds gelijk verlopen met de andere doelstellingen van de VRT, namelijk „bijdragen tot een onafhankelijke, objectieve en pluralistische opinievorming in Vlaanderen‟ (http://www.vrt.be/vrt_master). Immers, naast zijn sociale cohesiebevorderende rol heeft de openbare omroep ook de verplichting tot onpartijdigheid en niet-discriminatie in zijn berichtgeving: „In de programma‟s wordt elke vorm van discriminatie geweerd. De programmaopbouw verloopt zo dat hij geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de verschillende ideologische of filosofische strekkingen. […] De informatieprogramma‟s, de mededelingen en de programma‟s met een algemeen informatieve inslag, en alle informatieve programmaonderdelen, moeten in een geest van politieke en ideologische onpartijdigheid worden verzorgd‟ (http://www.vrt.be/extra/RS_en_DC). Volgens Knapen (persoonlijke mededeling, 2009, 25 maart) is er geen sprake van een mediaboycot in de nieuws- en duidingprogramma‟s, althans niet in Vlaanderen. Het Vlaams Belang verdient volgens hem evenzeer een plaats in de informatieberichtgeving indien dit relevant is in het kader van de thematiek. Bij de nieuwsdienst van onze openbare omroep geldt dat de informatieplicht boven het ideaal van het (kunstmatig) in stand houden van de sociale cohesie gaat. Dit in tegenstelling tot waar de Vlaams Bloknota op hamert, namelijk de rol van de openbare omroep „voor de sociale cohesie in de maatschappij‟, een rol die „geëvolueerd is van het louter uitvoeren van een opdracht opgelegd door de overheid, naar het als volwaardige en actieve media-actor verlenen van een dienst aan de burgers‟ (http://www.blokwatch.be). De „Vlaams Bloknota‟ leeft nog steeds, maar is niet langer zo inherent aanwezig als tien jaar geleden, toen het politiek correct denken de journalisten bijna overheerste. Knapen19 vat als volgt samen: „We bevinden ons soms op een gevaarlijk koord: opiniëren of aanzetten tot racisme. Maar het ergste is berichtgeving uit angst voor het een of het ander. Gelukkig zijn we hiervoor beschermd door ons redactiestatuut, zodat je mensen al eens tegen de schenen kan schoppen‟ (Knapen, persoonlijke mededeling, 2009, 25 maart). Immers, het redactiestatuut „heeft specifiek tot doel een omgeving te scheppen waarbinnen de journalisten professioneel en met eerbied voor de deontologische code, hun taak kunnen uitoefenen met de gangbare waarborgen voor het redactioneel onafhankelijk opereren van commerciële, politieke, particuliere en groepsbelangen‟ (http://www.vrt.be/extra/RS_en_DC).

Vlaams Belang zelf denkt hier echter anders over. In een poging om aan te tonen in welke mate de partij te maken heeft met het cordon médiatique en om de publieke aandacht op het probleem te

19 We bemerken hier wel dat deze uitspraak afkomstig is van de hoofdredacteur van de VRT, die mogelijk niet in alle eerlijkheid antwoordt, dan wel vertelt wat er van hem verwacht wordt.

26 vestigen, lanceerde toenmalig Vlaams Belangparlementslid Jurgen Verstrepen met veel poeha de „Actie Mediawatch‟, waarbij hij gedurende zes maanden20 ging meten hoeveel media-aandacht er procentueel naar het Belang ging. Een kwart van de zendtijd in nieuwsprogramma‟s moet volgens Verstrepen immers naar het Vlaams Belang gaan: „We willen de informatie niet beïnvloeden, maar we eisen wel onze plaats op, de stem van één miljoen Vlamingen‟, op straffe van gedeeltelijk verlies van de overheidsdotatie die naar de openbare omroep gaat (Spruyt, 2006a). Andermaal voelt Vlaams Belang zich onrechtvaardig behandeld: „De huidige toestand is vanuit democratisch oogpunt gewoon onaanvaardbaar. De openbare omroep moet of mag niet aan politiek doen. En dat gebeurt nu haast elke dag. Onder het mom van „redactionele onafhankelijkheid‟ vegen sommigen bij de nieuwsredacties hun zevenmijlslaarzen aan alle journalistieke regels van objectiviteit en deontologie en schotelen de kijker een erg eenzijdige en roodgekleurde berichtgeving voor. Dat moet maar eens ophouden‟ (http://www.vlaamsbelang.org). Maar ook naar aanleiding van de verschijning van een aantal politici in populaire programma‟s als „De Slimste Mens‟ op de openbare omroep, weerklonk er protest vanuit Vlaams Belanghoek: „De Vlaams Belang-fractie in het Vlaams Parlement stelt met verwondering vast dat politieke imagocampagnes ten voordele van bepaalde politici tegenwoordig georganiseerd worden door tv-, spel- en kwisprogramma‟s […]. De invloed van dergelijke programma‟s op de publieke opinie kan en mag niet worden onderschat. […] De aanwezigheid van politici in spel- en kwisprogramma‟s verhoogt misschien wel de populariteit van de politici maar ondermijnt de geloofwaardigheid van de politiek!‟ (“Filip Dewinter tegen politici in quizprogramma‟s”, 2009, 16 januari). We kunnen ons hierbij natuurlijk afvragen of Dewinter werkelijk achter dit laatste argument staat, of integendeel verbloemt wat misschien de eigenlijke reden is voor zijn protest: niet het feit dat politici in infotainment verschijnen, maar wel dat enkel Vlaams Belangpolitici dit niet doen. Dewinter vond het ongehoord dat zijn partij niet uitgenodigd werd, „terwijl de kopstukken van alle andere partijen wel overvloedig de kans krijgen om 'de vrolijke Frans' uit te hangen en op die manier kunnen proberen om bij de bevolking sympathie te winnen‟ (“Filip Dewinter tegen politici in quizprogramma‟s”, 2009, 16 januari), hoewel dit door Dewinter zelf (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli) ontkend wordt. In een schriftelijke vraag aan het Vlaams Parlement vroeg Filip Dewinter zich tenslotte af of de richtlijnen die de openbare omroep hanteert rond politici in entertainmentprogramma‟s21 eigenlijk geoorloofd zijn,

20 Het gaat hier om de periode april – september 2005 (jurgenverstrepen.typepad.com) 21 Volgens het document „Richtlijnen over de aanwezigheid van politici in infotainment- en entertainmentprogramma‟s‟ is de aanwezigheid van figuren uit de politieke wereld een verworvenheid. Meer nog, de omroep moedigt dit zelfs aan: „Deze optredens laten het publiek o.a. toe beter kennis te maken met de persoonlijkheid van de politici die hen vertegenwoordigen en uit uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de kijker dit een zeer relevante aanvulling vindt bij nieuws en duiding‟. Verder is in het verleden al aangetoond dat vooral infotainment de mogelijkheid biedt om specifieke doelgroepen (w.o. jongeren) te bereiken, die zich eerder afsluiten van zowel het traditionele nieuws als de klassieke duidingsprogramma‟s (http://www.vrt.be). Er wordt wel benadrukt dat deze richtlijnen gelden voor periodes buiten de verkiezingsaanloop.

27 een vraag die positief beantwoord werd door minister-president Kris Peeters. Maatregelen zijn volgens hem niet nodig (http://jsp.vlaamsparlement.be).

Tenslotte bemerken we dat er over de commerciële omroep zeer weinig cijfermateriaal beschikbaar is rond de aanwezigheid van VB-politici in nieuws-, duidings- en entertainmentprogramma‟s. Daarom is het voor ons quasi onmogelijk hieruit relevante conclusies te trekken. Wel kunnen we aannemen dat de commerciële omroep in veel mindere mate belast is met een „democratische plicht‟, aangezien hij niet gefinancierd wordt met belastingsgeld. Toch wordt ook bij VTM, waar geen officieel document bestaat rond de behandeling van het Belang, op gelijkaardige wijze bericht over de partij, zo beweert Staepels (2004) in haar scriptie, en komen Vlaams Belangpolitici minder of vaak indirect aan bod. Over de andere commerciële zenders is er echter geen cijfermateriaal beschikbaar. We hebben hier vooral stilgestaan bij de zogenaamde „free publicity‟ en de berichtgeving rond politieke partijen. De „mediaboycot‟ gaat echter verder dan dit. Zoals we verder uitvoerig zullen bespreken, wordt ook betaalde publiciteit niet altijd aanvaard wanneer deze afkomstig is van het Vlaams Belang. We hebben het hier over de permanente weigering van bepaalde Vlaamse dagbladen om advertenties van de partij op te nemen in hun krant.

In het kader van ons onderzoek is dit hoofdstuk vooral belangrijk omwille van de manier waarop het Vlaams Belang inspeelt op deze (al dan niet zelfgepercipieerde) mediaboycot. Het feit dat Vlaams Belangpolitici zich het slachtoffer voelen – en dat volgens ons deels ook zijn – van een cordon médiatique heeft immers een grote invloed op hoe hun externe communicatie en campagnevoering eruit zal zien. Dit is ook wat de VB-communicatie in onze ogen zo uniek maakt: heel wat stunts, provocerende uitlatingen en publicaties kennen hun oorsprong in het doorbreken van de “muur van stilzwijgen” rond het Belang. Bij deze propagandamiddelen zullen we in wat volgt uitgebreid stilstaan.

4.II. Betaalde of zelf verkregen publiciteit

In dit deel zullen we stilstaan bij de verschillende manieren waarop het Vlaams Belang in 2007 propaganda voerde. Eerst bespreken we heel kort de precampagne, waar we later nog op terugkomen. Vervolgens zullen we uitgebreid stilstaan bij de eigenlijke campagne, om een zo goed mogelijke beschrijving te geven van de manier waarop een partij als het Vlaams Belang campagne voert. Hoewel we graag dieper ingegaan waren op de talrijke communicatiekanalen die de partij rijk is, zou stilstaan bij elke publicatie, website of actie vanuit het Vlaams Belang ons te ver leiden. Daarom trachten we ons hier te beperken tot de initiatieven die speciaal voor de verkiezingscampagne van 2007 in het leven geroepen werden.

28 4.II.1. Propaganda gebruikt voor de verkiezingscampagne van 2007

4.II.1.1. De precampagne: Horen, zien en zwijgen Vlaams Belang is, na VLD, de tweede partij die zijn

campagne de wereld in stuurt naar aanleiding van de verkiezingen van juni 2007 (Brinckman, 2007, 15

februari). Het beeld van de drie „horen-zien-zwijgen‟ aapjes wordt op 350 reclamepanelen van 20m² gekleefd, en op 750 van 4m². Daarnaast is er ook een sms-actie

waarbij men een infopakket van de partij kan bestellen Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org/0/2902/ (“Vlaams Belang gebruikt drie aapjes in campagne”, 2007, 15 februari).

4.II.1.2. De eigenlijke campagne: Vlaamse Kracht

Slogan en campagnebeeld

Vlaams Belang wil zich met de „Vlaamse Kracht‟-campagne naar eigen zeggen „tijdens de maanden mei en juni profileren als het enige alternatief voor de « één-pot-nat »-partijen CD&V, N-VA, sp.a en VLD‟. De slogan „Vlaamse kracht‟ wordt ondersteund

door een leeuwenkop, die volgens de partij Vlaamse

kracht, Vlaams zelfvertrouwen en Vlaamse assertiviteit benadrukt (Campagnedraaiboek wetgevende

verkiezingen 10 juni 2007). Met deze slogan wil Vlaams Belang protesteren tegen de „kanselierscampagne‟ van de drie grote traditionele

Afbeelding: http://www.vlaamsbelangschoten.be partijen, en de kiezer tonen „wat hij echt nodig heeft‟, namelijk een beter bestuur voor Vlaanderen. Daarvoor is een Vlaamse staatsvorming nodig, aldus de partij. „Op 10 juni staan de Vlaamse „één pot nat‟- partijen tegenover de Vlaams-nationale oppositiepartij. Enkel een stem voor het Vlaams Belang kan het verschil maken‟, beweert de partij op haar webstek (http://www.vlaamsbelang.be).

Propagandamateriaal

De absolute basis van de verkiezingscampagne is het campagnedraaiboek (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Daarin staan de verschillende affichage- en advertentiegolven opgenomen,

29 alsook richtlijnen, acties en manifestaties die zullen plaatsvinden (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007). Daarnaast kan een plaatselijke kandidaat nog eens de nodige middelen zoeken om zijn eigen campagne te ondersteunen (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Qua vormgeving heeft het Vlaams Belang een specifieke huisstijl, om zich van de andere partijen te onderscheiden. De vormgeving hiervan is zeer strikt vastgelegd. Zowel qua lettertype, opmaak en gebruik van kleuren wil de partij volledige éénvormigheid. Opdat ook de afzonderlijke kandidaten hun eigen affiches, brochures enz. kunnen creëren wordt een speciale huisstijlbrochure aangemaakt, alsook een cd-rom met gebruiksklare bestanden, die beide besteld kunnen worden door de kandidaten (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007). Bij de andere partijen zien we een gelijkaardige drang naar eenvormigheid. Zo stelt CD&V voor elke campagne een huisstijldocument op, dat ook via cd-rom verspreid wordt naar de verschillende lokale afdelingen. De partij wijst hier echter op een typisch CD&V-verschijnsel: doordat de partij „een mozaïek van mensen en ideeën‟ is, en deze mensen allemaal een eigen campagnedynamiek hebben, is het resultaat meestal toch een kakofonie van affiches. De partij zal dan ook vooral belang hechten aan een eenduidige inhoudelijke lijn, veeleer dan aan grafische eenvormigheid (Van den Bergh, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Lijst Dedecker kreeg door geld- en tijdgebrek in 2007 met eenzelfde fenomeen te kampen. Door het ontbreken van een duidelijk vastgelegde huisstijl, kregen de lokale mandatarissen alle vrijheid om zelf hun campagne te voeren. De enige lijn die er in 2007 was, verliep volgens het logo (Deslé & Casteleyn, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Ook N-VA ziet het belang van een eigen stijl in, en bracht in samenwerking met het reclamebureau DVN een cd-rom uit voor de kandidaten, om stilistische eenvormigheid te garanderen. Groen!, dat qua campagnevoering lang een buitenbeentje was, riep dan weer een website in het leven rond de campagne van 2007 (detoekomstbegintnu.glue.be), waarop alle informatie te vinden is. Tenslotte hebben ook Open VLD en sp.a een stilistisch vastgestelde lijn, maar beide partijen vertellen dat hier al eens van afgeweken wordt (Cornelis, persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei; Van Hoecke, persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei).

Nationale advertenties Tijdens de laatste maand van de campagne vinden drie advertentiegolven plaats; namelijk in de weken van 15 en 29 mei en 5 juni 2007. Er wordt een zeer ruime advertentiecampagne opgezet in de lokale reclamebladen door de weigering van de kranten en dagbladen om Vlaams Belangadvertenties op te nemen (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007). Opvallend is dat de partij, ondanks de steeds terugkerende weerstand, bij iedere verkiezing een nieuwe aanvraag indient bij de kranten om hierin te mogen adverteren (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Ook voor de verkiezingen van 2007 deed het Belang een gelijkaardige poging. Toen alle grote Vlaamse kranten (met uitzondering van De Morgen, waarbij Vlaams Belang zelfs niet probeerde een advertentie te plaatsen) echter weigerden mee te werken aan de VB-campagne, diende Vanhecke een klacht in bij de Vlaamse Regulator voor de Media. Hij vroeg de rechter om de kranten onder een dwangsom van elk

30 500.000 euro te verplichten de advertentie te publiceren. Uiteindelijk besloot de VRM dat Het Laatste Nieuws, De Tijd en een pertinente en objectieve reden hebben om het Vlaams Belang te weigeren: zij maakten hierover een bewuste keuze, gebaseerd op morele of ideologische bezwaren. Gazet van Antwerpen en Metro hadden echter een ander verweer gekozen, namelijk de laattijdige vraag naar advertentieruimte. Hun weigering kwam volgens de rechter wel neer op een oneerlijke handelspraktijk, onder andere omwille van hun onlogische en tegenstrijdige argumenten (Voorhoof, 6 juni 2007). Voorhoof besluit dat het vonnis hiermee duidelijk maakt „dat aan een partij die in essentie onverdraagzaamheid en racisme poneert en uitdraagt, advertentieruimte in kranten kan worden geweigerd. Ook al is de weigering in dit geval niet gericht tegen een affiche met een op zichzelf laakbare inhoud. Het feit dat de advertentie de partij VB zou promoten kon volstaan als argumentatie‟. Dat het VB nog lang niet van plan is de strijdbijl te begraven, blijkt uit een uitspraak van Arnout Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april), verantwoordelijke voor de perskamer van het Vlaams Belang: „We blijven proberen, want stel dat er een krant het spel correct wil spelen, dan zou het jammer zijn als we niet gereageerd hadden.‟

Affiches Om de campagne zo eenvormig mogelijk te maken wordt er gekozen voor één duidelijke nationale campagneaffiche, die afgedrukt wordt op drie verschillende formaten. (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

Nationale programmafolder Tussen 14 en 17 mei 2007 wordt een eerste nationale folder verspreid. De folder, die afgedrukt wordt op dubbel A4-formaat, schetst de krachtlijnen van het programma (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

Programmaboekje Het Vlaams Belangprogramma is voor de eerste maal ook via cd-rom verkrijgbaar. In het cd-doosje zit naast de cd ook een boekje met de programmateksten (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007). De inhoud van de cd-rom is tevens online raadpleegbaar. Naast het programma vinden we meer informatie over de lijsten voor de verkiezingen van 10 juni 2007, een zwartboek met interpellaties, mondelinge en schriftelijke vragen die de partij van 1999 tot 2007 naar voor bracht; uitgebreide informatie over de partij zelf, alsook een steekproef uit de verschillende VB-publicaties. Daarnaast krijgen we een overzicht van uitgaven van Uitgeverij Egmont22. Tenslotte vinden we onder de rubriek

22 Egmont is de uitgever van de Vlaams Belangboeken die verschijnen. Naar eigen zeggen brengt Uitgeverij Egmont „sinds jaren kwaliteitsvolle boeken van politieke en/of historische inslag op de markt. Dit betreft vooral boeken met als onderwerp de Vlaamse Beweging, politieke actualiteit, geschiedenis, enz.‟ (www.uitgevrijegmont.be). Zo ruim is dit aanbod echter niet, de organisatie zetelt in het Vlaamse Belanggebouw op het Madouplein te Brussel, en is eenvoudigweg de uitgever van de partij. Boeken van deze uitgever hebben

31 „media‟ een aantal videobestanden terug van congressen, meetings, acties en verkiezingsspots (http://cdrom.vlaamsbelang.be).

Nationale kandidatenfolder Als tweede nationale folder wordt de kandidatenfolder verspreid. In deze folder komt zowel de lijst met kandidaten voor de Senaat als voor de Kamer aan bod. Deze folder wordt door De Post verspreid tussen 28 en 31 mei 2007 (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

Stuntfolder De derde nationale folder, die in heel Vlaanderen verpreid wordt, is een stuntfolder met voor- en achteraan de afdruk van een fictief bankbiljet van 2000 euro. 2000 euro, omdat dit volgens een berekening van het Vlaams Belang het bedrag is dat jaarlijks per Vlaming naar Wallonië „wegvloeit‟. De folder wordt verspreid door de Post tussen 4 en 7 juni (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

Marktfolder De naam spreekt voor zich: de nationale marktfolder wordt uitgedeeld op markten. Hiervoor koos het Vlaams Belang voor een speelkaartenbundel, waarop de foto‟s van een aantal VB-symboolkandidaten, cartoons en de belangrijkste VB-standpunten worden afgebeeld. Aanvullend op deze bundel wordt een plooifolder voorzien, waarin de belangrijkste VB-standpunten aan bod komen, alsook een overzicht van de Kamer- en Senaatlijst van het Vlaams Belang (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

Verkiezingspamflet Volgens de partij is het verkiezingspamflet „het ideale middel om op een vlugge, goedkope maar efficiënte manier een duidelijke boodschap aan de bevolking te communiceren‟. De pamfletten worden verspreid via „huis-aan-huis‟-bedeling en via colportage op markten, aan stations en in drukke winkelstraten (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

Regionaal en persoonlijk drukwerk De kandidaten kunnen ook eigen verkiezingsdrukwerk publiceren. Zowel voor de opmaak als voor het drukken kan men beroep doen op het Vlaams Belang Nationaal (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

het niet makkelijk. Zo klaagt de partij: „Een boek van een Vlaams Belanger, om over het even welk thema, vindt geen uitgever. En als het via de eigen uitgeverij Egmont wordt uitgegeven, wil geen enkele boekhandel het aanbieden, mag het niet naar de boekenbeurs en wordt het niet besproken‟ (www.vlaamsbelang.org).

32 Bestel- en campagnewagens Vanaf begin mei 2007 wordt een campagnewagen voorzien per provincie. Deze wagens worden ingezet voor marktbezoeken, colportages, acties en „huis-aan-huis‟-bezoeken (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

Evenementen Nationaal verkiezingscongres: Op zondag 27 mei 2007 vindt het nationaal verkiezingscongres plaats in de Antwerpse Stadsschouwburg. Dit luidt de eindsprint van de campagne in. Vanuit heel Vlaanderen worden hiervoor gratis bussen ingelegd (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007). Congressen zijn volgens Jeroen Overmeer (persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei) een uitstekende manier om de aandacht van de media op een partij te richten.

VB op wielen: „VB op wielen‟ is een evenement in het kader van laagdrempelige, gezinsvriendelijke regionale meetings. Men wil met deze actie „midden de mensen‟ aanwezig zijn in verschillende steden in Vlaanderen. Hierbij horen onder andere een mobiel podium en voorzieningen als kinderanimatie, artiesten, toespraken, debatten, een mobiele eet- en drankstand, terras, infostands en dergelijke. Dit alles om rond het evenement een naar eigen zeggen „dynamische, eigentijdse en gezinsvriendelijke‟ sfeer te creëren. Het evenement vindt plaats op drie momenten (in mei en juni 2007), op drie verschillende plaatsen (Roeselare, Hasselt en Antwerpen) (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

2m²-borden Van 16 tot 27 april worden de 2m²-borden geplaatst. Deze worden echter pas tijdens de eerste week van mei in één golf overal in Vlaanderen beplakt met de campagneaffiche „Vlaamse Kracht‟. Deze actie is een belangrijk deel van de verkiezingscampagne. In totaal worden meer dan 3000 verkiezingsborden in heel Vlaanderen geplaatst, onder andere in voortuinen van leden en sympathisanten. Op deze borden worden enkel de nationale campagne-affiches gekleefd. Om de borden te plaatsen wordt beroep gedaan op militanten (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).

4.III. Vrijwilligers- en militantenwerk

Militanten zijn bijzonder belangrijk voor de partij (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april; Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Volgens Arnout Collier kan Vlaams Belang in een week tijd het hele land volhangen met eenzelfde affiche dankzij deze militanten, een gegeven waarin volgens hem de kracht van de VB-campagnes schuilt (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Aangezien militantenwerk onder het verlenen van persoonlijke diensten valt en dus niet

33 meetelt bij de verkiezingsuitgaven (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007), kan dit natuurlijk een kostenbesparend plaatje opleveren. Militanten zijn overigens voor elke Vlaamse partij erg belangrijk, zo bleek uit de diepte-interviews die we voerden met de woordvoerders en communicatieverantwoordelijken van de verschillende partijen.

34 5. Structuur en organisatie van het communicatiegebeuren

5.I. Structuur en organisatie: algemeen

Zoals we in het deel „Politiek en media‟ reeds aangaven, zullen politici steeds meer trachten hun communicatie te professionaliseren, onder andere door het inschakelen van externe bureaus. We zullen de structuur van het externe communicatieorgaan van het Vlaams Belang in wat volgt uitvoerig bespreken. Om dit te plaatsen in de huidige politieke context, bespreken we echter eerst hoe het communicatieorgaan van de andere partijen eruit zag voor de verkiezingen van 10 juni 2007. We baseren ons hiervoor in grote mate op de scriptie van Van Loo (2008), aangevuld met de informatie die we verkregen uit onze diepte-interviews.

5.I.1. CD&V

In de partij CD&V onderscheiden we intern, naast voorzitter Jo Vandeurzen en woordvoerder Peter Poulussen, een directeur communicatie (Tom Van den Bergh) en een campagneleider (Bart De Smedt) (Van Loo, 2008). CD&V is qua campagnevoering erg geprofessionaliseerd. Naast dit campagneteam doet de partij immers ook veelvuldig beroep op externe bureaus. Zo worden communicatieadvies en reclame geleverd door Saatchi & Saatchi, waarbij er een sterk samenwerkingsverband was tussen de partij en zowel de creatieven als de strategen van het bureau (Van den Bergh, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Daarnaast wordt er voor het bepalen van de strategie beroep gedaan op het onderzoeksbureau Synovate Censydiam, dat zorgt voor een soort „barometer‟ om te weten wat leeft onder het electoraat (Van Loo, 2008; Van den Bergh, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). De interne communicatiedienst van de partij, onder leiding van de directeur communicatie, coördineert samen met de campagneleider, die de eindverantwoordelijke van de campagne is, de samenwerking met de externe bureaus. Vervolgens is er nog een belangrijke rol weggelegd voor de partijvoorzitter: hij maakt de uiteindelijke beslissingen en kiest de externe bureaus. Tenslotte sluit een intern campagneteam het rijtje, waarbij de medewerkers van de verschillende politici ervoor zorgen dat de persoonlijke campagne van hun kandidaat overeenkomt met de partijcampagne (Van Loo, 2008). Zoals we ook later zullen bespreken, verloopt dit echter niet steeds volgens plan. De inhoudelijke stijl wordt correct gevolgd, maar stilistisch worden de richtlijnen heel wat minder strikt genomen (Van den Bergh, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei).

5.I.2. N-VA

De communicatiestructuur bij N-VA ziet er helemaal anders uit. Partijvoorzitter , partijdirecteur Piet De Zaeger en woordvoerder Piet De Bruyn vormen in 2007 het interne

35 communicatieorgaan voor de campagnes. Daarnaast is er ook een rol weggelegd voor Georges Van Nevel van DVN, die als externe specialist zorgt voor communicatieadvies en advies rond de strategie en reclame van de partij (Van Loo, 2008). De partij brengt zelf de tekst aan, net als de stijl, de „feeling‟ en de inhoud; maar de tastbare publicaties worden geleverd door DVN (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei). De externe adviseur bepaalt samen met de partijvoorzitter een duidelijke partijlijn en tracht die doorheen de campagne te bewaren (Van Loo, 2008).

Doordat N-VA een kleinere partij is dan haar kartelpartner CD&V, was ook het campagnebudget minder groot. Overigens voerden beide partijen afzonderlijk van elkaar campagne. Pas gedurende de laatste twee weken voor de verkiezingen lanceerde men een gezamenlijke campagne (Van Loo, 2008). Een echt campagneteam heeft N-VA niet. De belangrijkste beslissingen worden door het partijbestuur genomen. Wel wordt er een onofficiële reflectiegroep opgericht, die op tijd en stond bij elkaar geroepen wordt. Deze bestaat vooral uit stafmedewerkers met de woordvoerder, de directeur en de inhoudelijke coördinator. Ook andere personen die betrokken zijn bij de campagne, de lijsttrekkers bijvoorbeeld, worden hiervoor uitgenodigd. In principe worden alle belangrijke beslissingen voorgelegd aan de partijraad, maar daar is meestal geen tijd voor tijdens de campagnevoering. Het werken met reflectiegroepen maakt dat de partij snel kan reageren, wat bijvoorbeeld noodzakelijk is wanneer een andere partij plots haar strategie kenbaar maakt of verandert (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei).

5.I.3. Open-VLD

Open-VLD heeft een sterk intern communicatieorgaan, met Noël Slangen als algemeen directeur en campagnevoorzitter, voorzitter Bart Somers, politiek directeur Johan Hanssens en woordvoerder Tom Ongena. Slangen is sinds 1999 een vaste waarde in de campagnevoering van de partij, hoewel zijn functie aan heel wat veranderingen onderhevig was. Hij evolueerde bovendien van externe naar interne medewerker (Van Loo, 2008; Cornelis, persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei). Voor de externe communicatie doet de partij beroep op Fons Van Dyck, strategisch directeur bij het bureau VVL/BBDO, dat instaat voor communicatieadvies, strategie en reclame. Voor de verkiezingen van 2007 was de taak van het bureau te zorgen voor enerzijds het op punt stellen van de communicatiestrategie, via marktonderzoek en positionering van de partij, en anderzijds de creatieve uitwerking ervan. De taak van Van Dyck blijft volgens Van Loo (2008) echter beperkt door de sterke rol van Noël Slangen in het communicatiegebeuren. Dit wordt tegengesproken door Cornelis (persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei), die meent dat Slangen vanaf 2007 niets meer te maken had met de campagnevoering.

36 5.I.4. Sp.a – Spirit

Het interne communicatieorgaan bestaat voor de socialistische partij uit partijvoorzitter Johan Vande Lanotte, directeur communicatie Thomas Siffer, Campagneleider Milan Rutten, partijsecretaris Alain André en woordvoerder Vivi Lombaert. De externe communicatiediensten worden geleverd door Jens Mortier van de Mortierbrigade. Zij zorgen voor communicatieadvies en reclame (Van Loo, 2008; Van Hoecke, persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei). Opvallend gegeven is de rol van Patrick Janssens, vandaag lid van de sp.a en burgemeester van Antwerpen, die in 1999 als medewerker van het externe bureau VVL/BBDO de partij nog voorzag van communicatie- en strategisch advies en reclame. Een jaar later werd Janssens benoemd als partijvoorzitter. Dit illustreert een merkbare tendens binnen de partij, die nog vaker externe communicatiespecialisten (bv reclamejongen Milan Rutten) of mensen uit de mediawereld (bv journalist Peter Renard) in de partij zal opnemen. Dit wordt echter zeer sterk gerelativeerd door partijwoordvoerder Johan Van Hoecke (persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei). Van Loo (2008) concludeert hieruit dat de externe bureaus die geraadpleegd worden een beperktere rol krijgen, waarbij ze vooral de creatieve en uiterlijke aspecten moesten verzorgen. Hij merkt op dat de partij de strategische positionering dus meer dan bij de andere partijen in de hand heeft. Van Hoecke (persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei) vermeldt dat ook sp.a, net als CD&V, zijn communicatiemiddelen uittest op het publiek aan de hand van focusgroepen, maar dat er verder bij gebrek aan financiële middelen weinig onderzoek gebeurt. De partij voerde in 2007 campagne met kartelpartner Spirit (Van Loo, 2008).

5.I.5. Groen!

Groen! (voordien Agalev) deed pas in 1999 voor het eerst beroep op externe adviseurs. Voordien werd alles intern georganiseerd (Van Loo, 2008, p.48-49). Stassen (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei) bemerkt de verbetering in de campagnevoering van Groen! sinds 2004 tegenover deze van het voormalige Agalev. Na het debacle van 2003, waarbij de partij van 11% naar 3% van de stemmen zakte, beseften de communicatieverantwoordelijken dat een andere aanpak noodzakelijk was. In een interview met Van Loo gaf Johan Malcorps toe dat de communicatie nogal amateuristisch verliep (Van Loo, 2008). Pas begin 2004 werd een strakke communicatielijn vastgelegd in een document, op basis van inhoud, strategische positie en de belangrijkste boodschappen (Stassen, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Intern bestaat het communicatieorgaan voor de verkiezingen van 2007 uit partijvoorzitter Vera Dua, campagneleider Jos Stassen, hoofd politieke cel Malcorps en woordvoerder Sylvie Fabré (Van Loo, 2008). Zij nemen in feite alle beslissingen, in samenspraak met het strategisch communicatiebureau Link. Naast dit bureau werd een klein bedrijfje van twee studenten geraadpleegd voor de creatieve uitwerking op basis van de beslissingen (Stassen, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei).

37 5.I.6. Lijst Dedecker

Nieuwkomer Lijst Dedecker, die in 2007 nog over weinig middelen beschikt, heeft een bescheidener campagne dan de andere partijen. De organisatie van de campagne voor de verkiezingen van 2007 wordt uitgevoerd door reclamemaker en interne campagneleider Ronny Aernoudt (die zich in de periode voor de verkiezingen aansloot bij de partij), in samenspraak met partijvoorzitter Dedecker (Van Loo, 2008). Deslé (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei) wijst op de chaotische en geïmproviseerde manier waarop de communicatie verliep. Vooral de website van de partij en het boek „Rechts voor de raap‟, geschreven door Jean-Marie Dedecker, moesten de campagne ondersteunen. De enige externe hulp kreeg de partij van Wim Schamp, die alomtegenwoordig lijkt te zijn in de politieke marketingwereld. Aanvankelijk zou Schamp de hele campagne verzorgen, maar zijn inbreng werd uiteindelijk beperkt door het logo, omdat het samenwerkingsverband met Dedecker in ruzie eindigde (Deslé, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei).

5.II. Structuur en organisatie: Het Vlaams Belang

5.II.1. Organisatie van de interne communicatie

Dienst interne communicatie De dienst interne communicatie bevindt zich op de hoofdzetel in het Madouplein te Brussel en staat onder leiding van Arnout Collier. Deze dienst staat in voor de interne communicatie tout court, en zorgt ervoor dat de interne en externe communicatie gecoördineerd met elkaar verlopen (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Daarnaast zorgt deze dienst voor de elektronische nieuwsbrief, het Vlaams Belangmagazine en het ondersteunen van de afdelingen, bijvoorbeeld bij het schrijven van teksten. Tenslotte houdt ze medewerkers op de hoogte van interne standpunten, persberichten en dergelijke (Wienen, persoonlijke mededeling, 2009, 27 april).

Dienst organisatie De dienst organisatie, onder leiding van Filip Dewinter, is zowel voor interne als voor externe communicatie belangrijk. Enerzijds zorgt deze voor de praktische voorbereiding en organisatie van de nationale campagnes, alsook voor manifestaties zoals congressen, het partijfeest, optochten en dergelijke. Daarnaast realiseert de dienst organisatie de praktische doorstroming van informatie naar de plaatselijke besturen. Dit gebeurt via de regionale secretariaten (http://www.vlaamsbelang.org; Dewinter, persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli).

38 5.II.2. Organisatie van de externe communicatie

De communicatie vanuit de partij verloopt zeer strikt. Verschillende interne diensten staan in voor specifieke aspecten van de externe communicatie (http://www.vlaamsbelang.org). Deze zullen we in wat volgt bespreken. Stilistisch zijn er zowel voor de inhoudelijke als voor de visuele aspecten richtlijnen voorhanden. Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) verwijst hiervoor naar een intern document waarin de huisstijl van de partij uitgelegd staat. Dit beperkt zich echter nog in zeer grote mate tot een aantal grafische kenmerken. Daarnaast vinden er mediatrainingen en debatcoaching plaats waarbij de partijleden aangeleerd wordt op welke manier zij zich moeten gedragen, en welke accenten zij moeten leggen.

Organisatie van de externe communicatie met betrekking tot de media:

Persdienst Voor het algemeen persbeleid is enerzijds partijvoorzitter Bruno Valkeniers verantwoordelijk, en anderzijds nationaal woordvoerder Joris Van Hauthem (http://www.vlaamsbelang.org). Speciale, dringende of politiek zeer belangrijke informatie verloopt bijna altijd via de partijvoorzitter, maar voor normale zaken wordt beroep gedaan op Joris Van Hauthem (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Daarnaast is er nog een persverantwoordelijke, Tom Van Den Troost, die zorgt voor de praktische coördinatie van persberichten, persdossiers, en de organisatie van persconferenties (http://www.vlaamsbelang.org). Naast de nationale verantwoordelijken zijn er ook de persverantwoordelijken per fractie (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april).

Organisatie van de externe communicatie met betrekking tot verkiezingscampagnes:

Het Vlaams Belang beschikt over een sterk uitgebouwd netwerk van diensten die verantwoordelijk zijn voor propaganda en verkiezingscampagnes. Dit wordt volgens Van Loo (2008) mogelijk gemaakt doordat de parlementsleden de middelen die ze persoonlijk ter beschikking gesteld krijgen doorstorten naar de partij, die daarmee haar werkingskosten voor de verschillende diensten kan financieren.

Dienst Organisatie De dienst organisatie is, zoals wij hierboven al vermeldden, ook belangrijk voor de externe communicatie, met name voor het op touw zetten van manifestaties, evenementen, acties en dergelijke (http://www.vlaamsbelang.org). Verschillende mensen van de dienst organisatie worden ook ingezet in de campagnecel, maar de dienst organisatie werkt het hele jaar door, los van de campagnes. Wat de

39 verkiezingscel uitdenkt, zet de dienst organisatie verder uit in de praktijk (Wienen, persoonlijke mededeling, 2009, 27 april).

Dienst Propaganda-verkoop Het Vlaams Belang heeft in de loop der jaren een heel arsenaal aan gadgets, brochures, boeken, stickers, vlaggen, kentekens, balpennen, ballonnen en dergelijke bijeen gebracht. Deze zijn te koop via de dienst propaganda. Via een zogenaamde „webwinkel‟ kan men de producten bekijken en bestellen (http://www.vlaamsbelang.org).

Campagnecel Hoewel het partijbestuur beslist wat er inhoudelijk aan bod komt in de campagnes, doet de Campagnecel het voorbereidende werk naar de verkiezingen toe. Zij coördineren het verloop van de campagne, maar ook de creatieve inbreng (slogan en beelden) en beslissen welke middelen ingezet zullen worden in de campagne. Hiervoor gaat de Campagnecel op zoek naar experts die ideeën aanbrengen. Uit al deze ideeën wordt een consensusidee overgehouden (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april; Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). De medewerkers van de campagnecel overlappen met deze van de dienst organisatie in een top-down structuur: de verantwoordelijken van de dienst organisatie en het hoofd van de Desktop Publishing (DTP) - afdeling maken deel uit van de vergaderingen (Wienen, persoonlijke mededeling, 2009, 27 april). De dienst staat onder leiding van partijvoorzitter Bruno Valkeniers. Daarnaast heeft ook Filip Dewinter een zeer grote inbreng in de besluitvorming. Hij is wat je zou noemen „het wonderkind‟ achter de creatieve ideeën in de campagnes (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april), en eveneens het brein achter de talrijke stunts, wat Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli) ons bevestigt: „Heel wat van die dingen mogen op mijn naam geschreven worden, ik kan dat niet ontkennen. Het is mijn ding natuurlijk, het is mijn stijl, ik hou daar persoonlijk wel van. Het ligt dan ook voor de hand dat ik dat misschien wat meer in de praktijk breng dan anderen‟. De uiteindelijke, inhoudelijke beslissingen met betrekking tot de campagne worden in consensus genomen. Deze beslissingen worden voorgelegd aan het partijbestuur; en heel ultiem zelfs aan de partijraad, waaraan uiteindelijk alle beslissingen worden voorgelegd (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april; Dewinter, persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli). Dit was echter niet altijd het geval. Waar Dewinter vroeger alleen of in samenspraak met de partijvoorzitter kon handelen, heeft nu het volledige partijbestuur inspraak. Deze evolutie is gegroeid met de partij: het VB werd uitgebreid met jonge, nieuwe mensen die hun eigen ideeën hebben, en die ook aan bod wensen te komen (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Toch wijst Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli) ons op het belang van een goede stroomlijning door de kopstukken van de partij, zowel inhoudelijk als stilistisch: „In de communicatie naar het publiek toe, denk ik toch dat dit via zo weinig mogelijk

40 mensen dient te gebeuren. Zodanig dat je een duidelijke boodschap krijgt, die door herkenbare mensen neergezet wordt‟.

Wanneer de partij de aandacht van de media wil trekken door stunts, worden deze zorgvuldig georganiseerd. Er worden zelfs spandoeken gemaakt door de DTP-dienst. Alles moet binnen de krijtlijnen van de campagne blijven. Volgens Wymeersch (persoonlijke mededeling, 2009, 3 april) wordt dit bijzonder strikt geleid door het partijbestuur. En niet alleen op vlak van stunts houdt de partij zeer strak de touwtjes in handen. De lokale en regionale mandatarissen hebben weinig bewegingsruimte om hun campagne zelf in te vullen. Wymeersch wijst op het overgrote aandeel aan campagnemiddelen dat door de partij wordt aangereikt: zo‟n 80% tot 90% van de middelen waarover de lokale afdelingen beschikken wordt door de partij (op nationaal niveau) aangeboden om hen de uniformiteit en conformiteit met het campagnebeeld te doen volgen. Wanneer een lokale mandataris zelf een campagne wil opzetten, moet hij eerst toestemming krijgen van de leescommissie, die zowel taalkundige, inhoudelijke (conformiteit met het partijprogramma) en juridische controle voorziet. Dit wordt doorgespeeld naar de diensten die de lay-out verzorgen. Tenslotte heeft de lokale voorzitter nog een kleine marge keuzevrijheid: hij kan zelf beslissen of het drukwerk via de partij gebeurt, dan wel via een plaatselijke drukkerij. Voor mandatarissen die voor deze laatste optie kiezen is er een cd-rom voorhanden waarop alle mogelijke affiches te vinden zijn (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). De Verkiezingscel geeft ook het Campagnedraaiboek uit, dat de leidraad biedt voor het globale verloop van de verkiezingen (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen, 2007).

Grafische Opmaak: DTP De creatieve uitwerking van de campagnes gebeurt door eigen VB-personeel, ook wel de „DTP‟ genoemd (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). De partij maakt er naar eigen zeggen „een erezaak van om bijna alle drukwerken op het Nationaal Secretariaat door eigen vakmensen te laten ontwerpen. M.a.w. alle brochures, affiches, stickers, boeken, folders, pamfletten, lokale bladen, verkiezingsdrukwerk, ... worden door de eigen DTP-dienst ontworpen‟ (http://www.vlaamsbelang.org). Hun werk gaat verder dan louter verkiezingsdrukwerk: ook de boekjes en kranten die daarbuiten uitgegeven worden, worden verzorgd door de DTP-Dienst (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Deze dienst ressorteert onder de dienst organisatie, die onder leiding staat van Filip Dewinter (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Zo houdt Dewinter hier onrechtstreeks de touwtjes in handen.

Voor de concrete uitwerking wordt, net als bij de andere partijen, beroep gedaan op externe experts. Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) wil echter geen namen vrijgeven: „u weet dat er een

41 cordon is, in de media en de politiek, en dat die mensen dreigen gebroken te worden. Bijvoorbeeld firma‟s die plots niet meer aan bod komen omdat zij aan het Vlaams Belang advies gegeven hebben23‟. Toch steekt blijkbaar niet iedere firma zijn politieke voorkeur onder stoelen of banken. Zo is het Reklameburo van Eric Deleu uit Aartselaar (Spruyt, 2006c) – een goede vriend van Dewinter (Spruyt, 2006a; Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april) en in 1982 het allereerste gemeenteraadslid van het Vlaams Blok in Antwerpen (Spruyt, 2006c) – er niet verlegen om dat ze de partij weleens met raad en daad bijstaat, overigens al sinds de begindagen van het VB (Van Loo, 2008). Toch bemerken we dat Vlaams Belang niet op zijn website vermeld wordt (Spruyt, 2006c). Dit kan natuurlijk ook te wijten zijn aan de minder officiële samenwerking: reclamebureaus worden volgens Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) slechts voor oppervlakkige raadgevingen geraadpleegd, meestal worden afzonderlijke personen ingeschakeld. Op de vraag of het VB vandaag nog veel samenwerkt met het Antwerps Reklameburo antwoordde Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) dat vooral de hoogste bieder telt en indien het A.R.B. nog geraadpleegd wordt, dit vooral voor drukwerk en dergelijke is. Deleu wordt naar eigen zeggen af en toe wel nog gecontacteerd voor creatief advies (Van Loo, 2008), hoewel Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) beweert dat er voor de creatieve uitwerking niet langer samengewerkt wordt met deze man. Een naam kregen we wel van Frans Wymeersch (persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Hij verwijst naar reclamegoeroe Wim Schamp, die de partij soms bijstaat. Dezelfde Schamp gaf in 2003 overigens nog communicatieadvies aan N-VA, net als advies rond strategie en reclame; en in 1999 communicatieadvies aan CD&V (toen nog CVP). Bovendien ontwierp hij het logo van Lijst Dedecker in 2007 (Van Loo, 2008; Deslé & Casteleyn, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) ontkent echter de (officiële) betrokkenheid van Wim Schamp als externe raadgever, hoewel hij niet uitsluit dat deze„tussen pot en pint een van onze mandatarissen of kopstukken als hij ze tegenkomt wel eens raad geeft‟. Nochtans bevestigde dezelfde Wim Wienen in een telefonisch gesprek met Frans Wymeersch (die wij op dat moment, zonder medeweten van Wienen, aan het interviewen waren) dat Schamp de man was die de partij van advies voorzag. De betrouwbaarheid van Wienen valt met andere woorden danig in twijfel te trekken. Wienen besluit dat de partij nooit externe bureaus gebruikt en dat ook niet zal doen, aangezien men van mening is dat ze over voldoende creatieve en capabele mensen beschikken om zelf campagnes te ontwikkelen, waarmee hij het voorgekauwde partijverhaal boven haalt. Bovendien hecht de partij

23 Een illustratie hiervan is de situatie van Fabrice Morreau, die tot april 2007 als artdirector de rechterhand was van Filip Dewinter, en eveneens het brein achter tal van propagandacampagnes. Nadat Gazet van Antwerpen bekend had gemaakt dat Moreau het logo van het VB ontworpen had, werd diens naam geschrapt op de webstek van Zottegem. Jammer voor de gehandicapte bezoekers, die tot daarvoor via speciale toestellen ook de website konden bezoeken: met het verdwijnen van de naam van Morreau, verdween ook de code voor de brailletoestellen. De verklaring van Dirk Van Herzeele, Zottegemse sp.a-schepen luidde als volgt: „Ik wil geen naam van een fascist op deze webstek […]. Dit is mijn manier om het Vlaams Belang te bestrijden‟ (De Poot, 2005, 19 maart). Morreau stapte overigens in april 2007 over naar Lijst Dedecker, naar eigen zeggen omdat het Vlaams Belang zou teruggrijpen naar de harde lijn, waarbij er geen plaats is voor verruiming (Cochez, 2007, 26 april; Freys, 2007, 27 april).

42 volgens hem weinig geloof aan de bekwaamheid van reclamebureaus om politieke campagnes uit te werken. Het enige moment waarop het VB volgens Wienen reclamebureaus inschakelt is wanneer er over praktische zaken onderhandeld moet worden, zoals het bestellen van reclameborden of het zoeken naar advertentieruimte (Wienen, persoonlijke mededeling, 2009, 27 april). En zo wordt het voor ons erg moeilijk dit mysterie te ontsluieren. Wat we wel kunnen besluiten is dat het VB graag laat uitschijnen dat zij al het communicatiewerk zelf verricht, en vergeleken met de andere partijen klopt dit grotendeels, met uitzondering van LDD, wat eerder te wijten is aan de uitzonderlijke situatie waarin de partij zich op dat moment bevond dan aan een bewuste strategie.

