Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan

t e k s t b o e k – v e r s i e d e p u t a t i e 5 j u l i 2012

Gemeente Beersel Alsembergsteenweg 1046 • 1652 tel. 02 359 17 50 • fax 02 359 17 18

D+A CONSULT, Studiebureau voor Ruimtelijke Planning, Infrastructuur en Bouw │ [email protected] │ www.daconsult.be │ Meiboom 26, 1500 Halle │ T 02 363 89 10 │ F 02 363 89 11 │ Borchtstraat 28, 2800 Mechelen │ T 015 56 09 56 │ F 015 56 09 59

Informatief deel

Inhoudstafel

1. Algemene inleiding ...... 1 1.1. RUIMTELIJKE PLANNING OP GEMEENTELIJK NIVEAU ...... 1 1.2. STRUCTUURPLANNING EN STRUCTUURPLAN ...... 1 1.3. HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL ...... 2 1.4. HET GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ...... 2 1.4.1. Gemeentelijke bevoegdheden ...... 2 1.4.2. Juridische draagwijdte ...... 2 1.5. PLANNINGSPROCES – HISTORIEK VAN HET DOSSIER ...... 3 2. Profiel van de gemeente Beersel ...... 4 2.1. SITUERING ...... 4 2.2. SCHETS VAN DE GEMEENTE ...... 4 3. Planningscontext ...... 5 3.1. RUIMTELIJKE BELEIDSPLANNEN ...... 5 3.1.1. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ...... 5 3.1.2. Ruimtelijk Structuurplan van Wallonië ...... 7 3.1.3. Provinciaal Ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant ...... 8 3.1.4. Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GEWOP) ...... 13 3.1.5. Gemeentelijke structuurplannen in de buurgemeenten ...... 13 3.2. RUIMTELIJKE PLANNEN MET BINDEND KARAKTER ...... 15 3.2.1. Gewestplan Halle – ...... 15 3.2.2. Gewestelijke RUP’s ...... 16 3.2.3. Provinciale RUP’s ...... 19 3.2.4. Plannen van aanleg ...... 20 3.2.5. Verkavelingsvergunningen ...... 21 3.3. ANDERE WETGEVING MET RUIMTELIJKE IMPACT ...... 22 3.3.1. Beschermde monumenten en landschappen ...... 22 3.3.2. Natuurdecreet ...... 23 3.3.3. Afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur ...... 23 3.3.4. EG-Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden ...... 24 3.3.5. Wetgeving grond- en oppervlaktewater ...... 24 3.4. GEMEENTELIJKE SECTORALE BELEIDSPLANNEN ...... 31 3.4.1. GNOP (Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan) Beersel (1997) ...... 31 3.4.2. Mobiliteitsplan ...... 32 3.4.3. Milieubeleidsplan 2008 – 2013 ...... 32 3.4.4. Erosiebestrijdingsplan (2008) ...... 33 3.4.5. Sportbeleidsplan 2008-2013 ...... 33 3.5. OVERIGE RELEVANTE STUDIES EN PLANNEN ...... 34 3.5.1. Mobiliteitsgerelateerde plannen en studies ...... 34 3.5.2. Strategisch beleidsplan voor het kanaal naar Charleroi (2003) ...... 35 3.5.3. Strategisch beleidsplan toerisme en recreatie – Groene Gordel 2008 - 2013 ...... 36 3.5.4. Functioneel en recreatief fietsroutenetwerk provincie Vlaams-Brabant ...... 36 3.5.5. Herstelplan Trage Wegen in Beersel ...... 37 3.5.6. Landschapsatlas ...... 37 3.5.7. Landinrichtingsproject Land van Teirlinck (Meigemheide) ...... 37 3.5.8. Inventaris van het bouwkundig erfgoed ...... 38 3.6. RELEVANTE GEPLANDE PROJECTEN ...... 38 4. Bestaande ruimtelijk structuur op macroniveau ...... 40 4.1. OPEN RUIMTESTRUCTUUR ...... 40 Gemeente Beersel i ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

4.2. NEDERZETTINGSSTRUCTUUR ...... 40 4.3. ECONOMISCHE STRUCTUUR ...... 40 4.4. LIJNINFRASTRUCTUREN ...... 40 5. Bestaande ruimtelijke structuur op mesoniveau ...... 42 5.1. HISTORISCHE ANALYSE ...... 42 5.2. BEERSEL OP MESONIVEAU ...... 43 5.2.1. Open ruimtestructuur ...... 43 5.2.2. Nederzettingsstructuur ...... 44 5.2.3. Economische structuur ...... 44 5.2.4. Lijninfrastructuur ...... 44 6. Open ruimtestructuur ...... 45 6.1. ALGEMEEN KADER ...... 45 6.1.1. Fysisch systeem ...... 45 6.1.2. Ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos ...... 46 6.1.3. Het natuur- en landinrichtingsproject ‘land van Teirlinck’ (Meigemheide) ...... 49 6.2. NATUURLIJKE STRUCTUUR ...... 49 6.2.1. Ruimtelijke analyse ...... 49 6.2.2. Deelgebieden van de natuurlijke structuur ...... 54 6.2.3. Knelpunten en kwaliteiten ...... 55 6.3. AGRARISCHE STRUCTUUR ...... 57 6.3.1. Ruimtelijke analyse ...... 57 6.3.2. Deelgebieden van de agrarische structuur ...... 58 6.3.3. Kenmerken van de landbouw te Beersel ...... 59 6.3.4. Knelpunten en kwaliteiten ...... 60 6.4. LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR ...... 61 6.4.1. Analyse van de landschappelijke structuur ...... 61 6.4.2. Landschappelijke eenheden ...... 64 6.4.3. Landschapsbeleving ...... 65 6.4.4. Knelpunten en kwaliteiten ...... 66 7. Nederzettingsstructuur ...... 67 7.1. DEMOGRAFISCHE KENMERKEN ...... 67 7.1.1. Bevolkingsaantallen en bevolkingsevolutie ...... 67 7.1.2. Loop van de bevolking ...... 67 7.1.3. Bevolkingsdichtheid ...... 67 7.1.4. De bevolkingsstructuur naar geslacht en leeftijd ...... 67 7.1.5. Gezinnen ...... 68 7.1.6. Bevolking met vreemde nationaliteit ...... 68 7.2. ANALYSE VAN DE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR ...... 68 7.2.1. Nederzettingspatroon ...... 68 7.2.2. Voorzieningenniveau ...... 69 7.2.3. Woningpatrimonium ...... 70 7.2.4. Percelenpatrimonium ...... 73 7.2.5. Zonevreemde woningen ...... 75 7.2.6. Doortrekkersterrein voor woonwagenbewoners te Huizingen ...... 76 7.3. KNELPUNTEN EN KWALITEITEN ...... 76 7.3.1. Knelpunten ...... 76 7.3.2. Kwaliteiten ...... 77 8. Bestaande ruimtelijk-economische structuur ...... 78 8.1. SOCIO-ECONOMISCHE KENCIJFERS ...... 78 8.1.1. Beroepsbevolking per sector ...... 78 8.1.2. Kencijfers socio-economische toestand ...... 78

Gemeente Beersel ii ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

8.2. ECONOMISCHE DYNAMIEK ...... 79 8.2.1. Bruto Toegevoegde waarde per werknemer ...... 79 8.2.2. Bruto toegevoegde waarde per omzet ...... 79 8.2.3. Investeringen per bruto toegevoegde waarde...... 79 8.2.4. Nettorendabiliteit van het eigen vermogen na belastingen ...... 80 8.2.5. Conclusie: Beersel economisch gepositioneerd ...... 80 8.3. RUIMTELIJKE ANALYSE VAN DE INDUSTRIE- EN BEDRIJVENTERREINEN ...... 80 8.3.1. Ruimtelijke situering van de economische activiteiten ...... 80 8.3.2. Bestaande en beschikbare bedrijventerreinen ...... 81 8.3.3. Zonevreemde bedrijven ...... 85 8.4. KNELPUNTEN EN KWALITEITEN ...... 86 8.4.1. Knelpunten ...... 86 8.4.2. Kwaliteiten ...... 86 9. Bestaande verkeers- en vervoersstructuur ...... 87 9.1.1. bovenlokale verkeers- of vervoersvoorzieningen ...... 87 9.1.2. lokale verkeers- en vervoersvoorzieningen ...... 88 9.1.3. Langzaam verkeer ...... 89 9.1.4. Parkeerproblematiek ...... 89 9.2. KNELPUNTEN EN KWALITEITEN ...... 89 9.2.1. Knelpunten ...... 89 9.2.2. Kwaliteiten ...... 91 10. Bestaande toeristisch-recreatieve structuur ...... 92 10.1. RECREATIEVE BESTEMMINGEN ...... 92 10.2. RECREATIEVE VOORZIENINGEN ...... 92 10.2.1. Sportvoorzieningen ...... 92 10.2.2. Sportverenigingen ...... 95 10.2.3. Jeugdvoorzieningen ...... 95 10.2.4. Wandel- en fietsroutes ...... 96 10.2.5. Speelterreinen, wijkpleinen en speelpleinwerking ...... 96 10.2.6. Culturele infrastructuur ...... 97 10.2.7. Verblijfsrecreatiezones ...... 97 10.2.8. Verblijfsvoorzieningen ...... 97 10.2.9. Jachthaven ...... 97 10.3. ZONEVREEMDE RECREATIE ...... 97 10.4. KNELPUNTEN EN KWALITEITEN ...... 98 10.4.1. Knelpunten ...... 98 10.4.2. Kwaliteiten en potenties ...... 98 11. Deelruimten ...... 99 11.1. DEELRUIMTE HISTORISCH GEGROEIDE AS ZENNEVALLEI – KANAALZONE MET DE KERN VAN LOT ...... 99 11.2. DEELRUIMTE HOGER GELEGEN DORPSLINT MET DE KERN VAN BEERSEL ...... 99 11.3. DEELRUIMTE CENTRALE OPEN RUIMTE ...... 100 11.4. DEELRUIMTE ZUIDELIJKE AS VAN KERNEN MET HUIZINGEN, DWORP EN ALSEMBERG ...... 100 12. Prognose demografische ontwikkelingen ...... 101 12.1. BEVOLKING ...... 101 12.1.1. Inleiding en methodiek ...... 101 12.1.2. Bevolkingsprognose ...... 101 12.2. PROGNOSE GEZINNEN ...... 101 12.3. DEMOGRAFISCHE WOONBEHOEFTE...... 102 12.4. KANTTEKENING GESLOTEN BEVOLKINGSSCENARIO ...... 102 13. Prognose sectorale ontwikkelingen - huisvesting ...... 103

Gemeente Beersel iii ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

13.1. DE GLOBALE WOONBEHOEFTE BINNEN HET GESLOTEN BEVOLKINGSSCENARIO ...... 103 13.2. PERCEELSAANBOD ...... 103 13.3. CONFRONTATIE VAN VRAAG EN AANBOD ...... 104 13.4. AFTOETSING MET ACTUELE SITUATIE ...... 105 13.5. TAAKSTELLING VANUIT HOGERE OVERHEID ...... 106 13.6. SOCIALE WONINGEN EN SENIORENHUISVESTING ...... 106 13.7. ZONEVREEMDE WONINGEN ...... 106

Gemeente Beersel iv ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel Lijst van kaarten

Kaart I 1: Basiskaart ...... 4 Kaart I 2: Situering in een ruimer kader ...... 4 Kaart I 3: Gewenste ruimtelijk structuur Verdicht Netwerk (subgebied Halle-Waterloo-Brussel) – RSVB ...... 11 Kaart I 4: Uittrekstel gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse ...... 15 Kaart I 5: Gewestelijk RUP in de zuidelijke kanaalzone met aanduiding clusters ...... 18 Kaart I 6: Plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen ...... 20 Kaart I 7: Belangrijkste verkavelingen in Beersel ...... 21 Kaart I 8: Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten ...... 22 Kaart I 9: VEN-gebieden, habitatrichtlijngebieden, natuurverbindingsgebieden, park- en natuurgebieden ...... 23 Kaart I 10: Overstromingsgebieden: NOG en ROG + watertoets: overstromingsgevoelige gebieden ...... 28 Kaart I 11: Mobiliteitsgerelateerde plannen en studies ...... 34 Kaart I 12: Ankerplaatsen, relictzones, punt- en lijnrelicten en traditionele landschappen ...... 37 Kaart I 13: Bestaande ruimtelijke structuur op macroniveau ...... 40 Kaart I 14: Historische analyse van Beersel ...... 42 Kaart I 15: Bestaande ruimtelijke structuur op mesoniveau ...... 43 Kaart I 16: Bestaande open ruimtestructuur ...... 45 Kaart I 17: Reliëf en hydrografie ...... 46 Kaart I 18: Gewenste ruimtelijke structuur Zenne, Zoniën en Land van en deel west ...... 46 Kaart I 19: Biologische waarderingskaart en historisch permanent grasland ...... 49 Kaart I 20: Bestaande nederzettingsstructuur...... 68 Kaart I 21: Openbare voorzieningen ...... 69 Kaart I 22: Reservegebieden voor bouwmogelijkheden ...... 75 Kaart I 23: Zonevreemde entiteiten ...... 75 Kaart I 24: Overzicht bestaande bedrijvenzones ...... 80 Kaart I 25: Bestaande verkeersstructuur ...... 87 Kaart I 26: Speelpleinen, sport- en jeugdvoorzieningen ...... 92 Kaart I 27: Bestaande wandel- en fietsroutes ...... 92 Kaart I 28: Synthesekaart knelpunten ruimtelijke structuur ...... 98 Kaart I 29: Synthesekaart kwaliteiten ruimtelijk structuur ...... 98 Kaart I 30: Deelruimte “Historische As Zennevallei-Kanaalzone” ...... 99 Kaart I 31: Deelruimte “Hoger gelegen dorpslint” ...... 99 Kaart I 32: Deelruimte “Centrale open ruimte” ...... 100 Kaart I 33: Deelruimte “Zuidelijke as van kernen” ...... 100

Gemeente Beersel v ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel Lijst van tabellen tabel 1: Overzicht stand van zaken naburige gemeenten ...... 13 tabel 2: De procentuele verdeling van de bestemmingen volgens het gewestplan...... 16 tabel 3: Lijst bijzondere plannen van aanleg op grondgebied Beersel ...... 20 tabel 4: Lijst grote verkavelingen te Beersel (meer dan 10 loten) ...... 21 tabel 5: Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten ...... 22 tabel 6: Waterlopen op het grondgebied van Beersel ...... 25 tabel 7: Kerncijfers van de landbouw te Beersel ...... 59 tabel 8: Onderwijsvoorzieningen in Beersel (met aantal leerlingen: lager - kleuters) ...... 69 tabel 9: Geplande realisaties sociale woningen ...... 71 tabel 10: Prijzen onroerende goederen tussen 2003 en 2009 voor Beersel, zijn buurgemeenten, het arrondissement Halle-Vilvoorde en het Vlaams Gewest ...... 72 tabel 11: Samenvatting aanbod onbebouwde percelen langs uitgeruste infrastructuur ...... 73 tabel 12: Samenvatting bijkomende perceelsmogelijkheden langs uitgeruste infrastructuur ...... 73 tabel 13: Samenvatting aanbod onbebouwde percelen niet langs uitgeruste infrastructuur in woongebied, woongebied met landelijk karakter of woonpark ...... 74 tabel 14: Samenvatting aanbod onbebouwde percelen niet langs uitgeruste infrastructuur in reservegebied voor wonen of woonuitbreidingsgebied ...... 74 tabel 15: Overzicht reservegebieden voor bouwmogelijkheden...... 75 tabel 16: Zonevreemde woningen per deelgemeente uitgesplitst naar bestemmingszone ...... 75 tabel 17: Tewerkstelling per sector in 2002 en 2007 ...... 78 tabel 18: Werkgelegenheidsgraad (WGG), werkloosheidsgraad (WLG), werkzaamheidsgraad (WZG) en activiteitsgraad (AG) in 2003 en 2008 (2007 voor WGG) ...... 79 tabel 19: Toegevoegde waarde (mediaan) per werknemer voor de periode 1999-2003 en stijgingsindexen (1999 = 100) ...... 79 tabel 20: Bruto toegevoegde waardemarge voor de periode 1999-2003 en stijgingsindexen (1999 = 100) ...... 79 tabel 21: Investeringsgraad (mediaan) voor de periode 1999-2003 en stijgingsindexen (1999 = 100) ...... 80 tabel 22: Nettorendabiliteit van het eigen vermogen na belastingen voor de periode 1999-2003 en stijgingsindexen (1999 = 100) ...... 80 tabel 23: Bezettingstabel bedrijventerreinen, situatie 2005 ...... 81 tabel 24: Overzicht leegstand bedrijfsgebouwen ...... 85 tabel 25: Gemiddelde bezettingraad van de recreatiegebieden (situatie 01/01/2006) ...... 92 tabel 26: Absolute recreatieve oppervlaktes binnen de gemeente Beersel ...... 92 tabel 27: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Alsemberg ...... 93 tabel 28: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Beersel ...... 93 tabel 29: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Dworp ...... 94 tabel 30: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Huizingen ...... 94 tabel 31: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Lot ...... 95 tabel 32: Overzicht sportverenigingen te Beersel ...... 95 tabel 33: Overzicht jeugdvoorzieningen te Beersel ...... 95 tabel 34: Overzicht speelterreinen en wijkpleinen te Beersel ...... 96

Gemeente Beersel vi ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel tabel 35: Gesloten bevolkingsprognose 2006 – 2011 – 2016 ...... 101 tabel 36: Gesloten bevolkingsprognose per leeftijdscategorie ...... 101 tabel 37: Prognose van het aantal gezinnen en de gezinsgrootte ...... 102 tabel 38: Prognose demografische behoefte 2006-2016 (in absolute cijfers) ...... 102 tabel 39: Globale woningbehoefte per deelgemeente voor de periode 2006-2011 ...... 103 tabel 40: Globale woningbehoefte per deelgemeente voor de periode 2011-2016 ...... 103 tabel 41: Overzicht beschikbare percelen – situatie 2001 ...... 104 tabel 42: Samenvatting vraag en aanbod onbebouwde percelen ...... 105

Lijst van figuren figuur 1: Schema driesporenplanning ...... 2 figuur 2: Overzichtskaart gebieden operationeel uitvoeringsprogramma ...... 18 figuur 3: Watertoets: overstromingsgevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010) ...... 25 figuur 4: Watertoets: Vlaamse Hydrografische Atlas (bron: AGIV, 2010) ...... 26 figuur 5: Infiltratiegevoelige bodems (bron: AGIV, 2010) ...... 26 figuur 6: Watertoets: grondwaterstromingsgevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010) ...... 27 figuur 7: Watertoets: hellingenkaart (bron: AGIV, 2010) ...... 27 figuur 8: Watertoets: erosiegevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010) ...... 28 figuur 9: Zoneringsplan (bron: VMM, 2010) ...... 31 figuur 10: Situering Landinrichtingsproject Land van Teirlinck (Bron: Landinrichtingsproject Land van Teirlinck – ontwerp planprogramma, VLM) ...... 37

Gemeente Beersel vii ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 1. Algemene inleiding

1.1. Ruimtelijke planning op gemeentelijk niveau

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, in voege van 1 september 2009, bepaalt dat de ruimtelijke ordening op drie beleidsniveaus wordt geregeld. Dit heeft tot gevolg dat zowel op het niveau van Vlaanderen, de provincies als de gemeenten een ruimtelijk beleid moet uitgestippeld worden. Dit gebeurt aan de hand van ruimtelijke structuurplannen, uitvoeringplannen en verordeningen.

In artikel 2.1.1. van de codex wordt een ruimtelijk structuurplan omschreven als een beleidsdocument dat het kader aangeeft voor de gewenste ruimtelijke structuur. Het geeft een lange termijnvisie op de ontwikkeling van het gebied in kwestie. Het is erop gericht samenhang te brengen in de voorbereiding, de vaststelling en de uitvoering van beslissingen die de ruimtelijke ordening aanbelangen.

Artikel 2.1.14. van de codex bepaalt dat elke gemeente een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan moet opmaken. Dit ruimtelijk structuurplan richt zich naar het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen en het provinciaal ruimtelijk structuurplan van de provincie waarbinnen de gemeente ligt.

1.2. Structuurplanning en structuurplan1

Vlaanderen is een dicht bebouwde en economisch dynamische regio. De toenemende techniciteit van onze maatschappij en haar aanspraken op de beschikbare ruimte maken de uitbouw van een gestructureerd ruimtelijk beleid onontbeerlijk. De methodiek die hierbij gehanteerd wordt heet structuurplanning. In navolging van de Vlaamse overheid (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) worden de provincies en gemeenten verzocht na te denken over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van hun grondgebied.

Structuurplanning is een dynamisch en continu proces van visie- en beleidsvorming. Het planningsproces pikt in op de realiteit van elke dag (problemen en kansen) en formuleert een afgemeten gewenste ruimtelijke structuur. Structuurplanning streeft naar ruimtelijke kwaliteit via de realisatie van zijn planvoorstellen. Planning leidt slechts tot realisaties wanneer de maatschappij de geformuleerde voorstellen ‘draagt’. Politici zowel als administraties, planners, ontwerpers en bevolking zijn daarom participanten in het gemeenschappelijk structuurplanningsproces. Structuurplanning volgt een driesporentraject. Hierdoor biedt structuurplanning zowel een langetermijnvisie (structureel werken) als strategische acties voor de korte termijn. Een systematische terugkoppeling naar de bevolking verzekert een brede ondersteuning van het planningsproces.

Het eerste spoor, de uitwerking van de langetermijnvisie voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, biedt geen onveranderlijke inhoud. De langetermijnvisie is een stabiele werkhypothese die in kleine stapjes evolueert volgens de normen, waarden en problemen van de maatschappij.

Het tweede spoor biedt de mogelijkheid om actiegericht in te pikken op specifieke en actuele ruimtelijke kwesties. De langetermijnvisie vormt een kwalitatief en duurzaam kader waartegen de voorstellen van het tweede spoor worden afgewogen. Daarbij worden ook hun effecten naar de toekomst onderzocht.

Het derde spoor vergroot het draagvlak van het planningsproces. Door inspraak van de bevolking wordt de geloofwaardigheid van het beleid en administratie versterkt. Dit spoor stelt zich de volgende doelen: - de plannen en voorstellen inhoudelijk verbeteren door participatie en de creatie van een draagvlak; - een bijdrage leveren tot een meer democratische en open samenleving; - de bevolking sensibiliseren voor het belang van ruimtelijke kwaliteit; - een ‘contract’ tussen bevolking en overheid tot stand brengen.

Het ruimtelijk structuurplan is het product van het structuurplanningsproces. Het ruimtelijk structuurplan geeft op een bepaald ogenblik voor een bepaalde beleidsperiode en een bepaalde ruimte de ruimtelijke visie weer. Deze visie wordt tevens vertaald in een concept over de gewenste ruimtelijke structuur, de beleidsdoelstellingen en de maatregelen om ze te realiseren.

1 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en infrastructuur, Omzendbrief RO 97/02 over het gemeentelijk structuurplanningsproces, p.3, B.S. 28/03/1997. Gemeente Beersel 1 ruimtelijk structuurplan – voorontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

DRIESPORENPLANNING: het proces

waarden 1ste spoor normen visievorming lange termijn problemen knelpuntenbehandeling de 2 spoor op korte termijn dagelijks beleid betrekken bevolking de 3 spoor bij plan- en besluitvorming emancipatorisch werken naar kwaliteit

Planning is permanent werken op drie sporen, permanente communicatie, een werkelijkheidsgericht, strategisch project

figuur 1: Schema driesporenplanning Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap AROHM, Structuurplanning: een handleiding voor gemeenten, Brussel, 1994

1.3. Het Subsidiariteitsbeginsel

Het gemeentelijk structuurplan voor Beersel past zich in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant dat op zijn beurt kadert in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het gemeentelijk structuurplan richt zich naar de structuurbepalende elementen van lokaal belang. Dit zijn de elementen die vragen om een samenhangend beleid binnen de gemeentegrenzen. De omzendbrief RO 97/02 bepaalt de taakstellingen die aan het gemeentelijk niveau worden toegewezen.

Deze getrapte hiërarchie wordt in de ruimtelijke ordening het subsidiariteitsbeginsel genoemd. Op dit principe berust de verdeling van taakstellingen aan de verschillende beleidsniveaus. Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat: - de beleidsmateries worden toegekend aan het toepasselijke beleidsniveau; - ieder niveau het instrumentarium gebruikt dat aangepast is aan het niveau; - permanent overleg nodig is tussen de niveaus vermits de materies in verband staan met elkaar.

1.4. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan

1.4.1. GEMEENTELIJKE BEVOEGDHEDEN

De lokale besturen hebben binnen het kader van het gemeentelijk structuurplanningsproces volgende bevoegdheden: - het (desgevallend) formuleren van aandachtspunten bij de structuurbepalende elementen van bovenlokaal en/of gewestelijk niveau op het grondgebied van de stad, uitgaande van de eigen visie; - het aanduiden en het ontwikkelen van een visie op structuurbepalende elementen van lokaal of gemeentelijk belang.

1.4.2. JURIDISCHE DRAAGWIJDTE

Het ruimtelijk structuurplan vormt het officiële beleidskader van het ruimtelijk beleid evenals het instrument voor de uitvoering van een actief ruimtelijk beleid. Het decreet legt het structuurplan een vaste structuur op, bestaande uit drie delen: - een informatief gedeelte met de bestaande structuur en de prognoses; - een richtinggevend gedeelte met de visie, de principes en de gewenste structuur; Gemeente Beersel 2 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- een (voor de overheid) bindend gedeelte met de beleidsmaatregelen.

Elk onderdeel heeft een andere juridische draagwijdte. De gewenste ruimtelijk structuur geldt als richtinggevend gedeelte voor de overheid. De gemeenteraad kan hiervan slechts met een gemotiveerde beslissing afwijken. De bindende bepalingen vormen het kader voor de maatregelen waarmee de gemeente de gewenste structuur wenst te realiseren. Het decreet bepaalt dat deze bepalingen bindend zijn voor de gemeente en voor de instellingen op het grondgebied van de gemeente.

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan vormt geen basis voor het verlenen of het weigeren van een vergunning. Het heeft aldus geen verordende kracht ten aanzien van de burgers.

Met de invoering van het nieuwe decreet en mits de aanwezigheid van een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijke structuurplan, kan de gemeente overgaan tot het opmaken van een ‘nieuw soort’ van bestemmingsplannen, namelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen (of RUP’s) geheten. Deze uitvoeringsplannen hebben -in tegenstelling tot de ruimtelijke structuurplannen- wel een verordenende kracht.

1.5. Planningsproces – historiek van het dossier

De gemeente startte het structuurplanningsproces op in 1997 met de opmaak van een intentienota. In 1998 werd een eerste startnota ingeleverd en een woonbehoeftestudie opgemaakt. Deze documenten werden voorgelegd aan gewest en provincie. Daarna schortte de gemeente de werkzaamheden voor het structuurplan tijdelijk op. Een aantal lokale projecten zoals het reconversieproject Zennemeander kregen prioriteit op het globale planningsproces evenals de opmaak van het plannen- en vergunningenregister en de opmaak van de inventaris van de onbebouwde percelen.

In 2002 startte de gemeente het proces terug op. Vooreerst hadden er interviews plaats met diverse bevoorrechte getuigen. In 2003 werd de startnota van 1998 geactualiseerd. Deze werd bijgestuurd in 2004. In 2005 volgde overleg met de gecoro en op 30/06/2005 had een structureel overleg plaats met de diensten van het Vlaamse Gewest en de provincie Vlaams-Brabant. In het najaar van 2005 werd het voorontwerp aangevat. In 2006 werden de deelstructuren uitgewerkt en in 2007 werd het voorontwerp ingediend. In 2008 schortte de gemeente het structuurplan tijdelijk op omwille van een aantal belangrijke planningsprocessen die op Vlaams niveau gestart waren (Afbakening van het VSGB, afbakening agrarische en natuurlijke structuur, project land van Teirlinck). De gemeente wenste de resultaten van deze planningsprocessen af te wachten alvorens het dossier verder te zetten. Deze processen waren dd. 2010 voldoende ver gevorderd. Daarom startte de gemeente het structuurplanningsproces terug op.

Het voorontwerp van 2007 werd afgestemd op de vermelde planningsprocessen. Dit hield een grondige herwerking van het dossier in. Het herwerkte structuurplan werd besproken in een structureel overleg met de provincie Vlaams-Brabant en het Vlaams gewest op 22 februari 2011. Naar aanleiding van dit overleg werd het dossier bijgestuurd. Het aangepaste dossier werd in mei en juni 2011 uitgebreid voorgesteld aan en besproken met de gecoro. De gecoro verstrekte hierover een uitgebreid verslag met diverse bemerkingen en suggesties.

Ondertussen werden er op 24/05/2011 in kader van een informele overlegprocedure een informatievergadering voor de bevolking, de gemeenteraad en de verschillende gemeentelijke adviesraden georganiseerd in De Meent in Alsemberg. Ingevolge de ongerustheid over de ontwikkelingen van het afbakeningsproces van het VSGB in de deelgemeente Lot dat in het structuurplan diende te worden verwerkt, organiseerde de gemeente op 23/06/2011 in het gemeentehuis een bijkomend overleg voor de bevolking van Lot.

Ondertussen werd het dossier op 21 juni 2011 behandeld in plenaire vergadering met de provincie Vlaams- Brabant, het Vlaams gewest en een afvaardiging van de gecoro.

Op basis van de adviezen in het kader van de plenaire vergadering en de informele overlegprocedure werd het dossier opnieuw bijgestuurd. Op 28 september 2011 werd het dossier voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad. Van 6 oktober 2011 tot en met 6 januari 2011 werd het openbaar onderzoek georganiseerd. Tijdens het openbaar onderzoek werd een infokrant met een speciale editie rond het structuurplan huis aan huis verspreid. Het structuurplan werd op de gemeentelijke website geplaatst. Op 27/10/2011 organiseerde de gemeente wederom een formele informatieavond en hoorzitting in de Meent.

De bezwaarschriften en ingediende adviezen werden op 7 en 8 maart 2012 behandeld door de gecoro. De gecoro bracht advies uit en het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd overeenkomstig bijgestuurd. Het dossier is nu klaar voor een definitieve vaststelling in de gemeenteraad en kan daarna worden overgemaakt aan de deputatie.

Gemeente Beersel 3 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

2. Profiel van de gemeente Beersel

Kaart I 1: Basiskaart

2.1. Situering

Kaart I 2: Situering in een ruimer kader

Beersel situeert zich in het zuidwesten van de provincie Vlaams-Brabant. De gemeente grenst in het uiterste noorden aan het Hoofdstedelijk Gewest en maakt onderdeel uit van het arrondissement Halle-Vilvoorde. Ze grenst aan de volgende gemeenten: - in het noorden: (faciliteitengemeente); - in het noordoosten: (faciliteitengemeente); - in het oosten: Sint-Genesius-Rode (faciliteitengemeente); - in het zuidoosten: Eigenbrakel (provincie Waals-Brabant); - in het zuidwesten: Halle; - in het noordwesten: Sint-Pieters-Leeuw

Op het grondgebied van Beersel en in de ruimere omgeving heeft zich een dicht en hoogwaardig net van infrastructuren gevormd. Deze oefenen door hun fysische aanwezigheid, door hun aantrekkingskracht of door veroorzaakte hinder elk in min- of meerdere mate hun invloed uit op Beersel. Voor het wegverkeer vormt de E19 in het westen van de gemeente de voornaamste lijninfrastructuur. Ze maakt deel uit van het Trans European Network (TEN), het Europees netwerk van transportassen. Daarnaast wordt Beersel in het uiterste westen doorsneden door de noord-zuid georiënteerde N6, een belangrijke verbindingsas tussen Brussel en Bergen. Parallel hiermee, op het grondgebied van de deelgemeenten Huizingen en Lot, loop de infrastructurenbundel van de spoorlijn Brussel-Halle-Bergen, de HST-lijn en het kanaal Brussel-Charleroi. Spoorlijn 26 (Halle-Vilvoorde- Mechelen) vormt vanaf Huizingen een aftakking naar Beersel en verlaat de gemeente noordoostwaarts richting Ukkel. In het oosten van de gemeente verbindt de noord-zuid georiënteerde P255 Brussel (Ukkel) en Waterloo via Beersel en Alsemberg. De baan P201 Halle – Alsemberg via Dworp kruist de gemeente Beersel in het zuiden van oost naar west.

2.2. Schets van de gemeente Sinds de fusie van 1 januari 1977 vormen de vroegere gemeenten Beersel, Alsemberg, Dworp, Huizingen en Lot de gemeente Beersel. De totale oppervlakte van de gemeente bedraagt 3.011 ha.

Op 1 januari 2009 woonden in Beersel officieel 23.756 inwoners2. De bevolkingsdichtheid bedraagt daarmee gemiddeld 786 inwoners per km².

De werkloosheidsgraad in de gemeente bedroeg op 31/12/2004 6,1% en benadert daarmee het cijfer voor het arrondissement Halle-Vilvoorde (6,5%).3

2 Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Statistieken en Cijfers, situatie 1 januari 2009, december 2010. 3 Bron: VDAB/NIS.

Gemeente Beersel 4 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

3. Planningscontext

3.1. Ruimtelijke beleidsplannen

3.1.1. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN4

3.1.1.1. Theoretische uitgangspunten

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) biedt op gewestelijk niveau een kader waarbinnen de ruimtelijke ontwikkelingen moeten plaatsvinden. Het doet uitspraak over de structuurbepalende elementen van gewestelijk en bovengewestelijk belang. De Vlaamse, provinciale en gemeentelijke overheden kunnen hiervan slechts afwijken mits voldoende gemotiveerde omstandigheden. Daarnaast bevat het RSV bindende bepalingen over de inhoud van de provinciale en gemeentelijke structuurplannen. Deze zijn bindend voor alle overheden. Om het richtinggevende gedeelte te realiseren en gevolg te geven aan de bindende bepalingen van de structuurplannen worden uitvoeringsplannen en verordeningen opgesteld. Het zijn deze uitvoeringsplannen die een beoordelingsgrond vormen voor de vergunningen en verordenend zijn voor de burgers.

De visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen wordt vertaald in de metafoor: ‘Vlaanderen, open en stedelijk’. Concreet betekent dit dat er in de toekomst gestreefd wordt naar een duidelijker onderscheid tussen openheid en stedelijkheid en dit in tegenstelling tot de huidige ruimtelijke ontwikkelingen waar dit onderscheid langzaam aan het vervagen is. Bovendien wil met dit alles realiseren op een duurzame manier, waarbij rekening wordt gehouden met de noden van de huidige en toekomstige generaties. Uit deze visie volgen de basisdoelstellingen van het RSV: - een selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden, een gericht verweven en bundelen van functies en voorzieningen waaronder de economische activiteiten binnen de stedelijke gebieden. Daarbij gaat absolute prioriteit naar een zo goed mogelijk gebruik en beheer van de bestaande stedelijke structuur; - het behoud en waar mogelijk de versterking en de uitbreiding van de open ruimte en een bundeling van wonen en werken in de kernen van het buitengebied; - het concentreren van economische activiteiten in die plaatsen die deel uitmaken van de bestaande economische structuur van Vlaanderen; - het optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur waarbij de ruimtelijke condities worden gecreëerd voor het verbeteren van het collectief vervoer en de organisatie van vervoersgenererende activiteiten op punten die ontsloten worden door openbaar vervoer.

Deze basisdoelstellingen monden uit in vier ruimtelijke principes voor de gewenste ruimtelijke structuur: - gedeconcentreerde bundeling: er wordt geopteerd om de groei inzake wonen, werken en de andere maatschappelijke functies op die plaatsen op te vangen waar reeds een zekere concentratie van deze functies aanwezig is. Hierbij wordt rekening gehouden met het bestaande ruimtelijk spreidingspatroon. Hiernaast wordt ook gestreefd naar verweving van activiteiten en functies. Dit principe resulteert in een selectie van stedelijke gebieden, kernen in het buitengebied en (specifiek) economische knooppunten; - poorten als motor voor ontwikkeling: poorten zijn strategische locaties binnen de economische structuur op internationaal en Vlaams niveau, waar ontwikkelingen worden gestimuleerd omwille van de bestaande of potentiële positie in het internationale communicatienetwerk (water, weg, spoor, lucht en telecommunicatie); - infrastructuren als bindteken en basis voor locatie van activiteiten: Vlaanderen wordt gekenmerkt door een uitgebreid en dicht net aan water-, spoor- en autosnelwegen die de stedelijke gebieden in en buiten het Vlaams Gewest met elkaar verbinden. Dit netwerk zal als uitgangspunt dienen voor het te voeren locatiebeleid, waarbij het mobiliteitsprofiel van de activiteit wordt afgestemd op het bereikbaarheidsprofiel van de locatie. De verkeersknooppunten liggen altijd nabij de stedelijke gebieden en poorten; - fysisch systeem ruimtelijk structurerend: het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de ruimtelijke ontwikkeling van de natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap. In Vlaanderen wordt de ruimtelijke structuur bepaald door het samenhangend geheel van rivier- en beekvalleien, grote en aaneengesloten natuur- en boscomplexen, belangrijke landbouwgebieden, de

4 Officieus gecoördineerde versie conform het besluit van de Vlaamse regering van 23 september 1997 houdende definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 houdende definitieve vaststelling van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd, voor wat de bindende bepalingen betreft, bij decreten van respectievelijk 17 december 1997 en 19 maart 2004.

Gemeente Beersel 5 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

nederzettingsstructuur, het landschap en de infrastructuren... Het vrijwaren en versterken van open ruimteverbindingen tussen de grotere, aaneengesloten gebieden van het buitengebied is essentieel voor de continuïteit binnen het buitengebied.

3.1.1.2. Praktische bepalingen voor Beersel

De goedkeuring van het RSV heeft een aantal belangrijke consequenties voor het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Beersel. Het grootste deel van zijn grondgebied is gelegen in buitengebied, maar een significant kleiner deel situeert zich in stedelijk gebied. Hiernaast bevinden er zich een aantal gebieden voor economische activiteiten en een aantal belangrijke lijninfrastructuren.

Beersel in het buitengebied

De gemeente Beersel wordt door het RSV grotendeels gesitueerd in het buitengebied. Het gevoerde beleid in buitengebieden moet in de eerste plaats rekening houden met de aanwezige ruimtelijke structuur. De ruimtelijke structuur van het buitengebied wordt bepaald door de natuurlijke en de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en de infrastructuur. Binnen het kader dat gevormd wordt door deze ruimtelijke structuur kunnen activiteiten als wonen en werken plaatsvinden. Een gebiedspecifieke benadering en een focus op de duurzaamheid van ontwikkeling is hierbij noodzakelijk.

In het kader van deze bepalingen worden volgende specifieke doelstellingen voor het buitengebied naar voor geschoven: - het vrijwaren van het buitengebied voor essentiële functies; - het tegengaan van de versnippering van het buitengebied; - het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied; - het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen; - het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied; - het afstemmen van het ruimtelijk beleid en milieubeleid op basis van het fysisch systeem; - het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied.

De open ruimtestructuur wordt bepaald door de aanwezige natuurlijke, agrarische en landschappelijke structuur. Het RSV streeft naar de uitbouw van een samenhangend netwerk van rivier- en beekvalleien en van grote aaneengesloten open ruimtegebieden, verbonden door open-ruimteverbindingen. De vallei van de Zenne vormt een belangrijk element van de natuurlijke structuur op Vlaams niveau en is structuurbepalend voor de gemeente Beersel. Het RSV stelt voorop dat er binnen de natuurlijke structuur moet gestreefd worden naar een ruimtelijk-ecologische basiskwaliteit en dat het ruimtelijk beleid van rivieren en beken moet worden ontwikkeld in relatie tot de omgevende valleien. De afbakening van de gebieden die deel uitmaken van de natuurlijke structuur gebeurt in provinciale (natuurverbindingsgebieden) en gewestelijke (GEN, GENO en natuurwervevingsgebieden) ruimtelijke uitvoeringsplannen. De gebieden van de agrarische structuur worden, in functie van haar economische behoeften, op Vlaams niveau afgebakend in gewestelijk uitvoeringsplannen. Volgens het RSV wordt ieder landschap getypeerd door de specifieke ordening van abiotische, biotische en antropogene elementen en componenten die binnen een landschap aanleiding geven tot een specifiek ecologisch functioneren, een specifiek visuele beleving en een specifiek menselijk ruimtegebruik. Bij de afweging van ruimtelijke ingrepen moet steeds rekening gehouden worden met de aanwezige en gewenste landschapsstructuur. Uitgangspunt hierbij is het behoud en de ontwikkeling van de diversiteit en herkenbaarheid van de landschappen in Vlaanderen.

De gedeeltelijke situering van Beersel in het buitengebied heeft niet enkel gevolgen voor de gewenste open ruimtestructuur, maar ook voor de gewenste nederzettings- en ruimtelijk-economische structuur. Het wonen en werken dienen geconcentreerd te worden in de kernen van het buitengebied. De woonfunctie in de kernen moet aantrekkelijk zijn en er moet gestreefd worden naar een gedifferentieerde samenstelling van de woningvoorraad. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de woningdichtheid. Een multifunctionele ontwikkeling en een verweving van functies moet in de kernen voorop staan. Om die reden moet de bijkomende ruimtebehoefte in het buitengebied voor dienstverlening, kleinhandel en lokale economie in de hoofdkern worden gelokaliseerd, weliswaar op het niveau van de kern. De verdere groei van lintbebouwing en verspreide bebouwing moet actief worden tegengegaan.

Beersel in het stedelijk gebied

Het RSV situeert delen van Beersel binnen het stedelijk gebied. De algemene doelstellingen voor het stedelijk gebied zijn: - het stimuleren en concentreren van activiteiten;

Gemeente Beersel 6 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- het vernieuwen van de stedelijke woon- en werkstructuur door strategische stedelijke projecten; - het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen; - het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijke mobiliteit en locatiebeleid; - het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies.

Hiernaast maakt Beersel deel uit van ‘de Vlaamse Ruit’. Dit stedelijk netwerk vormt een economisch knooppunt op internationaal niveau. Volgende doelstellingen staan voorop bij de ontwikkeling ervan: - een selectieve invulling van activiteiten die de geboden internationale potenties optimaal benutten; - het veiligstellen van de internationale positie inzake bereikbaarheid; - het aantrekken van activiteiten en investeringen van internationaal belang door een samenhangend en sturend aanbodbeleid.

Bij het verwezenlijken van dit alles moet het aanwezige buitengebied echter zoveel mogelijk gevrijwaard blijven.

Meer specifiek is het plangebied gelegen binnen het Vlaams strategisch gebied rond Brussel (VSGB), een selectie binnen het stedelijk gebied in Vlaanderen. Het beleid is erop gericht om de bestaande en toekomstige stedelijke potenties maximaal te benutten. Ontwikkeling, concentratie en verdichting vormen hierin de uitgangspunten, maar steeds mits respect voor de draagkracht van het gebied. Het RSV stelt een aantal gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven voor het VSGB voorop, waartegen bovenstaande doelstellingen voor stedelijke gebieden en ‘de Vlaamse Ruit’ moeten worden afgetoetst. Deze ontwikkelingsperspectieven kunnen als volgt worden samengevat: - het hanteren van het niet-afwentelingsprincipe; - het vastleggen van ‘specifiek te ontwikkelen gebieden’ omwille van het grootstedelijk vestigingsmilieu en attractiviteit van de omgeving (maar: geen overloopgebied van laagwaardige en sterk mobiliteitsgenererende activiteiten vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest); - het behoud van de onbebouwde ruimte (‘groene gordel’); - het vermijden van bestemmingswijzigingen van zachte naar harde functies; - de reconversie van bestaande gebouwen, het verhogen van de bebouwingsdichtheid en het invullen van niet bebouwde percelen; - het saneren van gebouwen en/of terreinen voor nieuwe bedrijvigheid en het verdichten van zones, die als bedrijventerrein aangeduid staan in het gewestplan; - het vermijden van bijkomende wegeninfrastructuur en het maximaal benutten van de bestaande infrastructuur voor collectief vervoer.

In het kader van de afbakening van het VSGB en van het vastleggen van specifieke ontwikkelingsperspectieven wordt een gewestelijk RUP opgemaakt (zie 3.2.2.2).

Lijninfrastructuur

Op het vlak van de mobiliteit streeft de Vlaamse overheid naar een versterking van alternatieven voor het autoverkeer. De hogere overheid wenst eveneens het wegennet te optimaliseren door categorisering. Dit houdt in dat aan iedere weg een bepaalde functie wordt toegekend. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie hiërarchische niveaus naargelang het belang van de wegeninfrastructuur, met name het internationaal niveau, het Vlaams niveau en het bovenlokaal en lokaal niveau. Bijgevolg worden vier categorieën van wegen vastgelegd: hoofdwegen, primaire wegen, secundaire wegen en lokale wegen.

Wat de infrastructuren betreft, behoort het fragment van de E19 op het grondgebied van Beersel tot het netwerk van Vlaamse hoofdwegen (wegen met een verbindingsfunctie op internationaal en Vlaams niveau). De op- en afrittencomplexen 19 (Beersel – Lot) en 20 (Huizingen – Buizingen) werden geselecteerd als aansluitingspunten van het type 4. Deze op- en afrittencomplexen verzorgen een verzamelfunctie op Vlaams niveau voor kleinstedelijke gebieden, de overige economische knooppunten, voor de stedelijke en economische netwerken van internationaal en Vlaams niveau.

3.1.2. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VAN WALLONIË

De Waalse Regering heeft op 27 mei 1999 het Schéma de développement de l’espace régional (SDER) goedgekeurd. Dit ruimtelijke ontwikkelingsplan geeft de richting aan voor de toekomstige ruimtelijke ordening van het Waalse grondgebied. Het adviseert de herziening van de gewestplannen (Plans de Secteur – PS) en geldt als referentiekader voor beleidskeuzes in verband met huisvesting, levenskwaliteit, mobiliteit, de ontwikkeling van de economische structuur, milieubeheer,…

Gemeente Beersel 7 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

De opbouw van het SDER is verwant aan het RSV. Na een beschrijving van de bestaande toestand volgt een beeld van de gewenste ruimtelijke structuur (aangegeven in 8 krachtlijnen) en een overzicht van de engagementen van de Waalse Regering (cfr. Bindende bepalingen). Hierin wordt het kader aangereikt voor de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voor Eigenbrakel (Braine-l’Alleud) grensgemeente van Beersel.

Het SDER situeert Eigenbrakel in de agro-geografische regio Brabançonne. De gemeenten bevindt zich binnen de invloedssfeer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (aire Métropolitaine Bruxelloise). Met Brussel wenst men een supraregionale samenwerking te ontwikkelen (merk op dat dit het tussenliggende deel van Vlaams- Brabant ‘letterlijk’ over het hoofd ziet). Voor Wallonië vormt het concept van de zgn. Eurocorridors een element met belangrijke ruimtelijke impact en dynamiek. Via de autosnelweg E19 Brussel-Parijs takt Eigenbrakel aan op dit Europese netwerk van hoofdtransportassen. Aan deze transportassen worden belangrijke economische activiteiten ‘verankerd’. Braine-l’Alleud is in die context aangeduid als ontwikkelingspolen (pôle d’appui de développement). Dit heeft reeds een opvallende dynamiek gegenereerd.

3.1.3. PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT

3.1.3.1. Theoretische uitgangspunten

Op 7 oktober 2004 (BS 16 november 2004) werd het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant definitief goedgekeurd. De provincie wenst de ruimtelijke principes van het Vlaams Gewest te verfijnen en gebiedsgericht te vertalen. De kernprincipes voor het RSVB zijn: - herwaardering van het fysisch systeem; - een centrumprovincie met Brussel; - een provincie met diverse stedelijke kernen; - de Vlaamse Ruit geeft een duidelijke structuur; - mobiliteit als sturend gegeven.

3.1.3.2. Gewenste open ruimtestructuur

De provincie wenst een gedifferentieerd open ruimtebeleid te voeren waarvan de doorwerking gebeurt via: - selectie en ontwikkelingsperspectieven van de natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang; - differentiatie van de agrarische macrostructuur; - ontwikkelingsperspectieven voor het landschap; - aandacht voor de groene dooradering in de afbakeningsprocessen van de kleinstedelijke gebieden en in de hoofddorpen en woonkernen; - gebiedsgericht open ruimtebeleid.

De provinciale natuurverbindingsgebieden vormen een aaneengesloten gebied waar de natuurfunctie ondergeschikt is aan de andere functies (zoals landbouw). Natuur vormt er wel een belangrijk aspect en het beleid is er op gericht om de bestaande kleine landschapselementen te versterken en uit te breiden. Op deze manier worden verbindingen gecreëerd tussen de grote eenheden natuur, de grote eenheden natuur in ontwikkeling en de verwevingsgebieden. Beersel zal in zijn beleid de opties van de provincie ondersteunen met de uitwerking van de volgende natuurverbindingsgebieden: - NVBG 4b: Zuidelijke Zennevallei als belangrijk element naar boscomplex Brabants Plateau (natuurlijke structuurdrager); - NVBG 9a: onderlinge verbinding tussen grote en kleine boscomplexen (natuurverbindingsgebied droge sfeer); - NVBG 9b: verdichting bossen (gebied tussen Dwersbos – domein Huizingen – Kapittelbos – Kleetbos) (versterkingsgebied verspreide boskernen). Naast het afbakenen van de natuurverbindingsgebieden worden er in het RSVB ook een aantal ruimtelijke principes vooropgesteld om de natuurlijke structuur maximaal te behouden en uit te breiden: - het netwerk van rivier- en beekvalleien als natuurlijke ruggengraat (de Zennevallei te Beersel); - boscomplexen als natuurlijke clusters in de droge sfeer, waarbij beoogd wordt om zowel bestaande bosentiteiten uit te breiden en te versterken als nieuwe clusters te vormen die dienen als stapstenen (zuidelijke uithoek van de gemeente Beersel); - unieke natuurwaarden gebonden aan geomorfologisch-landschappelijke kenmerken behouden en versterken; - aansluiting op de groene dooradering van het stedelijk weefsel (noordelijke helft van Beersel).

Gemeente Beersel 8 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Wat de agrarische structuur betreft, is Beersel deels gelegen in landbouwgebied met structurele beperkingen door de nabijheid van het stedelijk gebied (Brussel in het noorden, Halle in het uiterste zuidwesten). De eerste functie van de landbouwgebieden is hier de bufferfunctie tegen de toenemende verstedelijking. De gebieden dragen bij tot de leefbaarheid van de gemeente. Hier opteert de provincie voor grondgebonden land- en tuinbouw waarbij beperkingen kunnen opgelegd worden in functie van de leefbaarheid van de steden en het behoud van de openheid. Als gevolg van deze situatie is het volledige grondgebied van Beersel ook opgenomen binnen de zoekzone voor structurele verbreding. Hierbinnen is "verandering" van de agrosector naar andere sectoren mogelijk. Nieuwe activiteiten vallen onder de secundaire of tertiaire sector (b.v. dienstverlening, recreatie, toerisme, (logiesmogelijkheden, horeca), tuinaanleg, verzorgende tertiaire functies, museumactiviteiten, waterbeheer …). De nieuwe activiteit dient laagdynamisch te zijn om geen bijkomende druk uit te oefenen op het fysisch systeem en slechts beperkte veranderingen in de bestaande ruimtelijke structuur te veroorzaken. De gebieden met mogelijkheden tot structurele verbreding zullen door de provincie in ruimtelijke uitvoeringsplannen worden afgebakend.

Voor de gewenste landschappelijke structuur5 wordt de Zenne aangeduid als landschappelijk basisstructuur. De grote en kleine boscomplexen van het Brabantse Plateau worden versterkt als structuurbepalende bosgebieden. In tegenstelling tot andere gebieden in de provincie, worden de hollewegencomplexen in Beersel niet geselecteerd op bovenlokaal niveau. De provincie wenst, in de volledige zuidelijke helft van de gemeente Beersel, kasteelsites een structurerende rol binnen het landschap te laten vervullen. Om de gewenste landschappelijke structuur te realiseren, selecteert de provincie in Beersel de volgende gave landschappen, structurerende reliëfcomponenten en landschappelijke bakens: - gave landschapen: o bossen en kasteelparken van de Vlaamse rand rond Brussel en de Brabantse Ardennen: Zuidelijke Zennebeemden; uitlopers van Hallerbos-Zevenborre; Begijnenbos-Gasthuisbos-Meigemheide-Kleetbos; de hellingbossen van Beersel; Kastelengordel Vlaamse rand rond Brussel (Halle-Beersel-Dworp). Aandacht wordt besteed aan de gebiedseigen wisselwerking tussen de valleikom en de valleiflanken. In en rond de boscomplexen wordt gestreefd naar een grotere landschappelijke verwevenheid en versterking van de individuele bossen. Dit moet ervoor zorgen dat de groene ruimte ook tot in de woongebieden doorloopt, zodanig dat van daaruit veilige recreatieve verbindingen ontstaan tussen open ruimte en verstedelijkt gebied. o kleinschalige landschappen: geen (Beersel wordt gesitueerd in het overgangsgebied tussen het kleinschalige landschap van het (gekenmerkt door een sterke spreiding van tal van kleine landschapselementen en verscheidenheid van biotopen) naar het Brabants Plateau. De landschapslijnen die door de kastelengordels zijn uitgezet, dienen hier bestendigd en versterkt te worden als landschappelijke overgangen tussen het Pajottenland en de restanten van de open ruimte in de verstedelijkte rand rond Brussel.) - structurerende reliëfcomponenten: o destiaanrug zuidelijke rand Brussel. - landschappelijke bakens: o kanaal Brussel-Charleroi.

3.1.3.3. Gewenste nederzettingsstructuur

Delen van Beersel (noordelijke deel van het grondgebied) bevinden zich binnen de afbakening van het VSGB. Suburbanisatie vanuit Brussel naar Vlaanderen wordt er bestreden. In bepaalde delen van het VSGB zijn wel nog mogelijkheden voor verdichting en/of uitbreiding van het woonaanbod (gedifferentieerd, hogere dichtheid, bij openbare vervoersknooppunten, gericht op verschillende lagen van de bevolking, met kwalitatieve groene- en open ruimte).

Naast een zeer hoge economische dynamiek (zuidelijke Zennevallei) en een uitgesproken residentieel karakter kent het gebied ook belangrijke open ruimtegehelen (o.a. Groene Gordel). Delen van het VSGB dragen kenmerken van het perifeer bebouwde landschap. Hier wordt het behoud van het residentiële karakter voorop

5 Het RSVB onderscheidt naast de natuurlijke (& ecologische) structuur en de agrarische structuur ook de landschappelijke structuur als essentieel component van de open ruimtestructuur.

Gemeente Beersel 9 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel gesteld en worden de ontwikkelingsmogelijkheden eerder beperkt. Kernversterking is wel mogelijk mits de ontwikkeling van een hoogwaardige openbare vervoersontsluiting.