5.II.3. Andere diensten met betrekking tot communicatie

Dienst Vorming De dienst vorming organiseert zelf en coördineert voor de VB-kaderleden, mandatarissen en personeelsleden verschillende vormingsinitiatieven. Deze hebben zowel een ideologische als een praktische inslag (http://www.vlaamsbelang.org). De huisstijl van het Vlaams Belang is vastgelegd in een document 24 , maar dit beperkt zich echter vooral tot grafische kenmerken. Om aan de VB- partijleden te leren op welke manier zij zich moeten gedragen en welke accenten ze het beste leggen, zijn de mediatrainingen en debatcoaching dus erg belangrijk (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april).

24 Dit document is, zoals we hiervoor reeds aanhaalden, het campagnedraaiboek; dat als uitgave van het kaderblad van de partij verschijnt en aan de mandatarissen van de verschillende afdelingen doorgegeven wordt (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april).

43 6. Product, strategie en concept

6.I. Brede omkadering van de verkiezingen van 10 juni 2007

De federale verkiezingen van 10 juni 2007 werden gehouden na acht jaar leiderschap van premier (Vlaamse Liberalen en Democraten). Op 10 juni werd gestemd over de samenstelling van zowel de Kamer van Volksvertegenwoordiging als de Senaat, via een semi-open list systeem met proportionele representatie. Voor iedere kamer moest de kiezer één lijst kiezen (Pilet & van Haute, 2008). Deze verkiezingen werden geen voorbeeld van een memorabele gebeurtenis (Van Aelst, 2008), tenzij misschien voor de paarse sociaal-liberale coalities (PS, sp.a-Spirit, OpenVLD en MR), voor wie de uitkomst van de verkiezingen rampzalig was (Pilet e.a., 2008). Er was geen dominant thema, noch een spannende tweestrijd. Volgens de auteurs concentreerde het pre-electorale debat zich meer op wie de nieuwe eerste minister zou worden, dan op politieke issues. Dit alles heeft natuurlijk zijn weerslag op de strategie van het Vlaams Belang, waardoor we het belang van een grondige bespreking van deze problematiek inzien. We zullen in wat volgt de belangrijkste issues rond de verkiezingscampagne van 2007 bespreken.

6.I.1. Het communautaire thema Zowel in de lange aanloop naar als in de drie weken voor de verkiezingen was het communautaire thema erg belangrijk. Slechts enkele thema‟s waren meer prominent aanwezig: „De campagne van 2007 ging over belastingverlagingen, de opwarming van de aarde, de creatie van jobs, de hoofddoek achter het loket,… kortom over zowat alle aspecten van het federale politieke bedrijf‟ (Van Aelst, 2008, p.19). Volgens de auteur werd er gemiddeld genomen niet opvallend veel meer aandacht besteed aan het communautaire thema, terwijl Pilet e.a. (2008) de constitutionele hervorming wel degelijk de absolute leidraad doorheen de verkiezingscampagne noemen.

6.I.2. Presidentiële campagnes Van Aelst (2008) merkte ook een ander opvallend gegeven op met betrekking tot de verkiezingen van 2007. Hij heeft het in dit verband over de zogenaamde „presidentiële campagne‟; waarbij gedoeld wordt op een fenomeen waarbij de partij herleid wordt tot haar leider, die volledig naar voor geschoven wordt; met als doel mee te genieten van de kanseliersbonus. Pilet verwijst naar Fiers & Krouwel (2004, p.143) die het hebben over „a horse race between the leaders of the largest parties‟. Drie partijleiders streden om het volgende Belgische premierschap: (CD&V-N-VA), Guy Verhofstadt (Open VLD) en Johan Vande Lanotte (sp.a-Spirit) (Pilet e.a., 2008).

44 CD&V – N-VA: Yves Leterme Als populairste politicus van (begin) 2007 en boegbeeld van de christendemocraten leek het een logische stap dat Yves Leterme naar voor geschoven zou worden als kanidaat-premier (Van Aelst, 2008). Maar aangezien Leterme in 2007 nog zetelend minister-president van de Vlaamse regering was, wachtte CD&V tot op de laatste dag voor de sperperiode om bekend te maken dat hij de lijsten ging trekken. Een magazine bij „De Zondag‟ was de uitgelezen manier hiervoor, maar financieel zeer zwaar om dragen. Om de kosten te drukken deed de partij beroep op haar militanten, die van zaterdag op zondag de hele nacht in de drukkerijen zelf het boekje „Wij allemaal!‟ tussen de kranten staken, en deze vervolgens gingen verspreiden naar alle Vlaamse bakkers (Van den Bergh, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Jeroen Overmeer, woordvoerder van N-VA, merkt op dat Leterme een état de grâce kende in de periode voor de verkiezingen van 2007: „alles wat hij deed was goed‟. Het gevolg was dat CD&V met Leterme als kopman ging verruimen naar de kiezers van sp.a en Open Vld, waardoor N-VA zich kon richten op haar „core business‟: de eigen Vlaamsgezinde kiezers – die bang waren dat N-VA door het kartel haar Vlaamse eisen uit het oog zou verliezen – plezieren, en vermijden dat de achterban de kant van het Vlaams Belang of Lijst Dedecker zou kiezen (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei).

Open Vld: Guy Verhofstadt Voor de liberale partij zijn het vooral Guy Verhofstadt en diens expertise die op de voorgrond geplaatst worden. Het vierde burgermanifest van de toenmalige premier, „pleidooi voor een open samenleving‟, dient als basis voor het verkiezingsprogramma en de naamsverandering van de partij naar Open Vld (Van Aelst, 2008; Cornelis, persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei). Eveneens wordt vlak voor de sperperiode „Een open boek. 8 jaar Verhofstadt‟ uitgegeven, dat volgens Van Aelst de ervaring en internationale uitstraling van de premier moet benadrukken. „Het boek, en bij uitbreiding de hele campagne, heeft een echt presidentieel karakter, de aandacht voor de overige Open Vld politici in de partijcommunicatie blijft beperkt‟ (Van Aelst, 2008). Nochtans meent Cornelis (persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei) dat, ondanks de voordelen van een politicus met acht jaar leiderschap, het niet helemaal de keuze van de partij was om Verhofstadt naar voor te schuiven: „Iemand die acht jaar lang zoveel in de media is geweest, daar komt op den duur ook sleet op‟. Toch wogen de voordelen ervan blijkbaar door op de nadelen.

Sp.a - Spirit: Johan Vande Lanotte De socialisten kunnen in deze trend natuurlijk niet achterblijven. Uit angst om het onderspit te delven gaat ook sp.a de presidentiële toer op. In tegenstelling tot het „teletubbie‟-concept van 2003 zal nu niet de hele ploeg als lijsttrekker opkomen, maar zal gedurende de laatste weken van de campagne Johan Vande Lanotte sterk op de voorgrond geplaatst worden (Van Aelst, 2008b). Dit bemerkt ook Van den

45 Bergh (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei): sp.a werd bang „de boot te missen‟, en schoof Vande Lanotte naar voor, „maar dan vooral om mee te kunnen spelen in het debat‟. Dit bevestigt Johan Van Hoecke (persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei), die het heeft over „de grootste fout die we toen gemaakt hebben‟.

Van Aelst beweert in dit verband het volgende: „de andere Vlaamse partijen, die niet over een gelijkaardige geloofwaardige kandidaat beschikken, zien deze evolutie met lede ogen aan. Vooral naarmate duidelijk wordt dat de media in hun programmatie gaan focussen op de kandidaat-premiers stijgt het ongenoegen.‟ (Van Aelst, 2008). Jos Stassen, die in 2007 campagneleider van Groen! was, merkt op dat zijn partij hier eigenlijk niet op kon reageren. In een poging om toch in te breken in de campagne, schoof Groen! Bart Staes naar voren als „toekomstig klimaatminister‟, onder het motto “zet Groen! aan het werk”. Deze poging bleek echter niet het gewenste resultaat te hebben, de partij werd volledig weggedrongen (Stassen, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Volgens de Standaard hekelde ook Vlaams Belang de zogenaamde „kanselierscampagne‟, volgens Dewinter „een schijngevecht dat uiteindelijk toch geen verschil maakt. De traditionele partijen zijn toch één pot nat‟ (De Standaard, 15 februari 2007). Dat lezen we ook op de Vlaams Belang-webstek: „Frank Vanhecke, Filip Dewinter en Gerolf Annemans stelden dat de traditionele partijen - en dus ook heel wat media - van 10 juni een kanseliersverkiezing proberen te maken. Alsof het alleen zou gaan om wie er de volgende eerste minister wordt - Verhofstadt of Leterme‟. Toch meent ook Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) dat een partij niet om haar kopstukken heen kan: het product dat een partij verkoopt, namelijk haar programma, is niet tastbaar. Dat zorgt ervoor dat bepaalde kiezers moeilijk kunnen vatten wat de eigenlijke boodschap is. Hier een gezicht op kleven maakt het programma veel bevattelijker, waardoor ook het VB enigszins meedoet met de trend. Deze situatie heeft haar belang voor de partij: Vlaams Belang roept als tegencampagne de „Vlaamse kracht‟-campagne in het leven, die duidelijk zou maken „waarover het wel gaat‟, en dat is volgens hen een beter bestuur voor Vlaanderen (http://www.vlaamsbelang.org), waarmee de partij ook tracht mee te varen in het communautaire thema, dat toch voor een groot deel de koers van de verkiezingen bepaalt. De „Vlaamse Kracht‟- campagne zullen we verderop uitvoerig bespreken.

6.II. Product

De „producten‟ die een politieke partij aan de man wil brengen, zijn natuurlijk haar programmapunten. Aangezien we deze in het deel „het Vlaams Belang‟ reeds uitvoerig besproken hebben, zullen we hier slechts kort bij stilstaan. Tegenover de andere partijen, die volgens Dewinter „één pot nat‟ zijn, biedt het Vlaams Belang de kiezer „concrete thema‟s‟ aan, „waarmee de partij het verschil wil maken‟ (Brinckman, 2007, 15

46 februari). Op de cd-rom „Vlaams Belang. Verkiezingen 10 juni 2007‟ worden de programmapunten van het Vlaams Belang overlopen in wat Gerolf Annemans „Het toekomstplan voor Vlaanderen‟ noemt. We zullen deze slechts kort aanhalen, aangezien wij hier reeds uitvoerig over uitweidden in het deel „Het Vlaams Belang‟. Wat de partij zelf naar voor schuift als de belangrijkste thema‟s van de inhoudelijke campagne, zijn Vlaamse onafhankelijkheid, een harde aanpak van de criminaliteit, een „streng maar rechtvaardig‟ vreemdelingenbeleid, aandacht voor het gezin, vrije meningsuiting en economische welvaart (http://www.vlaamsbelang.org).

6.III. Positionering- en segmenteringstrategie

In het voorgaande deel gaven we een bredere omkadering van de verkiezingscampagne van 10 juni 2007, omdat een partij nu eenmaal niet alleen staat in het politieke landschap. Afhankelijk van de strategie van de andere partijen zal een partij haar eigen positionering en segmentering aanpassen. Zo reageert Vlaams Belang in haar precampagne op het presidentiële thema en de uniformiteit tussen de partijen, en speelt het met haar hoofdcampagne in op de communautaire problematiek. In wat volgt bespreken we hoe de positionering- en segmenteringstrategie van het Vlaams Belang eruit zagen in 2007.

6.III.1. Positionering

De positionering van een partij vormt volgens Saelens (2008) de kern van haar communicatiestrategie. Het gaat hier om de boodschappen die de partij naar haar doelgroepen communiceert, om zo haar vooropgestelde doelstellingen te kunnen realiseren. Volgens de auteur (Saelens, 2008, p.9-10) betekent een goede positionering „het innemen van een zich positief onderscheidende imagopositie ten opzichte van de concurrentie in het geheugen van de personen die tot de doelgroepen van de organisatie behoren‟. Waar vroeger een politieke partij alleen de spreekbuis was van haar leden of van de belangengroepen die aanleunden bij de partij, zien we dat de partijen na een aantal evoluties (vlottende kiezers, ontzuiling enz.) eens te meer vechten voor iedere stem. Bovendien „shoppen‟ kiezers meer tussen partijen. Traditie en gewoonte moeten aan belang inboeten. „De politiek wordt nerveuzer, alle partijen zijn door kartels aan elkaar gewaagd, marketingtechnieken en aantrekkelijke persoonlijkheden worden belangrijker‟ (Devos, 2005, p.276). De partijen moeten zich daarom sterk kunnen positioneren. Hiervoor is een duidelijke vertolking van de kernstandpunten belangrijk. Wanneer een partij erin slaagt een eigen Unique Selling Proposition 25 in te nemen, kan ze zich op een unieke manier onderscheiden van de anderen (Saelens, 2008). Zeker wanneer we de situatie van 2007 bekijken, waar

25 De Unique Selling Proposition of USP is een marketingconcept, dat de unieke eigenschappen van een product (in dit geval de politieke boodschap) omvat die het van andere producten onderscheidt (Saelens, 2008).

47 de drie voorzitters van de traditionele partijen het politieke debat bepaalden en de andere partijen bijna moesten schreeuwen om aandacht, is een sterke positionering erg belangrijk. Ook het Vlaams Belang zag de noodzaak van een goede USP in. De partij hamert erop dat ze „echt het verschil wil maken‟ (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Dit doet ze zowel inhoudelijk als stilistisch, zoals we verderop zullen bespreken.

Hoedanook kunnen we zeggen dat de partij een buitenbeentje is, zowel qua standpunten als qua communicatiestijl. Zo wijst Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) op het vreemdelingenstandpunt en de radicale eis tot Vlaamse Onafhankelijkheid in één beweging 26 . Daarnaast gebruikt de partij duidelijke slogans en standpunten, spreekt ze onverbloemd en „in de taal van het volk‟. Volgens Jagers en Walgrave (2006) creëert deze populistische trend een enorme retorische afstand tussen het VB en de andere partijen en krijgt het VB op die manier een heel eigen positie. We citeren in dit verband Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april): „Wij hebben nooit om een of ander onderwerp doekjes gewonden om toch maar de kiezer te paaien. We hebben altijd zeer duidelijk en rechtlijnig gecommuniceerd met de bevolking, en ik denk dat dat onze sterkte is: de rechtlijnigheid, de consequentheid van onze boodschap en de eenvoudige boodschap die we altijd hebben gebracht‟. We mogen hierbij natuurlijk niet vergeten dat de partij door het cordon nooit heeft moeten onderhandelen om een regeringscoalitie te vormen, en dientengevolge ook nooit haar standpunten heeft moeten bijsturen. De opmerking die Wienen maakt is volgens ons dan ook slechts een excuus voor de „maagdelijkheid‟ van de standpunten van het VB.

6.III.2. Segmentering en doelgroepenbeleid

Onder segmentering verstaan we „het onderverdelen van de interne en externe omgeving van de organisatie in homogene doelgroepen waarmee we een relatie hebben of willen ontwikkelen‟. Om doelgericht te communiceren zal een partij meestal haar publiek indelen in doelgroepen, waaraan ze haar kernboodschap aanpast (Saelens, 2008, p.9). De partij ziet in de kiezerswereld drie grote doelgroepen, zijnde de eigen kiezers, de bereikbare kiezers en de onbereikbare kiezers. In de eerste plaats zal de partij zich richten op het eigen electoraat, vervolgens op de bereikbare, „zwevende‟ kiezers. Naar deze kiezers werd nog geen kwantitatief onderzoek gevoerd vanuit de partij. Wel wordt het programma afgetoetst, net als de standpunten en de manier waarop de partij overkomt. Hiervoor vinden er op regelmatige basis panelgesprekken en samenkomsten met focusgroepen. De verschillende groepen worden dan verder gesegmenteerd in doelgroepen, die vooral gebaseerd zijn op demografische kenmerken. Wel is er een evolutie merkbaar

26 Ook N-VA ijvert voor Vlaamse Onafhankelijkheid, „maar die heeft een andere strategie: zij willen stapje voor stapje gaan, terwijl wij zeggen: we hebben al stapjes genoeg gezet, het is nu tijd voor Vlaamse onafhankelijkheid‟ (Wienen, 2009).

48 in de richting van psychografische kenmerken, die zich eerder op de benefits richten die mensen verkrijgen wanneer ze op de partij zouden stemmen, wanneer de partij zou deelnemen aan de macht. Een voorbeeld is hier de recente campagne „2000€ extra verdienen?‟„die inspeelt op wat mensen zouden kunnen hebben, dankzij het VB‟. Concrete doelgroepen heeft de partij niet, ze richt zich op de hele kiezersmarkt, met andere woorden: de hele Vlaamse bevolking: „We zijn geen liberale partij maar we hebben een aantal liberale standpunten, en we zijn ook geen sociale partij maar toch hebben we een aantal sociale standpunten. Dat is wat duidelijk naar voor kwam op ons economisch congres in 2005, „Welvaart voor iedereen‟: het Vlaams Belang is een partij voor de hele Vlaamse bevolking, dat zowel werknemers als werkgevers aan dezelfde kar wil laten trekken, omdat zij eigenlijk dezelfde belangen te verdedigen hebben‟ (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april).

Ondanks het overkoepelende beleid met één centrale doelgroep, wordt aan bepaalde groepen toch afzonderlijke aandacht besteed. Dit speelt zich echter vooral op provinciaal en regionaal vlak af 27 (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april).

6.IV. Concept, lay-out en vorm

6.IV.1. Persoonlijke stijl

Een stijl die zeer duidelijk naar voor komt binnen in de manier waarop Vlaams Belang communiceert met zijn kiezers is populisme, een populaire communicatiestrategie onder politieke partijen. Het is niet links of rechts, maar een standaardtechniek. Ook bij Vlaams Belang, volgens Jagers e.a. „a textbook case of ‟, vinden we de belangrijkste kernpunten van populisme terug, en meer bijzonder deze van het Nieuw-Rechtse populisme (zoals daar zijn: immigratie, belastingen, misdaad en nationalisme) (Jagers e.a., 2006). We bemerken hier, in navolging van Pilet e.a. (2008), dat het VB echter niet de enige partij is die de populistische strategie graag hanteert.

Populisme staat volgens Jagers e.a. (2006, p.319) dicht bij het volk, en voert tegelijkertijd een koers tegen het establishment. De onderzoekers tonen aan dat „the Vlaams Blok‟s external communication is characterised by an outspoken and all-pervading populism‟. Reeds bij haar stichting in 1978 gebruikte de partij anti-elitaristische standpunten, en begon een specifiek discours in te slaan, meer bepaald het viseren van buitenlanders. Toch werd het VB pas volledig populistisch na haar eerste grote electorale succes, toespelingen maken op het volk en in diens naam spreken is immers enkel zinvol wanneer dit

27 Een voorbeeld van het doelgroepenbeleid rond jongeren is het initiatief „ ‟, waarbij VB- jongeren tussen 18 en 22 jaar regelmatig dancings en praatcafés bezoeken en daarbij gadgets uitdelen 27 . Bovendien worden, afhankelijk van het budget, ook zoveel mogelijk eerste kiezers schriftelijk aangesproken. De bedoeling is om jongeren aan te spreken „op een verstandige en begrijpelijke manier‟, en rond de problematiek die hen aangaat (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april).

49 volk de partij ook enigszins steunt. Populisme wordt dus niet enkel om strategische, maar ook om ideologische redenen aangewend. Hoe meer een partij zich afzet tegen het gangbare politieke systeem, hoe meer het vervalt in een populistische stijl. Daarnaast merken Breuning en Ishiyama (1998) ook een retorische28 communicatiestijl op, die de partij hanteerde van bij haar eerste electorale successen. Het gaat hier om een militante strategie, waar de andere partijen vooral terugvallen op gematigde of intermediaire communicatiestijlen. De militante strategie onderstelt een fundamentele breuk met de grotere sociale en politieke structuren. Retoriek wordt een wapen ter verandering van de politieke en sociale scène, waardoor er ook veel belang gehecht wordt aan goede actoren. Bepaalde woorden worden bewust gebruikt omwille van hun negatieve connotatie (bv “vreemdelingen”), of de partij zal er een negatieve connotatie rond creëren (bv “België”, dat als “historische vergissing” geclaimd wordt). Dit onderzoek dateert echter uit 1998, waardoor het niet bepaald actueel is. Bijgevolg kunnen we over sommige andere, hedendaagse partijen bovendien geen uitspraken doen.

Het Vlaams Belang is boven alles een partij die professioneel geleid wordt, „with large amounts of money, an unusually clear political position, and convincing and verbally skilled politicians; without internal disputes; and, above all, with a smart, omnipresent, and pronounced populist communication strategy striking the antipolitical chords in the population at large‟ (Walgrave e.a., 2004, p.480). Jagers en Walgrave (2006, p.321) vullen aan: „above all, however, Vlaams Blok29 appears to have developed a smart, omnipresent and pronounced communication strategy, perfectly suited for striking anti-political chords‟.

6.IV.2. Stijl van de Vlaams Belangpropaganda

6.IV.2.1. Inhoudelijke stijl van de propaganda

De inhoudelijke kernpunten van de Vlaams Belangpropaganda sluiten aan bij de grondbeginselen van haar partijprogramma. In de stijl van de propaganda zien we vooral de typische populistische trend duidelijk terugkomen. We zullen achtereenvolgens de kernpunten van populisme (en meer specifiek het populisme van Nieuw-Rechts) bespreken, zoals daar zijn:

28 Met „retorisch‟ hebben we het over een communicatietechniek, waarbij we een term gebruik die verwisselbaar is met de termen „overtuiging‟ en „overreding‟. Een definitie hiervoor vinden we bij Andersen (1983, p.7): „communication in which the communicator seeks through the use of symbolic agencies, particularly language, to effect a desired voluntary change in the attitudes and/or actions of the receivers‟. 29 We bemerken hier dat, hoewel het artikel geschreven werd in 2006, de benamingen „Vlaams Blok‟ en „Vlaams Belang‟ door elkaar gebruikt worden. Wij gaan dus mee in de hier gehanteerde veronderstelling van continuïteit tussen beide partijen, en stellen dat de bevindingen m.b.t. het Vlaams Blok ook opgaan voor deze van het Vlaams Belang.

50 1. Anti-establishment 2. Dicht bij het volk staan 3. Homogeniteit onder de bevolking en het gebruik van zondebokken 4. Immigratie 5. Belastingen 6. Misdaad 7. Nationalisme

Deze punten hebben we al uitvoerig besproken aan de hand van Jagers en Walgrave (2006). We zullen achtereenvolgens nagaan waar elementen uit het onderzoek van deze auteurs en uit andere wetenschappelijke bronnen van toepassing zijn op de stijl van het Vlaams Belang, en deze vervolgens illustreren met empirische gegevens die we verkregen hebben uit krantenberichten, interne documenten en de Vlaams Belangwebstek. We willen hier echter nogmaals benadrukken dat het noch om een kwantitatieve, noch om een representatieve benadering gaat, en dat deze voorbeelden bijgevolg enkel dienen ter illustratie van de tekst. Bovendien zullen deze voorbeelden zich niet beperken tot de verkiezingscampagne van 2007.

1. Anti-establishment

Antipolitiek Politici worden verweten de schuldigen te zijn achter alle mislukkingen. Ze zouden incompetent zijn en bovendien de dingen saboteren. Ook hier zijn voorbeelden te over waarbij Vlaams Belang deze mening kleurrijk verspreidt (Jagers e.a., 2006).

Een voorbeeld in dit verband is de precampagne

n.a.v. de verkiezingen van 2007, waarbij de gekende „horen, zien en zwijgen‟-aapjes gebruikt

werden om het standpunt van het Vlaams Belang

tegenover de andere partijen te verduidelijken, een campagne die volgens Filip Dewinter „aan iedereen

duidelijk maakte dat de traditionele partijen doof, stom en blind bleven voor de echte problemen van de Vlamingen‟ (Campagnedraaiboek Vlaams Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org/0/2902/ Belang, 2007).

51 Anti-elitarisme En dit geldt niet alleen voor politici, maar ook voor de andere elites, zoals intellectuelen, de media en economische machten. Haar anti-establishmentdiscours distantieert het VB van alle andere partijen (Jagers e.a., 2006).

2. Dicht bij het volk staan

Populisme beroept zich op en identificeert zich met het volk. Men pretendeert in haar naam te spreken en positioneert zichzelf als dicht bij de burger. Dit uit zich in uiterlijke tekens afkomstig van de partijleden, zoals dagdagelijkse spreektaal hanteren, maar bovenal door de soevereiniteit van „het volk‟ en zijn wil te benadrukken. Zo tracht de politicus aan te tonen dat hij rekening houdt met de belangen en beslommeringen van zijn publiek, dat hij deze belangen wil verdedigen, en dat hij niet vervreemd is van het publiek maar integendeel weet wat het volk wil (Jagers e.a., 2006).

Ter illustratie citeren we Frank Vanhecke (2008) die ons in zijn column „ons gelijk‟ een schoolvoorbeeld van populisme aanreikt: „Revolutionairen en revolutionaire ideeën worden wel vaker het mikpunt van hoon, verkettering of heksenjacht. Het is het lot van rebelse geesten die durven ingaan tegen de machthebbers en de heersende opvattingen… Dat heeft ons nooit belet om de waarheid te zeggen, om te “zeggen wat u denkt”, om te zeggen wat moest gezegd worden. En dat zullen wij ook morgen blijven doen‟. Hier verwijst Vanhecke naar de titel van het recente boek van Filip Dewinter, „Zeggen wat u denkt‟, die ook voor zich spreekt. Dit is de gangbare taal die we ook op de rest van de website terugvinden (http://www.vlaamsbelang.org), net als op de voorpagina van de VL-kranten, waar we lezen: „VL Krant - zegt wat u denkt!‟ (VL Krant, 2009, februari).

3. Homogeniteit onder de bevolking en het gebruik van zondebokken

Homogeniteit tussen de leden van het volk wordt als ideaal beschouwd en bepaalde bevolkingsgroepen worden uitgesloten. Het volk wordt immers gezien als een homogene categorie, waarbij mensen dezelfde belangen delen en door dezelfde kenmerken gekarakteriseerd worden. De vijand staat niet alleen boven het volk maar ook ertussen. De waarden van sommige groepen zijn niet verenigbaar met de algemene belangen van het volk. Daardoor worden deze groepen beschouwd als een bedreiging voor en een smet op de samenleving. Ze moeten dus argwanend behandeld worden, of zelfs verwijderd van het territorium van het volk (Jagers e.a., 2006). Men schuift een beeld naar voor

52 van een wereld die er veel beter uit zou zien als de migranten verdwenen waren. Zo wordt er een zichtbaar vijandsbeeld gecreëerd (Swyngedouw, 1992). Zowel in de programmapunten als in de externe communicatie van de partij kunnen we een aantal grote groepen zondebokken onderscheiden, zijnde Walen, immigranten, asielzoekers en criminelen (http://www.vlaamsbelang.org; Jagers & Walgrave, 2006). Onderzoek toont aan dat hoewel alle partijen hun traditionele „vijanden‟ hebben, deze categorieën nauwelijks in diskrediet gebracht worden. Men zal enkel bepaalde groepen naar voor schuiven en hen tonen dat ze begaan zijn met hun problemen. De enige partij die wel vervalt in een negatief discours is het Vlaams Belang. In haar exclusiestrategie stigmatiseert zij systematisch bepaalde groepen, de „zondebokken‟ die we hierboven genoemd hebben (Jagers & Walgrave, 2006).

Opvallend is dat vooral de Islam gezien wordt als de spil van het kwaad. Een toonbeeld van islamofobie is het nieuwe boek van partijkopstuk Filip Dewinter, getiteld “Inch‟ Allah”, dat op 2 maart 2009 uitgebracht werd (http://www.filipdewinter.be). Hierin wordt beschreven hoe moslims „het continent hebben overspoeld, met als doel Europa te koloniseren en er een soort Eurabië van te maken. […] De islam zal ons op een bepaald moment proberen te verdringen en te overheersen. Met de massa-immigratie hebben we het paard van Troje van de islam binnengehaald‟ (de Groot & ten Hove, 2009). Tegenover andere religies is Dewinter dan weer eerder mild. Zo voert Dewinter volgens Renard (2005a, 7 december) een „charmeoffensief‟ tegenover de joodse gemeenschap door het geven van interviews en het innemen van pro-Israëlische standpunten. Slim bekeken voor een man die hoopte burgemeester van Antwerpen te worden.

4. Immigratie

Een typisch kenmerk van het Nieuw-Rechtse populisme is volgens Jagers en Walgrave (2006) de focus op het thema migratie. Het is een belangrijk kernpunt in het programma van de partij (cdrom.vlaamsbelang.be). In feite hangt immigratie samen met het thema „homogeniteit onder de bevolking en het gebruik van zondebokken‟, aangezien immigratie multiculturaliteit met zich meebrengt, wat volgens het VB „een verarming van de Vlaamse cultuur is‟ (http://www.vlaamsbelang.org). Zoals we hierboven al aantoonden met Swyngedouw (1992) schuift de partij een wereld naar voor die veel beter zou zijn als de migranten verdwenen waren. Er zijn voorbeelden te over waarbij het VB stunts, krasse uitspraken of beledigende cartoons rond immigratie de wereld instuurt. We doen hier een greep uit het aanbod.

53 Marokko-trip Op 8 december 2005 trekt een Vlaams Belangdelegatie, bestaande uit de musketiers Filip Dewinter, Frank Vanhecke en Marie-Rose Morel, naar de Marokkaanse hoofdstad Rabat. Doel van de reis is om aan de pers uit te leggen waarom Marokkanen beter niet naar België komen: „We zijn het OCMW van de wereld niet‟ (De Standaard, 8 december 2005). De hele actie wekte zowel intern als extern heel wat wrevel op. Binnen de partijtop moest lang gezocht worden naar eensgezindheid, en ook daarbuiten geraakten de gemoederen verhit. Zo kregen Belgische cameraploegen geen toelating om te filmen, wou geen enkele officiële ambtenaar contact hebben met de Vlaams Belangpolitici, en bovendien zweeg de Marokkaanse pers stil over het bezoek (Wilmet & Danneels, 2005, 8 december) - althans volgens de eerder neutrale berichten. Op de website van het Vlaams Belang lezen we iets heel anders30. We kunnen dan ook geen sluitend antwoord geven op de vraag wie hier de waarheid vertelt, en wie overdrijft. In feite was de hele reis niet meer dan een soort dekmantel, stelt Renard (2005b, 7 december) in Knack: „De persconferentie van het Vlaams Belang is vooral een propagandanummertje bedoeld voor binnenlands gebruik‟. Toch stelden een aantal VB-politici zichzelf de vraag of dit wel zo‟n goede reclame was voor de partij. Men riskeerde immers dat de nieuwe focus op migranten het zachtere imago zou kunnen schaden: „De groep Annemans' die al langer bezig is de harde, extreemrechtse tanker naar zachte wateren te laveren, vreest vooral dat dit reisje het wat bijgeschaafde imago ernstig kan schaden. Voor een partij die nog maar net een sociaaleconomisch programmaluik heeft neergezet, is het misschien ook niet verstandig nu meteen weer het ingewikkelde probleem van migratie, arbeidsmigratie en de vergrijzing van het oude Europa te versmallen tot de aanwezigheid van een paar rotjochies in onze contreien‟ (Wilmet & Danneels, 8 december 2005).

„Illegaal in Antwerpen: ik keer tevreden terug!‟ Op 19 november 2008 kondigt Vlaams Belang aan een campagne te organiseren die gericht is op de illegalen die in Antwerpen verblijven. Het werkt hiervoor naar eigen zeggen samen met het ALCEC31, dat „Afrikanen wil waarschuwen voor de gevaren van illegale immigratie, en werkt aan de sociale re- integratie van illegalen die ervoor kozen om terug te keren naar hun land‟. Ook de oproep tot actieve ontradingscampagnes om economische asielzoekers aan te sporen niet naar België te komen horen hierbij. Samen met het ALCEC werd er bovendien een gids opgesteld met de lyrische titel: „Illegaal in Antwerpen? Ik keer tevreden terug!‟, die informatie bevat over vrijwillige terugkeermogelijkheden.

30 In het verslag van de Marokko-trip lezen we het volgende op de website van de partij: „Zo bracht de grootste avondkrant van het land Maroc Soir daags voor de persconferentie een uitgebreid interview met Filip Dewinter, iets wat ook het belangrijk weekblad Telquel deed. […]Het moet De Gucht en consoorten weinig deugd gedaan hebben, maar diezelfde sfeer kon ook worden opgesnoven op de persconferentie, die plaatsvond in het Hilton- Hotel te Rabat. Het gebeuren werd druk bijgewoond. Er waren journalisten aanwezig van zowat alle Marokkaanse kranten en weekbladen, van televisiezenders als Al Jazeera en Magreb TV, maar ook van persagentschappen als bijvoorbeeld Reuters en AFP, en – dichter bij huis – van dagbladen als De Telegraaf en zelfs De Morgen‟ (www.vlaamsbelang.org). 31 ALCEC staat voor Association de Luttre Contre l‟Emigration Clandestine

54 Bovendien werd een „illegalofoon‟ opgericht, waar illegalen telefonisch informatie kunnen verkrijgen over een terugkeer naar hun thuisland (http://www.filipdewinter.be). We bemerken de spottende bijklank in de benamingen en vragen ons af in welke mate deze campagne werkelijk illegalen wil helpen en hen ook echt tracht te bereiken, dan wel of de partij gewoon haar standpunt wil verspreiden onder de Vlaamse bevolking. Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) bemerkt dat het doel van deze actie zich in de eerste plaats inderdaad situeert in het wijzen van de bevolking op het regeringsbeleid rond deze problematiek. Zowel Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) als Collier geven toe dat men niet kan garanderen dat er überhaupt wel illegaal aanwezige mensen bereikt worden met dit initiatief.

Actie: steden tegen de islamisering Eén van de initiatieven waarin Vlaams Belang meevoer in het kader van zijn anti-immigratiebeleid is de actie „Steden tegen de Islamisering‟. Deze organisatie zag het daglicht in januari 2008. Volgens het charter is het doel van deze stichting om samen met de andere deelnemende organisatie „de strijd tegen de islamisering op elkaar af te stemmen, samen actie te voeren en onderling informatie uit te wisselen, met als doel op een gecoördineerde en nog beter geïnformeerde manier de islamisering van de West-Europese steden te kunnen bestrijden‟. „Steden tegen islamisering‟ organiseert acties en houdt internationale congressen. Op de website vinden we zowel aanstootgevende taal als sterk gekleurd beeldmateriaal. Zo worden – volgens de organisatie – onze Westerse beschaving en zijn waarden bedreigd door de Islam en zijn moskeeën „katalysatoren voor de islamisering van stadswijken‟. Het meest spraakmakende materiaal is echter de link naar een YouTube filmpje uit 2006, dat nu ook aan het STI-project gelinkt wordt, en waarin we te horen krijgen „wat de radicale Islam werkelijk wil‟, volgens een greep uit het aanbod slagzinnen: „Europa zal betalen, uw 11 september is onderweg‟, „Verdelg wie tegen de Islam is‟ en „Naar de hel met de vrijheid‟. Het laatste beeld is een link naar de STI-website. Bemerk dat hier niet langer de radicale Islam vermeld wordt, maar islamisering in het algemeen (http://www.stedentegenislamisering.be).

5. Belastingen

Taggart (2000) en Walgrave (2006) wijzen beiden op het thema „belastingen‟ als kenmerk van Nieuw- Rechts populisme, en halen hiermee een ander kernpunt van het VB-programma aan.

Een illustratie is de campagne die het VB in 2009 voert, waarbij de partij „de Vlaming zijn welverdiende geld wil teruggeven‟. Dat geldt wordt gehaald uit de „miljoenentransfers naar Wallonië‟, die volgens de partij beter stopgezet zouden worden. Zo „krijgt‟ elke Vlaming elk jaar 2000€ extra, waardoor de kinderbijslag kan verhogen, de loonkosten verlagen en het Vlaams aandeel in de

55 personenbelasting met 10% daalt (“België is een transfermachine!”, 2009, februari). Om deze campagne visueel te ondersteunen deelde het VB gele spaarvarkentjes uit, met het opschrift „Vlaams geld in Vlaamse handen‟.

6. Misdaad

Ook criminaliteit is een typisch populistisch thema (Jagers e.a., 2006) alsook een stokpaardje van de partij. Vandaag worden preventie en harde aanpak van de criminaliteit hoog op de agenda geplaatst. Er zijn voorbeelden te over van campagnes en stunts waarbij Vlaams Belang inspeelt op gevoelens van onveiligheid bij de burger.

Campagne 2006: Uw veiligheid, onze prioriteit Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006 voerde het Vlaams Belang een campagne rond veiligheid en criminaliteit, met als slogan „Uw veiligheid, onze prioriteit‟. In het kader van deze campagne deelt Vlaams Belang in maart van datzelfde jaar zo‟n 70.000 à 80.000 gratis alarmtoestelletjes uit (Gorle, 2006, 30 maart).

Crimiwebsite: februari 2008 In februari 2008 komt Vlaams Belang omstreden in de media, door de lancering van haar nieuwe website „http://www.criminaliteit.org‟, een initiatief van het al bijna even omstreden VB-parlementslid Bart Debie (Gorle, 2008, 22 februari). Mensen die het slachtoffer geworden zijn van een crimineel feit kunnen er hun verhaal kwijt. Daarnaast is er ook informatie beschikbaar over criminaliteit en onveiligheid, maar ook over criminaliteitsbestrijding en het veiligheidsbeleid van het Vlaams Belang, net als opsporingsberichten en robotfoto‟s van daders van geweldplegingen. Doel van de website is, volgens de partij, „de doofpotpolitiek te doorbreken‟ (http://www.criminaliteit.org). Volgens Dewinter is de website, die met argusogen bekeken wordt, door het juridisch team volledig ingedijkt tegen mogelijke processen. Immers, de partij kreeg nog vóór de officiële lancering al te maken met de Privacycommissie, die protesteerde tegen de openbaarmaking van beeldmateriaal van bewakingscamera‟s (De Standaard, 11 februari 2008). Het was echter vooral de publicatie van een lijst waarop de voornamen, leeftijden en (onherkenbaar gemaakte) foto‟s van de top 20 van (Antwerpse) veelplegers die veel stof deed opwaaien. Volgens politiewoordvoerder Sven Lommaert is dit een contraproductieve actie, en ook Dewinter zelf beseft dat de publicatie van zulk een lijst niet veel zoden aan de dijk zal brengen, maar dat is ook niet de bedoeling: „Het belang van de lijst situeert zich vooral op politiek vlak. De gemiddelde leeftijd van de veelplegers is amper twintig jaar, 80 procent is van vreemde origine‟ (Verelst, 2008, 22 februari). En zoals de titel van ditzelfde artikel kopt: „Vlaams

56 Belang zoekt en vindt rel met criminaliteitswebsite‟. Zo slaagde de partij er andermaal in de publieke aandacht te vestigen op haar programmapunten op een non-conventionele wijze.

7. Nationalisme

Ook nationalisme, meer specifiek het Vlaams-Nationalisme, vormt een belangrijk kernpunt van het Vlaams Belang, zoals we ook in het programma van de partij lezen: „De ingewikkelde Belgische staatsstructuren verhinderen een efficiënt beleid. Vlaanderen en Wallonië hebben bovendien over alles een verschillende mening. De politieke macht bevindt zich echter nog altijd op het federale niveau, waar de Vlamingen niets zelf kunnen beslissen zonder instemming van de Franstaligen. Alle rechtvaardige Vlaamse eisen worden systematisch geblokkeerd. Vlaamse onafhankelijkheid is dan ook de enige uitweg uit het Belgische conflictmodel‟ (http://www.vlaamsbelang.org).

Voorbeeld van een stunt in dit verband zijn de zelfklevende autokentekens met een „VL‟ en daaronder de afbeelding van de Vlaamse Leeuw, ter ere van de volgens het VB „Vlaamse Nationale Feestdag‟. De VL-stickers werden bij het Vlaams Belangmagazine geleverd en konden tevens gratis bijbesteld worden (http://www.vlaamsbelang.org). De VL-campagne verlaagt de drempel en maakt de ideeën van de partij meer toegankelijk. Dus wordt het VL-beeld meer en meer gekoppeld aan het Vlaams Belang en omgekeerd, wat precies de bedoeling van de partij was (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april).

6.IV.2.2. Visuele stijl van de propaganda

We vroegen aan verschillende VB-partijleden wat de stijl van het Vlaams Belang uniek maakt. Volgens Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) is het VB altijd duidelijk en onverbloemd geweest in haar slogans en haar standpunten. De rechtlijnigheid, eenvoudigheid en consequentheid van de boodschap zijn typisch voor de partij. Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) beaamt dat de partij geen taboes uit de weg gaat en vult aan dat er steeds kort op de bal gespeeld wordt. En dan zijn er natuurlijk nog de stunts en provocaties, volgens het VB een noodzakelijk kwaad omdat de partij „vastzit in een cordon en niet de mogelijkheid heeft om bijvoorbeeld advertenties op te kunnen nemen in de media‟; een gegeven dat bevestigd wordt door zowel Wymeersch (persoonlijke mededeling, 2009, 3 april), Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) als Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli).

57 Meer representatief zijn wellicht een aantal andere typische stijlfiguren die we kunnen onderscheiden, zoals daar zijn:

1. Proteststemmen aantrekken 2. Harde versus zachte campagnes 3. Simplificeren 4. Provocaties 5. Stereotypering, overdrijving en associaties 6. Acties

We baseren ons hiervoor op de scripties „De communicatiestrategie van het Vlaams Blok. Evolutie van positionering, doelgroep en boodschap‟ van Vanessa Bosseman (2001), alsook op deze van Filip Semey, getiteld „De communicatiestrategie van het Vlaams Blok‟ (1991). Beide studenten hebben in hun scriptie immers de stijl van de Vlaams Blokpropaganda besproken. Wij zullen deze stijlfiguren bespreken die we nog steeds van toepassing vinden op het Vlaams Belang. Ook hier geven we, louter ter illustratie, een aantal empirische voorbeelden die de tekst ondersteunen.

1. Proteststemmen aantrekken

Het aantrekken van proteststemmen is een gegeven dat we eerder besproken hebben, onder de term „militante retorische strategie‟. Overmeer (persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei) wijst ons erop dat het Vlaams Belang een partij is die mensen aanspreekt op hun „buikgevoel‟, net zoals LDD dat doet. Ze voelen een ongenoegen tegenover politiek bij een bepaald deel van het publiek en spelen daarop in door zich te profileren „als een soort van Robin Hood‟. Ook Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) beseft dat LDD op die manier een potentieel gevaar kan betekenen voor de partij: „Er zullen wel mensen zijn die zich laten leiden door de manier waarop hij zich kan presenteren als een zweeppartij, zoals het VB een beetje is, maar met dit verschil dat LDD niet in het cordon zit. Mensen kunnen misschien gaan denken „ik stem al 30 jaar op het VB, maar die zitten in het cordon, een stem op LDD zou weleens nuttiger kunnen zijn.‟ Dedecker is nog niet verbrand, een proteststem aan hem zal in de ogen van de kiezer misschien meer voordeel brengen (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei). Op de vraag of N-VA soms ook aanspraak maakt op dit buikgevoel om kiezers te winnen, antwoordt Overmeer dat dit niet echt lonend zou zijn voor de partij en dat N-VA zich dus meer tot de „rationele‟ kiezer richt. Zo kan de partij zich richten op een groter, gematigd publiek, en door die keuze jaren geleden te maken kon ook toenadering gezocht worden met CD&V. Dit heeft het potentiële electoraat van N-VA vergroot naar dit van CD&V-kiezers die door het kartel

58 Vlaamsgezinder geworden zijn. De concurrentie binnen de groep van „hardliners‟, met LDD en het VB, zou te groot zijn voor N-VA (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei). Dat weet ook Piet Deslé (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei), communicatiemanager van LDD: „Een deel van de Vlaams Belangstemmers zijn geen racisten of nationalisten, maar mensen die foert zeggen, „dat deugd niet‟. Dat is volgens Deslé ook de reden dat zijn partij vandaag automatisch proteststemmen van het Vlaams Belang aantrekt: „Omdat we precies aanklagen wat er fout loopt. Het Belang was ook de enige die dat deed, maar dan op een heel beperkt terrein‟. Het lijkt er met andere woorden op dat het VB en LDD als enige de militante strategie blijven hanteren om het opborrelende ongenoegen onder bepaalde delen van de bevolking tot een kookpunt te brengen.

2. Harde vs zachte campagnes

Zoals we hierboven reeds besproken hebben zien we toch een zachtere aanpak in de slogans en beelden die gebruikt worden voor de campagnes wanneer we vergelijken met vroeger. Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) vertelt dat de harde campagnes vooral dateren van begin jaren ‟90, toen het Vlaams Blok nog redelijk klein was en dus gretig gebruik maakte van het schokeffect: „We moesten wel provoceren om gehoord te worden‟. Toch zouden de campagnes nog steeds dezelfde boodschap uitdragen, zij het een boodschap die aangepast werd aan de tijd. Volgens Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) heeft het VB zich „de laatste jaren zowel in de breedte als in de diepte‟ ontwikkeld, om meer mensen aan te kunnen spreken. Ter verduidelijking illustreren we in wat volgt met voorbeelden.

In 1991 zagen we bijvoorbeeld de alombekende campagne met de bokshandschoen en de slogan „Uit zelfverdediging‟ in het straatbeeld opduiken. Deze campagne richtte zich op een harde aanpak van criminelen (Wienen, 1997).

Afbeelding:http://www.blokwatch.be/images/stories/userimage/Uit%20zelfverdediging.jpg

De campagne van 1994, „Grote Kuis‟, vergezeld van een borstel, zouden we ook kunnen opvatten als een harde aanpak van criminelen, maar hier gaat het om een „grote kuis in de politieke Augiasstallen‟. In 1995 krijgen we een campagne voorgeschoteld met een bonkende vuist, getiteld „NU afrekenen!‟ (Wienen, 1997).

59

Daarna verandert de partij min of meer van koers en zal ze een eerder zachte weg inslaan. Een mooi voorbeeld is de campagne naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006, met als slogan „Uw veiligheid, onze prioriteit‟. De zachtere aanpak kwam er volgens Dewinter omdat de partij zich wil richten op jonge gezinnen met kinderen en op vrouwen (Gorle, 2006, 30 maart). Het beeld dat we bij deze slogan krijgen is deze van een mannenhand die een kinderhand vasthoudt, opvallend zacht dus tegenover voorgaande campagnes. Volgens Thevissen biedt de partij echter gewoon haar oude kernboodschap aan in een zachtere verpakking (Gorle, 2006, 30 maart). Toch moet er volgens ons in zekere mate genuanceerd worden wat onder „zacht‟ verstaan wordt. Op Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org/22/jaar/2006/ de meeting bij het voorstellen van de nieuwe campagne in Antwerpen klonk namelijk heel wat hardere taal. Nadat Dewinter de socialisten ervan beschuldigd had de sociaal zwakkeren in de steek te laten en enkel op te komen voor criminelen, in het bijzonder ciriminelen van allochtone afkomst, zei hij ook het volgende: „een verkrachter moet niet op mededogen van de rechtbank kunnen rekenen wanneer hij een paar van zijn edele delen mist wanneer hij door de vader van het verkrachte meisje wordt aangepakt‟ (Belang van Limburg, 13 april 2006). De toespraak van Annemans en Dewinter werd verder opgesmukt met uitspraken als „[afgelopen moet het zijn met] de minderjarige bendeleden, de minderjarige mini-maffiosi, de rondhangjongeren, in veel gevallen gewoon kutmarokkaantjes: in plaats van een jeugdsanctierecht krijgen ze een sociaal assistent, een job, een pamper en als het even kan een BMW onder hun kont‟ (Het Laatste Nieuws, 13 april 2006).

Campagne 2009 Waar Thevissen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 het nog had over de nieuwe, „zachtere‟

aanpak van het Vlaams Belang, en verwees naar de bokshandschoenen en de bezems met „Grote Kuis‟ (Gorle, 2006, 30 maart), zien we in de campagne

naar aanloop van de verkiezingen van 2007 deze oude aanpak terugkomen. De bokshandschoen

wordt van onder het stof gehaald en in een nieuw

(Vlaams) kleedje rond de vuist van bokser Jean- Pierre Coopman gebonden. De strijdvaardige foto,

die vergezeld wordt van de slogan „Vlaanderen Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org

60 moet een vuist leren maken!‟, siert de eerste editie van de „VL-Krant‟ (VL-Krant, januari 2009). Nochtans verklaarde Wienen in een interview aan Bosseman (2001): „De agressieve campagnes met de bokshandschoenen en de bonkende vuist pasten in een bepaalde sfeer. Nu is dat niet meer mogelijk‟. We leggen de vraag opnieuw voor aan Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april), die hierop repliceert: „Jean-Pierre Coopman is een bokser, je kan hem moeilijk met een keukenschort gaan afbeelden‟. Met andere woorden: enige verwijzing naar vroegere campagnes is, althans volgens de officiële visie, te wijten aan toeval. Wat daarnaast wel echt op een zachtere aanpak wijst, is het campagnebeeld voor de verkiezingen van 2009. Het beeld van het kind roept alleszins mildere connotaties op dan, pakweg, de bonkende vuist van voorheen.

3. Simplificeren

Semey (1991) spreekt van een simplificatietrend, waaraan niet enkel het toenmalige Vlaams Blok maar ook de andere partijen zich schuldig zouden maken. Dit zou te wijten zijn aan het feit dat de gemiddelde lezer niet over de mogelijkheden of de wil beschikt om een uitgebreide campagnetekst te lezen. Volgens verantwoordelijke van de VB-perskamer Arnout Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) kan er niet van simplificatie gesproken worden, maar van kort en bondig zeggen waar het op staat. „In communicatie moet men duidelijk zijn‟, meent hij. Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) vindt de duidelijke taal één van de meest typische kenmerken aan de stijl van het Vlaams Belang. De partij brengt een eenvoudige boodschap: „we spreken de mensen aan in de taal van de mensen‟. We merken hier echter op dat er een nuanceverschil bestaat tussen simplificeren en krachtdadige, duidelijke taal spreken, waarbij naar onze mening simplificatie een eerder negatieve connotatie heeft. We hebben echter geen andere bronnen gevonden die de stijl van het Vlaams Belang als simplificerend claimen.

4. Provocaties

Een ander thema dat inherent verbonden is aan de partij is provocerend gedrag, in de vorm van stunts of tegen de schenen stotende uitspraken. We bespreken kort een aantal feiten die dit illustreren.

Zonder Jihad Straat Uit protest tegen de – volgens Vlaams Belang – „toenemende islamisering van Antwerpen‟, hing Filip Dewinter op 30 mei 2007 onder luide publieksaandacht het bordje „Zonder Jihad Straat‟ op aan de

61 Turnhoutsebaan in Borgerhout (Van De Perre e.a., 2007, 31 mei). Deze stunt is een parodie op de „Zonder Haat Straat‟-campagne die gelanceerd werd op 11 mei 2006, na de moordpartij van Hans Van Temsche in Antwerpen, en die als doel had campagne te voeren tegen alle vormen van haat. Dewinter ging voor het oog van de camera persoonlijk het bordje ophangen. Verder werden in Antwerpen 100.000 „Zonder Jihad Straat‟-folders verspreid (Van Bakel, 2007, 31 mei). Volgens in debat met Dewinter maakt de partij zich met zijn stunt schuldig aan „gevaarlijk populisme‟, waarop Dewinter repliceerde dat „populist‟ een eretitel is (Gorle, 2007, 1 juni). Over het doel van deze actie zijn de meningen verdeeld. Officieel wil de partij opkomen tegen de „islamisering van de grootsteden‟, andere bronnen hebben het dan weer over „pure provocatie in een buurt waar de verschillende gemeenschappen stilaan toenadering tot elkaar zoeken‟ (Van Bakel, 2007, 31 mei). Als het doel was allochtone jongeren tot rellen te brengen, is dit mislukt: hoewel de buurtbewoners luid protesteerden, kwam het niet tot incidenten. Maar wat de actie – die aangekondigd was als „een persmoment‟ (Schoetens, 2007, 31 mei) – ook placht te bereiken, de stunt leverde de partij andermaal een stevige portie media-aandacht en controverse op.

Het Moskeelied Een andere, minstens even provocerende manier om de aandacht te vestigen op de partij in het algemeen en islamisering in het bijzonder, is de single-cd die Vlaams Belang op 5 december 2007 in 3000 exemplaren op de markt bracht, met de veelzeggende titel „Oh nee, alweer een moskee‟. „Wie zich door het lied aangevallen voelt, slaat volgens mij de bal mis. Dit is niet beledigend bedoeld, al geef ik toe dat het een kritisch lied is. Prikkelend en uitdagend. Maar een beetje provoceren, dat is toch niet verboden‟, dixit Dewinter, die het lied zelf schreef. De single werd verspreid via volkscafés, jeugdhuizen en het internet, uitgebracht als beltoon en later ook met videoclip. Iets fundamenteel onwettigs is er echter niet te bespeuren volgens het CGKR. Zij dienen dan ook geen klacht in. Het lied is volgens Dewinter niet racistisch en perfect te rechtvaardigen volgens de vrijheid van meningsuiting (Het Nieuwsblad, 5 december 2007). Ter illustratie citeren wij enkele strofen:

„Mijn koekestad, mijn Vlaamse stad, wordt Veel te snel Antwerpistan, met sjaria en djellabah, Alles halal en altijd ramadan, De kathedraal, Brabo en het Steen, Antwerpen Met een A, da‟s toch beter dan „Inch Allah‟!

Oh nee, alweer een moskee, Ze staan echt overal, van in‟t stad tot aan de zee! Oh nee, alweer een moskee, Trop is teveel, dus ik zeg nee!‟

(http://www.vlaamsbelangantwerpen.be)

62 Opmerkelijk is dat VB‟er Wim Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) vindt dat zijn partij niet kan verweten worden provocerend te zijn:„Vlaams Belang heeft nog altijd af te rekenen met een serieuze mediaboycot, terwijl dat andere partijen maar eens moeten kuchen om in de media te komen, moeten wij moeite doen om in de media te komen. Daarom proberen wij daarin wat creatief te zijn. Maar om te zeggen dat we provoceren? Nee, dat denk ik niet.‟ Ook de „Zonder Jihad Straat‟ actie was naar zijn mening geen provocatie, maar „geven wat de mensen daar verwachten‟. Nadat we hem daarop vroegen of de allochtone bevolking in Borgerhout daar ook zo over zou denken, kregen we als antwoord: „je kan de vraag omdraaien natuurlijk: worden de mensen niet geprovoceerd door de radicale islamisering in die wijken en buurten?‟. Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli) heeft er in tegenstelling tot zijn partijgenoot geen moeite mee toe te geven dat er wel degelijk provocerend gedrag gesteld wordt: „een van de stijlmiddelen om het Vlaams Belang alsnog toegang te laten krijgen tot de media, bestaat erin om via een provocatie uiteindelijk een escalatie tot stand te brengen, die moet leiden tot confrontatie‟. Of dit enkel te wijten is aan de mediaboycot is een vraag waarop hij geen antwoord weet, maar hij meent dat het provocerende gedrag dan waarschijnlijk zal minderen. Dit is bovendien een gegeven dat erg onderhevig is aan discussie binnen de partij: niet iedereen gaat nog akkoord met deze houding, wat stof biedt voor „een permanente discussie die al jaren loopt‟ (Dewinter, persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli). Zo vindt Arnout Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) dat sommige stunts „er helemaal over zijn‟, maar voegt hier aan toe dat dit de laatste jaren wel geminderd is. Of hij het hier bij het rechte eind heeft laten we in het midden. Er is immers geen onderzoek voorhanden dat dit bevestigt dan wel weerlegt.

5. Stereotypering, overdrijving en associaties

Ook stereotypering is een opvallende stijlfiguur, zo haalde Bosseman (2001) aan, en dit bemerken wij eveneens wanneer we de verschillende VB-publicaties doorzoeken.

Als Dewinter het bijvoorbeeld over de Islam heeft doet hij deze godsdienst voor als een extremistische stroming die de Westerse cultuur bedreigt. Één van zijn vele uitspraken luidt als volgt: „De islam streeft de wereldheerschappij na, als een roofdier stort hij zich op het zwakste dier in de kudde: Europa. Ons probleem is de multicultuur, die - zoals aids - de weerbaarheid van het Europese lichaam verzwakt‟. Zogenaamde „gematigde Moslims‟, die actief meedoen aan het politieke beleid, zijn volgens Dewinter „alibi-moslims die de partijen nodig hebben om moslimstemmen te lokken. Vooral de sp.a collaboreert op schandelijke wijze met de islam, een ideologie die haaks staat op het socialisme‟ (http://www.filipdewinter.be). Ook de covers van de Vlaams Belangmagazines maken maar wat graag negatieve associaties.

63 Zo zien we bijvoorbeeld op de voorpagina van het Vlaams Belangmagazine van december 2005 de foto van een brandende auto met daarover de slagzin „stop immigratie‟, waardoor de partij immigranten op een weinig subtiele manier in verbrand brengt met vandalisme.

Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org/22/jaar/2005/

6. Acties

De stunts van de partij zijn een gegeven dat het VB volgens Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) uniek maakt in haar communicatie, een gevolg van het zogenaamde „cordon médiatique‟, een gegeven dat bevestigd wordt door Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli): „het is vooral een noodrem om de aandacht te krijgen die we verdienen. En mochten we dit niet doen, dan vrees ik dat we nog maar weinig gehoor zouden krijgen in de media‟. Stunts worden goed georganiseerd en moeten inpassen in de campagne, dixit Wymeersch (persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Toch wordt hier niet altijd actief over gediscussieerd: vaak zijn deze immers actualiteitsgebonden, waardoor er niet genoeg tijd voorhanden is om te vergaderen. Het grote brein achter de acties is in het merendeel van de gevallen Filip Dewinter (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april; Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april).

Cheque voor opgesloten dokwerkers Een ander voorbeeld van een provocerende actie is de cheque voor de opgesloten dokwerkers32 van 29 januari 2006. Tijdens een receptie van de socialistische transportvakbond BTB schonken Oost- Vlaamse VB-parlementsleden een namaakcheque van 1000 euro aan de Gentse secretaris. Doel van de actie was het in verlegenheid brengen van de vakbond en tegelijk aan populariteit winnen bij de havenarbeiders. De BTB wou de cheque niet aanvaarden (Cochez, 1 februari 2006).

32 Het gaat hier om acht Belgische dokwerkers die in Straatsburg vastzaten, nadat ze meelopen hadden in een gewelddadige betoging naar aanleiding van een Europese richtlijn over de liberalisering van de havendiensten (Ziarczyk, 2006, 30 januari).

64

Vlaamse identiteitskaarten Begin januari 2008 schenkt het Vlaams Belang naar alle parlementsleden en ministers een gepersonaliseerde Waalse of Vlaamse identiteitskaart. Franstaligen uit Brussel krijgen eveneens een Vlaamse identiteitskaart. Idee achter deze stunt was de politici wijzen op de communautaire agenda. Dixit Dewinter: 'Met de actie willen we alle mandatarissen duidelijk maken dat een fluwelen boedelscheiding zoals in Tsjecho-Slowakije mogelijk is' (“Parlement ontstemd over stunt Vlaams Belang”, 3 januari 2008).

We bemerken hier wel dat het Vlaams Belang niet de enige partij is die met behulp van stunts de media probeert te halen. Jeroen Overmeer, woordvoerder van N-VA, beaamt: „Elke partij probeert natuurlijk zo veel mogelijk in de pers of in de media te komen‟. Zulke stunts hebben echter niet altijd het gewenste effect. Overmeer verwijst naar de beruchte N-VA stunt in de scheepslift van Strépy33, een actie die de partij nog jaren achtervolgd heeft. De boodschap ging door de kracht van het beeldmateriaal verloren, waardoor de actie een zeer agressieve inslag leek te hebben. Bovendien hapt de pers niet altijd toe. Wanneer de actie niet „sexy‟ of actueel genoeg is, besteden de media er gewoonweg geen aandacht aan (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei). De belangrijkste stuntpartij is naast het VB naar onze mening Groen!, hoewel deze laatste een heel andere invalshoek gebruikt. Jos Stassen (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei), die in 2007 campagneleider van de partij was, wijst op de vele acties die Groen! ondernam in de periode 2004- 2007: „Vaak ging het om Greenpeace-achtige toestanden, ons laten oppakken bijvoorbeeld‟. Nu krijgt de partij echter meer concurrentie van SLP en het VB, dixit Stassen:„Op dat vlak hebben we geen USP meer, maar die hadden we wel in de jaren tachtig en grotendeels de jaren negentig.‟

33 In 2006 bracht N-VA een aantal vrachtwagens volgeladen met (vals) geld naar de scheepslift van Strépy, als aanklacht tegen de „wafelijzerpolitiek‟ tussen Vlaanderen en Wallonië, omdat deze scheepslift volgens de partij een typevoorbeeld van geldverspilling en misbruik was (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei).

65 7. Conclusie

In deze scriptie hebben we aan de hand van een multimethodische casestudy besproken hoe de politieke marketingstrategie van extreem-rechts in Vlaanderen eruit ziet en hoe deze zich situeert binnen het huidige media- en politieke landschap.

In een eerste luik gingen we de theoretische omkadering van het concept „politieke marketing‟ na. We bemerken dat voorgaand onderzoek zich vooral situeert op gebied van electorale marketing. Ook wij zullen de focus leggen op verkiezingsgebonden strategieën, en meer bepaald op deze rond de federale verkiezingen van 10 juni 2007. Dit doen we om een zekere afbakening te kunnen vormen van het toch wel erg ruime onderwerp. Thevissen (1994) wijst op het belang van structurele omgevingsfactoren binnen het domein van electorale communicatie, en geeft aan dat er drie systemen zijn die samenhangen met het fenomeen. Wij leggen de focus op het partijsysteem en het mediasysteem, en slechts zeer beperkt op het electorale systeem. In de verschillende hoofdstukken hebben we deze onderwerpen aan bod laten komen. Aan de hand van onze bevindingen trachten we onze onderzoeksvragen te beantwoorden.

Hoe positioneert het Vlaams Belang zich binnen het huidige politieke landschap?

In het deel „Het Vlaams Belang‟ komen we te weten dat sinds de naamsverandering van Vlaams Blok naar Vlaams Belang er eigenlijk weinig fundamenteel veranderd is. Het programma werd bijgeschaafd, maar iedereen is het erover eens dat Vlaams Belang de juridische opvolger van het Vlaams Blok is. Vlaams Belang is een extreemrechtse, Vlaams-nationalistische partij die dweept met de ideeën van de Nouvelle Droite-stroming. De belangrijkste thema‟s die we vandaag terugvinden in het partijprogramma zijn Vlaamse staatsvorming, immigratie, veiligheid en justitie, belastingverlagingen, een sociale politiek voor Vlaanderen, het gezin, euthanasie en abortus en een nieuwe visie op democratie. Al van bij het begin behaalt de partij goede verkiezingsuitslagen, met als hoogtepunt Zwarte Zondag in 1991. De laatste jaren ziet het er echter naar uit dat het electoraal plafond bereikt werd. Dit zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat de concurrentie van de partij toeneemt in de richting van N-VA en Lijst Dedecker, twee partijen die niet bevangen zitten in een cordon sanitaire. Hoe lang het cordon nog zal standhouden blijft voorlopig een raadsel. Hoe de partij hier zelf over denkt al evenzeer. Het kan kiezers afschrikken maar past tegelijkertijd perfect in de antipolitieke houding van het Belang.

Deze antipolitieke houding is een kernpunt van de populistische koers die het VB vaart, zo merken we in het hoofdstuk „product, strategie en concept‟. Deze populistische trend maakt deel uit van de communicatiestrategie die we verderop zullen bespreken.

66 We bekeken eveneens de brede omkadering van de verkiezingen van 10 juni 2007, die geen noemenswaardig keerpunt betekenden in onze politieke geschiedenis. Twee opvallende issues komen hierin aan bod. Enerzijds lijkt het communautaire thema belangrijk te zijn, hoewel niet iedereen het hiermee eens is. Dit is alleszins wel een kernpunt in de „Vlaamse Kracht‟-campagne van het Belang, zoals we verderop zullen zien. Anderzijds lag de focus op de drie kopstukken van de traditionele partijen, zoals daar zijn Verhofstadt (Open VLD), Leterme (CD&V) en Vande Lanotte (sp.a). Net zoals de andere, kleinere partijen probeert ook Vlaams Belang zich hiertegen af te zetten, onder meer door luidop te protesteren en verwijzingen te maken in de precampagne, waarin de bekende „horen, zien en zwijgen‟-aapjes gebruikt werden als knipoog naar deze kopstukken.

Hoe positioneert het Vlaams Belang zich binnen het huidige medialandschap?

Media en politiek staan in een dubbelzinnige haat-liefdeverhouding tegenover elkaar. Ze hebben elkaar nu eenmaal nodig om hun doelen te verwezenlijken: politieke berichtgeving versus de aandacht van het publiek trekken. Dat partijen liefst zo veel mogelijk in de media verschijnen is algemeen geweten. Uit onderzoek van Maddens e.a. (2006) en Van Aelst (2008) blijkt dan ook dat er een positief verband is tussen mediaverschijningen van individuele politici en het aantal voorkeurstemmen dat ze verkregen dankzij het personalisatieproces van de kandidaten bij de kiezer. Natuurlijk is dit electoraal succes niet enkel te wijten aan mediaverschijningen, maar evenzeer aan de sterkte van de partij en de plaats die de kandidaat heeft op de kieslijst. Bovendien hangt de frequentie waarbij politici in beeld komen af van hun positie in de politiek (denk hierbij aan de kanseliersbonus). Deze factoren hebben wellicht een interactie-effect op de relatie tussen mediaverschijningen en goede verkiezingsresultaten. Hoe de media nu precies te werk gaan in hun agenda-setting rond politieke berichtgeving wordt besproken aan de hand van de concepten media logic en party logic. We kunnen besluiten dat beide logica‟s kunnen opgaan. De media zullen bijvoorbeeld meer geneigd zijn te berichten over politieke gebeurtenissen indien deze een intrinsieke relevantie voor het publiek bevatten, met andere woorden: wanneer media hun eigen logica volgen, gebaseerd op een gedeelde (commerciële) nieuwswaardeoriëntatie. Factoren hierbij zijn bijvoorbeeld de geloofwaardigheid van de politicus, charisma en spreekstijl. Ook het conflictelement, dat zorgt voor meer sensationele berichten, en de niet-politieke celebritystatus van politici kunnen hun nieuwswaarde positief doen toenemen. Anderzijds zien we, gelijklopend met de party logic, dat partijen bijvoorbeeld meer aandacht krijgen naarmate ze groter en machtiger zijn, en dat deze aandacht ook verdeeld wordt naargelang hun succes bij de vorige verkiezingen. Daarnaast zijn er nog andere factoren die media-aandacht kunnen opwekken, zoals campagnevoering, acties, events en stunts. Dit is echter een facet dat ook aansluiting vindt bij de media logic.

67 Rond de manier waarop de media omgaan met het Vlaams Belang leeft al jarenlang een verhit debat. Dit verklaart wellicht de grote hoeveelheid onderzoek naar het al dan niet te weinig aan bod komen van de partij in nieuws- en duidingprogramma‟s in verhouding met de grootte van de partij. De onderzoeksresultaten zijn echter niet eensluidend en vertrekken bovendien uit verschillende invalshoeken. Hoewel ook het VB haar kopstukken naar voor schuift, krijgen deze bijvoorbeeld minder aandacht dan de kopstukken van andere partijen van gelijke grootte. Het is mogelijk dat de media het Vlaams Belang bewust weren uit hun programma‟s en berichtgeving. Jarenlang werd geloofd dat het huldigen van de partij in stilzwijgen haar succes zou inperken. Nu het VB zo‟n 20% van de Vlaamse kiezers achter zich heeft, heeft zich een nieuw debat geopend over de manier waarop de media moeten omgaan met de partij. Op de openbare omroep zijn er weliswaar richtlijnen voorhanden, maar deze kunnen redelijk ruim geïnterpreteerd worden. Bovendien stamt een document als de Vlaams Bloknota uit de tijd dat het politiek correct denken de media overheerste. Vandaag zijn journalisten voldoende beschermd door hun redactiestatuut om, vanuit hun informatieplicht, zelf te beslissen hoe zij omgaan met extreemrechts. Desalniettemin blijft het Vlaams Belang zich geviseerd voelen, wat zich uit in een klachtenregen en zelfs decretale voorstellen tegen de openbare omroep. Ook de geschreven pers blijkt niet de beste vriend van de partij te zijn. Zo wil geen enkele grote krant Vlaams Belangadvertenties opnemen, wat de partij noopt tot een aanpassing van de keuze van hun communicatiekanalen. Rond het beleid van de commerciële omroep kunnen we moeilijk uitspraken doen, gezien het gebrek aan onderzoek hieromtrent. Bovendien weten we niet zeker of deze feiten ook opgaan voor entertainmentprogramma‟s. Vlaams Belang vindt alleszins van wel, en deze eigen perceptie van een cordon médiatique is misschien wel belangrijker dan een feitelijke boycot, gezien het onderwerp van deze scriptie. Verderop bespreken we hoe dit een invloed heeft op de manier waarop de partij communiceert met het publiek.

Hoe ziet de communicatiestrategie van het Vlaams Belang eruit?

Niet alleen zetten de traditionele partijen zich af tegen het VB, geheel in de lijn van haar populistische discours neemt het Belang een sterke antipolitieke houding aan, waarbij het de andere partijen verwijt „één pot nat te zijn‟, en pretendeert de enige partij te zijn die het verschil kan maken. Andere typisch populistische kenmerken die we bemerken zijn de nabijheid bij het volk, homogeniteit onder de bevolking en het gebruik van zondebokken, immigratie, belastingen, misdaad en nationalisme. Deze vinden hun oorsprong in het partijprogramma. Zij komen logischerwijs ook duidelijk naar voor wanneer we de inhoudelijke stijl van de propaganda bekijken, wat we telkens geïllustreerd hebben met empirische voorbeelden. De stilistische kenmerken (zoals daar zijn: proteststemmen aantrekken, een evolutie van harde naar zachte campagnes, het gebruik van simplificaties, het provoceren, de stereotypering, overdrijving en associaties en tenslotte de acties en stunts) zijn naar onze mening zeer

68 typisch voor de partij en kunnen in principe ook gesitueerd worden in de populistische traditie, in die zin dat zij door korte, duidelijke en krachtdadige slogans „die zeggen waar het op staat‟ dicht bij het volk staan en zich ook hier afzetten tegen de heersende elite, alsook tegen bepaalde bevolkingsgroepen die zij zelf uitgeroepen hebben tot „vijand van het volk‟. Dit onderdeel van de communicatiestrategie heeft een sterke verwevenheid met de positionering van de partij binnen het politieke landschap, wat meteen een eerste opvallend punt is waar we later op zullen terugkomen bij het formuleren van onze nieuwe hypothese. Een specifieke segmenteringstrategie heeft de partij niet echt. Net als de meeste partijen ziet zij naar eigen zeggen „de Vlaamse bevolking‟ als de grote doelgroep. Slechts sporadisch en dan meestal op lokaal niveau wordt gewerkt met afgebakende doelgroepen.

Organisatorisch is de partij heel sterk: ze voert een strak, eenvormig communicatiebeleid. Van het nationale tot het lokale niveau verloopt alles éénduidig. Hierop wordt sterk gehamerd door het partijbestuur, en dit loont ook voor de lokale fracties: zij kunnen voor de financiering van hun campagnes voor het overgrote deel rekenen op de steun van de partij. Daarnaast gaat het VB er prat op zelf volledig in te staan voor alles wat met externe communicatie te maken heeft. Zo heeft de partij een aantal goed uitgebouwde communicatiediensten, die zowel inhoudelijk, strategisch als stilistisch de communicatie zelf verzorgen. Volgens bepaalde Vlaams Belangbronnen wordt er daarnaast echter wel gebruik gemaakt van externe communicatie-experts. Volgens de ene is dit enkel voor het drukwerk, volgens de andere gebeurt dit ook met het oog op strategische doelen. Het gaat hier echter wel om een onofficiële samenwerking, zo klinken onze bronnen eensluidend. Dit zou het gevolg zijn van het feit dat experts hun naam niet willen verbinden met de partij, om niet „verbrand‟ te worden. Ook hier zien we wederom een opvallende link tussen de communicatiestrategie en de algemene positionering van de partij. Vergeleken met de andere partijen is het Vlaams Belang alleszins degene die het meeste communicatiewerk zelf verricht, hoewel dit in 2007 ook van LDD gezegd kan worden. De communicatie van LDD verliep vooral via interne personen. Dit is in het geval van Dedecker echter eerder te wijten aan het gebrek aan middelen dan aan de ideologische overtuiging „wat we zelf doen, doen we beter‟, zoals we die bij het Vlaams Belang horen weerklinken. Het overgrote deel van de partijen doet beroep op externe bureaus en adviseurs. Vooral CD&V valt op door haar samenwerking met reuzen uit de communicatiewereld, zowel op creatief, strategisch als onderzoeksniveau. Toenmalig kartelpartner N-VA voerde gedurende het grootste deel voorafgaand aan de verkiezingen een eigen campagne, eveneens in samenwerking met een strategisch en creatief bureau. Open-VLD heeft net als CD&V een sterk intern communicatieorgaan. Communicatiegoeroe Noël Slangen zou gedurende de verkiezingen een invloedrijke rol gespeeld hebben, hoewel dit door een andere bron tegengesproken wordt. Hoe dan ook gebruikt ook deze partij extern advies, zowel voor de uitwerking van de communicatiestrategie als voor het creatieve aspect. Sp.a en kartelpartner

69 Spirit voeren in 2007 samen campagne. Het is vooral sp.a dat de touwtjes in handen heeft. Voor communicatie- en creatief advies doen ook deze partijen beroep op een extern bureau, en daarnaast beschikt sp.a zelf over sterke mediamensen. Groen! zag eerder laat heil in externe adviseurs. In 2007 werkten zij samen met een strategisch communicatiebureau, alsook met een kleinschalig bedrijfje voor de creatieve output.

Zoals we hiervoor reeds aangaven, is het voor het Vlaams Belang niet altijd eenvoudig zich in het medialandschap te laten horen, wat een belangrijk invloed heeft op haar manier van communiceren, en in dit geval campagnevoeren. Nadat we uitgebreid de verschillende propagandavormen besproken hebben bemerken we dat het overgrote deel ervan niet opvallend afwijkt van wat we in normale omstandigheden zouden verwachten. Wel merken we op twee belangrijke vlakken hoe het medialandschap zijn invloed heeft op de communicatiestrategie. Doordat de grote kranten weigeren advertenties van de partij op te nemen, is de partij genoodzaakt om op een andere manier haar publiek te bereiken. Zo zal zij actief propaganda voeren door rechtstreeks de kiezer aan te spreken. Hoewel ook de andere partijen naast krantenadvertenties gebruik maken van marktcolportages, reclameborden en dergelijke, valt het Vlaams Belang toch op door de huis-aan- huisblaadjes die bedeeld worden. Ook buiten de verkiezingsperiode stuurt het VB een groot aantal publicaties de wereld in. Daarnaast tracht de partij toch de aandacht van de media te trekken door controversiële uitspraken te doen, mensen of zelfs volledige bevolkingsgroepen te provoceren, en stunts en acties te voeren; een opzet waarin ze meestal goed slagen. Sommige andere partijen, zoals Groen! en N-VA begrijpen het voordeel van actievoering en deden hier in het verleden ook aan mee. Lijst Dedecker zal dan weer eerder „politieke schandalen‟ aan het licht brengen. De grotere, meer traditionele partijen houden zich op dit vlak eerder gedeisd.

De communicatiestrategie van het Vlaams Belang in het huidige media- en politieke landschap

We kunnen hieruit besluiten dat de partij zich op een heel eigen manier positioneert in het medialandschap, alsook in de politieke omgeving. We zien dat er op sommige vlakken een link lijkt te zijn tussen deze positionering en de manier waarop het VB naar buiten toe communiceert. We bemerken enerzijds dat de partij een populistische stijl hanteert en hiermee benadrukt dat ze zich afzet tegen de andere politieke partijen, die zich op hun beurt ook tegen het VB afzetten met behulp van het cordon sanitaire. Anderzijds zien we dat het Vlaams Belang vindt dat er ook een cordon médiatique bestaat, waardoor zij de aandacht van de media op andere manieren moet trekken. Tenslotte zal zij, door de zogenaamde mediaboycot, ook andere propagandamiddelen moeten gebruiken om haar publiek te bereiken. Aangezien we echter louter een descriptief onderzoek gevoerd hebben, is het niet mogelijk om causale verbanden vast te stellen tussen onze bevindingen. We veronderstellen met

70 andere woorden dat de manier waarop het Vlaams Belang haar externe communicatie uitvoert een gevolg is van de manier waarop de partij zich positioneert binnen het politieke landschap, alsook van de manier waarop de partij voor zichzelf aanvoelt hoe de media haar behandelt. De representativiteit van ons onderzoek kan niet gegarandeerd worden, en we laten het dan ook over aan de lezer om zelf onze conclusies te beoordelen.

Bibliografie

A. Boeken, (bijdragen uit) readers, wetenschappelijke en vaktijdschriften

71

Altheide, D. & Snow, R. (1979). Media Logic. Beverly Hills, CA: Sage.

Andersen, K. E. (1983). Persusasion: Theory and practice. Boston: American Press.

Breuning, M. & Ishiyama, J. (1998). The Rhetoric of Nationalism: Rhetorical Strategies of the Volksunie and Vlaams Blok in Belgium, 1991-1995. Political Communication, 15, 5-26.

Buelens, J. (2008). De verkiezingen van 10 juni 2007: een analyse van de stembusuitslag. Res Publica, 50(2).

Cho, J., Shah, D. V., McLeod, J. M., McLeod, D. M., Scholl, R. M. & Gotlieb, M. R. (2009). Campaigns, Reflection, and Deliberation: Advancing an O-S-R-O-R Model of Communication Effects. Communication Theory, 19(1), 66-68.

Country Report (2006). Belgium. EU Country Report. London: The Economist Intelligence Unit.

De Gucht, K. (2007). Pluche. Over de banalisering van extreemrechts. Antwerpen: Uitgeverij Houtekiet.

Devos, C. (2005). Politicologie. Inleiding tot de politieke wetenschappen. Gent: Academia Press.

Durham, M. G., Kellner, D. (2006). Media and Cultural Studies. Blackwell publishing.

Erk, J. (2005). From Vlaams Blok to Vlaams Belang: The Belgian Far-Right Renames Itself. West European Politics, 28(4), 493-502.

Fiers, S. & Krouwel, A. (2004). The Low Countries: from prime-minister to minister- president? In: Webb, P.; Poguntke, T. (Eds.), The Presidentialisation of Politics in Parliamantary Democracies (pp. 126-156). Oxford: University Press.

Geysels, J., de Lange, S. & Fennema, M. (2008). Het cordon sanitaire en het ontluiken der democratie? Res Publica, 20(1), 49-64.

Gijsels, H. (1992). Het Vlaams Blok. : Uitgeverij Kritak.

Jagers, J. & Walgrave, S. (2007). Populism as political communication style: An empirical study of political parties‟ discourse in Belgium. European Journal of Political Research, 46, 319-345.

Jones, E. (2007). Populism in Europe. SAIS Review, 27(1).

Maddens, B., Wauters, B., Noppe, J. & Fiers, S. (2006). Effects of Campaign Spending in an Open List PR System: The 2003 Legislative Elections in Flanders/Belgium. West European Politics, 29(1), 161-168.

72 Nuytemans, M., Van Aelst, P. & Walgrave, S. (2006). Media en politiek: De (spannings)relatie tussen journalisten en politici in kaart gebracht. Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

Pilet, J-B. & van Haute, E. (2008). The federal elections in Belgium, June 2007. Electoral Studies (27), 547-577.

Spruyt, M. (2006a). Wat u moet weten over het Vlaams Belang. Epo: Berchem.

Swanborn, P.G. (2003). Case-study‟s. Wat, wanneer en hoe? Boom: Boom Onderwijs.

Swanson, D. L. & Mancini, P. (1996). Politics, Media and Modern Democracy. An International Study of Innovations in Electoral Campaigning and Their Consequences. Londen: Praeger.

Swyngedouw, M. (1992): Het Vlaams Blok 1980-1991: opkomst, groei en doorbraak. In: Van Doorslaer, R., Gotovitch, J., Raes, K., Seberechts, F., Swyngedouw, M., Vos, L & De Wever, B. (Eds.). Herfsttij van de 20ste eeuw. Extreem-rechts in Vlaanderen 1920-1990. Leuven: Kritak.

Swyngedouw, M. & Van Craen, M. (2002). Vlaams Blok en de natiestaat. Het rechts-radicale Vlaams-nationalisme onder de loep. Extrême droite et fédéralisme, 2.

Swyngedouw, M., Billiet, J. & Goeminne, B. (2004). Het electoraal landschap bij de aanvang van de verkiezingscampagne 2004. KULeuven, Nota van het ISPO.

Taggart, P. (2000). Populism. Buckingham: Open University Press.

Thevissen, F. (1994). Politieke Marketing en Communicatie. Brussel: VUB Press.

Van Aelst, P , Noppe, J. & Fiers, S. (2008). Politicians in the News: Media or Party logic? Media Attention and Electoral Success in the Belgian Election Campaign of 2003. European Journal of Communication, 23(2), 193-210.

Van Aelst, P. (2008). De verkiezingscampagne van 2007: communautair en presidentieel? Res Publica, 50(2), 19-36.

Voorhoof, D. (2008). Vlaamse media dienen niet het Vlaams Belang. In Van Eijk, N.; Hugenholtz, B. (Eds.). Dommering-bundel. Opstellen over informatierecht aangeboden aan prof. Mr. E.J. Dommering. Otto Cramwinckel Uitgever.

Voorhoof, D. & Braeckman, A. (2004). De veroordeling van drie Vlaams Blok VZW‟s in toepassing van de antiracismewet. Implicaties voor de VRT. Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen.

Walgrave, S. & De Swert, K. (2004). The Making of the (Issues of the) Vlaams Blok. Political Communication, 21, 479-500.

73 Wester, F., Renckstorf, K. & Scheepers, P. (2006). Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap. Alphen aan den Rijn: Kluwer.

B. Artikels uit kranten, magazines en weekbladen

“Anke blijft advocate” (1999, 8 december). Het Nieuwsblad.

“Anke blijft geschorst” (1998, 11 juni). Het Belang van Limburg.

“België is een transfermachine!” (2009, februari). VL Krant.

“Campagne Vlaams Belang start met „vuilbekkerij‟”. (2003, 13 april). Het Laatste Nieuws.

“Filip Dewinter tegen politici in quizprogramma‟s op tv” (2009, 16 januari). De Morgen.

“Parlement ontstemd over stunt Vlaams Belang” (2008, 3 januari). De Tijd.

“VB‟er manipuleert lezersbrieven” (2008, 26 augustus). De Standaard.

“We wilden ons hachje niet wagen” (2005, 8 december). De Standaard.

Aerts, K. (2008, 5 augustus). VB toont vervalst filmpje snelheidsduivels op „Ring‟. Het Laatste Nieuws.

Brinckman, B. (2007, 15 februari). Volgens Vlaams Belang heeft die kiezer bij de verkiezingen op 10 juni maar een alternatief. De Standaard.

Cochez, T. (2006, 1 februari). VB overhandigt namaakcheque voor opgesloten dokwerkers. De Morgen.

Cochez, T. (2007, 26 april). Artdirector Dewinter naar Lijst Dedecker. De Morgen.

De Poot, D. (2005, 19 maart). “Geen fascist op onze webstek”. Gazet van Antwerpen.

Dewinter daagt moslims uit met provocerend „moskeelied‟. (2007, 5 december). Het Nieuwsblad.

Freys, J. (2007, 27 april). Propagandagoeroe van Vlaams Belang naar Lijst Dedecker. Het Laatste Nieuws.

Gorle, P. (2006, 30 maart). Prof: „Vlaams Belang trekt terecht weer kaart van „veiligheid‟‟. Het Laatste Nieuws.

Gorle, P. (2007, 1 juni). De Gucht haalt uit naar Dewinter. Het Laatste Nieuws.

Gorle, P. (2008, 22 februari). Crimi-website Vlaams Belang al meteen onder vuur. Het Laatste Nieuws.

74 Huysentruyt, S. (2004, 31 december). Een jaar van Belang. De Tijd.

Renard, H. (2005a, 7 december). Vlaams belang en de joden. Knack.

Renard, H. (2005b, 7 december). „We zitten opnieuw in de rol van underdog‟. Knack.

Schoetens, M. (2007, 31 mei). Provocatie Vlaams Belang in Borgerhout mislukt. De Morgen.

Van Bakel, L. (2007, 31 mei). „Zonder Jihad Straat is pure provocatie‟. Het Laatste Nieuws.

Van De Perre, P. & Vanheusden, K. (2007, 31 mei). Geen jihad in Borgerhout. Gazet van Antwerpen.

Vandormael, B. (2004, 21 april). Blok veroordeeld. Knack.

Verelst, J. (2008, 22 februari). Vlaams Belang zoekt en vindt rel met criminaliteitswebsite. De Morgen.

Vlaams Belang gebruikt drie aapjes in campagne. (2007, 15 februari). Het Belang van Limburg.

Vlaams Belang start campagne rond veiligheid. (2006, 13 april). Het Belang van Limburg.

Vlaams Blok veroordeeld voor aansporen tot discriminatie (2004, 22 april). Het Belang van Limburg.

Wilmet, H. & Danneels, M. (2005, 8 december). Marokko-trip verdeelt Vlaams Belang. Het Volk.

Ziarczyk, E. (2006, 30 januari). Vlaams Belang geeft vakbond (even) geld. De Tijd.

C. Niet-gepubliceerde bronnen

Bosseman, V. (2001). De communicatiestrategie van het Vlaams Blok. Evolutie van positionering, doelgroep en boodschap. Niet-gepubliceerde scriptie, Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen.

Semey, F. (1991). De communicatiestrategie van het Vlaams Blok. Niet-gepubliceerde scriptie, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid.

Staepels, A. (2004). De VRT en het Vlaams Blok: censuur verantwoord of verachtelijk? Studie over het mediabeleid van de openbare omroep ten aanzien van het Vlaams Blok. Niet- gepubliceerde scriptie, Antwerpen, Vakgroep Communicatiewetenschappen.

Van Loo, R. (2008). Politieke adviseurs in Vlaanderen. Onderzoek naar de rolperceptie van interne en externe adviseurs tijdens campagnes. Niet-gepubliceerde scriptie. Antwerpen, Vakgroep Politieke en Sociale Wetenschappen.

75

D. Internet

27 maart 2009. Decreet betreffende radio-omroep en televisie (4 april 2009). Geraadpleegd op het World Wide Web op 16 juli 2009: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article.pl?language=nl&caller=summary&pub_date=200 9-04-30&numac=2009035356#top.

Algemene Directie Instellingen en Bevolking: Directie van de Verkiezingen (n.d.). Bijlage 2 (formulier van verklaring). Geraadpleegd op het World Wide Web op 27 maart 2009: http://www.elections2009.belgium.be/index.php?id=520&L=1

Beheersovereenkomst 2007 – 2011 tussen de VRT en de Vlaamse Gemeenschap (2006, 20 juli). Geraadpleegd op het World Wide Web op 18 juli 2009: http://www.vrt.be/extra/beheersovereenkomst_2007-2011.pdf

Campagnewebsite Groen!, (n.d.). Geraadpleegd op het World Wide Web op 9 mei 2009: http://detoekomstbegintnu.glue.be/

Chomsky, N. (1985). Free speech in a Democracy. Geraadpleegd op het World Wide Web op 24 april 2009: http://www.chomsky.info/letters/198509--.htm.

Criminaliteit.org (n.d.). Onze missie. Geraadpleegd op het World Wide Web op 7 april 2009: www.criminaliteit.org/6/.

De Groot, J. & ten Hove, M. (2009, 1 mei). Dewinter: Islam erfvijand christelijk Europa. De Kamer (n.d.). Controlecommissie betreffende de verkiezingsuitgaven en de boekhouding van de politieke partijen. Wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen. Publicatie van de financiële verslagen over de boekhouding van de politieke partijen en hun componenten (boekjaar 2007). Geraadpleegd op het World Wide Web op 29 april 2009: http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/52/1137/52K1137002.pdf.

FGOV (n.d.). Verkiezingsdatabase. Geraadpleegd op het World Wide Web op 3 februari 2009 http://www.ibzdgip.fgov.be/result/nl/search_party.php

Filip Dewinter (2008, 19 november). „Vlaams Belang lanceert aktie: “Illegaal in Antwerpen: ik keer tevreden terug!‟. Geraadpleegd op het World Wide Web: http://www.filipdewinter.be

Filip Dewinter (2009, 6 januari). Vlaams Belang geboycot voor deelname aan De Slimste Mens. Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 januari 2009: http://www.filipdewinter.be/vlaams-belang-geboycot-voor-deelname-aan-%e2%80%9cde- slimste-mens%e2%80%9d

Filip Dewinter, (n.d.). Dewinter in Gazet van Antwerpen: islamofobie is een plicht voor iedereen! Geraadpleegd op het World Wide Web op 28 februari 2009: http://www.filipdewinter.be/dewinter-in-gazet-van-antwerpen-islamofobie-is-een-plicht-voor- iedereen

76

Filip Dewinter, (n.d.). Nieuw boek Filip Dewinter Inch Allah? – de islamisering van Europa. Geraadpleegd op het World Wide Web op 3 mei 2009: http://www.filipdewinter.be/nieuw- boek-filip-dewinter-inch-allah-de-islamisering-van-europa

Frank Vanhecke (2008). Ons gelijk. Geraadpleegd op het World Wide Web op 6 april 2009: http://www.vlaamsbelang.org.

Lijst Dedecker, (n.d.). Huisstijldocument Lijst Dedecker. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 mei 2009: http://www3.lijstdedecker.com/docs/Huisstijl_Lijst_Dedecker_090122.pdf

Maddens, B., Weekers, K. & Fiers, S. (n.d.). De uitgaven van de Vlaamse partijen voor de federale verkiezingen van juni 2007. Geraadpleegd op het World Wide Web op 24 maart 2009: http://soc.kuleuven.be/pol/bib.php?name=Weekers&init=K

Programma CD-ROM Vlaams Belang. Verkiezingen 10 juni 2007. Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 april 2009: http://cdrom.vlaamsbelang.be

Redactiestatuut met inbegrip van de deontologische code voor de journalisten bij de VRT. Geraadpleegd op het World Wide Web op 18 juli 2009: http://www.vrt.be/extra/RS_en_DC.pdf

Reformatorisch Dagblad. Geraadpleegd op het World Wide Web op 3 mei 2009: http://www.refdag.nl/artikel/1407803/Dewinter+Islam+erfvijand+christelijk+Europa.html

SLP, (n.d.). Huisstijldocument SLP. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 mei 2009: http://www.s-lp.be/assets/logoshuisstijl/SLPhuisstijlgids.pdf

Spruyt, M. (2006b, 14 maart). En wat denkt het Vlaams Belang zelf over het cordon? Geraadpleegd op het World Wide Web op 12 december 2008: http://www.blokwatch.be/content/view/727/51/lang,nl/

Spruyt, M. (2006c, 31 maart). Het reclamebureau van het Vlaams Belang. Geraadpleegd op het World Wide Web op 18 december 2008: http://www.blokwatch.be/content/view/752/39/lang,nl/

Steden Tegen Islamisering, (n.d.). STI Televisie. Geraadpleegd op het World Wide Web op 11 februari 2009: http://www.stedentegenislamisering.be/Nl/5/

Steden Tegen Islamisering, n.d. Charter “steden tegen islamisering”. Geraadpleegd op het World Wide Web op 11 februari 2009: http://www.stedentegenislamisering.be/Nl/2/

The Flemish Republic, (n.d.). Geraadpleegd op het World Wide Web op 26 april 2009: http://www.flemishrepublic.org/4/

Uitgeverij Egmont, (n.d.). Informatie en andere vragen. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 mei 2009: http://www.uitgeverijegmont.be/5/

77

Vademecum voor journalisten. Pers & Gerecht (n.d.). Voorwaardelijke invrijheidsstelling. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 mei 2009: http://www.pers- gerecht.be/document.php?document_id=122

Verkiezingen 2004 (n.d.). Europees Parlement. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 februari 2009: http://verkiezingen2004.belgium.be/nl/eur/results/results_start.html

Verkiezingen 2004 (n.d.). Vlaamse Raad. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 februari 2009: http://verkiezingen2004.belgium.be/nl/vla/results/results_start.html

Verkiezingen 2007 (n.d.). Kamer. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 februari 2009: http://verkiezingen2007.belgium.be/nl/cha/results/results_start.html

Verkiezingen 2007 (n.d.). Senaat. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 februari 2009: http://verkiezingen2007.belgium.be/nl/sen/results/results_start.html

Verstrepen, J. (2005, 6 april). Mediawatch. Geraadpleegd op het World wide web op 7 mei 2009: http://jurgenverstrepen.typepad.com/jurgen_verstrepen_maakt_l/2005/04/mediawatch.html

Vlaams Belang (n.d.). Actie mediawatch. Geraadpleegd op het World Wide Web op 12 april 2009: http://www.vlaamsbelang.org/0/460/

Vlaams Belang (n.d.). De structuur van het Vlaams Belang. Geraadpleegd op het World Wide Web op 22 april 2009: http://www.vlaamsbelang.org/10/

Vlaams Belang (n.d.). Programma. Geraadpleegd op het World Wide Web op 19 februari 2009: http://www.vlaamsbelang.org/files/200806_programma.pdf

Vlaams Belang (n.d.). Vlaams Belang Magazines. http://www.vlaamsbelang.org/22/

Vlaams Belang (n.d.). Vlaamse Staatsvorming. Geraadpleegd op het World Wide Web op 19 februari 2009: http://www.vlaamsbelang.org/21/

Vlaams Belang, (n.d.). Boekverbranding anno 2009. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 mei 2009: http://www.vlaamsbelang.org/0/5764

Vlaams Belang, (n.d.). Dossiers: Het Proces. Geraadpleegd op het World Wide Web op 29 april 2009: http://www.vlaamsbelang.org/52/.