Delen van Beersel (zuidelijke deel van het grondgebied) worden gekenmerkt door een nevelbebouwing. Hier is door de hoge bebouwingsdruk het klassieke patroon van solitaire kernen in een open landschap vervangen door een aan elkaar gerijgd bebouwingspatroon. Het onderscheid tussen kern en buitengebied is sterk vervaagd en centrumfuncties zijn haast willekeurig verspreid. Deze ontwikkelingen worden tegengegaan.

Voor de uitbouw van de gewenste nederzettingsstructuur in relatie tot het aanwezige schaalniveau van de bebouwing, zijn de volgende ruimtelijke principes op Beersel van toepassing: - prioritaire ontwikkeling van de geselecteerde kernen (in het buitengebied) met goede ontsluiting als antwoord op de versnippering van de open ruimte; - aandacht voor kwalitatieve ontwikkeling van het woonmilieu; - verdichting van het bestaande weefsel met respect voor de ruimtelijke draagkracht; - versterken van de relatie met de open ruimte; - herwaardering van historische nederzettingsvormen; - aandacht voor nieuwe woontypologieën met het oog op kwalitatieve en duurzame ontwikkelingen; - tegengaan van verdere verlinting ter vrijwaring van de open ruimte; - nood aan een inhaalbeweging voor het sociaal woonbeleid; - aandacht voor de woonnood van specifieke doelgroepen.

De ontwikkelingsmogelijkheden van de nederzettingsstructuur worden afhankelijk gemaakt van het selectieniveau van de kern. Voor Beersel gelden de volgende bindende selecties: - Alsemberg: hoofddorp: o prioritair stimuleren van wonen met aandacht voor differentiatie van het aanbod; o uitbouwen lokale voorzieningen, lokale bedrijvigheid, administratieve dienstverlening; o versterken ecologische infrastructuur; o aandacht voor cultureel erfgoed; o uitbouw collectief vervoersnet en ondersteuning laagdynamische recreatie. - Beersel, Dworp, Huizingen, Lot: woonkernen: o wonen prioritair ten opzichte van andere functies; o voorzieningen voor lokale basisbehoeften, bestaande kleinschalige en verweefbare bedrijvigheid en administratieve functies; o versterken ecologische infrastructuur; o aandacht voor cultureel erfgoed; o laagdynamische recreatieve activiteiten.

De provincie stelt voor Beersel geen taakstelling in verband met de woonbehoefte voorop.

3.1.3.4. Gewenste economische structuur

De provincie duidt “de Zuidelijke Zennevallei” als economisch netwerk aan. Binnen het economisch netwerk “de Zuidelijke Zennevallei”, fungeren de E19/A7, Kanaal naar Charleroi, spoorlijn Brussel-Halle en de N6 als drager van de het economisch netwerk. De provincie wenst de verschillende bestaande clusters van bedrijvigheid te versterken onder meer door het verbeteren van de ontsluitingsmogelijkheden. Daarnaast zal er aandacht moeten besteed worden aan de relatie met de omliggende woonclusters, de natuurlijke en landschappelijke fragmenten en de potentiële recreatieve uitbouw van het kanaal. De provincie voorziet in de Zuidelijke Zennevallei ruimte voor logistieke activiteiten, voor ruimte-extensieve bedrijven (afvalverwerking bouw- en sloopmaterialen…), voor handelsactiviteiten met nood aan ruime verkoopsoppervlakten en voor activiteiten die omwille van de aard van de te verhandelen producten bij voorkeur niet in de kernen worden ondergebracht. Hierbij wordt gestreefd naar water- en spoorgebonden bedrijvigheid. Daarnaast kunnen aansluitend bij de verschillende stations personeelsintensieve activiteiten uitgebouwd worden. Voor de uitwerking van een coherente visie, wenst de provincie voor het economisch netwerk Zuidelijke Zennevallei een coördinerende taak op zich te nemen.

Voor Alsemberg als hoofddorp kan aansluitend bij het hoofddorp of via inbreiding één bijkomend lokaal bedrijventerrein gerealiseerd worden. Alsemberg behoort ook tot de selectie van hoofddorpen die in aanmerking komen voor heroriëntatie van de taakstelling. Dit houdt in dat de mogelijkheid om een bijkomend lokaal bedrijventerrein te realiseren ook naar een andere woonkern van de gemeente mag verplaatst worden, zolang deze overdracht beantwoord aan het principe van gedeconcentreerde bundeling, aangevuld met enkele randvoorwaarden.

Gemeente Beersel 10 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

3.1.3.5. Gewenste vervoers- en verkeersstructuur

Volgens het subsidiariteitsbeginsel binnen de ruimtelijke ordening vervult de provincie de taak om de selectie van openbare vervoersknooppunten en van secundaire wegen in te vullen. De provincie selecteert in Beersel geen openbare vervoersknooppunten van bovenlokaal belang. De provincie selecteert in Beersel de volgende secundaire wegen: - weg type II - o een nog te onderzoeken tracé gaande van de E19 te Beersel tot de N6 ter hoogte van Lot; o Alsembergsesteenweg, vanaf de aansluiting in Halle op de N6 tot aansluiting 20 op de A7/E19 te Huizingen - secundaire weg type III: o N6; o Alsembergsesteenweg voor het deel gaande van de aansluiting met de A7/E19 tot de N5 in Sint- Genesius-Rode; o Alsembergsesteenweg voor het deel gaande van de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot de grens met Waals-Brabant

De provincie creëert ook een fietsroutenetwerk (zie 3.5.4).

3.1.3.6. Gewenste toeristisch-recreatieve structuur

De provincie selecteert Beersel als toeristisch-recreatief knooppunt. In deze punten wordt het toeristisch- recreatief aanbod van provinciaal niveau geclusterd en ze vervullen dus een centrumfunctie voor een ruimere omgeving. Er kunnen hoogdynamische toeristisch-recreatieve infrastructuren ontwikkeld worden.

Delen van Beersel (noordelijke helft van het grondgebied) behoren tot het toeristisch-recreatief netwerk rond Brussel. De ontwikkelingsperspectieven in dit netwerk bestaan enerzijds uit het uitbouwen van toeristisch- recreatieve infrastructuur en anderzijds uit de verbindingen tussen deze toeristisch-recreatieve elementen. Verblijfsmogelijkheden kunnen zich toeleggen op de aanleg van congresfaciliteiten, luxueus verblijfstoerisme,… Het netwerk omvat verschillende elementen met een karakter en waardevol cultureel erfgoed (kasteeldomeinen, musea,…) die congres- en seminariefaciliteiten aantrekkelijk maken.

Delen van Beersel (westelijke helft van het grondgebied) behoren tot het toeristisch-recreatief netwerk van het Vlaams-Brabantse kanalen- en rivierengebied. Hier kunnen nieuwe watergebonden toeristisch-recreatieve activiteiten de bestaande toeristisch-recreatieve structuur versterken. Gekoppeld aan dit netwerk selecteert de provincie een recreatief fietsroutenetwerk (zie 3.5.4).

Het Provinciedomein van Huizingen wordt geselecteerd als hoogdynamische attractiepool. Hoogdynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur is hier mogelijk.

3.1.3.7. Beersel in het Verdicht Netwerk

Kaart I 3: Gewenste ruimtelijk structuur Verdicht Netwerk (subgebied Halle-Waterloo-Brussel) – RSVB De deelruimte ‘Verdicht Netwerk’ is een zeer versnipperd gebied. Door de veelzijdige aanspraken op de schaars beschikbare ruimte ligt de nadruk op meervoudig ruimtegebruik. De hoofdambities voor het Verdicht Netwerk kunnen onder de volgende motto’s worden samengevat: - lijninfrastructuren vormen de ruggengraat voor ontwikkelingen; - openbaar en/of collectief vervoer wordt maximaal ondersteund; - openruimtefragmenten zo veel mogelijk beschermen en via fijnmazig netwerk onderling verbinden; - cultuur en natuur als kapstok voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de regio; - een regio met verscheidene deelruimten en gebiedsspecifieke (hoogdynamische/laagdynamische) ontwikkelingsperspectieven.

De deelruimte ‘Verdicht Netwerk’ wordt ingedeeld in subgebieden waarvoor specifieke ontwikkelingsperspectieven gelden. Beersel behoort tot het (hoogdynamische) subgebied Halle-Waterloo-Brussel. - nederzettingsstructuur en verkeers- en vervoersstructuur, een verweven problematiek: De leefbaarheid van de bestaande kernen moet verbeteren. De aanpak van verkeersproblemen is hierbij primordiaal. Nieuwe alternatieven voor de auto dienen maximaal ingezet te worden. o in de ‘Zuidelijke Zennevallei dienen woonclusters goed afgesloten te worden van de industriële clusters; o de verkeersafwikkeling van de economische activiteiten dient de bestaande kernen zo veel mogelijk te ontzien;

Gemeente Beersel 11 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

o in de geselecteerde woonclusters, kleinere kernen en industriële locaties staat de openbare vervoersontsluiting centraal; o voor spoorlijn L26 wordt een verknoping met de te verlengen tramlijn op de Alsembergsesteenweg en de Nieuwe Stallestraat onderzocht; o de tramlijn kan op termijn verlengd worden tot in Alsemberg, waar hij kan aantakken op de spoorweg Waterloo-Brussel; o voor de wegontsluiting van de bedrijvenzone in de ‘Zuidelijke Zennevallei’ wordt een kamvormige structuur uitgewerkt, die vertrekt vanaf de E19 als hoofddrager. - ruimtelijk – economische structuur: in de ‘Zuidelijke Zennevallei’ dienen economische ontwikkelingen die niet integreerbaar zijn in het woonweefsel, afgebouwd te worden. Voor de economische revitalisering worden bijkomende bedrijventerreinen voorzien voor het economisch netwerk ‘Zuidelijke Zennevallei’. Daarvoor worden de volgende locaties onderzocht: o de zone tussen Ruisbroek en Lot: de bestaande concentratie tussen de Zennevallei en de spoorweg kan nog worden opgevuld langsheen de spoorweg. Een verdere aantasting van de Zennevallei kan niet. Tussen de N6 en de E19 kan een nieuw regionaal bedrijventerrein tot ontwikkeling worden gebracht indien de ontsluiting naar het hoofdwegennet kan worden herzien. Dit is essentieel om de kern van Lot verkeersleefbaar te houden. o de zone ten zuiden van Lot: hier verspreidt de economische bedrijvigheid zich langsheen het kanaal naar Charleroi; tussen Breedveld (Lot) en Neerdorp (Huizingen), tussen spoor en kanaal gaande van Lot tot Halle, tussen kanaal en N6. De terreinen kunnen langs de Alsembergsesteenweg en de nieuwe ontsluiting ter hoogte van Lot worden afgewikkeld naar het hoofdwegennet. - toeristisch-recreatieve structuur: het subgebied bezit een aantal toeristische potenties door het landschap, de aaneengesloten boscomplexen van het Zoniënwoud en het Hallerbos, de aanwezigheid van een aantal toeristische bezienswaardigheden en voorzieningen. Een verdere toeristische ontwikkeling is echter, gezien de reeds verregaande verzadigingsgraad, niet gewenst. Wel kan gezocht worden naar een betere spreiding van de recreanten door de uitbouw van een recreatief groen netwerk (fietspaden, ruiterpaden, wandelpaden).

ADVIES VAN DE GEMEENTE BEERSEL OP HET ONTWERP PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT

De gemeente Beersel noteert een aantal schemerzones in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams Brabant, waar verduidelijking met betrekking tot belanghebbende facetten voor de gemeente gewenst is.

Informatief gedeelte

In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan wordt in de historiek van de provincie de vroegere industriële ontwikkeling in de Zennevallei niet in beeld gebracht. Ook de ontwikkelingen in de aansluitende Molenbeekvalleien (in het zuiden van de provincie) worden niet geschetst. Informatie aangaande de ‘recente geschiedenis’ van de gewestplannen en het democratische proces dat hiermee gepaard ging werd eveneens niet opgenomen in het ontwerp.

In de bespreking van de bestaande ruimtelijke structuur en meerbepaald de open ruimte structuur worden de aspecten van de talrijke holle wegen complexen in Beersel alsook de landschapsbepalende kerktorens in de dorpskernen niet besproken. Eveneens ontbreekt in het ontwerp de bespreking van het aspect visuele openheid van de bestaande open landschappen.

In de bespreking van de bebouwde ruimte ontbreekt de residentiële suburbanisatie ten zuiden van Brussel, tussen Zenne en Zoniën.

In de ruimere beleidscontext is geen sprake van het ‘Groene gordel’ beleid van de Vlaamse regering, met onder andere het Bruegelproject. Eveneens moeten de voorstellen van uit het gewestelijk ontwikkelingsplan Brussel, die hun invloed hebben op de provincie Vlaams-Brabant, vermeld worden in het ontwerp.

Richtinggevend gedeelte

Het Hallerbos staat niet enkel via de Brusselse stedelijke rand in verbinding met het Zoniënwoud maar ook via Waals-Brabant (Eigenbrakel – Zevenbronnen).

Het economische netwerk de Zuidelijke Zennevallei zou duidelijker moeten kunnen afgebakend worden. Ook zou een overzicht moeten gegeven worden van de vrijstaande en leegstaande bedrijventerreinen in de provincie.

Aangaande de mobiliteit is er de vraag of in de selectie van de Alsembergsesteenweg, vanaf de N6 tot aansluiting 20 E19/A7, als secundaire weg type II rekening gehouden is met de doortocht te Buizingen. Ook is er de vraag of het toekomstige tracé van het te onderzoeken tracé, verbinding N6 – E19/A7 te Lot, reeds gekend is.

Gemeente Beersel 12 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Toeristisch en recreatief gezien moet meer nadruk gelegd worden op het vrijwaren en het behouden van het streekeigen karakter van de rand rond Brussel. Inplanting van hoogdynamisch infrastructuur in de rand van het hoofdstedelijk gebied dient vermeden te worden en kan, indien het niet anders kan, slechts op gebundelde wijze gebeuren. De suggestie voor de ontwikkeling van volkstuinparken, met een laagdynamisch karakter, ontbreekt in het ontwerp. Het kanaaltoerisme moet niet enkel in verband gebracht worden met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar eveneens met Wallonië. Er valt te betreuren dat de permanente omloop voor gemotoriseerde sporten niet werd aangeduid in het ontwerp. Het plattelandstoerisme mag niet enkel beperkt worden tot alleen maar hoevetoerisme.

Het Verdicht Netwerk wordt beter omschreven als volgt: Het zijn de gebieden waar de hoogste dynamiek wordt opgevangen, en anderzijds de gebieden waar de open ruimte wordt gevrijwaard, en waar basisprincipes als het behoud en het vrijwaren van het streekeigen karakter en de beheersing van de stedelijke groei worden toegepast.

Bindend gedeelte

Het randgebied Brussel is een specifiek gebied waarvan de kenmerken niet toelaten om het beleid enkel vanuit de begrippen ‘kernen’ en ‘dorpen’ te formuleren. De aard van het gebied vergt een eigen Vlaams beleid.

3.1.4. GEWESTELIJK ONTWIKKELINGSPLAN (GEWOP)6

Beersel grenst slechts op 1 punt aan het Brussels hoofdstedelijk Gewest, met name ter hoogte van de Alsembergsesteenweg op de grens met Linkebeek en Drogenbos. Beersel bevindt zich evenwel rechtstreeks binnen de invloedssfeer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het planningskader voor Brussel, het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GEWOP), formuleert een aantal ruimtelijke strategieën die een grensoverschrijdende impact kunnen hebben: - de Alsembergsesteenweg wordt bij het binnenrijden van Ukkel ingericht als stadspoort; - voor de zone ingericht als stadspoort, wordt de versterking van de verblijfsfunctie beoogd; - een gewestelijke fietsroute komt bij de grens met Beersel uit op de Alsembergsesteenweg; - op spoorlijn 26, ter hoogte van station Moensberg, wordt een intermodaal knooppunt voorzien met bijzondere aandacht voor zwakke weggebruikers. Naast het bestaande station wordt een nieuw GEN station voorzien op de kruising met lijn 124. Bijhorend wordt aan dit station een transitparking aangelegd voor 200 voertuigen om de overstap naar het spoorvervoer te vergemakkelijken; - de selectie van de Alsembergsesteenweg als interwijkenweg7; - op de Alsembergsesteenweg moet een tramlijnvak worden aangelegd.

3.1.5. GEMEENTELIJKE STRUCTUURPLANNEN IN DE BUURGEMEENTEN

De ruimtelijke structuur van Beersel staat niet los van de ruimtelijke evoluties in de buurgemeenten. Daarom wordt een overzicht gemaakt van de stand van zaken in het structuurplanningsproces in de gemeenten Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Eigenbrakel, Halle, Sint-Pieters-Leeuw en Drogenbos. Deze toetsing laat toe om te anticiperen op variante visies. tabel 1: Overzicht stand van zaken naburige gemeenten gemeente stand van zaken Sint-Pieters-Leeuw goedgekeurd, BD 05/02/2009 Halle goedgekeurd, BD 03/09/2009 Eigenbrakel geen informatie publiek gemaakt Linkebeek goedgekeurd, BD 3/09/2009 Drogenbos definitief vastgesteld in de gemeenteraad op 29/09/2011 Sint-Genesius-Rode goedgekeurd, BD 16/04/2009

6 Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gewestelijk Ontwikkelingsplan Brussel, Brussel, 15 oktober 2002 7 Wegen ten behoeve van stedelijk vervoer om korte en middellange afstanden af te leggen, om wijken onderling te verbinden. Op deze interwijkenwegen overheerst de woonfunctie ten opzichte van de verkeersfunctie.

Gemeente Beersel 13 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Structuurplan Sint-Pieters-Leeuw

Volgende bepalingen zoals opgenomen binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Sint-Pieters-Leeuw zijn van belang voor de uitwerking van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Beersel (Beersel grenst in het noordwesten aan Sint-Pieters-Leeuw): - de beekvallei van de Zenne dient gevrijwaard en versterkt te worden en wordt gecategoriseerd als natuurgebied – valleigebied (ten oosten van de R0); - ten westen van de R0 wordt landbouw – natuurverwevingsgebied afgebakend met uitlopers richting grondgebied Beersel; - de N6 (Bergensesteenweg) ten noorden van Halle en het kanaal zijn aangeduid als multifunctionele dragers met een verweving van functies; - tussen de N6 – Bergensesteenweg en het kanaal is een zone voor bedrijventerreinen met regionaal karakter aangeduid (watergebonden bedrijvigheid wordt er voorop gesteld); - langs de N6 worden gemengde bedrijventerreinen voorzien; - in de zone tussen de N6 en het kanaal en ten oosten van het kanaal zijn twee projectgebieden aangeduid; - in het uiterste oosten, op de grens met Beersel, wordt een kleinschalig bedrijventerrein met regionaal karakter aangeduid; - waar de N6 de grens vormt tussen Beersel en Sint-Pieters-Leeuw wordt op grondgebied Beersel een zone non-aedificandi en doorzichten richting Beersel aangeduid; - langs de N6 ter hoogte van Beersel wordt een poort aangeduid.

Structuurplan Halle

Volgende bepalingen zoals opgenomen binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Halle zijn van belang voor de uitwerking van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Beersel (Beersel grenst aan Halle langs zuidwestelijk zijde): - de selectie van de Zennevallei als natuurlijke drager met groene bedrijvenzones; - de selectie van Buizingen als stedelijke kern met residentiële functie en stedelijk residentieel woongebied langs grens met Beersel ter hoogte van Huizingen; - de selectie van de Alsembergsesteenweg als secundaire weg type III, met inrichting van de doortocht als poortconstructie, met baanontwikkeling als drager; - de selectie van Krabos als lokale verzamelweg (met een aanzienlijk pendelverkeer in de richting van de Alsembergsesteenweg); - de selectie van grensoverschrijdende open landschappen ter hoogte van Kesterbeekbos en Keldergat, waar de stad een beleid ter versterking van de open (agrarische) ruimtecorridors implementeert; - de afbakening van een speelbos in het Hallerbos en het Kluisbos (Zavelput); - gebied in het noordoosten (langs grens met Beersel) wordt gecategoriseerd als natuur- en bosgebied, natuur- en valleigebeid en het landbouwgebied Keldergat; - doorheen de uitloper van het grondgebied van Beersel tussen het Kesterbeekbos en het Vroenenbos wordt een verbinding door stapstenen en beekvalleien aangeduid.

Structuurplan Linkebeek

Volgende bepalingen zoals opgenomen binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Linkebeek zijn van belang voor de uitwerking van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Beersel (Beersel grenst aan Linkebeek in het noordoosten): - onder de Steenweg op Ukkel wordt een nederzettingselement met woonboskarakter aangeduid - tussen dit nederzettingselement en de Grote Baan wordt een open ruimtefragment aangeduid; - ter hoogte van Dwersbos en Schavel worden twee bosgebieden afgebakend die eveneens een te beschermen relictlandschap vormen, in het gebied ter hoogte van Dwersbos is eveneens een structurerende lokale beekvallei en een suggestie voor een ecoduct over de Alsembergesteenweg aangeduid; - onder Dwersbos wordt een nederzettingselement met woonboskarakter geselecteerd; - tussen dit nederzettingselement en Schavel wordt een open ruimtecorridor met recreatief groengebied geselecteerd; - onder het bosgebied ter hoogte van Ingendaal wordt een bovenlokaal bedrijventerrein aangeduid; - de Alsembergesteenweg wordt geselecteerd als een secundaire weg type III en de realisatie van lineair groen wordt er voorop gesteld; - de Grote baan wordt geselecteerd als een lokale weg type I en de Steenweg op Ukkel als een lokale weg type II.

Gemeente Beersel 14 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Structuurplan Drogenbos

Volgende bepalingen zoals opgenomen binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Drogenbos zijn van belang voor de uitwerking van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Beersel (Beersel grenst in het noorden aan Drogenbos over een beperkte lengte): - het valleigebied van de Zenne vormt een grensoverschrijdende structuur, aansluitend bij het open ruimtegebied van Kasteeldomein Calmeyn. Deze structuur vormt het aanknopingspunt voor de verdere ontwikkeling van groene vingers binnen het bebouwde weefsel; - het grensgebied kent een invulling als woonweefsel in een stedelijke woonomgeving met groene binnengebieden; - kleine zones onder vallei-groen en stedelijk groen op de grens met Beersel, het gaat om parkgebied Frankveld als recreatieve pool aansluitend op een groter ruimtebeleid in Beersel, open lucht recreatie komt er gebundeld voor; - op de grens met Beersel wordt een dorpspoort aangeduid op de gewestweg.

Structuurplan Sint-Genesius-Rode

Volgende bepalingen zoals opgenomen binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Sint-Genesius-Rode zijn van belang voor de uitwerking van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Beersel (Beersel grenst aan Sint- Genesius-Rode in het zuidoosten): - ter hoogte van Ingendaal wordt optimaliseren van het woonpark voorop gesteld met aandacht voor groengebieden; - ter hoogte van Alsemberg: optimaliseren van het centrale woongebied van Sint-Genesius-Rode en twee primaire woonpolen; - ter hoogte van Alsemberg wordt eveneens een knooppunt van te optimaliseren handel en bedrijvigheid geselecteerd; - de strook tussen Alsemberg en Elsemheid wordt aangeduid als te optimaliseren centrale woongebied van Sint-Genesius-Rode en te optimaliseren woonpoolgebied met een te herstructureren activiteitenzone; - langsheen de Alsembergesteenweg wordt een activiteitenstrip aangeduid; - ten westen van Alsembergesteenweg tussen Alsemberg en Elsemheide behoud en versterken van ecologische waarden – groengebied; - ten zuiden van Elsemheide optimaliseren van het woonpark; - het valleigebied van de Molenbeek als drager van de groene structuur in het centraal woongebied.

3.2. Ruimtelijke plannen met bindend karakter

3.2.1. GEWESTPLAN HALLE – VILVOORDE – ASSE

Kaart I 4: Uittrekstel gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse

3.2.1.1. Beersel volgens het gewestplan

Het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse dateert van 7 maart 1977. Enkele kleinschalige wijzigingen op het grondgebied van Beersel werden doorgevoerd en de meest recente met het M.B. dd. 24.07.2000: - in het centrale binnengebied, bij de Meigemheide wordt een kleine oppervlakte landschappelijk waardevol agrarisch gebied omgezet in natuurgebied; - in het Breedveld wordt een kleine oppervlakte landschappelijk waardevol agrarisch gebied omgezet in bedrijvenzone; - rondom het zuiveringsstation in Lot wordt agrarisch gebied met landelijk karakter omgezet in gebied voor gemeenschapsvoorziening.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de procentuele verdeling van de bestemmingsgebieden volgens het gewestplan in de gemeente Beersel. Hierbij wordt eveneens een vergelijking gemaakt met de gebiedsbestemmingen in het arrondissement, de provincie en het Vlaamse Gewest.

Gemeente Beersel 15 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel tabel 2: De procentuele verdeling van de bestemmingen volgens het gewestplan Arrondissement Provincie indeling gewestplan Beersel Vlaams Gewest Halle-Vilvoorde Vlaams-Brabant woongebied (%) 29,8 20,7 19,0 16,8 industriegebied (%) 5,3 3,3 2,5 4,1 agrarisch gebied (%) 36,8 57,5 59,4 59,6 recreatiegebied (%) 1,3 0,7 0,7 1,3 groengebied(%) 23,7 15,1 16,3 14,0 overige gebieden (%) 3,1 2,8 2,1 4,2 totale oppervlakte (ha) 3.011 94.293 210.615 1.352.225 Bron: GOM Vlaams-Brabant, Wegwijs in eigen regio, 1999

De globale structuur die het gewestplan voor Beersel voorop stelt omvat volgende elementen: - mozaïek van bestemmingzones met een spreiding van gefragmenteerde natuurgebieden en parkgebieden; - centraal in de gemeente situeert zich een groter geheel van landschappelijk waardevol agrarisch gebied; - verspreid komen er eveneens kleinere gehelen van hoofdzakelijk landschappelijk waardevol agrarisch gebied voor, voornamelijk in het uiterste noorden tussen Beersel en Lot en in het uiterste zuiden tussen Dworp en Halle-Eigenbrakel; - ten westen van de E19 komt een concentratie van harde bestemmingen (industriegebieden, gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO, bufferzones, woongebieden…) voor, gebundeld rond het kanaal Brussel- Charleroi en de spoorlijn Brussel-Halle-Bergen voornamelijk industriegebieden en bedrijvenzones en twee woonkernen namelijk Lot en Huizingen; - elders te Beersel sluiten harde functies (hoofdzakelijk woongebieden) aan bij de woonkernen Beersel, Alsemberg en Dworp, woonuitbreidingsgebieden zijn terug te vinden in alle deelgemeenten (in totaal 2,2% van de totale oppervlakte van Beersel); - in het oosten en het zuiden situeren zich grote gebieden onder woonpark; - verspreid komen een aantal gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut voor, specifiek aan het kruispunt van de Alsembergsesteenweg en de Brusselsesteenweg; - recreatiegebieden komen eveneens verspreid over het volledige grondgebied voor met een opvallende afwezigheid te Dworp en slecht zeer kleine zone te Alsemberg; - de Zenne vormt een enge groene doorsteek tussen de open ruimtegebieden ten westen en ten oosten van Lot.

3.2.1.2. Evaluatie van het gewestplan

Bij een eerste blik op het gewestplan voor de gemeente Beersel valt de sterke fragmentatie in bestemmingen, de centrale open ruimte en het voorkomen van de woongebieden, woonparken… in een cirkelpatroon op. Woonuitbreidingsgebieden zijn hoofdzakelijk gericht op inbreiding, uitbreiding van lintbebouwing en aantasting van het open landschap wordt tegengegaan. Deze gebieden worden doorsneden door natuur-, park- en buffergebieden wat de mogelijkheid biedt om de woonfunctie harmonieus in relatie te brengen met de groene en natuurlijke omgeving. Bovendien kan de versterking van de centrale open ruimte, bestaande uit landbouwgebieden en natuur- en parkgebieden, zorgen voor een optimalisatie van de woonomgeving en een tegengewicht vormen voor de hoge bebouwingsdruk.

Alle industriegebieden van Beersel zijn gesitueerd in de westelijke kanaalzone. Elders in Beersel vindt men slechts kleinschalige gebieden voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s en dienstverleningsgebieden die meestal het gevolg zijn van historisch gegroeide situaties. Deze werden verweven met woongebieden en de open ruimte. De zware concentratie van industriegebieden in Huizingen en Lot doorbreekt de natuurlijke structuur van de Zennevallei. De natuurfunctie van natuurgebieden wordt hier gemarginaliseerd tot bufferfunctie in relatie tot het omliggende woongebied of open ruimtegebied.

3.2.2. GEWESTELIJKE RUP’S

3.2.2.1. Gewestelijke RUP’s in het kader van de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur

Het RSV stelt het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies landbouw, natuur en bos voorop. Om dit te verwezenlijken werd er in 2004 gestart met de opmaak van een ruimtelijke visie voor de buitengebiedregio’s. Deze geeft in grote lijnen aan welke gebieden behouden blijven voor landbouw en waar er

Gemeente Beersel 16 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel ruimte kan zijn voor natuurontwikkeling of bosuitbreiding en vormt de basis voor de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Concreet wordt deze visie vertaald in het herbevestigen van agrarische bestemmingen op het gewestplan en de opmaak van een operationeel uitvoeringsprogramma8. Een onderdeel van de verwezenlijking hiervan is het vastleggen van deze gebieden in gewestelijke RUP’s. In sectie 3.3.3 zal de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur verder besproken worden. Hier wordt enkel aandacht besteed aan de bestaande en toekomstige gewestelijke RUP’s in dit kader.

Er zijn nog geen gewestelijke RUP’s in het kader van de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur van kracht. Wel wordt er in het operationeel uitvoeringsprogramma aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden. Voor de gemeente Beersel zijn volgende acties van belang.

Categorie I: Uitvoeringsactie (RUP) op korte termijn op te starten: - actie 77: Hallerbos-Lembeekbos-Maasdalbos o doelstelling: opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: het versterken van de natuur- en bosstructuren valleien Steenputbeek – Kapittelbeek en Zevenborrebeek – Rilroheidebeek en Hallerbos – Kapittelbos (richtcijfer bosuitbreiding 14 ha); het versterken van de natuur- en bosstructuren vallei Maasdalbeek en Lembeekbos- Maasdalbos en verbinding naar Hallerbos (richtcijfer bosuitbreiding 45 ha); het hernemen van de agrarische bestemming voor de aansluitende delen van de landbouwgebieden Berendries-Malheide-Krekelenberg; het hernemen van de agrarische bestemming voor de aansluitende delen van de landbouwgebieden Wouweringen en ten zuiden van Dworp.

Categorie II: Uitvoeringsactie (RUP) op te starten na verder onderzoek: - actie 82: Kleetbos-Holleken o doelstelling: opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: het versterken van de bosstructuren Kleetbos – Holleken (richtcijfer bosuitbreiding 20 ha) en het hernemen van de agrarische bestemming voor de aansluitende landbouwgebieden. o verder onderzoek en overleg is nodig i.f.v. het gedetailleerd in kaart brengen van het landbouwgebruik en de landbouwbedrijfszetels, concrete mogelijkheden voor uitbreiden van natuur- of bosgebieden en mogelijkheden voor waterberging; opmaken van gevoeligheidsanalyse voor bestaande landbouwbedrijven in het gebied. - actie 83: Kluisbos-Krabbos o doelstelling: opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: het nader uitwerken van de verweving landbouw, natuur, bos en recreatie omgeving (af te stemmen met gemeentelijke planningsinitiatieven stad Halle). o verder onderzoek en overleg is nodig i.f.v. het gedetailleerd in kaart brengen van het landbouwgebruik en de landbouwbedrijfszetels, concrete mogelijkheden voor uitbreiden van natuur- of bosgebieden en mogelijkheden voor waterberging; opmaken van gevoeligheidsanalyse voor bestaande landbouwbedrijven in het gebied.

Categorie III: Uitvoeringsactie (RUP) op langere termijn o.w.v. relatie met andere planningsprocessen - actie 86: Begijnenbos-Gasthuisbos-Meigemheide o doelstelling: opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: het versterken van de natuur- en bosstructuren Begijnenbos-Gasthuisbos-Dwersbos (richtcijfer bosuitbreiding 45 ha) en vallei van de Kesterbeek; het hernemen van de agrarische bestemming voor de aansluitende delen van de landbouwgebieden Bruine Put – Dikke Mier – Meigemheide en ten noorden van Alsemberg. o afstemmen met de concrete inrichtingsprojecten vanuit het landinrichtingsproject Meigemheide. - actie 88: Zennevallei Ruisbroek-Drogenbos-Beersel en Lotbeekvallei Lot o doelstelling: opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: het nader uitwerken van de verweving landbouw, natuur en bos en het versterken van de natuurlijke structuur in de vallei van de Zenne; het nader uitwerken van de verweving landbouw, natuur en bos en het vesterken van de natuurlijke structuur in de vallei van de Lotbeek.

8 Voor de regio Zenne-Dijle-Pajottenland keurde de Vlaamse Regering op 24 april 2009 de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen en een operationeel uitvoeringsprogramma goed.

Gemeente Beersel 17 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

o afstemmen met de concrete inrichtingsprojecten vanuit het landinrichtingsproject Meigemheide. figuur 2: Overzichtskaart gebieden operationeel uitvoeringsprogramma

3.2.2.2. Gewestelijk RUP afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden

Kaart I 5: Gewestelijk RUP in de zuidelijke kanaalzone met aanduiding clusters

In uitvoering van het RSV werd eind 2004 gestart met het afbakeningsproces en onderzoek naar de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB). Na een focusbepaling en tussentijdse besluitvorming van de Vlaamse Regering werden in een derde fase de beleidsopties voor het VSGB vastgelegd in het eindrapport van 14 november 2008. Dit rapport dient als basis voor de opmaak van een concreet RUP voor de afbakening van het VSGB in een vierde fase die momenteel loopt. Op 27 september 2010 vond een plenaire vergadering plaats voor het voorontwerp van het gewestelijk RUP ter afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden. Op basis van deze plenaire vergadering is het voorontwerp RUP aangepast. Op 17 december 2010 heeft de Vlaamse Regering het gewestelijk RUP voorlopig vastgesteld en op 16/12/2011 werd het definitief vastgesteld.

Het noordwestelijk deel van de gemeente Beersel valt binnen de definitieve afbakening van het VSGB, meer bepaald in de ‘zuidelijke kanaalzone’. Drie clusters die hierbinnen werden aangeduid en waarvoor specifieke ontwikkelingsperspectieven en aangepaste stedenbouwkundige voorschriften werden voorop gesteld bevinden zich geheel of gedeeltelijk op grondgebied Beersel. Het gaat om:

- cluster A3: Bergensesteenweg o visie: beperken van de brutoverkoopsoppervlakte en stimuleren van herstructurering; vermijden van de evolutie naar kleinhandel in bestaande woongebieden en bedrijventerreinen. o stedenbouwkundige voorschriften: art. A.0.1.2 – onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen; art. A.3.1 – gemengd regionaal bedrijventerrein; art. A.3.2 – overdruk beperking kleinhandel.

- cluster A4: Biest – Hoeve Bretonne o visie: versterken en uitbreiden van het woongebied; voorzien van publiek toegankelijke parken nabij het wonen; vrijwaren en versterken van de open ruimte ‘Biest’.

Gemeente Beersel 18 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

o stedenbouwkundige voorschriften: art. A.4.1 – woongebied; art. A.4.3 – gebied voor wonen en voor landbouw; art. A.4.4 – bouwvrij agrarisch gebied; art. A.4.5 – agrarisch gebied; art. A.4.7 – gebied voor recreatie.

- cluster A7: Lot o visie: Zennevallei als structuurbepalend element; ontsluiting en herinrichting van bedrijventerreinen; versterken en uitbreiden van het woongebied Lot. o stedenbouwkundige voorschriften: art. A.0.1.1 – waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie; art. A.0.1.2 – onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen; art. A.0.2 – hoogspanningsleiding; art. A.7.2 – woongebied; art. A.7.3 – gebied voor wonen en voor landbouw; art. A.7.4 – agrarisch gebied; art. A.7.4.8 – overdruk natuurverwevingsgebied; art. A.7.5 – natuurgebied; art. A.7.5.3 – overdruk grote eenheid natuur; art. A.7.6 – gemengd openruimtegebied; art. A.7.7 – gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde; art. A.7.8 – gemengd regionaal bedrijventerrein; art. A.7.8.6 – agrarisch gebied in afwachting van de noordelijke omleiding rond Lot; art. A.7.9 – bouwvrij agrarisch gebied; art. A.7.10 – aanduiding omleiding rond Lot (symbolische weergave); art. A.7.11 – gebied voor zuiveringsinfrastructuur voor afvalwater; art. A.7.12 – gebied voor spoorinfrastructuur; art. A.7.13 – specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter; art. A.7.14 – fietsverbinding.

3.2.3. PROVINCIALE RUP’S

Kaart I 6: Plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen

Camping Beersel werd vastgelegd in een gewestelijk RUP als terrein voor openluchtrecreatieve verblijven Camping Beersel bij VR op 05/07/2002. Bij besluit van de provincieraad van 29 juni 2004 verkrijgen de gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen voor openluchtrecreatieve verblijven met toepassing van het artikel 188 bis van het decreet van 19 mei 1999 op de organisatie van de ruimtelijke ordening echter het statuut van provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan. RUP Camping Beersel is dus een provinciaal RUP. Het gebied wordt in dit RUP bestemd als gebied voor openluchtrecreatieve verblijven, buffer en zone voor sport en spel waar dit natuurgebied was volgens het gewestplan.

Gemeente Beersel 19 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

3.2.4. PLANNEN VAN AANLEG

Kaart I 6: Plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen

Beersel beschikt niet over een algemeen plan van aanleg (APA). De gemeente beschikt wel over diverse bijzondere plannen van aanleg (BPA's). In totaal ligt ongeveer 1/5 van de gemeente onder BPA. De volgende tabel geeft een overzicht van deze BPA’s met vermelding van de hoofdbestemmingen.

tabel 3: Lijst bijzondere plannen van aanleg op grondgebied Beersel bestemming naam BPA KB/MB bestemming BPA gewestplan Alsemberg W, A, N, ON KB. 25.02.1980 uitwerking open woonbebouwing in gebied tussen gedeeltelijke herziening definitief vastgesteld Gasthuisbos, Alsendal en Brusselsesteenweg Grootveld WP, N, LWA in de gemeenteraad op 30.11/2011 en gedeeltelijke herziening: invulling met verzonden aan bestendige deputatie gemeenschapsvoorzieningen en woongelegenheden KB. 25.02.1980 N, R, A, W, ON, T, P Elsemheide gedeeltelijke herziening M.B. 17.01.2005 bevestiging van bestaande landbouwzones en WP, P, LWA gedeeltelijke herziening M.B. 09.09.2008 beschermd landschap KB. 25.02.1980 W, ON, A, R, P, T, G gedeeltelijke herziening M.B. 18.02.2005 bevestiging van bestaande (zeer) open en half WP, WLK, N, gedeeltelijke herziening 2 definitief Grote Kapel open bebouwing WR, LWA, vastgesteld in de gemeenteraad op gedeeltelijke herziening 2: woonzorgcentrum en ON, A-WA 30.11/2011 en verzonden aan bestendige seniorenvoorzieningen deputatie MB. 13.03.2001 (volledige herziening) LWA, WP, Waterpoel A, N, G, W gedeeltelijke herziening MB 17.02.2005 WLK, WU, N KB. 17.05.1968 ON, D, W, P, R, T volledige herziening: KB. 12.05.1981 Molenbeekvallei met sport en Sportplein A, A: gedeeltelijke herziening: MB 27.06.2005 recreatievoorzieningen en loopt uit in open W, WP, WLK, B, C, D en MB. 20.03.2006 bebouwing naar Grootveld; centrumgebied is WR, P, N-WA, B: gedeeltelijke herziening: MB. 05.05.2004 opgenomen in gesloten bebouwing met gemende R, KMO, ON C: gedeeltelijke herziening MB. 24.10.1995 functies; bestaande bedrijven en D: gedeeltelijke herziening MB. 09.09.2008 dienstverleningsgebieden zijn bevestigd W, N, R KB. 04.03.1980 Ten Broek zone reservegebied voor wonen en een zone voor WR, ON volledige herziening: MB. 23.12.2002 openbaar nut Onze-Lieve- W Vrouwkerk en MB. 17.02 2005 herwaardering en renovatie d.m.v. woonproject W omgeving met ruimte voor complementaire functies Beersel

W, ON, P, R, WLK Kerkeveld MB. 07.11.1990 bevestiging van enkele zones in openbaar nut, W, WR, R, zone voor parkaanleg en sport, enkele zones voor ON, G woonuitbreiding met landelijk karakter

W, N Uwenberg KB. 25.02.1980 historisch-ruimtelijk karakter van landelijk gebied, WP, W, N

optimale recreatieve structuur voorzien Frankveld KB. 05.05.1980 P, N, ON Hess de Lilez openbaar nut in functie van een rusthuis, MB. 10.10.1990 N, WP dienstencentrum en gemeenschapsfuncties, grootste deel natuurgebied. W Bloemenhof MB. 13.01.1997 WU realisatie sociale verkaveling Dworp ’t Hoekske in opmaak Vroenenbos in opmaak Molenbroek MB. 10.07.1991 W, N N, WLK, WU gedeeltelijke herziening MB. 25.01.2005 Huizingen MB. 25.05.1993 W, ON, R, T, N, D Centrum gedeeltelijke herziening en uitbreiding MB. uitwerking van een voetwegenstructuur, spel en W, WU, WR, uitbreiding 18.02.2005 rusthoekjes aansluitend op recreatieve N, R, I, ON

gedeeltelijke herziening MB 01.09.2008 Beemdvallei Lot KB. 03.10.1995 W, A, T, R, ON, WU WU, W, R, Blokbos gedeeltelijke herziening MB. 14.01.2005 herwaardering, renovatie en uitbouw van de Arctic- ON, N, T,

volledige herziening MB. 30.05.2007 Cartonnex site en omgeving LWA, WLK

Gemeente Beersel 20 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

A, N, T Over de vaart landelijk gebied met landbouwzones, LWA, A, N, – Lotbeek MB. 07.12.1989 natuurgebieden en buffers (visuele), langs kanaal WLK

zone voor tijdelijke slijkstorting Industriezone I, A, N, T, W, ON, KMO KB. 27.11.1985 I, LWA, N, T, Laekebeek herinrichting industriezones en verbetering van de gedeeltelijke herziening MB 01.09.2008 ON ontsluiting N, LWA, T A. Denystraat MB. 22.10.1993 bescherming agrarisch gebied en groenzones N, LWA, T tegen project industrie Industriezone MB. 21.09.1998 I, N, A, P, T, ON, W I, T, N, A, Heideveld – gedeeltelijke herziening (ingediend voor MB) herinrichting van het gebied KMO, RI De Gijseleer Smis MB. 30.05.2007 KMO, T KMO, A Wolfabriek MB. 06.04.2011 omvorming bedrijfssite tot woonproject WU Legende: W= woongebied WP= woonpark WR= reservegebied voor wonen WLK= woongebied met landelijk karakter WU= woonuitbreidingsgebied P= parkgebied N= natuurgebied G= groengebied T= buffergebied A= agrarisch gebied I= industriegebied R= recreatiegebied D= dienstverleningsgebied N-WA= natuurgebied - waterwinningsgebied A-WA= agrarisch gebied – waterwinningsgebied LWA= landschappelijk waardevol agrarisch gebied RI= reservegebied voor industriële uitbreiding KMO= zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s ON= zone voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut

3.2.5. VERKAVELINGSVERGUNNINGEN

Kaart I 7: Belangrijkste verkavelingen in Beersel

Door de jaren heeft Beersel een groot aantal verkavelingen behandeld. Dit heeft dan ook duidelijk zijn ruimtelijke weerslag binnen het globale beeld van de nederzettingen. Een aantal van de verkavelingen werden ingevuld binnen de voorschriften opgelegd door de BPA’s. De belangrijkste verkavelingen worden in onderstaande tabel weergegeven.

tabel 4: Lijst grote verkavelingen te Beersel (meer dan 10 loten) verkavelingen verkavelingen verkavelingen verkavelingen verkavelingen Alsemberg Beersel Dworp Huizingen Lot Ingendael / Hof ten De Schaveys ’t Geer K. Fabiolalaan Zennemeander Boesdael 258 kavels 148 kavels 35 kavels 114 kavels 492 kavels Grootbos Bloemenhof Gravenhof Steertveld Langblok 165 kavels 44 kavels 125 kavels 31 kavels 80 kavels Grote Kapel Diepenbeemd Rastelbos Goudkasteellaan Blokbos 162 kavels 43 kavels 65 kavels 30 kavels 28 kavels Halsendal Kasteelstraat Vroenenbos

134 kavels 33 kavels 51 kavels Erf De Keizer Nachtegaal

42 kavels 45 kavels Rondenbos Willemskouter

37 kavels 41 kavels Grootveld Molenbroek

28 kavels 27 kavels Waterpoel ’s Hertogenbos

23 kavels 24 kavels Steenbos Kamerrijkbos

17 kavels 20 kavels Grootvelderf Heiendaal

13 kavels 14 kavels Schaveys Kareelveld

13 kavels 12 kavels Maandal

11 kavels

Gemeente Beersel 21 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

3.3. Andere wetgeving met ruimtelijke impact

3.3.1. BESCHERMDE MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN

Kaart I 8: Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten

In tabel 5 worden de beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten binnen het plangebied weergegeven (toestand 12/2010). Voor Beersel zijn geen gebouwen, landschappen of dorpsgezichten opgenomen in de lijst van voorlopig beschermd erfgoed (toestand 12/2010).

Alle werkzaamheden aan een beschermd monument of goed gelegen binnen een beschermd landschap of dorpsgezicht, die vergunningsplichtig zijn volgens het decreet op de ruimtelijke ordening worden voor bindend advies voorgelegd aan het agentschap Ruimte en Erfgoed. Ook indien verondersteld wordt dat voor de werkzaamheden geen stedenbouwkundige vergunning vereist is, kan dat voor monumenten en landschappen wel vereist zijn. Elk besluit tot bescherming vermeldt immers de bijzondere beperkingen die met het oog op vrijwaring van de wezenlijke kenmerken van het beschermde monument, stads- of dorpsgezicht aan het eigendomsrecht worden gesteld (Decreet van 03.03.1976, art. 8 §2). Daarom worden alle werkzaamheden aan beschermde monumenten en landschappen best beoordeeld door het agentschap Ruimte en Erfgoed.9 tabel 5: Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten nr. klassering benaming locatie datum 1 landschap Landschap feodaal kasteel en zijn omgeving Beersel 28/03/1934 2 landschap Landschap genaamd ‘Beuken’ Beersel 08/03/1940 3 monument Kasteel Beersel 12/08/1943 4 landschap Noordelijk gebied van de ‘Meighemheide’ Beersel 16/02/1978 5 monument Onze-Lieve-Vrouwkerk Alsemberg 19/04/1937 6 landschap ‘Meigemheide’: deel ‘De Cluts’ Alsemberg 17/11/1978 7 landschap Omgeving kartonfabriek ‘Winderickx’ Alsemberg 24/01/1979 8 monument Kartonfabriek ‘Winderickx’ Alsemberg 24/01/1979 9 landschap Meigemheide (2e fase) Alsemberg 02/04/1981 10 landschap Meigemheide (deel De Cluts) Alsemberg Alsemberg 12/05/1993 11 monument De neogotische vleugel Alsemberg 14/06/2001 12 monument De voormalige normaalschool Alsemberg 14/06/2001 13 dorpsgezicht Het Sint-Victorinstituut Alsemberg 14/06/2001 14 monument De pastorie Alsemberg 04/03/2004 15 monument Herberg ‘De Zwaan’ Alsemberg 04/03/2004 16 monument Kerkhof en trappen van O.L.V.-Kerk Alsemberg 04/03/2004 Voormalige kapelaanswoningen en klooster van de 17 monument Alsemberg 04/03/2004 Franse nonnen 18 dorpsgezicht De dorpskern van Alsemberg Alsemberg 04/03/2004 19 landschap Zeven Borren en omgeving Dworp 20/10/1947 20 monument Hoeve Dworp 10/11/1975 21 landschap Omgeving van de hoeve Dworp 10/11/1975 22 monument Padenborrehoeve Dworp 14/10/1976 23 landschap Omgeving van de Padenborrehoeve Dworp 14/10/1976 24 monument Orgel in de Sint-Gurikkerk Dworp 21/08/1979 25 monument Pastorie met inbegrip poortgebouw Dworp 24/11/1981 26 dorpsgezicht Pastorie met inbegrip van de muur Dworp 24/11/1981 27 monument Watergang van de papiermolen Dworp 15/03/1995 28 monument Het ‘Stenen Hof’ Dworp 21/05/2003 29 dorpsgezicht Het ‘Stenen Hof’: de onmiddellijke omgeving Dworp 21/05/2003 30 monument Kasteel van Huizingen provinciaal domein Huizingen 27/10/1982 31 monument De alpiene tuin ‘Bloemendal’ Huizingen 12/12/2002 32 monument Hoeve Lot 08/06/1995 33 monument Lemen hoeve Lot 08/06/1995 34 monument De begraafplaats van Lot Lot 12/07/2007 Bron: inventaris van het onroerend erfgoed – databank beschermd erfgoed

9 Zie voor aanvullende info: Decreet van 03.03.1976 tot bescherming van Monumenten, Stads- en Dorpsgezichten (BS. 22.04.1976) en wijzigingen en het Besluit van de Vlaamse Regering dd. 17.11.1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten (BS. 10.03.1994).

Gemeente Beersel 22 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

3.3.2. NATUURDECREET

Het 'Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu' van 21 oktober 1997 legt de fundamenten voor het natuurbeleid in Vlaanderen. De Vlaamse regering heeft het gewijzigde decreet bekrachtigd op 19 juli 2002 (BS 31 augustus 2002). De wijzigingen hebben twee belangrijke hoofddoelstellingen. Enerzijds wil het de Vlaamse regelgeving in overeenstemming brengen met de Vogel- en Habitatrichtlijn. Anderzijds wil het de regels met betrekking tot het VEN nader omschrijven. Verder zijn er ook nog een aantal belangrijke bepalingen over natuurrichtplannen, natuurreservaten, toegankelijkheid van het natuurlijk milieu, natuurinrichting en decretale verankering van natuurvergunning. De bepalingen traden in werking op 10 september 2002. Het beleid inzake natuurbehoud is gericht op de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, op de handhaving of het herstel van de vereiste milieukwaliteit en op het scheppen van een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak, waarbij educatie en voorlichting van de bevolking inzake natuurbehoud wordt gestimuleerd.

De ruimtelijke impact van het natuurdecreet wordt hoofdzakelijk duidelijk in hoofdstuk V van het natuurdecreet waarin het gebiedsgericht beleid wordt beschreven. Het natuurdecreet en de bijhorende uitvoeringsbesluiten kunnen belangrijke consequenties hebben op het vlak van ruimtelijke ordening. Er bestaat immers een wisselwerking tussen de ruimtelijke ordening en ondermeer de vergunningverlening, natuurinrichting, natuurrichtplannen en maatregelen horend bij de afbakening van verschillende gebieden als VEN, IVON en de speciale beschermingszones van vogel- en habitatrichtlijn.

3.3.3. AFBAKENING VAN DE NATUURLIJKE EN AGRARISCHE STRUCTUUR

In 2001 besliste de Vlaamse Regering de afbakening van de landbouw-, natuur- en bosgebieden aan te pakken in twee fasen. In een eerste fase werden natuurgebieden als onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgebakend. De tweede fase van de afbakening verliep via een benadering waarbij landbouw, natuur en bos gelijktijdig ten opzichte van elkaar worden afgewogen. In het kader hiervan stelde de Vlaamse regering tussen 2004 en 2009 een gebiedsgerichte ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op in overleg met de lokale besturen en middenveldorganisaties (voor de regio Zenne, Dijle en Pajottenland gebeurde dit in 2008 en deze wordt besproken in sectie 6.1.2 onder de open ruimtestructuur). Op basis van deze ruimtelijk visies herbevestigde de Vlaamse regering bestaande gewestplannen, plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen. De regering besliste dat voor deze gebieden geen bestemmingswijzigingen nodig zijn en dat de agrarische bestemmingen behouden blijven, tenzij expliciet anders vermeld. De overige gebieden van de agrarische structuur zullen samen met de bijkomende natuur- en bosgebieden vastgelegd worden in gewestelijke RUP’s, zoals vastgelegd in de operationele uitvoeringsprogramma’s.

3.3.3.1. Afbakening VEN- en IVON-gebieden

Kaart I 9: VEN-gebieden, habitatrichtlijngebieden, natuurverbindingsgebieden, park- en natuurgebieden

In het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu wordt de afbakening van VEN en het IVON voorop gesteld. Het IVON bestaat uit de natuurverwevings- en natuurverbindingsgebieden. Natuurverbindingsgebieden worden vastgelegd op provinciaal niveau en werden vastgelegd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant. Een opsomming van deze gebieden binnen de afbakening van het RUP werd reeds gegeven in 3.1.3.2. Het plangebied bevat geen natuurverwevingsgebieden.

De Vlaamse regering heeft op 18 juli 2003 de definitieve afbakening van het eerste deel van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) goedgekeurd. Het VEN wordt opgedeeld in Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO). Binnen deze gebieden wordt gestreefd naar het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu. Binnen het plangebied werden geen GENO afgebakend maar wel een aantal GEN:

In de tweede fase van de afbakening van VEN-gebieden worden momenteel kleinere groene gewestplanwijzigingen doorgevoerd. Na de bestemmingswijziging behoren deze gronden automatisch tot het VEN. De bespreking van de VEN-gebieden voor Beersel werd mee verwerkt in sectie 6.1.3, waar de bestaande natuurlijke structuur wordt besproken.

Gemeente Beersel 23 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

3.3.3.2. Afbakening en differentiatie van agrarische gebieden

In het kader van de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft de afdeling Land van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op 31 maart 1998 een eerste versie afgewerkt van haar visie op de afbakening en differentiatie van de agrarische gebieden in het Vlaams Gewest. Op 24 april 2009 keurde de Vlaamse regering de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen en een operationeel uitvoeringsprogramma goed. Op het grondgebied van Beersel werd er geen agrarisch gebied herbevestigd. De acties uit het operationeel uitvoeringsprogramma die van belang zijn voor Beersel werden reeds besproken in sectie 3.2.2.1.