Vlaams Belang, (n.d.). Vlaamse Kracht! Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 april 2009: http://www.vlaamsbelang.org/0/3219/

Vlaams Belang, (n.d.). Voorstelling campagne: „Dit is ONS land‟. Geraadpleegd op het World Wide Web op 12 mei 2009: http://www.vlaamsbelang.org/0/5901

Vlaams Belang Antwerpen (n.d.). Oh nee alweer een moskee. Geraadpleegd op het World wide web op 12 april 2009: http://www.vlaamsbelangantwerpen.be/Documents/65.doc

78 Vlaams Belang Schoten, n.d. Afbeelding leeuwenkop. Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 april 2009: www.vlaamsbelangschoten.be

Vlaams Belangmagazine december 2005. Stop immigratie. Geraadpleegd op het World Wide Web op 12 mei 2009: http://www.vlaamsbelang.org/22/12

Vlaams Belangmagazine juli/augustus 2007. “Volk, wordt staat!”. Geraadpleegd op het World Wide Web op 11 mei 2009: http://www.vlaamsbelang.org/files/vbm_200707-08.pdf

Vlaams Parlement (29 januari 2009). Reglement Vlaams Parlement. Geraadpleegd op het World Wide Web op 31 maart 2009: http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showParlInitiatief.action?id=550517

Vlaams Parlement (n.d.). Schriftelijke vragen. Antwoord op vraag nr. 95 van 21 januari 2009 van Filip Dewinter. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 april 2009: http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2008-2009/PEETERS/95/antw.095.doc

Vlaams Parlement (n.d.). Schriftelijke vragen. Vraag nr. 95 van 21 januari 2009 van Filip Dewinter. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 april 2009: http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2008-2009/PEETERS/95/vrg.095.doc

Vlaamse Regulator voor de Media (2009). Persbericht 31/03/2009: Vlaamse Regulator voor de Media verklaart klacht Vlaams Belang tegen VRT ongegrond. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 april 2009: http://www.vlaamseregulatormedia.be/documentatie/persberichten/persbericht%20- %20klacht%20VB&Valkeniers%20vs%20VRT.pdf

Vlaamse Regulator voor de Media, Kamer voor Onpartijdigheid en Bescherming Minderjarigen (2009). Zaak B. Valkeniers en Vlaams Belang t. NV Vlaamse Radio- En Televisieomroep. Belissing nr. 2009/025. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 april 2009: http://www.vlaamseregulatormedia.be/

Voorhoof, D. (2007, 6 juni). (Sommige) kranten mogen advertenties van VB weigeren (verkorte versie). De Morgen. Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 april 2009: http://www.psw.ugent.be/Cms_global/uploads/publicaties/dv/DM.KrantenVB.6juni2007.doc.

VRT (n.d). Activiteiten. De openbare omroep. Geraadpleegd op het World Wide Web op 18 juli 2009: http://www.vrt.be/vrt_master/over/vrt_overvrt_activiteiten/index.shtml

VRT (n.d.). Richtlijnen over de aanwezigheid van politici in infotainment- en entertainmentprogramma‟s. Geraadpleegd op het World Wide Web op 3 maart 2009: http://www.vrt.be/vrt_master/over/vrt_overvrt_meerwaarde_democratisch/index.shtml

E. Interviews

Collier, A. (Verantwoordelijke interne communicatie en perskamer Vlaams Belang). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 16 april 2009.

79 Cornelis, A. (Medewerker Liberaal Kenniscentrum Prometheus, in 2007 deel van de campagnecel van Open VLD). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 13 mei 2009.

Deslé, P. (Communicatiemanager LDD) & Casteleyn, J. (Pers en Communicatie LDD). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 6 mei 2009.

Dewinter, F. (Fractieleider Vlaams Belang in het Vlaams Parlement en de gemeenteraad en organisatieverantwoordelijke van de partij). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 17 juli 2009.

Knapen, P. (Hoofdredacteur VRT nieuwsdienst), Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 25 maart 2009.

Stassen, J. (Campagneleider Groen! tijdens de verkiezingen van 2007). Mondelinge mededeling, via bandopname, 6 mei 2009.

Overmeer, J. (Woordvoerder N-VA). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 1 mei 2009.

Van den Bergh, T. (Directeur Communicatie CD&V). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 6 mei 2009.

Van Hoecke, J. (Woordvoerder sp.a). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 mei 2009.

Wienen, W. (Wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Vlaams Belangfractie in het Vlaams Parlement. Persmedewerker van het VB van 1998 tot 2004). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 27 april 2009.

Wymeersch, F. (Partijraadslid Vlaams Belang), Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 april 2009.

F. Andere Vlaams Belangpublicaties

Campagnedraaiboek Vlaams Belang (2007). Wetgevende verkiezingen 10 juni 2007. Extra Kaderblad nr. 108, april 2007.

Leen, L. & Van Den Troost, T. (2006). Van Vlaams Blok naar Vlaams Belang. Kroniek, analyse en nasleep van een politiek proces. Brussel: Vanhecke.

Vlaamse kracht. Verkiezingen 10 juni 2007. Uitgave op CD-ROM

Wienen, W. (1997). Vlaams Blok: 20 jaar rebel: 1977-1997. Brussel: Vanhecke.

Bijlagen

80 Bijlage 1: Interview met Pieter Knapen

Functie: Hoofdredacteur VRT-nieuwsdienst

Volgens onderzoek van Van Aelst e.a. komt het Vlaams Belang beduidend minder aan bod in de media dan andere politieke partijen van gelijkaardige grootte; zowel in nieuws- als in entertainmentprogramma’s. Partijleden worden minder vaak aan het woord gelaten, meestal wordt er over hen bericht. Ook bij de openbare televisieomroep is dit het geval. Is dit een bewuste strategie? Vindt u dat de openbare omroep VB-politici soms bewust negeert? Zou u durven spreken van een mediaboycot, zoals de VB’ers zelf dat altijd beweren?

Vooreerst is het belangrijk dat we het onderscheid maken tussen de verschillende omroepen. Enerzijds heb je de nieuwsdienst, daartegenover staan spelprogramma‟s. De nieuwsdienst verzorgt het radionieuws, een aantal programma‟s op radio 1 en het Journaal. Wij hebben, met de nieuwsdienst, een deontologische code ondertekend. Deze bestaat enerzijds uit plichtenleer, anderzijds uit rechtenleer. De plichtenleer draagt ons correctheid en nauwkeurigheid op, en goede trouw. De rechtenleer geeft ons een redactiestatuut, waardoor we nee kunnen zeggen, en dus onafhankelijk zijn. De nieuwsdienst moet informeren, dus het VB moét wel aan het woord komen. Ik gebruik niet het woord onpartijdig, dat vind ik een vies woord; maar laat ons zeggen dat we wel objectief zijn. Anderzijds moeten we hier wel voorzichtig mee zijn. We moeten geen forum voor het VB worden natuurlijk. Een reden dat ze minder aan bod komen, is om te vermijden dat ze racistische uitspraken doen in live-uitzendingen. Dat moeten we altijd goed checken als er VB‟ers uitgenodigd worden.

Maar waarom komen zij dan ook minder aan bod in programma’s die niet live opgenomen werden? Daar heb je natuurlijk een punt. Maar uiteindelijk komen ze wel aan bod in die programma‟s hoor. Bijvoorbeeld de Zevende Dag, daar zijn ze onlangs nog geweest. Ik moet zeggen dat ze dat wel afgeleerd hebben, om racistische uitspraken te doen. Of het Vlaams Belang aan bod komt of niet hangt eigenlijk af van de politieke agenda, van de thema‟s. Er is bij ons geen politiek dat ze niet gevraagd zouden worden. Maar we gaan bijvoorbeeld ook niet per definitie het VB aan het woord laten over hun kernthema‟s.

Wie wordt er dan wel aan het woord gelaten? Mensen die iets te maken hebben met de thema‟s. Maar, dat moeten we off the record wel toegeven: wij weten ook wie we moeten pakken voor sommige dingen. Wij houden er ook rekening mee wie de dingen verwoordt op een vlotte manier.

Staat de omroep er soms bij stil dat ze de macht heeft om bepaalde politici populair te maken door hen veel aan het woord te laten?

81 Onze journalisten weten dat dit mogelijk is, en dat ze dus ook niemand mogen voortrekken. Maar uiteindelijk, tijdens verkiezingsperiodes sturen de partijen zelf wie ze willen. Wij moeten dan afwegen, zorgen dat er een evenwicht is tijdens de verkiezingsperiode.

En wat dan met entertainmentprogramma’s? Daar kan ik eigenlijk niet zoveel over zeggen, dat kunnen mijn collega‟s u beter vertellen. Ik ben alleen op de hoogte van de nieuwsdienst, en bij ons is de informatieplicht het belangrijkst. Maar programmamakers gaan niet bewust politici groter maken. Ze moeten zelf beslissen hoe ver ze hier in gaan, en dat is niet altijd eenvoudig. Maar een politicus, hoewel hij staat voor bepaalde standpunten, is eigenlijk ook gewoon een mens, en kan dus ook in die zin boeiend zijn. Maar de nota helpt wel om te beslissen hoe ver we hierin gaan.

En hoe staat de openbare omroep tegenover het VB? De openbare omroep staat niet tegenover het VB. We staan waarvoor we staan in de nota „De VRT en de democratische samenleving”. Als er extremistische standpunten aan bod komen, dan moet er ingegrepen worden. Ik moet wel zeggen dat er bij onze collega‟s van de RTBF, waar wij in feite niet echt meer iets mee te maken hebben, want alles is hier volledig gescheiden; maar dus bij de RTBF is dat wel anders. Net als bij de geschreven pers. Daar heerst een andere politiek. Extreemrechts komt daar gewoon niet aan bod in debatten. Maar dat is fout volgens ons: je moet nu eenmaal aan bod brengen wat er in de samenleving leeft.

En ziet u het dan eigenlijk nog als een taak van de openbare omroep om de sociale cohesie in stand te houden en daardoor soms niet-democratische partijen bewust niet aan het woord te laten; of zou er een puur objectieve berichtgeving moeten zijn? De informatieplicht is het belangrijkste bij de nieuwsdienst. Ik weet dat die eigenlijk tegenover de sociale cohesie staat. Je moet steeds een moeilijke afweging maken: ga je de partij als de andere partijen behandelen, of ze niet aan bod laten komen? In Wallonië is er echt een cordon sanitaire van de pers. Daar is het dan ook de Raad van Bestuur die beslist. Bij de VRT is dat anders, we kiezen dat zelf. Wij kunnen dat, want we zijn beschermd dankzij ons redactiestatuut.

Het Vlaams Belang denkt daar blijkbaar anders over. En ze kennen hun rechten daar. Krijgen sommige gevallen soms een juridisch staartje? Ja, het Vlaams Belang klaagt nog steeds hoor. Af en toe komt er eens een formele klacht, zoals onlangs nog, naar aanleiding van de Panorama-uitzending over de toekomst van België. Er werden twaalf wijzen uitgenodigd, eigenlijk twaalf mensen uit verschillende geledingen van de samenleving. En nee, er was niemand van het Vlaams Belang bij. Dus dienden ze een klacht in bij de VRM. Wij moesten hier toen een verklaring voor geven. Maar uiteindelijk komt het erop neer dat het de zaak van de VRT is om te beslissen wie er aan bod komt. Er moeten diverse standpunten aan bod komen, maar daarbinnen kiezen wij.

82 Bovendien, je kan niet altijd elke partij aan bod laten komen, daar is gewoon de ruimte niet voor. En een derde punt is dat er geen partijen uitgenodigd werden in het programma. Het ging om „wijzen‟ uit de samenleving. Er zaten inderdaad wel een aantal politici tussen, maar die waren niet uitgenodigd omwillen van hun partijafhankelijk; maar omwille van hun kennis.

Denkt de omroep soms dat wanneer ze het VB geen stem geeft, de kiezers dat ook niet zullen doen? Zijn er soms drijfveren om de partij van het scherm te weren? Wij zullen nooit het Vlaams Belang onderbelichten omdat het ondemocratisch is. En uiteindelijk doet het ook geen racistische live-uitspraken meer. Het is gewoon de actualiteit die bepaalt wat actueel is, wat aan bod zal komen. Neem bijvoorbeeld het debat rond euthanasie: daar heb je voor- en tegenstanders. We zouden het VB aan bod kunnen laten komen hierover, omdat zij ook een tegenstander zijn; maar we moeten dat niet. We kunnen dat bijvoorbeeld ook aan CD&V vragen.

Op de website van Blokwatch vonden we de nota ‘De VRT en de democratische samenleving’ terug. Die staat echter niet op de website van de VRT. Hoe komt dit? Omdat het eigenlijk om een intern document gaat, en het was niet echt de bedoeling dat dit verspreid werd.

De nota stamt uit 2001. Wat was eigenlijk de bedoeling, en hoe belangrijk is deze vandaag nog voor de omroep? In de nota staat vooral dat de VRT mot opkomen voor sociale cohesie, en tegen discriminatie. Onze opdracht is namelijk ook maatschappelijk. Maar, de nieuwsdienst moet ook onafhankelijk zijn. Zoals ik al zei, wij moeten informeren, en objectief zijn. Die nota leefde tien jaar geleden meer dan nu, toen het politiek denken nog zo belangrijk was. Die situatie duurde tot rond 1997. Journalisten stelden zich daar toen veel meer vragen over. Nu verloopt alles veel natuurlijk. Uiteindelijk bleek dat het Vlaams Blok toch niet tegengehouden kon worden. Maar toen vroeg men zich echt wel af of de VRT de plicht had om het VB in te dijken. Daarom werd die richtlijn opgesteld. Maar ik ben zelf gaan filteren wat die nota nu betekent. Voor mij is de informatieplicht eigenlijk belangrijker. We moeten gewoon afwegingen maken voor onszelf. Neem nu de Mohammedcartoons: die moéten getoond worden, maar ook niet elke dag opnieuw, want dat zou voor veel mensen kwetsend zijn. We bevinden ons eigenlijk op een gevaarlijke koord: opiniëren of aanzetten tot racisme. Maar het ergste is toch berichtgeving uit angst voor het een of het ander. En uiteindelijk zijn we ervoor beschermd, met ons redactiestatuut, zodat je mensen al eens tegen de schenen kan schoppen.

83 Bijlage 2: Interview met Arnout Collier Verantwoordelijke voor de interne communicatie en de perskamer van het Vlaams Belang

Hoe ziet het communicatieorgaan van de partij eruit? Wie staat er aan de leiding? - Woordvoerder: nationaal Joris Van Hauthem, persverantwoordelijke Tom Van Den Troost - Daarnaast: Persverantwoordelijken per fractie - Verantwoordelijke interne communicatie: Arnout Collier; zorgen dat dit gecoördineerd verloopt met de externe communicatie

Welke diensten staan in voor de communicatie naar buiten toe? Wie beslist er wat er aan bod komt in de campagnes? In welke mate hebben de andere partijleden inspraak? Het partijbestuur beslist wat er aan bod komt; maar er is ook een vergadering die het voorbereidend werk doet: dat is de campagnecel, die gaat bekijken welke stappen we zetten in de campagne, welke slogan er gebruikt wordt, welke beelden; tonen welke middelen ingezet worden voor campagne te voeren. De campagnecel staat onder leiding van Bruno Valkeniers, Dewinter maakt er uiteraard deel van uit, maar de meeste beslissingen worden in consensus genomen. Uiteraard heeft Filip Dewinter daar een heel grote inbreng in, zeker ook omdat het Vl Parlementsverkiezingen zijn en hij daar fractieleider is. En sowieso is zijn rol in heel de campagne wel heel erg belangrijk.

Voert Filip Dewinter nog steeds een one man army? Hij is nog steeds een drijvende kracht, maar ik weet niet of dit vroeger een echte one man army was. Ik denk dat er vroeger ook nog veel meer mensen bij betrokken zijn, dus ik denk dat er nu niet echt een verschil is met vroeger. Wel tegenover de begindagen, maar dan komen er altijd meer mensen bij en dan worden er toch beslissingen genomen in groep, samen met Dewinter, en dat wordt nu toch wel verdergezet.

Wanneer is hier dan verandering in gekomen? Zeker en vast na de naamsverandering in 2004. Maar echt veranderen is dit niet, meer verderbouwen op wat er vroeger al was.

En wie heeft er nu dan de ultieme leiding? Het partijbestuur, en heel ultiem zelfs de partijraad, waaraan uiteindelijk alle beslissingen nog worden voorgelegd. Het is niet zo dat het partijbestuur of een van de leden ervan zelf iets kan beslissen; alle beslissingen moeten worden voorgelegd aan de partijraad.

Wie zorgt er voor de creatieve inbreng? Dat is nog altijd iets waar Filip Dewinter heel sterk in is, maar dat is nu ook een taak die de campagnecel uitvoert: die zoeken mensen, experts, die ideeën aanbrengen; en uit al die ideeën wordt dan een consensusidee overgehouden.

84 Dus de campagnecel kijkt welke richting we uit willen, zij leggen dit voor aan het partijbestuur; het partijbestuur gaat dan kijken of dit goed of niet is, en dan wordt dit uitgewerkt. De creatieve uitwerking gebeurd door onze mensen, onze DTP, zij gaan met de ideeën aan het werk: ze nemen foto‟s, kiezen de opmaak van affiches enzovoort.

Is hier veel personeel bij betrokken? Bij de DTP wel ja, maar zij doen natuurlijk ook een heleboel andere zaken dan louter met verkiezingspropaganda bezig zijn; bijvoorbeeld het maandblad, de foldertjes die we lokaal verspreiden;… dat zijn zes mensen die voltijds bezig zijn met opmaak. Dus ook boekjes die we uitbrengen, krantjes; nu steken ze ook veel werk in de VL-krantjes

Hoeveel van die VL-krantjes zijn er al geweest? Acht; er komen er nog twee aan

Hoe verloopt de campagnevoering nationaal/provinciaal/regionaal/lokaal? Van bovenaf is er het campagnedraaiboek, daarin zetten wij wat we nationaal aanbieden aan de kandidaten. De provincies en/of de regio‟s bekijken dit en beslissen welke middelen ze zullen gebruiken om een plaatselijke kandidaat te ondersteunen. Maar daarnaast kan een plaatselijke kandidaat nog eens de nodige middelen zoeken om zijn eigen campagne te ondersteunen.

Hebben zij hier veel vrijheid in? Er zijn wel een aantal regels waaraan zij zich moeten houden. Bijvoorbeeld dat een kandidaat uit een bepaalde regio geen affiches gaat ophangen in een andere regio. Dat zijn afspraken die je moet maken om het samenleven met al die kandidaten mogelijk te maken, anders geldt het recht van de sterkste met het meeste geld en de meeste mensen gemobiliseerd.

Wordt er gebruik gemaakt van externe bureaus voor de concrete vormgeving (zoals het maken van slogans, de lay-out enzovoort) of gebeurt dit via het centrale partijbestuur? Wordt het Antwerps Reklameburo nog steeds geraadpleegd; en in hoeverre hebben zij hun eigen inbreng? Geen externe bureaus, wel externe experten; maar ik mag hun naam helaas niet meedelen, want dan bestaat het gevaar dat zij geviseerd worden; u weet dat er een cordon is, in de media en de politiek; en dat die mensen dreigen gebroken te worden. Bijvoorbeeld firma‟s die plots niet meer aan bod komen omdat zij aan het VB advies gegeven hebben.

En Eric Deleu? Krijgt nog opdrachten; maar het belangrijkste criteria is de firma die de beste prijs kan bieden. Maar ik weet niet wat zijn firma nu nog doet; misschien ook wel drukwerk leveren, maar dat is dan eerder reproduceren van boekjes enzo; maar echt inschakelen in het creatieve proces dat is niet het geval.

85 Gaan de experten dan vooral kijken of een campagne succes zal hebben, of zijn ze ook belangrijk bij de totstandkoming? Ja, daarvoor worden ze toch ook wel ingeschakeld. Een slogan moet bijvoorbeeld goed beantwoorden aan de campagne, en ze bekijken ook welke stappen je best zet opdat je campagne de grootst mogelijke impact heeft.

Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe communiceert? We vertrekken van een segmentering van de markt; het klassieke verhaal: segmentering, doelgroepen bepalen en positionering, een beetje de strategie: dan positioneringsstrategieën. Dan kijken: welke doelgroepen zijn voor ons bereikbaar. Er zijn drie grote doelgroepen: - eigen kiezers - bereikbare kiezers - onbereikbare kiezers We gaan ons in de eerste plaats richten op de eigen kiezer, en op de bereikbare, een beetje zwevende kiezer. En dan in die groep gaan we nog verder onderscheid maken in doelgroepen; bv jongeren; doelgroepen gebaseerd op eerder demografische kenmerken. We zijn nu wel aan het evolueren in de richting van psychografische kenmerken, die zich eerder op het benefit en het nut richten dat mensen hebben wanneer ze op een partij stemmen. Bv: onlangs campagne: „2000€ extra verdienen?‟, dat speelt dan in op hetgene mensen zouden kunnen hebben, het onmiddellijke resultaat dat ze krijgen wanneer ze op ons zouden stemmen, wanneer het VB mee zou deelnemen aan de macht.

Is er een concrete doelgroep waartoe de partij zich het meeste richt? Eigenlijk niet, we richten ons toch op de hele kiezersmarkt, op de hele Vlaamse bevolking. Dat is ook een beetje het verschil met de andere partijen; hoewel CD&V dat ook wel doet. Maar we zijn geen liberale partij; maar we hebben een aantal liberalere standpunten, en we zijn ook geen sociale partij maar toch hebben we een aantal sociale standpunten. Dat is iets wat duidelijk naar voorkwam op ons economisch congres in 2005, “Welvaart voor iedereen”, namelijk dat het VB een partij is voor de hele Vlaamse bevolking, dat zowel werknemers als werkgevers aan dezelfde kar wil laten trekken, omdat zij eigenlijk dezelfde belangen te verdedigen hebben.

Gebeurt het ook dat er specifieke campagnes plaatsvinden? Dat gebeurt, bijvoorbeeld op 1 mei-manifestatie: deze zal zich eerder richten op de werknemer, de arbeider. Maar nu ook bv geven we een aantal folders uit die gericht zijn op KMO‟s. Het gebeurt dus wel; het is niet zo dat we ons richten op één doelgroep, maar we trachten zoveel mogelijk doelgroepen te bereiken. Landbouwers hebben ook een aparte uitgave waarin we onze standpunten kenbaar maken.

86 Ik heb vernomen dat er drie doelgroepen zijn: Kleine zelfstandigen, horeca en landbouwers. Is dit inderdaad het geval voor deze verkiezingen? In deze verkiezingsperiode worden deze inderdaad extra bedeeld.

Weet u hoe deze situatie was in 2007? Toen hebben we dat niet gedaan denk ik, toen waren er zo geen aparte folders; maar dat durf ik niet zeker zeggen. Maar uiteindelijk is dat ook beperkt, in oplage bijvoorbeeld; het is moeilijk om met de middelen en mogelijkheden die we wettelijk mogen gebruiken, om massaal die doelgroepen te bereiken. De affiches en dergelijke moeten dus tamelijk algemeen zijn, een verkiezingsaffiche op grote oplage die enkel voor een doelgroep bedoeld is, dat zou niet efficiënt zijn. Het is de bedoeling dat je zoveel mogelijk mensen kan overtuigen; of eerder bereiken, want we gaan geen mensen overtuigen op basis van de affiches die we ophangen.

Proberen jullie vooral je eigen kiezers te houden, of ga je vooral nieuwe kiezers proberen aantrekken? En waar haal je die nieuwe kiezers dan, gaat daar onderzoek aan vooraf? Er is geen kwantitatief onderzoek gebeurd; daarvoor zijn geen bureaus ingeschakeld. Wat we wel doen is aftoetsen van het programma, van de standpunten, van de wijze waarop de partij overkomt; de perceptie bij mensen. Dat is dat we panelgesprekken, focusgroepen enzovoort op regelmatige basis doen samenkomen.

Mbt het positionering-segmenteringsbeleid: heeft u daar nog meer informatie over? Mbt positionering: we willen echt het verschil maken. Iets waar Bruno Valkeniers echt op staat is dat het VB zich kan onderscheiden obv stijl en kwaliteit; dat het Belang een partij is met kwaliteitsvolle politici die weten waarover ze het hebben; die heel nauwgezet en heel bewust bezig zijn met het vak. Dat staat een beetje in contrast met andere partijen, die gebruik maken van bekende Vlamingen. Wij vinden dat het programma moet primeren, en een bekende Vlaming kàn, maar dan moet die inhoudelijk iets bijbrengen. Het mag ook niet zijn dat je door het gebruik van BV‟s de geloofwaardigheid van de politiek naar beneden brengt.

Maar een politicus als Jean-Pierre Coopman, denkt u dat deze de geloofwaardigheid ten goede komt? Dat is een keuze die op dat moment gemaakt is, maar wij maken daar inderdaad ook gebruik van. Het is telkens een afweging die je maakt: iemand als Coopman op de voorpagina plaatsen maakt het blaadje veel toegankelijker; ze kunnen zich er sneller iets bij voorstellen. Aan de andere kan het er inderdaad toe leiden dat je ergens misschien bepaalde aspecten vant het figuur van Coopman laat insluipen in het profiel dat de partij heeft.

Het feit dat er geprotesteerd wordt tegen bekende Vlamingen, kan dat ook niet veroorzaakt worden doordat weinig bekende Vlamingen hun hoofd op het Vlaams Belang willen plakken? Is dit niet gewoon een excuus?

87 Ja, dat moeten we toegeven. Als er meer bekende Vlamingen zich zouden aandienen om het VB te ondersteunen, dan zouden wij daar ook meer gebruik van maken. Wij zijn ook pragmatisch genoeg om daar de voordelen van in te zien. Maar daar zijn natuurlijk voorwaarden aan verbonden, en de belangrijkste voorwaarde is dat zij inhoudelijk iets moeten kunnen bijbrengen, dat zij voldoende politieke kennis hebben; en dat hun profiel min of meer matcht met het profiel van het Vlaams Belang.

Denkt u dat dit bij andere partijen dan niet het geval is? Dat denk ik soms wel, ja. Als je soms ziet wat de meerwaarde is van enkele van die bv‟s voor de politiek, en voor het sérieux van de politiek; daar stel ik me soms wel vragen bij. Op de duur gaat het niet meer over de boodschap, maar over de communicatie over de boodschap; over de verpakking, veel meer dan over de inhoud. Het Vlaams Belang is daarentegen nog veel meer een echte programmapartij.

Wat vindt u typisch aan de stijl van het VB waar Valkeniers zo op hamert, die anders is dan bij andere partijen? De voorzitter wil samen met het Vlaams Belang op een ernstige, eerlijke manier aan politiek doen. Met kennis van zaken; betrouwbaar en rechtuit kwaliteit leveren waar de bevolking recht op heeft.

Zijn dit punten die jullie zelf moeten aanvoelen, of bestaat er een soort richtlijn voor? Deze zaken worden door Bruno Valkeniers gecommuniceerd, maar de meeste zijn ook terug te vinden in onze beginselverklaring.

Maar is er zo’n intern document? We hebben dus onze beginselverklaring, maar daarnaast beschikken we ook over een document waar onze huisstijl in uitgelegd staat. Hoewel dit laatste momenteel zich nog te veel beperkt tot een aantal grafische kenmerken. Ook tijdens mediatrainingen en debatcoaching wijzen wij onze mensen op de manier waarop zij zich moeten gedragen en welke accenten zij moeten leggen.

Welk percentage van het totale partijbudget wordt gebruikt voor campagnevoering? Zijn er gedetailleerde cijfers beschikbaar; bv geld dat naar folders, affichering, gadgets,… ging? Dat zal wel heel veel geld zijn. Dat is voor ons ook heel belangrijk natuurlijk, omdat we geconfronteerd worden met een boycot. Het is vaak de enige manier om de media te halen.

Hoe gaat de partij om met de mediaboycot? Wat doet zij om zich hier tegen te verzetten? Door bijvoorbeeld die VL-krantjes te gaan posten in alle brievenbussen in Vlaanderen, en door bijvoorbeeld ook buiten de verkiezingscampagnes blaadjes uit te geven. dit gebeurt meestal lokaal, maar daar staan ook altijd regionale, provinciale en nationale bijdragen in.

88 Vindt u dat andere partijen het makkelijker hebben, of meer nog, naar voor getrokken worden door de media? Is de situatie al verbeterd tegenover vroeger? De media is niet zozeer moeilijk tegen politici denk ik, maar wel echt tegen het VB. We worden hier bijna dagelijks mee geconfronteerd. Ik heb een aantal voorbeelden: Belga weigert ons foto‟s te verkopen uit haar gigantische archief; het weigert ons ook een abonnement te nemen op haar press-agenda, dat is een agenda waarop politieke partijen, bedrijven, culturele organisaties enzo activiteiten kunnen plaatsen. We houden ons aan de regulering maar Belga zei nee. Denk ook aan de Tsunami-actie.

Gebeurt dat nog vaak, zo’n dingen? En proberen jullie daar publiciteit aan te geven? Ja dat gebeurt vaak, en we proberen dat openbaar te maken, maar ook dat komt niet altijd terecht op de plaatsen waar het terecht moet komen. Recent ook het boek van Koen Dillen, een europarlementslid. Hij heeft veel kennis van de Franse politiek en schreef onder een schuilnaam een biografie van Mitterand. Onder een schuilnaam, omdat het anders niet gepubliceerd zou worden. Het boek kreeg heel lovende kritieken. Krijgt, eigenlijk, niet iedereen doet eraan mee. Maar op een bepaald moment werd dus bekend dat hij de auteur van het boek was; en nu zijn er een aantal boekhandels die zijn boek niet meer in de rekken willen leggen. Maar het feit alleen al dat hij een schuilnaam moet gebruiken om zijn boek te publiceren is toch heel erg. Maar ik ben hoopvol, ik denk dat er evolutie inzit. Meer en meer hoor je andere geluiden, ook bij de sociaal-culturele elite in ons land. Er zijn nu toch een aantal intellectuelen die openlijk kritiek uiten, die zeggen dat je met iedereen moet kunnen debatteren, dat er een open debatcultuur moet zijn.

Denkt u dat de situatie in de media verbeterd is tegenover vroeger? We hebben een tijdje gedacht dat het beter ging, dat was vlak na de naamsverandering. Toen konden we zelfs advertenties opnemen in de kranten. Maar dat wordt ons nu ook geweigerd, geen enkele krant wil van ons een advertentie opnemen. Op de vrt gebeurt het dat we aan bod komen, maar dat is toch niet zo vaak. We houden daar ook lijsten van bij, om die nadien te evalueren en te vergelijken met andere partijen.

Worden de resultaten hiervan naar buiten gebracht? We zullen op dat moment ook zien hoe we daarmee omgaan. Maar dat is nog niet beslist.

Rond de actie ‘mediawatch’ van Jurgen Verstrepen werd veel publiciteit gebracht, maar waar zijn de resultaten hiervan te vinden? Dat doen we nu dus opnieuw, maar niet zo gedetailleerd, dat was echt tot op de seconde opgenomen.

Bevestigde dat jullie vermoedens? Ja

89 Doen jullie nog moeite bij kranten om hierin te adverteren? Ja, telkens opnieuw wordt dat gevraagd. En telkens opnieuw weigeren ze. Geen enkele grote krant wil een advertentie opnemen; wel de kleinere zoals de Zondag, en reclameblaadjes; maar je weet niet of ze zoveel gelezen worden. En hier en daar is er een tijdschrift dat ook wil adverteren. We blijven proberen, want stel dat er een krant het spel correct wil spelen, dan zou het jammer zijn als we niet gereageerd hadden.

Wie is er het brein achter de stunts die het VB soms onderneemt? En behoren deze tot de stijl van de partij, of is het een pure noodzaak om de media te halen? Zij behoren tot de stijl van Filip Dewinter, hij doet meestal zo‟n dingen; maar het is ook een manier om de media te halen. Om het werk dat geleverd wordt door parlementsleden in de media te brengen. En natuurlijk om de belangen van onze kiezers te verdedigen en onze boodschap uit te dragen. Denk bijvoorbeeld aan persberichten waarbij elke verwijzing naar VB‟ers die hieraan meegewerkt hebben eruit gehaald wordt. Soms zijn dat onnozele artikels, maar vaak zijn het ook dingen waarbij een goede, noodzakelijke tussenkomst van een VB‟er verzwegen wordt. Dit gebeurt niet altijd hoor, sommige zaken worden ook correct weergegeven. Maar het gebeurt nog te vaak om dit aan toeval te wijten, er zit een strategie achter.

Is Dewinter het brein achter de stunts? Ja, achter veel van die dingen wel. Hij is enorm gedreven, energiek en dynamisch; zijn brein staat geen tel stil. Maar hij staat zeker niet alleen.

Wordt hierover actief gediscussieerd? Soms wel, dan kijken we in onze agenda en zien we dat er ergens een stunt gepland moet worden; maar vaak zijn deze actualiteitsgebonden en is er geen tijd om er vergaderingen over te houden.

Mag Dewinter dan zelf beslissingen nemen? Hij neemt dan uiteraard contact op met Bruno en de rest van het partijbestuur. Het is dus niet zo dat hij dat alleen beslist, maar hij reikt het vaak wel aan en neemt dan contact op met de voorzitter en nog een aantal andere mensen binnen de partij. Soms is er geen tijd voor ruim overleg, wanneer er kort op de bal gespeeld moet worden. Maar snelle communicatie is de dag van vandaag zeker geen probleem.

Worden deze stunts ook geboycot door de media? Als zij hier genoeg actualiteitswaarde in zien niet. In het algemeen lukt het wel om daarmee de pers te halen.

Wordt er soms te extreem gehandeld om toch de media te halen?

90 Soms wel, maar wat is extreem. Het Vlaams Belang is geen extremistische partij, wij zijn wel radicaal in de verdediging van de belangen van alle Vlamingen. Dat wil zeggen dat wij niet bereid zijn in ruil voor postjes compromissen af te sluiten. En ja, soms moeten wij radicale acties voeren om de media te kunnen halen.

Wat met afzonderlijke militanten die op eigen houtje actie ondernemen? Wordt dit, zoals vroeger, aangemoedigd; of verzet de partij zich hiertegen? Uiteraard kan het niet wanneer individuen in naam van de partij acties ondernemen zonder dat dit gecoördineerd is met hogere niveaus.

Dit is dus helemaal anders dan in de begindagen? Ja, nu verloopt alles wat de campagne betreft via de regio en de campagneverantwoordelijke. Het zou nogal hectisch en onoverzichtelijk worden als iedereen kon doen wat hij wou.

Voert het VB een bepaalde permanente campagne (denkt de partij dat het belangrijk is het hele jaar door campagne te voeren), of houdt het zich eerder bij short campaigns? Er is een permanente campagne. Elk jaar wordt er bv ook een groot inhoudelijk congres gegeven. We hebben bv ook de lokale blaadjes, die het hele jaar door (uitgezonderd de campagneperiode) uitgedeeld worden. Er is ook een webstek waar dagelijks vier of vijf bijdrages opgezet worden. Er zijn ook tussentijdse campagnes, affichecampagnes; maar die hangen dan weer af van de actualiteit.

De campagne met de bokshandschoen is terug vanonder het stof gehaald, hoewel Wim Wienen in 2001 nog beweerde dat de omstandigheden veranderd waren, dat de partij zichzelf een zachter imago aanmat. Het is niet juist te stellen dat de bokshandschoen terug van onder het stof gehaald is. Je kan een bokser moeilijk met een ander attribuut voorstellen dan met de bokshandschoen. Jean Pierre Coopman was een manier om ons te kunnen profileren, om het onderscheid te maken. Uiteindelijk is het ook maar een aspect, dat belicht werd in de campagnevoorstelling van het eerste VL-krantje. Maar het heeft wel veel nieuws gehaald, en niet iedereen was hier even tevreden mee.

Is het imago van de partij zachter geworden? Zachter ja, ik zou eerder zeggen dat het Vlaams Belang zich de laatste jaren zich zowel in de breedte als in de diepte heeft ontwikkeld. Dit heeft als resultaat ook dat het imago wat zachter wordt, dat we meer mensen aanspreken, dat sommige zaken genuanceerder worden aangebracht. Maar vergis u niet, wij zijn en blijven een radicale anti-establishment partij die Vlaanderen van onderuit als echte onafhankelijke democratie wil opbouwen. Bij de naamsverandering had het Vlaams Blok/Vlaams Belang reeds een lange weg afgelegd. Het 70- punten plan was onder andere al enkele jaren naar de prullenbak verwezen. Wat imago betreft, zijn er nu niet zo heel erg veel verschillen met 2004.

91 Welke strategie zit er achter het zachtere imago? Meer mensen bereiken; bepaalde doelgroepen, zoals vrouwen, zal je niet bereiken door harde slogans te gebruiken. Ook het programma heeft eigenlijk niet echt meer iets waarvan je kan zeggen dat het erover gaat. De meeste van onze programmapunten zijn trouwens in grote mate overgenomen door andere partijen. Wel een beetje aangepast, misschien ook taalgebruik dat veranderd werd, maar toch.

Nu Lijst Dedecker zijn opgang kent, worden er misschien VB-kiezers weggesnoept. Denkt Vlaams Belang dat dit gevolgen heeft voor haar electorale resultaten, en zo ja, wat doet ze eraan? Gaat ze op een andere manier campagne voeren? Er zullen wel mensen zijn die zich laten leiden door de manier waarop hij zich kan presenteren als een zweeppartij; ook zoals het VB een beetje is; maar met dit verschil dat LDD niet in het cordon zit. Mensen kunnen misschien gaan denken „ik stem al 30 jaar op het VB, maar die zitten in het cordon; een stem op LDD zou weleens nuttiger kunnen zijn‟. Dus dat is wel een ernstige bedenking waar wij mee spelen en op proberen te reageren; wat niet makkelijk is, maar toch wel haalbaar.

En hoe proberen jullie daarop te reageren? We voeren geen oorlog tegen LDD, dat is niet de bedoeling, maar wij wijzen er wel op dat zij niet erg betrouwbaar zijn; dat het wel eens een eendagsvlieg zou kunnen zijn. Ook dat het een heel liberale partij is, en het VB is dat niet. Het is ook een partij met veel intern geruzie. Waar er ook een grote spagaat is tussen hetgeen ze zeggen en wat ze doen. En dat maakt o.a het grote verschil met Vlaams Belang. We hebben er dus niet heel erg veel schrik van. NVA is ook een concurrent, en die leunt eigenlijk heel dicht aan bij het VB.

Gaan jullie dan je eigen Vlaamse standpunten benadrukken om hierop te reageren? Om het verschil te maken, misschien, maar we hebben dat altijd al gedaan; dus het is niet echt om het verschil te maken. We zijn nu al zo lang bezig met deze thematiek, we willen de geesten van de mensen hiervoor rijp maken; maar NVA heeft ook zo haar verdienste daarin, in het kartel met CD&V hebben ze daaraan gewerkt.

Wat wil het VB bereiken met haar soms provocerend gedrag? We moeten wel, omdat we anders niet aan bod komen in de pers. Dus stunts, provocaties, soms ook hard taalgebruik… maar provoceren is niet altijd verkeerd, soms moet je eens op tafel slaan, het contrast maken tussen het VB en een andere partij; zeggen waar het op staat. Soms is dat niet leuk om te horen, maar er moet toch iemand de boodschap brengen, zeggen welke zaken er leven bij de mensen. Dat is ook een verdienste van het VB uiteindelijk, om onverbloemd datgene te zeggen waarmee mensen omgaan; wat hun bezorgdheden, noden en behoeften zijn.

92 De mediaboycot lijkt heel wat impact te hebben op de stijl van het VB Ja, we gaan zoeken naar een manier om dit te omzeilen. De media is natuurlijk heel belangrijk.

Wil het VB vooral zich onderscheiden, of wil het de media omzeilen? Onderscheiden met andere partijen niet zozeer: het onderscheid gebeurd op basis van ons programma, en de manier waarop we proberen daarin rechtlijnig te zijn. Dus die provocaties, stunts, dienen toch in de eerste plaats om de media te halen.

Toegepast: als het VB een initiatief als de illegalofoon lanceert, wil het dan echt illegalen helpen om terug te keren, en heeft het ooit geprobeerd om deze mensen ook effectief te bereiken; of moest vooral de Vlaamse kiezer dit initiatief leren kennen? In de eerste plaats heeft dit tot doel de bevolking te wijzen op het desastreuze beleid van de regering. En indien mogelijk, willen wij daarmee ook zoveel mogelijk illegalen bereiken. De vraag of je op die manier illegalen bereikt is een pertinente vraag. Je weet niet in hoeverre ze de taal machtig zijn enzovoort. Het is een Antwerps initiatief van Filp Dewinter, waar ik verder niet over meer precieze informatie beschik.

Het is vergelijkbaar met de Marokkotrip, waarbij vooral de Vlaming de boodschap te horen moest krijgen. Het is niet ongebruikelijk om op die manier onze boodschap te verspreiden. Als oppositiepartij moet je zo‟n dingen doen om je boodschap over te brengen naar de mensen. En ook de mogelijkheden aanbrengen die er zouden kunnen zijn wanneer ons programma wordt uitgevoerd.

Hoe zou het VB haar propagandastijl definiëren? Wat het verschil maakt met andere partijen bijvoorbeeld? Kort op de bal spelen, geen taboes uit de weg gaan, richten op heel de Vlaamse bevolking; enerzijds imago en anderzijds inhoud van de partij koppelen.

Waarin zit de kracht van de campagnes? Bij de militanten; we hebben een zeer uitgebreid netwerk. De manier waarop de partij gestructureerd is en waarop we alle militanten kunnen bereiken bv. We zouden in een week het hele land kunnen volhangen met eenzelfde affiche dankzij die militanten. En dat is vooral te danken aan hun inzet, en hun geloof in de partij en haar doelstellingen en programma.

Denkt u dat de militanten van de partij meer geloven in de partij? Ja, of toch in het programma van de partij; de partij is eerder het middel om hun doel te bereiken.

Wat maakt het VB zo uniek tov andere partij in haar communicatiestrategie? Dat we meer dan andere partijen vastzitten in een cordon en niet de mogelijkheid hebben om bijvoorbeeld advertenties te kunnen opnemen in de media. Dat we naar andere middelen moeten grijpen; zoals het

93 provocatieve en die stunts. Dat we tegelijk ook proberen kwaliteit te gaan zoeken en te benadrukken. Er is geen personencultus in de communicatie, maar het beleid en programma moeten centraal staan.

Voor de verkiezingen van 2007 werd er niet één iemand naar voor geschoven, zoals wel bij de andere partijen het geval was. Is daar een reden voor? We willen niet zozeer kopstukken naar voor schuiven. Die zijn natuurlijk wel belangrijk, we kunnen en willen ook niet zonder, omdat enerzijds het product dat een partij verkoopt – een programma – geen tastbaar product is, maar een dienst. Aangezien dat niet tastbaar is, is het ook voor veel mensen moeilijk te vatten: „wat willen ze nu juist zeggen?‟. Als je daar een gezicht op kan plakken is dat voor mensen wel vaak bevattelijker. Dus vandaar dat die gezichten wel belangrijk zijn, maar niet het belangrijkste.

Boodschappen worden vaak gesimplificeerd. Heeft dat iets te maken met het profiel van de kiezer, of zijn er andere redenen dat er niet rond de pot gedraaid wordt? Dat is gewoon duidelijk zijn in de communicatie; zeggen waar het op staat. En een slogan is per definitie een simplificering.

94 Bijlage 3: Interview met Frans Wymeersch Functie: Partijraadslid Vlaams Belang

Hoe ziet het communicatieorgaan van de partij eruit, en wie staat er aan de leiding? Het hoofd communicatie is, zoals alles bij ons in de partij, de partijvoorzitter. Naast hem is er nog een officiële woordvoerder, dat is Joris Van Hauthem. Hij doet de relaties met de pers; als men bijvoorbeeld via de VRT of VTM iemand wil uitnodigen voor een debat, voor de Zevende Dag ofzo, dan passeert dat allemaal via Joris Van Hauthem. Speciale, dringende, politiek zeer belangrijke communicatie wordt automatisch bijna altijd door de partijvoorzitter gedaan. Maar de normale structuur is dus de partijvoorzitter met Joris Van Hauthem, vanuit de partij. Dan heb je nog de communicatie vanuit de politieke fracties. Zoals bij ons in het Vlaams parlement is dat Filip Dewinter, die daarvoor een of twee personen heeft die de perscommunicés verspreiden, die contacten hebben met de pers; enzovoort. Dat zijn Bart Debie en Wim Wienen. Maar het is de fractievoorzitter die communiceert, die de communicés opmaakt; en zij die het doorspelen tussen de persorganen en de fractievoorzitter. In de Kamerfractie is dat juist het zelfde, daar heb je Gerolf Annemans, met zijn persoonlijke woordvoerder. Voor de senaat is dat minder belangrijk, die heeft minder gewicht; en hier is dat Joris van hauthem, die ook al woordvoerder is voor de partij.

Wie beslist er wat er aan bod komt, en hoeveel inspraak hebben de andere partijleden? In de partij, in het partijbestuur, zijn een aantal taken gedelegeerd. Bijvoorbeeld de dienst organisatie en de campagneverantwoordelijke, was vroeger altijd Dewinter. Is nog, in theorie, hij; maar vermits de partij gegroeid is en het partijbestuur uitgebreid, komt Dewinter met zijn ideeën, zijn concept naar het partijbestuur; en daar wordt het dan gewikt en gewogen en eventueel bijgestuurd. Maar je kan wel zeggen dat de ideeën voor de campagne, zeker het visuele (het inhoudelijke is voor het partijbestuur); maar het visuele en de manier waarop (affichage, advertenties, manifestaties en randmanifestaties); dat is allemaal de verantwoordelijkheid van Dewinter, die zich laat bijstaan door een aantal mensen die er iets van kennen; zowel vanuit de partij als externe raadgevers, die niet gebonden zijn aan de partij maar dus vrijblijvend ideeën of raad aanreiken. Wat Filip wel doet, als hij een campagnebeeld voor ogen heeft, is aan derden, ook uit de privésector, het idee te laten bekijken, om te zeggen wat zij ervan denken. Dus het beeld, de slogan etc dat is Filip Dewinter. De externe hulp zijn bijvoorbeeld Eric Deleu, heeft een reclamebureau; daar legt hij wel eens iets aan voor, en dan hebben we ook de reclamegoeroes zoals Wim Schamp; maar die geven gewoon advies, of het idee wel of niet overkomt. Dus het campagnebeeld en de slogan die ze voor 2009 hebben, is nu ook van Dewinter; slogan is „dit is ons land‟, het beeld wordt een kind, de ondertitel wordt „Vlaams Belang: rechtuit betrouwbaar‟.

95 Worden er op lokaal niveau ook acties ondernomen? Ja; vorige week in de partijraad werd het campagnebeeld voorgesteld; en dit moet ook goedgekeurd worden door de partijraad, zij mogen daar kritiek op geven en kunnen ook ideeën of wijzigingen aanbrengen; wat in de praktijk meestal niet gebeurd. En dat komt dan naar de regio‟s en de lokale afdelingen. Het stramien is zo dat in alle geledingen hetzelfde campagnebeeld wordt gebruikt; zeker bij nationale of Vlaamse verkiezingen. Voor regionale campagnes kunnen daar nog andere dingen bijgevoegd worden, kunnen er andere affiches gemaakt worden, maar dat beperkt zich meestal tot persoonlijke affiches, waarbij de topkandidaten de toelating kunnen krijgen een thema-affiche te laten maken met een eigen foto of slogan; wel mits toestemming van de verkiezingscel, onder leiding van Valkeniers en Dewinter.

Hoort het organiseren van stunts daar ook bij? Natuurlijk zijn er bepaalde dingen, acties om de pers aan te trekken; om in het nieuws te komen, als je zoals ons soms weinig in de media komt. Daar moet je wel geluk mee hebben; soms komt de pers er bijvoorbeeld niet op af. Vorige verkiezingen was er een actie van Dewinter; of dat een stunt was of niet laat ik in het midden; met zijn persiflage op de „zonder haat straat‟; de zonder jihad straat; dat is in het nieuws geweest, maar eigenlijk stunts in het wilde weg gebeuren er eigenlijk niet; het moet allemaal binnen de krijtlijnen van de campagne blijven. En daar kijkt men nogal zeer zeer zeer zeer nauw op toe. Daarin worden we nogal zeer strak geleid. Oorzaak en gevolg dat we binnen een bepaald kader werken; omdat alle campagnemiddelen, laat ons zeggen 80-90% ons door de partij worden aangereikt, nationaal, om ons de uniformiteit en de conformiteit met het campagnebeeld te doen volgen; dus de beweegruimte die lokale kandidaten of lokale of regionale afdelingen hebben is vrij miniem, omdat het materiaal en de mogelijkheden die we aangereikt krijgen door de partij zelf, zo uitgebreid en veelvuldig zijn dat het een averechts effect zou hebben moest er nog meer komen. De mensen zijn niet gediend met elke dag drie pamfletten van dezelfde partij; een of maximum twee per week is voldoende, anders krijgen ze daar een aversie van. Het is ook daarom dat de partij een eigen dienst heeft die alle affiches, alle folders, alle uitgaven zelf op papier zet; met een eigen juridische dienst en leescommies; een eigen dienst, desktop publishing, die de lay-out maakt voor alle affiches, alle folders; alle propagandamiddelen, ook van de lokale besturen. Dus als men bv in Sint-Niklaas iets wil doen, dan gaat dat naar de leescommissie. Er zijn twee dingen, zowel taalkundig als juridisch als inhoudelijk (wordt er niet gevloekt tegen het eigen partijprogramma) en dan wordt dat doorgespeeld naar de diensten die de layout verzorgen. En dan hebben we de keuze: ofwel maken we gebruik van de drukkers of de drukker die expliciet voor de partij werkt; ofwel krijgen wij de CDROM met alle affiches, zodat wij dus lokaal onze plan kunnen trekken. Dus in theorie wordt er niets gepubliceerd of geafficheerd zonder dat het voorbij de „Madou‟ is gepasseerd. Dit staat allemaal in het draaiboek; dit krijgen ze elke verkiezing van de partij; gaat van algemene richtlijnen tot zelfs kleuren; met technische informatie voor de drukker; bv „het is dat soort geel‟ of „dat soort oranje‟, alles moet zó geconcipieerd zijn en niet zo of zo. Het is heel strak georganiseerd en geregisseerd, maar dat heeft ook zijn belang. Ten eerste de eenvormigheid en de eenduidigheid in Vlaanderen; en ten tweede is het een soort van controle dat er geen zotte dingen gebeuren.

96 Worden deze stunts dan bewust georganiseerd? Als er acties gebeuren, worden deze zorgvuldig georganiseerd; worden daar spandoeken voor gemaakt enzo. Daar hebben we ook onze eigen logistieke dienst voor; die alles uittekent enz. Dat wordt overwogen; een stunt is een stunt maar hij moet geloofwaardig overkomen en geloofwaardig zijn; en moet inpassen in een campagne. Er gebeurt dus helemaal niets zonder de zegen van het partijbestuur. Onrechtstreeks is Dewinter, zeker voor de volgende verkiezingen waar hij fractievoorzitter is van het parlement; maar ook voor andere verkiezingen zoals de kamer en gemeenteraadsverkiezingen komen de meeste ideeën van hem, passeert via dienst organisatie waar hij het hoofd van is. wat zit daar allemaal onder: de regionale secretariaten zoals dit; de desktop publishing; het drukken en opmaken van allerlei brochures,… dus alles wat met propaganda en organisatie van de partij op het terrein te maken heeft ressorteert onder Dewinter. Maar, dat geef ik toe, waar het vroeger Dewinter meestal alleen of in samenspraak met de partijvoorzitter was; is het nu zodanig geëvolueerd dat het volledige partijbestuur zijn zegje heeft. Dat is dus een bijsturing die de laatste twee jaar is gebeurd.

En hoe is die evolutie er gekomen? Hier was geen directe aanleiding voor; maar het partijbestuur is na de laatste verkiezingen uitgebreid; de partij is gegroeid en iedereen heeft zijn eigen ideeën; de partij wordt beter, gedetailleerder uitgebouwd; en dan is het nodig dat de nieuwe mensen, die ook goede ideeën hebben, ook aan bod komen. En dat gebeurt via de partijraad.

Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd bij haar communicatie? De eerste strategie is de partijpolitiek: we willen de partij in het politieke landschap zo sterk mogelijk naar voor brengen. Met andere woorden: de eerste taak is de verkiezingen winnen. Maar bij ons komt daar ook nog iets ander bij, evenwaardig hieraan; namelijk de ideeën van onze partij laten doordringen. En ik denk dat we daar de laatste 4,5,6 jaar goed in geslaagd zijn; heel wat politieke partijen hebben een aantal ideeën quasi of zo goed als volledig overgenomen. Denk bijvoorbeeld aan de VL-campagne, waarbij het logo en de naam van de partij ietwat achterwege bleven; we hebben dus vooral gewerkt met het VL-logo en de leeuwenvlag als dusdanig. In Sint-Niklaas alleen al zijn bijna 2000 leeuwenvlaggen verspreid; de VL- campagne is manifest aanwezig geweest. Als je bv kijkt hoeveel wagens er met het VL-logo rondrijden; meestal goed wetende dat het van het Vlaams Belang komt… maar het verlaagt de drempel, en het geeft onze ideeën meer toegang tot iedereen. Dus het VL-beeld wordt meer en meer gekoppeld aan het Vlaams Belang en omgekeerd; en dat was de bedoeling. We hebben de laatste jaren dus vooral op de ideeën gespeeld; en nu de verkiezingen in aantocht zijn, komen de partijnaam en het logo meer naar voren.

Zijn de partijbudgetten groot in vergelijking met het totale partijbudget? Het exacte bedrag weet ik niet; maar dat loopt in de mil-joe-nen. Het totale partijbudget dat we aangereikt krijgen voor onze campagne. Het gaat over heel veel geld; alleen al de postbedeling kost 7 cent per VL- folder; en er zijn al bijna 2 miljoen brievenbussen in Vlaanderen. Het staat de kandidaten vrij om uit eigen

97 zak uitgaven te doen; maar er is een maximum te spenderen bedrag en dat wordt verdeeld a rato van de kandidaten. De kosten van de partij worden dus verdeeld over de partij en de kandidaten. Het gaat om een heel groot budget; daarom dat er zoveel campagnes zijn: nationaal; provinciaal; regionaal; lokaal,… Het is een hele machine die begint te werken.

Is er een concrete doelgroep waartoe de partij zich richt? Er is een algemene, maar er zijn ook doelgroepen. Wat wij uit de Vlaams Parlementfractie gedaan hebben, dat zijn drie doelgroepen die we het afgelopen jaar al bewerken:

I. De sociale huurders: krijgen om de twee à drie maand een tijdschrift/pamflet over de problematiek die hen aanspreekt II. De middenstanders en horeca; die ook rond die problematiek een blad krijgt om de zoveel tijd III. De land- en tuinbouwers: krijgen ook zo een pamflet

Op lokaal en regionaal vlak is het ook mogelijk dat mensen zich op hun gespecialiseerde doelgroep richten; maar dat is dan meer kandidaatgeboden. Bv iemand die veel ervaring met de horeca heeft die zich daar op richt. Maar dat wordt regionaal bepaald, dat is vrijblijvend. Bijvoorbeeld bij de lokale verkiezingen speelt dat meer; daar hebben ze zich in Sint-Niklaas gericht op jongeren (de eerste kiezers) en op senioren. Bijvoorbeeld in Antwerpen is er al een jaar lang een campagne bezig waarbij jongeren tussen de 18 en 22 jaar regelmatig, bijna wekelijks, dancings en praatcafés bezoeken en daarbij gadgets uitdelen. De eerste kiezers zullen ook nog eens apart aangeschreven worden; maar dat is dan ook afhankelijk van het budget. Zij worden ook aangeschreven en –gesproken door jonge mensen. Maar dat is doelbewust; het is daarom ook dat ze op alle lijsten jonge, zelfs zéér jonge kandidaten zetten. Onze jongste kandidaat moet nu nog 18 worden. Ze worden niet onmiddellijk aan de partij gelinkt: het is ook drempelverlagend; bv financiële perikelen worden op een begrijpelijke manier naar jonge mensen overgebracht. Dan moet je niet beginnen over belastingen enz.; alles wordt op een verstandige en begrijpelijke manier van jonge mensen naar jonge mensen overgebracht. Bijvoorbeeld flyers, aanstekers etc worden uitgedeeld; ook door die jonge mensen zelf, zij weten immers het beste wat leeft onder jongeren. Ook deze jongeren staan onder leiding van Dewinter; hij houdt zich daar niet heel de tijd mee bezig maar coördineert wel; bv de dochters van Dewinter gaan de dancings af. Het imago van strakke, ouderwetse, conservatieve partij willen ze weg krijgen; ze hebben genoeg jonge mensen die goed overkomen en weten waarover ze het hebben.

Waar halen jullie die jonge mensen? Dat zijn zoons en dochters van mandatarissen, leden, jonge mensen die lid worden van VB of VB jongeren en die het nuttige aan het aangename koppelen. Dat gaat heel natuurlijk mee. Zij kunnen zelf initiatieven

98 aannemen; zij hebben de ideeën; denk bv aan de dochters van Dewinter: zij weten echt waarover ze het hebben. Iedereen heeft zijn taal; zijn manier van werken, en hoe ze communiceren. Je maakt gebruik van de middelen die je hebt. Dat dancingbezoek gaat onder de titel „Flanders Nation‟. Beperkt zich wel hoofdzakelijk tot Antwerpen en een stukje Oost-Vlaanderen en Vlaams Brabant. Zij dragen een zwarte T-shirt met gestyleerde gouden letters, waarop „Flanders Nation‟ staat. Ze delen vanalles uit maar geen xtc-pillen (lacht).

In hoeverre worden jullie geboycot door de media? Dat begint zeer zwaar door te wegen; de laatste twee weken gaat het iets beter; maar als we op vlak van tv kijken komen we verhoudingsgewijs amper aan bod in verhouding tot andere partijen die veel kleiner en belangrijker zijn dan wij. Ook als het echt om relevante info gaat; zoals initiatieven in het parlement etc, komen wij niet aan bod. Hier in Sint-Niklaas is het, op lokaal vlak, echt zeer erg: na de gemeenteraad vind je nooit iets terug over vragen of problemen vanuit het VB. Dat hebben ze in de loop van de jaren proberen ondervangen door de lokale bladen, die zeer belangrijk zijn in de communicatie; waarbij wij om de drie maand op kosten van de partij een lokaal blad kunnen uitgeven om naar iedereen onze aanwezigheid in gemeenteraden etc te kunnen communiceren. Als men het niet in de pers leest wat ze doen, lezen ze het in hun eigen partijblad. De laatste jaren wordt ook gebruikt van de nieuwe media; bv met filmpjes op YouTube, een eigen zender olv Jurgen Verstrepen die werd uitgezonden vanuit de VS… maar die is spaak gelopen omdat het niet opbracht wat het kostte. En daarom is Verstrepen ook afgehaakt: omdat hij zijn speelgoed niet meer mocht houden. Onze nationale website wordt ook zeer frequent bezocht en dagelijks aangepast. Vroeger was er ook, maar dat is nu afgeschaft; de uitzending voor derden op de vrt; waar politieke partijen aan bod kwamen. Deze zijn een aantal jaar geleden afgeschaft; maar wij hadden daar dus echt een eigen ploeg voor, met camera‟s enzo; die ploeg is blijven werken, ze maken bijvoorbeeld ook interviews rond parlementaire bijeenkomsten enzo.

Zijn er nog andere acties die jullie moeten ondernemen om toch aandacht van het publiek te krijgen? Als politieke partij drijf je ook mee op de actualiteit; als er iets gebeurt moeten we binnen het uur klaar staan om daarop te reageren. Maar het is de taak van de dienst organisatie en de verantwoordelijken om daar onmiddellijk op in te spelen. Het groeit spontaan wie erop reageert: Vlaams meestal Dewinter; voor de bankenaffaire Gerolf Annemans,… daar is geen vast patroon in; dat gebeurt op normale, natuurlijke wijze.

99 Bijlage 4: Interview met Wim Wienen Functie: wetenschappelijk medewerker verbonden aan de VB-fractie ih Vlaams Parlement Daarvoor persmedewerker van ongeveer 1998 tot 2004

Hoe ziet het communicatieorgaan van de partij eruit? Wie staat er aan de leiding? Nu werken we met een persdienst, waar een persverantwoordelijke zit, die rechtstreeks werkt onder de partijvoorzitter en de woordvoerder. De woordvoerder is nu Bruno Valkeniers, de perswoordvoerder is al sinds jaar en dag Joris Van Hauthem, de senator van onze partij. En daarvoor werkt dan de persverantwoordelijke, die zich vooral met het mee opstellen van persconferenties, persberichten en dergelijke. Eigenlijk werkt deze dus rechtstreeks onder die twee personen. Met de verkiezingen is dat iets anders; onder het gezag van Bruno Valkeniers is onze persdienst aanzienlijk uitgebreid. We werken met verschillende mensen, omdat ook het takenpakket is uitgebreid; in die zien van debatten, mediacoaching enzomeer. Maar dat is eigenlijk de communicatie, maar dan heb je natuurlijk ook de communicatie via de website. Die staat eigenlijk naast de toenmalige persdienst. Daar is een redactie die zich bezighoudt met de artikels die op de website en dergelijke komen, die zich ook bezighouden met onze huis-aan-huisbladen, en daarnaast heb je dan ook nog de redactie van het VB-magazine, wat eigenlijk een soort interne communicatie is. Ik zeg niet dat het maandblad nooit bij niet-leden terecht komt, maar dat is vooral een ledenblad, dat is toch eerder interne communicatie. Maar intussen zijn die diensten, een jaar geleden, gesplitst in diensten van interne communicatie en externe communicatie.

Wat doet de interne communicatie precies? We hebben een elektronische nieuwsbrief, we hebben het VB-magazine, we hebben zaken waarmee de afdelingen geholpen worden; voor het schrijven van teksten enzomeer. Dat is waar zij zich vooral mee bezighoudt. Ook het op de hoogte houden van medewerkers, van interne standpunten en persberichten enzovoort.

Wat doet de dienst organisatie precies? Is er een verschil met de campagnecel, of is deze laatste een deel ervan? De campagnecel staat daar los van, maar het is natuurlijk logisch dat de campagnecel zich ook ledig houdt met het uitwerken van de communicatie, van de campagne. Maar de campagnecel is samengesteld onder het voorzitterschap van Filip Dewinter, en daar zitten ook mensen van de dienst organisatie in; die mee campagnes gaan uitdenken, gaan ontwikkelen; mee ook de prijs berekenen van wat een campagne gaat kosten. En die gaan dan, met het besluit van wat te doen, naar het partijbestuur; krijgen daar het fiat voor hun campagne te doen, en gaan dan terugkoppelen naar de dienst organisatie, die eigenlijk instaat voor de uitwerking en het praktisch omzetten van de campagne; folders en dergelijke meer. Onze dienst organisatie werkt ook doorheen het jaar los van de campagnes verder, dat is de dienst die zich ook bezighoudt met de lokale afdelingen, die instaat voor de organisatie van congressen en meetings; al dat soort dingen doet de

100 dienst organisatie, los ook van verkiezingscampagnes. Voor de verkiezingscampagnes heb je de verkiezingscel die een en ander uitdenkt, en de dienst organisatie die dit verder in de praktijk uitzet.

En dus overlappen de medewerkers van de campagnecel met deze van de dienst communicatie? Ja, daar zitten de verantwoordelijken van de dienst organisatie in, het hoofd van onze DTP-afdeling zit er bij bij die vergaderingen; en zo heb je dus eigenlijk een top-down organisatie om die campagne gestalte te geven.

Worden er daarnaast ook externe bureaus gebruikt? Nee, we hebben nooit externe bureaus gebruikt en zullen dat voor zover ik weet ook niet doen; omdat wij van mening zijn dat we nog altijd alle creativiteit en kunde in huis hebben om dat zelf te doen; en omdat we ook bij andere partijen hebben vastgesteld, die wel met reclamebureaus werken; die laat ons zeggen de ene dag reclame uitwerken voor een wasmiddel; niet altijd even geschikt is om een politieke campagne uit te werken. Onze mandatarissen, onze parlementsleden, hebben redelijk veel contact met de mensen en staan er vaak tussen, waardoor ze goed weten wat er leeft en dus ook zeer goed hoe ze moeten vertalen hoe een politieke campagne leeft in een beeld, in een slogan enzomeer. Dus we hebben dat altijd in eigen beheer gedaan. Wat niet wil zeggen dat we wel met reclamebureaus werken om, ik zeg maar wat, bv de precampagne die we hebben gehad, reclameborden te bestellen, dus de 2m² borden. U weet dat de kranten niet voor ons werken; VUM, concentra en dergelijke weigeren allemaal advertenties van het Vlaams Belang; maar dat is dus niet het geval voor de Zondag of de Streekkrant. Het reclamebureau dat wij gebruiken is eerder bezig met praktische zaken dan met het uitdenken van campagnes; dat doen we allemaal binnen de eigen partij.

Ik heb ook vernomen dat Wim Schamp soms raad geeft aan de partij? Nee, dat is absoluut niet waar. Misschien dat hij tussen pot en pint een van onze mandatarissen of kopstukken als hij ze tegenkomt wel eens raad geeft; maar daar is geen medewerking tussen Wim Schamp en het VB. En ik denk ook niet dat Wim Schamp behoefte heeft om met ons samen te werken, omdat dat eerder contraproductief zou zijn voor zijn communicatiebureau.

Organiseert de dienst vorming vaak vormingssessies? En wat is de inhoud van deze sessies? Ja, dat doen zij een heel jaar door. Ook over meer praktische zaken bijvoorbeeld, als er een nieuwe afdeling ergens wordt opgestart rukken zij uit om aan die nieuwe mensen die in die afdeling werken uit te leggen hoe een verslag wordt opgemaakt enzo. Allemaal praktische zaken. Maar zij geven natuurlijk ook politieke vorming over Vlaams Onafhankelijkheid, over de vreemdelingenproblematiek en dergelijke meer. Zij doen dit het hele jaar door, dat is niet zozeer verbonden met de campagne. Wat wel al eens gebeurt is dat er in aanloop van de verkiezingen tijd wordt uitgetrokken voor mediatraining, omgaan met de pers, spreken in het openbaar; dat soort thema‟s; die dan meer gegeven worden dan anders. Maar ook in de loop van het jaar komen die thema‟s voor; maar laat ons zeggen dat het iets intensiever is in de aanloop van de

101 verkiezingscampagne. Maar die werken dus ook het hele jaar door, dat staat eigenlijk een beetje los van de verkiezingscampagne.

En voor wie is deze vorming bestemd? Voor iedereen die dat wil: elke afdeling kan vragen om een vormingssessie in te zetten; een fractie kan dat vragen; eender wie die wil binnen de partijstructuren. Bv een gemeenteraadsfractie die voor het eerst verkozen is en graag wat meer uitleg wil, stel dat zij voor het eerst voor een begroting staan; dan kunnen zij info krijgen over die begroting. Dat is allemaal mogelijk. Dus de dienst vorming is voor alle geledingen binnen de partij.

Kan u iets meer vertellen over ‘the flemish republic’? Dat staat ook volledig los; van vorming, dienst organisatie en van de verkiezingscampagne. Dat is een initiatief dat we genomen hebben omdat we hebben vastgesteld dat ook in het buitenland er zeer veel vooroordelen waren over onze partij; en dat komt natuurlijk omdat in het buitenland de mensen in het algemeen niet veel Nederlands kennen, en zij in het algemeen dus toegewezen zijn op Franstalige kranten zoals Le Soir en La Libre Belgique; met als gevolg dat er heel veel misverstanden bestaan over wat nu het VB is, waar het voor staat, en wat het wil. In dat kader hebben we het initiatief genomen om een soort blad in het leven te roepen waarin we in het engels uitleggen waarmee we bezig zijn; wat onze standpunten zijn; wat we willen uitleggen; om het publiek in het buitenland te informeren wat het Vlaams Belang is. Dat is specifiek naar buitenlanders toe.

Bestaat dit initiatief al lang? Ik schat dat het ongeveer 2002-2003 was toen dit gestart werd. Dat was ook nog onder Frank Vanhecke als voorzitter.

Worden externe bureaus dan enkel gebruikt voor de praktische kant? Inderdaad, dat kan zijn voor het huren van billboards, het vastleggen of huren van advertentieruimte in de streekkrant enzovoort; maar daar eindigt het wel.

Geven zij dan geen advies over de efficiëntie van een campagne? Nee

Wat is de reden ervoor? Denkt u dat u dit beter via de partij kan doen? Wij vinden dat beter omdat we van oordeel zijn dat politieke mandatarissen die enigszins een creatieve geest hebben inzake campagne, veel beter weten hoe een politieke campagne in elkaar te steken, dan dat we op zoek zouden gaan naar een reclamebureau dat de ene dag koffie moet verkopen en de andere dag wasmachines, en dan een politieke campagne ineen moet steken. Dat is iets zeer specifiek, met een zeer specifiek doelpubliek; namelijk quasi alle Vlamingen; dat is iets waar een reclamebureau ook meestal niet

102 mee werkt; die hebben nu vooral die niches. Bovendien is politieke reclame iets heel anders dan de gewone huis-tuinreclame die we kennen. Omdat dat iets heel specifiek is en omdat we diensten hebben met mensen met ervaring inzake slogans en beelden en dergelijke, hebben ook nooit echt de behoefte gehad om beroep te doen op een extern bureau.

Meer vertellen over de rol van fabrice morreau binnen de partij, en wie zijn rol nu overgenomen heeft Hij is een tijdlang lid geweest van ons, hij maakte websites, en heeft voor verschillende mandatarissen websites ontworpen. Dat is het.

Is de inspraak van Filip Dewinter in het tot stand brengen van de campagnes verminderd tegenover vroeger? Dat denk ik niet. De campagnecel is er altijd geweest. We hebben altijd met een soort „campagneclubje‟ gewerkt waarin verschillende personen zaten, onder leiding van Dewinter, en die doet suggesties aan de partij en het partijbestuur in de eerste plaats; en het is daar dat beslissingen genomen worden. Maar ik zou niet zeggen dat zijn invloed minder of meer geworden is. Ik denk dat dat nog altijd hetzelfde is, en nog altijd dezelfde manier van werken: er worden suggesties gedaan vanuit de campagnecommissie, en die worden dan al dan niet aanvaard, of teruggestuurd met de vraag om het wat bij te werken, door het partijbestuur. Op die wijze was Dewinter er zowel in 1999 als nu.

Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe communiceert? (doelgroepen, segmentering, positionering!,…); indien mogelijk ook een evolutie hierin We hebben weinig echt specifiek doelgroepenbeleid. Dat komt omdat wij een partij zijn die zeer specifiek en zeer sterk programma, met zeer specifieke standpunten; dat we ons eigenlijk richten tot heel Vlaanderen en alle Vlamingen. Daar zit eigenlijk geen verborgen agenda achter, „waht you see is what you get‟; onze standpunten zijn in het algemeen zeer goed bekend en we gaan niet de ene of de andere proberen tot ons aan te trekken door specifiek nieuwe dingen aan te brengen. In deze campagne ga je natuurlijk zien, we zitten in een zware financieel-economische crisis; dat we ook gaan focussen op de oplossing die wij zijn voor de financieel-economische crisis. Dus ik denk dat de communicatie ook natuurlijk afhangt van de actualiteit op dat moment. Maar als je naar de campagnes van het Vlaams Belang gaat kijken dan denk ik dat daar een zeer duidelijke rode draad tussen zit. In alle campagnes zie je als eerste en belangrijkste standpunt dit van de Vlaamse onafhankelijkheid; waar voor ons quasi alles mee staat en valt. Met die economische onafhankelijkheid zouden we een beter economisch beleid, een beter financieel beleid kunnen voeren; een beter beleid voor onze steden en dergelijke. dat is dan onze kapstok waaraan al onze andere standpunten kunnen vasthangen. Maar onze rode draad is de vreemdelingenproblematiek en de onafhankelijkheid, de veiligheidsproblematiek. Ik zou dus niet zeggen dat we een specifiek doelgroepenbeleid voeren.

103 En hoe positioneert de partij zich tegenover andere partijen? Omdat we een buitenbeentje zijn; we zijn nog altijd zeer uniek in onze standpunten; zoals de Vlaamse Onafhankelijkheid. Tegenover andere partijen die niet voor Vl onafh zijn. N-VA is dat wel, maar die heeft een andere strategie: zij willen stapje voor stapje gaan, terwijl wij zeggen we hebben al stapjes genoeg gezet; het is nu tijd voor Vlaamse Onafhankelijkheid. En op dat vlak hebben we een unique selling proposition. Ook inzake vreemdelingenproblematiek denk ik dat het duidelijk is dat wij andere standpunten hebben dan alle andere partijen. Dus ik denk dat het profileren tegenover alle andere partijen, dat dat moeilijk is. Wij zijn voor een sociaal gecorrigeerde economie; wij zijn niet de roofdierkapitalisten zoals men dat bij LDD heeft. Dus ik denk dat voor de duidelijkheid van die standpunten, wij ons zeer hard geprofileerd hebben tegenover de andere partijen en daar geen extra inspanningen voor moeten doen. Wat we wel gezien hebben is dat andere partijen onze standpunten overnemen; dan is het voor ons belangrijk om te zeggen van „kijk, je hebt de kopie en het origineel. Wij zijn het origineel‟. En het origineel is altijd beter dan de kopie. Dus ik denk dat dat qua profilering voldoende is; dat we niet specifiek moeten gaan zoeken hoe wij ons moeten gaan positioneren tussen de andere politieke spelers.

Wordt er soms onderzoek gedaan naar de kiezersmarkt? Nee. Ten eerste hebben we altijd onze bedenkingen gehad bij peilingen; omdat we ook zo‟n specifieke partij zijn die als er gepeild wordt door bureaus, nog altijd heel veel mensen hebben die de drempel niet durven overschrijden hebben om te zeggen „wij stemmen vlaams belang‟. Die peilingen kunnen toch wel redelijk grote foutenmarges hebben. Ik ben zelf socioloog van opleiding en ik moet zeggen; ik heb genoeg sociologisch onderzoek gedaan om te zien in welk soort onderzoeken er zeer grote foutenmarges zitten; en dat is er nu toevallig één van. En twee, ons zelf onderzoek laten doen naar kiesintenties is zo hondsduur dat we altijd geoordeeld hebben dat we daar niet echt geld aanhangen, we doen het met hetgene er nu is van peilingen; en we doen gewoon ons eigen ding, los van die peilingen. We laten ons nu niet onmiddellijk leiden door een peiling.

Wat vindt u typisch aan de stijl van het Vlaams Belang? De stijl van onze partij is altijd duidelijk geweest; wij zijn altijd met duidelijke slogans gekomen, duidelijke standpunten; onverbloemd. Wij hebben nooit om een of ander onderwerp doekjes gewonden; om toch maar de kiezer te paaien. We hebben altijd zeer duidelijk en rechtlijnig gecommuniceerd met de bevolking, en ik denk dat dat onze sterkte is: de rechtlijnigheid, de consequentheid van onze boodschap; en de eenvoudige boodschap die we altijd hebben gebracht. We spreken de mensen aan in de taal van de mensen.

Heeft dit iets te maken met het profiel van jullie kiezers? Nee, dat heeft hier niets mee te maken in die zin dat sommige partijen inderdaad werken met doelgroepen; en soms heel wat complexe boodschappen de wereld insturen. Maar vermits wij ons richten tot de hele bevolking, van hoog tot laag, van professor tot arbeider bij opel; en als je een duidelijk en eenvoudig taalgebruik hebt gaat je professor dit sowieso verstaan, maar het moet ook duidelijk zijn voor die arbeiders,

104 en ik denk dat het daarmee te maken heeft. Het omgekeerde is niet mogelijk hé, een ingewikkelde boodschap die misschien enkele procenten van de bevolking grijpen; dan heb je misschien de rest van de bevolking niet mee. En vermits wij ons altijd gericht hebben tot de hele bevolking en niet zo echt met doelgroepen zijn bezig geweest, denk ik dat dat ook een reden is waarom wij met een eenvoudige en duidelijke boodschap komen.

Wat maakt de stijl van het VB zo uniek tegenover die van andere partijen? De rechtlijnigheid en de betrouwbaarheid van onze partij. We hebben in al die jaren nooit onze standpunten verloochend; ook nooit moeten veranderen; wij zijn altijd consequent gebleven, en dat is iets wat bij de andere partijen nooit het geval is geweest. En dat zie je bij de andere partijen. Bij ons is het hoogste doel het bereiken en verwezenlijken van ons programma, of het grote deel van ons programma. Bij de anderen is het doel natuurlijk om na de verkiezing in een regering te komen, dan is dat altijd op eieren lopen; wij hebben dat nooit gedaan. En wij hebben dus ook nooit moeten terugkomen op standpunten of visies die we ontwikkeld hebben in het verleden, omdat we consequent zijn; en door consequent te zijn zijn we ook betrouwbaar voor die bevolking; want die zeggen „zij zijn niet veranderd, ze veranderen niet van standpunt omdat ze nu toevallig in die regering zitten ofniet‟. Dus ik denk dat dat de sterkte is, door de rechtlijnigheid en betrouwbaarheid van de partij

Dus als jullie toch aan een regering zouden kunnen deelnemen, zouden jullie niet afwijken van jullie standpunten? Dat hebben wij ook gezegd bij de vorige verkiezingen in 2004; toen zijn we uitgenodigd geweest door Leterme voor een gesprek; en toen hebben we ook gezegd „het VB heeft een aantal breekpunten, punten waar we niet van willen afwijken; en die zijn te nemen of te laten. Ofwel neem je die mee in de regering en dan mag je participeren aan die regering; maar gaat men die breekpunten niet volgen, dan heeft het voor ons geen zin om mee te doen aan de regering. Wij willen onderhandelen over de punten en komma‟s van een programma, maar niet over de lijnen, de hoofdpunten van het programma; zodat als we in een regering stappen, wij weten dat alles wat we aan de kiezer hebben verteld in ons programma behouden; anders stap je niet in een regering; dat moet een logische consequentie zijn.

Dus als jullie dan toch de kans zouden krijgen om in een regering te stappen, zou u dat wel doen? Uiteraard, wij zijn bereid om te besturen, absoluut. Maar op basis van ons programma, en op niets anders. Als we op voorhand weten dat wij ons programma of zelfs delen ervan niet gaan kunnen verwezenlijken in een regering, dan gaan wij daar niet instappen voor die ministerpost of –portefeuille of dergelijke meer; maar voor de verwezenlijking van ons programma. Ik denk dat dat ook maar logisch is in de politiek; dat je probeert je doelstellingen te verwezenlijken; maar als je al op voorhand weet dat dit niet gaat lukken, dan moet je niet in een regering stappen.

105 Is er een document voorhanden waar de huisstijl van het VB beschreven staat? Daar zijn documenten over, over het gebruik van lettertypes en dergelijke meer; de klassieke huisstijl. Die wordt ook per campagne aangepast. Je hebt natuurlijk altijd andere campagnebeelden en –affiches, maar we proberen zo veel mogelijk met onze campagne eenduidig te blijven in onze stijl; met ons logo, lettertype, enzovoort. In onze campagnes is dat niet veel anders dan bij andere partijen denk ik.

Bedoelt u de stijl die in het campagnedraaiboek vastgelegd werd? Want dat is vooral de vormelijke stijl. Is er daarnaast ook een inhoudelijke stijl? Dat is inderdaad de vormelijke stijl. De inhoudelijke stijl is op basis van ons partijprogramma. Daarvoor is natuurlijk wel wat ruimte; elke mandataris of vertegenwoordiger van het Vlaams Blok heeft natuurlijk ook zijn eigen stijl van het standpunt vertolken. Maar de inhoudelijke stijl is nu eenmaal onlosmakelijk verbonden met het partijprogramma dat we uitdragen.

Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger? Cruciaal; omdat wij op gebied van mensen of firma‟s vinden die voor ons werken het heel moeilijk hebben; daarom blijft het vinden van militanten cruciaal voor de partij. Bijvoorbeeld voor het rondbussen van pamfletten, het opplakken van affiches, voor meer marktpamfletten te gaan uitdelen; voor al dat soort dingen blijven natuurlijk militanten cruciaal, en het geluk van het Vlaams Blok is dat we op een zeer grote schare van militanten kunnen rekenen. Er is geen verschil met vroeger, je moet toch rekenen dat iemand die militant is, daar is nog altijd een verschil tussen een lid van een partij en een militant van de partij. Militanten zijn veel geëngageerder. En zij gaan niet, zoals je al eens hebt met andere kiezers, eens van partij verwisselen; militanten die blijven, dat is overtuiging, gemotiveerdheid, geëngageerdheid. Dat verandert niet echt nee.

Hoe zou u het publiek van de partij beschrijven? Het publiek is heel Vlaanderen, maar wij richten ons uiteraard op de Vlamingen die Vlaming zijn en Vlaming bij ons willen zijn; die hun lot willen verbinden aan het onze in onze samenleving. Die echt Vlaming willen zijn. het is zo‟n moeilijke vraag ook; omdat er al zoveel onderzoek naar is gebeurd; en men zegt dan „het overgrote deel van de mensen die op het Vlaams Belang stemmen zijn arbeiders, laaggeschoolden en wat nog allemaal; terwijl ik evengoed weet dat wij zelfs Vlaamse artiesten tegenkomen in ons kiespubliek; professoren, advocaten, eender wat; dus ik zou niet zeggen dat er echt een specifiek Vlaams Belangpubliek is. Uiteraard scoren wij goed in de steden, maar ik denk dat dan ook komt omdat de problemen waar steden mee te kampen hebben ook zeer dicht liggen bij de problemen die wij aankaarten.

Denkt u dat de campagnes, die evolueerden van hard naar zacht, terug in de richting van een harde inhoud gaan? Nee, want die harde campagnes moet je weten, dateren van begin jaren ‟90; en toen was voor het VB het schokeffect belangrijk: wij moesten wel provoceren om gehoord te worden. Wij waren toen een partij met

106 twee kamerleden en één senator, een onafhankelijk of rechtstreeks verkozen parlement bestond toen nog niet; en om dan gehoord te worden moet je al eens harder roepen. En zo moet je eigenlijk die campagnes percipiëren: een beetje harder roepen dan de anderen; provoceren om aandacht te krijgen. En dat is gewoon geëvolueerd in de loop der tijden dat we de provocaties minder nodig hebben. Maar de campagnes blijven nog steeds dezelfde boodschap uitdragen. De boodschap is niet veranderd; het campagnebeeld is niet veranderd maar de boodschap heeft zich gewoon aangepast aan de jaren.

Maar dit jaar werd de bokshandschoen toch terug bovengehaald, met Jean-Pierre Coopman? Ja, maar hoe komt dat: Jean-Pierre Coopman heeft een interview gegeven aan onze eerste editie van de VL- krant. En natuurlijk werd dit op de voorpagina gezet. Maar Jean-Pierre Coopman is een bokser, je kan hem moeilijk met een keukenschort gaan afbeelden. Maar je zal zien dat als in de loop van de week de campagne wordt voorgesteld, dat het beeld geen campagne met een bokshandschoen is.

Met betrekking tot provocaties: Vindt u dan dat de partij niet meer provoceert? Je moet natuurlijk al eens een actie doen waarmee je opvalt. Vlaams Belang heeft nog altijd af te rekenen met een serieuze mediaboycot; terwijl dat andere partijen maar eens moeten kuchen om in de media te komen, moeten wij moeite doen om in de media te komen. Daarom proberen wij daarin wat creatief te zijn. Maar om te zeggen dat we provoceren? Nee, dat denk ik niet.

Maar een ‘Zonder Jihad Straat’-bordje ophangen in Borgerhout, wat is dat dan volgens u? Ja, dat is geen provocatie, dat is geven wat de mensen daar verwachten. Ik ken Borgerhout zeer goed; mensen die daar wonen en leiden onder de vreemdelingen, onder de islamisering van die steden, die zaten eigenlijk te wachten tot er eens iemand zei „het wordt tijd om na de Zonder Haat Straat, daar eens een Zonder Jihad Straat te komen hangen; want die mensen hebben meer last van de islamisering van hun wijken en hun buurten dan van iets anders. Dus zo provocatief was dat niet, ik denk dat dat een beeld was dat door de autochtone inwoners van Borgerhout zeer geapprecieerd wordt.

Maar het gaat wel om een wijk met zeer veel allochtonen, misschien wel meer dan autochtonen. Denkt u dat dit voor hen dan niet provocerend was? Nee want ik ben van mening dat ook de allochtone bevolking wel eens moet nadenken over waar ze heen willen in die samenleving. Gaan ze mee in die verdere islamisering en de radicalisering van de islam in die buurten of niet? Je mag ook niet vergeten dat inderdaad in die buurten veel allochtonen wonen; maar dat dat vroeger een autochtone buurt was, waar eigenlijk de inwoners die nog konden, die jong genoeg waren, verhuisd zijn naar de rand van Antwerpen; terwijl mensen die de financiële middelen niet hadden of te oud waren daar zijn achtergebleven. Dus je kan de vraag omdraaien natuurlijk: worden de mensen niet geprovoceerd door de radicale islamisering in die wijken en buurten?

107 Hoe gaat de partij om met de mediaboycot? Wat doet zij om zich hier tegen te verzetten? Is de situatie al verbeterd tov vroeger? De subsidies die we krijgen als partij, gebruiken we voor een groot deel om gewoon propaganda te voeren. De lokale afdelingen van de partij krijgen de kans, en worden hier ook voor gesubsidieerd, om een blad uit te geven over de lokale problematiek en de standpunten van het VB in x of y gemeente. Dat wordt dan uitgegeven en gefinancieerd door de partij, gaan we dus huis-aan-huis met de blaadjes; dat die in alle bussen terechtkomen. En zo proberen we de boodschap van het VB bij de mensen te krijgen; we doen eigenlijk aan direct mailing; terwijl andere partijen natuurlijk media, kranten en televisie gebruiken. Dat doen wij een heel jaar door, niet enkel bij de verkiezingen.

Toegepast: als het VB een initiatief als de illegalofoon lanceert, wil het dan echt illegalen helpen om terug te keren, en heeft het ooit geprobeerd om deze mensen ook effectief te bereiken; of moest vooral de Vlaamse kiezer dit initiatief leren kennen? Maw, was het een stunt of een volwaardige actie? Wij hebben dat intitiatief inderdaad breder genomen. Dat was in de tijd dat Emile Bomba van ALSEC hier was; dat is een vereniging uit Kameroen die probeert de mensen aan te zetten in Afrika om niet te emigreren. Daar hebben ze natuurlijk veel last van de klassieke brain drain, zoals dat heet, en heel volwaardige mensen zien uitzwermen naar Europa en nooit zien terugkomen; terwijl die mensen natuurlijk de beste ontwikkelingssamenwerkers zijn die je maar kan hebben. de illegalofoon was eigenlijk een initiatief waarmee we duidelijk maakten dat het geen zin heeft om hier illegaal te zijn; dat het alleen maar negatieve gevolgen heeft voor de persoon zelf; en dat er mogelijkheid is tot terugkeer. En daar konden dan de mensen die dat wensten raad krijgen over hoe terug te keren; naar welke organisatie ze zich moeten richten enzovoort.

En hebben jullie er dan ook voor gezorgd dat deze mensen van het initiatief op de hoogte waren? Daar zijn pamfletten over geweest, maar hoe dat dat die mensen allemaal bereikt heeft en dergelijke meer; daar heb ik geen zicht op.

Maar zijn die pamfletten niet eerder bij de kiezers terechtgekomen dan bij de illegalen? Ja maar dat mag ook bij de kiezers terechtkomen; er zijn altijd kiezers die een illegaal kennen of erbij in de buurt wonen.

Dus het was geen actie om te profileren? Nee. Ja, ook wel om te profileren, elke partij doet iets om te profileren, maar dat is toch duidelijk ons standpunt, we moesten dat ook extra profileren. Iedereen kent ons standpunt. Illegalen kunnen hier niet blijven, die hebben de wet tegen, die kunnen hier niet blijven tenzij dat ze legaal in ons land zijn. De wet is de wet en deze moet voor iedereen toegepast worden, dus illegalen moeten het land uitgezet worden.

108 Waarin schuilt de kracht van de campagnes? Ik denk dat de kracht zit in de duidelijke boodschap die we hebben, en twee de rechtlijnigheid en de betrouwbaardheid van onze boodschap. Dikwijls zeggen mensen „je hebt dat allemaal al eens gezegd‟, ja inderdaad, maar voorlopig is er niets gebeurd. Wij willen daarop blijven hameren, wij zijn consequent in onze standpunten, en daardoor zijn wij betrouwbaar. Dus ik denk dat het de betrouwbaarheid is die zeer duidelijk is voor het Vlaams Belang. Ik denk dat die betrouwbaarheid ons typeert.

En komt die betrouwbaarheid dan niet voort uit het feit dat het VB nooit in de regering heeft gezeten, en dus nooit haar standpunten heeft moeten verloochenen? Ah, daar maak je natuurlijk een denkfout. De partij die aan de regering deelneemt moet zijn punten in sé niet verloochen. Ze zou haar punten juist niet mogen verloochenen. Je moet natuurlijk, en dat beseffen wij ook, coalitie sluiten en tot een akkoord komen over wat je in een regeerperiode gaat doen. Maar voor het VB is het essentieel dat de programmapunten die wij willen verwezenlijken, in het regeerakkoord zullen staan. En daarom zijn wij betrouwbaar. En daarom hebben wij misschien ook aan geen regering deelgenomen; omdat de meerderheidspartijen dat niet willen; maar dat is natuurlijk het probleem van de meerderheidspartijen, minder dan dat van ons. Wij zullen vanaf we de kans krijgen om aan het bestuur deel te nemen, en we krijgen de kans om op basis van ons programma aan dat bestuur deel te nemen, dat zeker doen.

Maar nooit programmapunten laten vallen Neen, nooit onze breekpunten laten vallen. Je kan altijd discussiëren over punten en komma‟s, maar de hoofdlijnen van een partijprogramma daar kan je niet op afbieden of over gaan marchanderen. Want dat is hetgene dat je de kiezer hebt beloofd. Over punten en komma‟s valt altijd te praten of te onderhandelen. In ons systeem kan je nu eenmaal alleen in een coalitie werken. Wij weten ook zeer goed dat wanneer we in het bestuur willen, een coalitie zullen moeten vormen; maar dan wel een coalitie met gelijkgestemden, mensen die voor een groot deel mee kunnen gaan met de hoofdlijnen van ons programma; want daarover valt niet te onderhandelen.

109 Bijlage 5: Interview met Jeroen Overmeer (N-VA)

Nu woordvoerder van de partij sinds begin 2008 Daarvoor fractiemedewerker op de kamer.

Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er aan de leiding? Ik heb dit natuurlijk maar op de zijlijn meegemaakt. Mijn voorganger in deze functie is Piet De Bruyn. De woordvoerder staat centraal in de communicatie. Hij doet dit uiteraard niet alleen, en de keuzes rond de communicatie worden niet door de woordvoerder gemaakt, maar in de eerste instantie door de voorzitter, in samenspraak met het partijbestuur, wat het orgaan is dat de grootste en belangrijkste beslissingen neemt. Nu, bij ons is dat nog een beetje verschillend van andere partijen; de allerbelangrijkste beslissingen zoals in de regering stappen, een kartel vormen of opzeggen enzo, gebeurt niet in het partijbestuur maar in de partijraad. De partijraad is zowat het middenkader van de partij, de arrondissementen hebben hun vertegenwoordigers op lokaal niveau; op nationaal niveau is er het partijbestuur, en daartussen zit dus de partijraad. Alle partijbestuursleden zitten ook in de partijraad; maar daarin zitten ook de vertegenwoordigers van de verschillende lokale niveaus. Daarin zitten zo‟n 150 mensen. En die oordelen over de belangrijkste beslissingen. Nu, in zo‟n campagne ga je niet de een partijraad bijeen roepen, dat is de facto bijna onmogelijk; ook omdat je dikwijls op korte termijn moet kunnen reageren in zo‟n campagne, je moet standpunten innemen; als andere partijen plots andere uitspraken doen, die wijzen op een verandering van strategie, dan moet je zelf ook aanpassingen kunnen doen. En dat gebeurt met name in het partijbestuur; omdat je snel moet kunnen bijeen komen om te vergaderen. De partijraad kan je niet op het laatste moment nog bijeenroepen. Meestal zijn het dan zo‟n vijf à zes politici die tot de top van de partij horen, die opgebeld worden door de voorzitter bijvoorbeeld, om hun mening te vragen. Als het nodig is zal hij hen dan bij elkaar roepen, en dan houden we een soort reflectiegroep zoals we dat soms noemen. Die hebben we ook gebruikt tijdens de lang aanslepende onderhandelingen van de verkiezingen van 2007. Dat is eigenlijk een groep van enerzijds de toppolitici waarover ik sprak; maar dus ook met de woordvoerder, de directeur van de partij, Piet Dezaeger, en onze inhoudelijke coördinator, Piet Van Camp. Wij zijn zo‟n beetje de niet-politici, die de naaste medewerkers zijn van Bart De Wever, de stafmedewerkers zal ik maar zeggen. Dus Bart zal zeer vaak ons gedacht vragen over bepaalde dingen, en dan adviseren wij ook graag; maar als er echte politieke beslissingen genomen moeten worden dan kan het niet volstaan om bijvoorbeeld ons te checken; dan moet hij politiek gedekt zijn en zal hij de belangrijkste politici rond zich verzamelen om hun gedacht te vragen. Dat is zo‟n beetje de reflectiegroep. De combinatie dus van de belangrijkste politici en de belangrijkste stafmedewerkers. Dit orgaan is opgericht, niet-statutair weliswaar want het is eigenlijk een informeel orgaan, om op korte termijn te kunnen reageren en te vergaderen. Wie kan er zich anders immers zo snel vrijmaken. Het zijn alleen echte beroepspolitici, die bij wijze van spreke altijd in Brussel zitten, die erin slagen om op korte termijn zo snel hier te zijn; en de mensen die hier werken, de stafmedewerkers dus. Een partijraad kan je niet organiseren omdat je die mensen niet zo snel hier krijgt. Dus de facto is er wel een reflectiegroep. De onderhandelingen zijn vaak ‟s avonds en lopen dikwijls tot ‟s

110 nachts door; je kan het het partijbestuur ook niet aandoen om hier ‟s nachts te zitten wachten; om dan de koppen bij elkaar te steken hoe alles verlopen is. Dat doe je met een select groepje mensen die bij wijze van spreke dag en nacht beschikbaar zijn voor de politiek. Dus dat is de facto het belangrijkste groepje. De samenstelling van dat groepje kan in de loop van de campagne wel veranderen. Nu zal Bart bijvoorbeeld vooral de lijsttrekkers samennemen, die bijvoorbeeld niet in de reflectiegroep zaten normaal gezien. Maar die gaan nu, omdat zij lijsttrekker zijn in de Vlaamse verkiezingen en aan debatten moeten deelnemen, ook hierbij horen. De samenstelling is dus informeel en het zal zeker niet dat groepje dat de grote politieke beslissingen neemt. Eigenlijk is het partijbestuur voor de dagdagelijkse leiding van de partij, en in de campagnevoering is de partijvoorzitter degene die stuurt; maar de reflectiegroep komt daar zo‟n beetje bovenop om, zoals ik zei, nog meer dagdagelijks de opvolging te doen op zeer korte termijn. Maar het is wel zo dat normaal gezien het partijbestuur samenkomt om de koers te bepalen.