3.3.4. EG-VOGELRICHTLIJN- EN HABITATRICHTLIJNGEBIEDEN

Kaart I 9: VEN-gebieden, habitatrichtlijngebieden, natuurverbindingsgebieden, park- en natuurgebieden

Op 21 mei 1992 werd de Europese Richtlijn 92/43/EEG, inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (zogenoemde ‘Habitatrichtlijn’), uitgevaardigd. Deze richtlijn heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding én het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. De zogenaamde Habitatrichtlijngebieden zullen deel uitmaken van een Europees ecologisch ‘Natura2000-netwerk’. In deze zones dienen de lidstaten vervolgens passende maatregelen te treffen om de bescherming, de instandhouding en het herstel van habitats en soorten waarvoor de gebieden werden aangewezen te verzekeren. De totale oppervlakte die door Vlaanderen momenteel als Habitatrichtlijngebied bij de Europese Commissie is aangemeld bedraagt 101.891 ha, verdeeld over 38 gebieden. De gebieden die van toepassing zijn voor de gemeente Beersel zullen verder besproken worden onder 6.2.1.2, in de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur.

3.3.5. WETGEVING GROND- EN OPPERVLAKTEWATER

In het kader van integraal waterbeheer zijn er een aantal relevante wetgevingen of beleidsopties met repercussies op het grondgebied Beersel die hier dienen vermeld te worden. Concreet gaat het om de invoering van de watertoets, de grafische aanduiding van overstromingsgebieden, bekken- en deelbekkenbeheerplannen, beschermingszones voor grondwaterwinning en zoneringsplannen.

3.3.5.1. Watertoets

Sinds 24 november 2003 is met het nieuwe decreet integraal waterbeleid de watertoets in Vlaanderen in voege getreden. Deze geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de vergunningverlening. De betrokken overheid moet onderzoeken of de nieuwe activiteit, plan of programma schadelijke effecten kan veroorzaken als gevolg van een verandering in de toestand van het oppervlaktewater, het grondwater of de waterafhankelijke natuur.

Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering (20.07.2006, BS. 31.10.2006), regelt sinds 1 november 2006 de methodiek voor de uitvoering van de watertoets. De richtlijnen voor de watertoets staan in relatie tot 7 watertoetskaarten. Uit het beschikbare kaartmateriaal (AGIV, 2010) kan het volgende geconcludeerd worden. Het kaartmateriaal wordt weergegeven in aansluiting op onderstaande bespreking van de overstromingsgevoelige gebieden, de waterbeheerders, de infiltratiegevoelige bodems, de grondwaterstromingsgevoelige gebieden, de winterbedkaart, de hellingenkaart en de erosiegevoelige gebieden.

Overstromingsgevoelige gebieden

De kaart met overstromingsgevoelige gebieden (figuur 3) werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op overstromingsgevoeligheid zijn. Beersel kent een aantal belangrijke overstromingsgevoelige zones in het noordwesten van zijn grondgebied en kleinere zones in de beekvalleien. Zo zijn grote delen van het woonweefsel in de kern van Lot gesitueerd in effectief overstromingsgevoelig gebied en andere delen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Ten westen van het kanaal onder de Stationsstraat bevindt zich een tweede grote overstromingsgevoelige zone, zowel effectief als mogelijk overstromingsgevoelig. De Zennebeemden op het grondgebied van Beersel worden geclassificeerd als mogelijk overstromingsgevoelig. Hiernaast bevinden zich verspreid in het westen kleinere mogelijk overstromingsgevoelige zones. De kleinere overstromingsgevoelige zones in de beekvalleien en verspreid over het volledige grondgebied van de gemeente zijn hoofdzakelijk mogelijk overstromingsgevoelig, maar er zijn eveneens een aantal effectief overstromingsgevoelige zones. De Molenbeek is overstromingsgevoelig bij alle samenvloeiingen met haar zijtakken.

Gemeente Beersel 24 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel figuur 3: Watertoets: overstromingsgevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010)

Uit de kaart met overstromingsgevoelige gebieden op het grondgebied van Beersel en de recente overstromingen volgt dat overstromingsgevoeligheid een zeer belangrijk aspect zal zijn om in rekening te nemen bij het planningsproces. Enerzijds dienen initiatieven die de overstromingsgevoeligheid nog zullen vergroten vermeden te worden en anderzijds dienen maatregelen ter bestrijding van overstromingsgevoeligheid mogelijk gemaakt te worden.

Waterbeheerders (Vlaamse Hydrografische Atlas)

In het kader van de watertoets is het voornamelijk van belang de waterbeheerders te kennen van waterlopen in en/of nabij het plangebied (figuur 4). tabel 6 geeft een overzicht van de waterlopen op het grondgebied van Beersel met aanduiding van hun categorie, hun VHAG-code en de waterbeheerder. Niet geklasseerde waterlopen worden niet opgenomen in het overzicht. tabel 6: Waterlopen op het grondgebied van Beersel naam categorie VHAG-code beheerder kanaal Brussel-Charleroi bevaarbaar 18201 Waterwegen en Zeekanaal NV VMM – afdeling Operationeel Zenne niet bevaarbaar – eerste categorie 6552 Waterbeheer Rilroheidebeek (Hallebeek) niet bevaarbaar – tweede categorie 7021 provincie Vlaams-Brabant Zoniënbosbeek niet bevaarbaar – tweede categorie 7032 provincie Vlaams-Brabant Zevenborrebeek niet bevaarbaar – tweede categorie 6995 provincie Vlaams-Brabant Kapittelbeek niet bevaarbaar – tweede categorie 7040 provincie Vlaams-Brabant Steenputbeek niet bevaarbaar – tweede categorie 7068 provincie Vlaams-Brabant Molenbeek niet bevaarbaar – tweede categorie 6903 provincie Vlaams-Brabant Kesterbeek niet bevaarbaar – tweede categorie 7100 provincie Vlaams-Brabant Lotbeek (Lakebeek) niet bevaarbaar – tweede categorie 7129 provincie Vlaams-Brabant Leusebeek niet bevaarbaar – tweede categorie 6975 provincie Vlaams-Brabant Biezeweidebeek niet bevaarbaar – derde categorie 7126 Beersel Koekoekbeek niet bevaarbaar – derde categorie 6644 Beersel

Gemeente Beersel 25 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel figuur 4: Watertoets: Vlaamse Hydrografische Atlas (bron: AGIV, 2010)

Infiltratiegevoelige bodems

De kaart met de infiltratiegevoelige bodems (figuur 5) werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Anderzijds zullen schadelijke stoffen makkelijker het grondwater bereiken in infiltratiegevoelige zones dan in niet-infiltratiegevoelige zones.

Verspreid over de gemeente Beersel komen relatief grote oppervlakten aan infiltratiegevoelige bodems voor. Zo situeert Dworp zich nagenoeg volledig in infiltratiegevoelig gebied. De zone langsheen de spoorweg ten oosten ervan wordt eveneens gekenmerkt door deze infiltratiegevoeligheid. Deze infiltratiegevoeligheid zal in rekening dienen genomen te worden bij de afweging van bepaalde planningsinitiatieven op het grondgebied van de gemeente. figuur 5: Infiltratiegevoelige bodems (bron: AGIV, 2010)

Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

De kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden (figuur 6) werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op de grondwaterstroming zijn. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Bij de watertoets gaat de aandacht in de eerste plaats naar de ondiepe grondwaterstroming.

Beersel wordt grotendeels geclassificeerd als type 3 – weinig grondwaterstromingsgevoelig en dit voornamelijk centraal in de gemeente en in het noordoosten. De zuidelijke zone is type 2 – matig grondwaterstromingsgevoelig

Gemeente Beersel 26 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel met een aantal zones type 1 – zeer grondwaterstromingsgevoelig die zich situeren in de beekvalleien. Het noordwesten van de gemeente is dan weer grotendeels zeer grondwaterstromingsgevoelig – type 3. figuur 6: Watertoets: grondwaterstromingsgevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010)

Winterbedkaart

De winterbedkaart duidt gebieden aan waar verandering in bodemgebruik aanleiding kan geven tot een gewijzigd afvoergedrag bij overstromingen. Aangezien dit gewijzigd afvoergedrag enkel relevant is voor omvangrijke overstromingsgebieden, werd de winterbedkaart beperkt tot gebieden die onderhevig zijn aan overstromingen vanuit de bevaarbare waterlopen. Binnen Beersel komen er geen afbakeningen van de winterbedkaart voor.

Hellingenkaart

De hellingenkaart (figuur 7) werd opgemaakt om de gevoeligheid voor overstroming en erosie van het gebied te kunnen beoordelen. ‘Steile’ of ‘sterke’ hellingen kunnen aanleiding geven tot een grote hoeveelheid afvloeiend regenwater, wat de overstromings- en erosiegevoeligheid beïnvloedt.

Beersel kent een sterk uitgesproken reliëf, voornamelijk rondom de aanwezige beken. Centraal is het reliëf iets vlakker. Deze zone wordt omgeven (en gedeeltelijk doorsneden) door een ringstructuur van beekvalleien en dus steilere hellingen. Het westelijk deel van de gemeente wordt dan weer gekenmerkt door een relatief vlak reliëf langs het kanaal en de vallei van de Zenne. figuur 7: Watertoets: hellingenkaart (bron: AGIV, 2010)

Gemeente Beersel 27 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Erosiegevoelige gebieden

De erosiegevoeligheidskaart (figuur 8) werd opgemaakt om de gevolgen van wijzigingen in grondgebruik te kunnen inschatten. Deze kunnen immers aanleiding geven tot versnelde afstroming van oppervlaktewater en ermee gepaard gaande erosie. Nagenoeg het volledige grondgebied van Beersel is geclassificeerd als erosiegevoelig. Enkel in het westen van de gemeente waar het reliëf minder uitgesproken is de erosiegevoeligheid kleiner. figuur 8: Watertoets: erosiegevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010)

3.3.5.2. Overstromingsgebieden

Kaart I 10: Overstromingsgebieden: NOG en ROG + watertoets: overstromingsgevoelige gebieden

Naast de watertoets waarbinnen mogelijk en effectief overstromingsgevoelige gebieden worden aangeduid werden de natuurlijke en actuele overstromingsgebieden op gezamenlijk initiatief van AMINAL, afdeling Water en AROHM, afdeling Ruimtelijke Planning in kaart gebracht. De doelstelling van deze gebiedsdekkende kaarten is dat deze als instrument worden ingezet in de ruimtelijke planning. De van nature overstroombare gebieden (NOG) omvatten de ruimte die waterlopen permanent of periodiek zouden innemen in afwezigheid van de in Vlaanderen veelvuldig gebouwde kanaliserende en beschermende infrastructuren. Hiernaast werden eveneens de recent overstroomde gebieden (ROG) in kaart gebracht. Deze vallen niet noodzakelijk binnen de afbakening van de NOG. De oorzaak hiervan is terug te vinden in de menselijke activiteiten en de inrichting van infrastructuur met gevolgen voor de overstromingsgevoeligheid in bepaalde gebieden.

Op het grondgebied van Beersel situeren zich een aantal zones waar de overstromingsgevoeligheid volgens de NOG en ROG relatief groot is. Zo wordt nagenoeg de volledige zone ten westen van de spoorlijn geclassificeerd als van nature overstroombaar gebied, grotendeels als overstroombaar vanuit waterloop. Hiernaast situeren er zich een aantal zones die behoren tot de recent overstroomde gebieden. Hier dient opgemerkt te worden dat de recente overstromingen van 14 november 2010 en 23 augustus 2011 nog niet zijn opgenomen in deze kartering van de ROG. Verspreid over het grondgebied, voornamelijk in de beekvalleien, komen zones voor die overstroombaar zijn door een exces aan afspoelend hemelwater of vanuit de waterlopen. Rondom de Alsembergesteenweg situeren zich een aantal recent overstroomde gebieden.

Recent is gebleken dat Beersel inderdaad uitermate gevoelig is voor overstromingen tijdens periodes van hevige regenval. Zo werd Beersel op 14 november 2010 geconfronteerd met een overstroming vanuit het kanaal Brussel-Charleroi. Vooral in Lot waren de gevolgen zeer ernstig en liepen heel wat inwoners schade op. Op 23 augustus 2011 werd Beersel getroffen door een hevig onweer met grote hoeveelheden regenval. Daar dit onweer volgde op een periode met extreem veel regenval (eveneens onweders) konden de riolen en beken het water niet langer slikken. Dit zorgde voor overstromingen verspreid over het volledige grondgebied van Beersel. Op een bepaald ogenblik dreigde het wachtbekken Elsemheide te Alsembergs zelfs te overstromen.

3.3.5.3. Bekken- en deelbekkenbeheerplannen

Op 30 januari 2009 keurde de Vlaamse Regering het besluit voor de vaststelling van de bekkenbeheerplannen en de bijhorende deelbekkenbeheerplannen definitief goed (BS 05/03/09). Een bekkenbeheerplan heeft tot doel de

Gemeente Beersel 28 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel beleidsvisie op het integraal waterbeleid voor een bekken te ontwikkelen en te beschrijven. Elk plan geeft concrete maatregelen voor de komende zes jaar, maar kijkt eveneens al verder in de toekomst. De plannen zijn opgebouwd rond een aantal grote krachtlijnen. De deelbekkenbeheerplannen verfijnen het bekkenbeheerplan en worden er als deelplan aan toegevoegd. In het bekkenbeheerplan komen vooral de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de waterbeheerders van het Vlaamse Gewest aan bod. In het deelbekkenbeheerplan ligt de klemtoon op de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de lokale waterbeheerders.

Beersel situeert zich in het Dijle- en Zennebekken en grotendeels in het deelbekken Zenne-Molenbeek. Het oostelijk deel situeert zich in het deelbekken Laan-Ijse. De acties die zijn opgenomen in het bekkenbeheerplan van de Dijle en de Zenne zijn opgebouwd rond een aantal krachtlijnen: - wateroverlast en watertekort: vasthouden, bergen en afvoeren; - water voor de mens: scheepvaart, toerisme en recreatie en onroerend erfgoed; - de kwaliteit van water verder verbeteren: oppervlaktewaterkwaliteit, grondwaterkwaliteit, waterbodems en natuur-ecologie; - duurzaam omgaan met water: sluitend voorraadbeheer.

Concreet voor het grondgebied van de gemeente Beersel werden volgende acties in het bekkenbeheerplan voorop gesteld: - bergen: o A 35 herinrichting beekprofiel Molenbeek te Beersel (Alsemberg): waterloopvak tussen samenvloeiing met de Leuzebeek en duiker onder de Kartonweg. - scheepsvaart: o A 77 onderhoud van de infrastructuur van het kanaal Leuven-Dijle, het zeekanaal Brussel-Schelde, het kanaal naar Charleroi en de Beneden-Dijle; o A 86 uitbouwen van infrastructuur ter voorkoming van baggerspecie voor het kanaal naar Charleroi; o A 89 uitvoeren van baggerwerken om de bevaarbaarheid van het kanaal naar Charleroi te garanderen; o A 93 uitbreiden van de bedieningstijden van de sluizen van het kanaal naar Charleroi; o A 96 uitvoeren van de acties uit het strategisch beleidsplan van het kanaal naar Charleroi; o A 97 onderzoek naar het aantrekken van hoogwaardige goederenstromen en het uitwerken van het netwerk-concept; o A 103 aanpassen van de bestaande laad- en losfaciliteiten langs het kanaal naar Charleroi; o A 105 herbouwen van de bruggen over het kanaal naar Charleroi met een vrije hoogte van minimaal 7,10 m; o A 108 uitbouw van kaaimuren voor het kanaal naar Charleroi; o A 109 uitbouw van regionale overslagcentra langs het kanaal naar Charleroi; o A 112 aanleg van natuurvriendelijk oevers langsheen het kanaal naar Charleroi. - toerisme en recreatie: o A 123 aanleggen en verbeteren van de jaagpaden langs het zeekanaal Brussel-Schelde en het kanaal naar Charleroi; o A 124 verder uitbouwen van de waterfronten langs het kanaal naar Charleroi te Lot en Ruisbroek; o A 220 peilbeheer i.f.v. scheepsvaart op het kanaal Leuven-Dijle, het kanaal naar Charleroi en het zeekanaal Brussel-Schelde. - oppervlaktewaterkwaliteit: o A 151 uitvoeren van de bovengemeentelijke saneringsprojecten van het investeringsprogramma's en de goedgekeurde optimalisatieprogramma's betreffende de aanleg van collectoren en aansluitingen; o A 152 uitvoeren van de bovengemeentelijke saneringsprojecten betreffende de aanleg van verbindingsriolering en prioritaire riolering. - natuur-ecologie: o A 187 onderzoeken van de noodzaak en de haalbaarheid van de aanleg van bijkomende paaiplaatsen in de kanalen in het Dijle-Zennebekken; o A 204 aanleggen van fauna-uitstapplaatsen langsheen de kanalen in het Dijle-Zennebekken.

Vanuit het deelbekkenbeheerplan Zenne-Molenbeek worden volgende specifieke acties voor het grondgebied van de gemeente voorop gesteld: - volledig deelbekken: o buffering, infiltratie en hergebruik van hemelwater door de doelgroepen bevolking, industrie, landbouw en overheid; o herwaardering van grachtenstelsels;

Gemeente Beersel 29 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

o verbetering van de waterkwaliteit door maatregelen op lokaal niveau; o controle op aansluitingen van hemelwaterputten, rioolaansluitingen, gescheiden afvoer, goede werking van IBA's; o onderhoud en inventarisatie van het rioolstelsel op lokaal niveau; o gewestgrensoverschrijdende knelpunten; o reductie pesticidengebruik; o reductie bemesting in landbouw; o reductie gebruik strooizout; o sluikstorten; o modellering stroomgebied Zenne – deelstroomgebied Molenbeek – Lotbeek; o sensibilisatie van de verschillende doelgroepen, bevolking, gemeentepersoneel en politici; o actualisatie van het waterlopenstelsel, inventarisatie van de kunstwerken op de waterlopen; o implementatie van het decreet integraal waterbeleid – de watertoets - oeverzones – Waterschap; o uitbouw waarschuwingssysteem - Operationeel Bekken Model; o functietoekenning oppervlaktewaterlichamen - onderhouds- en beheerplan; o sanering van de waterbodems / ecologisch ruimingsbeheer; o sanering van vismigratieknelpunten; o uitvoeren van een wateraudit. - grondgebied Beersel (en eventueel buurgemeenten): o herwaardering grachtenstelsels; o aanleg van riolering Beersel; o knelpunten m.b.t. waterzuivering/riolering in de gemeente Beersel; o wateroverlast – knelpunten deelstroomgebied Molenbeek - Kesterbeek – Zevenborrebeek; o wateroverlast – knelpunten deelstroomgebied Labbeek – Lotbeek; o overlast Linkebeek - Koekoekbeek - Verrewinkelbeek - Zandbeek; o grondwaterwinning Beersel; o BPA Drie Fonteinen.

Vanuit het deelbekkenbeheerplan Laan-Ijse worden volgende specifieke acties voor het grondgebied van de gemeente voorop gesteld: - volledig deelbekken: o optimalisatie strooien via koppeling met weersvoorspellingen; o onderhoudsplan/onderhoudsmethodologie voor de ruiming van waterlopen; o sanering van vismigratieknelpunten.

3.3.5.4. Beschermingszones voor grondwaterwinning

Met het decreet van 24 januari 1984 inzake het grondwaterbeheer werd de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones mogelijk gemaakt. Aan deze gebieden wordt een specifieke regeling voor de grondwaterbescherming gekoppeld. Er bevinden zich geen grondwaterwinningsgebieden of beschermingszones voor grondwaterwinning op het grondgebied Beersel.

3.3.5.5. Zoneringsplan

Op 10 maart 2006 is het besluit van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de regels met betrekking tot de scheiding tussen de gemeentelijke en de bovengemeentelijke saneringsverplichting en het vaststellen van de zoneringsplannen goedgekeurd. In september 2006 startte de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) met de verzending van een voorontwerp van zoneringsplan naar alle Vlaamse gemeenten. Deze plannen doorliepen een goedkeuringsprocedure waarbij zowel de betrokken als de omliggende gemeenten, de bekkenbesturen en de burger hun standpunt kenbaar konden maken. Dit alles resulteerde in een definitief zoneringsplan, dat voor Beersel werd vastgesteld op 9 juni 2008. Op dit plan zijn 4 zones terug te vinden: - centraal gebied: met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation; - collectief te optimaliseren buitengebied: zone waar de aansluiting nog zal gerealiseerd worden; - individueel te optimaliseren buitengebied: zone waar het afvalwater individueel zal moeten gezuiverd worden door middel van een IBA (individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater).

Gemeente Beersel 30 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel figuur 9: Zoneringsplan (bron: VMM, 2010)

Legende

centraal gebied

individueel te optimaliseren buitengebied

collectief te optimaliseren buitengebied

Een significante oppervlakte van het grondgebied van Beersel bevindt zich in centraal gebied. Concreet gaat het om alle kernen en grotere bebouwde oppervlakten. Hiernaast worden een heleboel zones aangeduid als collectief te optimaliseren buitengebied waar de aansluiting op een zuiveringsstation nog zal gerealiseerd worden. Kleinere zones worden gekarteerd als individueel te optimaliseren buitengebieden. Globaal kan gesteld worden dat het grootste deel van de bebouwing te Beersel momenteel reeds beschikt over een aansluiting op een zuiveringsstation en dat dit aandeel in de toekomst nog zal toenemen.

3.4. Gemeentelijke sectorale beleidsplannen

3.4.1. GNOP (GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN) BEERSEL (1997)

Het GNOP formuleert de basisdoelstellingen voor het gemeentelijke natuurbeleid. De principes evenals de informatieve gegevens werden verwerkt bij de behandeling van de bestaande en gewenste open ruimtestructuur: - absoluut behoud van de huidige natuur- en landschapswaarden door het vrijwaren van representatieve natuurgebieden; - herstel en ontwikkeling van natuurwaarden als hoofd- en nevenfunctie in het landelijke gebied. Hierbij aansluitend wordt gestreefd naar het herstel van natuurwaarden en landschapselementen in de verstedelijkte sfeer; - bereiken van een ecologische verantwoorde milieukwaliteit; - handhaving en het ontwikkeling van ecologische diversiteit inzake fauna en flora, m.a.w. van een actief soortenbeleid; - behoud van representatieve bodemkundige waarden door een maximaal ecologisch karakter van alle menselijke activiteiten en handelen.

Naast meer algemene acties, zijn er in het actieprogramma ook gebiedsgerichte acties gepland: - behoud en aanleg van KLE’s: hagen, houtkanten en bomenrijen, holle wegen en taluds, solitaire bomen, hoogstamboomgaarden, bossen, heiderelicten, bufferzones, waterlopen; - behoud en ondersteuning fauna; - natuurtechnische invulling van de landbouw; - openbaar groen: bermbeheer, inkleden van straten en recreatief groen.

Volgende realisaties zijn inmiddels al uit het GNOP voortgevloeid: - project erosiebestrijding holle wegen; - project knotbomen; - aankoop van natuurgebieden;

Gemeente Beersel 31 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- subsidiëring van aankoop natuurgebieden door Natuurpunt; - jaarlijkse haagplant- en hoogstamfruitboomactie; - sensibilisatie van de bevolking.

3.4.2. MOBILITEITSPLAN

Op 28/09/2004 werd de oorspronkelijke oriëntatienota conform verklaard door de PAC waarna het mobiliteitsplanningsproces echter stilviel. In het najaar van 2009 werd dit proces terug opgestart waarbij de eerste stap bestond uit een actualisatie van de oriëntatienota. Deze geactualiseerde oriëntatienota formuleert volgende doelstellingen voor de gemeente Beersel: - verbeteren verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid (vrachtverkeer weren uit de dorpskernen, sluipverkeer weren, doortochten organiseren, creëren van kwalitatieve en toegankelijke openbare ruimten, milieuhinder verminderen, herwaarderen van de dorpskernen, parkeervoorzieningen op maat); - gebruik van alternatieve vervoermiddelen bevorderen (openbaar vervoeraanbod afstemmen op de behoeften, toegankelijk openbaar vervoer voor alle doelgroepen, doorstroming openbaar vervoer garanderen, kwalitatieve inrichting van de haltevoorzieningen, creëren van een kwalitatief en hiërarchisch openbaar vervoernetwerk, verder uitbouwen van een gemeentelijk functioneel en recreatief fiets- en voetgangersnetwerk); - selectieve bereikbaarheid van de bedrijventerreinen in de kanaalzone; - verhogen van de intermodaliteit; - betrokkenheid van de bevolking verhogen door de 3’-ties’ (informatie, sensibilisatie en educatie); - afstemming van mobiliteitsbeleid op het ruimtelijk beleid.

Deze doelstellingen vormden de basis voor de opmaak van het mobiliteitsplan dat op 25 januari 2012 definitief goedgekeurd werd door de gemeenteraad. In sectie 9 wordt hier dieper op ingegaan.

3.4.3. MILIEUBELEIDSPLAN 2008 – 201310

In 2008 kwam het milieubeleidsplan 2008 – 2013 tot stand als vervolg op het milieubeleidsplan 2003 – 2007. Het bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid in Beersel de komende jaren. Volgende specifieke doelstellingen met een ruimtelijk impact (en eraan gerelateerde maatregelen) worden voorop gesteld: - luchtsamenstelling: o beheersing van de groei van de automobiliteit door middel van ruimtelijke herstructurering; o een selectieve bereikbaarheid met de auto; o de versterking en optimalisering van de alternatieve vervoermiddelen; o een eenduidige wegencategorisering; o het aanbieden van functioneel en openbaar vervoer; o het voorzien in veilige fiets- en voetgangersvoorzieningen. - watersystemen: o nastreven basiskwaliteit in alle waterlopen en viswaterkwaliteit in kanaal, Molenbeek en Hallerbosbeek; o bepalingen voor hemelwater uit Vlarem-II toepassen; o rationeel watergebruik; o behouden grondwatertafel; o beschermen grondwaterkwaliteit; o vermijden nieuwe bodemverontreinigingen. - milieuhinder: o voeren van milieuvergunningenbeleid met het oog op de reductie van luchtemissies. - natuurlijke entiteiten: o behoud en indien mogelijk uitbreiding van natuurentiteiten; o behouden van zowel het tracé als de beplanting van de holle wegen en taluds; o verdere bescherming van KLE’s; o stimuleren tot meer ‘natuur’ in eigen tuin.

10 Libost-Groep nv, Milieubeleidsplan 2008-2013.

Gemeente Beersel 32 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

3.4.4. EROSIEBESTRIJDINGSPLAN (2008)

Door zijn sterke hellingen en het landbouwgebruik op relatief grote oppervlakten is het grondgebied van Beersel erg gevoelig voor erosie. De gemeente wenst er dan ook werk van te maken om de problemen die erosie met zich meebrengt zo veel mogelijk te voorkomen. Sinds januari 2008 beschikt Beersel over een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan. Dit plan beschrijft de potentieel erosiegevoelige gebieden in Beersel en bevat doelgerichte acties inzake erosiebestrijding op basis van actuele knelpunten. Dit is een eerste belangrijke stap om de erosieproblemen aan te pakken. Momenteel wordt er gewerkt aan het realiseren van erosiebestrijdingswerken.

3.4.5. SPORTBELEIDSPLAN 2008-2013

In 2007 werd het sportbeleidsplan 2008-2013 voor de gemeente Beersel goedgekeurd door de gemeenteraad. Hierin werd o.a. een meerjarenplan voor de sportinfrastructuur van de gemeente uitgewerkt. De sportdienst wenst het gebruik van de gemeentelijke sportinfrastructuur te stimuleren en de gemeente zal jaarlijks investeren in de gebruikskwaliteit van de gemeentelijke sportinfrastructuur. Momenteel werkt de gemeente aan een aanvulling op deze beleidsnota onder de vorm van een impulsnota voor de periode 2011-2013. Deze impulsnota stelt dat een aantal operationele doelen uit het sportbeleidsplan een erg ruime maar tegelijk samenhangende problematiek schetsen. Om tot een realisatie ervan te komen is er nood aan een totaalvisie, een gecoördineerde aanpak en financiële inspanningen. De gemeente wil dit concretiseren in een masterplan buitensportaccomodatie met volgende perspectieven: - buitensportinfrastructuur optimaliseren; - een plaats garanderen voor zowel het competitief als het recreatief sporten; - verbeteren van het onderhoud en de veiligheidssituatie; - beheersen van de financiële inspanningen; - Beersel een grotere uitstraling geven als sportieve gemeente.

Deze perspectieven kan de gemeente niet in elke deelgemeente op dezelfde manier realiseren. Vanuit een breed gedragen visie zullen daarom keuzes gemaakt worden: - een hoofdinfrastructuur voor buitensport wordt uitgebouwd op een centrale plaats (te Lot), hier zal de bestaande infrastructuur worden geoptimaliseerd en uitgebouwd; - de lokale bestaande infrastructuur wordt gerationaliseerd; - per deelgemeente blijft een basisstructuur voorzien en onderhouden, zowel voor recreatief als competitief sporten; - laagdrempelige multifunctionele en recreatieve infrastructuur is aanwezig in elke deelgemeente; - gemeente Beersel zal het initiatief nemen voor een hechtere samenwerking tussen de bestaande clubs zodat de infrastructuur optimaal wordt gebruikt.

Concreet worden volgende beleidsopties voor de sportinfrastructuur voorop gesteld: - Vogelenzang Lot wordt uigebouwd tot hoofdinfrastructuur: o aanleg kunstgrasveld (zwembad wordt afgebroken en tennisvelden verdwijnen); o aanleg bijkomend voetbalveld; o aanleg tribune met kantine en kleedkamers; o realisatie bijkomende parkeermogelijkheden. - zone ‘Meent’ te Alsemberg wordt verlaten: de kleedkamers krijgen een andere bestemming en een groene recreatieve zone wordt gerealiseerd (multifunctioneel veldje, buitenfitness, petanqueveld); - zone ‘Kroningsplein’ te Alsemberg blijft behouden (behoud voetbalveld, verbeteren en energievriendelijker maken van kleedkamers); - Beersel: o voetbalveld kant Grote Baan verdwijnt en wordt bouwzone (opbrengst dient voor uitbouw hoofdinfrastructuur); o één voetbalveld blijft behouden; o recreatieve zone met multifunctioneel veldje. - Dworp: o behoud hoofdveld en accommodatie; o wenselijkheid B-veld onderzoeken; o herstel recreatieve veld; o onderzoek aanleg recreatief multifunctioneel veldje in Dworp centrum (domein Hof ter Els). - Huizingen: o behoud hoofdveld, B-veld en accommodatie;

Gemeente Beersel 33 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

o aanleg bijkomende veldjes jeugd.

3.5. Overige relevante studies en plannen

3.5.1. MOBILITEITSGERELATEERDE PLANNEN EN STUDIES

De verkeersdruk in het Brussels hoofdstedelijk gewest en bij uitbreiding in heel Vlaams-Brabant is zeer hoog en blijft verder toenemen. Om hier een antwoord op te bieden zijn er heel wat planningsinitiatieven genomen die eveneens hun repercussies hebben voor het grondgebied Beersel. De voornaamste plannen zullen hier kort besproken worden.

3.5.1.1. RegioNet Brabant-Brussel (BB-Net)

Kaart I 11: Mobiliteitsgerelateerde plannen en studies

Alle studies voor een verbeterd openbaar vervoersconcept in de regio van 30 km rond Brussel werden in 2002 tot een coherent geheel geïntegreerd: het Regionet Brabant-Brussel. Dit strategisch plan duidt de acties en investeringen aan die de komende 10 tot 15 jaar vereist zullen zijn voor een goed openbaar vervoer in Vlaams- Brabant. Terwijl het GEN (Gewestelijk Expresnet) een radiale gerichtheid op Brussel kent, legt het BB-Net meer de nadruk op tangentiële verbindingen binnen de provincie Vlaams-Brabant.

Voor Beersel zijn volgende treinverbindingen geselecteerd: S3: Halle – / S6: Halle – Leuven S7: Ath/Soignies – Dendermonde Voor Beersel is volgende snelbusexploitatie geselecteerd: S17 Halle – Leuven S26: Halle – Brussel (te onderzoeken)

3.5.1.2. Voorstadsnet Brussel – Gewestelijk Express Net

Kaart I 11: Mobiliteitsgerelateerde plannen en studies

Het GEN (Gewestelijk Express Net) is een project ter realisatie van een voorstadsnet op de spoorlijnen rond Brussel om zo te voorzien in snellere en frequentere spoorverbindingen in een straal van ongeveer 30 km rond Brussel. In 2004 nam de NMBS de eerste stappen ter realisatie van dit project met een vooropgestelde realisatie en volledige ingebruikname in 2012. Op het grondgebied van Beersel situeren zich twee spoorlijnen die onderdeel zullen uitmaken van dit GEN. Concreet gaat het om volgende verbindingen: - 6 – ’s Gravenbakel – Dendermonde (lijn 96); - 4 – Geraardsbergen – Mechelen (lijn 96); - 7 – Halle – Vilvoorde (lijn 26).

3.5.1.3. Mobiliteitsvisie 2020 – Vlaams-Brabant in beweging

Kaart I 11: Mobiliteitsgerelateerde plannen en studies

Met zijn mobiliteitsvisie 2020, concreet Vlaams-Brabant in beweging voor de provincie Vlaams-Brabant, wenst de De Lijn in te zetten op de verzoening van mobiliteit met leefbaarheid en duurzaamheid. Hiertoe wordt de uitbreiding van het openbaar vervoersnet complementair aan het GEN voorop gesteld. In de realisatie hiervan worden drie fasen onderscheiden (fase A: nu – 2020; fase B: 2020 – 2025; fase C: 2025 – 2030). Op het grondgebied van Beersel worden volgende verbindingen geselecteerd: - Halle – Sint-Genesius-Rode: hoofdas busnetwerk: ontsluitende streeklijn + verbindend busvervoer; - Halle – Zuun: hoofdas busnetwerk: ontsluitende streeklijn; - Zuun – Sint-Genesius-Rode: regionale tram (fase B) – hoofdas busnetwerk (fase A). Het nemen van doorstromingsmaatregelen worden vooropgesteld voor de intocht van Sint-Genesius-Rode.

3.5.1.4. Iris II – plan

In 1998 kwam het Gewestelijk Mobiliteitsplan voor Brussel, het zogenaamde Iris – plan, tot stand. Iris II is een update van dit plan en werd op 9 september 2010 goedgekeurd door de Brusselse regering. Dit plan vormt een strategisch mobiliteitsplan waarin de krijtlijnen worden uitgezet voor een beleid op langere termijn (2015 – 2020). Momenteel wordt er een versie met kaarten en illustraties aangemaakt. Het Iris II - plan stelt als doel om: - de actieve vervoerswijzen te bevorderen; - het openbaar vervoer aantrekkelijk te maken;

Gemeente Beersel 34 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- een gerationaliseerd, gespecialiseerd en beveiligd wegennet ontwikkelen; - een rationeel gebruik van de wagen aanmoedigen; - een gecoördineerd en regulerend parkeerbeleid toepassen; - mobiliteit en ruimtelijke ordening op elkaar afstemmen; - beheer en informatie rond mobiliteit; - de logistiek en de verdeling van de goederen verbeteren; - de “governance” verbeteren om de Iris-doelstellingen te waarborgen.

3.5.1.5. Streefbeeldstudie N6

Kaart I 11: Mobiliteitsgerelateerde plannen en studies

Het traject van de N6 - Bergensesteenweg legt de westelijke grens van Beersel met Sint-Pieters-Leeuw gedeeltelijk vast (noordwestelijke uitloper). Deze weg heeft een bovenlokale verbindingsfunctie, werkt verzamelend voor de gemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Halle en Beersel door de aanwezigheid van een kleinhandelslint en functioneert als sluiproute voor de R0. Hiernaast loopt een belangrijke openbare vervoersroute langs de N6 terwijl fietsverkeer er maar weinig wordt aangetroffen. De Alsembergsesteenweg verbindt de N6 naar het hogere wegennet en er wordt een toenemende industriële en commerciële activiteit waargenomen.

De streefbeeldstudie N6 (opgestart in 2004) geeft de aanzet voor de herinrichting van deze belangrijke verbindingsweg tussen Brussel en Halle en de uitbouw ervan als een secundaire weg type III. De visie voor segment 2, het deel tussen de E. Vandersteenenstraat (Sint-Pieters-Leeuw)/Grensstraat (Beersel) en de Uylenbroekstraat – Lariellestraat (Halle), is bepalend voor Beersel. Voor de herinrichting worden volgende concepten gehanteerd: - belangrijke verbindende functie op bovenlokaal niveau, afbouwen verbindende functie op gewestelijk niveau; - bevorderen doorstroming openbaar vervoer en langzaam verkeer; - weren vrachtverkeer en zo snel mogelijk afleiden naar het hoger weggennet; - bufferzone voor filevorming; - open ruimte corridor en vensters op het landschap.

3.5.2. STRATEGISCH BELEIDSPLAN VOOR HET KANAAL NAAR CHARLEROI (2003)

Kaart I 11: Mobiliteitsgerelateerde plannen en studies

Het plan uit 2003 (in opdracht van het agentschap Waterwegen en Zeekanaal nv, NV Zeekanaal) ontwikkelt een langetermijnvisie (tot 2020) voor het optimale ruimtelijk-economisch gebruik van het kanaal en de aanpalende watergebonden gronden. Het beleidsplan stelt volgende doelstellingen voorop: - optimaal ruimtelijk-economische gebruik van de waterweg en de omgeving; - bevorderen van het kanaal als vervoersas van interregionaal niveau; - realiseren van een duidelijke meerwaarde van het kanaal voor de regio; - bijdragen aan de ontwikkeling van de gemeenten Drogenbos, Sint-Pieters-Leeuw, Beersel en Halle; - versterken van ruimtelijk-economische samenhang in een versnipperd en deels verouderd gebied; - bijdragen tot een betere mobiliteit; - versterken van de landschappelijke, de natuurlijke en de recreatieve structuur; - verhogen van de kwaliteit van de leef- en werkomgeving; - in stand houden van de waterafvoerende functie.

Deze doelstellingen worden vertaald in drie beleidslijnen. Deze beleidslijnen worden ook voor Beersel met concrete opties en acties ingevuld.

Het kanaal als interregionale vervoersas binnen een veelzijdig economisch concentratiegebied:

In deze context komt een zone ten noorden van Lot (gelet op de bestaande wegontsluiting, de geldende gebiedsbestemmingen en beschikbare onbebouwde percelen) in aanmerking voor de realisatie van een regionaal overslagcentrum (ROC)11. De uitbouw van de vervoersfunctie wordt verder ondersteund door de realisatie van

11 Voor dezelfde functie komen ook de locaties Zenneveld, Lembeek-Noord en de Siporex-site in aanmerking. Zenneveld (nog 7,5 ha beschikbaar) is recent herbestemd als watergebonden bedrijventerrein. Voor dit terrein moet echter gezocht worden naar alternatieve ontsluitingsmogelijkheden. Lembeek-Noord wordt als minder geschikt beschouwd. De Siporex-site en de site ten noorden van Lot worden omwille van de betere ruimtelijke mogelijkheden op terreinniveau als meer geschikt beschouwd.

Gemeente Beersel 35 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel voorzieningen voor schippers zoals rustplaatsen en afvalinzamelingspunten. Deze mogelijkheden worden ook voor Lot onderzocht.

Het kanaal als pleisterplaats voor innovatie:

Naast de uitbouw van Halle als toeristisch-recreatief knooppunt bij het kanaal, wordt in Beersel een secundair knooppunt uitgewerkt.

Het kanaal als landschappelijke en natuurlijke schakel:

Het tracé van het kanaal hangt nauw samen met de Zennevallei. Hierdoor ligt de kanaalzone nabij of zelfs doorheen belangrijke natuurlijke en landschappelijke structuren. De waterweg kan op enkele plekken bijdragen tot een sterkere open ruimtestructuur. Ook moet het kanaal zijn functie in de regionale waterhuishouding blijvend vervullen. Ter hoogte van de Lotbeek, Labbeek en de Rodebeek, waar reeds andere natuurentiteiten aanwezig zijn, kan meer aandacht worden besteed aan natuurontwikkeling en -beheer. Hier moeten de uitbouw van natuurvriendelijke oevers en waterfrontontwikkeling extra aandacht krijgen.

3.5.3. STRATEGISCH BELEIDSPLAN TOERISME EN RECREATIE – GROENE GORDEL 2008 - 2013

In 2003 maakte Toerisme Vlaams-Brabant het strategisch beleidsplan toerisme en recreatie voor de Groen Gordel voor de periode 2003 – 2007. Ondertussen werd een vervolg op en een actualisatie van dit strategisch beleidsplan gemaakt voor de periode 2008 – 2013. De Groene Gordel wordt opgedeeld in drie deelregio’s en Beersel situeert zich in de deelregio Pajottenland en Zennevallei.

Met het provinciedomein van Huizingen, het kasteel van Beersel, de Herisemmolen in Alsemberg, de pastorie van Dworp, het Hanenbos, het natuurgebied Steenputbeek, de Herman Teirlinckroute, het Herman Teirlinckmuseum… beschikt Beersel over enkele sterke toeristische attracties. Hiernaast verschaft het aangename landschap, het cultuurhistorisch erfgoed, de grote oppervlakten aan toegankelijk gebied voor recreatief wandelen, en het ondersteunende logiesaanbod een sterke bijkomende troef. Beersel wordt dan ook geselecteerd als een toeristisch-recreatief knooppunt.

Voor de periode 2008 – 2013 worden 13 strategische doelstellingen met eraan gerelateerde concrete acties vooropgesteld: - verhogen van de naambekendheid van de Groene Gordel; - verder ontwikkelen openluchtrecreatief basisaanbod; - antwoord bieden op de stijgende vraag naar authenticiteit, wellnesstoerisme en avontuur; - ondersteunen kleine en middelgrote attracties en de uitbouw van nieuwe attracties stimuleren; - ondersteunen maximale invulling van eigen kwaliteitsvolle logiesinfrastructuur; - uitwaaieren van de zakentoerisme-dynamiek rond Brussel en de economische knooppunten over de hele Groene Gordel met respect voor de eigenheid van de regio; - optimaliseren onthaalstructuur en kwaliteit van dienstverlening blijvend verbeteren; - verbeteren externe en interne mobiliteit; - band met de Vlaams, Belgische en Europese hoofdstad Brussel en met de provinciehoofdstad Leuven als belangrijk element in de toeristische ontwikkeling van de Groene Gordel op een gestructureerde manier aanhalen; - ontwikkelen van een specifieke werking naar de grote groep expats; - samenwerken van alle toeristische actoren in de uitbouw van de regio; - publieke en private actoren dienen de nodige budgetten vrij te maken en externe middelen aan te trekken voor investeringen in de toeristisch-recreatieve ontwikkelingen; - Toerisme Vlaams-Brabant verzamelt in samenwerking met partners een aantal basisgegevens ter voorbereiding en evaluatie van het beleid inzake toerisme en recreatie.

3.5.4. FUNCTIONEEL EN RECREATIEF FIETSROUTENETWERK PROVINCIE VLAAMS-BRABANT

Kaart I 11: Mobiliteitsgerelateerde plannen en studies

Op 04/06/2002 keurde de provincie Vlaams Brabant het ontwerp voor het functioneel en recreatief fietsroutenetwerk voor de provincie goed. Anno 2004, 2007 en 2009 werden bijkomend een reeks wijzigingen goedgekeurd. Het functioneel netwerk verbindt kernen en attractiepolen voornamelijk gericht op de afwikkeling van woon-werk, woon-school en woon-winkelverkeer. Het gaat om een gewenst netwerk dat momenteel niet bewegwijzerd is en waar nog niet overal veilig gefietst kan worden. De provincie wenst dit netwerk zo snel

Gemeente Beersel 36 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel mogelijk veilig te maken voor fietsers (gemeenten worden gestimuleerd om nieuwe fietspaden aan te leggen op dit netwerk). Het recreatief netwerk wordt gebruikt als basis voor de opmaak van het recreatief knooppuntennetwerk en verbindt bepaalde steden, belangrijke attractiepolen of landschappelijke entiteiten. Het wordt bewegwijzerd en gepromoot door toerisme Vlaams-Brabant vzw.

3.5.5. HERSTELPLAN TRAGE WEGEN IN BEERSEL

In april 2008 sloot de gemeente Beersel een overeenkomst af met vzw Trage Wegen, het Regionaal Landschap Zenne, Zuun en Zoniën, lokale gebruikers en bewoners om een lokaal herstel- en ontwikkelingsplan uit te werken rond ‘trage wegen’. Er werd gestart met een pilootproject rond “Meigemheide en omgeving”. Binnen dit gebied werden alle trage wegen bezocht, beschreven en in kaart gebracht (zie kaart). In 2009 werd samen met de lokale bevolking, vereniging, landbouwers, … nagedacht over de toekomst van de trage wegen. Vanuit deze werkzaamheden worden dan aanbevelingen geformuleerd om de trage wegen te herwaarderen. Het pilootproject “Meigemheide en omgeving” zal functioneren als leerproces en voorbeeld voor de aanpak van de andere trage wegen in Beersel.

3.5.6. LANDSCHAPSATLAS

Kaart I 12: Ankerplaatsen, relictzones, punt- en lijnrelicten en traditionele landschappen

In de periode 1996-2000 is de Afdeling Monumenten en Landschappen gestart met het opstellen van provinciale landschapsatlassen. Die werden in 2001 samengevoegd en herwerkt tot één landschapsatlas voor Vlaanderen. In de periode 2005 – 2006 werd deze geactualiseerd door het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE). De landschapsatlas is een inventaris van waardevolle landschappen in Vlaanderen. Het gaat om gebieden waar de historisch gegroeide landschapsstructuur tot op vandaag herkenbaar gebleven is en ze worden aangeduid als relicten van traditionele landschappen. De landschapsatlas bestrijkt het volledige Vlaamse grondgebied met uitzondering van de stedelijke kernen en de dicht bebouwde agglomeraties. De inventarissen die relevant zijn voor Beersel zullen besproken worden in sectie 6.4.1.2 bij de bespreking van de landschappelijke structuur.

3.5.7. LANDINRICHTINGSPROJECT LAND VAN TEIRLINCK (MEIGEMHEIDE) figuur 10: Situering Landinrichtingsproject Land van Teirlinck (Bron: Landinrichtingsproject Land van Teirlinck – ontwerp planprogramma, VLM)

Het landinrichtingsproject Land van Teirlinck12 (voorheen Meigemheide) is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Beersel en Linkebeek en behelst zo’n 3460 ha. Het project wordt gerealiseerd onder leiding van de VLM en met als partners de gemeente Beersel, het Agentschap Natuur en Bos en Natuurpunt Beersel. Het doel van dit project is een duurzame inrichting van de open ruimte in het gebied realiseren waardoor het authentieke karakter van de streek behouden blijft, versterkt wordt en gegarandeerd blijft voor de verdere toekomst. Op 27 mei 2009 werd het mandaat voor de opmaak van een planprogramma voor landinrichting gegeven waar ondertussen een ontwerp voor is uitgewerkt dat vanaf 2010 wordt uitgevoerd. Op 2 december 2011 werd de

12 Landinrichtingsproject Land van Teirlinck – ontwerp planprogramma, VLM

Gemeente Beersel 37 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel benoeming van de leden van de planbegeleidingsgroep vastgelegd in een ministrieel besluit. Een verdere bespreking volgt in de bestaande open ruimtestructuur.

3.5.8. INVENTARIS VAN HET BOUWKUNDIG ERFGOED

In de inventaris van het bouwkundig erfgoed worden gebouwen opgenomen die omwille van hun historische, artistieke, industrieel-archeologische, volkskundige, wetenschappelijke of algemeen socio-culturele waarde de moeite waard zijn om te beschermen en te behouden. De criteria hiervoor zijn ingebed in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten. In de inventaris wordt er een onderscheid gemaakt tussen relicten en gehelen. Relicten zijn individuele gebouwen of gebouwencomplexen en onder gehelen worden ruimere clusters van bouwkundig erfgoed opgenomen. Op het grondgebied van de gemeente Beersel werden er in totaal 49 gebouwen of gebouwencomplexen opgenomen als relict en 10 clusters van bouwkundig erfgoed als geheel.

Op 14 september 2009 werd de vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed goedgekeurd. Dit zorgt ervoor dat er voor het eerst een eenduidige en overzichtelijke lijst bepaald is van het bouwkundig patrimonium in Vlaanderen. Opname in de lijst betekent dat het erfgoed geniet van een vorm van vrijwaring voor de toekomst. Deze vrijwaring verschilt echter sterk van een bescherming als monument, waarvoor de juridische bepalingen uit het monumentendecreet gelden. Binnen het huidig wetgevend kader is er geen vergunning, toestemming of advies nodig van Ruimte en Erfgoed voor werken, handelingen en wijzigingen aan constructies opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Voor het wijzigen van de functie van een zonevreemd goed is de vergunningverlener echter wel verplicht om advies te vragen aan Ruimte en Erfgoed indien het goed is opgenomen in de vastgelegde inventaris van het bouwkundig erfgoed. Voor een goede omgang met het gebouwd patrimonium wordt wel aanbevolen om (ook wanneer de wet het niet verplicht) steeds aanvullende informatie en vrijblijvende adviezen te verwerven bij de diensten voor Ruimte en Erfgoed.

Bovendien gelden binnen het onroerend erfgoedbeleid, stedenbouwkundig, woon- en energieprestatiebeleid een aantal uitzonderingsmaatregelen ten gunste van gebouwen uit de vastgestelde inventaris, met als doel die zoveel mogelijk te vrijwaren: - een stedenbouwkundige vergunning voor het slopen van als bouwkundig erfgoed geïnventariseerde constructies kan slechts worden afgeleverd na een algemene onroerenderfgoedtoets13; - een stedenbouwkundige vergunning is altijd vereist voor het plaatsen van fotovoltaïsche zonnepanelen en/of zonneboilers op of de afbraak van gebouwen die zijn opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed14; - er zijn functiewijzigingen mogelijk voor gebouwen gelegen buiten de geëigende bestemmingszone en vastgesteld in de inventaris van het bouwkundig erfgoed15; - er worden in dit decreet vrijstellingen of afwijkingen op de EPB-eisen voorzien voor gebouwen opgenomen in een vastgestelde inventaris16; - de ‘80%-regel’ geldt niet voor gebouwen die opgenomen zijn in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed17.

3.6. Relevante geplande projecten

Beersel levert de laatste decennia sterke inspanningen ter verbetering van zijn ruimtelijke structuur. Zware investeringen in de socio-culturele en economische structuur hebben tot de realisatie van verschillende projecten geleid. Daarnaast geeft de gemeente ook veel aandacht aan haar open ruimtestructuur. Recent heeft de gemeente zich geëngageerd in het project “Land van Teirlinck”, een project dat het gehele grondgebied van de

13 Decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpgsgezichten. 14 Besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is. 15 Besluit van de Vlaamse regering van 28 november 2003 tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen. 16 Het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG- decreet. 17 Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoning en de daaraan verbonden werkingskosten.

Gemeente Beersel 38 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel gemeente bevat. Dit project zal de nodige impact hebben op de verdere ontwikkeling van de open ruimte. Dit project wordt behandeld bij de open ruimtestructuur.

Verder zijn volgende strategische projecten lopende of gepland: - herwaardering van de Catala-site: uitvoering van het masterplan tot reconversie van de leegstaande site en optimalisatie van het ruimtegebruik voor polyvalente bedrijvigheid; - Cartonnex-site (Wolfabriek): omvorming van bedrijfssite naar woonproject; - diverse sociale huisvestingsprojecten waaronder de reconversie van de rijkswachtkazerne te Lot en het project Ten Broek in Dworp…; - uitvoering van het flankerend beleid zoals voorzien in het VSGB met inbegrip van het mobiliteitsgedeelte van het VSGB waarin nieuwe ontsluitingswegen te Lot worden voorzien; - strategisch project ‘Zuurstof voor de Zennevallei’: dit project werd gezamenlijk door Beersel, Sint-Pieters- Leeuw, Drogenbos en Halle ingediend en heeft tot doel om een aaneengesloten open ruimtenetwerk te creëren in de Zennevallei waarbij een versterking van de natuur- en landschapskwaliteiten, familiale landbouw en recreatief medegebruik een meerwaarde kunnen bieden voor het wonen en werken in de zuidelijke Zennevallei.

Verder wenst de gemeente een aantal bedrijvenzones ingebed in woonweefsel te herbestemmen voor wonen. Deze projecten worden behandeld bij de economische structuur en de nederzettingsstructuur.

Gemeente Beersel 39 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

4. Bestaande ruimtelijk structuur op macroniveau

Kaart I 13: Bestaande ruimtelijke structuur op macroniveau

Ruimtelijke entiteiten eindigen niet noodzakelijk aan de grens van de gemeente. Daarom worden ze gelegen in de ruimere regio (macroniveau). De aanwezigheid en de impact van structuurbepalende elementen op dit niveau bepaalt mee de positie van de gemeente in haar ruimere context.

4.1. Open ruimtestructuur

Beersel bevindt zich in de zandleem- en leemstreek van het Vlaamse heuvelland18. Dit landschapstype wordt gevormd door open ruggen met weidse zichten en gesloten beekdepressies. Beersel behoort tot de zuidelijke Brabantse Leemstreek. In het noordwesten vormt de Zenne de scheiding met het Pajottenland. De Brabantse Leemstreek vertoont een golvend tot sterk golvend reliëf. De leemplateaus zijn uitgestrekter dan in het Pajottenland. Ze zijn open en hoofdzakelijk agrarisch. Gaat men meer oostwaarts, dan zijn ze volledig bebost (Zoniën). In het noordoosten sluit de Brabantse Leemstreek aan bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar de bewoning meer geconcentreerd is en gekenmerkt wordt door een toenemende verstedelijking (vb. Drogenbos, Linkebeek). De zuidelijke grens vormt als het ware een inbedding in het Hallerbos en Triage des Sept Fontaines.

Het industriegebied bij het Kanaal Brussel-Charleroi en de autosnelweg R0 vormen de belangrijkste grenzen van de open ruimte. Het Land van Dworp wordt beschouwd als onderdeel van de Brabantse Ardennen. Het wordt gestructureerd door een golvende topografie, met valleien, afwisselende boscomplexen (met hoogstammige bomen) en verstedelijkt weefsel. De open ruimte is sterk versnipperd, onregelmatig en sterk verschillend qua omvang. Er is een complexe verweving van open ruimten en bebouwing, waarbij de bebouwing dikwijls ruimtebegrenzend is. De bossen zijn geïsoleerd en zijn niet ruimtebepalend. Het landschap is bezaaid met talrijke kleine landschapselementen.

4.2. Nederzettingsstructuur

Vertrekkend vanuit Brussel naar de periferie is een afnemende gradiënt in de bebouwingsdichtheden waarneembaar. Ook de infrastructuurbundel in de zuidelijke Zennevallei heeft een merkbare verdichting van de nederzettingsstructuur veroorzaakt. Dit is duidelijk merkbaar voor Lot en Huizingen. De andere dorpskernen (Beersel, Dworp, Alsemberg) liggen eerder ingebed in de open ruimte of worden omgeven door verspreide bebouwing.