Is er naast deze reflectiegroep nog een soort campagnecel? Die reflectiegroep bestaat nu officieel niet meer; dat was vooral tijdens de onderhandelingen. Daarna werd de groep ontbonden, we werden een oppositiepartij met een normale parlementaire agenda, en dan heb je natuurlijk niet zo‟n groep nodig. Nu heb je in de campagne een soortgelijke groep die af en toe bijeenkomt, maar dat is opnieuw op een heel informele manier; dat heeft nu zelfs geen naam gekregen eigenlijk; dat zijn eigenlijk vooral de stafmedewerkers: de woordvoerder, de directeur en de inhoudelijke coördinator. En op tijd en stond roept Bart een aantal politici bijeen om zaken af te toetsen. Maar dat is eigenlijk nog niet vaak gebeurd, ik vermoed dat het partijbestuur, waarin eigenlijk de strategie van de campagne besproken wordt, dat niet nodig vond; de campagne heeft tot nu tot een vrij rustige start gekend. Achter de schermen is het natuurlijk wel heel hectisch geweest, om de voorbereidingswerken te doen, programma‟s te schrijven; dat is niet wat de mensen in de buitenwereld zien, maar wat wij hier doen op het secretariaat enzo. Qua campagne, naar buiten uit, is het eigenlijk vrij rustig geweest; dus het volstond dat het partijbestuur een keer per week samenkwam om de bakens uit te zetten. Ik verwacht wel de komende weken, als de intensiteit stijgt en er ook meer debatten zullen komen, en er ongetwijfeld bepaalde partijen bepaalde strategieën gaan ontwikkelen, dat je daar dan flexibel en snel op in moet kunnen spelen; omdat je vaak de dag erna zelf een debat zal moeten doen. Dan kan het wel zijn dat we dat informeel groepje wat vaker moeten samenroepen, om kort op de bal te spelen. Maar het partijbestuur blijft wel de leidende hand in de strategiebepaling, en het geeft het mandaat aan de voorzitter om, indien hij dat nodig acht, een aantal mensen om zich heen te verzamelen om kort op de bal te spelen. Maar de beslissingen gebeuren door het partijbestuur. Als je na de verkiezingen gaat kijkt, bijvoorbeeld over de regeringsonderhandelingen, dat gebeurt door de partijraad. Maar het is uiteraard het partijbestuur dat een voorstel doet aan de partijraad, en dat partijbestuur is hier niet onbelangrijk in. Als het in grote meerderheid een voorstel doet aan de partijraad, als deze unaniem zegt dat het ergens voor gaat, dan moet het al gek lopen indien de partijraad niet akkoord gaat. In de partijraad zitten natuurlijk mensen van op lokaal niveau, die soms iets meer vanuit de buik redeneren, en dat loopt niet altijd gelijk met wat het partijbestuur zegt. Daar moet je mee oppassen. Maar dat geldt voor politiek in het algemeen natuurlijk, je moet ze in het hoofd aanspreken maar eigenlijk

111 ook vooral in de buik. Een partij zoals Vlaams Belang en Lijst Dedecker slagen er bijvoorbeeld geweldig goed in de buik aan te spreken. dat is eigenlijk een strategie op zich, zij voelen natuurlijk dat er bij een bepaald deel van de bevolking een soort ongenoegen leeft tegenover de politiek; „het is allemaal slecht‟ enzo; en wat zij doen is dat gevoel aanspreken en zich als een soort van Robin Hood buiten de politiek opstellen; terwijl zij er zelf natuurlijk inzitten. Maar zo geven ze de indruk van „wij vechten ook tegen de politiek, die vies en vuil is, en zakenvullers‟ en weet ik veel wat nog. De concurrentie die LDD het VB aandoet, is dat hij dezelfde strategie aanvoert met minstens evenveel communicatief talent als een Annemans enzo, maar met dit voordeel dat hij niet aangebrand is; er wordt niet gezegd dat ze weigeren met hem te besturen, wat hem in de ogen van het publiek natuurlijk relevanter maakt. De kiezer weet dat met het cordon sanitaire, als je daarvoor kiest, dan kies je daar niet voor om hen aan de macht te laten; maar uit protest tegen het systeem. Een aantal mensen vinden dat wel leuk, maar daardoor denk ik dat ze ook wel aan het plafond zitten. Mensen gaan ook denken „wat helpt het eigenlijk‟, in 2004 hadden ze 24% van de stemmen, maar wat hebben ze ermee kunnen doen? De facto niks; er zijn natuurlijk altijd mensen die ervan genieten om op een antisysteempartij te stemmen, om eigenlijk hun middelvinger uit te steken naar de politiek, en daar hebben ze soms ook goede redenen voor want de politiek is soms heel slecht bezig op bepaalde vlakken; en je gaat altijd een groep mensen hebben die dat graag doen. Maar wat mensen ook zeggen wanneer de partij groter en groter wordt, is dat er een enorme dreiging vanuit gaat; zoals in Antwerpen, waar er bijna kans was dat Dewinter burgemeester zou worden; en dat wordt dan eigenlijk ook aantrekkelijk voor stemmen van mensen die slecht aankijken tegen politiek maar niet zo slecht dat ze hun stem willen weggooien; die hen echt wel eens aan de macht willen hebben. En die kiezers zijn ze nu wel aan het verliezen, omdat men ziet dat de dreiging eigenlijk weg is. De kans dat ze iemand van de macht gaan verdrijven is quasi nihil. En dat zit bij Dedecker nogal anders, dus daardoor pikt hij nogal in van het electoraat van het VB en heeft het VB het nogal moeilijk. De tendens is duidelijk. Maar die proteststemmen op zich, als je die van het VB en LDD optelt (wat je eigenlijk niet helemaal mag doen, want bij LDD zitten ook mensen die niet alleen uit protest stemmen) dan zie je toch wel een grote meerderheid, tot bij de 30%; sommige mensen zeggen dat ze blij zijn dat het VB minder stemmen haalt, en ergens zitten ze juist; maar ze mogen zich niet miskijken: wat er leeft in de samenleving, daar zit nog veel protest in, dat is niet verminderd; het is gewoon uitgesplitst in twee partijen.

Speelt N-VA dan nooit in op deze gevoelens van ontevredenheid? Het zit zo, waar LDD en het VB heel goed inspelen op het buikgevoel richten daar spreken wij voornamelijk het hoofd aan. Dat vind ik een pluspunt, maar je kan het ook een minpunt noemen natuurlijk. Wij maken een analyse waarvan we zeggen „zoals België er nu uitziet, zo werkt het niet‟, er zijn twee verschillende democratieën, sociaal en economisch zien we er veel te verschillend uit; en je kan eigenlijk die optelsom niet maken omdat we te verschillend zijn. Het zou verstandiger zijn, vinden wij, als je aan allebei autonomie geeft zodat de gebieden zichzelf kunnen besturen, zoals je twee patiënten met verschillende ziektes ook verschillende medicamenten zal gaan toedienen. Terwijl men de laatste decennia halsstarrig dezelfde medicatie ging gebruiken. Dat is een rationeel verhaal.

112 Als je vraagt of de N-VA geen protestkiezers aantrekt, zou ik zeggen anti-Belgische kiezers misschien wel, met een pro-Vlaamse houding. Maar is dat een vorm van protest? Ja, tegen het Belgische systeem, tegen de monarchie misschien, tegen Belgische politici, tegen Franstaligen zullen sommigen zeggen.. dus in die zin kan je dat een beetje als protestkiezers zien. Maar in de meerderheid trekken wij toch de gewone Vlaamsgezinde kiezers aan, want voor de echte protestkiezers zijn wij nog te braaf. Ik weet dat het misschien niet altijd zo overkomt, als je de pers of De Morgen leest lijken wij soms heel radicaal; maar wij krijgen bijvoorbeeld vaak mails waarin te lezen staat dat we veel te braaf zijn, te soepel, en dat we weer compromissen zullen sluiten… dat is vooral het VB-electoraat; eigenlijk weigeren zij elke vorm van onderhandeling, dat is allemaal „treut‟; als je op café over politiek praat dan kom je zo‟n dingen ook tegen. Dat is niet de taal die wij gebruiken. Je ziet dat in debatten ook; dat is duidelijk een andere stijl van communicatie dan bij het VB. Hun precampagne bijvoorbeeld, „Vlaams geld in Vlaamse handen‟, met de spaarvarkentjes; waarbij ze zeiden „2000€ per Vlaming, die pakken we af‟, dat is heel rechtstreeks. Wij zeggen niet dat we geld gaan afpakken; wij zeggen alleen dat de solidariteit zoals ze vandaag is niet werkt. Daarom willen wij autonomie voor beide gebieden, dat ook Wallonië verantwoordelijk gesteld wordt voor haar eigen beleid bijvoorbeeld, dat het geresponsabiliseerd wordt zodat het zelfredzaam is. Maar dit is zoals je ziet een heel andere manier van werken, een meer rationeel verhaal; waar wij meer kiezers mee bekoren die meer nadenken en iets gematigder zijn. Die ook wel Vlaamsgezind zijn natuurlijk, maar iets gematigder reageren. Dat is ook de reden dat wij met cd&v een kartel hebben kunnen vormen; moesten wij op een andere manier aan politiek doen zouden we nooit zo dicht in de buurt van cd&v gekomen zijn; of omgekeerd: zouden zij nooit zo dicht in onze buurt gekomen zijn. Er is veel verschil in stijl en inhoud; het VB vindt bijvoorbeeld dat er gewoon onafhankelijkheid uitgeroepen moet worden, maar dat is steriel natuurlijk, de idee dat er ooit een revolutie zal uitbreken… dan ben je iets te vroeg in slaap gevallen, als je dat denkt.

Maar nu jullie geen kartel meer vormen met cd&v, zou het voor de partij dan niet positief zijn om meer op dat buikgevoel in te spelen? Er zijn eigenlijk twee mogelijke strategieën. Er is ook sociologisch onderzoek geweest over de verschillende groepen. Binnenkort gaat er nog een heel grondig onderzoek uitgebracht worden, met 5000 mensen, en daaruit blijkt dus dat het electoraat in te delen is in twee verschillende groepen. Enerzijds kan men mikken op wat men vooral de hardliners noemt; een andere strategie is de link naar cd&v toe; dat zijn kiezers die meer gematigd zijn, echte kartelkiezers die wel Vlaamsgezind zijn maar niet per se de revolutie willen gaan prediken, maar die wel vinden dat er iets moet veranderen. Dat er hervorming moet komen, en dat Vlaanderen sterker moet kunnen worden. Dus dat is een andere doelgroep. Wij kiezen in deze campagne vooral op die doelgroep. Enfin, je mag nooit kiezen, maar offensief mikken wij op die doelgroep. Waarom; omdat in die groep van hardliners sterke concurrentie zit. Als we in eerste instantie daarop zouden mikken, zouden we serieuze concurrentie moeten aangaan; niet alleen met het VB maar nu ook met LDD, die zich nu ook op de markt heeft begeven; dus dat is al niet makkelijk; en vooral, we hebben nu vier jaar bij cd&v gezeten, als je dan je taal en stijl zou verharden komt dat minder geloofwaardig over. Je zou

113 dus eerder concurrentienadeel leiden. Je kan dat wel doen, en zal er zeker wel iets mee winnen, maar niet veel omdat de concurrentie daar te groot is. Terwijl we in die vier jaar met cd&v natuurlijk samen een parcours hebben afgelegd, en dan krijg je natuurlijk een groep kiezers die Vlaamsgezinder geworden zijn. het CD&V-electoraat kan je niet over één kam scheren, maar daarin zit wel een groep die in onze richting gegroeid is. Temeer door de crisis van de voorbije jaren, door de slechte onderhandelingen. Ik denk dat we daar een sterke geloofwaardigheid hebben opgebouwd. Ook Bart De Wever als persoon heeft een sterke geloofwaardigheid opgebouwd denk ik. Hij was bij CD&V-kiezers ook altijd heel populair, omdat hij met de CD&V-voorzitters zoals eerst Jo Vandeurzen en dan Marianne Thyssen altijd schouder aan schouder heeft gestaan, dus zij zien hem als iemand die daar zeer dicht bij staat. Maar je mag dat in je campagne niet zo laten zien dat je één keuze maakt. Je kan niet naar die CD&V -kiezer gaan jagen, wat je moet doen is je taal dan aanpassen en meer de zachtere thema‟s aankaarten; maar wat je dan doet is dreigen je flankkiezers te verliezen. Daar past de uitspraak „je moet je achterdeur niet openzetten‟, je moet aan de voordeur zoveel mogelijk mensen laten binnenkomen maar als je er verliest aan de achterdeur ben je natuurlijk niet goed bezig. Dus onze strategie is eigenlijk offensief mikken op het CD&V-publiek, en defensief je achterdeur dichthouden naar het huidige publiek. Dat wil zeggen dat je af en toe klaar en duidelijk bepaalde standpunten moet laten horen, bijvoorbeeld inzake B-H-V, maar daarmee ga je niet de CD&V -kiezer verleiden. De Antwerpse CD&V-kiezer bijvoorbeeld zal je moeten verleiden met een hogere kinderbijslag, waar men nu niet aankan omdat dat federaal zit. Vlaanderen kan dat doen want ze zijn bevoegd voor gezinsbeleid. Dat is een verhaal waarvan eigenlijk niemand zal zeggen „waarom niet‟, dat overal aanslaat. Maar dat is bijvoorbeeld een verkiezingsstandpunt dat we innemen waarvan we weten dat een bepaald publiek, bijvoorbeeld dat van de cd&v, die ook een gezinspartij is; daar wel gevoelig voor is. Jonge mensen met jonge kinderen worden geconfronteerd met een hoge kost enzo. Maar dat is niet iets waarmee je naar de Vlaams Belangkiezer zal stappen. Die vinden dat te soft. Ze gaan het niet erg vinden, je zal ermee geen kiezers verliezen; maar het is niet zo dat dat nu de reden zal zijn dat ze voor jou gaan stemmen. VB doet dat anders. Wat ik voel over wat het VB nu aan het doen is in haar campagne, is zich weer zeer hard opstellen. Vlaams Belang zou in mijn ogen twee dingen kunnen doen: ofwel zich verzachten, om voor een ruime groep kiezers aanvaardbaar te worden; ofwel volop voor die hardliners gaan. En ik denk dat ze voor dat laatste gekozen hebben, aangezien ze met dat verzachten met ons te veel concurrentie zouden hebben. Zeker voor het Vlaamse thema. Het VB heeft eigenlijk twee thema‟s, de Vlaamse onafhankelijkheid enerzijds en anderzijds het migrantenstandpunt. Op het Vlaamse thema ondervinden ze daar veel concurrentie van ons; want op vlak van het Vlaamse thema werden wij door de media prominent naar voor geschoven als de partij die de Vlaamse belangen verdedigt, en waarvan de mensen ook gezien hebben dat ze dat op een rechtlijnige manier deed. We hebben niet, zoals het VB dat zou uitdrukken, „ons verkocht voor de postjes‟. Het was duidelijk dat N-VA een Vlaamse partij is, die het ook meent, en die niet zomaar gaat buigen voor de macht om eigenlijk een ministerpostje te krijgen. Dus op dat vlak, moesten ze alleen voor de Vlaamse strategie gaan, zouden ze teveel concurrentie van ons krijgen. En ze voelen natuurlijk ook dat ze kiezers aan het verliezen zijn. Dus hun strategie is volgens mij „behouden wat we hebben‟, dus maximaal de achterdeur dichthouden. De voordeur interesseert hen niet echt, ze denken niet dat ze veel

114 kiezers gaan winnen; dus willen ze vooral de uitstroom inperken, naar Dedecker toe en misschien ook naar ons op het Vlaamse vlak. En dat proberen ze te doen door dat rauwe migrantenstanpunt. Dewinter bijvoorbeeld, met zijn nieuwe boek, de Inch‟ Allah. Ik was daarvan geschrokken, want het was lang geleden dat hij nog zo‟n extreme taal gebruikt had over de Islam. Ook in hun nieuwe campagne voel je dat ze inspelen op die gevoelens. Dat is hun strategie om die achterdeur zoveel mogelijk dicht te proberen houden, en bij de kiezer ook te verwijzen naar Lijst Dedecker enzo; op een manier van „wij zijn wel tegen het establisment‟, „wij durven wel tegen de schenen schoppen‟, „De N-VA heeft met cd&v samengewerkt‟, en „Dedecker staat ook al klaar om minister te worden‟,… Ze laten geen kans onbenut om dat te zeggen. Dus dat is een beetje de strategie naar de protestkiezers toe: „wij zijn de enige op wie je moet stemmen‟. Dat is eigenlijk het maximaliseren van de hardliners, maar waar zij natuurlijk door zulke taal te spreken kiezers afstoten die terugdeinzen voor dat racistische beleid. Zij gaan dan kijken naar Dedecker of naar ons, of zelfs cd&v. Het is een keuze, maar wel één die typisch is voor een partij die dreigt haar achterban te verliezen; een defensieve strategie dus, om de uitstroom te beperken.

Om nog even terug te komen op het sociologische onderzoek: werd dit uitgevoerd in opdracht van jullie? Neen, dat is eigenlijk onderzoek dat we hebben kunnen inkijken. Ik mag daar dus eigenlijk ook de auteurs niet van vrijgeven. Dat is gevoerd in 2007 en opnieuw in 2008; en nu voor de VRT in 2009 wordt het vervolg gedaan; maar dan met 5000 Vlamingen. Niet alleen de kiesintenties, maar ook de associaties van de partij worden bekeken: waar staan zij voor; ook naar hun toppolitici toe. De kiezers hebben moeten evalueren welke scores bv Bart De Wever krijgt op „warmte‟, „sociaal‟,… Dat is heel interessant om te weten; maar die kennis hebben we nog niet, dat is nieuw onderzoek en dat gaan we pas samen met jullie, op 17 mei, te weten komen. Maar datgene waar ik naar verwees is dat van 2007 en 2008; daarvoor hebben we eens gesprekken gehad met mensen die die studie kenden.

En voeren jullie zelf soms onderzoek uit? Zelf eigenlijk niet zo vaak, dat is denk ik meer iets voor de grotere partijen. Zij hebben natuurlijk ook meer financiële middelen. We hebben wel zelf eens peilingen laten maken, maar dat was eerder occasioneel; om zelf te voelen hoe we staan.

Zijn dat dan peilingen naar kiesintenties? Ja, absoluut. Wat we nooit doen, waar we echt ongelooflijk tegen zijn, is bijvoorbeeld wat de sp.a vroeger deed: heel regelmatig deden zij opiniepeilingen om te zien wat de kiezers van een bepaald standpunt vonden, en als zij dat goed vonden dan lanceerden ze het. Daar zijn wij eigenlijk ongelooflijk tegen. We zijn een aanbodpartij: we hebben een bepaalde visie, en dat bieden wij aan de kiezers. We proberen zoveel mogelijk stemmen te winnen, maar als ze een standpunt niet willen, bon. Wij gaan niet de kiezers achternahollen. Als we horen dat de kiezers een bepaald standpunt interessant vinden, denken we niet „dat gaan we eens doen‟. Voor ons lijkt dat geen manier van politiek doen. Politiek moet leiding geven. Het

115 moet wel weten wat er leeft in de samenleving, maar op basis daarvan moet je met voorstellen komen waarvan je denkt dat dat de maatschappij vooruit helpt. En dan zien of die kiezer je verhaal lust. Maar je verhaal laten afhangen van wat de kiezer zegt, dat is niet echt onze stijl. Maar we hebben wel al eens een peiling gedaan naar kiesintenties. Als men dan vraagt aan bv Bart De Wever wat voor hem een goed resultaat is, dan zegt hij de verwachtingen die voortkomen uit deze peilingen, en ook uit die van de kranten; een soort gemiddelde. Maar de campagne nu is meer dan ooit interessant. Zeker voor het VB, en ook het centrumrechtse electoraat. Dat zit in een evolutie die al een tijdje aan de gang is. Er zijn namelijk heel wat kiezers vrijgekomen op de markt. Waar je vroeger ofwel liberaal, sociaal of katholiek was, en ongeveer 90% van de kiezers al wist op wie ze gingen stemmen, is dat nu anders. Daar ging de campagne vroeger dikwijls over 10% van de kiezers die nog twijfelde. Als je daarvan dan 2 à 3% van kon meenemen, dan was je eigenlijk de winnaar van de verkiezing. De scores van die partijen waren relatief stabiel. De laatste tijd zie je hierin verschuivingen. Links is eigenlijk vrij gesloten. De indruk is dat het wel afkalft, maar zo‟n 20 à 25%, daar vechten de socialisten en groenen om. Maar aan de rechterkant zie ja dat bijna 65% van de mensen rechts of centrumrechts stemt. Vlaams Belang verliest stemmen, maar wij hebben die kiezers bijvoorbeeld nog niet geconsolideerd. Je voelt dus dat het nu niet meer om 10% gaat, maar – zeker aan de rechterkant – om 25 à 30%. Verschillende rechtse partijen, die ook heel wat raakvlakken hebben, hebben kiezers die de ene dag aan LDD denken, de andere dag aan N-VA, en als hij heel kwaad wordt misschien de volgende dag aan het VB. Dat is zo‟n beetje het grapje dat Bart altijd maakt over N-VA: iemand die nadenkt is een N-VA‟er, maar als hij kwaad wordt, wordt het een VB‟er. Als hij echt kwaad wordt, door bijvoorbeeld een schandelijke uitspraak van een Franstalige ofzo; dan wordt hij misschien emotioneel en kiest hij de kant van het VB. Maar als hij er dan toch nog eens over nadenkt, beslist hij dat het niet de strategie is die hij wil voeren. Er is natuurlijk een grote overlap, maar dat maakt de campagne van nu zo speciaal; zowel voor het VB als voor ons als voor Dedecker, als voor cd&v. Het gaat om zo‟n 75 à 80% van het electoraat.

In 2007 lag de inhoudelijke focus vooral op de kopstukken van de drie grote traditionele partijen. Waar lag de focus bij N-VA, die toen in een kartel zat met cd&v? Bij ons was dat inderdaad anders. Bart De Wever was natuurlijk onze kopman, maar de focus in de media lag op Leterme, die de kopman was van het kartel. Dat maakte het voor N-VA een stuk gemakkelijker; temeer daar Leterme in een soort „état de grâce‟ leefde: alles wat hij deed was goed. Ook als je lokaal, bij de bevolking, ging campagnevoeren; net zoals ook op tv: al wat hij deed wekte enorm veel sympathie op. Ook Steve Stevaert heeft een tijd zo‟n „staat van genade‟ gekend. Zo had je ook Pim Fortuyn in Nederland. Voor het kartel was dat natuurlijk enorm krachtig, Leterme als kopman. Wat N-VA moest doen was eigenlijk de achterdeur dichthouden. Door het kartel met cd&v was het gevaar voor ons dat de taal en standpunten die gebruikt zouden worden, te gematigd zouden zijn. Wij moesten dus gewoon onze core business afdekken, de Vlaamsgezinde kiezer bij ons houden; dat die niet zou schrikken dat we door het kartel met cd&v minder Vlaams zouden worden. Dat is eigenlijk een heel gemakkelijke manier van

116 campagnevoeren; gewoon je core business, het verhaal dat je kent. We moesten gewoon onze kiezers plezieren, en intussen deed Leterme het werk om te verruimen, naar open vld- en sp.a-kiezers. Nu is het anders; nu staan we er alleen voor; wat maakt dat je niet gewoon bij je eigen kiezer kan blijven. Tenzij je tevreden bent natuurlijk dat je zou blijven staan waar je staat. Maar nu er duidelijk meer in zit voor ons, moeten we stuk voor stuk proberen uitbreiden; en wat creatiever zijn ook; op andere doelgroepen proberen mikken enzo; zonder daarin zo ver te gaan dat je je achterdeur openzet. Om het zo te zeggen: in karteltijd moesten wij vooral onze achterdeur beschermen; nu moeten we onze voordeur openzetten. Zonder dus de achterdeur natuurlijk te ver open te zetten. Het is eigenlijk een evenwichtsoefening wat we nu doen.

De strategie die u nu bespreekt; wie zit daar eigenlijk achter? De strategie op zich is niet zo moeilijk, als je strategisch of politiek talent hebt. Ik denk dat als je naar andere partijen gaat, je dit soort analyses ook zal horen. Als je lang genoeg werkt, dan heb je dit wel door. Maar natuurlijk is het ook altijd nuttig om op onderzoek te kunnen terugvallen, om te zien waar het electoraat zit waarop je vat zou kunnen hebben. Als je weet wat je doelgroepen zijn, kan je je strategie veel beter aanpassen natuurlijk. Want dan ga je op een andere manier andere boodschappen brengen. Maar ik denk ook dat je soms niet moet overrationaliseren. Onderzoek is onderzoek, maar je kan het niet altijd zo rationeel maken waarom mensen plots die zondag dat ene bolletje aankruisen. Ik heb dat soms al gehoord van mensen die in de wachtrij staan, die op het VB stemmen als de wachtrij te lang is; omdat het weer slecht georganiseerd is „en de politiek weer op niets trekt‟. Het kan natuurlijk ook dat ze dat sowieso zouden doen; maar het is toch iets waar politici zich vaak op miskijken: de kiezer is niet altijd zo rationeel als hij denkt. Voor veel kiezers zal dat wel waar zijn, dat ze nadenken, maar je hebt ook gewoon een cultuur die niet nadenkt; die vanuit buikgevoel reageert. En daar zie je wel die personencultus opduiken. Sommigen zijn niet warm te maken voor een bepaald ideologisch verhaal; maar hebben wel voorkeur voor speciale politici. Dat zijn vooral kiezers die sterk meesurfen op de golf. Bv „die Yves Leterme, dat lijkt nu wel de man te zijn‟, of „die Bart De Wever, in de slimste mens enzo, die moet wel verstandig zijn‟.

Denkt u dat de deelname van Bart De Wever belangrijk is geweest voor de partij? Onrechtstreeks wel, ik denk dat voor zijn persoonlijke score zijn populariteit gestegen is. Hij is lijsttrekker in Antwerpen; dus voor zijn persoonlijke score zal dat wel heel goed zijn. Maar ik zou het ook niet overdrijven, die invloed; ik denk niet dat mensen op Bart gaan stemmen omdat ze hem in de Slimste Mens gezien hebben. Omgekeerd kan het wel zijn dat, aangezien anderhalf à twee miljoen kijkers hem gezien hebben; zij hem nu ook kénnen. Je schrikt er soms wel hoe weinig mensen er maar politici kennen. Bovendien ging het om Bart, die voorzitter is van een kleine partij; niet om een Verhofstadt of Leterme. Er zijn 2 miljoen mensen die hem nu leren kennen hebben, en dan op een manier die niet die als politicus is. Ze hebben hem leren kennen als iemand die grappig uit de hoek kan komen, die ik zou zeggen verstandig is maar daar moet ik mee oppassen want het is maar een quiz hé; maar zo wordt het wel gepercipieerd door de mensen; als iemand die grappig is en verstandig. En dat zijn twee goede kwaliteiten. Dus ik denk niet dat ze daarvoor op hem gaan stemmen; maar nu ze hem leren kennen hebben, gaan die mensen als hij nog eens op

117 televisie komt wel luisteren. Misschien meer dan vroeger. Nu gaan ze volgens mij veel meer benieuwd zijn; ze kennen hem, en gaan zich misschien meer laten leiden door wat hij echt zegt, terwijl hij vroeger misschien gewoon als een radicaal persoon beschouwd werd. Ik denk dat je daardoor wel kiezers kan winnen. Op die manier is dat wel belangrijk geweest. Hij heeft de menselijke kant van zichzelf kunnen tonen. Maar het is niet zo eenvoudig natuurlijk; andere politici hebben ook meegedaan en zijn daar niet populairder van geworden. Johan Vandelanotte bijvoorbeeld: de mensen hebben geen andere persoon te zien gekregen als degene die ze al kenden. Vandelanotte was zichzelf; zoals we hem al kenden als politicus: ernstig, intelligent; maar je hebt geen andere kant leren kennen. Bij Bart was dat wel het geval. Mensen zeggen „zo hadden we hem nog nooit gezien, we kenden hem alleen van interviews als hij kwaad was ofzo‟. Het is niet omdat je in de quiz zit, dat je populairder wordt. Bart heeft het daar gewoon goed gedaan. Hij heeft zichzelf kunnen tonen op een manier die de mensen nog niet kenden. En dat is het succes geweest is denk ik.

Welke externe bureaus werden er gebruikt voor de communicatie rond de campagne van 2007? Wat was de rol van deze bureaus? Wat betreft folders maken enzo; de tastbare publicaties; daarvoor werken wij samen met een reclamebureau. Dat is bij ons DVN uit Gent. Maar dat wil zeggen dat wij wel bepalen wat daarin komt; Welke personen, welke stijl, welke feeling; welk type taalgebruik – want dat is afhankelijk van je strategie; die gegevens geven wij door aan het reclamebureau, en zo vragen we om iets uit te werken voor ons. Vanaf dan is het eigenlijk een heen-en-weerbeweging. Soms leveren we zelf wel stukjes tekst aan; bv verkiezingsprogrammapunten; maar de kunst is natuurlijk om in drie zinnen te zeggen wat je bedoelt. Naar die tekst doet het reclamebureau wel een gooi; maar dat doen we toch meestal zelf; omdat je daar echt de feeling van die drie zinnen moet hebben. Je moet het simpel zeggen, klaar en duidelijk, en met een woordkeuze die past in je strategie. Die twee dingen zijn heel belangrijk: klaar en duidelijk, en gebracht in een woordkeuze die in je strategie past; die een bepaalde kleur heeft.

Werd dit vastgelegd in een huisstijldocument? We hebben inderdaad een soort huisstijl, en alle kandidaten krijgen van ons een CD-ROM waar alles opstaat: de huisstijl, sjablonen van brieven en enveloppen; een N-VA logo met foto van Bart enzovoort. Om toch in je campagne een landelijke eenvormigheid te behouden qua stijl.

U zei zonet dat de woordkeuze aangepast wordt aan de strategie. Werken jullie dan ook met doelgroepen, positionering enzovoort? Ja, eigenlijk wel. Ik zal eens een voorbeeld laten zien (laat kladversie van verkiezingsfolder 2009 zien). Je ziet de eenvoudigheid, alles wordt in drie zinnen gezegd. Of hier bijvoorbeeld: „Het was onze ambitie om daar samen met andere iets aan te doen‟. We hadden ook kunnen zeggen „de cd&v heeft ons verraden‟; maar dat doen we niet, want dat is agressief naar de kiezers toe. Als er bijvoorbeeld kiezers zijn die altijd voor cd&v gestemd hebben, maar nu Vlaamsgezinder geworden zijn en beginnen twijfelen om te kiezen

118 voor ons; als je tegen hen zou zeggen „cd&v dat zijn verraders‟, dat is te agressief, dat schrikt af. Wat wij nu eigenlijk doen is meer een teleurgestelde positie innemen; schrijven dat we er samen met cd&v iets aan wilden doen, dat het nodig was om orde op zaken te stellen; maar „je weet hoe dat is afgelopen‟. Impliciet zeg je dus dat cd&v dat niet gedaan hebben, maar door die woordkeuze druk je iets meer de ontgoocheling uit dan je agressie zou uitstralen. En het VB zou veel meer die agressie uitstralen. Dat is dus wat ik zeg met die verwoording die je laat afhangen van je strategie. Als je je gaat richten op gematigde cd&v-kiezers, ga je anders schrijven. Maar het is niet zo dat ons inhoudelijke programma verandert natuurlijk; dat zou verkeerd zijn. Het is vooral belangrijk hoe je je strategie verwoord, want daar zijn zoveel manier voor.

Zijn er bepaalde doelgroepen waarop de partij zich richt? Niet zozeer; het is niet altijd eenvoudig om te weten te komen welke doelgroepen er zo zijn… maar onbewust houden we er wel rekening mee; we weten bijvoorbeeld dat we relatief goed scoren bij de mannelijke 50+‟er, tegenover bijvoorbeeld een vrouwelijk dertigerspubliek. Daar hebben we statistisch gezien duidelijk wat voorkeur. Ons idee van de Vlaamse hospitalisatieverzekering is dan ook een van de speerpunten in de campagne. Jongeren zijn daar dan weer niet mee bezig; vooral bij een volwassen of ouder publiek spreekt dat aan. Kinderbijslag is dan weer voor een jonger publiek, jonge ouders; en bovendien is het een zachter thema waarmee ook vrouwen aangesproken worden. Je houdt er dus wel rekening mee. Maar om nu echt te zeggen „we mikken op die of die doelgroep‟, dat doen we niet. Je kan het je eigenlijk ook gewoon niet permitteren om op een bepaalde doelgroep te richten; dan zou je gewoon te weinig stemmen halen. Je moet iedereen proberen een reden te geven waarom ze op jou moeten stemmen. En natuurlijk wel accenten leggen: de doelgroepen waarvan je weet dat je er sterker bij staat, daar iets extra op inzetten. Maar je kunt daar nooit zo ver ingaan dat je bijna exclusief op die doelgroepen inzet; dat kan je niet doen.

Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen? Oei, dat is moeilijk… Als ik vergelijk met de grotere partijen, denk ik dat onze communicatie beter gestroomlijnd is. Bij grote partijen, zoals de cd&v bijvoorbeeld; ga je vaker hebben dat de partijkopstukken andere accenten leggen. Met eigen publicaties afkomen enzo, een heel ander publiek aanspreken… een Herman Van Rompuy bijvoorbeeld zal een heel ander electoraat aanspreken dan Kris Peeters; ook al zitten ze allebei in dezelfde partij. Zij zullen dus op een andere manier campagne voeren; daar is de consequentie dus wat zoek. Het voordeel is wel dat ze wat ruimer mensen kunnen aanspreken; met tegenstrijdige belangen zelfs; iemand de Vlaamsgezind is zal misschien op Kris Peeters stemmen terwijl een Belgicist op Van Rompuy zal stemmen omdat hij daarin de behoeder van België ziet. Je ziet, conflicterende belangen in eenzelfde partij. Dat is bij ons niet het geval. Als grotere partij heb je dus het voordeel wel dat je een ruimer bereik hebt van stemmen; maar het nadeel is natuurlijk dat de consistentie soms zoek ik. En dat spelen wij in debatten natuurlijk vaak uit. Zo laten we bij de kiezer uitschijnen „je weet niet wat je eraan hebt, het is vis nog vlees‟. Wat mensen inderdaad wel doet twijfelen. In die zin onderscheiden we ons misschien, maar ik denk dat dat voor Groen!

119 misschien ook zo is; dat mensen heel goed weten waarvoor wij staan. In die zin is het voor ons, als kleinere partij, de boodschap die men kent dusdanig goed uit te leggen dat er steeds meer mensen overtuigd geraken. Dus dat is een beetje een voordeel: de duidelijkheid die je als kleinere partij hebt; je kan veel beter je communicatie stroomlijnen.

Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger? Militanten zijn zeer belangrijk op lokaal vlak. Zeker nu bijvoorbeeld; nu er affiches moeten worden geplakt, borden geplaatst, folders uitdelen enzo. Daar komt heel wat werk bij kijken. Lokaal is het dus heel belangrijk dat je veel vrijwilligers hebt die hierin hun tijd willen steken. Het voordeel aan onze partij is dat ze een zeer gemotiveerde aanhang heeft. Ook dat denk ik is voor grotere partijen een nadeel, dat horen wij toch dikwijls van collega-politici; dat ze niet vaak vrijwilligers vinden om lokaal de handen uit de mouwen te steken. Mensen vinden andere manieren om hun vrije tijd in te vullen, en bovendien heeft politiek ook bij jonge mensen niet altijd zo‟n goede naam. Dat horen we toch zeker bij die grotere partijen, dat ze daar last van hebben. Kleinere partijen niet echt, omdat zij een heel duidelijk profiel hebben. Groen! heeft ook zo‟n gemotiveerde achterban. Je moet immers heel de tijd vechten voor je standpunten in het politieke landschap. Terwijl een partij als cd&v, open vld,… daar gaat het over een paar procenten; dat is iets anders. Op dat vlak mogen we niet klagen en hebben we echt wel een gemotiveerde achterban.

Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken? Dat is inderdaad niet gemakkelijk. Elke partij probeert natuurlijk zo veel mogelijk in de pers of in de media te komen; en voor een deel kan je dat doen met parlementair werk; je kan dat doen op televisie maar dan moet je daar al voor uitgenodigd worden. Nu tijdens de campagnes zijn er wel debatten enzo; maar doorgaans, tijdens het gewone jaar, word je alleen op tv uitgenodigd voor interviews omdat je iets gedaan hebt; een opmerkelijke tussenkomst bijvoorbeeld; of omdat je zelf iets belegd hebt, bv naar de pers toe iets voorgesteld. Daarbuiten heb je inderdaad de acties. Of ik zal eerder zeggen de congressen. In februari bijvoorbeeld hebben wij een eerste congres gehouden, en op 1 juni gaan we de slotcampagne van de verkiezingen houden. In de beheersovereenkomsten van de vrt staat dat ze naar zulke congressen moéten komen. Slotmeetings hoeft niet, maar dat doen ze natuurlijk wel want dat is goed beeld materiaal, en daarin wordt ook strategische info gegeven over de campagne. Dat is natuurlijk ook een manier om in de pers te raken. De minst klassieke is natuurlijk om bepaalde acties te doen. Een aantal jaren geleden hebben we zo een beruchte actie gedaan, die ons nog jaren achtervolgd heeft. Dat was de actie in de scheepslift van Strépy, waar we een paar camions vol papieren geld zijn gaan afzetten. Waarom; omdat deze scheepslift een typisch voorbeeld is waar men met geld heeft gesmeten. Ik denk dat ongeveer om de drie à vier weken maar een boot passeert waar zo‟n scheepslift nuttig was. Maar dat kaderde in de wafelijzerpolitiek; Vlaanderen krijgt iets dus moet Wallonië iets anders krijgen. En om dat aan te kaarten, dat misbruik, hebben we die actie gedaan. We moeten toegeven dat dat niet de meest smaakvolle actie was. Je geeft natuurlijk de indruk van „Vlaanderen is degene die geld in Wallonië pompt,

120 en Wallonië is degene die het allemaal wegsmijt‟; maar daar was tegelijkertijd wel een slogan toen die totaal verloren gegaan was. Het enige wat uit de beelden bleek was dat we de transfers wilden stopzetten. Terwijl het verhaal juist was dat de transfers transparant moesten worden. Vlaanderen kan als rijker gebied wel solidair blijven met Wallonië. Maar als je natuurlijk zo‟n actie voert gaat dat verloren. De kracht van het beeld is enorm. Die impact hadden we echt onderschat; waardoor het een heel agressieve actie leek. De Franstalige pers heeft ons dat jarenlang kwalijk genomen. En misschien ook wel misbruikt. Maar het is niet geheel ten onrechte dat ze daarvan geschrokken waren. Maar anderzijds heeft die actie ook wel geweldig veel pers gehad. Daar letten we nu natuurlijk wel mee op. Voor 2007 hadden we de „verstrikkingsactie‟. Dat was een gevarendriehoek, een verkeersbord, met een strikje erop. Dat was eigenlijk een verwijzing naar Elio Di Rupo; het was een precampagne van ons ten tijde van het kartel. Want paars aan de Vlaamse kant en Wallonië aan de Waalse, dat waren echt wel de twee tegenstanders. De PS staat een beetje voor alles wat – en dat is niet helemaal terecht – er misgaat qua corruptie en schandalen. In Vlaamsgezinde kringen is de PS zowat de baarlijke duivel, bij wijze van spreken. Dat gevarenbord met strikje heeft ook enorm veel pers gehaald. Dat was eigenlijk een geslaagde actie; er zat wat humor in en kwam dus ook veel minder agressief over. Het is natuurlijk een boodschap die niet sympathiek was naar de PS toe; maar de humor verzachtte dat wel. Met zulke acties kan je dus wel wat pers halen; maar dat is niet altijd eenvoudig. Soms zit je er echt op, zoals met die verstrikkingsactie. Het mag gewoon niet te agressief overkomen, zoals in Strépy. Met acties moet je voorzichtig zijn. En soms komt er ook gewoon helemaal geen pers, je kan evengoed een actie doen die niet sexy genoeg is of niet genoeg inspeelt op de actualiteit; daar haal je dan niets mee.

121 Bijlage 6: Interview met Tom Van den Bergh Functie: directeur communicatie CD&V

Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er aan de leiding? We werken altijd samen met een externe partner. In 2007 was dat Saatchi & Saatchi. Die externe partner doet dit niet alleen, er zijn een aantal interne mensen die fulltime met communicatie bezig zijn. Bijvoorbeeld de woordvoerder, maar ook de directeur communicatie; en een aantal inhoudelijke raadgevers. Maar op zich is er wel een overleg dat daar georganiseerd wordt; waar zowel Saatchi als de interne woordvoerders, samen met de politieke verantwoordelijken, en in 2007 was dat nogal uitgesproken Yves Leterme en de voorzitter Jo Vandeurzen, die daar een operationeel orgaan hadden.

En de partij werkte ook samen met Censydiam Synovate? Ja, sinds 2006-2007 zien wij onderzoek als een belangrijk aspect in onze communicatiestrategie. Maar dat is vooral voorbereidend. En inderdaad, dat was met Censydiam. Dat is eigenlijk vooral voorbereidend werk; dat is een soort barometer om te weten waar de mensen vandaag mee bezig zijn; en hoe zij de dingen bekijken. Dat is vooral voorbereidend werk; dat is niet echt tijdens de campagne dat dat gedaan wordt.

In een onderzoek uit 2007 las ik dat door het inschakelen van de verschillende onderzoeksbureaus, dit soms eerder averechts werkte en tot tegenwerking leidde. Heeft u dat ook zo ondervonden? Communicatie is natuurlijk geen exacte wetenschap. Hoe meer ervaring je gebruikt, hoe meer tegenstrijdige visies je krijgt. Maar ik denk wel dat dat goed gewerkt heeft.

Hoe ver ging de inbreng van de onderzoeksbureaus in de campagne? Dat is echt een samenwerkingsverhaal, dat is ook een beetje de cultuur hier: wij vergaderen ons onnozel. Hier wordt ook vaak met externen samengezeten en nagedacht „hoe gaan we dit aanpakken, hoe gaan we dat aanpakken‟; omdat politiek iets zeer specifieks is, waar je toch een bepaalde ervaring mee moet hebben om te weten wat je gevoeligheden en mogelijkheden zijn. En in die zin was er toch veel werkoverleg samen met de creatieven en de strategen van Saatchi. Dus vaak gebeurde het dat er een briefing vertrok naar Saatchi, en dat we vroegen om aan een oplossing of antwoord; maar heel vaak gingen we daar samen op verderborduren.

Wie beslist er wat er aan bod komt in de campagnes? In welke mate hebben de andere partijleden inspraak? Dat zijn politieke keuzes; ik abstraheer het een beetje als ik zeg „Yves Leterme en Jo Vandeurzen‟, want op zich spelen ook de fractieleiders een belangrijke rol; dus op zich is daar altijd een soort politiek „validatiegroepje‟ van zetelende politici, die dus eigenlijk de finale knopen doorhakken. Maar de voorzitter en het boegbeeld; toen zetelend minister Yves Leterme; die speelt daar wel een zeer cruciale rol in.

122 Werd er voor de verkiezingen een specifieke campagnecel opgericht? Een operationele campagnecel? Dat zien we ook; maar je hebt sowieso een „staf‟ zoals ze dat bij ons noemen; dat is de verantwoordelijke voor communcatie, dus de directeur communicatie; je hebt een woordvoerder; een directeur beweging en vorming – dat is dus eigenlijk iemand die bezig is met vrijwilligers en kandidaten te begeleiden – en dan natuurlijk de directeur studiedienst. Dus eigenlijk de dagdagelijkse werking van de partij; maar tijdens campagnetijd wordt dat vaak wel nog een beetje aangevuld met nog wat mensen die daar wat extra inbreng, zowel op communicatie- als op inhoudelijk vlak kunnen insteken. En dan wordt de staf of het directiecommité veranderd in een soort campagneoverleg.

Waarop lag inhoudelijk de focus in de campagnes? Vindt u dat de campagne van 2007 terecht een kanselierscampagne wordt genoemd? In 2007 zijn die kaarten zo gevallen, maar – en je gaat dat zien in de campagne – vooral in de kanalen wordt er veel op personen gefocust. Maar als je terug gaat kijken dan ga je ook wel merken dat daar toch heel, heel duidelijke boodschappen ook inzaten. Mensen zonder boodschap, daar gaat het niet over. Het is niet het een of het ander. Maar in 2007 was dat heel duidelijk, je had Verhofstadt – Leterme, maar sp.a zag ook „wij missen hier de boot, we hebben een tegengewicht nodig‟; en dus werd Vande Lanotte ook zo gepositioneerd. Maar dat was vooral om mee te kunnen spelen in het debat. Dat gaat natuurlijk over inhoud en niet over mensen.

Hoe zou u de huisstijl (zowel inhoudelijk als stilistisch) van de partij beschrijven? Is deze vastgelegd in een document? Elke campagne wordt er wel een stijldocument opgesteld, en in die zin is dat wel de uitdaging binnen CD&V dat we daar… slecht in zijn is een verkeerd woord, maar we hebben veel straffe mensen, lokaal en regionaal, burgemeesters, parlementsleden, provincieraadsleden… we zijn een heel vertakte organisatie, er zijn zeel veel kandidaten die een eigen achterban hebben en die heel hard werken; maar die ook hun eigen campagnedynamiek hebben. En daardoor merken wij ook steevast dat dat een heel dynamisch gegeven is, wat ook zeer moeilijk aan te sturen is. Je merkt bijvoorbeeld eerder bij sp.a dat zij dat nogal rigide aan hun kandidaten kunnen zeggen „dit is de stijl‟, en „deze foto moet zo genomen worden‟ en zo, en dat dat bij ons heel dynamisch en organisch is. Wij stellen vooral de inhoudelijke lijn heel duidelijk op, en dat op zich is een verhaal waarin iedereen meestapt, omdat daar ook een heel proces aan vooraf gaat hoe ons programma en onze inhoud wordt opgemaakt. En stilistisch wordt dat iets minder rigide gevolgd. We proberen dat wel altijd. Altijd is dat onze ambitie, en elke keer merken we dat de dynamiek van een campagne anders verloopt. En daar zijn we eigenlijk ook wel trots op. Het is een kakofonie als je door Vlaanderen rijdt en je ziet al die CD&V-affiches die nogal verschillen. Maar op zich is dat ook een heel mooi gegeven, omdat dat onze kracht wel is: we zijn een mozaïek, een collage; we zijn heel verschillende types en figuren.

123 Bij N-VA en het VB wordt er bijvoorbeeld een CD-ROM gegeven aan de kandidaten. Heeft CD&V ook zoiets? Ja, dat doen wij ook.

Maar bij jullie wordt er minder naar geluisterd? Er wordt creatiever mee omgesprongen. Ik vind dat een heel groot verschil.

Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen? We zijn zo vertakt, en zo verscheiden in profielen, dat dat ook betekent dat we bv bij deze campagne van 2009, 267 kandidaten, dat we ook wel 267 woordvoerders hebben. Omdat dat allemaal mensen zijn met een eigen profiel, een eigen achterban, een bepaalde link naar samenleving of doelgroep. Bij ons ga je heel weinig mensen zien die zomaar geplukt worden; enkel mensen die al een bepaald parcours hebben afgelegd. En dat vind ik wel een kracht, het zijn altijd mensen die ofwel uit hun verenigingsleven ofwel uit hun beroepsleven een verhaal meebrengen.

Doelt u hiermee op BV’s bij andere partijen? Bwaja… Ik heb daar eigenlijk geen commentaar op, maar je merkt wel dat als je bij ons kijkt naar mensen die iets of wat bekender waren voor ze op de lijst kwamen, dan is dat bijvoorbeeld een Ivo Belet; maar die had een heel scala aan inhoud, aan ervaring dat hij met zich meebracht; en je merkt dat dat iemand is die wel pakt, die wel leeft binnen onze partij. Mensen zonder achterban, dat ga je hier veel moeilijker zien.

Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe communiceert? Dat is moeilijk om op te antwoorden. In het begin van je campagne stel je een aantal inhoudelijke punten op waar je mee naar buiten wil komen; en daar wordt dan een strategie opgezet: met welke boodschap willen we naar buiten komen, en naar welke doelgroep.

En gaat hier onderzoek aan vooraf? Ja

Wat zou u beschrijven als uw belangrijkste doelgroep? Aangezien wij een heel brede partij zijn, is onze doelgroep ook heel breed en ruim. Maar stereotyp zijn dat eigenlijk… neen, ik kan eigenlijk geen stereotypes geven. Ik wou zeggen „de gezinnen‟, daar scoren we heel sterk op; maar we scoren ook heel sterk op 50+‟ers, de actieve senioren. Maar als je naar de verkiezingscijfers van 2007 kijkt, merk ik dat wij ook bij de doelgroep 18-25 de grootste partij waren. Dus op zich… we zijn nogal breed.

Dus is eigenlijk de hele Vlaamse bevolking jullie doelgroep? Ja, maar dat is nogal makkelijk gezegd hé. Daar komt het wel op neer, ja.

124 En de positionering tegenover de andere partijen, gaat u daar specifiek truucjes voor gebruiken? Truucjes, neen, we hebben ons verhaal, en ik denk dat dat vooral in de media en debatten wel duidelijk wordt, van hoe verhouden wij ten op zichte van… maar nee, dat is eigenlijk niet… politieke communicatie draait niet om truucjes, maar vooral het verhaal dat je wil brengen. En zo differentieer je je wel.

En hoe pakt u die differentiatie dan aan, tegenover andere partijen? Dat is focussen op je eigen verhaal, en die veelheid aan mensen. Wij vertrekken vooral uit een menselijke taal van communicatie. Ik denk dat we ook proberen om die begrijpelijkheid en dynamiek, en nabijheid, na te streven.

Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger? Dat is hét, dat is echt alles voor ons. We zijn een organisatie met 75.000 leden. Dat betekent niet dat die allemaal echte dagdagelijkse militanten zijn, maar er zitten duizenden actieve lokale politici bij; elke gemeente heeft wel een CD&V-afdeling. En dan moet je denken dat daar minimum een tiental mensen in actief zijn. Dat is dus een gigantisch orgaan, waar we veel van vragen en verwachten; maar ook veel op inzetten om die mensen te ondersteunen. Bijvoorbeeld een verkiezingsprogramma; dat wordt voorbereid op een studiedienst, door politici, op de fracties; maar hier vertrekt geen verkiezingsprogramma voor dat eigenlijk toch door al die tentakels is gegaan; voor iedereen weet wat er in het programma zit. En dat ook iedereen zijn fiat kan geven. Dat is een heel log proces, omdat dat ook duizenden mensen zijn, bij wie je moet passeren. Dat is een valkuil, maar ook een heel duidelijke kracht voor ons.

En denkt u dat de militanten van CD&V even gedreven zijn als deze van het VB? Wij hebben heel andere militanten, daar ben ik sowieso van overtuigd. Maar ik zei daarnet dat onze kandidaten en politici een heel eigen verhaal meebrengen; en dat is met onze militanten ook zo. Dat is heel grappig, maar als je zou kunnen kijken hoeveel van onze militanten actief zijn in een oudercomité, of in een lokaal verenigingsleven, sportclubs, cultuurverenigingen… dat zijn allemaal mensen met drie, vier engagementen. En dat is wel heel duidelijk, dat zijn echt onze mensen. Als je kan stereotyperen. Ik kan me voorstellen, CD&V op zich is een bepaald idee, een bepaald verhaal over de samenleving. Tegenover als je naar het VB, maar ook N-VA ofzo gaat kijken; dat is veel meer monothematisch dat zij werken, waardoor ze ook een soort eensgezinde stroming van militanten hebben. Ik trek het een beetje uit zijn fles hoor, want zo uitgesproken gaat het natuurlijk niet zijn.

De militanten van CD&V, gaan zij ook affiches plakken en dergelijke? Ja zeker. Niet alle 75.000, maar we hebben er momenteel duizenden die de straat opgaan om borden te plaatsen, brieven te bussen enzo… ik denk ook aan de duizend pensenkermissen of spaghettiavonden die er per jaar georganiseerd worden, en van die dingen. Dat zijn onze mensen wel.

Organiseert de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken?

125 Tuurlijk, we proberen ook hier en daar om eens wat extra… 2007 was voor ons heel belangrijk, Yves Leterme was toen zetelend minister-president. Dat was een Vlaamse regering met een serieuze verantwoordelijkheid die nog gedragen moest worden. Dus op zich konden we het ons niet permitteren om Yves Leterme te snel in de campagne te laten gaan. Wat hebben we toen gedaan; we hebben een dag voor de sperperiode gezegd dat Leterme de lijsten ging trekken. En we hebben dat gedaan door een magazine te encarteren in De Zondag, het gratis blaadje dat je bij de bakkers krijgt. Maar wij moeten altijd opletten dat we een beetje budgetvriendelijk te werk gaan. Dus we hebben dat magazine, om dat in die Zondag te krijgen en dat verdeeld te krijgen bij die bakkers – wat een heel kostelijke zaak was die we ons niet konden permitteren – hebben we al onze militanten opgetrommeld. De hele nacht, van zaterdag op zondag, zijn we daar met 500 man op vier centra; vier van die grote drukkerijen; zelf de boekjes in de krantjes gaan steken; en zelf met autootjes alle Vlaamse bakkers afgereden. Ik denk dat dat een typische CD&V-stunt was; maar dat was ook met veel mensen die goesting hadden om dat te doen en daar hun nachtrust voor over hadden.

Maar nooit provocerende stunts tegenover andere partijen? Nee, dat ga je bij ons niet zien. Dat is ook het profiel van onze partij niet.

Nu de partij meer tegenwerking krijgt van N-VA vragen we ons af of dit een invloed heeft op de strategie van uw partij; of gaat u eerder uw koers behouden? Ja, de koers blijft behouden.

126 Bijlage 7: Interview met Piet Deslé en Joeri Casteleyn

Functie Piet Deslé: Communicatiemanager LDD Functie Joeri Casteleyn: Pers en communicatie LDD

Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er aan de leiding? Deslé: daar kan je eigenlijk niet veel over zeggen. Jean-Marie stond daar aan de leiding van, en dat was eigenlijk zo chaotisch en geïmproviseerd. Ze moesten op drie maanden tijd en campagne voeren, en de lijsten maken. Ze hebben toen beroep gedaan op Wim Schamp, voor het ontwerp van het logo. Eigenlijk ook voor de rest van de campagne, maar dat is dan afgelopen, en dat is in ruzie geëindigd. Dus eigenlijk hebben ze op hun eigen, met een paar mensen van Lijst Dedecker, dat voortgetrokken.

Wie beslist er wat er aan bod komt in de campagnes? In welke mate hebben de andere partijleden inspraak? Deslé: Het partijbestuur heeft daar een aantal algemene lijnen; het partijbestuur dat zijn dus een dertigtal mensen; die hebben daar een paar algemene lijnen over goedgekeurd; maar eigenlijk is het een kleine cel van de communicatiedienst. Dus dat zijn eigenlijk wij twee, met de fractiesecretaris van de partij. En dan een paar mensen die een verleden hebben in marketing en dergelijke; die zich daarmee moeien. Maar alles samen is dat een man of vijf, zes die daarover de lijnen uitzet.

Welke propagandamiddelen werden er in 2007 gebruikt om campagne te voeren? Deslé: In de campagne van 2007 is er maar één propagandamiddel gebruikt, en dat is Jean-Marie Dedecker. Ja, dat is ook Lijst Dedecker dus eigenlijk is alles gespeeld op de naam… het enige dat hij als achtergrond had, is het boek „Rechts voor de raap‟, dat toen een jaar verschenen was maar waar hij toen op teruggevallen is. Er was ook een programma uitgeschreven op basis van dat boek, en dat is ook op de website geweest. De website is eigenlijk het meest performante verspreidingsmiddel geweest van de propaganda, op dat ogenblik. Van dat boek zijn bijna 40.000 exemplaren verschenen, dus dat is eigenlijk wel goed. Maar dat was uiteindelijk het jaar daarvoor. Maar zelfs op het moment van de verkiezingen hebben ze nog herdrukken moeten doen.

Werd er voor de verkiezingen een specifieke campagnecel opgericht? Deslé: Neen

Waarop lag inhoudelijk de focus in de campagnes? (Bv vooral op de boodschap, vooral op de kandidaten,…) Deslé: De focus lag op vernieuwing, maar vooral op de naam Jean-Marie Dedecker. Je kan dat niet ontkennen. Hij was een BV hé. Het was ook zijn partij, hij was weggegaan met een paar mensen; maar de

127 mensen die daarnaast stonden, de Boudewijn Bouckaerts en weet ik veel wie nog allemaal; die zijn nooit aan bod gekomen in de campagne.

Welke externe bureaus werden er gebruikt voor de communicatie rond de campagne van 2007? Wat was de rol van deze bureaus? Deslé: Dat was Wim Schamp, en ik denk dat voor de laatste twee maanden nog een ander bureau even in beeld is geweest, maar ik ken daar de naam niet meer van.

Hadden jullie dan ook mensen in dienst die de creatieve uitwerking deden? Deslé: er was niemand in dienst nee, dat waren dezelfde mensen, een paar die met marketing bezig waren… Rudy Dekerpel zat daar toen bij… Casteleyn: Ja, die had constant photoshop openstaan

Alles werd gedaan door mensen van de partij zelf? Deslé: ja, dat was pure improvisatie. Casteleyn: Je komt net van de CD&V, ik kan zeggen: dat is een wereld van verschil Deslé: er zijn mensen die twee dagen voor de verkiezingen hun affiches hadden. Maar niet allemaal hoor. Maar bijvoorbeeld in het straatbeeld zelf waren er delen van het land die helemaal niet gecovered waren, en andere delen helemaal wel. Dat was omdat er dan een paar actieve mensen in die afdelingen zaten. Dat was eigenlijk verschrikkelijk geïmproviseerd. Maar goed, ze hebben het dan toch gehaald.

Hoe zou u de huisstijl (zowel inhoudelijk als stilistisch) van de partij beschrijven? Is deze vastgelegd in een document? Deslé: de huisstijl van de partij die ligt nu vast, maar daar kan jij beter wat over zeggen, Joeri? Casteleyn: Ja, dat was op basis van het logo. Dus na de verkiezingen is er wel een document opgesteld met de volledige huisstijl. Op de website staan bijvoorbeeld alle templates. Dus iedereen kan die afhalen, dat ligt volledig vast. En daar moeten ze zich nu aan houden.

En dat was niet het geval in 2007 Casteleyn: neen Deslé: de partij bestond ook maar twee maanden, dat kon eigenlijk niet. We hebben nu tijd gehad, sinds 2007. In het begin had ik zoveel andere dingen te doen dat ik daar eigenlijk geen tijd voor had. Het is pas sinds jij (Joeri Casteleyn, nvdr) erbij kwam dat we daar aan kunnen werken hebben. Maar goed, we wisten dat het perspectief 2009 was, dus we hadden nog een beetje tijd. En eigenlijk zijn we nu wel klaar. Dus de mensen die nu willen campagne voeren, met de middelen van LDD, kunnen die vinden. De affiches enzo zijn ook gecentraliseerd gebleven, dus eigenlijk zou je nu in heel Vlaanderen een gelijkvormige campagne moeten hebben. De huisstijl beschrijven; het gaat vooral om die twee felle kleuren. En voor de rest blijft het natuurlijk Dedecker. Dat is aantrekkingskracht hé.

128 Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen? Dat we geen campagne moeten voeren om in de krant te komen. De afgelopen vier weken staan we er iedere dag in, vandaag weer. Maar dat is wel een beetje de filosofie geweest van de partij; dat we twee jaar lang campagne gevoerd hebben door eigenlijk zeer actief oppositie te voeren; of dat nu over Fientje Moerman ging of de politiediensten, dus door zeer actief oppositie te voeren en bijna als enige partij in het parlement, voer je campagne. Iedereen wist dat Dedecker in het parlement zat. En ook in het Vlaams Parlement, er zaten maar vier mensen maar die vier, via Dedecker, kwamen meer aan bod dan bijvoorbeeld een N-VA of een Vlaams Belang. Dus dat is eigenlijk, als je van een strategie wil spreken, de enige strategie die we gedaan hebben: voortdurend hard werken. In de oppositie. En als wij nu naambekendheid hebben; vanaf er iemand een scheetje laat bij Lijst Dedecker komt dat in het nieuws, omdat LDD het item van de verkiezingen is. Dus eigenlijk, op zich is dat al een geslaagde campagne. Maar met alle nadelen enzo. Het is niet altijd het fraaiste dat bovengekomen is; ook niet van de andere partijen. Maar mag je dat een strategie noemen… hard werken wel Casteleyn: dat is een strategie; op het moment dat de overheidsgebouwen verkocht werden zat de CD&V in de oppositie. Die hadden in feite echte oppositie moeten voeren. Maar als je daar niemand hebt die wil werken, omdat je al vijftig jaar niet gewoon bent om oppositie te voeren; terwijl ze hier ‟s ochtends om 6u30 beginnen en ‟s avonds om 1u de studiedienst nog altijd bezig is; dat uitspitten van bijvoorbeeld de overheidsgebouwen doen we met zeven man, en dan haal je er al eens een detective bij, omdat je het natuurlijk niet allemaal kan. Dus onze strategie is: hard werken, en dan kom je er. Deslé: en ook de delicate dingen niet uit de weg gaan. Want dat is een beetje wat die machtspartijen altijd hebben onder elkaar: ze willen elkaar geen zeer doen, omdat ze weten dat ze volgend jaar bij elkaar moeten zitten. En dat is een soort statement van ons, waar we ook veel tegenwind voor krijgen. Maar als de mensen willen dat er aan politiek wordt gedaan… Casteleyn: Wij hebben ook geen politieke communicatielijn hé. Ik kan me inbeelden, bij bv de sp.a; als je daar een persbericht wil uitsturen moet dat gelezen worden door Gennez, als dat gaat over onderwijs moet Vandenbroucke dat nog eens lezen, als het gaat over Limburg moet Vanvelthoven dat nog eens lezen… dan is het zeven uur ‟s avonds. Bij ons is de lijn zeer kort, we zitten dicht bij elkaar.

En gaat u in uw communicatie naar het publiek toe dan ook mee het buikgevoel van de mensen aanspreken, zoals een Vlaams Belang? Deslé: Neen, het is vrij direct allemaal hoor, wij proberen alles naar buiten te brengen als het bewezen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld De Gucht; wij gingen die zaak De Gucht niet uitbrengen, dat is gelekt geweest. Dus daar is onze strategie heel eerlijk, daar zullen we de mensen niet bedotten; niemand bekladden als het niet waar is. Maar als je bewijzen hebt moet je ermee naar buiten; en of dat nu over de chef van de politie gaat of… dat zijn onaantastbare mensen voor de wet; maar die foefelen, en daar moeten we tegenin gaan. Je kan je natuurlijk amuseren door de kleine stadsambtenaar achterna te jagen, door te zeggen „jij hebt daar iets in je zak gestoken‟; maar nee, het is boven, waar het op veel grotere schaal gebeurt. En als je een doelgroep wilt noemen, dan is dat eigenlijk de eerlijke mens die geshockeerd is dat

129 zijn geld wordt misbruikt. Maar dat soort mensen, die misnoegden in de politiek; bijvoorbeeld een deel van de Vlaams Belangstemmers zijn geen racisten of nationalisten, maar mensen die foert zeggen, „dat deugd niet‟. Maar als wij zeggen dat het niet deugd, dan moeten we daar wel iets tegenover plaatsen, iets kunnen doen. En dat is het probleem: we krijgen altijd de kans om aan te tonen dat het verkeerd gaat, maar we krijgen nooit de kans om er iets aan te doen. En als er een strategie zit in de laatste weken van de verkiezingen, dan is dat om te proberen om die dingen te verkopen; dat wij ook oplossingen hebben. En dat is heel moeilijk, dat geef ik graag toe. Ik weet niet of we daarin gaan slagen. Casteleyn: de aanleiding die we geven, bijvoorbeeld de gratis drugtests; dat staat in ons programma, dus daar moeten we op reageren. Maar anders komen we alleen in het nieuws met iets negatiefs. We kunnen ook de persberichten tonen van Dirk Vijnck, daarmee kom je niet in het nieuws; hij is op een andere manier in het nieuws gekomen. Inhoud interesseert de journalisten niet. Ze zeggen we altijd „het is tijd voor inhoud‟, maar als je het dan geeft dan zeggen ze „ja maar we zitten met die overstap…‟. Men is niet geïnteresseerd in inhoud, men spreekt zichzelf eigenlijk tegen in haar eigen editoriaal.

Is er een concrete doelgroep waartoe de partij zich het meeste richt? Hoe worden die doelgroepen bepaald? Deslé: Stel je gerust, daar hebben we geen studies over gedaan. Het is zo algemeen; we gaan natuurlijk door ons programma, dat sociaal-economisch liberaal is, toch bepaalde groepen aanspreken; dat wel; maar ook de arbeiders, omdat we ook hun belastingen willen verlagen. Het zijn niet alleen de ondernemingen die moeten kansen krijgen; iedereen moet over zijn eigen geld beschikken en moet dat niet altijd afgeven aan de staat; die dat kan verdelen naar zijn eigen goesting. Maar onze doelgroep is wel de werkende bevolking.

Probeert u dan bewust ook de proteststemmen van het Vlaams Belang aan te trekken? Deslé: Wel, ik denk dat we die automatisch aantrekken, omdat we precies aanklagen wat er fout loopt. Het Belang was ook de enige die dat deed, maar dan op een heel beperkt terrein; die zijn nooit over de visa- affaire bv gegaan; maar voor de rest zitten zij vooral op dat racismethema en daarmee haal je het niet. We zitten voor een stuk op dezelfde lijn, rond het beleid en gezinshereniging, dat verstrengd moet worden; maar dat ga je niet in onze communicatie uitsluitend vinden. Wij gaan meer voor de vlaktaks gaan pleiten, voor een verlaging van de btw, rond de financiële crisis ook. Maar er is altijd de perceptie van de kiezers, die vaak denken „ja dat zijn die die het goed kunnen afbreken, maar gaan ze het weer opbouwen?‟. En dat proberen we nu op te krikken.

Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij? Deslé: Er zijn er alleen maar bijgekomen. De laatste twee jaar zijn er honderden, zoniet duizenden mensen met politieke bagage, zonder politieke bagege, mensen die nog nooit aan politiek gedaan hebben; dat zijn eigenlijk de mensen die het meest waardevol zijn, omdat zij eigenlijk die ballast niet hebben van de politieke partij. Maar die militanten zijn belangrijk, want dat zijn de mensen die de campagne voeren. En

130 straks als het in 2012 gemeenteraadsverkiezingen zijn, is het van onze militanten dat we het moeten hebben. Dus ja, die zijn belangrijk.

Kon u in 2007 al enigszins op militanten terugvallen? Deslé: Nee, we hadden al moeite om die 250 mensen te vinden. Casteleyn: en wie zou zich durven bekennen tot een partij die 2,1% van de stemmen haalde in de peilingen? Dan was je voor de rest van je leven verbrand. Nu hebben we ook meer draagkracht. Deslé: en dat mensen weten dat het iets serieus is, dat het geen verschijnsel is dat maar een jaartje meegaat en dan verdwijnt. Nee, Jean-Marie heeft wel de optie genomen om de partij op te richten en die uit te bouwen op twee jaar. Niet zoals Van Rossem toen, die zei „we zitten in het parlement, we gaan eens goed eten en drinken en dan zijn we naar huis‟; nee, dat was de bedoeling niet. Ja, die militanten zijn belangrijk. Ik denk dat in de helft van de gemeentes onze partij al opgenomen is.

Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken? Deslé: Bwaja, in de campagne zullen er wel een paar stunts zitten Casteleyn: dat verloopt heel geïmproviseerd, omdat iedereen ook zijn eigen thema‟s heeft.

Dus deze worden allemaal provinciaal geregeld? Deslé: ja, wij hebben dus – en dat is geen stunt – ons congres op 17 mei; dus dat is gewoon de kandidaten voorstellen en eens applaudisseren; waar Jean-Marie zijn inhoud presenteert

Maar het gebeurt niet dat de partijtop beslist om de aandacht van het publiek eens te trekken, door acties? Deslé: Voor de meeting wel; maar al de rest is provinciaal. De kieskringen doen wat ze willen. En we zien wel hoe origineel dat is. In Oost-Vlaanderen gaan ze geloof ik bijvoorbeeld met een bus rondrijden en Vlaanderen aandoen, dus dat is vrij intents. Casteleyn: Wij doen gewoon onze activiteiten zoals anders. Vorige week bijvoorbeeld had ik persconferentie van de horeca; en dat kan intussen een extra stimulans zijn voor die gemeenten; waar zij mee bezig zijn. Maar zij moeten dat aanvoelen, wat zij moeten brengen.

Dat is heel anders dan bij de andere partijen Casteleyn: Ja, dat kan ik me inbeelden. Daar is vaak een iemand die aan een touwtje trekt. Deslé: wij hebben daar gewoon de middelen niet voor. Het is niet omdat we dat niet willen, we kunnen dat gewoonweg niet. Ik denk dat Jean-Marie zelf 100.000 € in de partij heeft gestoken, maar de officiële cijfers… maar dat was puur privégeld, omdat we nog geen partijfinanciering hadden. In de partijfinanciering van nu, waar we dus twee jaar op het budget van het federaal parlement kunnen rekening, gaat er 500.000 naar de verkiezingen. We mochten wettelijk meer uitgeven, maar we doen dat niet.

131 Bijlage 8: Interview met Jos Stassen (groen!)

Functie: Campagneleider in de verkiezingen van 2007

Wie besliste er in 2007 wat er aan bod kwam in de campagnes? De beslissingen werden genomen door het campagneteam; dat bestond uit partijvoorzitter Vera Dua, campagneleider Jos Stassen en communicatieadviseur Chris Van Langendonck van het bureau Link. Zij besliste zowat alle zaken zelf. Officieel gebeurt dit in samenspraak met het partijbestuur, maar in feite maken wij drie alle beslissingen.

Welke taken werden dan gedelegeerd aan dit externe bureau? Zowel in 2004 en 2007 werkten wij samen met Link, een strategisch communicatiebureau. Daarnaast gebruikten we echter ook nog een creatief reclamebureau. Dat was een bedrijfje van twee jonge gasten uit Gent, die een klein bureautje hadden. Zij deden alle creatieve uitwerking, op basis van de beslissingen.

Ik las dat de communicatie van de partij vroeger eerder chaotisch verliep. Kan u dit beamen, en hoe ging dit vroeger? Ik kan alleszins al zeggen dat de communicatie van groen! beter verloopt dan die van Agalev. Na het debacle van 2003, waarbij we van 11% naar 3% gezakt zijn, zijn we qua communicatielijn veel sterker georganiseerd. Nu hebben we veel duidelijker lijnen vastgelegd. Voor 2004 waren we eigenlijk weinig georganiseerd, en verliep niet altijd alles volgens afspraak. Vooral in de periode van het Nepalverhaal, rond 2002-2003 hadden we een periode van minder duidelijke communicatie. Begin 2004 werd dit veel strakker. De communicatielijn werd vastgelegd in een document; op basis van inhoud, strategische positie en belangrijkste communicatieboodschappen. Onze positionering in 2007 zag eruit als volgt: de eerste lijn was “Groen! als enige ecologische partij”. We hebben het woord ecologisch toen terug ingevoerd. We zeiden ook „enige‟, omdat we het contrast met sp.a wilden maken. De tweede lijn was opgesteld om een nieuwe generatie kamerleden te lanceren. Qua inhoud bestreken we drie thema‟s: klimaat en armoede, en later ook hoofddoeken.

Had de partij in 2007 een huisstijl die stilistisch vastgelegd werd? De stilistische lijn was in 2004 vrij sober. In 2007 hebben we die aangepast om de nieuwe generatie ecologisten te lanceren. Om het met een mooie boutade te zeggen: „je krijgt maar één kans om een goede eerste indruk te maken”.

En hoe werd deze lijn gecommuniceerd naar de partijleden toe? Was er een CDROM of een website met templates voorhanden? In 2007 hadden we een campagnewebsite. De hoofdslogan was „de keuze is logisch‟, de onderslogan „de toekomst begint nu‟. Op de website http://detoekomstbegintnu.glue.be/ kon je alles over de campagne vinden.

132

Hoe heeft groen! gereageerd op de kanselierscampagne van 2007? Waar lag de inhoudelijke focus? Op deze campagne hebben we eigenlijk niet kunnen reageren. We hebben wel een deelnamestrategie gevoerd, en Bart Staes naar voor geschoven als de zogenaamde toekomstige klimaatminister. Zo hebben we proberen inbreken in de campagne met het motto „zet groen aan het werk‟. Groen! moest mee in de regering, als de mensen wilden dat er iets zou veranderen. Maar helaas heeft deze strategie niet echt gewerkt. Achteraf gezien was deze poging de minst geslaagde van alles wat we gedaan hebben. Maar niet alleen Groen!, ook het VB en uiteindelijk zelfs Vande Lanotte werden weggeduwd. De enige grote verrassing in 2007 was het succes van Dedecker. Maar wat wij dus wilden aantonen dat de stem van de mensen nuttig kon zijn, zodat er een klimaatminister kwam, opdat er toch iets zou gebeuren. Zoals je misschien nog wel weet was april 2007 trouwens heel warm, we rekenden erop dat de mensen puffend moesten gaan stemmen, en zouden beseffen „dit klopt niet‟. Maar helaas is dit in mei weer omgekeerd. Dat geluk hebben we niet gehad. Uiteindelijk was 2007 niet communautair; een Leterme-stem was eigenlijk een anti-Verhofstadtstem, voor een nieuwe leider. De andere stemmen waren vaak „we zijn het beu‟-stemmen. Daar heeft het populisme van LDD gewonnen. Dus eigenlijk is het klimaat weggedrongen door twee dingen: wie wordt premier en populisme. Maar het had erger gekund voor groen! uiteindelijk, op het einde hadden we echt alle wind tegen.

Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken? Jazeker. In 2004 hadden we de “Vera Zoekt”-campagne. Dat waren kleine stunts, acties op markten enzo. In 2007 was het vooral het symbool van de ijsbeer dat we naar voor brachten, om de opwarming van de aarde aan te klagen. Dan zag je mensen in ijsberenpakken rondlopen enzo. Maar echt grote dingen zijn er niet gebeurd in 2007; we hebben gewoon vooral rond die ijsberen gewerkt.

Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij? Een partij die niet zoveel middelen heeft en niet altijd via de grote media kan adverteren, heeft natuurlijk militanten nodig. Bijvoorbeeld om brieven te bussen of affiches rond te brengen. 2007 was voor alle partijen eigenlijk een moeilijk jaar qua militanten, dat heb ik van verschillende partijen gehoord. Militanten zijn echter belangrijk, je hebt ze nodig om te tonen dat je met veel volk bent. In 2004 ging dat alleszins beter dan in 2007. Dat is iets heel opvallends, en dat was bij de andere partijen ook zo heb ik me laten vertellen.

Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen? Onze communicatie was lange tijd minder groots, minder traditioneel; met meer acties. In 2004-2007 waren er veel acties. Wij hebben eigenlijk lange tijd het monopolie daarop gehad. Vaak ging het om van die Greenpeace-achtige toestanden; ons laten oppakken bijvoorbeeld. Nu hebben we daar niet langer het monopolie op, ook SLP en het VB doen zo‟n dingen. Bijvoorbeeld de actie van Vlaams Belang aan het

133 gerechtshof. Op dat vlak hebben we geen USP meer, maar die hadden we wel in de jaren tachtig en grotendeels de jaren negentig. Spirit doet veel acties en het VB ook wel. Maar het blijft wel een sterk punt van de partij, via actie op het terrein zelf kan je je politieke boodschap tonen. Wij doen het misschien nog meer dan de anderen, maar de andere doen het ook wel. Vraag is natuurlijk of de anderen dit blijven doen. Hoe dan ook, het blijft een sterk punt. Groen! is een belangrijke politieke uitingsvorm. Tussen 1999 en 2003 hebben we geen actie gevoerd, want dan zaten we in de regering. Dat was eigenlijk zeer dom van ons. Groen! wil „anders‟, „spitsvondiger‟, „prikkelender‟ zijn. En dat moeten we blijven doen, dat blijft een unieke factor.

134 Bijlage 9: Interview met Aubry Cornelis

Adviseur liberaal kenniscentrum Prometheus In 2007: deel van de communicatiecel en dus in nauw contact met de toenmalige woordvoerder

Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er aan de leiding? De persoon die nu politiek directeur van de partij is, die de lijn uitzet, dat is de heer Tom Ongena. Die was in 2007 woordvoerder van zowel de voorzitter, Bart Somers; maar ook van de partij als dusdanig. Wat de partij betreft, en zeker voor de verkiezingen, maakte Tom Ongena de beslissingen op communicatief vlak. Met daaronder dus op dat ogenblik een communicatiecel met twee personen. Dat was mijn collega Vermaelen, die verantwoordelijk was voor de speciale campagnewebsite die we altijd maken; zowel content als foto‟s, elektronische nieuwsbrieven enzo; terwijl ik meer de teksten schreef naar verenigingen en dergelijke meer. Wat er ook altijd is tijdens verkiezingen… ik heb eens gelezen dat het Vlaams Belang beweert dat ze altijd haar communicatie volledig zelf doet – wat dus niet waar is volgens mij, maar goed, bureaus willen zich misschien niet altijd associëren met hen; maar wij werken dus wel altijd samen met een communicatiebureau voor de verkiezingen. En net als deze keer was dat ook in 2007 met Fons Van Dyck van DVN. Dus dat is het een beetje. Wat eigenlijk het communicatiebureau doet, is de inhoud die wij strategisch naar voor brengen; zij maken daar dan eigenlijk de beelden bij; en wat ook in samenspraak met het bureau gebeurt is het opstellen van een tijdslijn. Dus om de zoveel weken doen we dit, dan dat,… maar dat is vooral de woordvoerder die hierbij betrokken wordt.

En de slogan en dergelijke, wie zit daarachter? Normaal is het zo dat binnen de partij wel het concept wordt ontwikkeld, er wordt niet altijd gewerkt met één slogan. Meestal komt die wel van bij ons, intern, maar wordt daar dan aan geschaafd door het communicatiebureau. Dat wil zeggen: wij zorgen voor de brute steen, zij zorgen voor het beeldhouwwerk. Zo kan je het formuleren.

Wie beslist er wat er aan bod komt in de campagnes? In welke mate hebben de andere partijleden inspraak? Het is natuurlijk zo dat politici zeer gevoelig zijn voor de manier waarop ze in de media verschijnen, en zij gaan bijna nooit toelaten dat alles volledig beslist wordt door een communicatiebureau. Zij gaan meestal wel heel sterk de vinger aan de klink houden.

Welke propagandamiddelen werden er in 2007 gebruikt om campagne te voeren? Zeker de laatste jaren moet je op zoveel domeinen aanwezig zijn. Bijvoorbeeld in 2007, dat is de eerste keer dat we bijvoorbeeld gewerkt hebben met e-militanten. Elke week werd er door een kleine cel in de partij een thema opgesteld, waarbij we dan standpunten aanreikten, en dat werd dan verspreid via de toen geldende media; een beetje facebook al maar dat was nog niet zo aanwezig… vooral via e-mail, mailtjes

135 verspreiden; MSN ook een beetje. Dat was eigenlijk toen een heel nieuwe zaak; elektronische nieuwsbrieven waren toen hét ding, maar dan gebeurde het ook wel dat een lid van de partij op één dag tien emailberichten kreeg; waardoor ik mij ook de penetratiekracht een beetje in vraag stel. Maar vooral ook, je zal nu ook zien, je hebt vooral de politici zelf; maar voor de nationale campagnes wordt vooral ingezet op de traditionele media: de kranten, de tijdschriften à la Humo en Dag Allemaal; dat is meestal in de laatste weken van de campagne. Dus paginagrote advertenties. En voor de rest, het belangrijkste middel is nog altijd face-to-face: de markt opgaan, huisbezoeken afleggen, dat wordt zeer sterk aangemoedigd. Ik denk zelfs in 2007 was de stunt, omdat de regering Verhofstadt 200.000 jobs gecreëerd had; dat we die laatste week gemikt hebben op 200.000 huisbezoeken. Ik zou eens moeten opzoeken of we dat gehaald hebben, maar dat was in ieder geval de doelstelling de laatste week. Dat was natuurlijk ongelooflijk veel werk voor de militanten en voor de politici; maar ik denk dat dat toch de doelstelling was.

Waarop lag inhoudelijk de focus in de campagnes? 2007 leek immers eerder een kanselierscampagne te zijn die rond Leterme, Verhofstadt en Vande Lanotte draaide. Het is natuurlijk zo dat als je, vind ik nogal terecht, iemand in huis hebt die acht jaar lang goede hervormingen heeft ingezet, die België goed vertegenwoordigd heeft in het buitenland; dus eigenlijk een premier die er acht jaar lang gestaan heeft… uiteindelijk, zeker met de opkomst van Leterme, hebben de media het toch zo gespeeld dat het een soort van kanselierscampagne werd. Dus daarom ook iemand als Johan Vande Lanotte, is iemand die inhoudelijk heel sterk staat, en zich liever niet profileert als een icoon. Hij heeft dat uiteindelijk in die campagne wel moeten doen, omdat ze bij sp.a ook aan hun sokken aanvoelden dat het zo op de man zou gespeeld worden; „voor wie kiest u om dit land te leiden‟. Dat is niet echt helemaal onze keuze geweest natuurlijk. Iemand die acht jaar lang zoveel in de media is geweest, daar komt op den duur ook sleet op; of je dat nu draait of keert, of hij dat nu goed gedaan heeft of niet. Wij hebben dat vooral in 2007 willen aantonen, dat we nog altijd ondanks die acht jaar aan de macht; nog altijd nieuwe ideeën hebben om te blijven hervormen. Open VLD zal zich nog altijd eerder op de inhoud oriënteren, omdat dat nu eenmaal een liberaal iets is. Wij willen altijd hervormen en kijken of iets beter, progressiever kan. Maar natuurlijk, je zit daar altijd met een Verhofstadt die een electorale meerwaarde biedt; en je zit anderzijds ook met de media die dat willen uitspelen. Je zit dus een beetje tussen hamer en aambeeld, en je probeert daar op de een of andere manier iets van te maken.

Hoe zou u de huisstijl van de partij beschrijven? Is deze vastgelegd in een document? Ik ben er 99% zeker van dat wij dat in huis hebben. Het is zo dat er in februari 2007 de naamswijziging van VLD naar Open VLD was. Dat met twee dingen te maken. Er was het vierde burgermanifest van Guy Verhofstadt, pleidooi voor een open samenleving, omdat wij toen vonden dat het woord „open‟ ons programma dat wij toen voorstelden belichaamden; zoals Karl Popper heeft geschreven: „the open society and its enemies‟. En een tweede zaak dat dit moest belichamen was het feit dat onze toenmalige kartelpartner, , eigenlijk toch een grote insteek had gegeven in de partij; inzake belastingverlaging enzo; en die eigenlijk ook onze enige partner was in het hele politieke centrum, om een beetje meer directe

136 democratie in te brengen. We deden tot dan toe altijd affiches, VLD-Vivant, echt een klassiek kartel zoals we zeggen. En met Open VLD – er is toen ook een document voor opgesteld – waarin de engagementsverklaring van Vivant en Open VLD stond, om de samenwerking te verdiepen. En daardoor onder één vlag te gaan samenwerken. Hoewel dat niet betekent dat Vivant niet meer bestaat, als partij of beweging bestaan die nog altijd. Maar ze werden nu gekoepeld onder één vlag. Dus dat is ook een belangrijk element geweest bij die wijziging van VLD naar Open VLD. En wat natuurlijk het ronde lettertypen, het twee soorten blauw tegen een witte achtergrond enzo betreft; daar zitten hoogstwaarschijnlijk heel veel spitstechnologieën van communicatiewetenschappers en marketingspecialisten achter; maar daar heb ik eerlijk gezegd niet zoveel zicht op. Het is wel degelijk zo dat het logo, met bepaalde criteria van kleurmixen; dat daar zeer streng op wordt toegekeken. Ook bijvoorbeeld redelijk snel is er een template gemaakt voor briefpapier, voor de campagnes… zo is er altijd wel een richtlijn geweest. Nu doet iedereen natuurlijk constant zijn best om daarvan af te wijken. Wat het logo betreft natuurlijk niet, die vorm is cruciaal voor een politieke partij.

En wordt hier strikt op toegezien? Ik denk niet dat wij privédetectieves in dienst hebben om zo hier en daar eens te gaan kijken (lacht). Maar ik denk dat het ook voor de lokale afdelingen belangrijk is, dat het een win-winsituatie is, om dat logo te gaan gebruiken. Je zit als kiezer in de driehoek van nationale benadering en lokale benadering, en nog een tussenniveau dan. Als die drie keer een ander logo ziet, is hij verward. Dus ik denk niet dat wij daar heel veel controle op uitvoeren, omdat we redelijk zeker zijn dat iedereen dat volgt. We stellen het ook ter beschikking op alle mogelijke manieren in onze lokale afdelingen. Dus het niet alsof ze zelf moeten beginnen prutsen om dat in elkaar te steken. Waar ze wel nog van afwijken is persoonlijke affiches; maar niet het logo dan. Wij stellen altijd voor „witte achtergrond, links het hoofd, rechts een slogan, rechtsonderaan het logo‟, de befaamde z-structuur; maar er zijn natuurlijk wel mensen die daarvan afwijken. Ik heb dat ook gedaan. Als iedereen zich daaraan houdt, mag jij ervan afwijken.

Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen? Ik denk dat dat het feit is dat wij altijd op inhoud proberen spelen. Wat ik eigenlijk heel goed vond, is de manier waarop Verhofstadt zelf heeft opgeroepen tot een zeer lang tv-debat met Leterme. En dat is uiteindelijk een beetje een moddergevecht geworden ook; maar toch; altijd de betrachting om inhoudelijk diepgaande discussies te voeren. Dat is iets waar we altijd proberen heel hard op te letten. Daar komt het grosso modo wel altijd op neer, op de inhoud. Natuurlijk, die inhoud is sowieso uniek, omdat elke partij vanuit een andere startpositie vertrekt. Ik denk dat wij heel veel hebben ingezet op de verwezenlijking die we hebben gedaan, die ethische grondrechten. Ook het buitenlandbeleid. En in de mate van het mogelijke; ik moet zeggen, er zijn niet zoveel partijen die een zodanig grote geschiedenis hebben dat ze echt een ideologie belichamen. Dus dat zijn wij, en dat zijn de socialisten ook een beetje. Maar ik denk dat wij dat nog het meest van al uitspelen, dat we eigenlijk nog een klassieke ideologie hebben. Dat sijpelt er altijd wel in.

137 Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe communiceert? Het is natuurlijk zo, ik heb daar al een beetje op ingehaakt; dat in 2007 de situatie was dat je acht jaar een beleid hebt gevoerd dat goed was; maar waar je een heleboel zaken nog niet hebt kunnen realiseren, wat nu eenmaal altijd zo is. In een coalitie blijven sommige zaken in de pijpleiding steken. Een eerste zaak die we toen gedaan hebben is gezegd „we zijn heel trots op die acht jaar paars-groen, maar we gaan ongebonden naar de kiezer. We gaan niet op voorhand al een verbond sluiten met onze voormalige coalitiepartners; het zijn onze ideeën‟. Dat heeft natuurlijk het voordeel dat je zo de focus op jouw programma legt. De zuiverheid die hier staat; daarvan willen we zoveel mogelijk in ons regeerakkoord. Je trekt daarmee het potentieel open. Want er zijn altijd mensen die de afkeer hebben van een bepaalde partij, die niet noodzakelijk de jouwe is. En die kiezers stoot je dan eigenlijk ook af als je al op voorhand een soort coalitie aangaat. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Een tweede zaak is dat we in 2007, omdat het redelijk snel duidelijk werd dat het communautaire een groot thema zou zijn; hebben wij daarin een heel unieke positie ingenomen; een positie die we niet alleen strategisch zo hebben opgesteld, maar ook inhoudelijk was iedereen het daarover eens: wij zijn zeker een Vlaamse partij, wij willen meer Vlaanderen; maar je moet realistisch blijven; ipv wat gaan we doen, wat al duidelijk is, kijken naar hoe je dat gaat bereiken. En wij hebben van meet af aan gezegd: wij zijn tegen separatisme; en ten tweede: we zijn ook tegen het immobilisme van sommige, ja, Waalse partijen; maar de enige manier waarop je dat aanpakt is door rustig te dialogeren en op voorhand te weten dat je nooit alles in de wacht gaat slepen; dat er compromissen gesloten gaan moeten worden. Dat was een heel unieke opstelling, en eigenlijk op een heel zure manier hebben we daar achteraf eigenlijk wel gelijk in gehad. Doordat iedereen begon eisenbundels en veto‟s op te stellen, is heel die dialoog naar de filistijnen gegaan. Dus dat was ook een heel bewuste strategie die we in het achterhoofd gehouden hebben. Voor de rest, doelgroepen, dat is niet iets wat wij vaak doen, omdat het liberalisme maar één doelgroep heeft en dat is het individu. Dat is voor ons de kleinst mogelijke minderheid in een samenleving, en als je het programma van 2007 er op naslaat, proberen wij er altijd van uit te gaan dat je mensen niet zomaar kan opsluiten in een hokje. Je mag niet zomaar zeggen „u bent nu gepensioneerd, het enige wat wij nu gaan doen is maatregelen nemen voor gepensioneerden‟. We gaan altijd proberen een beetje breder te gaan. Vandaar dat wij misschien gaan zeggen „een gepensioneerde moet onbeperkt kunnen bijverdienen‟, „die mag ook nog actief zijn‟. Zo proberen we dat voor elke doelgroep te doen; eigenlijk die doelgroep open te trekken zodat het geen doelgroep meer wordt. Dus ik denk dat dat tegelijk een unieke positionering is, maar tegelijk dus ook een vorm van segmenteren. Mensen zijn nu eenmaal op een bepaalde leeftijd, of vanuit een bepaalde doelgroep, meer bezig met een bepaald soort zaken dan de andere. En daaraan moet je tegemoet komen als politieke partij. Maar we proberen het altijd zo breed mogelijk te houden.

Gaan jullie dan nooit acties of campagnes richten op specifieke groepen? Natuurlijk, gisteren hebben we bijvoorbeeld een actie gedaan voor de verpleegkundigen. Maar dat is niet waar de onderliggende inhoud zich op focust. Maar natuurlijk, de laatste jaren hebben we wel… het is zo dat VLD al enkele jaren met een vreemd imago kampt; in die zin dat we er enkel zouden zijn voor de rijken

138 en de zelfstandigen. Een beetje recht-van-de-sterkste principe, dat iedereen altijd koppelt aan het liberalisme; terwijl dat eigenlijk de meest sociale ideologie is die er bestaat. Maar het probleem is dat je van dat imago heel moeilijk afgeraakt. Natuurlijk zijn wij voor de zelfstandigen, omdat zij net degene zijn die werken, die een minder sociaal statuut hebben en dergelijke. Maar omdat wij een partij zijn die wil tonen dat ze er voor iedereen is, gaan wij ons meer en meer profileren op die zachtere thema‟s. Vandaar bijvoorbeeld zo‟n actie als naar de verpleegkundigen toe; en vandaar ook dat wij de laatste jaren zoveel gewerkt hebben rond onze sociale standpunten. De laatste jaren bijvoorbeeld hadden we het over de activering van werklozen. Men noemt dat dan zo‟n heksenjacht die we ontketend hebben; maar we hebben zoveel inspanningen gedaan om er wetenschappelijke bewijzen bij te steken, en meestal spreekt het ook voor zich; dat bijvoorbeeld iemand die een job heeft meer kansen heeft in zijn leven dan iemand die geen job heeft. Dat is eigenlijk een soort verbreding die we gedaan hebben, om dat asociaal imago tegen te gaan; en ook om een tweede regen. Als je het politieke spectrum hebt, met het klassieke links-rechts gedoe: onze strategisch directeur, Noël Slangen, die heeft ooit nog zo‟n boekje geschreven: „het gevecht om de taart‟. En het komt erop neer dat je dat spectrum moet zien als een soort oogstructuur, waarbij dat hoe extremer je standpunten; hoe kleiner je partij is; omdat steeds minder mensen je standpunten met je delen. En hoe meer je eigenlijk naar het centrum opschuift, hoe groter je partij. Laat ons zeggen, het midden, dat is de CD&V. Je moet eigenlijk een brede waaier van standpunten hebben over alle maatschappelijke thema‟s; maar het is ook niet de bedoeling dat je daar te extreem in gaat. Zeker de gemiddelde Vlaming; die denken in termen van enerzijds/anderzijds. Die denken in termen van „jamaar dat is best wel mogelijk maar…‟. En dat is ook de reden dat je sommige standpunten gaat afwegen. Bij ons heeft dat nog een andere reden; wij zijn een partij – de meeste anderen hebben dat een beetje gekopieerd van ons – met een ongelooflijke interne democratie. Zelfs nu, drie weken voor verkiezingen, hebben we nog geen programma. Wij hebben een ontwerpprogramma, en dat moet nu nog door al onze leden worden goedgekeurd. Wij hebben tot drie weken de tijd gehad om daar amendementen op in te dienen, en die worden er op twee dagen doorgesluisd; en als die goedgekeurd worden door ons ledencongres dan passen we die aan in ons programma. En dat is natuurlijk ook een beetje de reden waarom je misschien meer een hele mozaïek van voorstellen krijgt. Maar aangezien het allemaal liberale zijn, valt dat nog wel mee.