4.3. Economische structuur

Het nabijgelegen Brussels Hoofdstedelijk Gewest biedt een hoog percentage van de tewerkstelling aan. Binnen Beersel zijn de belangrijke tewerkstellingszones gelegen in de zone bij het Kanaal Brussel-Charleroi, de Zenne en langsheen spoorlijn 96. Dit gebied, strekkend van Huizingen tot Sint-Pieters-Leeuw, kent een rijk industrieel verleden. In Alsemberg treft men een concentratie van kmo's en dienstverlenende bedrijven aan.

4.4. Lijninfrastructuren

Radiaalgerichtheid

De radiale focus naar Brussel van alle bovenlokale lijninfrastructuren springt in het oog. Zowel de historische ‘steenwegen’ (N6), spoorweginfrastructuur, het kanaal van Brussel-Charleroi als de moderne autosnelwegen (E19) volgen dit patroon. Ter hoogte van Beersel – bij de aanvang van de westelijke ring rond Brussel – leidt dit radiaal patroon tot een hoge verkeersverzadiging van de weginfrastructuren.

18 M. Antrop, Het landschap meervoudig bekeken, Antwerpen, 1989

Gemeente Beersel 40 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Ringstructuur

Een volledige ringstructuur rond Brussel, die zou kunnen leiden tot een betere ontlasting van de autowegen ten zuiden van de hoofdstad, is nooit uitgevoerd. Hierdoor vormen de open ruimtestructuren op de grens tussen Drogenbos en Beersel tot vandaag een belangrijk parelsnoer rond Brussel. Meer zuidelijk, ter hoogte van Ittre, maakt de aansluiting tussen de oostelijke ring en de E19 het wel mogelijk om een ruime ring rond Brussel te rijden.

Publiek transport

Lot heeft een station op het traject van spoorlijn 96 (Brussel–Halle–Charleroi). Huizingen en Beersel hebben een station op lijn 26 (Halle–Vilvoorde–Mechelen).

Gemeente Beersel 41 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

5. Bestaande ruimtelijke structuur op mesoniveau

5.1. Historische analyse

Kaart I 14: Historische analyse van Beersel

De boeiende evolutie die het landschap van Beersel in al zijn samenstellende elementen heeft doorgemaakt is vrij gedetailleerd af te lezen van kaarten. Het kaartmateriaal, te beginnen bij de kaart van Ferraris, laat toe deze evolutie te analyseren naar een aantal verschillende factoren.

Tweede helft van de 18de eeuw (Ferraris 1777 – 1778)

De ruimtelijke structuur van Beersel was in de tweede helft van de 18de eeuw nog sterk gebaseerd op het natuurlijke systeem. Het grondgebied werd overheerst door open landbouwgebieden doorsneden door beekvalleien met een gesloten karakter. Er kwamen eveneens uitgebreide bosopstanden voor waarbij toen al de concentratie bos ten oosten van Beersel, ten noorden van Alsemberg en ten oosten van Huizingen het meest opvielen. Het toenmalige open landschap in de asymmetrische Zennevallei kan in twee, direct aan de topografie gekoppelde, zones opgesplitst worden. Enerzijds waren er de moerassige weiden ter hoogte van Beersel en Lot. De opdeling in kleine percelen door middel van populieren en wilgenrijen gaf aan het landschap het typische uitzicht met min of meer transparante schermen. Net buiten deze zones van moerassige weiden waren boomgaarden terug te vinden. Zo zag het deel van Lot tussen de Zenne en de Bergensesteenweg eruit als één grote boomgaard.

De concentraties aan bebouwing waren zeer kleinschalig en situeerden zich in Alsemberg, Dworp, Huizingen en Beersel. Rond het kanaal en in Lot is de bebouwing iets uitgebreider aanwezig. Uit deze concentraties van bebouwing evolueerden de huidige woonkernen te Beersel.

De belangrijkste aanwezige infrastructuur in deze tijd betrof de "Chaussée D'alsembergh". Deze is afwijkend van het fijnmazig net van wegen en voetwegen en loopt als een strakke lijn door het landschap langs weerszijden beplant met hoogstammige bomen. Vanuit Brussel, via St. Gillis, Ukkel en het gehucht Calevoet loopt de Alsembergsesteenweg tot in het centrum van Alsemberg.

Tweede helft van de 19de eeuw (Vandermaelen 1859)

In de loop van de 19de eeuw verliest het landschap langzaamaan zijn leesbaarheid en hierbij ook het inzicht in zijn ooit logische verschijningsvorm. De aanzet tot deze evolutie is de aanleg van de eerste grote infrastructuren: kanaal en spoorwegen. Hierdoor wordt enerzijds het bestaande landschap (vorm en begroeiing) grondig gewijzigd en anderzijds worden ze aantrekkingspolen voor andere infrastructuren. De ontwikkeling van industrie in de nabijheid van kanaal Brussel-Charleroi en spoor te Lot was hierbij zeer bepalend en zorgt er voor ingrijpende veranderingen. Naast visuele wijzigingen in het landschap wijzigt de bestaande toestand ook ecologisch en functioneel.

Eens buiten de Zennevallei, in het Brabantse Plateau, wordt het beeld nog steeds bepaald door akkergebied, onderbroken door belangrijke bosopstanden. De uitlopers van het Zoniënwoud reikten nog tot tegen de kern van Alsemberg en namen ook het zuidelijk deel van Dworp in.

De kaart van Vandermaelen toont het nieuwe tracé van de steenweg die Huizingen, Dworp en Alsemberg verbindt.

Eerste helft van de 20ste eeuw (NGI +/- 1937)

De kaart van het Militair Geografisch Instituut toont ons de verdere opdeling van het grondgebied door de aanleg van een tweede spoorlijn die zich door Lot en Beersel slingert. Hierdoor wordt het grondgebied Lot voor een tweede keer opgedeeld en krijgt ook Beersel zijn deel. Zowel aan bos- als akkergebieden werd grondig geknaagd en dit vooral door bouwactiviteiten. Toch was Beersel nog een overwegend landelijke gemeente met grote oppervlakten onder bosbestanden en onder agrarisch gebruik.

Gemeente Beersel 42 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Tweede helft van de 20ste eeuw

De aanleg van de E19 Brussel-Parijs doorsnijdt het grondgebied van de gemeente Beersel nogmaals en Lot ligt nu in 4 stukken verspreid. De talrijke infrastructuren zijn niet alleen fysische barrières maar door de talrijke ophogingen zijn eveneens de visuele relaties onherroepelijk geschonden.

De spectaculaire expansie van de bebouwde oppervlakte situeert zich grosso modo tussen 1960 en 1977. Zo zijn er grote concentraties bebouwing bijgekomen op het grondgebied van Lot en Beersel en ook Alsemberg kende grootschalige verkavelingen. De open ruimte is hierdoor sterk gehypothekeerd en bos en agrarisch gebied ging verloren. Bovendien werd er bij de inrichting van deze bebouwing weinig respect betoond voor het oorspronkelijke landschapsbeeld.

De uitgebreide bosbestanden zijn teruggedrongen op de heuvelruggen en de belangrijkste restanten zijn nu nog centraal in Beersel, in het noorden op de grens met Linkebeek en in het zuiden in Dworp op de grens met Halle terug te vinden. In een aantal gebieden werd de openheid behouden. Het gaat om een gedeelte van de Zennevallei en het hoger gelegen centrum van de gemeente. Deze bieden vooralsnog de nodige ademruimte gekoppeld aan prachtige vergezichten.

5.2. Beersel op mesoniveau

Kaart I 15: Bestaande ruimtelijke structuur op mesoniveau

5.2.1. OPEN RUIMTESTRUCTUUR

De open ruimte in Beersel bestaat uit samenhangende agrarische gebieden, boscomplexen en beekvalleien. Het industriegebied bij het kanaal Brussel-Charleroi en de autosnelweg R0 vormen de belangrijkste grenzen van de open ruimte. De agrarische gebieden komen vooral voor in het centrale en het oostelijke en zuidelijke deel van de gemeente. Het centrale agrarische gebied wordt enkel doorsneden door talrijke holle wegen terwijl het agrarisch gebied in het zuiden en het oosten een meer versnipperd karakter kent door de aanwezigheid van (lint)bebouwing. Meigemheide, Elsemheide, Hoogveld en Dwersbos en de plateaus nabij Krabbos en Grootheide/Vroenenbos vormen open gebieden met belangrijke akkers. De groene ruimten en landbouwgebieden worden steeds meer versneden door infrastructuren. Deze infrastructuren zoals het kanaal Brussel-Charleroi, de spoorlijnen en de E19 vormen belangrijke barrières in de ruimtelijke structuur.

De beekvalleien worden hoofdzakelijk gevormd door de Zenne, de Molenbeek en hun zijbeken (Zevenborrebeek, Kesterbeek…). De Zennevallei is een brede en vlakke vallei die wordt gestructureerd door de meanderende rivier. In het zuiden, tussen Huizingen en Lot, is de ruimte voor de beek teruggedrongen tot haar (gekanaliseerde) bedding. Meer naar het noorden, tussen Lot en Drogenbos, kan de Zenne vrijer meanderen in agrarisch gebied. Parallel aan de Zenne situeert zich het kanaal Brussel-Charleroi die een belangrijk structurerend element in het landschap van Beersel vormt. Ondanks de industriële ontwikkelingen bieden het kanaal, zijn oevers en de aanpalende open ruimte nog steeds potenties voor de uitbouw van een landschappelijke hoofdstructuur. De Molenbeekvallei staat haaks op de Zennevallei en situeert zich in het zuiden van de gemeente waar ze een duidelijke depressie aftekent in het heuvelachtige landschap. De valleistructuur is gesloten tot halfopen en vooral ter hoogte van Dworp dicht bebouwd. De Zevenborrebeek en de Kesterbeek die in de Molenbeek vloeien te Dworp tekenen op de zuidelijke flanken van de Molenbeekvallei een geaccidenteerd reliëf af. Bosfragmenten (Kapittelbos, Kapittelbeekbos, Krabbos,…) en talrijke kleine landschapselementen begeleiden de waterlopen en versterken de geborgenheid van het gesloten tot halfopen heuvellandschap.

Boscomplexen en natuurgebieden concentreren zich enerzijds in de beekvalleien en anderzijds centraal in de gemeente, bij het Provinciaal domein in Huizingen en bij de grenzen met Ukkel en Linkebeek. In de valleien gaat het om gemengd loofbos en populieraanplanten afgewisseld met gras- en hooilanden. Ze bieden vaak waardevol hooghout aangevuld met enkele hoogstamboomgaarden. Het Provinciaal domein in Huizingen, park Gravenhof in Dworp, het Dwersbos, de site Rondenbos en het Frankveld worden gekenmerkt door een samenspel van hooghout en open plekken gekarakteriseerd door gazonpleinen.

Gemeente Beersel 43 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

5.2.2. NEDERZETTINGSSTRUCTUUR

De wegenstructuur en de invloedszone van het Brussels grootstedelijk gebied hebben gezorgd voor een relatief ingewikkeld en dicht nederzettingspatroon. In de Zennevallei resulteerde de aanleg van de spoorlijnen, het kanaal Brussel-Charleroi en later de E19 in versnippering en een expansie van bedrijven en woongebieden. Hierdoor kennen Huizingen en Lot een industrieel karakter. De oorspronkelijke nederzettingen Alsemberg, Beersel en Dworp breidden uit en verdichtten door de aantrekkingskracht van belangrijke verkeersaders, de invloed van het Brussels hoofdstedelijk gewest en regionale industriële groei. Dworp ontsnapte tot voor kort aan deze groei en heeft een zekere landelijkheid bewaard.

Naast de dicht bebouwde zones zijn uitgebreide oppervlakten rond deze woonkernen onder residentieel wonen. Bovendien komt er verspreid in de open ruimte relatief veel bebouwing voor en worden een aantal belangrijke verkeersassen gekenmerkt door lintbebouwing.

Handel, KMO en diensten situeren zich zowel in de kernen van de verschillende deelgemeenten, als langs de hoofdwegenstructuur. Vooral langs de oost-west georiënteerde Alsembergsesteenweg is er sprake van een heterogeen bebouwingslint, waarbij rijwoningen, handelsuitbatingen, horeca en KMO in een soms weinig gestructureerde opeenvolging voorkomen.

5.2.3. ECONOMISCHE STRUCTUUR

Het noordwestelijke deel van de gemeente, en meer bepaald de deelgemeenten Huizingen en Lot, kenmerken zich door industriële vestigingen. Deze industriële bebouwing ligt gesitueerd langsheen het kanaal Brussel– Charleroi en spoorlijn 96. Ze liggen voor het overgrote deel buiten de bestaande woongebieden en kennen een relatief goede ontsluiting. Een aantal oude industrieterreinen vraagt wel om sanering. Langsheen de oost-west georiënteerde Alsembergsesteenweg zijn nog enkele kleine KMO-zones en dienstverlenende bedrijven terug te vinden. De grootste concentratie treft men aan ter hoogte van Alsemberg. Langsheen de Bergensesteenweg is er sprake van baanontwikkeling waar bedrijven, KMO en dienstverlenende bedrijven naast elkaar zijn terug te vinden.

5.2.4. LIJNINFRASTRUCTUUR

De belangrijkste verkeersader die door Beersel loopt is de E19. Parallel hiermee, in de nabijheid van de westelijke gemeentegrens, loopt het kanaal Brussel-Charleroi. Aan dit traject gekoppeld loopt ook spoorlijn 96 Brussel–Halle–Charleroi. Deze infrastructurenbundel met het kanaal, de Zenne, met de spoorweg en de autosnelweg vormt een belangrijke industriële ontwikkelingsas. Een tweede spoorlijn (lijn 26 Halle–Vilvoorde– Mechelen) dwarst de gemeente in noordoost-zuidwestelijke richting om zich net op grondgebied van Halle (station Buizingen) samen te voegen met spoorlijn 96.

Hiernaast vormen de Bergensesteenweg (in het noordwesten van de gemeente) en de Alsembergsesteenweg (in het zuiden en het oosten van de gemeente) belangrijke verkeersinfrastructuren.

Gemeente Beersel 44 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Bestaande ruimtelijke structuur op microniveau – DEELSTRUCTUREN

6. Open ruimtestructuur

Kaart I 16: Bestaande open ruimtestructuur

6.1. Algemeen kader

6.1.1. FYSISCH SYSTEEM

Het fysisch systeem ligt aan de basis van de ruimtelijke structuur van de open ruimte. Het is het geheel van eigenschappen, processen en onderlinge relaties van klimaat, geologie, reliëf, bodem, oppervlakte- en grondwater en lucht19. Vooral de interne samenhang van de elementen van het fysische systeem is erg belangrijk.

6.1.1.1. Geologie

De belangrijkste geologische formaties zijn de horizontale zandige en kleiige tertiaire lagen, die plaatselijk aan de oppervlakte komen. Deze werden gedurende het Kwartair sterk geërodeerd. Onder deze lagen liggen primaire lagen uit het Cambrium. Deze komen binnen Beersel nergens markant aan de oppervlakte.

De zandige lagen van het Tertiair werden sterk geërodeerd tijdens de interglaciale en interstadiale fasen van het Pleistoceen. In het heuvelige gedeelte dagzomen ze nog op grote oppervlakten, ongeveer vanaf de hoogtelijn 70- 80 m. De grote weerstand van deze zanden tegen de erosie bepaalden als dusdanig de heuvelruggen in het uiterste noorden van Alsemberg.

Op dit sterk versneden tertiair oppervlak werd tijdens de laatste ijstijd van het Pleistoceen, leem (löss) afgezet. Door het overheersen van de westenwinden tijdens de afzetting werden de loefzijden (westhellingen) met een dunne leemlaag bedekt. De lijzijden van de ingesneden pleistoceenvallei van de Zenne werd bedekt met een zeer dik lösspakket (tot 20 m) zodat de rivier tussen Lot en Anderlecht enkele kilometers naar het oosten werd gestuwd. Hierdoor werd de oostelijke dalwand aangetast. Tussen Buizingen en Vorst vormde zich een steile dalflank. Deze wordt ondermeer doorbroken door de Meerbeek. In het zuidoosten is het leemdek plaatselijk dun of afwezig, vooral langs de steile hellingen en rond de tertiaire opwelvingen.

Door het verzachten van het klimaat zijn de huidige Zennevallei en de voornaamste beekvalleien tot in het tertiair of het primair substraat uitgediept en ontstonden talrijke secundaire depressies. Het pleistoceen landschap werd door erosie sterk versneden, voornamelijk in het zuidoosten waar smalle en diepe wegen ontstonden. Later, in recentere tijden, werd het bovendeel van het leemdek over grote oppervlakten weggespoeld, vooral na de ontbossing van de streek.

6.1.1.2. Bodem (bovenlaag)

De bodems van de valleigronden omvatten vooral leem, zandleem en kleiig colluvium of alluvium zonder profielontwikkeling. Deze gronden zijn van recente oorsprong daar ze aangevoerd zijn als erosieproducten van de plateau- en hellingsgronden. Alluviale klei wordt in de kommen van de Zennevallei en Lotbeekvallei aangetroffen. De drainering binnen deze gronden varieert van gunstig tot slecht.

De zandgronden zijn van tertiaire oorsprong en zijn terug te vinden in de buurt van Sollenberg, Laarheide, Solheide, omgeving Dwersbos, Sanatorium, Kleetbos, omgeving Beukenbosstraat en omgeving Elsemheide, Krabbos, Vroenenbos, Rilroheide, Destelheide en grens Beersel met Eigenbrakel. Het zijn allen plateau- of hellingsgronden met een duidelijke profielontwikkeling.

Waar zand dagzoomt of op geringe diepte zit, treft men zandleemgronden aan (15 - 50 % zandfractie). Deze zandleemgronden ontsluiten bijna altijd de zandlenzen.

19 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, Brussel, 1997

Gemeente Beersel 45 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

6.1.1.3. Reliëf en hydrografie

Kaart I 17: Reliëf en hydrografie

Het grondgebied van Beersel wordt doorsneden door een aantal waterlopen die mede hebben gezorgd voor de totstandkoming van het aanwezige uitgesproken reliëf. Beersel behoort tot de Brabantse Ardennen en het reliëf stijgt er van minder dan 20 m boven zeeniveau (aan de noordelijke grens met Drogenbos) tot 127 m op de Meigemheide. De steile oostelijke rand (met gemiddelde hellingsgraad 10%) van de Zennevallei vormt de overgang van het vlak alluviaal Zennelandschap in het westen naar het golvende leemlandschap met hooggelegen plateaus en sterk ingesneden beekvalleien in het centrum van de gemeente. Hoge toppen worden bereikt langs de gordel Bruine Put, Dikke Mier en Gasthuisbos. Deze hogere toppen zijn toe te schrijven aan een betere geologische weerstand. Andere pieken zijn terug te vinden ter hoogte van Rilroheide en Heidebroek (Sint- Genesius-Rode). Met uitzondering van de woonkern Beersel welke is gesitueerd op een hoger gelegen plateau bevinden alle woonkernen zich in de valleidepressies.

In het zuiden van de gemeente vormt de Molenbeekvallei een belangrijke depressie die de landschappelijke structuur in het zuiden van de gemeente domineert. Talrijke diep ingesneden beekvalleitjes zijn duidelijk te herkennen in het landschap. Ten noorden van de kern van Alsemberg krijgt het landschap een terrasachtig uitzicht, door toedoen van taluds, ontstaan door natuurlijke uitschuring of van antropogene aard, door het uitbrikken/afgraven van de grond. Verder wordt dit geaccidenteerde reliëf over het hele gebied nog aangevuld door een variatie van taluds en vaak diepe holle wegen.

Een overzicht van de aanwezige waterlopen in de gemeente en hun beheerders is terug te vinden in sectie 3.3.5.1.

6.1.2. RUIMTELIJKE VISIE OP LANDBOUW, NATUUR EN BOS

Kaart I 18: Gewenste ruimtelijke structuur Zenne, Zoniën en Land van Overijse en Hoeilaart deel west

In 2008 stelde de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Zenne- Dijle-Pajottenland. De ruimtelijke concepten met betrekking op de gemeente Beersel worden hieronder gesynthetiseerd.

Grondgebonden landbouw als drager van open ruimtekamers in afwisseling met natuur- en woonfuncties

De grondgebonden landbouwactiviteiten zijn op lokaal niveau structuurbepalend voor grote delen van de open ruimtekamers in dit gebied. Vanuit het ruimtelijk beleid wordt het behoud van het onbebouwd karakter van deze gebieden vooropgesteld i.f.v. het behoud van de aanwezige landbouw.

Om de erosie- en slibproblematiek in een aantal landbouwgebieden aan te pakken zijn erosiebestrijdende inrichtings-, herstel- en agrarische beheersmaatregelen nodig. In de overstromingsgevoelige gebieden worden de landbouwfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Vanuit het ruimtelijk beleid worden deze gebieden gevrijwaard van verdere bebouwing, zodanig dat de waterbergingsfunctie bewaard blijft en waar nodig hersteld kan worden.

Binnen deze open landbouwkamers wordt een ruimtelijk-ecologische basiskwaliteit voor de ecologische infrastructuur tot stand gebracht. Vanuit het ruimtelijk beleid wordt ruimte gelaten voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van een raamwerk van kleine landschapselementen, typische akkerflora en -fauna, kleine bosjes, microreliëfelementen, en soortenrijke graslanden... In het kader van het duurzaam behoud van deze soorten kunnen, bovenop de landschapsecologische basiskwaliteit, bijkomende specifieke instandhoudingsmaatregelen genomen worden voor het behoud van een aantal aandachtsoorten. Behoud van het bouwvrij karakter is ook om die reden noodzakelijk.

Lokaal is een beperkte uitbreiding van natuur of bos mogelijk, bv. in functie van het bufferen van natuurwaarden, het inrichten of realiseren van overgangs- of verbindingszones. Het concept is van toepassing op volgende gebieden: - 34.2 Landbouwgebied Wouweringen; - 34.4 Landbouwgebied Bruine Put-Dikke Mier-Meigemheide; - 34.5 Landbouwgebied tussen Gasthuisbos, Dwersbos en Kleetbos (hoeve Hoogveld) –Alsemberg; - 34.10 Landbouwgebied Dworp (Rilroheide – Grootheide – Destelheide).

Gemeente Beersel 46 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Samenhangende bos- en parkcomplexen behouden en versterken als structuurbepalende natuur- en/of landschapselementen

Zowel de relatief grote, bijzonder waardevolle bossen als de vele kleine bosjes zijn bepalend voor de natuurlijke structuur en moeten in samenhang met hun cultuurhistorische en landschappelijke context en de omgevende waardevolle landschappen behouden blijven.

De ecologisch meest waardevolle bos- en parkgebieden zijn reeds opgenomen in het Vlaams Ecologisch Netwerk of komen daarvoor in aanmerking. Voor deze complexen wordt gestreefd naar het herstel van de natuurlijke hydrologie, de ontwikkeling van waardevolle gradiënten, een meer natuurlijke bosstructuur met graduele overgangen tussen verschillende typen vegetatie (bos, heide, soortenrijke graslanden, moeras, …) en een buffering van de kwetsbare vegetaties.

De overige bos- en parkgebieden worden in principe opgenomen onder de natuurverwevingsgebieden. Binnen deze bos- en parkgebieden kunnen meerdere functies nevengeschikt (natuur, bos, landbouw, recreatie…) zijn. Gebiedsgericht kan verder bepaald worden hoe deze functies zich tot elkaar verhouden. De ecologisch waardevolle zones in deze gebieden worden gebufferd tegen negatieve invloeden. Het recreatief medegebruik wordt gedifferentieerd of gezoneerd i.f.v. de ecologische kwetsbaarheid van deze zones.

Bosuitbreidingsdoelstellingen worden gerealiseerd door de bestaande of historische complexen en patronen te versterken of te herstellen en/of het realiseren van bosverbindingen via kleine landschapselementen of kleinere bosjes. Daarbij wordt rekening gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische context en de ruimtelijk- functionele samenhang van de aangrenzende landbouwgebieden. Het concept is van toepassing op volgende gebieden: - Bos- of parkcomplexen met hoofdfunctie natuur: o 35.2 Hallerbos; o 35.3 Krabbos; o 35.5 Begijnenbos; o 35.6 Gasthuisbos. - Bos- of parkcomplexen met een verweving van functies: o 35.4 Provinciaal Domein Huizingen; o 35.7 Dwersbos; o 35.8 Kleetbos.

Behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor natuurlijke waterberging

Een aantal delen van de Zennevallei en de bovenlopen ervan ten zuiden van Brussel vormen nog relatief gave aaneengesloten valleilandschappen met belangrijke ecologische waarden. Ze zijn structuurbepalend voor de natuurlijke structuur op bovenlokaal niveau. In deze delen van de vallei staat het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en waterbergingsfunctie voorop.

Binnen deze natuurcomplexen wordt gestreefd naar het behoud en herstel van natte tot vochtige ecotopen (o.a. halfnatuurlijke graslanden, broekbossen, moeras…) met overgangen naar drogere valleiflanken. Behoud en versterking van het graslandgebruik in de vallei is daarbij een belangrijke doelstelling. De omzetting van akker naar grasland wordt gestimuleerd.

In de overstromingsgevoelige gebieden worden de natuurfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Er wordt ruimte voorzien voor het verbeteren van de structuurkenmerken van de waterlopen (bv. hermeandering, herwaarderen winterbed, structuurvariatie in oevers en bedding…), de waterkwaliteit (bv. bufferen tegen vervuiling…) en de verbindingsfunctie (bv. opheffen barrières…).

De grondgebonden landbouw, gericht op een permanent graslandgebruik kan lokaal een natuurondersteunende en landschapsverzorgende taak opnemen binnen deze gebieden. Het concept is van toepassing op volgende gebieden: - 36.2 Steenputbeek – Kapittelbeek – Kesterbeekbos; - 36.3 Steenputbeek – Kapittelbeek – Kesterbeekbos; - 36.4 Molenbeekvallei (Beersel – Alsemberg); - 36.5 Kesterbeekvallei – Paddenborre; - 36.11 Zennebeemden Drogenbos.

Gemeente Beersel 47 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Behoud en versterking van gevarieerde halfopen valleilandschappen met ruimte voor natuurlijke waterberging

De Zenne vormt een groen lint in het landschap, gevormd door een aaneenschakeling van kleinere natuur- en bosgebieden, kasteelparken en kleine landschapselementen die verweven voorkomen met de landbouwfunctie in de vallei.

De hoofdfunctie van deze gebieden is landbouw, natuur, bos en/of waterberging. (Delen van) deze gebieden kunnen gedifferentieerd worden als natuurverwevingsgebied. Via stimulerende maatregelen zal de land- en bosbouwfunctie afgestemd kunnen worden op de natuurlijke en landschappelijke waarden van de vallei en de waterbeheerfunctie. Behoud en versterking van het graslandgebruik is hierbij een belangrijk uitgangspunt.

In de overstromingsgevoelige gebieden worden de aanwezige functies afgestemd op de waterbeheerfunctie. Er wordt ruimte voorzien voor het verbeteren van de structuurkenmerken van de waterlopen (bv. hermeandering, herwaarderen winterbed, structuurvariatie in oevers en bedding…), de waterkwaliteit (bv. bufferen tegen vervuiling…) en de verbindingsfunctie (bv. opheffen barrières…). Vanuit het ruimtelijk beleid worden deze gebieden minstens gevrijwaard van verdere bebouwing, zodanig dat de waterbergingsfunctie van de valleigebieden bewaard blijft en waar nodig hersteld kan worden.

De natuurlijke gradiënten tussen waterloop, vallei en valleiflank worden zoveel mogelijk als ruimtelijke entiteit opgenomen. De samenhang tussen waterloop, vallei en hogere overgangen enerzijds en tussen de deelgebieden anderzijds wordt versterkt of hersteld. De overgang tussen vallei en valleirand wordt bouwvrij gehouden. Het concept is van toepassing op volgend gebied: - 37.1 Zenne stroomopwaarts E19 + gebied Lakebeek – Oude Gracht.

Vrijwaren van waardevolle open ruimteverbindingen

Het bestaande onbebouwd karakter van een aantal visueel-landschappelijk bepalende open ruimteverbindingen doorheen voor het overige eerder bebouwde zones langs steenwegen of andere infrastructuurbundels moet maximaal behouden blijven.

Het aanwezige grondgebonden landbouwgebruik garandeert in principe het behoud van deze openruimteverbindingen. Deze gebieden kunnen gedifferentieerd worden als bouwvrij agrarisch gebied. Het concept is van toepassing op volgend gebied: - 39.3 Open ruimteverbinding Lotbeek.

Ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle lineaire elementen

Om de natuurlijke structuur goed te laten functioneren, moeten ecologische verbindingen tussen de grote eenheden natuur of natuurverwevingsgebieden gerealiseerd worden. Binnen de natuurverbindingsgebieden komen doorgaans andere functies als hoofdgebruik voor en wordt de natuurfunctie bepaald door de aanwezige kleine landschapselementen en kleinere natuurgebieden.

Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud van de hoofdfunctie (landbouw, bos, wonen…), het behoud van de kleinere natuurgebieden en op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschapselementen. De niet-bebouwde onderdelen van de natuurverbindingsgebieden worden bouwvrij gehouden. Een aantal beken hebben een functie als natte natuurverbinding en zijn van belang voor de migratie van planten en dieren. Deze verbindende functie wordt ook gerealiseerd door enkele droge lineaire elementen en door een netwerk van holle wegen, kleine bosjes, houtkanten, wegbermen en hagen. Het concept is van toepassing op volgende gebieden: - 40.3 Ecologische verbinding Kapittelbos – Rilroheide; - 40.4 Ecologische verbinding Zoniënwoud – Gasthuisbos; - 40.8 Ecologische verbinding Zennevallei – Zuunbeekvallei.

Behouden en versterken van de natuurfunctie op recreatieve terreinen, parkgebieden of randstedelijke groengebieden

Bij het beheer en de ontwikkeling van recreatieve terreinen wordt rekening gehouden met de natuurwaarden in of in de omgeving van het gebied. Delen van deze recreatiegebieden kunnen omwille van de aanwezigheid van natuurwaarden gedifferentieerd worden als natuurverwevingsgebied. Binnen deze zones zijn de functies recreatie en natuur nevengeschikt.

Gemeente Beersel 48 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

De hoofdfunctie natuur wordt niet in vraag gesteld voor de delen van deze gebieden die reeds een natuurbestemming hebben. Het concept is van toepassing op volgend gebied: - 41.2 Provinciaal domein Huizingen.

6.1.3. HET NATUUR- EN LANDINRICHTINGSPROJECT ‘LAND VAN TEIRLINCK’ (MEIGEMHEIDE)

Het landinrichtingsproject ‘land van Teirlinck’ wil de natuur- en landschappelijke waarden te Beersel en het oostelijk deel van Linkebeek veilig stellen. Hierbij staat het kwaliteitsvol open ruimtenetwerk van open kouters met grondgebonden landbouw, rivier- en beekvalleien, bossen en parken en ingesloten open ruimte centraal. Het projectgebied is gelegen in de Vlaamse rand rond Brussel en het project kadert dan ook binnen de ontwikkeling van een Groene Gordel. Door het creëren van een open ruimtenetwerk worden de open plekken beschermd, verbonden en meer toegankelijk gemaakt. Daardoor stijgt ook het maatschappelijk belang en de leefbaarheid van het gebied. Zo'n gerichte invulling van de open ruimte geeft betere garanties voor het behoud ervan op lange termijn. Ook de leefbaarheid van het omliggende stedelijke weefsel wordt op die manier positief beïnvloed. Dit open ruimtenetwerk sluit aan bij de bebouwde omgeving. In het gebied moeten meer natuur, landbouw en zachte recreatie hand in hand gaan met overnachtingsmogelijkheden en respect voor de mensen die er wonen.

Landschappelijk wordt gemikt op een verweving van open, halfopen en gesloten gebieden, doorsneden door beekvalleien en holle wegen. Door de aanplant van kleine landschapselementen en de aanleg van groene corridors worden natuurgebieden beter met elkaar verbonden, waardoor de migratie van soorten vergemakkelijkt wordt. In het gebied wordt eveneens gezocht naar mogelijkheden voor extra waterberging, als gevolg van het grote aandeel verharde oppervlakte en de beperkte bufferingscapaciteit van de eerder smalle beekvalleien. Maatregelen om landbouw in de stadsrand te ondersteunen worden uitgewerkt. Het aspect geluid en het cultuurhistorisch patrimonium maken deel uit van de globale beleving van het (stilte)gebied. Op vlak van recreatie wordt een betere sturing van de bestaande zachte recreatieve activiteiten vooropgesteld. Tot slot leidt ook een gepast beheer op termijn tot een gevarieerder landschap.

6.2. Natuurlijke structuur

De natuurlijke structuur is het samenhangende geheel van rivier- en beekvalleien, grotere natuur- en boscomplexen en andere gebieden; waar de voor de natuur structuurbepalende elementen en processen tot uiting komen. De natuurlijke structuur omvat ook de ecologische infrastructuur gevormd door lijn-, punt-, en vlakvormige natuurelementen, alsook door kleinere natuur- en boscomplexen en parkgebieden.20

6.2.1. RUIMTELIJKE ANALYSE

6.2.1.1. Biologisch waardevolle gebieden

Kaart I 19: Biologische waarderingskaart en historisch permanent grasland

De BWK21 is een uniforme inventarisatie en evaluatie van de biotopen van het Vlaamse gewest en vormt zo een landschapsecologische analyse van het gebied. Om tot een categorisering te komen wordt een inventarisatie gemaakt van het grondgebruik, de plantengroei en KLE. Op basis van deze inventarisatie wordt een evaluatie, het toekennen van een waardecijfer, doorgevoerd op basis van vier criteria, nl. zeldzaamheid, biologische kwaliteit, kwetsbaarheid en vervangbaarheid. Hiernaast worden er eveneens faunistisch belangrijke gebieden aangeduid.

Dit alles maakt de BWK tot een potentieel belangrijk afwegingsinstrument bij het opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het kan dienst doen als een basisdocument dat een referentiekader vormt bij de inschatting van de aanwezige ecologische waarden in een gebied.

Faunistisch belangrijke gebieden

Op het grondgebied van Beersel worden geen grote zones afgebakend als faunistisch belangrijk gebied. Wel werden vijf kleinere zones geselecteerd, namelijk:

20 Bron: ruimtelijk structuurplan Vlaanderen 1997, integrale versie p383. 21 In 1987 werd gestart met de opmaak van een biologische waarderingskaart (BWK) door de toenmalige minister van Volksgezondheid en Leefmilieu. Sinds 1990 staat het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in voor de verdere opbouw en publicatie van de BWK voor het Vlaamse grondgebied.

Gemeente Beersel 49 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- Meigemheide; - deel vallei van de Molenbeek onder Elsemheide; - Destelheide; - Grootheide; - vallei van de Steenpuntbeek.

Biologische waardevolle gebieden

Op het grondgebied van de gemeente Beersel is er geen uitgesproken patroon voor de situering van biologisch waardevolle gebieden waarneembaar. Wel is er een concentratie van waardevolle gebieden in de beekvalleien en in de bossen op de heuvelruggen terug te vinden. De zeer waardevolle gebieden in de beekvalleien zijn meestal bron- of valleibosjes die door hun ontoegankelijkheid steeds met rust zijn gelaten. De biologische kwaliteit is dus sterk gerelateerd aan de kwaliteit van het grond- en het oppervlaktewater.

De belangrijkste biologisch waardevolle entiteiten die op de kaart zichtbaar zijn zijn: Dwersbos, Kleetbos, Rondenbos, Begijnenbos, provinciaal domein met KAJ-domein, Gasthuisbos, vallei van de Rilroheidebeek, vallei van de Steenputbeek, Kapittelbeekbos, vallei van de Zevenborrebeek, Waterpoel, Kesterbeekbos, gebied tussen Lotsesteenweg, Alsembergsesteenweg en E19, Zennebeemden… .

Historisch permanent grasland

Kaart I 19: Biologische waarderingskaart en historisch permanent grasland

Historisch permanent grasland is een halfnatuurlijke vegetatie bestaande uit grasland gekenmerkt door het langdurige grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide met ofwel cultuurhistorische waarde ofwel een soortenrijke vegetatie van kruiden en grassoorten waarbij het milieu wordt gekenmerkt door aanwezigheid van sloten, greppels, poelen, uitgesproken microreliëf, bronnen of kwelzones22. Dit grondgebruik heeft ervoor gezorgd dat deze graslanden een rijke biodiversiteit bezitten.

De historisch permanente graslanden zijn terug te vinden in de karteringen van de biologische waarderingskaart23. Op het grondgebied van de gemeente Beersel zijn de oppervlakten aan historisch permanent grasland eerder beperkt. Wel situeren zich grotere zones in het noordwesten, in de Zennenbeemden en de vallei van de Lotbeek. Het gaat om de kartering Hpr, weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf. De kleine percelen verspreid in de gemeente zijn Hc, vochtig, licht bemest grasland (dotterbloemhooiland), Hu, mesofiel hooiland, en Hp met overdruk fauna, soortenarm permanent cultuurgrasland met belang voor avifauna. Deze oppervlakten zijn echter zeer beperkt.

6.2.1.2. VEN-gebieden, EG – Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden en gebieden onder natuurbeheer

Kaart I 9: VEN-gebieden, habitatrichtlijngebieden, natuurverbindingsgebieden, park- en natuurgebieden

In Beersel werden een aantal grote ecologische netwerken (GEN) geselecteerd in de eerste fase van de afbakening van de VEN-gebieden. De tweede fase, de opmaak van een gewestelijk RUP is nog niet gestart voor deze gebieden. Volgende gebieden werden geselecteerd als GEN-gebied: - GEN 510: Hallerbos en omgeving Het gebied bestaat uit het Hallerbos en de nauw liggende omgeving. Hiernaast maken ook enkele uitlopers deel uit van het GEN-gebied die zich gedeeltelijk situeren op het grondgebied van Beersel. Via het Kapittelbeekbos, de vallei van de Steenputbeek, de Kapittelbeek, de Hallebeek en de Rilroheidebeek strekken deze uitlopers zich uit tot in Dworp. - GEN 511: Bossen en beekvalleien te Beersel en Sint-Genesius-Rode Dit GEN-gebied omvat een cluster van gebiedjes centraal in de gemeente Beersel. Het gaat om zones in de vallei van de Kesterbeek, het Gasthuisbos, het Begijnenbos en de vallei van de Termeulenbeek. - GEN 512: Zennebeemden Beersel – Ruisbroek Dit GEN-gebied bevindt zich gedeeltelijk op grondgebied van de gemeente Beersel en situeert zich in het uiterste noorden in de vallei van de Zenne.

22 Natuurdecreet, 21/10/1977. 23 Indicatieve aanduiding in een mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering betreffende de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, lijst van de gehanteerde begrippen in de planningsprocessen.

Gemeente Beersel 50 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Het habitatrichtlijngebied ‘Hallerbos en nabije boscomplexen en brongebieden en heiden’ (BE2400009) werd gedeeltelijk op grondgebied van Beersel afgebakend. Dit habitatrichtlijngebied wordt voornamelijk gekenmerkt door beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum, beukenbossen van het type met Ilex- en Taxussoorten en relictbossen op alluviale gronden, maar ook droge heiden en voedselrijke ruigten komen er voor en vormen een belangrijke aanvulling op de ecologische en natuurwaarden van het gebied. Meer concreet bevinden de subgebieden BE 2400009-2, BE 2400009-3 en BE 2400009-4 zich op het grondgebied van Beersel. Ze bestaan uit het Kapittelbeekbos, het Begijnenbos, het Gasthuisbos en de vallei van de Kesterbeek.

Voor het grondgebied van Beersel werden geen vogelrichtlijngebieden afgebakend in functie van de Europese Richtlijn 79/409/EEG.

Een aantal zones in Beersel zijn eigendom van een erkende Vlaamse natuurbehoudsvereniging. Ze zijn onder natuurbeheer en (zullen) beschikken over een beheerplan. Dit dient opgemaakt te worden volgens een schema dat in het decreet op het Natuurbehoud wordt omschreven. Als het beheersplan is erkend – dit gebeurt door de bevoegde minister – kunnen de in het plan opgenomen beheermaatregelen worden uitgevoerd.

In Beersel komen volgende gebieden voor24: - Duling – 5,5 ha – beheerd door Natuur en Bos; - Kesterbeekmoeras – 3,2 ha – beheerd door Natuurpunt; - Rilroheide – 3,1 ha – beheerd door Natuurpunt; - Steenputbeek / De Weikes – 11,2 ha – beheerd door Natuurpunt.

6.2.1.3. Ruimtelijke analyse van de natuurlijke entiteiten

Valleigebieden

Beersel wordt doorsneden door een aantal valleigebieden die een belangrijk structuurvormend en natuurlijk element zijn. Langs de oevers van de waterlopen worden dikwijls houtkanten aangetroffen, afgewisseld met broekbossen, moerassen en drassige weilanden. Ze vormen dan ook een belangrijke lintvormige ecologische structuur en zijn de basis voor de ecologische kwaliteit binnen de gemeente. Concreet gaat het om de hieronder beschreven valleigebieden.

Zennebeemden: De Zenne stroomt dit gebied binnen als een kronkelende waterloop die zeer vervuild is door industrieel en huishoudelijk afvalwater. Over een zeer groot gedeelte van haar lengte, wordt ze begeleid door populierenrijen. Naast weiden wordt het bodemgebruik in de Zennebeemden gekenmerkt door akkers en populierenaanplanten. Doch de toenemende bewoning en industrie eisen een groot gedeelte van deze beemden op. Breedveld en Lakenberg zijn hierdoor reeds zwaar getekend.

Flanken van de Zenne: een mozaïekstructuur van bossen, weiden, hoogstamboomgaarden: De hoogstamboomgaarden en bossen creëren hier een zeer gesloten landschap. De bossen zijn gekenmerkt door hoge biologisch waarde, ingevuld door de aanwezigheid van oude bosplanten. De populierenlanen langs het kanaal Charleroi-Brussel zijn meestal het enige schermgroen tussen de open ruimte en de industrie. In gebied tussen het kanaal en de Zenne is slechts beperkt ruimte voor groen door de bebouwingsdruk vanuit de industrie en vanuit de woonbebouwing. Het terrein in het noordelijk deel van deze landschapseenheid, ingesloten tussen het kanaal, de Lotbeek en de spoorweg, is een smalle strook waar de industriële bebouwing zijn positie dominant opeist.

De Lotbeekvallei: De Lotbeek vindt haar oorsprong op het grondgebied van Sint-Pieters-Leeuw en mondt uit in de Zenne te Beersel.

Molenbeek: De Molenbeek ontspringt te Sint-Genesius-Rode en mondt te Lot uit in de Zenne. Stroomafwaarts verandert de naam in Meerbeek. De gehele Molenbeekvallei zit geklemd tussen de bewoning en de Alsembergsesteenweg waardoor de open ruimte bij de beek zeer smal is geworden. In het Provinciaal Domein gaat de vallei volledig op in de entiteit van de landschapseenheid ‘Provinciaal Domein – Begijnenbos’. In Huizingen profileert de vallei zich terug ter hoogte van Den Beemd. Den Beemd is ingenomen door weiden en populierenaanplanten.

24 Gedocumenteerde lijst van de reservaatprojecten in Vlaanderen (toestand 1/1/2007) brongegevens: agentschap voor Natuur en Bos, terreinbeherende natuurverenigingen.

Gemeente Beersel 51 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

In de vallei van de Molenbeek treft men volgende eenheden: de Molenbeek, de Rilroheidebeek – Duling, de Steenputbeek, het zijloopje t.h.v. Solheide, het zijloopje t.h.v. Wouweringen en de Kesterbeek - Meigemheide - De Kluts.

Rilroheidebeek – Duling: De Rilroheidebeek is een zijbeek van de Molenbeek. De gehele vallei is een zeer smalle strook tussen het hoger gelegen akkerbouwgebied. De bodem is op sommige plaatsen zeer drassig waardoor het bodemgebruik enkel hooiweiden, een moerasvegetatie of bossen toelaat.

Steenputbeek: De Steenputbeek vormt samen met de Kapittelbeek in het zuiden de grens van Beersel met Halle. De bronnen van beide beken zijn gelokaliseerd in het Hallerbos. Stroomafwaarts, net op grondgebied van Beersel, vloeien beiden samen tot één waterloop. Deze landschapseenheid omvat naast weiden ook nog een aantal akkers.

Zijloopje t.h.v. Solheide: Dit kleine valleitje is gelokaliseerd rond een sloot waarvan de bron gelegen is in het Begijnenbos. Van daar vervolgt de waterloop zijn loop tussen de bewoning en langsheen inheemse loofhoutbossen. Het bodemgebruik rond deze onbenoemde waterloop bestaat uit akkers, weiden, boomgaarden (met maretak) en bosjes. Relicten van oude bosplanten zijn verdrongen tot randgebiedjes.

Zijloopje t.h.v. Wouweringen: De structuur binnen deze eenheid bezit een echt valleikarakter met centraal een waterloop begeleid door wilgen. Het bodemgebruik binnen deze eenheid bestaat vooral uit weiden met akkers op de flanken. Deze landschapseenheid wordt in het zuiden begrensd door een hooghoutgebied.

Kesterbeek – Meigemheide – De Kluts: De Kesterbeek is een zijbeek van de Molenbeek. Deze waterloop kent twee brongebieden: één ter hoogte van Meigemheide in een inheems gemengd loofhoutbos, de andere in de nabijheid van De Kluts.

Bossen / hooghout

Bosgebieden van de Molenbeekvallei: Het bodemgebruik bestaat hier hoofdzakelijk uit hooghout met struwelen. Het gebied wordt doorsneden door een cascade van vijvers. Dit afgebakende gebied is volledig ingesloten tussen de bewoning. Het enige contact met een ander gebied verloopt via de spoorwegberm.

Kleetbos en omgeving: Dit beukenbos heeft een licht ontwikkelde voorjaarsvegetatie, waarin Aronskelk hier en daar tot ontwikkeling komt. Het gehele domein is doorweven van wandelpaden met alle gevolgen vandien. Aan de voet van de hellingen, op de grens met Linkebeek, gaat het bos over in een vochtig valleigebied, gelegen op Linkebeek. De oorspronkelijke vochtige graslanden werden ingericht als recreatiegebied (regelmatig gemaaide graslanden, banken, wandelwegen, ...). Enkele oude knotwilgen en een veepoel herinneren aan het vroeger landelijk karakter.

Rondenbos: Het hooghout rond het gemeentehuis bestaat vooral uit beuken. Het gehele gebied is beheerd als een parkbos waarbij de toegankelijkheid naar de gebouwen (wegen, parkings, paden) een voorname rol spelen. Zowel de gazons als de perkjes worden onderhouden in functie van de omkadering van het gemeentehuis.

Eikenheide te Alsemberg: Dit gebied kent een grote biologische en landschappelijke waarde door zijn overgang van een zanderig plateau naar een valleibrongebied. Mogelijk bezit de bodem een zaadbank van een heidegebied, wat voor deze streken een zeldzaamheid is. Deze eenheid is gedeeltelijk omgeven door holle wegen (Diepestraat, Oude Molenstraat) waarin nog een typische oude voorjaarsflora heerst. Topografisch klimt de vallei van 70 m tot 100 m. In het diepste punt bevindt zich een bron. Puinslagstort heeft de moerassige omgeving van de bron sterk opgehoogd, waardoor de bron in een kom komt te liggen en omgevormd werd tot een vijvertje. Het gebied wordt begrensd door een oude zandgroeve.

Gasthuisbos en omgeving: Dit bos is gelegen nabij het Brugmann-instituut. Naast naaldhout bevat het ook een loofhoutbestand, dat vooral uit beuk bestaat. Door de hoge ligging van het Gasthuisbos (122,5 m boven zeeniveau) biedt het weidse panorama’s, dit zowel in het noorden naar Hoogveld, Dwersbos en Brussel (Heizel) toe als naar de akkers van Waterpoel toe in het zuiden. Naast zijn bosbouwfunctie heeft dit bos een zeer grote recreatieve waarde. In het zuiden is het bos door een smalle strook weide gescheiden van de hoger liggende akkers. Ten noorden situeren zich nog verschillende hoogstamboomgaarden in deze landschapseenheid.

Provinciaal domein – Begijnenbos: Naast een inheems loofhoutbos komt in het Provinciaal domein plaatselijk nog een inmenging met naaldhout voor. Naast een bosbouwfunctie, heeft het bos zeer grote betekenis voor de recreatie. Een gedeelte van het terrein is ingericht als een tuin of park. Ook hier is de recreatie enorm belangrijk. In het Westen is het Provinciaal domein hoofdzakelijk uitgebaat als een vrijetijdsterrein. Het gebied kent nog een hoge biologische waarde door zijn typische voorjaarsvegetatie, maar heeft sterk te lijden onder recreatie en wordt bedreigd door toekomstige bestemmingen.

Gemeente Beersel 52 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Elsemheide – Solheide en omgeving: Deze landschapseenheid is ingenomen door een inheems loofhoutbestand, al dan niet met een goed ontwikkelde kruidenlaag. Een deel van dit bos is omgevormd en behoort momenteel tot de tuinen van de omliggende huizen.

Kapittelbeekbos: Dit hooghoutgebied bevindt zich in het zuiden van Beersel. Het bevat sterk waardevolle gebieden en minder waardevolle bossen.

Dwersbos en omgeving: Het Dwersbos gaat geleidelijk over in hoogstamboomgaarden nabij een boerderij. Het geheel heeft het karakter van een landgoed. Dwersbos is een landschappelijk zeer mooi beukenbos met verschillende statige oude beuken. Het domein wordt doorsneden door de Koekoeksbeek en een aantal holle wegen. De omgeving is zeer waardevol omdat enkele hoogstamboomgaarden de overgang vormen van het kasteel naar de open omgeving. Het geheel van het Dwersbos en zijn omgeving heeft het karakter van een Engels tuincomplex (vistas, serpentine, overgang van ‘natuurbos’, integratie landbouw en kasteel), waarvan de ‘leesbaarheid’ vermindert als er één van deze componenten wordt weggenomen.

Open gebieden

De biologische waarde van al deze open gebieden gaat terug op de akkerfauna (patrijs, haas, kievit, gele kwik, ...). Deze ecologische soortengroep is afhankelijk van de akkergewassen (vooral granen), bermen, sloten en akkerranden. Deze elementen fungeren als foerageergebied en nestgelegenheid. Daarenboven speelt ook de openheid van het landschap een rol. Het voorkomen van bosjes blijkt een negatieve invloed te hebben op akkerfauna. Bosjes kunnen niet fungeren als nestgelegenheid. Laagblijvende struwelen, verruigde graskanten, hoge grassen en solitaire bomen daarentegen herbergen nabij de bodem nog een kruidenrijkdom, waardoor ze als foerageergebied en nestgelegenheid in aanmerking komen.

Heiderelicten

Heide of heiderelicten komen in Beersel voor onder de vorm van struikheide, ten noordoosten langsheen het Begijnenbos en noordelijk langsheen het Krabbos. Deze gebieden hebben in Beersel geen structurele waarde.

Kleine landschapselementen

In de gemeente Beersel komen de volgende kleine landschapselementen voor: bomenrijen, houtkanten, hagen, holle wegen, solitairen (alleenstaande oude bomen), hoogstamboomgaarden, knotbomenrijen (meestal wilgen) en poelen.

De grootste concentraties van hagen zijn terug te vinden in Lot en het centrum van Beersel. Een soort die traditioneel het meest gebruikt werd in dit gebied is de meidoorn. Hagen worden op de meeste plaatsen aangewend als afbakening van de percelen, van oudsher een gebruik als veekering.

De meest voorkomende lintvormige structuren in Beersel zijn de populierenrijen. Zij domineren de Lotbeekvallei en de Zennebeemden. Hier wordt het lijnvormig aspect versterkt door een vrij hoge concentratie van wilgenrijen. De meandering van de Zenne wordt gevisualiseerd door populierenrijen langs de oevers. Het Kanaal, afgezoomd met bomenrijen (hoofdzakelijk populier) is als een dreef in het landschap.

Een gebied, dat zeer rijk is aan lijnvormige groenelementen, is de regio Kesterbeek- Meigemheide. Een diversiteit aan mengeling van soorten uit zich in meidoornhagen, knotwilgenrijen, populierenrijen, rijen van naaldhoutsoorten en inheemse loofhoutsoorten. Meestal treffen we deze vormen aan als perceelsbegrenzing of als begeleiding van wegen of waterlopen. Een aantal markante solitaire bomen zijn terug te vinden binnen de woongebieden.

Een zeer belangrijk lijnvormig element zijn de holle wegen. Prachtige voorbeelden zijn Dikkemeerweg, Frans Degreefstraat, Diepestraat, ... Taluds van 2 meter en hoger met meestal een zeer waardevolle houtkant. Ook zijn talrijke holle wegen aanwezig in de bossen (o.a. in het Dwersbos).

De begroeiing van deze taluds bestaat meestal uit struiken al dan niet in combinatie met bomen. Op plaatsen waar een houtige vegetatie ontbreekt, is de talud grazig en wordt voor de typologie doorverwezen naar de berminventaris.

Tot slot resteren nog de waterpartijen. Het aantal geïnventariseerde poelen is zeer minimaal. Dit kan verklaard worden doordat hun functie binnen de landbouw vrijwel nihil is geworden of doordat een aantal waterpartijen zijn verland. Daarentegen is Beersel vrij rijk aan vijvers. Deze watervlakken behoren meestal tot grotere boscomplexen.

Gemeente Beersel 53 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

6.2.2. DEELGEBIEDEN VAN DE NATUURLIJKE STRUCTUUR

Kaart I 16: Bestaande open ruimtestructuur

Op basis van de kenmerken van de natuurlijke structuur worden deelgebieden van de natuurlijke structuur omschreven. Determinerend voor deze afbakening zijn de verschillende natuurlijke dragers (vb. plateaugronden, waterlopen ed.), het open ruimtekarakter, de biologische waardering en het overwegend grondgebruik. De deelgebieden van de natuurlijke structuur bestaan uit: - N I – open ruimtegebied op de helling- en plateaugronden - N II – valleigebieden - N III – bosgebieden o bossen op de helling- en plateaugronden o bossen in de depressies - N IV – kasteelparken

6.2.2.1. N I – open ruimtegebied op de helling -en plateaugronden

Het open ruimtegebied op de helling- en plateaugronden wordt doorsneden door de aanwezige beekvalleien. Deze gebieden hebben een open en reliëfrijk karakter. Het zijn vooral de kleine landschapselementen (KLE) die hier als ‘natuur’ fungeren in het landbouwgebied. Het hoofdbodemgebruik bestaat voornamelijk uit akkerland op de overwegende leembodems. Dit agrarische gebied kenmerkt zich door een diepe insnijding van wegbermen, holle wegen en taluds.

De taluds die in het landschap liggen vertonen grotendeels dezelfde karakteristieken als de holle wegen. Het samenspel van een dicht net van holle wegen en taluds gekoppeld aan akkers met een kruidige vegetatie langs de rand biedt plaats aan dieren die gebonden zijn aan een dergelijk gevarieerd landschap. Concreet gaat het om volgende helling- en plateaugronden: - helling- en plateaugronden van Frankveld (ingericht als park); - helling- en plateaugronden van Grootheide; - helling- en plateaugronden van Krabbos; - helling- en plateaugronden van de Dikke Mier – Padenborre; - helling- en plateaugronden van Hoogveld; - helling- en plateaugronden van Alsemberg.

6.2.2.2. N II – valleigebieden

De valleigebieden worden gevormd door de gronden van de depressies en alluvia. De waterlopen vormen samen met hun oevers, een deels natte, deels vochtige dooradering van het cultuurlandschap. Ze vormen een belangrijke schakel en verbindingselement tussen verschillende ecosystemen en biotopen (rust-, broed- of foerageerplaats voor tal van dieren). De valleigebieden hebben een hoge potentiële natuurwaarde.

Bovendien vinden we langs beken dikwijls houtkanten of bomenrijen terug. Soms wordt een beek ook begeleid door moeras, moerasbosjes, natte hooilanden en soortenarme weilanden. In de gemeente Beersel kennen drie gedifferentieerde valleien een structurerende waarde van belang voor de natuurlijke structuur: - vallei van de Zenne en de Lotbeek; - vallei van de Molenbeek met de Kapittelbeek, Rilroheidebeek en Kesterbeek; - de mozaïekstructuur op de Zennebeemden.

De mozaïekstructuur op de Zennebeemden is af te lezen uit de verwevenheid van bodemgebruik (boomgaarden, bossen, weiden, akkers, populierenaanplanten) die toeneemt vanuit het dal naar het plateau.

6.2.2.3. NIII – bosgebieden

Bosgebieden in de gemeente komen voornamelijk voor op de gronden van de hoger gelegen plateaudelen en de overgangsgronden. Een onderscheid wordt gemaakt in de bosgebieden op de helling- en plateaugronden en bossen in de depressies (beekvalleien). De laatst genoemde kenmerken zich door hun relatie met de waterlopen en vormen vaak broekbossen afgewisseld door natte weilanden. De bossen op de helling- en plateaugronden kenmerken zich door hun overwegende ‘droge’ omgeving: het betreft zowel loofhout, naaldhout als gemengde boscomplexen.

Specifiek voor het Dwersbos is de verwevenheid van het landschapsbeeld wat zich kenmerkt in een boccagelandschap.

Gemeente Beersel 54 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- bossen op de helling- en plateaugronden: o Krabbos; o Kapittelbeekbos; o Provinciaal domein – Begijnenbos; o Solheide; o Gasthuisbos en omgeving; o Rondenbos; o Eikenheide; o Kleetbos en omgeving; o Dwersbos en omgeving; o Laarheide (omgeving Kasteel van Beersel); o Dachelenberg; o Elsemheide. - bossen in de depressies: o Sollenbeemd; o Rilroheidebeek; o bosgebieden van de Kesterbeek; o bosgebieden van de Kapittelbeek; o bosgebieden van de Zenne; o Destelheide.

6.2.2.4. N IV – Kasteelparken

Tijdens de veldinventaris werd vastgesteld dat in Beersel enkele kasteelparken voorkomen. Met name treft men in Beersel het kasteel van Beersel, het kasteel Dwersbos, het kasteel van Huizingen (Beaulieu), het kasteel Rondenbos en het kasteel het Gravenhof. Deze kasteelparken zijn zeer divers in opbouw en karakter. Het betreft vooral parken met authentieke, historische kastelen, al dan niet in combinatie met een (kasteel)boerderij, portierswoning, stallen, enzovoort.

Binnen de open ruimtestructuur vormen deze kasteelparken gezamenlijk een belangrijke hoeveelheid groengebieden van diverse aard. Op het gewestplan zijn deze parken meestal gelegen in parkgebied, natuurgebied en bosgebied. De groengebieden zijn ook ecologisch divers met waardevolle en weinig waardevolle elementen.

Globaal kan gesteld worden dat deze kasteelparken waardevol zijn zowel omwille van hun ruimtelijke en historische (erfgoed) waarden als omwille van hun landschappelijke kwaliteiten en natuurlijke aspecten. Deze specifieke ruimtelijke groenelementen verdienen dan ook bijzondere aandacht binnen de open ruimtestructuur.

Het gaat om: - Kasteel van Beersel (monument); - Dwersboskasteel (bewoond); - Kasteel Gravenhof (horeca); - Kasteel Beaulieu op provinciaal domein van Huizingen(reca).

6.2.3. KNELPUNTEN EN KWALITEITEN

6.2.3.1. Knelpunten

Kaart I 28: Synthesekaart knelpunten ruimtelijke structuur

BARRIÈREWERKING: De drukke E19 die de gemeente Beersel dwarst vormt een barrière voor allerlei dier- en plantensoorten. Bovendien veroorzaken wegeninfrastructuren nog andere milieu-hygiënische knelpunten (o.a. geluidshinder, trillingen, verstoring, zwerfvuil,...). Ook de zones met dichte bebouwing, specifiek in de valleien, sluiten praktisch alle genetische uitwisseling uit.

VERSNIPPERING VAN DE OPEN RUIMTE: Naast de hoger aangehaalde wegenstructuren zorgen de lintbebouwing en de ruimtelijke spreiding van diverse woonparken voor een algemene versnippering van de open ruimte. Isolatie van de loofbosjes doordat deze versnipperd liggen binnen het landschap en iedere vorm van verbinding tussen de verschillende biologisch waardevolle percelen afwezig is.

VERDWIJNEN BOSBESTANDEN: De sterke afname van het bosbestand door de jaren heen maakt dat het behoud van elk van de bossen (binnen iedere bestemming op het gewestplan) als een entiteit dient vooropgesteld te worden.

Gemeente Beersel 55 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Dit moet gepaard gaan met bouwverbod in deze percelen en een strikte naleving van het Natuurdecreet. De korte kapcycli voor hooghout zijn schadelijk voor de biodiversiteit. Ook de soortenkeuze bepaalt in sterke mate de natuurwaarde van de bossen. Vervanging van bestanden met een lange omlooptijd (beuk, zomereik) door populierenbestanden is ten stelligste af te raden.

VERDWIJNING VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN EN DE REGRESSIE VAN DE VALLEISTRUCTUREN: Voor de natuur zijn kleine landschapselementen van groot belang omdat deze lineaire elementen belangrijke verplaatsingsroutes betekenen voor de flora en fauna om van het ene naar het andere gebied te migreren. Een speciale rol in deze ‘natuurwegen’ spelen de beekvalleien. De belangrijkste oorzaken voor het verdwijnen van kleine landschapselementen en de regressie van de valleistructuur zijn algemeen de bouw van woningcomplexen en andere werkzaamheden, de afwezigheid van de intentie om kleine landschapselementen terug aan te planten en vooral perceelsvergroting.

SLECHTE WATERKWALITEIT: In Beersel zijn er een aantal waterlopen of bepaalde gedeelten van beken die een kunstmatige inbedding hebben, waardoor natuurlijke structuurkenmerken afwezig zijn. Het betreft het stroomopwaartse gedeelte van de Kesterbeek, stroomafwaartse gedeelte van de Rilroheidebeek en een gedeelte van de Molenbeek. De Molenbeek, Kesterbeek en Zenne blijken een zeer slechte waterkwaliteit te hebben en zijn dringend aan sanering toe.

SCHAALVERGROTING EN INTENSIFIËRING IN DE LANDBOUW: Steeds intensievere landbouwmethodes vereisen een grootschalige aanpak. De uitgesproken kavelbegrenzing verdwijnt. De meststoffen uit de landbouw tasten de waterkwaliteit van grond- en oppervlaktewater aan waardoor mesotrofe plantenvegetaties (stikstofarm) verdwijnen. Monitoring van de waterkwaliteit te Beersel heeft evenwel aangetoond dat de waterkwaliteit er globaal genomen goed is.

6.2.3.2. Kwaliteiten en potenties

Kaart I 29: Synthesekaart kwaliteiten ruimtelijk structuur

WATERZUIVERING: Door de uitbouw van collectoren en de aanleg van rioolwaterzuiveringsstations wordt het huishoudelijk afvalwater opgevangen en naar zuiveringsinstallaties geleid en wordt het niet meer in de beken geloosd. Door dit afkoppelingsbeleid wordt de potentie gecreëerd om terug zuiver oppervlaktewater te krijgen. Op langere termijn zal zich dit weerspiegelen in een rijke fauna en flora rond de beken. Deze potentie past eveneens in de algemene potentie van de valleien als structuurbepalende elementen voor de uitbouw van een groennetwerk.

NATUUR IN BEBOUWDE OMGEVING: In de bebouwde gebieden is er ook ruimte om aan natuurontwikkeling te doen. Bij de uitbouw van groenassen dient uitgegaan te worden van de bestaande natuurlijke elementen die in het bebouwd weefsel aanwezig zijn. Daarnaast kunnen ook de bestaande beekvalleien en open ruimten als uitgangspunt genomen worden voor de realisatie van groenelementen in de bebouwde omgeving en de creatie van een groennetwerk. Dit verhoogt de kwaliteit van de woon- en werkomgeving.

VERWEVING IN VALLEISTRUCTUREN: Versterking van het valleikarakter kan verwezenlijkt worden door een extensief beheer van landbouwgebieden binnen de valleien met een verweving van natuur, landschapsbouw en landbouw. Naargelang de plaatselijke situatie kan men prioriteit geven aan natuur of landbouw met bijzondere aandacht voor kleine landschapselementen.

HOLLE WEGEN: De veelal herstelde holle wegen in Beersel zijn belangrijke lintvormige structuren met een ecologische functie in het omgevende agrarische en bewoonde landschap.

AANWEZIGHEID KASTEELPARKEN: De gemeente bezit een aantal attractieve kasteelparken waarvan een aantal met een hoge biologisch waarde.

HET NATUUR- EN LANDINRICHTINGSPROJECT ‘LAND VAN TEIRLINCK’: Dit project behelst het volledige grondgebied van de gemeente Beersel en biedt de unieke mogelijkheid om te komen tot een globale open ruimtestructuur die aansluit op de open ruimte en natuur in het bebouwde weefsel. Dit vormt een zeer sterk element in de realisatie van een samenhangend structurerend geheel die bijdraagt tot een kwalitatieve ruimtelijke ordening van het grondgebied van de gemeente Beersel.

Gemeente Beersel 56 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

6.3. Agrarische structuur

6.3.1. RUIMTELIJKE ANALYSE

Op het gewestplan wordt ongeveer 36,8 % van het Beerselse grondgebied aangeduid als (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied. Dit toont aan dat Beersel geen uitgesproken landbouwgemeente is. De agrarische gebieden zijn hoofdzakelijk centraal in de gemeente gelegen. Ook ten zuiden van Dworp, in het noorden bij de E19 en ten westen van het Kanaal Brussel–Charleroi treft men nog belangrijke agrarische gebieden aan. Het grootste deel van deze agrarische gebieden is landschappelijk zeer waardevol.

6.3.1.1. Herbevestigde agrarische gebieden

In het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuren (zie 3.3.3) werden er geen agrarische gebieden herbevestigd op het grondgebied van de gemeente Beersel.

6.3.1.2. Relatie tussen bodem en bodemgeschiktheid voor land- en tuinbouw

Op basis van de bodemkaart van Beersel en de daaraan gelinkte bodemgeschiktheid voor land- en tuinbouw kunnen de beste bodems voor land- en tuinbouw gelokaliseerd worden. Het huidige landbouwgebruik op basis van de landbouwgebruikspercelen wordt tevens getoetst met de bodem.

De bodems worden onderverdeeld tussen de gronden in de valleien van de Zenne-Lotbeek, Molenbeek, Linkebeek en hun aftakkingen; in de plateau- en hellingsgronden en in het overgangsgebied tussen de Zennevallei en de Brabantse Leemstreek. Logischerwijs bevinden de nattere bodems zich in de alluviale gebieden (matig natte tot zeer natte leem, en gleyige kleibodems). Op de plateau- en hellingsgronden komen voornamelijk droge leembodems voor.

De droge plateaugronden zijn typerend voor de Brabantse Leemstreek die zich in Vlaams-Brabant voornamelijk kenmerkt door akkerbouwteelten, al of niet gemengd met veeteelt. Deze droge leembodems behoren tot de beste gronden voor zowel weide, akker- en fruitteelten. De alluviale gebieden kenmerken zich door matige natte tot zeer natte leemgronden en gleyige kleibodems. Waarvan de matige natte gronden geschikt blijken voor grasland en matig geschikt voor akker- en fruitboomkwekerijen. De zeer natte leemgronden zijn enkel geschikt voor extensief weidegebruik. Sporadisch in de gemeente komen gleyige kleigronden voor in de alluviale gebieden, deze blijken ongeschikt voor akkerteelten en matig geschikt voor weidegebruik.

Waar het reliëf zich sterk aftekent, komen op de hoogste gronden droge zandbodems voor. Dit tertiair materiaal kenmerkt de gronden van de plateautoppen en aansluitende steile hellingen. De droge zandbodems blijken ongeschikt voor grondgebonden teelten. Deze gebieden zijn van geringe betekenis voor de Beerselse landbouw omdat ze de ondergrond vormen voor de diverse droge bosgebieden die de gemeente rijk is.

6.3.1.3. Erosiegevoeligheid van de gronden figuur 7: Watertoets: hellingenkaart (bron: AGIV, 2010) – p. 27 figuur 8: Watertoets: erosiegevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010) – p. 28

Het reliëf te Beersel schommelt tussen 20 en 120 m en wordt in hoofdzaak bepaald door de vallei van de Zenne. Sterke reliëfvormen zijn merkbaar waar de beekvalleien haaks insnijden op de helling- en plateaugronden. Doordat bepaalde gebieden sterk hellen, samen met bepaalde akkerteelten en het verdwijnen van kleine landschapselementen kan het gebeuren dat tijdens een fikse onweersbui de toplaag van de landbouwgronden in grachten, op straten of in riolen terechtkomt.

De gevolgen van erosie (verlies van toplaag, afspoeling en onderslibben van zaaigoed en kiemplantjes, belemmering van ontkieming, wegspoelen van meststoffen enz. ...) veroorzaken een bijkomende kost voor de landbouwer. De directe schade kan vele hectaren per jaar bedragen. Daarnaast kan ook het omringende milieu zwaar lijden onder de erosiegevolgen. Bebouwde zones en wegen riskeren overstromingsgevaar, rioleringen en waterlopen slibben dicht, oppervlaktewater en ecologisch waardevolle gebieden worden vervuild… Vooral de beeksystemen worden onnodig en nefast belast met weggespoelde meststoffen en bestrijdingsmiddelen.

Vooral de gebieden uit de hoger gelegen leemgronden kennen een sterke erosiegevoeligheid, dit omwille van de sterke hellingsgraden die hier voorkomen, het gebrek aan kleine landschapselementen en het akkergebruik. De erosiegevoelige gebieden worden geïdentificeerd als: - het landbouwgebied hoogveld in de deelgemeente Beersel en Alsemberg;

Gemeente Beersel 57 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- het landbouwgebied Padenborre en Dikke Mier in de deelgemeente Dworp; - het landbouwgebied Wouweringen – Krabbos in de deelgemeente in de deelgemeente Dworp; - het landbouwgebied Grootheide te Dworp; - enkele geïsoleerde percelen te Beersel aangrenzend met Linkebeek.

6.3.2. DEELGEBIEDEN VAN DE AGRARISCHE STRUCTUUR

Op basis van de kenmerken van de agrarische structuur worden deelgebieden van de agrarische structuur omschreven. Determinerend voor deze afbakening is de bodemgesteldheid, bodemwaardering en de percelering.

determinerend karakter deelgebied bodemtype percelering Zone A I gleyige kleibodem, natte leembodem, zeer natte langgerekte relatief aaneengesloten leembodems percelen haaks op de vallei Zone A II gleyige kleibodems; matig natte zandleem tot langgerekte relatief aaneengesloten zeer natte leembodems, met op de toppen percelen haaks op de vallei en meer droge zandleembodems blokkige percelen Zone A III overwegende droge leembodems versnipperde en geïsoleerde blokkige percelen Zone A IV overwegende droge leembodems aaneengesloten blokkige percelen

6.3.2.1. Zone A I – landbouwgebied - Zennevallei

De Zennevallei vormt de drager van dit landbouwgebied, het reliëf ligt hoofdzakelijk lager dan 30 m. De bodem bestaat dan ook voornamelijk uit gleyige kleibodems en natte tot zeer natte leembodems. De agrarische invulling bestaat vooral uit permanent grasland en een variëteit van akkerteelten zoals wintertarwe, maïs en volle grondsgroenten. Deze variëteit aan teelten treffen we vooral ten noorden van Lot. Het aaneengesloten graslandgebied is rijk aan kleine landschapselementen zoals alluviale bomenrijen, grachten, heggen e.d.

6.3.2.2. Zone A II – landbouwgebied – Zennebeemden met mozaïekstructuur

Dit deelgebied van de agrarische structuur vormt de colluviale overgang tussen de vallei van de Zenne en de uitgesproken leemstreek op de versneden plateaus. Het reliëf varieert van 30 tot 100 m maar kenmerkt zich door een relatief vlakke, smalle overgangszone naar de laagvlakte. De bodem wordt getypeerd door gleyige kleibodems, matig natte zandleem tot zeer natte leembodems met op de toppen droge zandleembodems. De landbouwteelt wordt hoofdzakelijk gevormd door aaneengesloten permanent grasland en een versnipperd voorkomen van tarwe- en maïsteelten. Het graslandgebied is tevens rijk aan kleine landschapselementen en populieraanplanten. Het gebied wordt grosso modo begrensd door de spoorlijn 26 en de snelweg E19.

6.3.2.3. Zone A III – landbouwgebied – versnipperde plateaugronden

Zone A III – landbouwgebied – versnipperde plateaugronden komt voor op de versneden leemplateaus met een hoogte van 60 tot meer dan 120 m. Het deelgebied kent nauwelijks een aaneengesloten landbouwareaal. De

Gemeente Beersel 58 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel versnippering is hoofdzakelijk te wijten aan de penetrerende beekvalleien, bebouwing en de aanwezige bosstructuren. De teeltbezetting heeft geen eenduidig karakter, de voornaamste teelten omvatten tijdelijk en permanent grasland, aardappelen, maïs, gerst en tarwe. Dit landbouwgebied bestaat uit volgende deelgebieden: - het landbouwgebied Alsemberg; - het landbouwgebied Krabbos; - het landbouwgebied Grootheide.

6.3.2.4. Zone A IV – landbouwgebied – aaneengesloten plateaugronden

Dit landbouwgebied kenmerkt zich door een aaneengesloten landbouwareaal op de versneden leemplateaus met een hoogte van 100 tot meer dan 120 m. De teeltbezetting omvat hoofdzakelijk tijdelijk en permanent grasland, aardappelen, maïs, gerst en tarwe. En in minder mate tuinbouwactiviteiten zoals aardbeiteelt. Het deelgebied kent een aantal lijnvormige kleine landschapselementen maar deze zijn niet structurerend van aard. Zone A IV bestaat uit: - het landbouwgebied Dikke Mier – Padenborre; - het landbouwgebied Hoogveld.

Deze landbouwgebieden worden van elkaar gescheiden door het Gasthuisbos en het oude Sanatorium.

6.3.3. KENMERKEN VAN DE LANDBOUW TE BEERSEL

De doorlichting van de landbouw binnen de gemeente Beersel is gebaseerd op de NIS-gegevens van het jaar 1995 en 2005. Deze cijfers verstrekken alleen informatie over de landbouwers uit Beersel, ongeacht of hun gebruiksgronden in Beersel liggen.

6.3.3.1. Algemene evolutie van de bedrijven

Beersel telde volgens de NIS-landbouwtellingen van 1995 nog 53 bedrijven met 93.075 are cultuurgrond. In 2005 (landbouwtelling) telde de gemeente slechts 33 landbouwbedrijven, evenwel met 112.298 are cultuurgrond. Deze neerwaartse beweging in het aantal landbouwbedrijven is kenmerkend voor het Vlaamse grondgebied. Reëel is er 111.273 are agrarisch gebied bestemd volgens het gewestplan. Hiervan is er 18.336 are agrarisch gebied en 92.936 are landschappelijk waardevol agrarisch gebied. 1.488 are agrarisch areaal ligt in een afbakening van stortgebied.

6.3.3.2. Kenmerken van de landbouw naar bodembezetting

De volgende tabel geeft een overzicht van de meest voorkomende teelten naar grondbezetting op basis van de landbouwtelling mei 2005. Het landbouwareaal in de gemeente Beersel bestaat hoofdzakelijk uit akkerbouw op de leemplateaus en graslanden in de Zennevallei. tabel 7: Kerncijfers van de landbouw te Beersel 1995 2005 kerncijfers van de landbouw te Beersel absoluut (are) relatief (%) absoluut (are) relatief (%) granen voor de korrel (tarwe, korrelmaïs, ed.) 26.534 29 39.749 35 nijverheidsgewassen (suikerbiet, cichorei ed.) 3.652 4 5.537 5 aardappelen 9.447 10 7.307 7 voedergewassen (voerbieten, maïs, tijdelijke weiden...) 20.093 22 20.716 18 groenten in openlucht 07 0 1.469 1 braakland met steun 1.453 2 2.688 2 teelt vaste planten 1.388 1 407 0 boomgaarden (appel-, peer- en kerselaars) 1.388 1 404 0 kleinfruit in openlucht 0 0 3 0 oppervlakte steeds bedekt met blijvend grasland 30.380 33 34.425 31 gebouwen, erven, wegen, siertuinen… 1.218 1 1.041 1 Bron: landbouwtelling 2005 – federale overheidsdienst economie, kmo, middenstand en energie – statistiek en economische Informatie – eigen verwerking.

Gemeente Beersel 59 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

6.3.3.3. Kenmerken van de bedrijven naar grootteorde

Van de 33 landbouwbedrijven die Beersel kende in 2005 waren er 22 in voltijds bedrijf en 11 deeltijds. Dit betekent dat 25% Beerselse landbouwbedrijven een semi-professionele uitbating kent, voornamelijk door hobbylandbouw, gepensioneerden e.d.

Beersel kan vernoemd worden als landbouwgemeente waar het nog goed boeren is. Dit blijkt uit de gemiddelde oppervlakte van het land- en tuinbouwbedrijf. Van de 33 effectieve landbouwbedrijven blijkt uit onderstaande tabel 45,5% groter dan 30ha. En 36,4.9% van de populatie landbouwers in de gemeente heeft een landbouwbedrijf met een grootteorde van 50ha en meer, wat in dat geval duidt op een grootschalig en professioneel gebruik van het landbouwareaal.

Gezien het beperkte aandeel landbouwoppervlakte in de gemeente (slechts 37%) kan Beersel niet beschouwd worden als plattelandsgemeente met uitgesproken agrarisch karakter. Daartegenover staat dat de aanwezige landbouwers over een relatief grote bedrijfsoppervlakte beschikken.

6.3.3.4. Bedrijfsspecialisatie binnen de landbouwsector

Het merendeel van de Beerselse landbouwbedrijven is actief in de akkerteelt. De meeste bedrijven beschikken over permanent weidegebruik. Ruimtelijk is het weidegebruik overwegend op de nattere gronden van de Zennevallei gesitueerd en vindt men de akkerteelt overwegend op de drogere Brabantse leemplateaus terug. De akkerteelten omvatten voornamelijk granen (tarwe, korrelmaïs e.d.) en voerdergewassen (hoofdzakelijk voedermaïs). Bij de bedrijven met weideteelten, betreft het hoofdzakelijk runderteelt.

De gemeente kent 24 bedrijven met runderen en 4 bedrijven met varkensteelt. De varkensteelt kende in de tijdsspanne 1995-2005 een sterke terugloop wat betreft het aantal dieren. De teelt in hoefdieren, schapen en kippen e.d. kan momenteel niet als structurerend genoemd worden op de globale gemeentelijk landbouwmarkt.

6.3.3.5. Tuinbouw

De tuinbouw heeft slechts een beperkt belang binnen de Beerselse landbouw. Alleen de openluchtteelt met voornamelijk groenten, aardbeien, vaste planten en een beperkt areaal aan boomgaarden is vermeldenswaardig.

6.3.3.6. Zekerheid bedrijfsopvolging

In 2005 hadden 48,5% van de Beerselse landbouwbedrijfsleiders een leeftijd ouder dan 55 jaar. Het merendeel van de zaakvoerders in de primaire sector bevindt zich m.a.w. aan het einde van hun professionele loopbaan. Slechts 27,3% van de zaakvoerders was jonger dan 45 jaar. Uit de landbouwtelling van 2005 blijkt dat voor 22,2% van de zaakvoerders ouder dan 50 jaar een opvolger vast ligt. Deze situatie is nefast voor de voortzetting van de professionele landbouwactiviteiten in de gemeente. 55,6% van de zaakvoerders ouder dan 50 kent geen opvolger en 22,2% van de zaakvoerders weet nog niet of er een opvolger aanwezig zal zijn.

6.3.4. KNELPUNTEN EN KWALITEITEN

6.3.4.1. Knelpunten

Kaart I 28: Synthesekaart knelpunten ruimtelijke structuur

SCHAALVERGROTING EN INTENSIFIËRING IN DE LANDBOUW: Steeds intensievere landbouwmethodes vereisen een grootschalige aanpak. De typerende kavelbegrenzing verdwijnt. Meststoffen uit de landbouw tasten de waterkwaliteit van grond- en oppervlaktewater aan waardoor mesotrofe plantenvegetaties (stikstofarm) verdwijnen. Monitoring van de waterkwaliteit te Beersel heeft tot zover aangetoond dat de waterkwaliteit er globaal genomen goed is.

EVOLUTIE VAN DE LANDBOUWSECTOR: Het aantal bedrijven in de landbouwsector is in tien jaar tijd met 38% afgenomen. Daarnaast kent 55,6% van de zaakvoerders ouder dan 50 geen opvolger. 22,2% van de zaakvoerders weet nog niet of er een opvolger aanwezig zal zijn. Door de nabijheid van de hoofdstad stijgt bovendien de grondprijs wat bijkomende problemen oplevert voor grondgebonden bedrijven. Slechts weinig nieuwe jonge landbouwers starten met een bedrijf.

BODEMEROSIE: Vooral de gebieden uit de hoger gelegen leemgronden kennen een sterke erosiegevoeligheid omwille van de sterke hellingsgraden, het gebrek aan kleine landschapselementen en het huidige akkergebruik.

Gemeente Beersel 60 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

6.3.4.2. Kwaliteiten en potenties

Kaart I 29: Synthesekaart kwaliteiten ruimtelijk structuur

GROOTSCHALIGE AGRARISCHE GEBIEDEN OP GEWESTPLAN: Op het gewestplan komt een nog relatief groot, aaneengesloten (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied voor centraal in de gemeente.

AGRARISCHE GEBIEDEN MET HOGE LANDBOUWWAARDERING: De agrarische gebieden met zeer hoge waardering worden hoofdzakelijk in het centrum van de gemeente aangetroffen. Zo krijgen de agrarische gebieden ter hoogte van het Hoogveld, Waterpoel, Bruine Put, Padenborre alsook in de Zennevallei ter hoogte van het afritcomplex 19 van de E19 en in Dworp net ten noorden van het Krabbos een zeer hoge tot hoge waardering.

DE STREEK NODIGT UIT TOT TOERISTISCH-RECREATIEF MEDEGEBRUIK VAN DE OPEN RUIMTE: Het landelijke karakter van deze streek met zijn talrijke valleien en reliëfovergangen vormt een aangename omgeving voor zachte recreatie en toerisme. In relatie met de aanwezige bosgebieden zijn hier tal van kwaliteiten aanwezig om zachte recreatie aan te moedigen in relatie met het landbouwleven.

VERWEVING IN VOOR LANDBOUW WEINIG WAARDEVOLLE GEBIEDEN: Op de voor landbouw weinig waardevolle gebieden is verweving met natuur aangewezen. Hier zijn dus mogelijkheden om een verweving van landbouw en natuur uit te werken. Door een extensief beheer van de minder waardevolle landbouwgebieden binnen de valleien met een verweving van natuur, landschapsbouw en landbouw. Naargelang de plaatselijke situatie kan prioriteit gegeven worden aan landbouw of natuur met bijzondere aandacht voor kleine landschapselementen.

6.4. Landschappelijke structuur

In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt het landschap omschreven als “de resultante van de dynamische wisselwerking tussen fysische omstandigheden (het abiotisch en biotisch milieu) en menselijke activiteiten”. Het is een deel van de ruimte dat door zijn specifieke verschijningsvorm een te onderscheiden dynamisch geheel vormt en kent slechts een beschrijving met betrekking tot de open ruimte structuur.

6.4.1. ANALYSE VAN DE LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR

Beersel is een deels verstedelijkte gemeente in de forenzenwoonzone rond Brussel, met een dichte bebouwing in het landelijke gebied, sterke lintbebouwing en een sterke versnijding door (gebundelde) infrastructuurassen. Geografisch gezien ligt Beersel in de Brabantse Leemstreek en de Brabantse Ardennen.

Algemeen wordt het landschap in Beersel visueel opgebouwd door: - sterk versnipperde en onregelmatige open ruimten met verschillende omvang; - besloten gefilterde kamers in beboste omgeving; - beperkt aantal gerichte vergezichten die door de topografie worden bepaald en worden begrensd door reliëf, bebouwing en vegetatie.

De randgebieden van de gemeente worden gekenmerkt door een complexe verweving van open ruimte met (agro-industriële) bebouwing.

6.4.1.1. Huidig bodemgebruik

In het westen van Beersel, in de Zennevallei, nabij het kanaal Charleroi-Brussel en de spoorlijn Brussel-Parijs loopt een brede strook van bebouwing en industrie. Hier en daar is deze strook onderbroken door uitlopers van landbouwgronden die echter, door hun ligging, onder druk staan van de bebouwing. Centraal in Beersel worden overwegend met elkaar verweven akkers, weiden en bossen aangetroffen. De beperkte bebouwing is sterk verspreid. Hier zijn ook enkele loofboscomplexen aanwezig (beuken, eiken berken, …), zoals het Dwersbos, Gasthuisbos en Begijnenbos. Zuidelijker treft men het Krabbos en het Kapittelbeekbos aan, die aansluiten bij het grotere boscomplex van het Hallerbos. In de overige gebieden is het bodemgebruik zeer divers: bebouwing, akkers, weiden, bossen komen verweven met elkaar voor. Her en der zijn verschillende valleibosjes met loofhout aanwezig in de nabije omgeving van de waterlopen.

Gemeente Beersel 61 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

6.4.1.2. Vanuit een historisch perspectief

Kaart I 12: Ankerplaatsen, relictzones, punt- en lijnrelicten en traditionele landschappen

Door de landschappelijke structuur te bekijken vanuit de landschapsatlas25 wordt het landschap benaderd vanuit een historisch perspectief. Er wordt onderscheid gemaakt tussen traditionele landschappen en relictzones, ankerplaatsen en lijn- en puntrelicten anderzijds.

Traditionele landschappen

De indeling in traditionele landschappen steunt op zowel fysische en natuurlijke kenmerken zoals reliëf en bodemgesteldheid, als de cultuurlandschappelijke kenmerken zoals bewoningsvormen, landgebruik, percelering en landschapstype. Voor Beersel zijn volgende traditionele landschappen aangeduid: - nr. 730050, Land van Dworp: Het land van Dworp behelst het grootste deel van de gemeente Beersel. De structuurdragende matrix van dit traditionele landschap wordt gevormd door een golvende topografie, een afwisseling van valleien en boscomplexen en een verstedelijkt weefsel. De open ruimten zijn er onregelmatig, erg versnipperd en van sterk verschillende omvang met slecht een beperkt aantal gericht vergezichten die topografisch bepaald worden door reliëf, bebouwing en vegetatie. Kleine landschapselementen komen er geïsoleerd voor en zijn weinig herkenbaar. - nr. 921060, Zennevallei: Het landschap in het noordwesten van de gemeente wordt bepaald door de brede Zennevallei. De dimensie van de open ruimte varieert sterk. In het zuiden, tussen Huizingen en Lot, is de ruimte voor de rivier teruggedrongen tot haar (gekanaliseerde) bedding. Meer naar het noorden, tussen Lot en Drogenbos, kan de Zenne vrijer meanderen in agrarisch gebied. - nr. 220140, Pajottenland: In het uiterste noordwesten van de gemeente, boven de Zennevallei, treft men een fragment aan van het Pajottenland. Het wordt gekenmerkt door een golvende topografie, asymmetrische valleien, bossen en kleine kerndorpen. - nr. 730040, Hallerbos: In het zuiden van de gemeente sluit het landschap aan op het Hallerbos dat wordt gekenmerkt door een golvende topografie, uitgebreide boscomplexen met o.a. hoogstammige fruitboomgaarden en een uitdeinend stedelijk weefsel.

Ankerplaatsen

Ankerplaatsen zijn de meest waardevolle landschappelijke plaatsen die bestaan uit complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een geheel of ensemble vormen. Ze zijn uitzonderlijk inzake gaafheid of representativiteit of nemen ruimtelijk een plaats in die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving. Bij het aanduiden (aflijnen en beschrijven) van de ankerplaatsen werd steeds die definitie voor ogen gehouden. Op het grondgebied van Beersel werden volgende ankerplaatsen afgebakend: - A20064, Meigemheide, Gasthuisbos en Begijnenbos: Deze ankerplaats situeert zich centraal op het grondgebied van de gemeente Beersel. Het is een zone met een enorme variatie in het landschap: drassige gebieden, valleigebieden, boomgaarden, brongebieden, holle wegen, kleine landschapselementen en taluds. Globaal gaat het om een gefragmenteerd landschap door perceelrandbegroeiing langsheen akkers en weiden, boomgaarden en percelen onder bos. - A20032, Hallerbos: Deze ankerplaats beslaat een klein deel van het grondgebied van de gemeente Beersel in het zuidwesten. Het gaat om een restant van het zogenaamde grote kolenwoud en vormde tot twee eeuwen geleden één geheel met het Lembeekbos en het Zoniënwoud. Het terrein is er sterk golvend waardoor markante terreinovergangen voorkomen met holle wegen en taluds. Momenteel is Ruimte en Erfgoed bezig met de voorbereidingen voor de voorlopige aanduiding van de ankerplaats “Lembeekbos – Maasdalbos – Hallerbos”. - A20033, Zevenborre: Zevenborre is gelegen in het uiterste zuidoosten van Beersel. Het is een gebied met sterke en steile hoogteverschillen, holle wegen en taluds en talrijke bronnen en vijvers.

25 Landschapsatlas, 2001, opgemaakt door het MVG, LIN, AROHM, Monumenten en Landschappen en VLM.

Gemeente Beersel 62 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Relictzones

Relictzones zijn gebieden met een grote dichtheid aan punt- of lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen en zones waarin de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering. De landschappelijke waarde is er door de eeuwen heen goed bewaard gebleven en de erfgoedwaarde is er hoog. De aanduiding gebeurt maximalistisch, doch zonder scherpe grenzen te definiëren. Zowel verspreid voorkomende elementen als het ruimtelijke patroon zijn hier belangrijk. Afzonderlijke objecten worden niet op kaart aangeduid, wel de zone waarin ze voorkomen. In Beersel werden volgende relictzones aangeduid: - R20017, Zennebeemden ten zuiden van het Brusselse Gewest: In deze zone stroomt de Zenne nog in haar natuurlijke bedding en langs de Zennestraat ligt nog een oude meander van de Zenne. Tot begin 1900 warden de beemden opgedeeld in kleine weidepercelen met bomenrijen en perceelsrandbegroeiing, welke grotendeels verdwenen na de aanleg van de E19 die de vallei longitudinaal doorsnijdt. De populieraanplantingen dateren van de laatste 50 jaar. - R20018, Hellingsbossen van Beersel: De oostelijke helling van de Zenne is veel steiler dan de westelijke en is ook meer bebost. Hiernaast situeren zich hier de middeleeuwse waterburcht (circa 1300) van Beersel en het Kasteel van Beersel met een omringend bospark. - R20019, Begijnenbos – Gasthuisbos – Meigemheid – Kleetbos: Dit gebied situeert zich centraal op het grondgebied van Beersel. Het bestaat uit een sterk versneden plateau dat naast de talrijke beboste arealen heel wat gecompartimenteerde landbouwgebieden heeft. Het landschap kent er een enorme variatie (zie ankerplaats). Op verscheidene plaatsen zijn er wijdse zichten op ondermeer de Zenne en Halle. Bovendien werden er al heel wat archeologische vondsten gedaan uit het Neolithicum en uit de Romeinse tijd. - R20020, Hallebos – Lembeekbos: Deze relictzone overlapt grotendeels met de ankerplaats Hallerbos en dezelfde beschrijving geldt er dan ook voor. - R20021, Zevenborre: Deze relictzone overlapt grotendeels met de ankerplaats Zevenborre en dezelfde beschrijving geldt er dan ook. De meeste puntrelicten in deze zone bevinden zich op het grondgebied van Sint-Genesius-Rode.

Lijn- en puntrelicten

Binnen Beersel vormen het Kanaal Brussel-Charleroi en de Zenne belangrijke lijnrelicten. Naast deze lijnrelicten worden er nog 19 puntrelicten aangeduid in de gemeente. Deze zijn de Wolfshagenkapel (P20476), Sint- Lambertuskerk (P20550), Sint-Lambertuskapel (P20549), Pastorij (P20551), Kasteel van Beersel (P20548), Herman Teirlinckmuseum (P20547), Dwersboskasteel (P20649), Paddenborrehoeve (P20557), Het Kloosterken (P20556), Kasteel Rondenbos (P20581), O.L.V. Kerk (P20580), Kasteel van Huizingen (P20558), Steenputmolen – Herisemmolen (P20650), Solheidehoeve (P20559), O.L.V. Ter Nood (P20560), Hof ter Wouweringen (P20561), Gravenhof (P20562), Pastorij (P20564) en de Schandpaal van Dworp (P20563).

Gemeente Beersel 63 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

6.4.2. LANDSCHAPPELIJKE EENHEDEN

Om te komen tot een gebiedsdekkende beschrijving van de bestaande landschappelijke structuur werd de indeling naar landschapseenheden uit het GNOP gebruikt, aangepast en aangevuld na eigen veldinventarisatie. De landschapseenheden zijn gebieden met eenzelfde kenmerkend landschappelijk beeld en karakter, met een eigen identiteit die zich duidelijk onderscheidt van de omringende eenheden.

Zennebeemden met mozaïekstructuur

De grensoverschrijdende landschapseenheid Zennebeemden met mozaïekstructuur wordt gevormd door het patchwork van kleinschalige bosgebieden, akkers, permanente graslanden en lijnvormige landschapselementen. Het gebied bezit sterke beeldbepalende landschapskenmerken die eigen zijn aan het kleinschalige cultuurlandschap dat zich in de Zennevallei gevormd heeft. Het gebied is relatief goed gevrijwaard van verstoring en bebouwing.

Brabantse hellings –en plateaugronden

Het Brabants sterk versneden leemplateau is op de steile hellingen meestal bebost. Sommige heuveltoppen zijn lang braak gebleven zoals Meigemheide en Solheide. De schrale milieus hebben soms een heideachtige vegetatie. Het centrale agrarische landschap is vrijwel intact gebleven en bezit een aantal grote historische hoeven (vb. hoeve Padenborre en het Hof ten Hongarije). Het gebied wordt overwegend gekenmerkt door akkerteelt.

Historische boskernen

Begijnenbos-Meigemheide-Gasthuisbos: De landschapsstructuur ten tijde van Ferraris is er nog grotendeels herkenbaar. Het landschap is gefragmenteerd door de perceelsrandbegroeiing langsheen de akkers en weiden, boomgaarden en percelen bos. De perceelsvormen en het wegennet wijzigden nagenoeg niet. Wel kwam er de laatste 50 jaar heel wat verspreide bewoning bij waardoor het landschap een niet echt gave indruk geeft.

Domein van Huizingen: het domein van Huizingen bestond al in de 12de eeuw. Het werd na Ferraris omgevormd tot kasteelpark dat op haar beurt begin 1900 omgevormd werd tot provinciaal recreatiedomein. Het huidige kasteel dateert van begin de 19de eeuw. Op het domein van Huizingen groeien 1200 verschillende plantensoorten en het domein heeft een mooie rotstuin en blindentuin.

Dwersbos: De omgeving van het Dwersbos werd in de tweede helft van de 19de eeuw gewijzigd door de aanleg van het kasteelpark en de omvorming van een vierkantshoeve tot kasteel. Het park is een klassiek voorbeeld van

Gemeente Beersel 64 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel een Engelse landschapstuin met verschillende vistas. Het open landschap ten zuiden van het Dwersbos is vrij intact gebleven.

Kleetbos: Het Kleetbos zelf is een restbos van het Zoniënbos, er staan eveneens mooie beuken. Ten tijde van Ferraris was dit reeds een bos, weliswaar groter.

Reliëfranden met holle wegen

Eén van de meest typische kenmerken van het Brabants Leemplateau is het veelvuldig voorkomen van holle wegen en reliëfranden. Reliëfranden en holle wegen vormen in de gemeente beeldbepalende elementen die karakteristiek zijn voor het landbouwgebied. Holle wegen worden als zeer waardevol beschouwd.

Aaneengesloten open ruimtegebied Dikke Mier – Padenborre en Hoogveld

Het omschreven open ruimtegebied ligt centraal in de gemeente, omsloten door de bebouwing van Beersel, Dworp en Alsemberg. Het gebied is rijk aan boomgaarden, holle wegen, kleine landschapselementen en taluds. Het gebied is tevens van groot belang voor fauna en flora. Het landschap is gefragmenteerd door de perceelsrandbegroeiing langsheen de akkers en weiden, boomgaarden en percelen bos. De perceelsvormen en het wegennet wijzigden nagenoeg niet sinds het einde van de 18de eeuw. Het gebied kent een aantal weidse zichten op o.m. de Zenne en Halle. In het gebied heeft men al heel wat archeologische vondsten gedaan: neolithisch en Romeins.

Kasteelparken

Rondom het aaneengesloten open ruimtegebied Dikke Mier – Padenborre en Hoogveld situeren zich een aantal beeldbepalende kasteelsites. Het betreft het kasteel van Beersel, het kasteel Dwersbos, het kasteel van Huizingen (Beaulieu), het kasteel Rondenbos en het kasteel het Gravenhof. Deze kasteelparken zijn zeer divers in opbouw en karakter. Het betreft vooral parken met authentieke, historische kastelen, al dan niet in combinatie met een (kasteel)boerderij, portierswoning, stallen,...

6.4.3. LANDSCHAPSBELEVING

Landschapsbeleving is intens bij imposante panorama’s (vergezichten). In Beersel komen deze voor ter hoogte van Grootveld, noordelijk van Begijnenbos en zuidelijk van Dworp richting Kapittel.

De identiteit van het landschap wordt gevoed en instandgehouden door de karakteristieken van de fysieke omgeving. Bakens maken mee deel uit van deze fysieke omgeving. In de gemeente kunnen de kasteelparken, de watertoren ter hoogte van Hoogveld, holle wegen, het kanaal, markante gebouwen (vb. oud sanatorium), hoogspanningsleiding, snelweg enz. onderscheiden worden als baken. Of deze elementen eerder positief dan wel negatief voor de waarde van het landschap ervaren worden is moeilijk te bepalen.

Kleine landschapselementen vormen een belangrijke bijdrage tot de landschapsbeleving. Hieronder worden de belangrijkste te Beersel kort besproken.

De aanwezigheid van holle wegen vormt een markant gegeven in het Beerselse landschap. Het gaat om wegen waarbij het wegdek minstens een halve meter lager ligt dan het omliggende land. Ze zijn ontstaan door eeuwenlang gebruik van hetzelfde pad in combinatie met hun ligging in heuvelachtige streken en op leemgronden. Losgewoelde aarde stroomde af met regenwater en op die manier diepte de weg zich jaar na jaar verder uit. Aangezien de meeste holle wegen hun ontstaan kennen in de Middeleeuwen of zelfs de Romeinse tijd maken ze deel uit van ons cultureel erfgoed. De holle wegen in Beersel ondergingen weinig wijzigingen sinds de Ferraris-kaart.

Naast deze cultuurhistorische waarde beschikken holle wegen ook over een belangrijke natuurwaarde. De randen van holle wegen zijn vaak verwilderd of verbost en natuurlijke biotopen hebben er zich ontwikkeld. Als langgerekte linten natuur tussen landbouwgebieden vormen ze enerzijds een toevluchtsoord voor planten en dieren en kunnen ze anderzijds dienst doen als verbindingen tussen grote eenheden natuur. Op deze wijze dragen holle wegen in belangrijke mate bij tot de ecologische waarde in het landschap.

Het heuvelachtige landschap in Beersel zorgt ervoor dat taluds ook een onderdeel uitmaken van het landschap. Het gaat om schuinsoplopende vlakken langsheen wegen. De taluds die in het landschap liggen, vertonen grotendeels dezelfde ecologische karakteristieken als de holle wegen. Ze vormen dus ook een wezenlijk onderdeel van de ecologische waarde in Beersel.

Gemeente Beersel 65 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Natuurlijke kleine landschapselementen zoals hagen, bomenrijen, houtkanten, knotbomen, struwelen, … vormen uiteraard een belangrijk element in de ecologische structuur te Beersel. Ze vormen specifieke biotopen voor planten- en diersoorten en kunnen bovendien ook dienst doen als verbindingsstructuren. Een voorbeeld hiervan zijn oude hagen. Ze beschikken over een zeer gevarieerde plantensamenstelling, voornamelijk wanneer het gaat om vrij uitgegroeide hagen, en zijn van onschatbare waarde voor veel planten en dieren.

6.4.4. KNELPUNTEN EN KWALITEITEN

6.4.4.1. Knelpunten

Kaart I 28: Synthesekaart knelpunten ruimtelijke structuur

VERDWIJNEN VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN EN DEGRADATIE VAN HET LANDSCHAP: Het gaat voornamelijk om het verdwijnen van hagen, bomenrijen, houtwallen... en het verdwijnen van bosjes, hoogstamboomgaarden… . Voor de landschappen veroorzaakt dit tevens een kwantitatieve en kwalitatieve terugval van de open en gemengde landschappen. Afwezigheid van markante solitaire bomen in het landschap vormt bijvoorbeeld één van belangrijkste knelpunten. Het omploegen van bermen langsheen akkers is zowel voor de natuurlijke structuur als voor de landschappelijke structuur een knelpunt.

BOUWDRUK: Effecten van de toenemende bebouwing, aanleg van infrastructuren e.d. monden uit in een rechtstreeks ruimtebeslag en in een versnippering van percelen en landschapseenheden.

VISUEEL LANDSCHAPPELIJKE HINDER: De wegeninfrastructuur (voornamelijk E19 en de Alsembergsesteenweg), sporen en kanaalinfrastructuur en de ontwikkelingen rondom deze verkeersassen schaden de visuele beleving bij het lezen van het landschap.

6.4.4.2. Kwaliteiten en potenties

Kaart I 29: Synthesekaart kwaliteiten ruimtelijk structuur

AANWEZIGHEID VAN GROOTSCHALIGE EN MEER KLEINSCHALIGE GEVARIEERDE OPEN RUIMTES: De open ruimte van de gemeente Beersel is voornamelijk aanwezig in het centrale deel van de gemeente. Hier komen nog grote aaneengesloten gebieden voor. De beekvalleien bezitten kleinere open ruimten met een afwisselend karakter van bossen en weilanden.

AANWEZIGHEID VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN (KLE’S): Kleine landschapselementen hebben een veelzijdige waarde in het landschap. Cultuurhistorisch zijn ze de afspiegeling van de traditionele bedrijfsvoering van rond de eeuwwisseling en eerder. Landschappelijk gezien markeren ze een kleinschalig en aantrekkelijk landschap. Daarnaast hebben ze ook een ecologische functie. De verdere uitbouw van deze KLE’s kan leiden tot een netwerk van lijnvormige elementen, bosjes en andere beplantingen in het landschap.

LANDSCHAPSECOLOGISCHE UITBREIDING IN DE OPEN RUIMTE: Bosuitbreiding vormt één van de mogelijkheden om natuurbouw te realiseren binnen de open ruimte. Dit dient in eerste instantie te gebeuren in de buurt van reeds bestaande bossen zodoende dat de kolonisatie door planten en dieren op een snellere manier kan gerealiseerd worden. Weliswaar mag geen bosuitbreiding plaatsvinden op percelen waar andere ecologische ontwikkelingen in gedrang komen. Voorrang dient gegeven aan de gebieden die vanuit het GNOP naar voor worden geschoven. Het Bosdecreet biedt hiervoor ontwikkelingsperspectieven.

BESCHERMDE MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN: De aanwezigheid van diverse beschermde monumenten, landschappen en dorpszichten biedt garantie voor het behoud van landschappelijk waardevolle kenmerken.

AANWEZIGHEID BEEKVALLEIEN: De valleien in Beersel zijn potentiële natuurassen. Ze kunnen bijdragen tot het landschapsbehoud, de landschapsbouw en de integratie in de ruimtelijke identiteit, kenmerkend voor de verschillende entiteiten. De aanwezige open "verbindingen" kunnen "corridors" worden tussen de valleien onderling en de open gebieden in de bebouwde zones. Dit biedt de mogelijkheid om een groenstructuur en – netwerk voor natuur en landschap te realiseren.

Gemeente Beersel 66 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

7. Nederzettingsstructuur

De kenmerken voor de nederzettingsstructuur van de gemeente Beersel zijn afkomstig uit de woonbehoeftestudie die in 2005 werd uitgevoerd, tenzij specifiek anders vermeld.

7.1. Demografische kenmerken

7.1.1. BEVOLKINGSAANTALLEN EN BEVOLKINGSEVOLUTIE

Op 1 januari 2004 telde de gemeente Beersel 23.345 inwoners (Alsemberg 5.464, Beersel 5.313, Dworp 5.309, Lot 4.294 en Huizingen 2.965. Op 1 januari 2009 is de bevolking van de gemeente Beersel aangegroeid tot 23.756 inwoners26.

Voor de periode 1991-2004 tekende de gemeente Beersel een stijging van 1.160 inwoners op of een bevolkingstoename van 5,2%. De toename is vrijwel gelijkmatig in de tijd gespreid. In dezelfde periode is de bevolking in Vlaams-Brabant en in het Vlaams Gewest ook gestegen met respectievelijk 6,2% en 4,3%. Gemeten tussen 2004 en 2009 nam de bevolking toe met 411 inwoners of een bevolkingstoename van 1,8%27.

7.1.2. LOOP VAN DE BEVOLKING

De som van het natuurlijke saldo28 en het migratiesaldo29 levert een beeld van de loop van de bevolking. In 1995 kende de loop van de bevolking nog een neutraal saldo, te wijten aan het evenwicht van het natuurlijke- en migratiesaldo. Sindsdien wordt de loop van de bevolking gekenmerkt door een stabiel positief saldo, te wijten aan een evenwichtig overschot voor het migratiesaldo (gemiddeld +36 personen per jaar) en het natuurlijke saldo (gemiddeld +34 personen per jaar). Vanaf 2005 is er nog een sterkere groei merkbaar.

7.1.3. BEVOLKINGSDICHTHEID

De bevolkingsdichtheid geeft het aantal inwoners per vierkante kilometer weer. De gemiddelde bevolkingsdichtheid voor de gemeente Beersel steeg tussen 1991 en 2004 met ruim 38 inwoners per km² tot 775 inwoners per km² in 2004. Ondanks een hogere dan de gemiddelde provinciale (493 inw/km²) of arrondissementele bevolkingsdichtheid (607 inw/km²), sluit het cijfer voor Beersel nauw aan bij de gemiddelde densiteiten van andere grensgemeenten ten zuiden van Brussel: Halle – 781 inw/km², Sint-Genesius-Rode – 786 inw/km², Sint-Pieters-Leeuw – 759 inw/km². Deze waarden liggen een stuk onder de cijfers voor de rechtstreekse buurgemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Linkebeek – 1147 inw/km², Drogenbos – 1947 inw/km² 30. In 2008 is de bevolkingsdichtheid verder opgelopen tot 786 inwoners per km²31.

Binnen de deelgemeenten van Beersel worden ook grote verschillen genoteerd met volgende bevolkingsdichtheden van hoog naar laag: Huizingen - 1.044 inw/km², Alsemberg – 883 inw/km², Beersel – 840 inw/km², Lot – 834 inw/km² en Dworp – 552 inw/km² 32.

7.1.4. DE BEVOLKINGSSTRUCTUUR NAAR GESLACHT EN LEEFTIJD

In de periode 1991-2001-2003 evolueerde de bevolkingssamenstelling van de gemeente Beersel als volgt: - het aandeel van de jongste groep inwoners (< 15 jaar) bleef stabiel over de betrokken periode (19%) – in absolute cijfers was er een stijging met 185 (1991-2001) en 79 (2001-2003) jongeren; - het aandeel van de oudste groep inwoners (>65 jaar) nam over dezelfde periode toe met 4% (13% in 1991, 17% in 2001 en 2003) – absolute toename van 952 personen; - de stijging van het aandeel van de oudere bevolkingsgroep werd gecompenseerd door een afname van het aandeel van de middengroep met 4% – absolute cijfers 201 personen.

26 Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Statistieken en Cijfers, situatie 1 januari 2009, december 2010. 27 Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Statistieken en Cijfers, situatie 1 januari 2009, december 2010. 28 Het natuurlijk saldo of geboorteoverschot is het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal overlijdens. 29 Het migratiesaldo is het verschil tussen immigratie (inwijking) en emigratie (uitwijking). 30 Situatie op 01.01.2005, volgens de statistische gegevens van de Provincie Vlaams Brabant, 2006. 31 Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Statistieken en Cijfers, situatie 1 januari 2008, december 2010. 32 Situatie op basis van de bevolkingscijfers op 01.01.2004.

Gemeente Beersel 67 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Deze tendens in de bevolkingssamenstelling van Beersel zette zich verder na 2003 en duidt op een vergrijzing van de bevolking. Beersel (19%) en Alsemberg (17%) noteren het grootste aandeel ouderen, gevolgd door Dworp (16%) en Huizingen (16%). Enkel Lot heeft een kleiner aandeel ouderen, iets meer dan 14%. Opvallend is ook de algemene daling van het aandeel van de middengroep in elke deelgemeente. Het aandeel van de jongeren in de bevolking evolueert niet in alle deelgemeenten gelijk. Beersel en Alsemberg zagen het aantal jongeren in de beschouwde periode duidelijk afnemen. Deze deelgemeenten worden geconfronteerd met een ontgroening van hun bevolking. De overige deelgemeenten tekenden echter een stabiel aandeel jongeren op of een lichte toename van het aantal jongeren.

7.1.5. GEZINNEN

In de periode 1997-2004 steeg het aantal gezinnen in de gemeente Beersel met 431 (dit is een relatieve stijging van 4,9%). De relatieve toename was het sterkst in de deelgemeente Alsemberg (5,8% of 118 gezinnen), gevolgd door Dworp (5,3% of 102 gezinnen), Lot (5,3% of 84 gezinnen) en Beersel (5,1% of 107 gezinnen). In Huizingen was de toename het laagst, namelijk 1,7% of 20 gezinnen.