Om nog even terug te komen op Noël Slangen: hoe groot was zijn rol in 2007? Noël is natuurlijk, ik heb het Guy Verhofstadt ooit zeer mooi horen verwoorden, iedereen zegt altijd dat hij de spindoctor is maar in feite is hij de enige die nooit gespind heeft in de partij. Dat is off the record trouwens, dat laatste. Maar ik moet zeggen, wat Noel Slangen gedaan heeft: vanaf 2006 was hij strategisch directeur. Dat is natuurlijk met al zijn ervaring in de communicatie en zo… Noel heeft eigenlijk vooral de boodschap bepaald; hij zegt alleen hoe je de boodschap beter overbrengt naar de mensen. Ik denk dat dat heel normaal is; elk bedrijf zal ook een communicatie-expert in dienst nemen, niet om het product te bepalen maar wel hoe je het in de markt zal zetten. Iemand als Noel kan bijvoorbeeld politici corrigeren, door te zeggen „je bent nu al vijf jaar technisch goed bezig, maar je moet dat ook aan de mensen gaan uitleggen‟. Dat is een beetje de fine tuning waar Noël op gewezen heeft. En vanaf 2007 is hij dan eerder

139 algemeen directeur geworden. Als algemeen directeur had hij dan eigenlijk nul komma nul nog te maken met wat externe communicatie was. Hij heeft dan gewoon interne processen ingevoerd, waardoor we efficiënter zijn gaan werken op het secretariaat; mensen takenpakketten gaan geven enzo; meer projectgericht werken in plaats van ieder zijn kotje om in te werken… dat was eigenlijk een soort intern consulent. Ik weet dat de media daar heel graag over bakkeleit, over de „prince of darkness‟ van de wetstraat… maar ik heb daar twee jaar lang geweldige dingen van geleerd. Simpelweg bijvoorbeeld hoe je een e-mail van een burger moet beantwoorden; zulke dingen; maar qua spindoctorij is dat eigenlijk zeer weinig van belang.

Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger? Ik denk dat dat zo‟n beetje het vlees en bloed van de politieke partij is. Wij hebben dat ook altijd duidelijk zo gecommuniceerd: wij proberen zo veel mogelijk te luisteren naar de basis. Als je teveel verdwaalt, en niet meer de vinger aan de pols houdt bij wat je militanten denken; dan is je partij niet stabiel; dan raakt die zeer snel in zuur weer. En ik denk dat dat zo‟n beetje de afkalving van de socialistische partij heeft veroorzaakt. Het is niet normaal dat plots, op twee verkiezingen tijd, een derde van het sp-elecotraat op het VB begint te stemmen. Dat is iets dat elke partij eigenlijk daarvoor ook al wist, dat je je daar voor moet behoeden, dat je altijd moet luisteren naar je militanten. Wij hebben daarvoor een speciaal iets, genaamd „De Blauwe Lijn‟. Op elke lidkaart die wij verkopen staat een e-mailadres waar alle leden terecht kunnen met hun politieke vragen. Wij hebben sinds een jaar ook een nieuwe website, waar elk lid een eigen webpagina mag aanmaken en opiniestukken schrijven en dergelijke meer. We hebben ook, sinds denk ik 2007, per provincie liberale laboratoria; waarbij vooral de jonge leden uitgenodigd worden om de jaarthema‟s inhoudelijke insteek te geven. Pas op, het is niet altijd makkelijk om hier ook werkelijk iets mee te doen. We hebben een tijdschrift gemaakt waarin dat wordt gepubliceerd; we proberen ook naar onze mandatarissen dat door te sturen… op die manier proberen wij die band heel sterk te houden. Maar het is zo‟n beetje zoals bij voetbal: als een voetbalploeg een zwak seizoen draait, zal er minder volk zijn op de thuismatch. En ik denk, als een partij in de peilingen wat naar beneden raakt, dat je ook wel moeilijker militanten bereid zal vinden om voor die campagne panelen in elkaar te gaan kloppen, raamaffiches op te gaan hangen en dergelijke meer. Pas op, ik denk dat dat ook weegt op de eindafrekening, op die een of twee percenten meer die je nodig hebt om sterk te staan in de eindafrekening. De bottom line is dus heel belangrijk.

Denkt u dat uw militanten minder gemotiveerd zouden zijn dan bijvoorbeeld deze van een Vlaams Belang, omdat jullie minder extreem zijn? Dat denk ik niet. We zijn natuurlijk geen partij die maar één doel heeft. Stel dat iemand heel flamingistisch is, en hij kan zich identificeren met een partij die maar alleen dat tot doel heeft, het splitsen van België; ja die zal dan wel meer gemotiveerd, maar ik denk niet dat dat eeuwig blijft duren. Onze militanten zijn gemotiveerd omdat zij hoogstwaarschijnlijk door en door het liberale gedachtegoed koesteren. Ik denk trouwens dat het ook daarom is dat… we gaan dat ook voelen als we iets doen dat beleidsmatig niet liberaal

140 is. We gaan dat niet doen hoor, maar ik wil maar zeggen… de maatschappij is steeds minder geïnteresseerd in politiek. Iemand die nu een lidkaart koopt, doet dat meestal heel doordacht. En die zal dan ook heel nauwgezet zijn partij haar inhoudelijk programma volgen. En motivatie kan iets heel positief of negatief zijn; als die dan kritiek hebben op jou is dat eigenlijk ook een gemotiveerde actie.

Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken? Welke partij doet dat niet? Stunts zou ik dat wel niet noemen. Stunts om de stunts doen wij net niet, omdat wij altijd zo begaan zijn met wat onze inhoudelijke ideeën zijn. Dus ik denk dat we ons daar altijd wel voor gaan behoeden. Een „stunt‟ komt bij mij echt over als puur de aandacht trekken om de aandacht te trekken, zonder dat daar een onderbouw inzit. Bijvoorbeeld, ik heb heel veel respect voor Bart De Wever en het programma van N-VA; maar zoals ze daar een paar jaar geleden met een vrachtwagen vol vals geld naar Wallonië zijn gereden… goed, daar zit ook wel een beetje een standpunt achter; maar dat zie ik VLD niet doen. Ook omdat wij toch iets meer die brede volkspartij zijn, een centrumpartij, en ook een partij die altijd zegt „wij willen mee in het beleid‟, wij willen niet op de zijlijn staan blaffen maar onze verantwoordelijkheid opnemen in de crisis. En dan ga je al heel wat minder geneigd zijn om stunts te doen. Dan ga je eerder aantonen dat je een goed onderbouwde partij bent, met heel wat verantwoordelijk; en liefst op het einde van de rit ook aantonen dat je zoveel van die dingen verwezenlijkt. Ik denk dat dat de grootste stunt is die je kan waarmaken. Sowieso is het ook contraproductief om steeds te mikken op een andere partij. Je verlegt daarmee de aandacht naar de anderen; en ik denk dat dat ook geen mooi beeld schept van de politiek. Misschien onlangs een klein foutje gemaakt, maar ik denk dat dat een persoonlijke emotionele beslissing is geweest. Maar normaal gezien, als je teveel gaat verwijzen naar „dat doen de anderen partijen en wij niet‟, dan schep je wel een contrast, en dat heb je nodig om je te profileren bij de andere partijen; maar uiteindelijk moet het nog altijd over jezelf gaan. Maar de grootste stunt die we de laatste jaren gedaan hebben is Vlaanderen schuldenvrij maken. Ik denk dat dat wel kan tellen als stunt.

141 Bijlage 10: Interview met Johan Van Hoecke

Functie: Woordvoerder sp.a

Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er aan de leiding? Dat was toen Johan Vande Lanotte, die was de campagnevoorzitter. Net als zijn woordvoerster, Vivi Lombaerts. Onze directeur communicatie, Milan Rutten, zat toen op het kabinet van Kathleen Van Brempt, maar in de laatste fase is die erbij gekomen. Maar meestal gebeurt dat in een team, dat is de top van de partij die uittekent wat er gebeurt.

Worden er ook externe bureaus geraadpleegd? Ja we werken met een bureau, Boondog, een klein bureautje eigenlijk. Maar de campagne van 2007 is gebeurd door de Mortierbrigade. Maar dat is dan, ja… gezien de resultaten… maar dat niet alleen, we hadden toen nog weinig centen na 2007. En omdat er dan een jaar zonder verkiezingen was, hadden we geen bureau nodig. We hebben dat toen dus stopgezet. Maar het bureau dat toen al ons hielp bij internet enzo, en onze site, is Boondog; en met hen zijn we nu in zee gegaan.

Ik las dat er in de partij heel wat mensen aanwezig zijn met ervaring in de communicatiewereld. Bijvoorbeeld Patrick Janssens, en Milan Rutten. Ja, Milan heeft héél, heel even voor zo‟n bureau gewerkt. Maar die is nu wel al heel lang directeur communicatie. Maar voor de rest weinig hoor, ik bedoel, Patrick Janssens ja, dat is een communicatieman. En ja, Freya heeft bijvoorbeeld ook wel communicatiewetenschappen gedaan, dus in die zin… maar voor de rest…

En journalist Peter Renard? Ja, Peter, ja… je bent goed geïnformeerd (lacht). Die was ten tijde van Patrick Janssens de woordvoerder, en die is dan meegegaan naar Antwerpen, toen Patrick burgemeester werd. Maar eigenlijk hebben wij niet zo de traditie van mensen uit media te gaan halen.

En de mensen die wel ervaring hebben in de media, worden zij dan ook geraadpleegd? Hoe we nu werken, nee, dat is redelijk nieuw. Maar in die zin, dat is redelijk nieuw, we zijn nogal geïnspireerd door… Caroline Genez, en ik ook, wij zijn naar de conventie van democraten geweest in Denver… de technieken die Obama heeft gebruikt, daar jatten we veel van. Bijvoorbeeld facebook, het internet bewerken… maar ook het goed trainen van mensen, het opvolgen van mensen, van debatten… bijvoorbeeld de komende debatten, die nu zondag beginnen; dan gaan we met tien klaarzittenden het debat analyseren. En dan kijken, dat en dat hebben we gezegd… ook via sms en via mail zullen we veel dingen sturen; bijvoorbeeld „vandaag is dit gebeurd‟, als er reacties gegeven worden enzo… Wat wij ook doen, zoals bijvoorbeeld in Groot-Brittannië, die zeer ver staan in politieke communicatie; dat is werken met

142 focusgroepen; we gaan met een tiental mensen samenzitten en daarmee gaan we praten. Dus dat doen wij ook allemaal. Nu zeker, onze slogan voor de verkiezingen, die leggen wij voor aan mensen.

En doen jullie daarnaast nog ander onderzoek? Nee, omdat we geen geld meer hebben (lacht). Zo simpel is het. Op dat vlak heel weinig.

En gebruikten jullie in 2007 ook al de nieuwe media? Bwaja, dat gebeurt spontaan… maar misschien geraakt het daardoor, om het misschien met een fout woord te gebruiken, „verbrod‟. Bijvoorbeeld, iedereen zit nu op Facebook hé. Op den duur gaat dat erover zijn. maar dat was in 2007 nog niet, maar nu is het dus volop. Alleen bijvoorbeeld Caroline Gennez, die heeft dat niet; maar onlangs is er dan iemand in haar naam Facebook begonnen. Dus echt tot in San Diego zaten ze op haar facebook. Het is dus steeds meer dat we dat doen.

Werd er voor de verkiezingen een specifieke campagnecel opgericht? We zitten daar met zo‟n tiental mensen aan bezig. Ik ben nu woordvoerder, maar ik ben eigenlijk heel weinig met campagne bezig. Ik voer het woord voor de partij. Dan heb je nog de directeur communicatie, Milan Rutten, en dan heb je de cel of directie communicatie, die met een tiental mensen werkt. Dat is nu in een verhoogd tempo, maar om nu te zeggen een cel… je hebt natuurlijk de top van de partij, laat ons zeggen de lijsttrekkers van elke provincie die heel regelmatig samenkomen; en die dan kijken hoe de campagne verloopt. Daar zit nog een bureau bij. De studiedienst is ook altijd betrokken, om debatten en dergelijke voor te bereiden; om iedereen klaar te stomen.

Mogen we daaruit concluderen dat jullie een goed uitgebouwd communicatieorgaan hebben? We doen ons best. Vanmorgen was het nog op de radio, dat er soms communicatiedebatten gebeuren in de zin van, we hebben gezegd „qua strategie komt het erop aan zoveel mogelijk dingen op te halen‟. Je hebt de verkiezingsnederlaag van 2007, dus nu gaan we zoveel mogelijk stemmen halen. Onze communicatiestrategie is niet te greedy zijn om mee te regeren, anderzijds ook niet zeggen „we doen niet mee‟. Maar dus zeker niet de dingen geven dat… alle partijen staan er slecht voor, er is geen enkele partij die boven de 20% haalt. Dat is nieuw. Dus dat betekent, en dat is ook vervelend, dat er verschillende partijen zullen nodig zijn om een meerderheid te vormen. Dus zou het idee kunnen ontstaan dat we er sowieso bij zijn. Met als gevolg dat als je links bekijkt; je hebt SLP, Groen!, ons, dan ook PvdA, die een aantal interessante mensen hebben… daar heb je dus versnippering. Maar de mensen gaan dus misschien zeggen „als de socialisten er toch sowieso bijzitten, waarom zouden we er dan op stemmen‟. Dus dat is iets wat we moeten vermijden. Dan, en dat liep de laatste dagen wat fout, gebeurt het dat bepaalde mensen beginnen zeggen, zoals Freya, „ik ben kandidaat minister‟, en dan zegt Patrick Janssens „ik ben kandidaat- minister‟; nee, terwijl onze lijn is over inhoud; die gaat niet over postjes. Wij willen een zo sterk mogelijk resultaat en daarna zullen we wel zien. Dan is het zo van „kunnen we ons programma wel realiseren?‟. Nu ja, als je in een coalitie gaat kan je dat nooit volledig realiseren. Je zal altijd wel wat toegiften moeten doen,

143 maar ook niet te veel. Je hebt dus een morele ondergrens, waarbij je als je daaronder zit, zegt van „nee, dit kan niet‟. Bijvoorbeeld 12%... pas op, als CD&V 16% haalt is 12% nog niet zo slecht. Maar goed, als zijn 25 halen en wij 12, dan is dat wel duidelijk. En ja, anderzijds, je gaat je programma moeten realiseren. Maar nu al beginnen met postjes te eisen, dat kan niet, en daar zat het de laatste dagen wel wat fout. En dan trachten we te sturen, zo van „ho jongens, niet zo hé‟. Maar volgens mij is dat ook de enige manier waarop dat kan lukken; als je zo een eenduidige inhoudelijke boodschap hebt. Als de ene dit begint te vertellen en de andere iets anders, als de ene zegt de kerncentrales moeten open blijven en de andere zegt „ze moeten dicht‟, ja, dat werkt natuurlijk niet.

En hebben jullie ook een stilistische lijn die vastgelegd werd? Ja, dat hebben wij ook. We hebben zoiets, waardoor iedere kandidaat… in elke provincie hebben we een secretariaat, los van de verkiezingen, dat is altijd zo. Dan wordt er in Brussel vanalles ontwikkeld; onder andere de huisstijl. Ik vind, dat komt ook uit Engeland, Tony Blair zei ook de dag na zijn overwinning in 1997, „en de volgende verkiezingen beginnen nu‟. Je moet permanent bezig zijn. Er zijn veel afdeling van de partij, die „spots‟ – zoals dat heet bij ons – uitgeven. Dat is een documentje op vier pagina‟s, zo‟n blaadje; en de buitenkant is lokaal ingevuld en de binnenkant nationaal. Maar daarvoor hebben we bijvoorbeeld een template. Men kan gewoon inloggen en dat invullen. En dat is nu hetzelfde met alle verkiezingsdrukwerk, dat wij zaken ontwikkelen – affiches, folders enzo – je hebt het misschien al gezien, onze affiches zijn rond. En dat is hiërarchisch gestructureerd. Maar dan zie je dat daar afwijkingen op zitten, bepaalde mensen die zeggen „oh nee we gaan dat nu toch niet zo doen‟. Je kan dat zien als je in Gent rondbolt: sommige gebruiken de ronde, terwijl er ook affiches zijn van bijvoorbeeld Freya; die zijn niet rond. Maar iedereen kan er uit plukken. Ik denk dat er ook wel een CD-ROM verspreid wordt. En wij zorgen bijvoorbeeld ook voor de affiches, voor de foto; dat is een fotograaf die wij zoeken. Dus dat dat allemaal hetzelfde is: als je vijftien verschillende fotografen hebt die allemaal hun ding willen doen…

De inhoudelijke focus in de campagnes van 2007 lag vooral op de drie potentiële eerste ministers. Ook Vande Lanotte maakte hier deel van uit. Was dit een bewuste keuze of pure noodzaak? Ja dat is de grootste fout die we gemaakt hebben. Dat was toen de strijd Verhofstadt-Leterme, en toen zei men „ja maar de andere partijen moeten toch ook een kandidaat hebben‟, en dat was onze fout, dat we toen Johan; of dat Johan zichzelf verhief tot kandidaat-premier. Omdat ik denk, dat blijkt uit veel onderzoeken… eigenlijk willen de mensen de socialisten op een of andere manier er altijd bij, maar ze zien in ons niet de premier. Vande Lanotte, bijvoorbeeld, dat vinden ze „ne goeie‟, maar om van hem nu de premier te maken: hm, nee, dat niet. Doordat Vande Lanotte zichzelf… daarmee hebben we de pers een plezier gedaan, maar niet de kiezers; en dat was fout. En dan was er weer iets, de fout ook van, en dat was ook een beetje in 2004; dat we dachten „we gaan er wel bij zijn‟. Maar er zijn nog een aantal dingen misgelopen. We hebben dingen gedaan binnen de regering die voor socialisten eigenlijk onaanvaardbaar zijn. Maar in die zin, we hadden het wel kunnen uitleggen, maar we hebben het fout uitgelegd. Bijvoorbeeld: we hebben fiscale amnestie goedgekeurd. We hebben ingestemd met de verkoop van

144 overheidsgebouwen. Eigenlijk hadden we toen moeten zeggen: „kijk mensen, eigenlijk is dit ons ding niet, maar we hebben nu eenmaal geen 55% van de stemmen dus bepaalde dingen moet je slikken. Dus een onderscheid maken: dit is de regering, en dit is de partij. En we zijn soms, maar niet altijd hé, soms is de sp.a teveel gewoon „het compromis‟ geworden. En wij begonnen het compromis te verdedigen. Terwijl je eigenlijk moet zeggen: „sorry mensen, maar het ging niet anders dan dat‟. Vandaar ook dat wij zeggen, maar ik denk dat dat voor de kiezers niet zo simpel is; we zitten Vlaams in de meerderheid en federaal in de oppositie; maar dat we dus zeggen „kijk mensen, dit zijn onze standpunten, en onze standpunten vertolken wij federaal in de oppositie en Vlaams in de meerderheid, maar we blijven de partij‟. Maar of dat voor iedereen zo simpel is om volgen, dat weet ik niet. En om de link te leggen met nu: de fout die volgens mij nu de VLD maakt – Dirk Van roept zichzelf nu ook uit tot Vlaams minister-president. En dan gaan de mensen denken „Dirk toch, nu al zot van glorie, en je moet ze eerst nog gaan binnenhalen‟.

Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen? Onze ronde affiches! (lacht). Nee, soms wordt gezegd dat het allemaal zo‟n eenheidskoek is hé. Ik denk, dat was het vroeger wel, maar we zijn er nu meer terug in aan het slagen om alles te stroomlijnen. Er is echt zo‟n periode geweest, je herinnert je dat wel, met de komst van Bert; dat we echt aan het vechten waren op straat. En dat was atypisch voor sp.a. De pers werd daar zot van; je belde met gelijk welke politicus en overal werd hetzelfde verteld. En daar houden ze niet van; mediamensen die zetten liever mensen tegen elkaar op, dat is leuker nieuws blijkbaar. Dat is eigenlijk wel een eigenheid van ons, dat gestroomlijnde. We hebben een paar maanden gezondigd, maar ik denk wel dat we nu terug aan eenzelfde zeil trekken. Ja, ik denk dat dat een van onze sterke punten is.

Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe communiceert? (doelgroepen, segmentering, positionering,…) Die tijd is voorbij. Indertijd had je zo, en dan merk je weer… vroeger waren wij zo de partij van de arbeiders. Nu wordt gezegd dat we daarvan afgestapt zijn, dat we hen aan het verraden zijn. Dat is niet waar. Alleen gaan we nu veel breder. We hebben nu veel nieuwe… om het heel cru te zeggen: vroeger waren we enkel met de miserabilistische kant van de samenleving bezig. Sociale woningen, mensen die werkloos waren, mensen die ziek en oud waren… terwijl, ik woon nu bijvoorbeeld in De Pinte, in een verkaveling; en ik vind: ook met die mensen moet je bezig zijn. Je hebt dat misschien gemerkt, begin jaren laat ons zeggen 2000-2003; een thema als verkeersveiligheid was atypisch voor de socialisten, maar we zijn toen ook met zulke thema‟s begonnen. Of de samenwerking met Gaia bijvoorbeeld… we hebben daar intens mee samengewerkt. En nu milieu, bijvoorbeeld het dichtgooien van de kerncentrales… we zijn veel ruimer gegaan. Dus in die zin, om nu te zeggen dat er een klassieke doelgroep is: nee, dat niet. Maar de pers enzo… vooral de rechterzijde heeft heel graag dat wij met de miserabilistische kant van de samenleving bezig zijn, en dat zij de andere kant krijgen. Maar daar trappen wij niet in. En dan krijgen we de opmerking dat we de arbeiders verraden, wat niet zo is: we gaan gewoon ruimer.

145

En dan gaat het Vlaams Belang op die arbeiders inspelen Ja, dat is ook bijvoorbeeld zoiets, dat is door de intellectuelen in de tijd; een terrein als veiligheid bijvoorbeeld, daar waren de socialisten weinig of niet mee bezig. Waarom waren zij daar niet mee bezig? Veiligheid op straat, dat is toch gewoon een recht? Maar dat was vies in de tijd, daar mocht je niet over praten. Maar nu, al die taboes, die zijn doorbroken.

Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger? Zeer belangrijk. Wij hebben zoiets van een 60.000 leden… dat zijn de mensen die het nu doen hé. Als je zoveel mensen de baan opkrijgt om affiches te gaan plakken enzo… iedere militant spreekt ook op zijn werk, op school, in café, in de voetbalploeg… niet dat hij als een getuige van Jehova de mensen moet lastigvallen, maar ik bedoel; het zijn mensen die je al zeker hebt. Het zijn de abonnees.

En denkt u dat deze militanten even gedreven zijn als militanten van extreem-rechtse partijen? Ja en nee… we hebben wel gemerkt; bijvoorbeeld in 2007 was dat een van de elementen – Patrick Janssens heeft toen een analyse gemaakt van de verkiezingsnederlaag – dat er een bepaalde, enerzijds moeheid was; maar dat heeft ook te maken met de verkiezingen die niet samenvallen. Je stapt van de ene campagne in de andere. Dat betekent dat je militanten constant opgejaagd worden; dat zij ook moe worden. Je hebt bijvoorbeeld in 2007 de gemeenteraadsverkiezingen in Gent, met een fantastisch goed resultaat; waardoor men gaat denken „oké, we zijn er!‟. Maar nee, zo is het niet, je bent er nooit. Dus er was een bepaalde moeheid. In 2007 hebben ze, bij wijze van spreken, geen schoenen versleten. En nu merk je, in de campagne van 2007, dat ze goed bezig zijn: er wordt al veel geplakt, er worden veel folders verspreid…. En dus gaan ze weer denken „oké, we zijn er weer‟. Of we daardoor verkiezingen winnen, dat weet ik niet; maar ik zie ze in ieder geval graag bezig. Dus in 2007 had je dan enerzijds die moeheid, en anders, wat ik al gezegd heb, het idee „we zullen er wel bij zijn‟. En ja, die twee dingen samen, dat was niet zo goed.

Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken? Nee, eigenlijk niet, of ik zou eens goed moeten nadenken… nee, dat is niet onze stijl, om zo‟n dingen te doen.

En komt dat dan omdat jullie al genoeg aandacht krijgen? Nee, want dat is een nieuwe ervaring voor ons nu: hoe het beuken is, in de zin van, als je in de meerderheid zit in de regering, dan merk je dat het veel gemakkelijker is om in de media te geraken. Als minister doe je dat, dat en dat; je stuurt een mailtje of belt naar een journalist en het staat in de krant. Terwijl in de oppositie; dan is het zo van „ja, je mag dat wel voorstellen, maar het wordt toch weggestemd‟. Dus daar is veel minder aandacht voor. Als je eens kijkt per partij: hoeveel mensen geraken er in kranten of in de media? Tien? Niet veel meer hé. Het blijft knokken.

146 Dus nee, het is niet zo simpel. En daarnaast is er nog een andere trend: er is veel minder aandacht voor politiek.

Tenzij er over schandalen bericht kan worden natuurlijk Inderdaad, tenzij er schandalen zijn. Als je kijkt, de best gemaakte krant van het land vind ik, Het Laatste Nieuws; die hebben één pagina politiek nieuws. En die zijn daar keihard in. Je hebt altijd één hoofdartikel, dat ongeveer drie kwart van de pagina inneemt; en zoals je zelf zegt: veel schandalen hé. Of ruzie, zulke dingen. Maar echt stunts, nee, we zijn niet van die mensen die stunts uithalen. Dat zit niet in ons. Voor een stuk zijn wij ook een traditionele partij natuurlijk. Dus om zo, weet ik veel, met een karavaan naar Wallonië te rijden; nee dat zit niet in ons. Wij zijn veel te serieus. Misschien zouden we het wel moeten doen.

147 Bijlage 11: Interview met Filip Dewinter

Functie: Fractieleider in het Vlaams Parlement en de gemeenteraad en organisatieverantwoordelijke van de partij (algemeen secretaris), verantwoordelijk voor de campagnes, de organisatie, de werking op het terrein van de partij

Hoe ziet het communicatieorgaan van de partij eruit? Wie staat er aan de leiding? Je hebt interne communicatie en je hebt externe communicatie. Interne communicatie is vooral een kwestie van het doorgeven van richtlijnen en consignes naar de afdelingen, secretariaten en de structuren van de partij, naar de kaderleden ook. Dus tijdschriften allerhande, het kaderblad, het maandblad en dergelijke meer. En dan heb je de externe communicatie, communicatie naar de media, de publieke opinie enzovoort, via allerlei kanalen. Dus pamfletten, campagnes, maandbladen, persmededelingen, conferenties, manifestaties… enzovoort. Al die dingen vallen onder de bevoegdheid van het partijbestuur, die heel wat van die taken delegeert naar verschillende diensten van die partij: de dienst organisatie, de persdienst, de fracties, als er verkiezingen de campagnewerkgroep, en dergelijke meer. Dus dat valt een beetje uiteen. Het is niet zo dat één iemand voor dé communicatie bevoegd is, er zijn verschillende vormen van communicatie. Een partij is een huis met vele kamers. Dus dat gebeurt soms wel wat versnipperd, wat de praktische kant betreft, maar daar is toch wel een duidelijke sturing vanuit het partijbestuur.

Uit ons onderzoek bleek dat waar vroeger de partijvoorzitter in samenspraak met de belangrijkste communicatie regelde, nu meer het voltallige partijbestuur deze taak in handen heeft gekregen. Vindt u dat uw rol hierin veranderd is? Op vlak van politieke communicatie, naar de kiezer, de publieke opinie en de media toe dat zal altijd de verantwoordelijkheid blijven van een aantal kopstukken, dat is logisch. Degenen die op tv komen, die zich het meest kunnen uiten, het meest aan bod komen, die hebben voor een stuk de publieke communicatie naar de kiezer en de media in de hand. Maar dat betekent niet dat die zou gestuurd kunnen worden vanuit verschillende niveaus. Dat lijkt mij ook de logica zelve. Dus wat dat betreft… tuurlijk, zo‟n partij wordt groter, begint zich beter te organiseren… meer mensen krijgen verantwoordelijkheid, dan wil dat wel eens wat diffuser verlopen. Maar uiteindelijk, in de communicatie naar het publiek toe, denk ik toch dat dit via zo weinig mogelijk mensen dient te gebeuren. Zodanig dat je een duidelijke boodschap krijgt, die door herkenbare mensen neergezet wordt.

En wanneer het om echt inhoudelijke aspecten gaat, dus niet wie het brengt, maar wat er gezegd zal worden, heeft u daar veel inspraak in? Je moet niet altijd denken dat één man zo‟n organisatie stuurt. Mocht het zo gemakkelijk zijn… het hangt een beetje af van wie/wat/wanneer/waar/hoe ook natuurlijk hé. Maar we proberen wel het zodanig te sturen dat we herkenbare figuren naar voor schuiven, dat de boodschap eenduidig gehouden wordt, en dat we uit niet teveel verschillende monden spreken. Dat lijkt mij logisch. Het ligt voor de hand dat de kopstukken van een partij natuurlijk proberen dat zo gestroomlijnd mogelijk te laten verlopen.

148

Welke externe bureaus worden er gebruikt voor de communicatie? En verloopt deze samenwerking officieel? We hebben een campagnecommissie die ik leid en die uiteindelijk vooral bestaat uit, of feitelijk alleen bestaat uit mensen die onze partij een warm hart toedragen, die ons goed gezind zijn. Maar verschillende van die mensen hebben natuurlijk een functie binnen een reclamebureau of een professionele functie die te maken heeft met communicatie, public relations of reclame. Het is niet zo dat we een bureau inhuren of reclamemensen inhuren, dat doen we niet. Het enige dat we doen is mensen die we kennen en die tot onze partij behoren, maar beroepsmatig met reclame of pr te maken hebben, integreren in die campagnecommissie, zodat ze daar hun professionele ervaring ter beschikking van de partij kunnen stellen.

Ik heb twee namen gekregen waar heel wat discussie rond bestaat, namelijk Eric Deleu en Wim Schamp. Werken zij samen met de partij? Eric Deleu werkt met ons mee, dat is geen geheim. Hij is gemeenteraadslid en heeft een reclamebureau, het Antwerps Reklameburo, en hij werkt mee binnen het kader van onze structuren, ja. Wim Schamp die ken ik persoonlijk relatief goed en ik heb nu en dan een gesprek met hem, maar dat is altijd informeel, dat is persoonlijk en niet in functie van de partij. Wim werkt als zodanig niet mee binnen de structuren van de partij.

Geeft Eric Deleu ook inhoudelijk en strategisch advies? Sommige bronnen hadden het enkel over drukwerk wanneer het om zijn medewerking ging. Eric behartigt voor ons een aantal praktische dingen: het reserveren van reclameruimte in weekbladen en dagbladen, het afhuren van reclameborden van 20m²,… al dat soort praktische dingen doet hij met zijn reclamebureau. Maar uiteraard geeft hij nu en dan ook strategisch advies, hoewel je dat ook niet moet overdrijven.

Hoe ziet u uw rol in de totstandkoming van de externe communicatie in vergelijking met vroeger? Ik denk dat dat dezelfde gebleven is. Ik leid de campagnecommissie, en binnen de campagnecommissie proberen wij consensus te vinden rond concrete voorstellen; concrete voorstellen die we meestal met enkele mensen vooraf overleggen en tot uiting brengen. Dus ik denk niet dat mijn rol daar anders is dan in het verleden, wel integendeel. Het voorstel van een campagne loopt bijvoorbeeld meestal via mij. Ik zit met een aantal mensen samen, we laten ons adviseren… onze creatieve mensen werken dat uit en dat stellen we voor. En dat wordt dan bijgestuurd, aangepast, enzovoort enzovoort, tot het uiteindelijk een voldragen campagne is.

Wat vindt u typisch aan de stijl van het Vlaams Belang? Vlaams Belangcampagnes hebben het voordeel van herkenbaar te zijn. Dat doen we trouwens ook altijd als we campagnes voorleggen aan buitenstaanders, dat men heel gemakkelijk kan achterhalen wie de auteur

149 van de campagne is, ook al is er geen logo op de affiche, geen naamsvermelding bij de slogan ofzo. En dat is belangrijk, omdat mensen toch moeten snel en duidelijk weten wie achter een bepaald soort campagne zit. De stijl is wat ze is, die kan wat harder of wat zachter zijn, maar ze moet vooral herkenbaar zijn. En ik denk dat al onze campagnes wat dat betreft toch als belangrijkste kenmerk hebben dat ze herkenbaar zijn, dat ze onmiddellijk het Vlaams Belang in beeld brengen, en ons duidelijk positioneren als Vlaams Belang.

Hoe gaat dat dan precies in zijn werk, dit ‘duidelijk positioneren als Vlaams Belang’? Wat is er dan anders dan bij andere partijen? Oh, dat is natuurlijk een samenraapsel van elementen. Het is meestal een vrij assertieve boodschap, die ook qua stijl en qua vormgeving typisch Vlaams Belang is. Maar dat is gemakkelijker gedaan dan gezegd. Meestal is het gemakkelijker gezegd dan gedaan, dit is omgekeerd, omdat.. ja… het moet beantwoorden aan een aantal kenmerken die eigen zijn aan de partij: voldoende assertief, inhoudelijk sterk, zodanig dat men onmiddellijk weet „dit is Vlaams Belang‟, qua vormgeving, noem maar op, moet zo‟n campagne herkenbaar zijn. Ja. Maar je moet dat zien, je moet dat doen, om daar een zicht op te kunnen krijgen. Het is niet zo dat je dat kan omschrijven in drie woorden.

Vindt u dat hier ook provocerende uitspraken of stunts bij horen? Dat is een eeuwige discussie natuurlijk. Het probleem van het Vlaams Belang is dat we niet dezelfde toegang tot de media hebben als andere partijen. En een van de stijlmiddelen om het Vlaams Belang alsnog toegang te laten krijgen tot de media, bestaat erin om via een provocatie uiteindelijk een escalatie tot stand te brengen, die moet leiden tot confrontatie. Confrontatie van onze ideeën met andere partijen, confrontatie van onze partij met andere partijen, wat dan weer leidt tot media-aandacht, tot de mogelijkheid ook om te communiceren met de kiezer. En als je zo… ik hoop dat het ooit anders kan, maar tot nader order spijtig genoeg niet, die provocatie zorgt ervoor dat je de aandacht krijgt die het thema verdient, en dat je dan ook eenmaal de confrontatie een feit is, de media-aandacht krijgt die nodig is om het een en ander te nuanceren, te duiden, en te omkaderen. En dat is belangrijk. Maar het is een stijlmiddel, we hebben daar van de nood een deugd gemaakt.

Is de mediaboycot het enige excuus voor het provocerende gedrag van uw partij, of zou dit nog steeds gebruikt worden wanneer u dezelfde toegang had als andere partijen? Dat is natuurlijk een goede vraag, waar het antwoord alleen maar hypothetisch kan zijn, maar ik denk, mochten we de kansen krijgen die andere partijen krijgen, zouden we natuurlijk die provocatieve stijl voor een stuk kunnen achterwege laten. Je zou kunnen denken dat die provocatieve stijl de reden is waarom die boycot een feit is, maar dat is natuurlijk niet waar. Ook als die provocatieve stijl niet gebruikt wordt, dan krijgen we nog minder toegang tot de media. We hebben dat al ontelbare keren geprobeerd, het is een illusie om te veronderstellen dat door die provocaties niet tot uiting te brengen, we dan plotseling wel overal welkom zullen zijn en kansen zullen krijgen. Dat is niet waar. En dat hebben we tot onze eigen scha en schande al moeten ervaren. Vlaams Belang heeft een verleden, en moet daar ook voor een stuk mee

150 leren leven. Je kan niet dat verleden wegvagen en met een propere lei vanaf nul beginnen. Zo werkt het natuurlijk niet.

Doet de partij verder nog andere dingen om zich te verzetten tegen deze mediaboycot? Ja, natuurlijk, je moet dat doen hé. Uit principe, en om die underdogrol te cultiveren: het één tegen allen gevoel, en het blijven beklemtonen van de mediaboycot. Niet alleen cordon sanitaire, maar ook cordon médiatique, is een belangrijk gegeven. Omwille van principiële maar ook omwille van tactische redenen.

En uit zich dat in de propaganda die gebruikt wordt? Natuurlijk ja. Een campagne die we zo gevoerd hebben is die met SOS democratie, met het kruis op de mond van die jonge vrouw, daarmee stel je een en ander aan de kaak: het gebrek aan democratie, aan vrije meningsuiting in ons land. Maar aan de andere kant cultiveer je het underdoggevoel. Dus dat heeft zijn belang, uiteraard.

Hoe groot is uw persoonlijke inbreng bij de provocerende stunts eigenlijk? (Twijfelt). Tja… Ja, heel wat van die dingen mogen op mijn naam geschreven worden, ik kan dat niet ontkennen. Tja. Het is mijn ding natuurlijk, het is mijn stijl, ik hou daar persoonlijk wel van. Het ligt dan ook voor de hand dat ik dat misschien wat meer in de praktijk breng dan anderen. Maar het is vooral een noodrem om de aandacht te krijgen die we verdienen. En mochten we dit niet doen, dan vrees ik dat we nog maar weinig gehoor zouden krijgen in de media.

Wordt dit nog altijd aanvaard binnen de partij? Daar is discussie over, je kan dat niet ontkennen hé. Daar is een permanente discussie die al vele jaren loopt: „moeten we niet wat meer zus, moeten we niet wat meer zo‟. Oké goed, ik schik mij naar de richtlijnen van de partij wat dat betreft. Het enige wat ik kan vaststellen is dat we iedere keer dat we proberen om scherpe hoeken af te ronden, om de stijl te verzachten, om de lat lager te leggen, dat we op het einde van de rit meestal moeten teruggrijpen naar, omdat we ook zien dat het enige resultaat van het verzachten van stijl en van het aanpassen van onze actiemiddelen en dergelijke, niet echt leiden tot het verhoopte resultaat. Waardoor we al rap terug onze oude vertrouwde middelen inzetten om alsnog een minimum aan media-aandacht te kunnen genereren.

Denkt u dat in de campagne van 2007 een zachtere campagne gevoerd werd tegenover voorgaande jaren? 2007 was de federale campagne met die leeuwen en dergelijke hé? Dat was een duidelijk zachtere campagne. Die volgens mij niet het verhoopte resultaat heeft gehad. Want uiteindelijk zijn we zes procent achteruit gegaan.

Denkt u dat dit te wijten was aan de stijlverandering?

151 Och, pff, die campagnes… een goeie campagne is een waarmee je de verkiezingen wint en een slechte campagne is een waarmee je de verkiezingen verliest. Dat is dan de stelregel. Maar ik geloof daar persoonlijk niet in, een goeie campagne… ook als je de verkiezingen verliest, er zijn zoveel andere factoren die hiermee niks te maken hebben, die veel meer invloed hebben op de resultaten dan de campagne. De campagne is goed voor 10-15% van de stemmen, maar zeker niet meer, je moet daarin niet overdrijven. Als je echt goed zit dan kan dat het verschil maken tussen winst en verlies. Maar als je in een negatieve spiraal zit waarin je alle elementen tegen hebt; met de beste wil van de wereld kan die campagne het verschil ook niet meer maken. Dus wat dat betreft heb ik daar ook mijn bedenkingen. Maar 2007 vond ik persoonlijk geen goede campagne. Het was wat gekapstrood, we begonnen met de drie apen die vrij assertief waren en vrij provocerend, ook origineel, er is heel veel over te doen geweest. En dan zijn we overgeschakeld op die leeuw, vanuit een heel andere invalshoek. En daar zat geen lijn in, het was gekapstro, en dat was niet zo geslaagd als je het mij vraagt. De campagne die we nu juist hebben gevoerd was inhoudelijk volgens mij veel sterker, „dit is ons land‟, dat was een duidelijke Vlaams Belangboodschap. Maar brak teveel met hetgene wat we al een jaar lang gedaan hadden, met die VL. Dus ik denk dat die overgang wat te bruut was, omdat die VL niet meer aan bod kwam in de eigenlijke campagne. Maar, goed, het is wat het is.

Naar aanleiding van de aanwezigheid van politici in quizprogramma’s, met name in de slimste mens, klonk er protest vanuit de VB-hoek. U vond dat dit de geloofwaardigheid van de politiek in het gedrang bracht. Zegt u dit omdat enkel VB-politici niet uitgenodigd worden, of vindt u dat er echt nooit een politicus mag meedoen aan zulke programma’s? Nee, sowieso niet.

Ook niet wanneer u weet dat dit positief is voor de partij? Ik bedoel, er zijn grenzen, en ik denk dat politici niet thuishoren in spelletjes en amusementsprogramma‟s. Er is een moeilijke scheidslijn. Dat moet concreet gemaakt worden. De Laatste Show moet nog kunnen bijvoorbeeld. Goed, een praatprogramma met een politicus, ook al is dat luchtig, ook al is dat niet politiek, moet kunnen. Maar quizprogramma‟s en spelprogramma‟s en… daar denk ik dat politici niet in thuishoren. Dat is niet de taak van een politicus om dat te doen. En het ondergraaft… het zal je imago wel ten goede komen, en het zal ongetwijfeld heel wat stemmen opleveren. Het kan heel wat stemmen opleveren. Het kan ook het omgekeerde effect hebben. Je kan daar ook uitkomen als een vreselijke hurk die geen enkel gevoel voor humor heeft en die houterig zijn ding zit te doen; en dan verlies je stemmen. Maar het kan niet zijn dat het resultaat van je partij, dus het verkiezingsresultaat, uiteindelijk afhankelijker is van deelname aan een spelletjesprogramma dan van, ik zeg maar wat, de inhoud van je programma. En daar draait het langzaam maar zeker op uit. En dan ook het feit dat, wie beslist er nu welke politici wel en welke niet deze ultieme kans krijgen om zich populair te maken of niet.

Maar als u dit ziet als een kans om zich populair te maken…

152 …daarom juist zeg ik: je moet politici daaruit weren. Zodanig dat ze, dat niemand nog, de kans krijgt om te zeggen „die wel en die niet, diene politicus wel en diene niet, die partij komt er wel in en die niet‟. Nee, geen enkele partij mag nog aan bod komen. Geen enkele partij, want dan komt ook de politiek in het gedrang als dusdanig, en ook de geloofwaardigheid van de politiek. En ik denk dat de man op de straat daar ook maar meewarig naar zit te kijken uiteindelijk. Oké, het zal stemmen opleveren voor de betrokken politicus, maar een veel groter deel van de publieke opinie zegt van „wat zit die daar nu feitelijk te doen, is dat nu de rol van een minister, van een partijvoorzitter, om de jolige Frans uit te hangen en zo goed mogelijk te proberen scoren in een of ander programma‟, of het nu Debbie en Nancy is of het is de Slimste Mens of het is Operatie Robinson of hoe noemt het daar allemaal. En natuurlijk, de lat zal alsmaar lager gelegd worden. Men zal er alsmaar verder in gaan. Je zal altijd wel een politicus bereid vinden om nog een stapje verder te gaan en wat meer risico te nemen en… dat lijkt mij geen goeie zaak te zijn. Maar, infotainment, ja, daar heb ik geen bezwaar tegen. Zoals de laatste show en aanverwanten, dat moet kunnen. Maar ik denk dat de lijn daar ongeveer moet getrokken worden.

En vindt u dat u in zulke programma’s voldoende aan bod komt tegenover andere partijen? Maar wij komen gewoon nergens aan bod. De Laatste Show, daar is nog niemand van ons in geweest, zolang als we al bestaan. Om maar iets te zeggen. Met mondjesmaat in de echte politieke duidingsprogramma‟s, en dan nog. De Zevende Dag ben ik vorig jaar één keer in geweest, voor een debat met Jean-Marie Dedecker. Terzake, twee keer. Als je dat vergelijkt met de andere partijen, dan is het feitelijk een wonder dat wij er nog in slagen om 15-16-17% te halen. We worden totaal en volledig geboycot. En wat men doet is partijen die naast u bestaan, en waarvan de kiezer het idee heeft „dezelfde boodschap, maar anders verpakt‟, die worden dan wel gehyped en massaal de kans gegeven om massaal media-aandacht te genereren. En dan wordt het heel moeilijk natuurlijk. Maarja, moeilijk gaat ook. Op die uitdaging hebben toch een eigen antwoord kunnen formuleren hé.

Denkt u dat in de toekomst van de partij de stijl die nu gehanteerd wordt verdergezet zal worden, met al de discussie die er vandaag rond heerst? We zullen wel zien, we zijn daarover volop in debat. Mijn persoonlijke mening is dat je, dat er feitelijk geen andere weg is, dat dit feitelijk de enige manier is om vol te houden, om te volharden. En dat alle andere wegen die men probeert te behandelen uiteindelijk weinig succesvol zullen blijken te zijn.

Is dit dan volharden tegen de mediaboycot, of volharden naar jullie kiezers, naar wat zij verwachten? Er is natuurlijk een bepaald verwachtingspatroon bij je kiezer, dat is ook een feit. Laat ons zeggen dat het beiden is, het is vooral een poging om die mediaboycot te doorbreken, maar ook om toch, ja, het kiezerskorps te geven wat men van jou voor een stuk verwacht. Maar ik denk dat je daarin kan geven en nemen, dat je die boodschap kunt… doseren, dat het niet alleen provocatie moet zijn. Goed ja, het blijft, het blijft dansen op een slappe koord, altijd. Dat is nu eenmaal politieke communicatie. Simpel is dat niet.

153 Bijlage 12: Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 11 juni 2007

154

155

156

157

158

159

160

161

162

163

164

165

166

167

168

169

170

171

172

173

174

175

176

177

178

179

180

181