De gemiddelde gezinsgrootte in de gemeente Beersel bedroeg in 2004 2,53 personen per gezin. Tussen 1997 en 2004 is de gemiddelde gezinsgrootte afgenomen met 0,06%. De gemiddelde gezinsgrootte bedroeg in 1997 nog 2,59 personen per gezin. In 2007 bedroeg de gemiddelde gezinsgrootte 2,55 wat opnieuw een lichte stijging impliceert33.

7.1.6. BEVOLKING MET VREEMDE NATIONALITEIT

Het aantal inwoners met vreemde nationaliteit in de gemeente Beersel is in de periode tussen 1991 en 2003 met 398 eenheden toegenomen tot een totaal van 1.409. De bevolkingsgroep met een vreemde nationaliteit (1.409 vreemdelingen) maakte in 2003 6,1% uit van de totale bevolking in de gemeente Beersel. Ruim 1/3de van de bevolkingsgroei in Beersel (+ 1.028) is in de beschouwde periode toe te schrijven aan de aangroei van bevolking met vreemde nationaliteit. In 2007 bedroeg het aandeel inwoners met vreemde nationaliteit 6,4%34. Naar 2010 toe is dit aandeel gestegen met 0,6%.

7.2. Analyse van de nederzettingsstructuur

7.2.1. NEDERZETTINGSPATROON

Kaart I 20: Bestaande nederzettingsstructuur

In grote lijnen kan men stellen dat de nederzettingsstructuur in Beersel het patroon aftekent van een ringvormige concentratie bij de grenzen van de gemeente, gelegen rond een centraal open ruimtegebied. De aangelegde infrastructuren (spoorwegen, kanaal, autosnelweg, gewestwegen…) en de invloedszone van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben een relatief ingewikkeld en dicht nederzettingspatroon veroorzaakt waarin oude nederzettingen echter bewaard bleven dankzij het landelijke (agrarische) karakter. Er kunnen een vijftal woongebieden onderscheiden worden die overeenkomen met de deelgemeenten: - dichtbebouwde kern van Huizingen met residentiële en landelijke woonwijken; - dichtbebouwde kern van Lot; - dichtbebouwde kern van Beersel met landelijke woonwijken; - kleine, meer landelijke kern van Dworp met residentiële en landelijke woonwijken; - historische kern van Alsemberg met vele omliggende residentiële wijken.

Binnen deze woongebieden vinden we dichtbebouwde kernen (het kerngebied), residentiële woonwijken en zones met landelijk wonen terug. Het kerngebied omvat het samenhangend woonweefsel dat overgaat in residentieel woongebied en landelijk wonen

Rondom de verstedelijkte rand van Brussel heeft zich een band van residentiële woongebieden (al dan niet in woonparken) ontwikkeld. Deze residentiële woonontwikkelingen komen voornamelijk voor rond de historische woonkernen van Dworp, Beersel en bij Alsemberg. In de oostelijke uithoek van de gemeente treft men ook woonparken die eerder aansluiten bij de nederzettingsstructuren van Linkebeek en Sint-Genesius-Rode. De

33 Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering, Lokale statistieken, december 2010. 34 Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering, Lokale statistieken, december 2010.

Gemeente Beersel 68 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel residentiële woonwijken kenmerken zich door hun planmatige ontwikkeling (wijken en grootschalige verkavelingen) en hun duidelijke begrenzing van het woonweefsel.

In tegenstelling tot de residentiële woongebieden heeft het landelijk wonen zich veelal op een organische wijze ontwikkeld. Het gaat vaak om lintbebouwing met landelijk woonkarakter. De morfologische afbakening van deze woongebieden is niet altijd eenduidig of strikt omwille van hun organische groei.

De bebouwing in de kernen van Huizingen en Lot is hoofdzakelijk gesloten en halfopen en hun nederzettingsstructuur vindt aansluiting bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wat zorgt voor hoge densiteiten. De infrastructuren van spoor, kanaal en E19 hebben de Zennevallei versnipperd met een expansie van bedrijven en woongebieden als gevolg. Het zwaartepunt van de bebouwing in Huizingen ligt ten westen van de E19 en sluit aan bij de bebouwing van Buizingen op grondgebied Halle. Lot wordt doorsneden door het kanaal en de spoorlijn 96 welke zorgen voor een barrièrewerking. Zowel voor Huizingen als Lot ligt de bebouwing op vele plaatsen in de onmiddellijke nabijheid van de industriële ontwikkelingen in de kanaalzone en de Zennevallei wat zorgt voor een industrieel karakter van deze woongebieden.

De bebouwing in de kern van Beersel is hoofdzakelijk gesloten en halfopen. Buiten de kern treft men wijken aan met hoofdzakelijk halfopen en open bebouwing en op verspreide locaties is de bebouwing nog vrij landelijk. Deze landelijke woonwijken hebben lagere bouwdichtheden en liggen verder van de historische kernen.

De kern van Alsemberg is nauw verweven met de kern van Sint-Genesius-Rode. In de kern zelf treft men gesloten en halfopen bebouwing aan, terwijl de residentiële buitenwijken hoofdzakelijk gekenmerkt worden door open en halfopen bebouwing. Deze laatsten hebben lagere bouwdichtheden en liggen verder van de historische kernen. Wat ook kenmerkend is voor Alsemberg is het sterke residentiële karakter en de aanwezigheid van KMO’s en dienstverlenende bedrijven in de kern.

Dworp wordt gekenmerkt door een meer landelijk karakter met een ruimer aanbod aan open ruimte. Rond de kern hebben zich een aantal residentiële en landelijke woonwijken ontwikkeld.

De residentiële groei in Alsemberg, Beersel en Dworp hangt nauw samen met de invloed die wordt uitgeoefend door het Brussels hoofdstedelijk gewest en de belangrijke verkeersaders (naar Waterloo, naar Halle).

7.2.2. VOORZIENINGENNIVEAU

7.2.2.1. Openbare voorzieningen

Kaart I 21: Openbare voorzieningen

De kernen van Huizingen, Lot, Beersel en Dworp kennen een goed primair uitrustingsniveau. De meeste voorzieningen zoals post, bibliotheek, basisschool, sporthal… zijn aanwezig. Alsemberg heeft de sterkst uitgebouwde commerciële kern op lokaal niveau aangevuld met een reeks eerste lijnsvoorzieningen en de gemeentelijk diensten. tabel 8: Onderwijsvoorzieningen in Beersel (met aantal leerlingen: lager - kleuters) gemeentelijk gesubsidieerd lager onderwijs gemeentelijke gemengde basisschool Alsemberg Brusselsesteenweg 77b Alsemberg 132 – 52 gemeentelijke gemengde basisschool Dworp Alsembergsesteenweg 569 Dworp 134 – 57 gemeentelijke gemengde basisschool Huizingen Vaucampslaan 80 Huizingen 238 – 141 gemeentelijke basisschool Lot 1 Beerselsestraat 2 Lot 197 – 134 gemeenschapsonderwijs freinetschool “De Boomhut” Oude Postweg 76 Alsemberg 129 – 67 vrij onderwijs Sint-Victorinstituut secundair onderwijs Brusselsesteenweg 20 Alsemberg 547 gemengde basisschool Sint-Victor Alsemberg Brusselsesteenweg 20 Alsemberg 267 – 114 BuLo Sint-Victor Alsemberg Brusselsesteenweg 20 Alsemberg 77 gemengde basisschool Sint-Victor Beersel Hoogstraat 52 Beersel 203 – 98 gemengde basisschool Sint-Victor Dworp Kerkstraat 3 Dworp 135 – 103 kunstonderwijs gemeenschapsonderwijs Muziekacademie ORFEUS Witteweg 18 Alsemberg jeugdmuziekschool Jan-Niklaasstichting, ‘de Mierennest’ Lotsesteenweg 33 Dworp danscentrum Pirouette – Grote Sleutel Alsemberg en andere locaties

Gemeente Beersel 69 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Het Cultureel centrum van Beersel, CC De Meent, is gelegen in de Gemeenveldstraat 34 te Alsemberg. Het Herman Teirlinckhuis, gelegen in het centrum van Beersel (Uwenberg 14) is ingericht als permanent museum met ruimte voor tentoonstellingen rond actuele kunst. Hiernaast is de gemeente momenteel bezig met de oprichting van een bezoekerscentrum voor Lambiekbieren te Alsemberg. Volgende bibliotheken bevinden zich op grondgebied Beersel: - hoofdbibliotheek – De Meent – Brusselsesteenweg 77c – Alsemberg; - bibliobus als wijkwerking in Beersel, Lot en Huizingen; - bibliobus als scholenwerking in Alsemberg, Beersel, Dworp, Huizingen en Lot.

7.2.2.2. Handelsapparaat

Het distributieapparaat van de gemeente Beersel heeft een gedifferentieerd aanbod, waarin de spreiding nauw samenhangt met de ruimtelijke structuur en het niveau van de verschillende dorpskernen, alsook met de Alsembergsesteenweg en de N6-Bergensesteenweg.

In de kern van Alsemberg en ter hoogte van het kruispunt van de Steenweg naar Halle en de Zoniënwoudlaan is het handelsapparaat het sterkst uitgebouwd. Naast de eerstelijnsvoorzieningen zoals bakker, slager, apotheker, krantenwinkel… treft men er ook enkele grootwarenhuizen, kledingzaken, banken, cafés en restaurants, traiteur, kapperszaak, opticien, dierenzaak, droogkuis, tattooshop, fotostudio, immobiliënkantoor... Langs de Brusselsesteenweg komen nog een tweetal autogarages en een tankstation voor. De meubelwinkel Vastiau Godeau heeft een duidelijke bovenlokale uitstraling.

De kern van Beersel is eveneens van een goed handelsapparaat voorzien, zij het dan minder uitgebreid dan dit van Alsemberg. De belangrijkste basisvoorzieningen zoals bakker, slager, apotheker maar ook enkele banken, kapper, schoonheidsinstituut… zijn hier in voldoende mate aanwezig. Bijkomend speelt de deelgemeente Beersel een belangrijkere rol op gebied van restauratie.

Tussen de dicht bevolkte centra van Huizingen en Buizingen heeft zich de laatste decennia een uitbreiding van het handelsapparaat voorgedaan langs de Alsembergsesteenweg. De eigenlijke kern van Huizingen is, onafhankelijk van de voorzieningen langs de Alsembergsesteenweg, voorzien van de primaire handelsvoorzieningen van lokaal belang. Hiernaast komen enkele bijkomende zaken als fietsenwinkel, schrijnwerker, computerservice voor. Bijkomend is het OCMW gelegen in de kern van Huizingen, een dienst die van belang is voor de hele gemeente Beersel.

Lot kent evenals Huizingen goede primaire handelsvoorzieningen. Het aanbod is hier evenwel ruimer dan in Huizingen en er zijn twee zones met ontwikkelingen. Ter hoogte van het station en de Stationsstraat hebben zich enkele carrosseriebedrijven, een tuincentrum en een architectenbureau ontwikkelt, dit samen met enkele restaurant/cafés en bakker, slager en kruidenierszaak. De Dworpsestraat en de omgeving van de kerk huisvesten een aantal cafés en restaurants, 3 banken, 3 kappers, een begrafenisondernemer, broodjeszaak, krantenwinkel, frituur en apotheker.

De voorzieningen in de kern van Dworp zijn hoofdzakelijk geënt op de Alsembergsesteenweg. De voorzieningen die niet langs deze steenweg zijn gelegen blijven beperkt tot twee cafés en de CM. Langs de steenweg komen voorzieningen voor zoals apotheker, bakker, slager, immobiliënkantoor, kledingzaak, elektrozaak, verkoop van grasmaaiers, verkoop van keukens, kapper, snacks, 3 banken, begrafenisondernemer, bloemenzaak, verzekeringen, fietsenwinkel en de post.

Samenvattend kan gesteld worden dat de kern van Alsemberg en in mindere mate ook de kern van Beersel goed zijn uitgebouwd. De Alsembergsesteenweg trekt bovendien ook veel grootschalige handelsactiviteiten zoals autogarages, slaap- en woonwinkels en fabrikanten, softwarezaken, … en dit zowel op grondgebied van Huizingen, Dworp als Alsemberg. Beersel kent geen wekelijkse marktdagen.

7.2.3. WONINGPATRIMONIUM

7.2.3.1. Evolutie van het aantal woningen

In 1991 telde de gemeente Beersel 8.098 woningen. In de periode 1991-2001 kende Beersel een toename van het woningpatrimonium met 451 eenheden (of +5,6%) tot 8.549 woningen. Van alle deelgemeenten kenden Alsemberg (+189/+11%) en Beersel (+134/+7%) de sterkste toename van het aantal woongelegenheden, gevolgd door Dworp (+97/+5%), Huizingen (+27/+2,4%) en Lot (+4). In 2004 telde de gemeente Beersel 9.002 woningen

Gemeente Beersel 70 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

(9.081 op basis van goedgekeurde vergunningen)35. Deze nieuwe toename van het aantal woningen met 5,3% t.o.v. het jaar 2001 wijst op een erg versnelde toename van het aantal woningen in de recentste periode.

7.2.3.2. Ouderdom van het woningbestand36

In de gemeente Beersel is circa 50% van het volledige woningpatrimonium ouder dan 50 jaar37. Deze woningen vragen bijzondere zorg om aan de moderne comforteisen of isolatienormen te kunnen voldoen. De gegevens over het comfort van het woningenbestand (sectie 7.2.3.3) tonen echter aan dat ook in deze categorie het onderhoud van de woningen goed is. De grootste groei in woningen dateert van de periode 1961-1980 (2500 of 27,5%) en zo’n 20% (1850) is jonger dan 30 jaar en kan beschouwd worden als het moderne woonpatrimonium van de gemeente.

Het oudste woningbestand is terug te vinden in Dworp, gevolgd door Lot en Huizingen (concentratie 1919-1945) en Beersel. Alsemberg heeft het jongste woningpatrimonium met een concentratie in de aangroei in 1961-1980. De recente aangroei van het woningpatrimonium (na 1991) verloopt het snelst in Dworp.

7.2.3.3. Comfort van het woningbestand

Het comfortniveau van het woningbestand in de gemeente Beersel ligt zeer hoog met 77% van de woningen met een middelgroot tot groot comfort en zelfs 64% met groot comfort. Bovendien is er een sterke daling merkbaar t.o.v. 1991 in het aandeel woningen zonder klein comfort van 11% tot 4% Het comfortniveau is het grootst in Alsemberg (82% middelgroot tot groot, 70% groot en 3% geen klein comfort), gevolgd door Beersel (82%, 69% en 4%) en Dworp (78%, 67% en 5%). Lot (67%, 52% en 5%) en Huizingen (70%, 58% en 4%) hebben een lager comfortniveau.

7.2.3.4. Woningtypologie

In de gemeente Beersel komt een groot aantal open bebouwingen voor en met 44% zijn ze in de meerderheid in de gemeente. Open en halfopen bebouwing vertegenwoordigen samen 67,8% van het totale woningpatrimonium. Slechts 23,3% van de woningen zijn eengezinswoningen van het gesloten type. Daarnaast bestaat 8,5% uit appartementen of studio’s.

Deelgemeenten Alsemberg (63,4% open, 18,1% halfopen, 11,8% gesloten en 6,5% appartement of studio) en Dworp (61%, 22,3%, 12% en 4,4%) kennen het meest open karakter. Beersel (43%, 26,3%, 19,6% en 10,9%) kent een iets minder open karakter en Lot (16,8%, 24%, 47,2% en 10,8%) en Huizingen (20,8%, 31,1%, 36,5% en 11,3%) hebben het meest gesloten karakter.

7.2.3.5. Sociale woningbouw en seniorenhuisvesting

In 2007 vertegenwoordigden sociale woningen 4% van het totale woningpatrimonium in Beersel. Dit bestond uit 17 sociale koopwoningen en 351 sociale huurwoningen38. Bovenop dit aanbod werden realisaties van sociale woningen gepland zoals weergegeven in tabel 9. Een gedeelte hiervan is intussen gerealiseerd of in de fase van realisatie. Deze worden aangegeven met een *. tabel 9: Geplande realisaties sociale woningen locatie huurwoningen koopwoningen sociale kavels planning Alsemberg – Ten Broek West 46 2011 Alsemberg – Ten Broek Oost 12 te bepalen Alsemberg – De Zwaan 3 2010 Alsemberg – Pastoor Bolstraat 21 2008* Alsemberg – Winderickx 2 27 2011 Beersel – Ukkelsesteenweg 6 2009* Beersel – Grote Baan (Kerkeveld) 8 te bepalen

35 Bron: gemeente Beersel, gegevens januari 2004. Cijfers voor 2001: Beersel 1.948 woningen, Alsemberg 1.989 woningen, Dworp 1.916 woningen, Lot 1.568 woningen, Huizingen 1.128 woningen / Cijfers voor 2004: Beersel 2.090 woningen, Alsemberg 2.029 woningen, Dworp 2.045 woningen, Lot 1.714 woningen, Huizingen 1.203 woningen. 36 Bron: volks- en woningtelling van het NIS, 2001. 37 Bron: gemeente Beersel, gegevens januari 2004: in deze berekening werden de huizen waarvan het bouwjaar onbekend is tot de categorie met bouwjaar voor 1961 gerekend. Verwerking gegevens woningbehoeftestudie Beersel, juli 2005. 38 Decreet grond- en pandenbeleid, 27 maart 2009.

Gemeente Beersel 71 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Dworp – Lotsesteenweg (’t Hoekske) 6 te bepalen Dworp – Kerkstraat 21 2008* Dworp – Alsembergsesteenweg 4 te bepalen Dworp – Vroenenbosstraat 15 te bepalen Huizingen – ex-bureel 4 2009* Lot – F. Walravensstraat 7 2008* Lot – Dworpsestraat 5 2010* Lot – Zittert/Blokbos 20 20 2013 Lot – rijkswachtkazerne 5 * Lot – Kantoor Artic 15 te bepalen Lot – Cartonex 46 2014 totaal 185 98 8

Op 1 januari 2009 beschikte Beersel over 183 erkende plaatsen in een rusthuis, 30 serviceflats en geen plaatsen in centra voor kortverblijf of in dagverzorgingscentra39.

7.2.3.6. Leegstand

De gemeente Beersel telde op 08/12/2010 110 leegstaande woningen. Ten opzichte van het totaal woningpatriumonium in de gemeente is dit aandeel miniem.

7.2.3.7. Herbestemming van panden

Gebouwen die leegstaan en/of verwaarloosd zijn (functieverlies,…) bieden potenties voor bijkomende woongelegenheden, in zoverre deze compatibel zijn met de omgevende functies. Het betreft alle mogelijke verouderde gebouwen en terreinen die hun hoofdfunctie verloren hebben. De gemeente wenst een aantal kleinschalige bedrijvenzones die liggen ingebed in het woonweefsel te onderzoeken in functie van een herbestemming naar wonen. Hiervoor komen onder meer de Cartonnex-site te Lot (zie BPA Wolfabriek), het leegstaand winkelcomplex aan Kasteelstraat te Beersel en de 7 Kunstensite te Dworp in aanmerking.

7.2.3.8. Evolutie prijzen onroerende goederen tabel 10: Prijzen onroerende goederen tussen 2003 en 2009 voor Beersel, zijn buurgemeenten, het arrondissement Halle-Vilvoorde en het Vlaams Gewest Sint- Sint- Drogen- Arrondissement Vlaams Beersel Halle Pieters- Genesius bos Halle-Vilvoorde Gewest Leeuw -Rode woningen (€) 2003 161.573 151.113 124.407 151.185 291.069 170.882 133.425 2005 223.708 185.082 164.953 188.810 363.813 225.246 170.211 2007 265.848 225.892 213.055 229.400 457.781 268.589 207.336 2009 261.623 217.369 208.199 237.884 423.235 264.673 215.489 appartementen (€) 2003 102.631 105.802 102.315 113.826 140.584 107.662 111.609 2005 166.711 146.371 164.262 120.430 170.566 143.269 142.972 2007 223.553 151.180 168.308 170.901 205.246 168.445 171.399 2009 231.631 161.511 190.595 170.165 271.921 185.792 182.598 bouwgronden (€/m²) 2003 85 - 89 118 85 108 87 2005 100 214 129 160 133 132 111 2007 138 - 130 185 232 180 129 2009 109 - 198 178 279 207 148 Bron: Lokale Statistieken Vlaanderen, december 2010 + eigen verwerking.

Het overzicht van de vastgoedprijzen illustreert enkele opvallende tendensen en hun ruimtelijke spreiding. De prijzen voor de drie categorieën vastgoed kennen een sterke stijging. In 2009 is er een stagnatie in de prijzen of zelfs een kleine daling. Dit kan verklaard worden door de wereldwijde economische crisis. Deze stagnatie of daling van de prijzen is meer uitgesproken in Beersel dan zijn buurgemeenten, het arrondissement Halle- Vilvoorde en het Vlaams Gewest.

39 Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering, Lokale statistieken, december 2010.

Gemeente Beersel 72 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

In 2003 zijn de prijzen voor woningen en appartementen in Beersel vergelijkbaar met deze van zijn buurgemeenten (uitgezonderd Sint-Genesius-Rode) en het arrondissement Halle-Vilvoorde. De stijging van de prijzen verloopt echter sneller is Beersel, waardoor de prijzen er in 2007 en 2009 gemiddeld hoger liggen. Dit is uitgesproken het geval voor appartementen. Door de aanwezigheid van een groen en landelijk karakter neigt Beersel meer en meer in de richting van exclusief dure vastgoedprijzen. Indien deze evolutie zich verder zet dreigt het aanbod aan betaalbare woningen voor de middenklasse sterk terug te lopen.

7.2.4. PERCELENPATRIMONIUM40

7.2.4.1. Aanbod onbebouwde percelen langs uitgeruste infrastructuur

Onderstaande tabel geeft de actueel onbebouwde percelen langs uitgeruste infrastructuur in absoluut aantal weer voor de gemeente Beersel en haar deelgemeenten waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar het juridische karakter (bestemming op het gewestplan, ligging binnen een goedgekeurd BPA of een vergunde verkaveling). tabel 11: Samenvatting aanbod onbebouwde percelen langs uitgeruste infrastructuur Beersel Alsemberg Lot Huizingen Dworp Groot - Beersel geen extra bepaling 88 57 56 25 186 412 enkel BPA 13 83 24 46 0 166 enkel verkaveling 106 50 25 13 100 294 BPA + verkaveling 23 48 6 19 0 96 totaal 230 238 111 103 286 968 waarvan uit woongebieden 5 3 4 0 0 12

In de gemeente Beersel is er in totaal een woonreserve van 968 actueel onbebouwde percelen langs uitgeruste infrastructuur. Deze komen hoofdzakelijk voor in woongebieden, woongebieden met landelijk karakter en woonpark. Slechts enkele percelen (4,6%) komen voor in reservegebied voor wonen, woonuitbreidingsgebied of liggen buiten het woongebied. De grootste reserve is gelegen in Dworp, Alsemberg en Beersel.

Van het totaal aantal actuele onbebouwde percelen langs uitgeruste infrastructuur is 43% enkel door het gewestplan in hun gebruikskenmerken gedefinieerd en zijn dus niet onderworpen aan de voorschriften van een vergunde verkaveling en/of een goedgekeurd BPA. Voor de overige percelen is dit laatste wel het geval.

7.2.4.2. Bijkomende perceelsmogelijkheden langs uitgeruste infrastructuur

Door bestaande percelen langs uitgeruste infrastructuur op te splitsten in meerder percelen kan het aanbod aan onbebouwde percelen gevoelig verhoogd worden. Er wordt aangenomen dat voor elk onbebouwd perceel de mogelijkheden van de betreffende woonzone (open, halfopen of gesloten bebouwing) volgens de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden kunnen worden benut41. tabel 12: Samenvatting bijkomende perceelsmogelijkheden langs uitgeruste infrastructuur Beersel Alsemberg Huizingen Lot Dworp Groot - Beersel geen extra bepaling 56 37 19 53 71 236 enkel BPA 27 55 62 33 0 177 enkel verkaveling 29 16 8 9 22 84 BPA + verkaveling 8 1 4 0 0 13 totaal 120 109 93 95 93 510 waarvan uit woongebieden 0 0 0 0 0 0

40 Bron: Woonbehoeftestudie Beersel, 2005, D+A Consult. 41 Volgende berekeningscoëfficiënten worden gehanteerd : in woongebied: - gesloten bebouwing: de perceelsbreedte voor het realiseren van één woning wordt op 6 meter breedte berekend; - halfopen bebouwing: de perceelsbreedte voor het realiseren van één woning wordt op 10 meter breedte berekend; - open bebouwing: de perceelsbreedte voor het realiseren van één woning wordt op 15 meter breedte berekend. in woongebied met landelijk karakter en woonpark: - woningen: de perceelsbreedte voor het realiseren van één woning wordt op 20 meter breedte berekend. wordt eveneens toegepast wanneer het een vergunde verkaveling betreft, aangezien de gegevens betreffende het precieze aantal loten niet voor alle verkavelingen beschikbaar was.

Gemeente Beersel 73 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Naast de 968 actueel onbebouwde percelen beschikt de gemeente Beersel nog over 510 bijkomende perceelsmogelijkheden op actueel onbebouwde percelen gelegen langs infrastructuur (10% in reservegebied voor wonen en 6% in woonuitbreidingsgebied). Het aantal theoretische bouwmogelijkheden klimt hiermee reeds op tot 1.478 perceelsmogelijkheden. Van de bijkomende perceelsmogelijkheden op actueel onbebouwde percelen is 46% niet onderworpen aan extra bepalingen, 35% ligt binnen de grenzen van een bestaand BPA, 16% binnen een goedgekeurde verkaveling en 3% zowel binnen de grenzen van een bestaan BPA als binnen een goedgekeurde verkaveling.

7.2.4.3. Aanbod onbebouwde percelen niet langs uitgeruste infrastructuur in woongebied

Naast de 1.478 actueel onbebouwde percelen en bijkomende perceelmogelijkheden op actueel onbebouwde percelen, beschikt de gemeente Beersel nog over 287 perceelsmogelijkheden gelegen in woongebied, woongebied met landelijk karakter of woonpark die niet aan uitgeruste infrastructuur gelegen zijn42. Voor 54% van deze percelen geldt dat hun gebruikskenmerken enkel door het gewestplan gedefinieerd zijn. Ze zijn dus niet onderworpen aan de voorschriften van een vergunde verkaveling en/of een goedgekeurd BPA. Dit geldt wel voor de overige percelen. tabel 13: Samenvatting aanbod onbebouwde percelen niet langs uitgeruste infrastructuur in woongebied, woongebied met landelijk karakter of woonpark Beersel Alsemberg Huizingen Lot Dworp Groot - Beersel geen extra bepaling 53 14 32 22 33 154 enkel BPA 0 26 24 27 0 77 enkel verkaveling 44 0 0 0 1 45 BPA + verkaveling 0 6 0 5 0 11 totaal 97 46 56 54 34 287

7.2.4.4. Aanbod onbebouwde percelen niet langs uitgeruste infrastructuur in woonreservegebieden

Naast bovenstaande mogelijkheden beschikt de gemeente Beersel over nog 961 perceelsmogelijkheden in reservegebieden voor woonwijken of woonuitbreidingsgebied. 81% van deze percelen bevinden zich binnen een BPA of een vergunde verkaveling. tabel 14: Samenvatting aanbod onbebouwde percelen niet langs uitgeruste infrastructuur in reservegebied voor wonen of woonuitbreidingsgebied Beersel Alsemberg Huizingen Lot Dworp Groot - Beersel geen extra bepaling 77 69 0 0 40 186 enkel BPA 11 55 172 421 0 659 enkel verkaveling 44 0 0 0 0 44 BPA + verkaveling 0 72 0 0 0 72 totaal 132 196 172 421 40 961

Hier volgt een overzicht van alle woonuitbreidings- of reservegebieden voor woonwijken die niet aan infrastructuur gelegen zijn en die elk een oppervlakte hebben van meer dan 0,9 hectare: - WP 1: in het centrum van hoofddorp Alsemberg, gelegen in BPA. - WU 1: in woonkern Huizingen op grens met Buizingen; geen bebouwing, beperkte verkavelings- vergunningen, gelegen in BPA, ruimtelijk opgedeeld in verschillende eenheden en wordt niet als één groot geheel ervaren, vlakke topografie. - WU 2 en WU 3: aan de rand van woonkern Lot; grootschalig, geen bebouwing, gelegen in BPA, over de terreinen lopen hoogspanningsleidingen. Twee korte reeds geasfalteerde toeritten aanwezig. De noordwestelijke uitloper van WU 2 situeert zich in effectief overstromingsgevoeilig gebied. WU 3 bevindt zich grotendeels in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. - WU 4: in woonkern Lot, geen bebouwing, geen verkavelingsvergunningen. Dit gebied situeert zich nagenoeg volledig in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

42 Volgende berekeningscoëfficiënten worden gehanteerd: - 25 woningen per hectare in kernen; - 15 woningen per hectare buiten kernen. Indien het gaat om percelen die zijn opgenomen in een BPA wordt rekening gehouden met het aantal voorziene perceelsmogelijkheden in het BPA.

Gemeente Beersel 74 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- WU 5: aan rand woonkern Beersel; sterke helling, enkele restpercelen. - WU 6: aan rand woonkern Beersel; vrij vlak terrein, enkele restpercelen met aansluitend het leegstaand winkelcomplex aan de Kasteelstraat. - WU 7: in hoofddorp Alsemberg; het terrein wordt volledig benut als weiland. Het terrein is duidelijk veel lager gelegen dan de omringende wegen, geen verkavelingsvergunningen. WU 7 bevindt zich gedeeltelijk in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. - WU 8: aan rand woonkern Dworp; kleinschalig, sterk versnipperd, akkerland, bos en weiland, zeer sterk reliëfverschil. - WU9: in de kern van Lot, gelegen in BPA Wolfabriek (site Cartonnex) (BPA rond kernversterking). - WU 10: aan de rand van woonkern Dworp. - WR 1: in hoofddorp Alsemberg; zuidelijk van domein Rondenbos (parkgebied), momenteel weiland. - WR 2: aan rand hoofddorp Alsemberg; gelegen in BPA, noordelijk van domein Rondenbos (parkgebied), momenteel weiland, hellend. - WR 3: ten noorden van hoofddorp Alsemberg; gelegen in BPA, momenteel bosbegroeiing en akkerland.

Kaart I 22: Reservegebieden voor bouwmogelijkheden tabel 15: Overzicht reservegebieden voor bouwmogelijkheden aantal woningen naam gebied oppervlakte(ha) aan 15 wo/ha aan 25 wo/ha WP1 0,94 14 23 WU1 6,97 104 172 WU2 6,43 96 161 WU3 8,78 131 220 WU4 1,59 23 40 WU5 1,36 20 34 WU6 1,57 23 39 WU7 0,93 13 23 WU8 1,29 19 32 WU9 2,12 32 53 WU10 1,93 29 48 WR1 3,07 46 77 WR2 1,03 15 26 WR3 4,84 72 121 totaal WU + WR 37,86 562 945 Legende: WU = woonuitbreidingsgebied, WR = reservegebied voor wonen

7.2.5. ZONEVREEMDE WONINGEN

Kaart I 23: Zonevreemde entiteiten

tabel 16: Zonevreemde woningen per deelgemeente uitgesplitst naar bestemmingszone

t

nu

KMO

gebied

TOTAAL

recreatie

industrie

parkgebied

groengebied

natuurgebied

landschappelijk

agrarisch gebied

waardevolagrarisch in stort groengebied

gebiedvoor openbaar dienstverleningsgebied reservegebiedindustrie Alsemberg 31 12 10 0 0 2 5 0 0 0 6 0 66 Beersel 23 14 48 2 0 6 7 0 1 2 0 1 104 Dworp 248 113 10 6 0 6 4 0 1 4 0 0 392 Huizingen 0 16 0 3 16 4 0 11 1 0 0 0 51 Lot 31 23 26 13 8 0 0 0 5 0 0 1 107 totaal 333 178 94 24 24 18 16 11 8 6 6 2 720 Bron: Gegevens gemeente Beersel zonevreemde woningen, 2004.

Gemeente Beersel 75 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Van het totaal aantal woningen in de gemeente Beersel zijn er 720 zonevreemd gelegen (inventaris 2004). Opvallend zijn de cijfers voor de deelgemeente Dworp, waar bijna 20% van alle woningen zonevreemd gelegen is.

Het grootste aantal zonevreemde woningen is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied en natuurgebied. Dit is vooral het geval in Dworp. In Alsemberg en Lot is het grootste aantal zonevreemde woningen gelegen in zone voor landschappelijk waardevol agrarisch gebied. In Beersel zelf is het grootste aantal zonevreemde woningen gelegen in agrarisch gebied terwijl in Huizingen evenveel zonevreemde woningen staan in natuurgebied als in industriegebied.

7.2.6. DOORTREKKERSTERREIN VOOR WOONWAGENBEWONERS TE HUIZINGEN

Volgens de taakstelling van het RSV diende de provincie Vlaams-Brabant in de periode 2003–2010 95 standplaatsen voor doortrekkers te realiseren en 121 bijkomende standplaatsen voor residentiële woonwagens. Volgens beslissing van de bestendige deputatie dd. 30.09.2004 werd Beersel aangeduid voor de realisatie van een doortrekkersterrein van 15 standplaatsen. Dit terrein werd ondertussen gerealiseerd in Huizingen bij het provinciaal domein aan de overzijde van de Henri Torleylaan. Dit staat los van de studie die momenteel door de provincie wordt uitgevoerd waarbij voor de historisch ontstane locaties met woonwagenbewoning (zonevreemd) naar een oplossing wordt gezocht met als doel de opmaak van een RUP. Momenteel bevindt deze studie zich in de inventarisatiefase.

7.3. Knelpunten en kwaliteiten

7.3.1. KNELPUNTEN

Kaart I 28: Synthesekaart knelpunten ruimtelijke structuur

BARRIÈREWERKING INFRASTRUCTUUR: De E19, het kanaal en de spoorweginfrastructuur oefenen een effectieve barrièrewerking uit. Daarbij worden de kernen en leefgemeenschappen fysisch van elkaar gescheiden.

GROOT AANDEEL OUDE WONINGEN: Algemeen wordt gesteld dat Beersel over een relatief oud woningpatrimonium beschikt. Circa 50% van de woningen heeft de leeftijd van 50 jaar of meer bereikt. Vooral Lot en ook Huizingen worden gekenmerkt door een groot aandeel aan oude woningen.

HOGE VASTGOEDPRIJZEN: Waar Beersel in 2003 vastgoedprijzen kende die gelijk lagen met de Vlaamse gemiddelden, liggen de vastgoedprijzen nu voor alle categorieën aanzienlijk hoger dan de Vlaamse gemiddelden. De vastgoedprijzen in Beersel stijgen versneld en lijken te evolueren naar de exuberante prijzen die Sint- Genesius-Rode kenmerken. Het aanbod aan betaalbare kleine en middelgrote woningen komt in het gedrang.

INWIJKING (VREEMDE) SOCIALE BOVENKLASSE: De aangename woonomgeving, de goed uitgeruste kernen, de nabijheid van Brussel vormen in combinatie met interessante vastgoedprijzen (in vergelijking tot de oostrand van Brussel) sterke aantrekkingsfactoren voor een (vreemde) sociale bovenklasse.

EEN GROOT AANDEEL ZONEVREEMDE WONINGEN: Een sterke concentratie aan historisch zonevreemde woningen met een groot percentage in Dworp vormt een conflict met de open ruimtebelangen en de realisatie van het Land van Teirlinck. Niettemin wenst de gemeente rechtszekerheid te kunnen bieden aan haar inwoners.

BEBOUWINGSDRUK OP DE OPEN RUIMTE: Recent tekent zich een nieuwe en versnelde woonontwikkeling af, wat zeker het geval is voor Lot. Nieuwe planologische ontwikkelingen binnen het GRUP VSGB zullen consequent moeten gevolgd worden in functie van planbaten-schade.

GROOT RUIMTEBESLAG VAN DE OPEN EN HALF OPEN BEBOUWING: Beide bebouwingsvormen zijn samen goed voor circa 70% van het woningpatrimonium. Hierdoor dragen zij bij aan de verdere uitdeining van de bebouwde kernen en de toenemende bebouwingsdruk op het open landschap.

CONFLICTSITUATIES TUSSEN WONEN EN BEDRIJVEN (IN LOT EN HUIZINGEN): De nederzettingsstructuur heeft zich parallel met de industriële activiteiten ontwikkeld. Problematische verwevingen, een beperkte open ruimte,… zijn het gevolg.

STERKE ONTWIKKELING VAN LINTBEBOUWING: Vooral de Alsembergsesteenweg, ter hoogte van Dworp, raakt volledig dichtgebouwd door lintbebouwing.

Gemeente Beersel 76 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

DRUK OP WONEN VOOR EIGEN BEVOLKING: Door de sterke inwijking vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest staat de huisvesting van de eigen bevolking onder druk. Dit fenomeen voelt men vooral langs de kanaalzone van Anderlecht tot Halle.

VERZADIGING ALSEMBERG: Alsemberg raakt stilaan verzadigd met functies en bebouwing. Bovendien beschikt het over een zeer beperkt groeipotentieel omwille van de ontsluiting (mobiliteit) en de te vrijwaren landschappelijke kwaliteiten. Dit is een ernstig knelpunt indien Alsemberg zijn functie als hoofddorp moet kunnen invullen.

REORGANISATIE KERKGEBEUREN TE BEERSEL: de op handen zijnde kerkreorganisatie kan leiden tot belangrijke leegstand – geen verder functioneel gebruik voor erediensten – van kerken in Beersel. Dergelijke leegstand kan mogelijks leiden tot verwaarlozing en verkrotting van de kerkgebouwen.

7.3.2. KWALITEITEN

Kaart I 29: Synthesekaart kwaliteiten ruimtelijk structuur

INVLOEDSGEBIED VAN BRUSSEL: De hoofdstad heeft ook een grootstedelijk uitrustingsniveau dat attractief werkt op het volledige grondgebied Beersel. Dit verhoogt onrechtstreeks het goede, reeds bestaande, voorzieningsniveau van de gemeente tot een niveau dat de gemeente op zichzelf nooit zou kunnen dragen.

COMFORTNIVEAU: Het comfortniveau van het woningbestand in de gemeente ligt zeer hoog: 77% van het woningpatrimonium betreft woningen met een middelgroot tot groot comfort. 64% van de woningen beschikt zelfs over groot comfort.

GEDIFFERENTIEERD WOONMILIEU: De historisch gegroeide kernen van Alsemberg, Beersel en Dworp vormen samen met de later ontwikkelde kernen van Huizingen en Lot een kenmerkende ringstructuur van nederzettingen, waarvan elke pool gekenmerkt wordt door een eigen identiteit. De kernfuncties, winkel- en gemeenschapsvoorzieningen zijn goed ingevuld. De verdichting en de hoge gebruiksgraad, de afwisseling tussen pleinen en verbindingsassen, zorgt voor een gevarieerd stedenbouwkundig weefsel. Iedere kern heeft de capaciteit om een eigen kenmerkende identiteit ontwikkelen. De aanpalende open ruimte tussen de nederzettingsstructuren vormt een aantrekkelijk natuurlijk netwerk en vormt een kwalitatieve “groene schakel” tussen de verschillende kernen.

VOORZIENINGEN: Algemeen kan gesteld worden dat de gemeente goed voorzien is op het gebied van socio- culturele en recreatieve voorzieningen (scholen, sportzalen, cultureel centrum,…). Voor de verschillende kernen is ruimte aanwezig om door inbreiding met kleinschalige ingrepen zowel de bebouwingsstructuur af te werken als verbindingen met pleinen en groen te voorzien.

ONBEBOUWDE PERCELEN: Beersel heeft nog onbebouwde percelen en perceelsmogelijkheden. Voor de verschillende kernen is ruimte aanwezig om door inbreiding met kleinschalige ingrepen zowel de bebouwingsstructuur af te werken als meer grootschalige inbreidingsprojecten te voorzien al dan niet gekoppeld met verbindingen met pleinen en groen.

LEEGSTAANDE BEDRIJFSGEBOUWEN: in de gemeente liggen een aantal leegstaande bedrijfspanden verweven in het woonweefsel van de kernen. Deze kunnen voor wonen herbestemd worden.

REORGANISATIE KERKGEBEUREN TE BEERSEL: de op handen zijnde kerkreorganisatie kan leiden tot belangrijke leegstand van kerken. Sommige van deze gebouwen kunnen onderdak bieden aan nieuwe functies.

Gemeente Beersel 77 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

8. Bestaande ruimtelijk-economische structuur

De ruimtelijk-economische structuur behandelt de samenhang tussen gebieden die hoofdzakelijk worden gekenmerkt door de aanwezigheid van economische functies. Hierbij wordt ingegaan op de kenmerken van de locaties, de omvang en de aard van bedrijvigheid evenals op de relaties met de andere structuren.

8.1. Socio-economische kencijfers

8.1.1. BEROEPSBEVOLKING PER SECTOR43

In 2008 kende Beersel een beroepsbevolking van 10.518 personen, 10.053 hiervan waren effectief actief op de arbeidsmarkt en de overige waren werkzoekenden. In tabel 17 is de verdeling van de beroepsbevolking over de verschillende sectoren weergegeven voor Beersel, het arrondissement Halle-Vilvoorde, de provincie Vlaams- Brabant en het Vlaamse Gewest. Hieruit blijkt dat er een lichte daling is van het aantal tewerkgestelden te Beersel tussen 2002 en 2007 en dat de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking actief is in de tertiaire en secundaire sector. In vergelijking met de grotere ruimte-eenheden is het aantal tewerkstellingen in de secundaire sector groot in Beersel. tabel 17: Tewerkstelling per sector in 2002 en 2007 primair secundair tertiair quartair totaal abs. % abs. % abs. % abs. % Beersel 30 0,43 2.359 33,77 3.616 51,76 981 14,04 6986 Arr. Halle-Vilvoorde 1.108 0,56 34.144 17,24 122.805 61,99 40.051 20,22 198.108

2002 Vlaams-Brabant 2.640 0.80 56.368 17,13 168.921 51,34 101.066 30,72 328.995 Vlaams gewest 25.316 1,27 562.954 28,32 743.578 37,40 656,253 33,00 1.988.101 Beersel 35 0,53 2.346 35,19 3.264 48,96 1.021 15,32 6666 Arr. Halle-Vilvoorde 1.130 0,53 33.024 15,46 133.971 62,73 45.434 21,27 213.559

2007 Vlaams-Brabant 2.177 0,61 54.106 15,17 186.275 52,21 114.222 32,01 356.780 Vlaams gewest 15.490 0,72 544.562 25,45 846.834 39,57 732.992 34,25 2.139.878

8.1.2. KENCIJFERS SOCIO-ECONOMISCHE TOESTAND44

De werkgelegenheidsgraad (tabel 18) geeft aan in hoeverre er veel of weinig jobs zijn in een bepaald geografisch gebied. Hiervoor wordt de verhouding genomen tussen het totaal aantal arbeidsplaatsen (de totale werkgelegenheid) in een bepaald geografisch gebied en de beroepsbevolking. In 2007 kende Beersel een werkgelegenheidsgraad van 63,32%, ten opzichte van 2003 betekent dit een stijging met zo’n 6%. Deze stijging is groter dan deze in het arrondissement, de provincie en het Vlaams gewest. Wel kent Beersel een lagere werkgelegenheidsgraad dan de ruimere geografische gebieden. Dit kan verklaard worden door de beperkte aanwezigheid van industriële werkgevers, het landelijk karakter van de gemeente en de nabijheid van de tewerkstellingspool Brussel.

De werkloosheidsgraad (tabel 18) is de verhouding tussen het aantal werkzoekende inwoners van een bepaald geografisch gebied en de totale beroepsbevolking. De werkloosheidsgraad in Beersel is kleiner dan deze in het arrondissement, de provincie en het Vlaams gewest. De daling tussen 2003 en 2008 is wel minder uitgesproken in Beersel in vergelijking met de ruimere geografische gebieden. Globaal kan gesteld worden dat Beersel niet wordt geconfronteerd met een fundamenteel werkloosheidsprobleem.

De werkzaamheidsgraad (tabel 18) geeft de verhouding weer van het effectief aantal werkenden tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Terwijl de activiteitsgraad (tabel 18) de mate aangeeft waarin de bevolking op arbeidsleeftijd (tussen 18 en 64 jaar) actief is op de arbeidsmarkt. De werkzaamheids- en activiteitsgraad te Beersel zijn sterk vergelijkbaar met deze in de ruimere geografische context. Tussen 2003 en 2008 is er bovendien nauwelijks sprake van een wijziging in deze factoren.

43 Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering, Lokale statistieken, december 2010 + eigen verwerking. 44 Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering, Lokale statistieken, december 2010 + eigen verwerking.

Gemeente Beersel 78 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel tabel 18: Werkgelegenheidsgraad (WGG), werkloosheidsgraad (WLG), werkzaamheidsgraad (WZG) en activiteitsgraad (AG) in 2003 en 2008 (2007 voor WGG) WGG WLG WZG AG entiteit 2003 2007 2003 2008 2003 2008 2003 2008 Beersel 57,37% 63,32% 5,44% 4,42% 69,20% 70,49% 73,17% 73,75% Arr. Halle-Vilvoorde 75,97% 80,47% 5,51% 4,81% 69,16% 71,11% 73,19% 74,71% Vlaams-Brabant 69,89% 73,17% 5,76% 4,69% 68,97% 71,26% 73,19% 74,77% Vlaams gewest 73,02% 75,67% 7,53% 5,82% 67,17% 70,13% 72,64% 74,46%

8.2. Economische dynamiek

Om inzicht te krijgen in de economische dynamiek van Beersel werd gebruik gemaakt van het onderzoek ‘de economische slagkracht van de ondernemingen in Vlaanderen’ (2005)45. Naast een analyse van de economische kencijfers biedt dit onderzoek ook inzicht in de ruimtelijke evolutie van de Economic Decision Power46.

8.2.1. BRUTO TOEGEVOEGDE WAARDE PER WERKNEMER

Deze ratio geeft weer hoeveel waarde de werknemers van een onderneming toevoegen aan aangekochte en verbruikte goederen en diensten. Dit is dus een indicatie voor de productiviteit van een bedrijf. Voor Vlaanderen was de bruto toegevoegde waarde per werknemer in 2003 het hoogst in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. De mediaan47 bedroeg er 60.806 euro per werknemer. De mediaan van de toegevoegde waarde per werknemer lag in Beersel lager (€ 53.000) en vertoonde ten opzichte van het voorafgaande jaar ook geen groei. tabel 19: Toegevoegde waarde (mediaan) per werknemer voor de periode 1999-2003 en stijgingsindexen (1999 = 100) 1999 2001 2003 entiteit € index € index € index gemeente Beersel 49.608 100 53.000 106,8 53.000 106,8 Vlaams gewest 51.000 100 53.000 103,9 56.600 111,0

8.2.2. BRUTO TOEGEVOEGDE WAARDE PER OMZET

Deze indicator, ook bruto toegevoegde waardemarge genoemd, geeft aan hoeveel toegevoegde waarde wordt gecreëerd voor een bepaalde waarde. Een hoge waarde duidt op de productie van goederen of diensten met veel toegevoegde waarde die weinig concurrentiegevoelig zijn. Beersel kant een relatief hoge bruto toegevoegde waardemarge in vergelijking met het Vlaams gewest. tabel 20: Bruto toegevoegde waardemarge voor de periode 1999-2003 en stijgingsindexen (1999 = 100) 1999 2001 2003 entiteit % index % index % index gemeente Beersel 28,0 100 30,0 107,1 28,9 103,2 Vlaams gewest 26,1 100 26,1 100 26,6 101,9

8.2.3. INVESTERINGEN PER BRUTO TOEGEVOEGDE WAARDE

De investeringen per bruto toegevoegde waarde zijn een algemene maat voor de omvang van investering in een geografisch gebied en geven inzicht in de toekomstverwachtingen op bedrijfseconomisch vlak. Beersel kende een investeringspiek in de periode 2000-2001. In 2003 vielen de investeringen terug tot 89,3%van het referentiejaar 1999. De daling ten opzichte van het referentiejaar is kenmerkend voor het volledige Vlaamse Gewest. De investeringsgraad was echter het laagst in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel (11,9% in 2003).

45 Inge Brunello, Michael Goethals en Thierry Vergeynst, De economische slagkracht van de ondernemingen in Vlaanderen. Economic Decision Power, evolutie en ruimtelijk spreidingspatroon, Stativaria 35, uitg. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, (09-2005). 46 Economic Decision Power (EDP) meet de economische slagkracht van ondernemingen binnen een bepaald gebied. 47 Mediaan: middelste van de naar grootte gerangschikte waarnemingen.

Gemeente Beersel 79 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel tabel 21: Investeringsgraad (mediaan) voor de periode 1999-2003 en stijgingsindexen (1999 = 100) 1999 2001 2003 entiteit % index % index % index gemeente Beersel 18,7 100 21,6 115,5 16,7 89,3 Vlaams gewest 19,9 100 19,9 100 16,9 84,9

8.2.4. NETTORENDABILITEIT VAN HET EIGEN VERMOGEN NA BELASTINGEN

Deze ratio geeft aan hoeveel winst de gemiddelde onderneming op haar eigen vermogen genereert. Beersel scoort hier algemeen beter dan het Vlaamse Gewest. Deze situatie wordt algemeen bevestigd in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. De evolutie van de nettorendabiliteit verloopt voor Beersel omgekeerd evenredig met het investeringsverloop voor de periode 2000-2003. De terugval van de rendabiliteit in de periode 2001-2002 was typerend voor het volledige Vlaamse gewest. Nadien werd een duidelijke toename vastgesteld. tabel 22: Nettorendabiliteit van het eigen vermogen na belastingen voor de periode 1999-2003 en stijgingsindexen (1999 = 100) 1999 2001 2003 entiteit % index % index % index gemeente Beersel 8,3 100 7,7 92,8 9,9 119,3 Vlaams gewest 7,5 100 7,3 97,3 8,0 106,7

8.2.5. CONCLUSIE: BEERSEL ECONOMISCH GEPOSITIONEERD

Het volledige onderzoek naar de Economic Decision Power analyseert een veel uitgebreider scala van economsiche kencijfers en indicatoren. Geografisch konden op een zinvolle wijze 5 clusters met specifieke economische kenmerken onderscheiden worden. Voor het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel wordt aan de mediaan-onderneming een specifiek profiel toegekend. De bruto toegevoegde waarde per werknemer is er hoog, evenals de loonkost. Toch is het geen kapitaalintensieve regio. De investeringen zijn er bovendien naar verhouding het laagst. Toch scheert de winstgevendheid hoge toppen. De schuldgraad is er eerder aan de hoge kant. Dit beeld gaat op voor de noordelijke rand van Brussel (en Drogenbos) maar niet voor Beersel.

Op basis van de volledige analyse springen voor de Beerselse bedrijven (in de onderzochte periode) vooral de hoge zelffinancieringsgraad en de lage schuldgraad op. Voor het overige beantwoorden de kencijfers van de Beerselse bedrijven aan de gemiddelden van het Vlaamse Gewest. De Beerselse bedrijven scoren dus algemeen goed. Van de buurgemeenten verkeert Halle in een vergelijkbare situatie. De economie van Drogenbos vertoont de kenmerken die we ook aantreffen in de noordrand van Brussel. Linkebeek behoort tot een minder benijdenswaardige groep, waar een zwakke toegevoegde waarde gecompenseerd wordt door een lagere loonkost en waar de schuldpositie eerder hoog is. De economieën van Sint-Pieters-Leeuw en Sint-Genesius- Rode worden gekenmerkt door een relatief lage productiviteit in combinatie met een zwakker rendement en een eerder hoge schuldpositie.

8.3. Ruimtelijke analyse van de industrie- en bedrijventerreinen

Kaart I 24: Overzicht bestaande bedrijvenzones

8.3.1. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE ECONOMISCHE ACTIVITEITEN

Naast de aanwezige open ruimte en het stedelijk weefsel beschikt Beersel eveneens over een aantal gebieden met een concentratie aan economische activiteiten. De grootse industriegebieden komen voor in de deelgemeenten Huizingen en Lot, nabij het kanaal Brussel-Charleroi, de Zenne en de spoorweg. Deze zones bevatten grotendeels historisch gegroeide industrieën die na 1970 werden aangevuld met een aantal nieuwe vestigingen. Deze zones zijn nagenoeg volledig ingevuld met actieve bedrijven.

Zones voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s treft men aan op het grondgebied van de deelgemeenten Dworp en Alsemberg, voornamelijk verspreid langs de Alsembergsesteenweg. Dienstverleningsgebieden treft men hoofdzakelijk in Alsemberg en Beersel. Deze zones zijn meestal klein en versnipperd en komen voor rond oude kernen van bedrijfsactiviteit. Ze hebben doorgaans dan ook geen groeipotentieel voor economische activiteiten. Hiernaast zijn ze meestal verweven met woongebieden, woonparken, natuurgebieden en landschappelijk waardevol agrarische gebieden.

Gemeente Beersel 80 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Langs de Steenweg op Halle hebben zich te Alsemberg activiteiten ontwikkeld die inspelen op de makkelijke bereikbaarheid en de plaatselijke behoeften. Het gaat om een verweving van wonen, bedrijvigheid en kleinhandel die zich manifesteert onder de vorm van een activiteitenstrip welke gedeeltelijk op het grondgebeid van Sint- Genesius-Rode gesitueerd is. Ook in Huizingen en Dworp hebben zich bij de Alsembergsesteenweg activiteiten gevestigd, maar hier op een iets meer bescheiden schaal. Verder komen, verspreid over de gemeente, een aantal zonevreemde bedrijven voor.

8.3.2. BESTAANDE EN BESCHIKBARE BEDRIJVENTERREINEN

8.3.2.1. Overzicht bedrijventerreinen

In de tabel 23 wordt een overzicht gegeven van de bedrijvenzones, hun bezettingsgraad en de nog beschikbare gronden. Ze liggen deels of volledig in geëigend industriegebied of gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO. De bedrijvenzones die in niet-geëigende zones gelegen zijn volgens het gewestplan kregen een aangepaste bestemming door de opmaak van een BPA. De bedrijvenzones bij de kern van Alsemberg (Volvo-site, Vastiau- site en Delhaize-site) bleven niet behouden als zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO.

Volgens de inventaris van de GOM van januari 2005 beschikt Beersel over 4 belangrijke bedrijventerreinen (> 5 ha). In dit overzicht ontbreken echter enkele grensoverschrijdende gebieden voor bedrijvigheid (Alsemberg, site Laborelec, ca. 7 ha in Beersel; Lot, gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO Zuun/Smis, ca. 3 ha in Beersel). Indien deze terreinen voor bedrijvigheid worden meegerekend, bedraagt de totale oppervlakte aan bedrijventerreinen ca. 157,92 ha of 5,3% van de totale oppervlakte van de gemeente Beersel.

tabel 23: Bezettingstabel bedrijventerreinen, situatie 2005

(ha)

(ha)

(ha)

(ha) (ha) (ha)

kelaar

(ha)

realiseerbare

-

realiseerbare

-

edrijven

ingenomen

ezet

reserve

b

ppervlakte

niet niet

oppervlakte o oppervlakte

reserveb

ijdelijk ijdelijk niet

projectontwik

efinitiefniet t

bedrijventerrein otaleopp. gewestplan

d t

Laekebeek – Lot 50,03 33,99 14,76 0,50 0,00 0,65 0,12 Heideveld – Huizingen48 21,5 16,56 1,72 1,33 1,08 0,58 0,11 Zenneveld – Huizingen 39,66 36,60 1,56 0,00 0,00 1,32 0,19 De Gijseleer – Huizingen 24,38 16,75 6,13 0,00 0,00 1,43 0,07 Vaucampslaan / St. Léonard – Huizingen 2,27 0,99 1,01 0,00 0,26 0,00 0,00 Nering – Beersel 1,39 0,74 0,10 0,00 0,06 0,49 0,00 F. Walravensstraat – Lot 1,30 1,27 0,00 0,00 0,00 0,01 0,02 Vaartweg – Lot 1,28 1,28 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 H. Torleylaan – Huizingen 1,19 0,64 0,21 0,00 0,00 0,34 0,00 Vroenenbosstraat – Dworp 1,18 1,01 0,00 0,00 0,11 0,02 0,04 Alsembergsesteenweg – Dworp 1,11 0,65 0,00 0,00 0,14 0,32 0,00 Oude Vijverweg / ex-kartonfabriek – Dworp 1,00 0,93 0,00 0,00 0,07 0,00 0,00 Zevenbronnenstraat – Dworp 0,69 0,69 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Steenweg naar Halle – Dworp (Ten Broek) 0,53 0,51 0,00 0,00 0,00 0,02 0,00 Zevenbronnen / 7 kunsten-site – Dworp 0,41 0,28 0,00 0,00 0,00 0,12 0,00 totaal 147,92 112,89 25,49 1,83 1,72 5,3 0,55 Bron: GOM Vlaams-Brabant, Bezettingstabel januari 2005 en eigen verwerking

48 De GOM bezettingstabel(2005) situeert het volledige gebied Heideveld (45,99 ha) verkeerdelijk op het grondgebied van Beersel. Grote delen ten westen van de Zenne zijn op het grondgebied van Sint-Pieters-Leeuw gelegen. De bezettingsgraad voor Heideveld (Beersel) werd afgeleid op basis van de cijfers voor het totaal van het gebied. Hierdoor zijn de gegevens mogelijk licht afwijkend van de realiteit ter plaatse.

Gemeente Beersel 81 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

8.3.2.2. Beschrijving bedrijventerreinen

Industriegebied Heideveld-De Gijseleer

Het industriegebied Heideveld-De Gijseleer bestaat uit een strook langs Zenne en spoorweg Bergen-Brussel en een zone gelegen tussen de Demeurslaan en spoorweg Halle-Schaarbeek.

Heideveld ligt ingeklemd tussen de Zenne en spoorlijn 96. Aan de noordzijde sluit het gebied aan op het industriegebied Zenneveld (Zenneveld-Kleine Kolder) in Sint-Pieters-Leeuw. Een smalle strook natuurgebied langsheen de Zenne scheidt beide delen. Praktisch alle industriële kavels zijn volledig in gebruik. Er rest slechts een beperkte reserve voor de bestaande bedrijven. Centraal in het industriegebied ligt echter nog een vrij groot landbouwperceel.

Heideveld is een historisch gegroeid bedrijventerrein en de meeste bedrijven hebben nog een industrieel karakter. Verruit het grootste bedrijf in deze zone is Nexus (productie kabels). Daarnaast treffen we Fuchs (productie motoroliën), Amacro (bouw en aanverwanten) en Montefiore (gieterij). Heideveld, de weg parallel aan de spoorlijn, ontsluit via de Alsembergsesteenweg (zuid) of Laaklinde (noord). De weg heeft een wisselend profiel en heeft een zeer beperkte breedte. Door onaangepaste snelheid van zowel het vrachtverkeer als het aanwezige sluipverkeer staat de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid onder druk.

Het gebied De Gijseleer sluit hier integraal op aan. Dit gebied omvat de bedrijven langsheen de G. Demeurslaan, de Molenstraat, de Guido Gezellestraat en de Watermolenstraat. In het zuidwesten sluit dit industriegebied aan op het industriegebied Zenneveld (grondgebied Beersel), ingesloten tussen de G. Demeurslaan, de Kortestraat, de A. Vaucampslaan en spoorlijn 96.

Ter hoogte van het station van Huizingen bevinden zich, verweven met het industriegebied, een aantal woonstraten die samen Neerdorp vormen. Volgens het gewestplan wordt het industriegebied hoofdzakelijk omgeven door woongebied, bufferstroken en landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

Het industriegebied is quasi volledig ingenomen door bedrijvigheid. De nog beschikbare percelen liggen grotendeels langs de G. Demeurslaan en vormen voornamelijk een reserve voor de bestaande bedrijven. Deze bedrijven hebben een eerder polyvalent karakter. Siemens (informaticatoepassingen), Dolmen/Infoco (informaticatoepassingen), Pharma Logistics (distributie) en Decoma Belplas (productie auto-onderdelen) zijn de belangrijkste bedrijven. Ook de technische dienst van de gemeente Beersel bevindt zich bij de G. Demeurslaan. Het industriegebied De Gijzeleer kent slechts een zeer beperkte leegstand, ondermeer door de herstructurering van oude bedrijventerreinen. Oudere bedrijfsgebouwen bij de Vaucampslaan kregen een recreatieve functie (karting en horeca). Enkel de voormalige papierfabriek Catala staat momenteel leeg. Dit historisch gegroeid bedrijf bij de Molenbeek was het enige met een nadrukkelijk industrieel karakter.

De ontsluiting van het gebied gebeurt via de G. Demeurslaan, de Guido Gezellestraat en de A. Vaucampslaan in de richting van de Alsembergsesteenweg. Het zwaar industrieel verkeer bedreigt de verkeersleefbaarheid in Neerdorp en langs de Guido Gezellestraat. De verkeersveiligheid in de ontsluitingswegen van het industriegebied staat onder druk.

Industriegebied Zenneveld

Het Zenneveld ligt tussen de zone Heideveld-De Gijseleer en de gemeentegrens met Buizingen (Halle) en omvat ongeveer 0,6 ha met bebouwing en wegenis. Dit gebiedje is quasi volledig ingevuld met gemengde bedrijvigheid. Op het gewestplan is het volledige gebied gelegen in natuurgebied. Het gebied sluit aan op de grens met Halle en het station van Buizingen.

Industriegebied Laekebeek

Laekebeek ligt ten noorden van de woonkern van Lot, tussen de Zenne en spoorlijn 96. Volgens het gewestplan wordt het industriegebied omgeven door landschappelijk waardevol agrarisch gebied, bufferzones, natuurgebied en woongebied. De meeste percelen van het industriegebied zijn in gebruik. De braakliggende percelen bij de Hemelstraat zijn voornamelijk reservegebied voor de aanwezige bedrijven. Centraal in het gebied Laekebeek ligt nog een strook weiland die verbindt met het aangrenzende agrarisch gebied. Desondanks is de buffering van het industriegebied ten opzichte van dit agrarische gebied beperkt.

Ook dit industriegebied is historisch gegroeid. Wel heeft zich al een ingrijpende herstructurering afgespeeld. De belangrijkste firma’s zijn Colruyt, Collivery, Bio-Planet, Okay, DHL.

Gemeente Beersel 82 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

De ontsluiting van het gebied gebeurt via de Hemelstraat, de Jozef Huysmanslaan en de Albert Denystraat in de richting van de Zennestraat. Hier wordt aangetakt op het op- en afrittencomplex van de autosnelweg E19. De ontsluitingswegen zijn niet altijd berekend op hun functie. In de Hemelstraat en de Zennestraat zet het vrachtverkeer voor Laekebeek de verkeersleefbaarheid in de aanpalende woonkernen onder druk. De Albert Denystraat, en in mindere mate de Hemelstraat, zijn dan weer te smal om als ontsluitingsweg te dienen.

Industriegebied Vaartweg

Dit gebied, geprangd tussen spoorlijn 96 en het kanaal Brussel-Charleroi, ligt aan de achterzijde van het station van Lot. Aan alle zijden, uitgezonderd bij het kanaal (west) wordt het gebied omgeven door buffergebied. Het grootste gedeelte van deze zone is in gebruik. Enkel aan de kant van Sashoek is nog een braakliggend terrein aanwezig.

In deze bedrijvenzone werd geen leegstand geconstateerd. De belangrijkste bedrijven zijn het natuursteenbedrijf Dedoruin, AGS Brussels (verhuisfirma en stockageruimte) en PMS (bouwbedrijf). Het gebied ontsluit via de Vaartweg. Hier veroorzaakt het vrachtverkeer op de smalle weg een mogelijk conflict met het verkeer op de fietsroute bij het kanaal Brussel-Charleroi.

KMO-zone Vaucampslaan (St.-Léonard)

Dit gebied, palend aan het station van Huizingen en de lokale basisschool, wordt volgens het gewestplan omgeven door woongebied en woonuitbreidingsgebied. Papierfabriek St.-Léonard ontwikkelde zich hier bij de Molenbeek. Een deel van het terrein is braakliggend. De kartonfabriek sluit aan bij de woonbebouwing. Een aantal gebouwen van de kartonfabriek zijn vervallen en niet meer in gebruik. Langs de spoorlijn bevindt zich een smalle bufferstrook en een zone voor openbaar nut. De toegang tot deze KMO-zone bedreigt de verkeersveiligheid bij de basisschool.

KMO-zone H. Torleylaan

Dit gebied ligt in het centrum van Huizingen. Het wordt omgeven door woongebied en het natuurgebied bij de Molenbeek. Er bevinden zich een kartonfabriek en een schrijnwerkerij. Een beperkt areaal is braakliggend of wordt gebruikt als weiland.

De aanwezigheid van een kartonfabriek op deze locatie is historisch gegroeid als gevolg van de nabijheid van de Molenbeek. De kartonfabriek wordt door middel van een boomaanplanting afgeschermd van de omliggende open ruimte. De ontsluiting gebeurt via het centrum van Huizingen.

KMO-zone F. Walravensstraat

Dit gebied, bij het kanaal Brussel-Charleroi, sluit aan bij de uitloper van het woongebied ‘Lot over het kanaal’. Aanpalend duidt het gewestplan ook buffergebied aan. In het gebied zijn magazijnen gelegen (White Night) en een bedrijf in pneumatisch materiaal (Norgren). Op een klein restperceel na is het volledige terrein in gebruik. Er is geen leegstand. De magazijnen strekken zich ook uit in het aanpalende woongebied maar worden verweefbaar geacht. Rond de bedrijven is een groenbuffer aangelegd. Het vrachtverkeer ontsluit via de Frans Walravensstraat en de Stationsstraat en heeft ook hier impact op de verkeersleefbaarheid.

KMO-zone Zuun / Smis

Dit gebied omvat de baanontwikkelingen bij de Bergensesteenweg (N6) en wordt quasi volledig omgeven door agrarisch gebied (ten oosten). Quasi alle percelen zijn ingenomen door bedrijven of woningen, maar men treft wel een aantal leegstaande panden en winkels aan. Rond een aantal bedrijven is er een groenbuffer aangelegd. De belangrijkste bedrijven zijn Imberpel Benelux (productie roofing), Shurgard (self storage) en Lyfra-Partagro (distributie). Het bedrijf Lyfra-Partagro ligt buiten de geëigende gewestplanbestemming in agrarisch gebied. Lyfra Partagro wenst in de nabije toekomst uit te breiden. In uitvoering van het planologisch attest werd hiertoe het bedrijfs-BPA Smis/Lot opgemaakt (definitief goedgekeurd door gemeenteraad 13.09.2006). Alle bedrijven ontsluiten naar de Bergensesteenweg.

Gemeente Beersel 83 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

KMO-zone Oude Vijverweg / ex-kartonfabriek

Deze bedrijvenzone ligt in de vallei van de Molenbeek tussen Dworp en Huizingen. Aansluitend op het bedrijventerrein bevinden zich het Domein Hanenbos en het Provinciaal Domein. Op het gewestplan worden beide domeinen als parkgebied en deels als natuurgebied aangeduid. Ten oosten van de KMO-zone ligt een woonpark. Het volledige gebied is effectief overstromingsgevoelig.

Op twee restpercelen na wordt deze zone volledig bezet door de ex-kartonfabriek Coosemans en meubelfabriek Hallerbosmeubel. De aanwezigheid van een kartonfabriek op deze locatie is historisch gegroeid als gevolg van de nabijheid van de Molenbeek. Beide bedrijven worden ontsloten via de Oude Vijverweg naar de Alsembergsesteenweg en worden door een groenbuffer afgeschermd van de omgeving.

KMO-zone Vroenenbosstraat

Dit gebied, gelegen in een woonlint ten zuiden van de kern van Dworp, strekt zich uit ten oosten en ten westen van de Vroenenbosstraat. Door een vernielende brand in 2005 werd de volledige bebouwing van het westelijke deel getroffen. Een BPA (in opmaak) vervangt de gewestplanbestemming ten voordele van wonen. Het gebied wordt omgeven door landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Door het reliëf zijn de gebouwen geïntegreerd in het landschap. De ontsluiting gebeurt rechtstreeks aan de Vroenenbosstraat. Momenteel loopt de aankoopprocedure door de huisvestingsmaatschappij woonpunt Zennevallei.

KMO-zone Zevenbronnenstraat

Dit bedrijventerrein, aan de rand van Dworp, ligt in de vallei van de Zevenborrebeek. Het gebied omvat een oud bedrijfsgebouw dat gebruikt wordt door een aantal kleinere bedrijfjes. Het betreft een firma in tuinonderhoud, een fabrikant van smeedijzeren hekken en poorten, een krantenbezorger van streekbladen en een kleine transporteur. Een deel van de bedrijfsgebouwen staat leeg. Een ander deel van het gebied wordt ingenomen door woningen. De site wordt ontsloten via de Zevenbronnensraat. Op het gewestplan wordt de KMO-zone omgeven door woongebied, woonpark, natuurgebied en agrarisch gebied. Rondom de site is een groenbuffer aangelegd. Het volledige gebied is effectief overstromingsgevoelig.

KMO-zone Zevenbronnenstraat / 7-kunsten

Dit bedrijventerrein wordt ingesloten door woongebied. Op deze locatie bevond zich eertijds een conservenfabriek. Momenteel worden de bedrijfsgebouwen ingepalmd door kleinere bedrijfjes (twee schrijnwerkerijen, een handelaar in natuursteen en een fabrikant van smeedijzeren poorten). Voorts werkt hier ook een kunstschilder. De site wordt ontsloten via de Zevenbronnensraat. De ongebruikte percelen zijn eerder beperkt en worden gebruikt voor opslag in openlucht of voor de opslag van afval. Achter de site bevindt zich nog een braakliggend perceel. Dit perceel ligt echter in woongebied. Rond de KMO-zone bevindt zich een beperkte groenbuffer.

KMO-zone Alsembergsesteenweg

Dit gebied ligt op de grens van Dworp en Alsemberg. Het bevat een voormalige meubelfabriek, de kantoren en magazijnen van Comap-Legrin en een conciërgewoning langs Steenput. Het gebied is quasi volledig ingenomen. Het wordt ontsloten langs de Alsembergsesteenweg. Op het gewestplan wordt het gebied omgeven door landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Enkel langs de Alsembergsesteenweg is er een strook woongebied aanwezig. Recent werd een nieuw kantoor en magazijn opgericht voor Comap-Legrin. Voordien was dit perceel langsheen de Alsembergsesteenweg braakliggend. Beide bedrijven worden door een beperkte groenbuffer afgeschermd van het agrarisch gebied.

KMO-zone Steenweg op Halle

Ter hoogte van de kruising van de Elsemheidelaan en de Steenweg naar Halle bevinden zich de garages van Honda en Saab. Beide garages zijn volledig in een KMO-zone gelegen. Alle percelen zijn in gebruik. De garages maken deel uit van de activiteitenstrip langs de Alsembergsesteenweg/Steenweg naar Halle. De ontsluiting gebeurt rechtstreeks langs deze weg. Aansluitend op de KMO-zone bevinden zich woongebied, woonuitbreidingsgebied en een zone voor gemeenschapsvoorzieningen. Er is geen buffer aanwezig tussen de garages en de aangrenzende woningen.

Gemeente Beersel 84 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

KMO-zone Laborelec

Dit bedrijventerrein ligt op de grens van Linkebeek en Beersel en wordt volledig ingenomen door Laborelec, een onderzoekscentrum. De kantoren en labo’s liggen ingebed in een groen kader. Op de site is nog genoeg ruimte beschikbaar voor eventuele uitbreidingen. Rond de site is er een ruime groenbuffer aangelegd. De ontsluiting gebeurt via de Galgastraat-Beukenbosstraat of via de Termeulenstraat-Groenlaan. Op het gewestplan wordt de site omgeven door agrarisch gebied, een buffergebied, woonuitbreidingsgebied en een woonpark.

KMO-zone Nering

Dit gebied ligt nabij het op- en afrittencomplex van de E19 te Beersel. De belangrijkste bedrijven zijn Faes en zonen (smeedijzeren kunstwerken), Cliffton (relatiegeschenken) en LCN (garage). De verschillende bedrijven worden ontsloten langs Nering. Het gebied wordt omgeven door woongebied met landelijk karakter en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De landschappelijke kadering van de verschillende bedrijven is ondermaats. Garage LCN verlaat Nering. Het bedrijventerrein beschikt over een aantal braakliggende percelen. Het gebied is onderhevig aan wateroverlast door afstromend hemelwater.

Overige bedrijvigheid

De overige bedrijvigheid is niet gelokaliseerd in speciaal daartoe bestemde zones. Dit betekent niet dat ze zonevreemd zijn. Het overgrote deel is op een goede wijze verweven met woongebied, woongebied met landelijk karakter of landbouwgebied. Ze voldoen aan de eis tot ‘goede plaatselijke ordening’. Slechts een beperkt aantal bedrijven is zonevreemd of niet compatibel met de hoofdfunctie van de gewestplanbestemming (cf. infra zonevreemde bedrijvigheid).

8.3.2.3. Leegstand en verwaarlozing bedrijfsgebouwen

In 2010 stonden 14 bedrijfsgebouwen leeg en/of waren verwaarloosd op het grondgebied van de gemeente Beersel. Onderstaande tabel geeft hier een overzicht van. Ten opzichte van het totaal aantal bedrijfsgebouwen gaat het slecht om een beperkt aandeel aan leegstand. Daarnaast staat er ook recent een winkelcomplex leeg aan de Kasteelstraat te Beersel. tabel 24: Overzicht leegstand bedrijfsgebouwen naam adres situatie opmerking ex-catala G. Demeurslaan 86 leegstand en verwaarlozing nu project in samenwerking met POM schuur Henderickx H. Torleystraat 68 verwaarlozing ex JET station Brusselsesteenweg 191 leegstand oude kantoren Brec J. Huysmanslaan 53 leegstand eigendom Vaes J. Huysmanslaan 67 leegstand Haviland Guido Gezellestraat 126 leegstand nu OCMW Beersel ex-Bols Breedveld leegstand ex Global Concept Vroenenbosstraat 47-49 leegstand Le Versailles Bergensesteenweg 57 leegstand en verwaarlozing nu afgebroken Cartonnex Albert Denysstraat 6 leegstand BPA in opmaak leegstand verbouwing naar bezoekerscentrum ex Colruyt-winkel Gemeenveldstraat 1 Lambiekbieren Net-Optic Bergensesteenweg 41 leegstand Oude Watertoren Frans Walravensstraat 185 leegstand en verwaarlozing Frutifresh Hemelstraat 6 leegstand te koop AGS Vaartweg 2 leegstand te koop

8.3.3. ZONEVREEMDE BEDRIJVEN

Kaart I 23: Zonevreemde entiteiten

De gemeente Beersel beschikt over een inventaris van de zonevreemde bedrijven met aanduiding van 37 entiteiten. Het merendeel van deze zonevreemde entiteiten is in groene bestemmingen (natuurgebied en parkgebied) of agrarisch gebied gelegen.

Gemeente Beersel 85 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

8.4. Knelpunten en kwaliteiten

Kaart I 28: Synthesekaart knelpunten ruimtelijke structuur

8.4.1. KNELPUNTEN

NIET-COMPATIBELE BEDRIJVIGHEID EN VERSNIPPERDE BEDRIJVIGHEID IN WOONWEEFSEL: historisch gegroeide bedrijven zijn vaak ingebed in het woonweefsel van de kernen. In bepaalde gevallen zijn zij niet compatibel met de woonfunctie. In de gemeente komen veel versnipperde (kleine) bedrijventerreinen voor. Hierdoor ontbreekt niet alleen enige structuur, maar dit zorgt eveneens voor (verkeers)overlast voor de omgevende woonbebouwing.

BEPERKTE UITBREIDINGSMOGELIJKHEDEN BINNEN KMO-ZONES: de mogelijkheid voor de bedrijven om uit te breiden binnen de bestaande KMO-zones die in het woonweefsel of in natuur- en landbouwgebied liggen ingebed, is uiterst beperkt.

BEPERKTE HERLOKALISATIEMOGELIJKHEDEN: Op de bestaande industriezones is er weinig ruimte beschikbaar voor de herlokalisatie van bedrijven met een bijkomende ruimtevraag of van zonevreemde bedrijven. De meeste bedrijvenzones hebben immers een regionaal karakter. Er kan nagegaan worden of de reserve voor de bestaande regionale bedrijven hiertoe kan aangewend worden.

STRUCTURELE LEEGSTAND: de ex-Catala (industriezone De Gijseleer) heeft een negatieve impact op de omgeving. De gemeente werkt momenteel samen met de POM een oplossing uit.

VERKEERSKNELPUNTEN: De algemene verkeersknelpunten veroorzaken ook voor de bedrijvigheid een verminderde bereikbaarheid van de bedrijven- en industriezones. Bovendien zorgt de ontsluiting vaak voor een belasting van het woonweefsel.

GEBREK AAN LANDSCHAPPELIJKE INTEGRATIE: Bij het merendeel van de bedrijventerreinen is er geen landschappelijke integratie of degelijke buffering aanwezig zodat de bedrijventerreinen sterk conflicteren met de omliggende open ruimte.

ACTIVITEITENAS: Langsheen de Alsembergsesteenweg is een verweving ontstaan van allerhande activiteiten, waardoor van een activiteitenas kan gesproken worden. De problematiek van aantrekking en doorstroming van verkeer heeft zijn invloed op de leefbaarheid van de Alsembergsesteenweg.

BEDRIJVENZONE MET WATEROVERLAST: diverse kleinere KMO-zones liggen in beekvalleien en zijn risico- overstromingsgevoelig.

GRENSOVERSCHRIJDENDE LEEGSTAANDE BEDRIJFSSITES: aan de grens met Alsemberg ligt de voormalige Volvo-site die al meerdere decennia leegstaat. De terreinen zijn in belangrijke mate op Sint-Genesius-Rode gelegen maar duidelijk in zicht van de kern van Alsemberg.

8.4.2. KWALITEITEN

Kaart I 29: Synthesekaart kwaliteiten ruimtelijk structuur

GOEDE ONTSLUITING BEDRIJVIGHEID: Zo goed als alle grote industrieterreinen liggen in de nabijheid van het hoofdwegennet. Deze aantrekkelijke ligging naar autobereikbaarheid speelt een grote rol bij de locatiekeuze van een bedrijf.

TEWERKSTELLING: De grote industriezones in Lot en Huizingen creëren een grote tewerkstelling in de regio en zeker voor de gemeente.

UITBREIDINGSMOGELIJKHEDEN IN INDUSTRIEZONES: De bedrijven op de grote industriezones in Lot en Huizingen beschikken over het algemeen over voldoende reserve om uit te breiden.

BEPERKTE LEEGSTAND IN BEDRIJVENZONES: De leegstand in de bedrijvenzones blijft beperkt: leegstaande bedrijven worden opnieuw ingevuld en oude KMO-zones worden aangewend door startende bedrijven of kleine bedrijfjes.

ACTIVITEITENAS: Langsheen de Alsembergsesteenweg is een verweving ontstaan van allerhande activiteiten, waardoor van een activiteitenas kan gesproken worden. De huidige structuur van activiteiten langsheen de Alsembergsesteenweg biedt op termijn de mogelijkheid om zones voor kleinhandel, lokale en regionale bedrijvigheid en wonen af te bakenen.

Gemeente Beersel 86 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

9. Bestaande verkeers- en vervoersstructuur49

Verkeerswegen hebben een groot structurerend effect en leggen de relaties tussen nederzettingsstructuren vast. Niet alleen hun aanwezigheid, maar ook de aard en de diversiteit van dergelijke (lijn)infrastructuren zijn bepalend voor de ontwikkeling van nederzettingsstructuren, bijhorende activiteiten en functies.

Beersel geniet van de dicht uitgebouwde verkeersinfrastructuur van de “Zuidelijke Zennevallei” en is via de E19/R0 rechtstreeks aangesloten op het hogere wegennet. De aanwezigheid van het kanaal Brussel-Charleroi, de spoorlijnen 96 (Brussel-Parijs) en 26 (Halle-Mechelen), belangrijke bovenlokale wegen en fietsroutes bieden waarborgen voor een goede en multimodale mobiliteit.

Kaart I 25: Bestaande verkeersstructuur

9.1.1. BOVENLOKALE VERKEERS- OF VERVOERSVOORZIENINGEN

9.1.1.1. Wegeninfrastructuur

De A7/E19 (Amsterdam-Parijs) doorkruist Beersel van noord naar zuid in het westen van de gemeente. Twee op- en afrittencomplexen (nr. 19: Beersel/Lot en nr. 20: Huizingen/Buizingen) ontsluiten de gemeente naar het hoofdwegennet. De nabijheid van Brussel en de R0 garanderen voor Beersel een goede ontsluiting/bereikbaarheid in/uit alle windrichtingen.

Ook de volgende gewestwegen/provinciewegen vullen de verkeersinfrastructuur van Beersel aan: - de N6 – Bergensesteenweg: de historische verbindingsweg tussen Brussel en Bergen raakt Beersel in het uiterste noordwesten (deelgemeente Lot). - de N231 – Alsembergsesteenweg: de verbindingsweg tussen Halle en Alsemberg vormt de hoofdontsluiting voor Dworp. De provincieweg ontsluit ook de woongebieden van Huizingen en Alsemberg. De N231 Alsembergsesteenweg sluit aan op de A7/E19 en de N235 – Brusselsesteenweg – Alsembergsesteenweg. Op het grondgebied van Beersel wordt de weg gekenmerkt door een hoge verkeersintensiteit. - de N235 – Brusselsesteenweg – Alsembergsesteenweg: deze weg verbindt Brussel in zuidoostelijke richting naar Lillois (Braine-l’Alleud). Op het grondgebied van Beersel wordt hij gekenmerkt door een hoge verkeersintensiteit.

9.1.1.2. Spoorinfrastructuur

Drie spoorwegstations (Beersel, Huizingen en Lot) geven toegang tot het Belgische spoorwegnet. Het station van Lot is gelegen op lijn 96 (’s Gravenbakel – Dendermonde en Geraardsbergen – Mechelen). De stations van Beersel en Huizingen zijn gelegen op lijn 26 (Halle – Vilvoorde). Deze lijn verbindt naar het station van Brussel- Schuman. Alle stations van Beersel worden bediend door stoptreinen.

Frequentie lijn 96: - op werkdagen: minimale frequentie: 1 trein/uur/richting. spitsuurfrequentie: 2 treinen/uur/richting. - weekendbediening: gemiddelde frequentie: 1 trein/uur/richting.

Frequentie lijn 26: - op werkdagen: minimale frequentie: 3 treinen/uur/richting. spitsuurfrequentie: 3 treinen/uur/richting. - geen weekendbediening.

In de onmiddellijke omgeving van Alsemberg ligt het station van Sint-Genesius-Rode. Dit station ligt op lijn 124 en kent treinen richting Nijvel en Brussel (1 trein/uur/richting en 3 treinen/uur/richting op spitsuren) en Eigenbrakel en Aalst (1 trein/uur/richting en 2 treinen/uur/richting op spitsuren op weekdagen).

De spoorwegbediening van Beersel wordt als goed beschouwd omwille van de goede bereikbaarheid per trein van het IC/IR station van Halle en het station van Brussel-Schuman.

49 Dit hoofdstuk is gebaseerd op de oriëntatienota van het mobiliteitsplan; geactualiseerde versie (2010), D+A Consult. Deze oriëntatienota vormde de basis voor de definitieve goedkeuring van het structuurplan op 25/01/2012.

Gemeente Beersel 87 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

9.1.2. LOKALE VERKEERS- EN VERVOERSVOORZIENINGEN

9.1.2.1. Wegverkeer - Gemeentelijke ontsluitingswegen

Op lokaal niveau zijn er een aantal belangrijke ontsluitingswegen die de verschillende woonkernen met elkaar verbinden en met de aangrenzende gemeentes: - Stationsstraat – Laaklinde verbindt Lot met de Bergensesteenweg en Sint-Pieters-Leeuw; - Stationsstraat – Jozef Huysmanslaan tussen Lot en Ruisbroek; - Breedveld – Guido Gezellestraat van Lot naar Buizingen via Huizingen; - Zennestraat – Beerselstraat – Lotsestraat tussen Lot en Beersel; - Laarheidestraat– Kesterbeeklaan – Lotsesteenweg tussen Beersel en Lot; - Grote Baan verbindt Beersel met Linkebeek; - De Dekt – Sanatoriumstraat – Genstberg tussen Beersel en Alsemberg (alternatief voor centrum Alsemberg); - Grootbosstraat – J.B. Woutersstraat – Elsemheidelaan in Alsemberg; - Kerkhofstraat.

De overige verbindingswegen binnen de gemeente zijn: - Steenweg op Ukkel, Dachelenbergstraat, Laarheidestraat, Schoolstraat en Stoofstraat in de omgeving van Beersel; - in Huizingen de H. Torleylaan, Menisberg, Kesterbeeklaan, Batenborg en de G. Demeurslaan (ontsluiting van de industriezone De Gijzeleer); - Krabbosstraat in Dworp; - Lakenberg in Lot.

9.1.2.2. Busvervoer

Beersel wordt bediend door de drie grote openbare vervoersmaatschappijen van België, met name de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn, de TEC (Wallonië) en de MIVB (Brussels Hoofdstedelijk Gewest).

De Lijn baat zes buslijnen uit in Beersel: - lijn 136 ( – Brussel-Zuid – Ukkel – Sint-Genesius-Rode – Alsemberg) – 2/uur/richting – 1/uur/richting in het weekend; - lijn 137 (Groot-Bijgaarden – Dilbeek – Brussel-Zuid – Ukkel – Sint-Genesius-Rode – Alsemberg) – 2/uur/richting – 1/uur/richting in het weekend; - lijn 153 (Drogenbos – Alsemberg – Halle – Ninove) – 2/uur/richting – 1/uur/richting in het weekend; - lijn 154 (Drogenbos – Beersel – Halle) – 2/uur/richting – 1/uur/richting in het weekend; - lijn 155 (Drogenbos – Alsemberg – Halle) – 2/uur/richting – 1/uur/richting in het weekend; - lijn 170 (Brussel Kapellekerk – Sint-Pieters-Leeuw – Halle) – 4/uur/richting – 2/uur/richting op zaterdag – 1/uur/richting op zondag; - lijn 171 (Brussel Kapellekerk – Brukom – Halle) – 2/uur/richting – 1/uur/richting; - lijn 172 (Vlezenbeek – Sint-Pieters-Leeuw – Drogenbos – Ukkel) – 1/uur/richting op weekdagen en zaterdag – 1/2 uur/richting; - lijn 810 (Jette – Dilbeek – Ruisbroek – Halle) – tot 4/uur/richting op spitsuren – geen weekendbussen.

De MIVB baat één buslijn uit op het grondgebied van Beersel: - lijn 50 (Brussel-Zuid – Vorst – Ruisbroek – Lot) – tot 6/uur/richting tijdens spitsuren op weekdagen – 2/uur/richting in het weekend

De MIVB heeft tramlijn 55 uitgebreid tot aan de grens van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er wordt onderzocht of een verdere uitbreiding langs de Alsembergsteenweg mogelijk is.

De TEC baat twee lijnen uit die het grondgebied van Beersel kruisen: - lijn 40 (Eigenbrakel – Alsemberg – Ukkel) – 1/uur/richting op weekdagen tijdens daluren – 2/uur/richting op weekdagen tijdens spitsuren – geen tijdens het weekend; - lijn 121 (Alsemberg – Waterloo) en lijn 122 (Sint-Genesius-Rode – Waterloo) – elke lijn stopt slechts éénmaal per dag op het Winderickxplein: ’s morgens lijn 122 richting Waterloo en ’s avonds (op woensdag ’s middags) lijn 121 richting Sint-Genesius-Rode.

Gemeente Beersel 88 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

9.1.3. LANGZAAM VERKEER

In Beersel zijn er voldoende voorzieningen voor zwakke weggebruikers maar ze zijn niet altijd even kwalitatief. Langs de meeste verbindingswegen zijn er fietspaden aangelegd maar sommige zijn in slechte staat, te smal of onvoldoende afgeschermd van het gemotoriseerd verkeer. Dit is onder meer het geval langs de Alsembergsesteenweg, een deel van de Lotsesteenweg en de Krabbosstraat. Op een paar punten ontbreken er echter nog fietsvoorzieningen, namelijk tussen Lot en Huizingen (Menisberg) en in het centrum van Beersel (o.a. Grote Baan en Steenweg op Ukkel).

Het aanbod aan voetpaden is vrij goed maar ook hier verkeren sommige voetpaden in slechte staat of zijn ze te smal. Enkel in Alsemberg en Beersel ontbreken er op sommige plaatsen voetpaden. Beersel bezit ook een uitgebreid aanbod aan voetwegen die short-cuts vormen en een goede basis zijn voor toeristische routes.

Sinds een aantal jaren is men bovendien gestart met het stelselmatig verbeteren van de fiets- en voetgangersvoorzieningen. De gemeente Beersel werkt hiervoor met een basismatrix waarin de minimumeisen voor de infrastructuur zijn opgenomen en dit in functie van een eenduidige categorisering van de wegen. Zo werden er eenrichtingsstraten opengesteld voor fietsverkeer in beide richtingen, werden er fietsenstallingen geplaatst en oversteekplaatsen beveiligd.

9.1.4. PARKEERPROBLEMATIEK

- Lot: o weinig parkeermogelijkheden in het centrum door zeer dichte bebouwing; o geen kortparkeerplaatsen aan het station van Lot; o gebrek aan parkeerplaatsen in de Dworpstraat wat zorgt voor overlast in de omgeving van winkels. - Huizingen: o ontoereikend aantal parkeerplaatsen in de nabijheid van het station, pendelaars parkeren zich in aangrenzende woonstraten wat voor hinder voor omwonenden zorgt; o voldoende aanbod aan provinciaal domein van Huizingen, maar toch foutparkeren nabij ingang. - Beersel: o als gevolg van talrijke horecazaken aan het Herman Teirlinckplein parkeerproblemen in het centrum van Beersel; o parkeerproblemen aan het kasteel van Beersel. - Alsemberg: o parkeerproblemen in de omgeving van het Winderickxplein door de aanwezigheid van een groot aantal handelszaken; o parkeerproblematiek De Meent; o herstructurering Pastoor Bolstraat en aanpak parkeerproblematiek in deze omgeving. - Dworp: o geen grote parkeerproblemen met uitzondering tijdens speciale activiteiten; o problematiek van langparkeerders waardoor geen plaats voor bewoners in nabijheid woning.

Een algemene opmerking voor wat betreft de parkeervoorzieningen is het ontbreken van voldoende parkings voor vrachtverkeer. De gemeente Beersel tracht dit probleem weg te werken door de aanleg van bijkomende parkings. Voor de aanleg van nieuwe vrachtwagenparkings is er overleg noodzakelijk met de buurgemeenten, die ook een deel van de problematiek moeten opvangen.

9.2. Knelpunten en kwaliteiten

9.2.1. KNELPUNTEN

Kaart I 28: Synthesekaart knelpunten ruimtelijke structuur

Auto- en vrachtverkeer

Met betrekking tot de huidige wegencategorisering:

INCOMPATIBEL MET WEGENCATEGORISERING: Een groot aantal (structuur)wegen komt qua vormgeving niet tegemoet aan de voorgestelde wegencategorisering en de daarmee gepaard gaande inrichtingseisen.

Gemeente Beersel 89 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

AUTOGERICHTE VORMGEVING: Alle secundaire wegen hebben een autogerichte vormgeving en zijn dus niet afgestemd op de aanpalende intensieve(woon)bebouwing en/of functievermenging.

Met betrekking tot de huidige intensiteiten:

SLUIPVERKEER: De verzadiging van de R0 en de A7/E19 veroorzaakt veel sluipverkeer dat via alternatieve routes door Beersel de weg naar Brussel zoekt.

CAPACITEITSPROBLEMEN: Ten gevolge van het sluipverkeer hebben de wegen die het meest geschikt zijn om het regionaal verkeer te verwerken, zoals de N235 en de N231, eveneens af te rekenen met capaciteitsproblemen. In gevolg hiervan worden een aantal (woon)straten op hun beurt geconfronteerd met sluipverkeer.

VERKEERSAFWIKKELINGSPROBLEMEN OP KRUISPUNTEN: Verkeersafwikkelingsproblemen doen zich vaak voor op volgende kruispunten: - Steenweg naar Alsemberg met de Devillerslaan (*); - Alsembergsesteenweg met de Lotsesteenweg; - Alsembergsesteenweg met de Gemeentehuisstraat (*); - Alsembergsesteenweg met de Zevenbronnenstraat (*); - verkeerswisselaar in Huizingen en die in Beersel (*); - Winderickxplein met het kruispunt N231 x N235; - Steenweg op Ukkel x N235 (Alsembergsteenweg) t.h.v. Delhaize; - N231 (Alsembergsesteenweg) x Krabbosstraat. (*) op deze punten zijn er ook problemen inzake verkeersveiligheid. Met betrekking tot parkeren:

STRUCTURELE PARKEERPROBLEMEN: Er wordt een structureel tekort aan parkeerplaatsen in de omgeving van het station van Huizingen en nabij de verscheidene horeca- en handelszaken in de centra van Beersel en Alsemberg vastgesteld.

HINDER VOOR VERKEERSDEELNEMERS: In sommige straten met zeer beperkte ruimte en/of met intensieve verkeersstromen leidt het parkeren tot hinder voor de verkeersdeelnemers: Eigenbrakelsesteenweg, Alsembergsesteenweg, Dworpsestraat, Laarheidestraat en Steenweg op Ukkel.

Met betrekking tot vrachtverkeer:

BEPERKTE VERKEERSLEEFBAARHEID: De industriezones langs het kanaal, het spoor en de Bergensesteenweg brengen veel vrachtverkeer met zich mee op de Steenweg naar Alsemberg en de Zennestraat, waardoor de verkeersleefbaarheid hoofdzakelijk in de doortocht van Huizingen nog meer onder druk komen te staan. Veel vrachtverkeer naar de kanaalzone rijdt doorheen Neerdorp.

ONTOEREIKEND AANTAL PARKEERPLAATSEN: Het aantal parkeerplaatsen voor vrachtwagens is nog steeds ontoereikend.

Fietsers en voetgangers

FIETSROUTES LOPEN LANGS DRUKKE WEGEN: De fietsverbindingen lopen langs gebiedsontsluitingswegen met intensief verkeer. Er zijn amper alternatieve fietsroutes.

KWALITEIT FIETSPADEN: Maat (breedte), afscherming van gemotoriseerd verkeer, continuïteit van de routes, onderhoud en oversteekplaatsen zijn soms onvoldoende.

ONTOEREIKENDE EN ONAANGEPASTE VOETGANGERSVOORZIENINGEN: In bepaalde deelgemeenten zijn bepaalde voetgangersvoorzieningen ontoereikend en zijn er een aantal onveilige oversteekplaatsen (een deel werd recent beter beveiligd). Onaangepaste snelheid van het gemotoriseerde verkeer is een belangrijk knelpunt.

Openbaar vervoer

NA- EN VOORTRANSPORT SPOORWEGEN: Aan de stations van Beersel en Huizingen is geen voor- en natransport met het openbaar vervoer voorzien.

DOORSTROMINGSPROBLEMEN: Beersel kent een aantal knelpunten met doorstromingsproblemen voor openbaar vervoer met (grote) vertragingen als gevolg. Het gaat om de N231 – Alsembergsesteenweg, N235 – Brusselse- /Alsembergsteenweg, de Steenweg op Ukkel en de Laarheidestraat.

Gemeente Beersel 90 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

BEPERKTE BEREIKBAARHEID OPENBAAR VERVOER: Woongebieden of verkeersgenererende functies die zich buiten de hoofdassen bevinden worden minder goed bediend (bv. wijk Ingendael te Alsemberg). De onderlinge verbinding van sommige deelgemeenten is niet optimaal. De bereikbaarheid van de industrie- en bedrijvenzones met het openbaar vervoer kan verbeterd worden. De woonwijken/gehuchten in Dworp liggen op relatief grote afstand van een openbaar vervoerhalte.

9.2.2. KWALITEITEN

Kaart I 29: Synthesekaart kwaliteiten ruimtelijk structuur

BEREIKBAARHEID VAN BRUSSEL: Door zijn geografische ligging is de hoofdstad vanuit Beersel vlot bereikbaar, evenals het aansluitende hogere wegennet.

GOED UITGEBOUWD WEGENNET: Het wegennet te Beersel is sterk uitgebouwd en kent een vlotte verbinding met het hogere verkeersnetwerk.

OPENBAAR VERVOERNETWERK: Beersel kent globaal een goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer door de aanwezigheid van twee spoorlijnen, drie stations en een heleboel buslijnen.

Gemeente Beersel 91 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

10. Bestaande toeristisch-recreatieve structuur

10.1. Recreatieve bestemmingen

Om een beeld te krijgen van de toeristische en recreatieve voorzieningen op grondgebied Beersel wordt in eerste instantie de oppervlakte voor recreatieve activiteiten volgens het gewestplan voor de gemeente Beersel vergeleken met de recreatieve voorzieningen in een aantal buurgemeenten en de hogere administratieve eenheden (tabel 25). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bezettingsgraad50. tabel 25: Gemiddelde bezettingraad van de recreatiegebieden (situatie 01/01/2006) oppervlakte recreatie oppervlakte recreatie entiteit aantal inwoners bezettingsgraad grondgebied (ha) (%) (ha) Beersel 23.433 3.001 1,3 39 601 Sint-Pieters-Leeuw 30.846 4.038 0,3 12 2.571 Linkebeek 4.759 415 0,0 0 - Sint-Genesius-Rode 17.927 2.277 0,4 9 1.992 Halle 34.882 4.440 1,1 49 712 Drogenbos 4.876 249 2,6 6 813 Arr. Halle - Vilvoorde 576.008 94.293 0,7 660 873 Vlaams-Brabant 1.044.133 210.615 0,7 1.474 708 Vlaamse gewest 6.078.600 1.352.225 1,3 17.579 346 Bron: Wegwijs in eigen regio. - Portret van de 65 Vlaams-Brabantse gemeenten, GOM Vlaams-Brabant, 1999 + eigen verwerking (2007) – situatie op 01/01/2006.

In vergelijking met de omgevende gemeenten, het arrondissement Halle-Vilvoorde en Vlaams-Brabant beschikt Beersel met 601 inwoners per hectare recreatiegebied over een relatief groot aanbod aan recreatie. Ten opzichte van het Vlaams Gewest is dit echter niet het geval. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de hoge bevolkingsdichtheden in Vlaams-Brabant ten opzichte van deze in het volledige Vlaamse gewest.

Op het grondgebied van Beersel komen binnen het gewestplan 6 verspreid liggende grotere recreatiegebieden voor (tabel 26). Hiervan liggen er twee in de deelgemeente Huizingen, twee in de deelgemeente Alsemberg, één in deelgemeente Lot en één in deelgemeente Beersel. Bijkomend worden op het grondgebied van Dworp twee zeer kleine verblijfsrecreatieve gebieden afgebakend en op grondgebied van Huizingen wordt één verblijfsrecreatief gebied afgebakend dat grensoverschrijdend is met Halle. tabel 26: Absolute recreatieve oppervlaktes binnen de gemeente Beersel oppervlakte recreatiegebieden oppervlakte verblijfsrecreatiegebieden deelgemeente totale oppervlakte gewestplan gewestplan Alsemberg 4,72 ha / 4,72 ha Beersel 3,98 ha / 3,98 ha Dworp / 1,45 ha 1,45 ha Huizingen 23,09 ha 0,41 ha 23,50 ha Lot 4,09 ha / 4,09 ha

10.2. Recreatieve voorzieningen

Kaart I 26: Speelpleinen, sport- en jeugdvoorzieningen

Kaart I 27: Bestaande wandel- en fietsroutes

10.2.1. SPORTVOORZIENINGEN

In onderstaande tabellen wordt per deelgemeente een overzicht gegeven van de aanwezige sportvoorzieningen. Hierbij wordt aandacht gegeven aan de aanwezige infrastructuur, de ligging volgens het gewestplan.

50 Dit is de verhouding tussen het aantal inwoners en de oppervlakte aan recreatievoorzieningen (dag- en verblijfsrecreatie) volgens het gewestplan (inwoners/ha recreatie).

Gemeente Beersel 92 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

Schematisch wordt weergegeven of deze voorzieningen al dan niet in de daartoe bestemde zones liggen, al dan niet binnen een BPA.

10.2.1.1. Sportvoorzieningen in de deelgemeente Alsemberg

In de deelgemeente Alsemberg bevinden alle voorzieningen zich in recreatiegebied, in woongebied met landelijk karakter, in woonpark of in een aangepaste bestemming binnen een BPA. Een deel van de sportactiviteiten vindt plaats in scholen. Het medegebruik van sportzalen in scholen door sportgroeperingen wordt als een positief gegeven ervaren. tabel 27: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Alsemberg naam – adres voorzieningen gewestplan BPA zonevreemd gemeentelijke voetbalvelden - 1 voetbalveld Alsemberg G + WW BPA sportplein A ja - kantine (40 zitplaatsen) (Zoniënwoudlaan51) gemeentelijke voetbalvelden - 1 voetbalveld Alsemberg / De Meent R BPA sportplein B neen - kantine (90 zitplaatsen) (Gemeenveldstraat) gemeentelijk petanquebaan - Petanqueterrein WLK BPA Grote Kapel neen (Wijk Grote Kapel) Kegelbaan Meiboom - Kegelbaan WP BPA Elsemheide neen (Elsemheidelaan) R = recreatiegebied G = groengebied WW = Waterwinningsgebied P = parkgebied W = woongebied WP = woonpark WLK = woongebied met landelijk karakter

10.2.1.2. Sportvoorzieningen in de deelgemeente Beersel

Met uitzondering van het voetbalveld in Dwersbos, bevinden alle voorzieningen in de deelgemeente Beersel zich in recreatiegebied of in een aangepaste bestemming binnen een BPA. Een deel van de sportactiviteiten vindt plaats in scholen. Het medegebruik van sportzalen in scholen door sportgroeperingen wordt als een positief gegeven ervaren. tabel 28: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Beersel naam – adres voorzieningen gewestplan BPA/RUP zonevreemd gemeentelijke voetbalvelden - 2 velden voor competitie Beersel: Sportcentrum Kerkeveld - kantine (40 zitplaatsen) R BPA Kerkeveld neen (Schoolstraat/Grote Baan 135) gemeentelijk Sportcentrum - 3 volleybalvelden Kerkeveld (Schoolstraat 46) - 1 basketbalveld - 1 tennisveld - 1 handbalveld - 1 zaalvoetbalveld R BPA Kerkeveld neen - 6 badmintonvelden - 2 squashvelden - kantine (80 zitplaatsen) - petanqueveld camping (Steenweg op Ukkel) - kampeerterrein RUP openlucht- W - G neen recreatieve bedrijven R = recreatiegebied W = woongebied G = groengebied

10.2.1.3. Sportvoorzieningen in de deelgemeente Dworp

In Dworp bevinden de voetbalterreinen aan de Rilroheide en de manege Padenborre zich zonevreemd. Manège Padenborre ligt bovendien centraal in een beschermd landschap. De overige sportvoorzieningen zijn volgens het gewestplan gelegen in woongebied of in gebied met verblijfsrecreatie. Een deel van de sportactiviteiten vindt plaats in scholen. Het medegebruik van sportzalen in scholen door sportgroeperingen wordt als een positief gegeven ervaren.

51 De waterwinning in de Zoniënwoudlaan is gestopt.

Gemeente Beersel 93 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel tabel 29: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Dworp naam – adres voorzieningen gewestplan BPA zonevreemd gemeentelijke voetbalvelden - 2 velden voor competitie Dworp - 1 niet voor competitie LWA neen ja (Rilroheide) - kantine (50 zitplaatsen) - 1 basketbalveld gemeentelijke Sportschuur H. - 3 volleybalvelden (waarvan 1 voor W neen neen Meerts (Kerkstraat 13) competitie) - 3 badmintonvelden niet gemeentelijke Sportzaal Tenniscentrum Bruineput - tennisterreinen vR neen neen (Begijnenbosstraat 7) manege Padenborre Ruitersclub - manege LWA neen ja (Padenborre 2) vR = verblijfsrecreatie LWA = landschappelijk waardevol agrarisch gebied W = woongebied

10.2.1.4. Sportvoorzieningen in de deelgemeente Huizingen

In de deelgemeente Huizingen bevinden alle voorzieningen zich in recreatiegebied, in woongebied of in een aangepaste bestemming binnen een BPA. Een deel van de sportactiviteiten vindt plaats in scholen. Het medegebruik van sportzalen in scholen door sportgroeperingen wordt als een positief gegeven ervaren. tabel 30: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Huizingen naam – adres voorzieningen gewestplan BPA zonevreemd gemeentelijke voetbalvelden - 3 velden waarvan 2 voor competitie BPA Centrum R neen Huizingen (Sollenbeemd) - kantine (80 zitplaatsen) Uitbreiding - speeltuinen - openlucht recreatiezwembad - sportinfrastructuur: voetbal, tennis, provinciaal domein Huizingen - altletiekpiste, minigolf open luchtsport infrastructuur R neen neen - mountainbikeparcours (Torleylaan 100) - roei- en visvijvers -rRotstuin, blindentuin, arboretum - jeugdherberg - turnzaal gemeenteschool - 1 basketbalveld BPA Centrum W neen (Vaucampslaan) - 1 volleybalveld Uitbreiding - 3 badmintonvelden gemeentelijke petanquebaan Huizingen (Oudstrijdersstraat – - petanquebaan W BPA Centrum neen parochiecntrum) kaatsplein gemeenteplein BPA Centrum - kaatsplein W neen (Sollenbeemd) Uitbreiding speelbos (Provinciaal - speelbos P neen neen vormingscentrum Hanenbos) R = recreatiegebied W = woongebied P = parkgebied

10.2.1.5. Sportvoorzieningen deelgemeente Lot

In de deelgemeente Lot bevinden alle voorzieningen zich in recreatiegebied, in woongebied of in een aangepaste bestemming binnen een BPA. Een deel van de sportactiviteiten vindt plaats in scholen. Het medegebruik van sportzalen in scholen door sportgroeperingen wordt als een positief gegeven ervaren.

Gemeente Beersel 94 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel tabel 31: Sportvoorzieningen in de deelgemeente Lot naam – adres voorzieningen gewestplan BPA zonevreemd - 3 velden waarvan 2 voor gemeentelijke voetbalvelden Lot: competitie R BPA Blokbos neen Vogelenzang (Dworpsestraat 147) - kantine (90 zitplaatsen) - 2 tennisvelden - 2 basketbalvelden - 4 volleybalvelden sporthal Vogelenzang - 1 tennisveld R BPA Blokbos neen (Dworpsestraat 147) - 1 handbalveld - 1 zaalvoetbalveld - 3 badmintonvelden zwembad Vogelzang Sportcentrum instructiebad – niet langer in R BPA Blokbos neen Lot (Dworpsestraat 147) gebruik gemeentelijke petanquebaan (Goutstouwersstraat, Kloosterstraat - petanquevelden W BPA Blokbos neen en Langblok) gemeentelijke petanquebaan - petanquevelden W neen neen (F. Walravensstraat) R = recreatiegebied W = woongebied

10.2.2. SPORTVERENIGINGEN

Beersel telt 36 sportverenigingen die in diverse sporttakken actief zijn. De meeste trekken ook mensen van buiten de gemeente aan. Meerdere clubs en sportverenigingen maken gebruik van gemeentelijke infrastructuur (voetbalvelden en turnzalen van gemeentelijke scholen). Een minderheid van de clubs bezit infrastructuur en/of terreinen in eigen beheer. tabel 32: Overzicht sportverenigingen te Beersel sporttak aantal clubs sporttak aantal clubs voetbal 9 judo 3 zaalvoetbal 8 petanque 3 volleybal 4 basketbal 1 wielersport 4 tafeltennis 1 turnen 3 jogging 1 Bron: Jeugdwerkbeleidsplan 2002-2004

10.2.3. JEUGDVOORZIENINGEN

Beersel telt naast de sportverenigingen ook een tiental jeugdverenigingen (jeugdbewegingen, jeugdhuizen). De meeste verenigingen beschikken over ‘eigen’ lokalen, die ter beschikking worden gesteld van de jeugdverenigingen en jongerenorganisaties. Een aantal accommodaties hebben nood aan een opfrisbeurt of aanpassingswerken. Andere verenigingen kampen door stijgend succes met ruimtegebrek. Inzake juridisch- planologische toestand zijn er momenteel geen lokalen zonevreemd gelegen. tabel 33: Overzicht jeugdvoorzieningen te Beersel52 jeugdbeweging of organisatie locatie gewestplan Chiro Alsemberg Esperanto Jongens Pastoor Bolstraat 21, Alsemberg woongebied Chiro Alsemberg Esperanto Meisjes Chiro Lot Eureka Jongens Kloosterstraat 33 – 35, Lot woongebied Chiro Lot Fantomas Meisjes Chiro Dworp Meisjes Kroesjpers Gildenhuis, Kerkstraat, Dworp53 woongebied Chirojongens St-Jan Dworp Chiro Huizingen Ringo Menisberg 7, Huizingen woongebied VVKSM Scouts Beersel, Sint Lambertus jongens gebied voor Moesjebaaz, Steenweg op Ukkel gemeenschapsvoorzieningen en VVKSM Scouts Beersel, Herman Teirlinck meisjes 201 openbaar nut

52 Zie ook scholen. 53 Er wordt onderzocht of er nieuwe accommodatie kan voorzien worden in samenwerking met een nieuwe bouwproject van Woonpunt Zennevallei.

Gemeente Beersel 95 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

jeugdateliers en kunstonderwijs locatie gewestplan Orff ensemble Jenlo Lot jeugdmuziekschool Jan-Niklaas Lotsesteenweg 33, Dworp woonpark tekenacademie ’t Meiboompje Springveer te Alsemberg dansschool Pirouette Alsemberg jeugdtoneel ‘Hoop op toekomst’ Lot open jeugdwerking locatie gewestplan ’t Vraagteken (jeugdhuis) Kloosterstraat 34, Lot Jefi-club (filmprojectie) Dworp JNM (milieuvereniging) Dworp (geen lokalen) / Bron: Jeugdwerkbeleidsplan 2002-2004

10.2.4. WANDEL- EN FIETSROUTES

Beersel beschikt over een uitgebreid netwerk van recreatieve wandel- en fietsroutes. In deze paragraaf wordt de aandacht gericht op de bestaande recreatieve fiets- en wandelroutes van lokaal niveau.

10.2.4.1. Wandelroutes

Momenteel zijn er op het grondgebied van Beersel 6 lusvormige wandelingen gekend: - Dworpwandeling (8,5 km); - Herisemwandeling ( 6,6 km); - Kesterbeekwandeling (7,5 km); - Herman Teirlinck – Felix De Boeck wandeling (9 km) (niet ingetekend op kaart); - Anton Van Wilderodepad; - Zennewandeling (4,3 km).

Al deze wandelingen worden gekarakteriseerd door hun specifieke eigenheid. De routes lopen langs de belangrijkste ‘attractiepolen’ van Beersel (dorpsgezichten, landschappen, belangrijke natuurelementen,…) en staan in relatie tot het thema van de wandeling.

10.2.4.2. Fietsroutes

Doorheen de gemeente Beersel loopt het fietsknooppuntennetwerk Vlaams-Brabant. Dit wordt aangevuld met een aantal lokale fietsroutes: - Herman Teirlinckroute door Halle, Dworp, Sint-Genesius-Rode en Beersel; - Zenne & Zoniënroute; - Gordelroute; - Vlaanderen Fietsroute.

10.2.5. SPEELTERREINEN, WIJKPLEINEN EN SPEELPLEINWERKING

De speelterreinen en wijkpleinen zijn meestal zeer goed uitgerust, ondermeer met speeltuigen. Soms zijn binnen de terreinen afbakeningen gemaakt voor de verschillende leeftijdscategorieën. Polyvalent gebruik van de verschillende speelmogelijkheden wordt nagestreefd. tabel 34: Overzicht speelterreinen en wijkpleinen te Beersel Alsemberg Beersel Dworp Huizingen Lot Bloemenerf (WP) Danislaan (W) Eegde (WU) Menisberg (W) Frans Walravensstraat (W) Domein Rondenbos (P) Hoogstraat (W) Geer (WU) Sint Jansweg (W) Goutstouwersstraat (W) Gemeenveldstraat Puttestraat (P) Rilroheide (WLK) Sollenbeemd (R) Kesterbeeklaan (W) Grootvelderf (WP) Schoolstraat (R) Willemskouter (W) Oudstrijdersstraat (W) Kloosterstraat (W) Belsacklaan/ Halsendallaan (WP) Kerkstraat (P) Langblok/Blokbos (W) Fabiolalaan (W) Steenbos Vogelenzang (R) Wijk Grote Kapel (W) Zoniënwoudlaan (W) Bron: Jeugdruimteplan 2003 – 2004, Beersel Legende: W= woongebied, WP= woonpark, WLK= woongebied met landelijk karakter, WU= woonuitbreidingsgebied, P= parkgebied, R= recreatiegebied

Gemeente Beersel 96 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

De meeste speelterreinen zijn gelegen in recreatiegebied, woongebied, woonpark, woongebied met landelijk karakter of woonuitbreidingsgebied en meestal binnen verkavelingen waar veel kinderen aanwezig zijn. Een paar speelterreinen liggen volgens het gewestplan in parkgebied. Gezien de kleinschaligheid van deze speelterreinen kunnen deze niet als zonevreemd beschouwd worden.

De gemeentelijke speelpleinwerking gaat door op de terreinen “Bricout” op de hoek van de Dekt en de Sanatoriumstraat. Dit gebied bevindt zich in agrarisch gebied. Aansluitend op deze zone heeft de gemeente een bos aangekocht (natuurgebied) met als doel een speelbos in combinatie met de speelpleinwerking te realiseren.

10.2.6. CULTURELE INFRASTRUCTUUR

Cultureel Centrum De Meent (Gemeenveldstraat 34, Alsemberg) vormt het hart van de culturele infrastructuur van Beersel. Het Herman Teirlinckhuis (Uwenberg 14, Beersel) vormt een gemeentelijk museum, galerij en openluchttentoonstellingsruimte. Hiernaast heeft Beersel 4 bibliotheken. Momenteel loopt er een project voor de realisatie van een bezoekerscentrum voor streekbieren te Alsemberg.

10.2.7. VERBLIJFSRECREATIEZONES

In het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse zijn er voor Beersel drie zones ingekleurd als gebied voor verblijfsrecreatie: - camping Oasis: verblijfrecreatiegebied aan de Reiberg (Sanatorialaan, Halle) deels op grondgebied Beersel en deels op grondgebied Halle. Vanaf de straatzijde is de camping niet rechtstreeks te zien. Op het gewestplan is het omgeven door bufferzone en woongebied. - tenniscentrum Bruineput: klein verblijfsrecreatiegebied gelegen in de Begijnbosstraat. Het gebied staat volledig ten dienste van de tennisclub en bestaat uit een overdekte tennishal met cafetaria en vier buitenterreinen. Op het gewestplan is het grotendeels omgeven door landschappelijk waardevol agrarisch gebied en woonpark aan de overzijde van de straat. - Kersenstraat: klein verblijfsrecreatiegebied in de Kersenstraat dat momenteel niet wordt benut voor recreatieve doeleinden maar ingevuld is met een woning met tuin, enkele kleinere houten constructies en beplanting met bomen. Het gebied is op het gewestplan volledig omsloten door landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

10.2.8. VERBLIJFSVOORZIENINGEN

- Gravenhof, hotel gelegen te Dworp (Alsembergsesteenweg 676); - Centrum Hotel gelegen te Beersel (Steenweg op Ukkel 11); - Herisemmolen Alsemberg (voor jeugdkampen en collectief verblijf); - Hanenbos – provinciaal jeugdverblijfcentrum; - Jeugdcentrum Destelheide – Dworp (Vlaamse Gemeenschap); - The Classic (horeca); - ‘Camping Beersel’ gelegen te Beersel (Steenweg op Ukkel 75), gelegen in RUP; - ‘Camping Oasis’, deels op grondgebied Halle deels op Beersel (Reiberg).

Hiernaast bevinden er zich eveneens een aantal erkende B&B op het grondgebied van de gemeente.

10.2.9. JACHTHAVEN

Langs het kanaal Brussel-Charleroi wordt ten noorden van de woonkern Lot een jachthaven gepland. In het gewenstelijk RUP VSGB worden hier de nodige herbestemmingen voorzien.

10.3. Zonevreemde recreatie

Kaart I 23: Zonevreemde entiteiten

- de voetbalvelden van FC Dworp te Rilroheide (Dworp); - manège Padenborre (Dworp); - jeugdverblijf- en kampeerterreinen ‘Fresnay’; - The Classic; - kasteel Gravenhof; - het zwembad van het provinciaal domein te Huizingen

Gemeente Beersel 97 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

- speelpleinwerking Beersel.

10.4. Knelpunten en kwaliteiten

10.4.1. KNELPUNTEN

Kaart I 28: Synthesekaart knelpunten ruimtelijke structuur GROTE RECREATIEDRUK: De aantrekkingskracht van ondermeer het provinciaal domein te Huizingen en de nabijheid van Brussel geven aanleiding tot grote recreatiedruk in de gemeente.

ZONEVREEMDE RECREATIEVE VOORZIENINGEN: de zonevreemde entiteiten hebben geen rechtszekerheid en kennen de nodige vergunningsproblemen bij uitbating.

10.4.2. KWALITEITEN EN POTENTIES

Kaart I 29: Synthesekaart kwaliteiten ruimtelijk structuur GOED UITGEBOUWDE BESTAANDE SPORTVOORZIENINGEN MET GROTE DIFFERENTIATIE: Beersel beschikt over een zeer actieve sportgemeenschap met een grote differentiatie op het vlak van sporten. Belangrijke buitensporten zijn voetbal, fietsen, petanque, wandelen en atletiek. Veel verenigingen maken gebruik van gemeentelijke infrastructuur. Een aantal verenigingen beschikken over eigen sportinfrastructuur. Een aantal verenigingen maakt gebruik van de sportzalen in scholen.

HOEVE EN PLATTELANDSTOERISME: binnen het landschappelijk kader van de Brabantse Ardennen bestaat ruime potentie voor de ontwikkeling van hoeve- en plattelandstoerisme.

KANAALTOERISME: de nabijheid van het kanaal, de zwaaikom en de aanwezige open ruimte bieden een uitstekend kader voor passieve recreatie. Het kanaaltoerisme kan verder gestimuleerd worden.

BESTAANDE WANDEL- EN FIETSROUTES: er bestaat een uitgebreid netwerk aan wandel- en fietsroutes die de verschillende woonkernen alsook de belangrijkste bezienswaardigheden in de gemeente aandoen. Beersel maakt deel uit van het pilootproject provinciaal fietsroutenetwerk.

LAND VAN TEIRLINCK: het landinrichtingsproject Land van Teirlinck zal in de toekomst zorgen voor een versterking van het aantrekkelijke landschap. Hiernaast zal ingezet worden op de optimalisering van passieve recreatie in het gebied.

Gemeente Beersel 98 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

11. Deelruimten

In de gemeentelijke ruimtelijke structuur kunnen een aantal subentiteiten onderscheiden worden. Deze zogenaamde deelruimten vormen homogene gebieden met een eigen identiteit. Elke deelruimte wordt gekenmerkt door een eigen ontwikkelingsdynamiek. Deelruimtes kunnen elkaar deels overlappen. In Beersel werden de volgende deelruimtes onderscheiden:

1. historisch gegroeide as Zennevallei-Kanaalzone

2. hoger gelegen dorpslint

3. centrale open ruimte

4. zuidelijke as van kernen

11.1. Deelruimte historisch gegroeide as Zennevallei – Kanaalzone met de kern van Lot

Kaart I 30: Deelruimte “Historische As Zennevallei-Kanaalzone”

De historisch gegroeide as Zennevallei-Kanaalzone neemt het westelijke deel van de gemeente Beersel in beslag. De zone wordt gestructureerd door lijninfrastructuren van bovenlokaal niveau: het Kanaal Brussel- Charleroi, spoorlijn 96; spoorlijn 26 en de Zenne. Binnen het gebied treft men concentraties van industriële ontwikkelingen, gedeeltelijk verweven met historisch woonweefsel. De industriële concentraties vormen het belangrijkste economische weefsel van Beersel. Aan de oostzijde wordt de deelruimte historische as Zennevallei– Kanaalzone begrensd door de E19. Ten westen vormt de N6-Bergensesteenweg de afbakening van het gebied. Via het station van Lot is de deelruimte goed ontsloten via het spoor. De historisch gegroeide as Zennevallei- Kanaalzone zet zich in noordelijke en Zuidelijke richting verder over de gemeentegrenzen heen. Ook hier zet de concentratie van historisch gegroeide bedrijvigheid zich door. De meeste bedrijven (zowel industrie, als KMO’s en kantorencomplexen) zijn duidelijk op deze infrastructurenbundel geënt en hebben een bovenlokaal karakter.

De kern van Lot, ligt hoofdzakelijk ten oosten van spoorlijn 96. De infrastructurenbundel vormt een nadrukkelijke barrière die het woongebied ‘Lot over de Vaart’ afsnijdt van de eigenlijke dorpskern met voorzieningen (kruidenier, bakker, scholen …). Binnen de eigenlijke dorpskern meandert de Zenne. Langs de Zennemeander, op de vroegere site van de ijsfabriek Artic, heeft zich een nieuwe woonwijk ontwikkeld.

De Zenne is voor een klein deel gekanaliseerd, maar heeft op de meeste plaatsen haar meanderende loop behouden. De Zenne en haar beemden zijn samen met de open ruimte ten oosten van de N6-Bergensesteenweg de belangrijkste dragers van groen in dit deelgebied.

11.2. Deelruimte hoger gelegen dorpslint met de kern van Beersel

Kaart I 31: Deelruimte “Hoger gelegen dorpslint”

De deelruimte ‘hoger gelegen dorpslint’ omvat het woonweefsel van Beersel en Kesterbeek, gelegen op de oostelijke flanken van de Zennevallei. De E19, de oostelijke (steile) valleirand van de Zenne en spoorlijn 26 vormen de grens met de deelruimte historisch gegroeide Zennevallei–Kanaalzone.

De dorpskern van Beersel ligt in het noorden van de gemeente. De kern groeide hoofdzakelijk aan de oostzijde van de kerk. Er zijn voldoende eerstelijns voorzieningen (slager, kapper, bakker, scholen,…) aanwezig. Uitgestrekt over de heuvelruggen treft men woonwijken aan. Verdere uitzwerming van de woonkern werd noordelijk beperkt door de steile reliëfrand (een hoogteverschil van 30 à 40 meter), en westelijk werd de uitzwerming door de aanwezigheid van spoorlijn 26. In zuidelijke richting vormt de rug van de oostelijke valleirand een historisch bebouwingslint dat zich uitstrekt van Laarheide tot het gehucht Kesterbeek. Laarheide en Kesterbeek hebben geen eigen voorzieningen.

Ten zuidwesten van Beersel en spoorlijn 26 ligt het kasteel van Beersel. Deze historische site vormt een groen eiland ingesloten tussen de woonontwikkelingen bij Nering, de spoorlijn en de autosnelweg E19.

In het uiterste noorden van de deelruimte heeft zich een woonwijk ontwikkeld gericht op Drogenbos. Deze wijk ligt ingesloten tussen de Zennevallei en Dachelenberg.

Gemeente Beersel 99 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

11.3. Deelruimte centrale open ruimte

Kaart I 32: Deelruimte “Centrale open ruimte”

Centraal in Beersel ligt een grootschalig, gaaf en aaneensluitend open ruimtegebied, als het ware omsloten door een ring van landelijke kernen: Beersel in het noorden, Alsemberg in het oosten, Dworp met de vallei van de Molenbeek in het zuiden. In het westen scheidt de E19 deze deelruimte van de historisch gegroeide as Zennevallei-Kanaal.

De centrale open ruimte is een sterk heuvelachtig en ingesneden gebied (reliëf tussen 40 en 120 meter). Hellingbossen kenmerken de steile hellingen van Beersel: Begijnenbos, de bossen van het provinciaal domein van Huizingen, het Gasthuisbos en het Dwersbos. Dit zijn hoofdzakelijk loofbossen vermengd met (belangrijke) dennenbosfragmenten. De resterende ruimte wordt hoofdzakelijk gebruikt als akker- en weiland. Het gebied heeft geen dicht woonweefsel. Aan de randen komt verspreide bebouwing voor. De wegeninfrastructuur die door het gebied loopt is hoofdzakelijk noord-zuid gericht. Vaak zijn het holle wegen.

11.4. Deelruimte zuidelijke as van kernen met Huizingen, Dworp en Alsemberg

Kaart I 33: Deelruimte “Zuidelijke as van kernen”

Huizingen, Dworp en Alsemberg vormen de ‘zuidelijke as van kernen’. De kern Huizingen leunt morfologisch meer aan bij Buizingen (grondgebied Halle) dan bij Lot of Dworp. Huizingen heeft zich het sterkst ontwikkeld aan de randen, bij de lijninfrastructuren van spoorlijn, E19 en Alsembergsesteenweg. Aan de noordzijde begrenzen de Molenbeekvallei, het bijhorende natuurgebied en het sportcomplex ‘Den Beemd’ het woonweefsel van de kern. Er zijn voldoende eerstelijns voorzieningen aanwezig (slager, kapper, bakker, scholen …). Over de spoorlijn, aan de noordwestelijke zijde, treft men een kleine woonconcentratie (Neerdorp) aan. Toch bestaat dit deel van Huizingen hoofdzakelijk uit industriegebied.

Aan de oostzijde ligt het provinciaal domein van Huizingen, een belangrijke bovenlokale attractiepool.

Dworp heeft zijn landelijk karakter behouden. De doortocht van de Alsembergsesteenweg legt wel zware druk op de dorpskern. Deze vormt een as van ‘verlinting’ en ‘baanontwikkeling’, meer nadrukkelijk in de richting van Alsemberg. Het woonweefsel van Dworp heeft zich vooral ontwikkeld ten zuiden van de Alsembergsesteenweg. Aansluitend bij de dorpskern en de Kapittelbeek vormt ‘het Geer’ de belangrijkste woonwijk. Uitlopers van het woonweefsel, in de richting van het Hallerbos, doorweven de aanwezige open ruimte. Dworp beschikt over de belangrijkste eerstelijns voorzieningen.

Alsemberg is de meest oostelijke deelgemeente van Beersel. Deze kern bevat een belangrijke kleinhandelsconcentratie. Alsemberg vormt eveneens het administratieve centrum van de gemeente Beersel. De administratieve diensten zijn gevestigd in het domein Rondenbos, ten noorden van de kern van Alsemberg. Rondom de eigenlijke kern van Alsemberg hebben zich in alle richtingen residentiële woonwijken ontwikkeld. Enkele van deze wijken sluiten niet rechtstreeks aan op de kern van Alsemberg maar zijn eerder georiënteerd op Sint-Genesius-Rode en Linkebeek (Ingedael, Schavei). Ook ten westen van Alsemberg hebben zich residentiële woonparken ontwikkeld (Grootveld, Alsendal). De kern van Alsemberg leunt morfologisch sterk aan bij de kern van Sint-Genesius-Rode.

Gemeente Beersel 100 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

12. Prognose demografische ontwikkelingen

De hieronder beschreven gegevens werden overgenomen uit de woonbehoeftestudie van 200554, tenzij expliciet anders vermeld.

12.1. Bevolking

12.1.1. INLEIDING EN METHODIEK

Om een inzicht te krijgen in de ruimtebehoeften voor woningbouw is het noodzakelijk dat men zich een beeld kan vormen van de toekomstige evolutie van de bevolking. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een gesloten bevolkingsprognose55, zoals deze werd opgemaakt in het kader van de woonbehoeftestudie. Daar het een gesloten bevolkingsscenario betreft moet men deze waarden eerder zien als minima.

12.1.2. BEVOLKINGSPROGNOSE tabel 35 geeft een samenvatting van de bevolkingsprognose volgens gesloten bevolkingsscenario voor 2006, 2011 en 2016 waarbij 2001 als basisjaar werd gebruikt. Hierbij werd een opsplitsing gemaakt naar geslacht. tabel 35: Gesloten bevolkingsprognose 2006 – 2011 – 2016 populatie bevolkingsindex jaar mannen vrouwen totaal mannen vrouwen totaal 2006 11.205 11.701 22.906 99,2% 99,6% 99,4% 2011 11.038 11.590 22.628 97,7% 98,7% 98,2% 2016 10.871 11.459 22.330 96,2% 97,5% 96,9% evolutie -334 -242 -576 index 97,02% 97,93% 97,49%

Uit de resultaten van de gesloten bevolkingsprognose blijkt dat de gemeente Beersel een daling van het aantal inwoners mag verwachten naar het jaar 2011 en 2016 toe. Volgens deze bevolkingsaantal de komende jaren afnemen tot 22.330. Van 2006 tot 2016 vermindert de bevolking jaarlijks met zo’n 57 personen. De mannelijke bevolking zal over de beschouwde periode een iets sterkere afname kennen dan de vrouwelijke bevolking. tabel 36 geeft aan hoe deze afname in de bevolking zich zal verdelen over de verschillende leeftijdscategorieën. Dit benadrukt de ontgroening, de afname van het aandeel jongeren (0-14 jaar), van de Beerselse bevolking. Zowel absoluut als relatief daalt de jongste bevolkingsgroep tot 14,9% van de volledige bevolking. Daartegenover staat de toename van het aandeel van de oudste bevolkingsgroep, 19,6% in 2016. tabel 36: Gesloten bevolkingsprognose per leeftijdscategorie 2006 2011 2016 leeftijd mannen vrouwen aandeel mannen vrouwen aandeel mannen vrouwen aandeel 0-14 2.008 1.887 17,0% 1.792 1.692 15,4% 1.715 1.624 14,9% 15-64 7.469 7.571 65,7% 7.452 7.533 66,2% 7.300 7.314 65,4% 65-65+ 1.727 2.243 17,3% 1.793 2.367 18,4% 1.856 2.521 19,6% totaal 11.205 11.701 100% 11.038 11.591 100% 10.871 11.459 100%

12.2. Prognose gezinnen

Ook de evolutie van het aantal gezinnen wordt verrekend volgens het gesloten bevolkingsscenario. Dit betekent dat de prognose van het absoluut aantal gezinnen binnen de verschillende deelgemeenten wordt berekend door

54 Volgende gegevens werden overgenomen uit: D+A Planning, Woningbehoeftestudie Gemeente Beersel, Beersel, 2005. 55 In een scenario ‘gesloten bevolking’ kijkt men hoe de bevolking zal evolueren indien de evolutie enkel in het teken staat van de ontwikkeling van de eigen bevolking. In een scenario ‘open bevolking’ kijkt men hoe de bevolking zal evolueren indien alle demografische invloedsfactoren (ook migratiebewegingen) in hun huidige hoedanigheid blijven.

Gemeente Beersel 101 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel de prognose van het bevolkingsaantal per deelgemeente binnen het gesloten bevolkingsscenario te delen door de prognose van de gemiddelde gezinsgrootte per deelgemeente.

Volgens de prognose zal het aantal gezinnen in 2016 zijn toegenomen, maar zal de gemiddelde gezinsgrootte gedaald zijn tot 2,36 (tabel 37). De toename van het aantal gezinnen is het grootst in de deelgemeente Alsemberg, namelijk 80 gezinnen tussen 2006 en 2016. tabel 37: Prognose van het aantal gezinnen en de gezinsgrootte 2006 2011 2016 (deel) gezins- gezins- gezins- inw. gezinnen inw. gezinnen inw. gezinnen gemeente grootte grootte grootte Beersel 2,37 5.163 2.177 2,30 5.033 2.192 2,22 4.913 2.211 Alsemberg 2,51 5.437 2.167 2,43 5.365 2.207 2,36 5.293 2.247 Dworp 2,62 5.214 1.993 2,58 5.172 2.002 2,55 5.130 2.012 Lot 2,45 4.149 1.692 2,41 4.131 1.717 2,36 4.090 1.733 Huizingen 2,45 2.943 1.199 2,39 2.927 1.224 2,33 2.903 1.249 gemeente 2,48 22.906 9.228 2,42 22.628 9.342 2,36 22.330 9.450 Beersel

12.3. Demografische woonbehoefte

De demografische woonbehoefte wordt gebaseerd op het aantal gezinnen voor 2001, het aantal bijkomende gezinnen tijdens elk van de periodes 2001-2006 / 2006-2011 / 2011-2016 en een bijkomende woningmutatiereserve of frictieleegstand56. Deze frictieleegstand heeft tot doel om voldoende mobiliteit op de huisvestingsmarkt te waarborgen, de frictie van de verhuizingen op te vangen, de keuzevrijheid van de kandidaat- bewoners te verzekeren en de opwaartse prijsdruk op de vastgoedmarkt in te tomen. In de volgende berekeningen wordt een woningmutatiereserve van 2,5% aangehouden. Deze reserve wordt door de administratie huisvesting gehanteerd voor het arrondissement Halle-Vilvoorde.

De vijfjaarlijkse aangroei van de gezinnen, de daarop berekende woningmutatiereserve en de som van beide voorgaande resulterende demografische behoeften worden voor het gesloten bevolkingsscenario aangegeven in tabel 38. tabel 38: Prognose demografische behoefte 2006-2016 (in absolute cijfers) 2006-2011 2011-2016 aangroei woning- demogr. aangroei woning- demogr. (deel)gemeente gezin mutatie behoefte gezin mutatie behoefte Beersel 15 1 16 18 1 19 Alsemberg 41 1 42 40 1 41 Dworp 10 0 10 10 0 10 Lot 25 1 26 16 1 17 Huizingen 25 1 26 23 1 24 gemeente Beersel 116 4 120 107 4 111

De vraag naar woongelegenheden of demografische behoefte bereikt haar maximum in de eerste periode van 5 jaar (2006-2011). Deze vraag bedraagt 120 woongelegenheden. Gedurende de tweede periode (2011-2016) bedraagt de demografische behoefte 111 woongelegenheden. Deze daling is te wijten aan een afname in de groei van het aantal gezinnen.

12.4. Kanttekening gesloten bevolkingsscenario

Bij de evaluatie en het in rekening nemen van de demografische behoefte in het structuurplan dient volgende kanttekening gemaakt te worden. De abstracte simulatie van het gesloten bevolkingsscenario dient immers gerelativeerd te worden. Door wijzigende geboortecijfers (sociale fenomenen), wijzigende levensverwachtingen en voornamelijk migratiebewegingen die in het gesloten bevolkingsscenario niet in rekening worden genomen (in de eerste plaats van Belgen), bestaat de reële bevolking van Beersel op 01.01.2009 uit 23.756 inwoners. Dit is reeds 1.182 inwoners meer dan voorspeld volgens het gesloten bevolkingsscenario voor 2011.

56 Frictieleegstand: de leegstand die nodig is om de woningmarkt naar behoren te doen functioneren.

Gemeente Beersel 102 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel

13. Prognose sectorale ontwikkelingen - huisvesting

De hieronder beschreven gegevens werden overgenomen uit de woonbehoeftestudie van 200557, tenzij expliciet anders vermeld.

Voor gegevens omtrent het aanbod aan bijkomende woongelegenheden zoals sociale woningen, leegstand, herbestemming van panden, onbebouwde percelen en perceelsmogelijkheden wordt verwezen naar hoofdstuk 7 waarin de kenmerken van de bestaande ruimtelijke nederzettingsstructuur worden besproken. Voor een gedetailleerde bespreking wordt verwezen naar de woningbehoeftestudie (goedgekeurd 2005).

13.1. De globale woonbehoefte binnen het gesloten bevolkingsscenario

In de gesloten bevolkingsprognose gaat de vraag naar woongelegenheden enkel uit van de actueel aanwezige bevolking, haar evolutie doorheen de bestudeerde jaren en de nieuwe gezinnen die daarbij in de loop van de plantermijn eventueel ontstaan. Om een relevante toetsing te kunnen doorvoeren dienen zowel voor vraag als aanbod de cijfers van hetzelfde basisjaar gehanteerd te worden. Daarom wordt niet gewerkt met geactualiseerde gegevens rond bevolking of leegstand zoals elders in het informatief gedeelte aangehaald, maar worden de gegevens van de woningbehoeftestudie gehanteerd. Alle immigratie- en emigratiebewegingen worden in een gesloten bevolkingsscenario niet in rekening gebracht. Dit gegeven sluit slechts gedeeltelijk aan bij de bevolkingsevolutie van het laatste decennium in de gemeente Beersel. Aldus mag aangenomen worden dat de vraag naar woongelegenheden in werkelijkheid hoger zal liggen. tabel 39: Globale woningbehoefte per deelgemeente voor de periode 2006-2011 vraag aanbod behoefte entiteit aangroei gezinnen frictie totaal leegstand Beersel 15 1 16 7 9 Alsemberg 41 1 42 6 36 Dworp 10 0 10 13 -3 Lot 25 1 26 4 22 Huizingen 25 1 26 7 19 Gemeente 116 4 120 37 83 Beersel tabel 40: Globale woningbehoefte per deelgemeente voor de periode 2011-2016 vraag aanbod behoefte entiteit aangroei gezinnen frictie totaal leegstand Beersel 18 1 19 7 12 Alsemberg 40 1 41 5 36 Dworp 10 0 10 13 -3 Lot 16 1 17 4 13 Huizingen 23 1 24 6 18 Gemeente 107 4 111 35 76 Beersel

Om de nieuwbouwbehoefte te kunnen inschatten wordt de vraag naar woningen, die bepaald wordt door de aangroei van de gezinnen en woningmutatiereserve, afgetoetst aan het aanbod aan leegstaande woningen. Hierdoor wordt duidelijk hoeveel nieuwe wooneenheden voor een bepaalde periode moeten worden voorzien. De gemeente kent over de volledige periode een behoefte aan 159 nieuwe wooneenheden. Over de periode 2011- 2016 bedraagt de behoefte 76 wooneenheden. De grootste behoefte situeert zich in de deelgemeente Alsemberg. Voor beide perioden bedraagt de behoefte hier 36 woningen. Dworp kent in beide perioden een overschot aan woningen.

13.2. Perceelsaanbod tabel 41 geeft een overzicht van de beschikbare percelen in woongebied, woongebied met landelijk karakter en woonpark. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen actueel onbebouwde percelen en bijkomende

57 Volgende gegevens werden overgenomen uit: D+A Planning, Woningbehoeftestudie Gemeente Beersel, Beersel, 2005.

Gemeente Beersel 103 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel perceelsmogelijkheden, al dan niet gelegen aan infrastructuur.In tabel 42 wordt een samenvatting gegeven van vraag en aanbod voor de periodes 2001-2006, 2006-2011 en 2011-2016.

Niet alle perceelsmogelijkheden zullen in de komende jaren beschikbaar worden voor bebouwing. Redenen hiervoor zijn het beschikbaar houden voor familieleden, een ander gebruik kennen, geblokkeerd zijn door erfenisomstandigheden of gebruikt worden voor speculatie. Om het effectieve aantal aan bouwmogelijkheden te berekenen werd er van uitgegaan dat in een periode van 10 jaar 30% van de onbebouwde percelen ook effectief zal beschikbaar worden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: - Aanbod 1: actueel onbebouwde percelen gelegen aan infrastructuur in W, WLK en WP; - Aanbod 2: bijkomende perceelsmogelijkheden gelegen aan infrastructuur in W, WLK en WP; - Aanbod 3: bijkomende perceelsmogelijkheden niet gelegen aan infrastructuur in W, WLK en WP.

De percelen in woonuitbreidingsgebied en in reservegebieden worden niet in rekening gebracht binnen het aanbod.

Het aanbod voor de periode 2006-2011 wordt gebaseerd op het totaal aantal perceelsmogelijkheden zoals hoger gedefinieerd in 2001 verminderd met het aanbod voor de periode 2001-2006. Hetzelfde geldt voor de berekening voor de periode 2011-2016 (met als basis 2006-2011). De berekening voor de periode 2001-2006 werd opgenomen aangezien de berekening van de behoeften voor de periodes 2006-2011 en 2011-2016 hieruit voortvloeien. Aangezien deze periode ondertussen reeds verlopen is, is dit echter zuiver informatief en verder niet relevant in het kader van de opmaak van het structuurplan. tabel 41: Overzicht beschikbare percelen – situatie 2001 Groot- Perceelsbestand58 Beersel Alsemberg Dworp Lot Huizingen Beersel aantal actueel onbebouwde percelen in W, 210 230 277 103 103 923 WLK en WP aan uitgeruste infrastructuur bijkomende Gelegen aan perceelsmogelijkheden in 101 104 79 84 93 461 infrastructuur W, WLK en WP TOTAAL aantal beschikbare percelen en perceelsmogelijkheden aan infrastructuur 311 334 356 187 196 1.384 in W, WLK en WP bijkomende Niet gelegen perceelsmogelijkheden in aan 97 46 34 54 56 287 W, WLK en WP infrastructuur TOTAAL aantal beschikbare 408 380 390 241 252 1.671 perceelsmogelijkheden in W, WLK en WP Legende: W= woongebied WLK= woongebied met landelijk karakter WP= woonpark

13.3. Confrontatie van vraag en aanbod

Bij confrontatie van de woonbehoeften met het perceelsaanbod kunnen we vaststellen of er nog voldoende ruimte beschikbaar is in Beersel binnen de huidige juridische bestemmingsplannen.

Voor de periode 2006-2011 dekt aanbod 1 de behoefte voor de gemeente Beersel. Wanneer er wordt gekeken naar de behoeften per deelgemeente blijkt dat Alsemberg, Lot en Huizingen een klein tekort aan bouwmogelijkheden kennen van respectievelijk 7, 9 en 6 percelen. Dit kan echter opgevangen worden door de ontwikkeling van bijkomende perceelsmogelijkheden gelegen langs infrastructuur. Dworp en Beersel kennen een overschot van het aanbod met respectievelijk 38 en 18 actueel onbebouwde percelen.

Voor de periode 2011-2016 kan globaal hetzelfde gesteld worden als voor 2006-2011. De gemeente Beersel kent voldoende bouwmogelijkheden met een tekort in Alsemberg, Lot en Huizingen en een overschot in Beersel en Dworp indien enkel rekening wordt gehouden met het aanbod aan actueel onbebouwde percelen. Indien bijkomende perceelsmogelijkheden worden gerealiseerd dekt het aanbod ruimschoots de vraag. Hierbij moet echter in rekening genomen worden dat de abstracte simulatie van het gesloten bevolkingsscenario dient gerelativeerd te worden (zie 12.4). De werkelijke behoefte aan bouwmogelijkheden zal dan ook hoger zijn dan de gemaakte simulatie.

58 Percelen in WU en WR worden hiet meegenomen in de berekeningen.

Gemeente Beersel 104 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel tabel 42: Samenvatting vraag en aanbod onbebouwde percelen

Gemeente Beersel Alsemberg Dworp Lot Huizingen Beersel 2001 - 2006 vraag (behoefte) 15 44 8 40 32 139 aanbod 1 32 35 42 15 15 139 saldo 17 -9 34 -25 -17 0 aanbod 2 15 16 12 13 14 70 saldo 32 7 46 -12 -3 70 aanbod 3 15 7 5 8 8 43 saldo 47 14 51 -4 5 113 2006 - 2011 vraag (behoefte) 9 36 -3 22 19 83 aanbod 1 27 29 35 13 13 117 saldo 18 -7 38 -9 -6 34 aanbod 2 13 13 10 11 12 59 saldo 31 6 48 2 6 93 aanbod 3 12 6 4 7 7 36 saldo 43 12 52 9 13 129 2011 - 2016 vraag (behoefte) 12 36 -3 13 18 76 aanbod 1 23 25 30 11 11 100 saldo 11 -11 33 -2 -7 24 aanbod 2 11 11 9 9 10 50 saldo 22 0 42 7 3 74 aanbod 3 11 5 4 6 6 32 saldo 33 5 46 13 9 106 resterende onbebouwde percelen resterende aantal actueel onbebouwde percelen in W, WLK en WP aan 128 141 170 64 64 567 uitgeruste infrastructuur bijkomende perceelsmogelijkheden in W, WLK en WP gelegen aan 62 64 48 51 57 282 infrastructuur bijkomende perceelsmogelijkheden in W, WLK en WP niet gelegen aan 59 28 21 33 35 176 infrastructuur TOTAAL aantal resterende percelen in 249 233 239 148 156 1.025 W, WLK en WP Legende: W= woongebied WLK= woongebied met landelijk karakter WP= woonpark aanbod 1 = aanbod actueel onbebouwde percelen aan uitgeruste infrastructuur(15% per 5 jaar) aanbod 2 = bijkomende perceelsmogelijkheden aan infrastructuur in W, WLK en WP (15% per 5 jaar) aanbod 3 = bijkomende perceelsmogelijkheden niet aan infrastructuur in W, WLK en WP (15% per 5 jaar)

Naast bovenstaande mogelijkheden voor de realisatie van bijkomende bouwpercelen in woongebied, woongebied met landelijk karakter en woonpark kan een bijkomend aanbod gecreëerd worden in reservegebied voor wonen of woonuitbreidingsgebied (zie 7.2.4.4). Het gaat hier om 961 bijkomende perceelsmogelijkheden voor het volledige grondgebied van de gemeente Beersel. Het grootste aanbod situeert zich te Lot met zo’n 421 perceelsmogelijkheden.

13.4. Aftoetsing met actuele situatie

Bovenstaande prognoses van vraag en aanbod voor de periodes 2001-2006 en 2006-2011 kunnen vergeleken worden met de werkelijke toestand door gebruik te maken van de gegevens van de afgeleverde bouwvergunningen. In de periode 2001-2006 werden er 219 bouwvergunningen afgeleverd. Dit overschrijdt de vraag van 139 zoals werd bekomen uit de gegevens van de woonbehoeftestudie maar kon nog steeds gedekt worden door het totaal aantal perceelsmogelijkheden (vraag + saldo: 252). In de periode 2006-2010 werden er 215 bouwvergunningen afgeleverd. Opnieuw overschrijdt dit de vraag zoals berekend werd in het gesloten scenario van de woonbehoeftestudie, namelijk 83. In totaal kwamen er in de periode 2006-2011 212 perceelsmogelijheden vrij. Dit dekt net niet het aantal bouwvergunningen dat werd afgeleverd. Globaal kan

Gemeente Beersel 105 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Informatief deel gesteld worden dat de bouwbehoefte voor de periode 2001-2010 grotendeels kon opgevangen met de perceelsmogelijkheden in W, WLK en WP mits realisatie van bijkomende perceelsmogelijkheden.

13.5. Taakstelling vanuit hogere overheid

Vanuit Vlaanderen en het planningsproces rond de afbakening van het VSGB wordt geen taakstelling inzake wonen voorop gesteld voor Beersel. Wel wordt er aandacht gevraagd voor kwalitatief woonbeleid. Binnen het afbakeningsproces van het VSGB werden diverse nieuwe zones voor wonen aangeduid.

13.6. Sociale woningen en seniorenhuisvesting

In 2007 vertegenwoordigden sociale woningen 4% van het totale woningpatrimonium in Beersel. Dit bestond uit 17 sociale koopwoningen en 351 sociale huurwoningen59. Bovenop dit aanbod werd de realisatie van 185 huurwoningen, 98 koopwoningen en 8 sociale kavels gepland (zie sectie 7.2.3.5). Hiermee voldoet Beersel aan zijn sociaal objectief van 153 huurwoningen, 78 koopwoningen en 3 sociale kavels. Een gedeelte hiervan is intussen bovendien gerealiseerd (een 70-tal woningen, waarvan de meerderheid huurwoningen).

Op 1 januari 2009 beschikte Beersel over 183 erkende plaatsen in een rusthuis, 30 serviceflats en geen plaatsen in centra voor kortverblijf of in dagverzorgingscentra60. Gebaseerd op de bevolkingsprognoses worden er door het team ouderenzorg van het departement welzijn, volksgezondheid en gezin programmatiecijfers berekend. Dit zijn momentopnamen op 1 januari van elk kalenderjaar van het aantal woongelegenheden dat theoretisch zou moeten gerealiseerd worden om aan de huidige en toekomstige (opvang)noden van ouderen in rusthuizen tegemoet te komen. Op 1 januari 2009 bedroeg dit programmatiecijfer 293 voor rusthuizen, 117 voor serviceflats, 9 voor centra voor kortverblijf en 9 voor dagverzorgingscentra. Op 1 januari 2010 waren deze cijfers respectievelijk 301, 118, 9 en 10. Wanneer deze worden vergeleken met de werkelijke plaatsen kan worden geconcludeerd dat er op 1 januari een tekort was aan voorzieningen voor senioren (110 plaatsen in rusthuizen, 87 serviceflats, 9 plaatsen in centra voor kortverblijf en 9 plaatsen in dagverzorgingscentra).

13.7. Zonevreemde woningen

Uit het onderzoek rond zonevreemde woningen blijkt dat er in de gemeente Beersel meer dan 700 zonevreemde woningen gelegen zijn. Het grootste aantal zonevreemde woningen is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied alsook in natuurgebied. Bij het opstellen van ontwikkelingsperspectieven zullen niet de percelen in hun geheel, maar veeleer de individuele woningen herbestemd worden.

59 Decreet grond- en pandenbeleid, 27 maart 2009. 60 Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering, Lokale statistieken, december 2010.

Gemeente Beersel 106 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012

Richtinggevend deel

Richtinggevend deel

Inhoudstafel

1. Een globale ruimtelijke visie voor Beersel ...... 1

1.1. VISIE – HET LAND VAN TEIRLINCK ...... 1 1.2. DOELSTELLINGEN ...... 2 1.2.1. Basisdoelstellingen ...... 2 1.2.2. Specifieke doelstellingen per deelstructuur ...... 2 1.3. RUIMTELIJKE CONCEPTEN ...... 4 2. Gewenste open ruimtestructuur ...... 7

2.1. UITGANGSPUNTEN EN VISIE ...... 7 2.1.1. Het groene land van Teirlinck ...... 7 2.1.2. Ruimtelijke concepten ...... 8 2.2. ELEMENTEN VAN DE BOVENLOKALE OPEN RUIMTESTRUCTUUR ...... 10 2.3. DE SELECTIE VAN DE LOKALE ELEMENTEN ...... 12 2.3.1. De grondgebonden landbouwgebieden ...... 14 2.3.2. Het gevarieerde valleigebied van de Zenne ...... 14 2.3.3. De lokale gebieden voor natuur ...... 15 2.3.4. De parkgebieden met een verweving van functies ...... 16 2.3.5. De open ruimtecorridors ...... 17 2.4. OVERSTROMINGSMAATREGELEN ...... 18 2.5. HET VERSTERKEN VAN DE NATUURLIJKE WAARDEN IN DE WOONGEBIEDEN...... 18 2.6. DE GEWENSTE LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR ...... 18 2.6.1. Erfgoed als drager voor de landschappelijke structuur ...... 18 2.6.2. De landschappelijke eenheden van het Land van Teirlinck ...... 19 2.6.3. Landschapsbouw als instrument voor de realisatie van een ecologisch netwerk ...... 21 2.6.4. Recreatief medegebruik als hefboom voor het land van teirlinck ...... 21 2.6.5. Markant bouwkundig erfgoed...... 22 2.7. ACTIES ...... 23 3. Gewenste nederzettingsstructuur ...... 24

3.1. UITGANGSPUNTEN EN VISIE ...... 24 3.2. DIFFERENTIATIE VAN HET WOONGEBIED ...... 25 3.2.1. (Ver)stedelijk(t) gebied versus buitengebied ...... 25 3.2.2. Wonen in de kerngebieden ...... 25 3.2.3. Woonweefsel buiten de kerngebieden ...... 27 3.3. EEN KWALITATIEF WOONBELEID REALISEREN ...... 28 3.3.1. Op maat van de bevolking ...... 28 3.3.2. Optimaliseren van bestaand patrimonium ...... 31 3.3.3. Openbaar domein als troef in kwalitatief woonweefsel ...... 34 3.3.4. Ruimte voor wonen en groen ...... 35 3.4. KWANTITATIEF WOONBELEID – FASERING AANSNIJDEN BOUWMOGELIJKHEDEN EN HERBESTEMMINGEN ...... 37 3.4.1. Lot, woonkern in het Vlaams strategisch gebied...... 37 3.4.2. Alsemberg, hoofddorp in het buitengebied ...... 39 3.4.3. Beersel, woonkern in het buitengebied ...... 40 3.4.4. Huizingen, woonkern in het buitengebied ...... 41 3.4.5. Dworp, woonkern in het buitengebied ...... 41 3.4.6. Ruimtebalans ...... 42 3.4.7. Synthese woonprogramma ...... 43 3.5. ACTIES ...... 44

Gemeente Beersel i ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

4. Gewenste economische structuur ...... 48 4.1. UITGANGSPUNTEN EN VISIE ...... 48 4.2. REGIONALE BEDRIJVIGHEID ...... 49 4.2.1. Ruimteclaims binnen de economische as “Zuidelijke Zennevallei” ...... 49 4.2.2. Optimalisatie van de regionale bedrijventerreinen voor meer ruimtelijke kwaliteit ...... 49 4.2.3. Kwalitatieve ontsluiting van de regionale bedrijventerreinen ...... 49 4.2.4. Gespecialiseerde bedrijventerreinen ...... 50 4.2.5. Suggestie tot selectie van regionale bedrijventerreinen ...... 50 4.3. AANPAK VAN BEDRIJVIGHEID OP VERSNIPPERDE, KLEINSCHALIGE BEDRIJVENZONES ...... 51 4.3.1. Kleinschalige bedrijvenzones in het woonweefsel ...... 51 4.3.2. Kleinschalige bedrijvenzones in de open ruimte ...... 52 4.3.3. Gebiedsspecfieke benadering ...... 52 4.3.4. Creatie van nieuwe ruimte ...... 52 4.3.5. Ruimtelijke condities voor nieuwe lokale bedrijventerreinen ...... 52 4.3.6. Ruimtebalans ...... 53 4.4. HANDEL EN DIENSTVERLENING ...... 53 4.4.1. Steenwegontwikkelingen inperken en sturen ...... 53 4.5. OMGEVINGSZONEVREEMDE BEDRIJVEN ...... 54 4.6. ZONEVREEMDE BEDRIJVEN ...... 54 4.7. ACTIES ...... 55 5. Gewenste verkeers- en vervoersstructuur ...... 56 5.1. UITGANGSPUNTEN EN VISIE ...... 56 5.2. EEN DUIDELIJK HIËRARCHISCH WEGENNET ALS BASIS VAN EEN VEILIG WEGVERKEER ...... 57 5.3. SELECTIE VAN DE WEGEN ...... 57 5.3.1. Bovenlokale wegen ...... 57 5.3.2. Lokale wegen...... 58 5.4. EEN KWALITATIEVE ONTSLUITING ...... 59 5.4.1. Ontsluiting van de wijken en functies ...... 59 5.4.2. Ontsluiting van vrachtverkeer ...... 59 5.5. CREATIE VAN KWALITATIEVE VERBLIJFSGEBIEDEN ...... 61 5.6. PARKEERBELEID ...... 61 5.7. OPENBAAR VERVOERNETWERK ...... 61 5.8. TRAGE WEGENNETWERK ...... 62 5.9. ACTIES ...... 63 6. Gewenste recreatieve structuur ...... 65 6.1. UITGANGSPUNTEN EN VISIE ...... 65 6.2. GEWENSTE TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR OP BOVENLOKAAL NIVEAU ...... 66 6.3. GEWENSTE TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR OP LOKAAL NIVEAU ...... 68 6.3.1. Lokale recreatieve knooppunten ...... 68 6.3.2. Te behouden lokale recreatieve infrastructuur ...... 69 6.3.3. Overige lokale recreatieve voorzieningen ...... 70 6.3.4. Verder te onderzoeken recreatieve bestemmingen ...... 71 6.4. AANPAK ZONEVREEMDE LOKALE RECREATIEVE INFRASTRUCTUUR ...... 71 6.5. ACTIES ...... 72 7. Gewenste ruimtelijke structuur van de kernen ...... 75

7.1. WOONKERN LOT IN HET STRATEGISCH GEBIED ...... 75 7.2. HOOFDDORP ALSEMBERG IN HET BUITENGEBIED ...... 77

Gemeente Beersel ii ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

7.3. WOONKERN BEERSEL IN HET BUITENGEBIED ...... 79 7.4. WOONKERN HUIZINGEN IN HET BUITENGEBIED ...... 80 7.5. WOONKERN DWORP IN HET BUITENGEBIED ...... 81 8. Aanpak van zonevreemde entiteiten ...... 82

8.1. TOETSINGSKADER ...... 82 8.2. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN OP NIVEAU VAN DE GEWENSTE OPEN RUIMTESTRUCTUUR ...... 83 8.3. ZONEVREEMDE WONINGEN ...... 88 8.3.1. Ontwikkelingsperspectieven markant bouwkundig erfgoed ...... 88 8.3.2. Ontwikkelingsperspectieven op niveau woongebied ...... 88 8.3.3. Ontwikkelingsperspectieven op niveau van de gebieden voor bedrijvigheid en gemeenschapsvoorzieningen ...... 89 8.3.4. Ontwikkelingsperspectieven op niveau van de gewenste open ruimtestructuur ...... 89 8.4. ZONEVREEMDE BEDRIJVIGHEID ...... 89 8.4.1. Ontwikkelingsperspectieven op niveau woongebied ...... 89 8.4.2. Ontwikkelingsperspectieven op niveau van de gewenste open ruimtestructuur ...... 89 8.5. ZONEVREEMDE RECREATIE ...... 90 8.5.1. Ontwikkelingsperspectieven op niveau woongebied ...... 90 8.5.2. Ontwikkelingsperspectieven op niveau van de gewenste open ruimtestructuur ...... 90

Gemeente Beersel iii ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Lijst van kaarten

Kaart R 1: Gewenste ruimtelijke structuur ...... 7 Kaart R 2: Gewenste open ruimtestructuur ...... 7 Kaart R 3: Gewenste nederzettingsstructuur ...... 24 Kaart R 4: Voorstel fasering aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen in functie van wonen ...... 37 Kaart R 5: Gewenste economische structuur ...... 48 Kaart R 6: Gewenste verkeers- en vervoersstructuur ...... 56 Kaart R 7: Gewenste recreatieve structuur ...... 65 Kaart R 8: Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Lot ...... 75 Kaart R 9: Gewenste ruimtelijke structuur hoofddorp Alsemberg...... 77 Kaart R 10: Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Beersel ...... 79 Kaart R 11: Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Huizingen ...... 80 Kaart R 12: Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Dworp ...... 81

Lijst van tabellen tabel 1: Analyse van de bevolking naar leeftijd ...... 28 tabel 2: Analyse van de bevolking naar inkomen ...... 29 tabel 3: Geplande realisatie sociale woningen ...... 30 tabel 4: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Lot ...... 38 tabel 5: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Alsemberg ...... 40 tabel 6: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Beersel ...... 41 tabel 7: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Huizingen ...... 41 tabel 8: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Dworp ...... 42 tabel 9: Ruimtebalans woongebied ...... 42 tabel 10: Overzicht gebieden in te vullen op korte termijn ...... 43 tabel 11: Overzicht gebieden in te vullen op middellange termijn ...... 43 tabel 12: Ruimtebalans kmo-zones ...... 53

Gemeente Beersel iv ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

1. Een globale ruimtelijke visie voor Beersel

1.1. Visie – het land van Teirlinck

De realisatie van het landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ zal in de toekomst een belangrijke rode draad vormen doorheen het ruimtelijk beleid van de gemeente Beersel1. Hiernaast staat het intomen van de suburbanisatiedruk vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest centraal. Deze twee uitgangspunten hebben een invloed op de beslissingen en opties die de gemeente neemt voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van haar grondgebied. Zo heeft het landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ niet enkel repercussies voor de open ruimte en heeft het intomen van de suburbanisatiedruk niet alleen gevolgen voor het aspect wonen. Met de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wil de gemeente de eigenheid van Beersel vrijwaren van alle negatieve effecten die kunnen ontstaan door de aantrekkingskracht van Brussel evenals door de migratie van hoofdstedelijke functies naar de rand. De gemeente wil maximaal inzetten op de realisatie van een aangename gemeente om in te wonen, te werken, te recreëren… Dit kan door de uitwerking van een daadkrachtig en positief beleid waar de gemeente alle mogelijke middelen wenst voor vrij te maken. Bovendien wenst ze de visies en opties zoals genomen in de afbakening van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB) en het landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ maximaal te integreren in haar structuurplan.

De gemeente Beersel wenst haar woonkernen Beersel, Lot, Huizingen, Dworp en het hoofddorp Alsemberg verder te ontwikkeling tot wooncentra met een eigen karakter en specifieke accenten afhankelijk van de ruimtelijke situering, de behoeften van de bevolking… De maximalisatie van de woonkwaliteit voor de bevolking wordt hierbij voorop gesteld. Beersel wenst deze woonkwaliteit te garanderen door te voorzien in voldoende en kwalitatieve huisvesting op maat en een aangepast voorzieningenniveau. Gezien de aantrekkingskracht van het kwalitatieve woonmilieu (nabij Brussel, in een groene omgeving, met goed uitgeruste kernen…) staat Beersel voor de uitdaging om woonzekerheid voor de eigen bevolking te waarborgen, ook voor minder kapitaalkrachtige personen en middeninkomens. Het structuurplan benadrukt de noodzaak aan een doorgevoerd beleid van kernversterking voor de toekomst. De woonkwaliteit, handelsfuncties, horeca en dienstverlening dienen op niveau van de kernen gewaarborgd te blijven en verder versterkt te worden. Hiernaast zal de gemeente inzetten op een aangename woonomgeving door o.a. de realisatie van groen in de wooncentra en een kwalitatieve inrichting van het openbaar domein die kan bijdragen tot een versterking van de woonkwaliteit.

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zal het kader tekenen voor een ruim actieprogramma voor de open ruimte in Beersel in overeenstemming met het landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’. Zowel het typische landschap van de Zuidelijke Zennevallei als dat van de Brabantse Ardennen dient van verdere aantasting door suburbanisatie te worden gevrijwaard. Ondanks deze suburbanisatie heeft Beersel een hoofdzakelijk landelijk karakter weten te behouden. De gemeente wenst dan ook een verdere aantasting van haar waardevolle landschappelijke structuur tegen te gaan. De versterking van haar kwalitatieve landschap krijgt prioriteit. De kernen Huizingen, Lot, Beersel, Dworp en Alsemberg worden ingebed in het beeldbepalend kader gevormd door dit landschap. Bovendien vinden verschillende functies een plaats binnen deze landschappelijke structuur. Zo wenst de gemeente maximaal in te zetten op het behoud en de versterking van haar bos-, natuur-, en parkgebieden, de maximalisatie van natuurwaarden en het behoud van zijn landbouwfunctie. Hiernaast wordt er ondermeer aandacht geschonken aan waardevolle cultuurhistorische elementen en recreatief nevengebruik van de open ruimte.

De Zuidelijke Zennevallei is reeds lang een concentratiegebied van bedrijvigheid. Het structuurplan bevestigt de functie van bedrijvigheid in de Zuidelijk Zennevallei zonder daartoe grootschalige bijkomende ruimte voor bedrijventerreinen op te eisen. Door een efficiënt ruimtegebruik binnen de beschikbare terreinen voor bedrijvigheid en door de radicale keuze voor de (her)ontwikkeling van moderne, gespecialiseerde en milieuvriendelijke bedrijventerreinen kan een belangrijke meerwaarde gerealiseerd worden. Deze aanpak zal leiden tot een verbeterde verweving van bedrijvigheid met wonen en natuur. Dit is een basisvereiste voor een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het gebied. In sommige gevallen bieden de bestaande bedrijventerreinen echter nog weinig ruimte voor nieuwe invullingen. Indien dit het geval is dient de mogelijkheid tot het ontwikkelen

1 Gemeente Beersel: wanneer in de teksten Beersel of gemeente Beersel vermeld wordt, wordt de fusiegemeente Groot- Beersel bedoeld. Indien de deelgemeente Beersel bedoeld wordt, zal deze aangeduid worden als deelgemeente Beersel bij het begin van de paragraaf of doorlopend in de tekst.

Gemeente Beersel 1 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel van kleinschalige nieuwe bedrijventerreinen met maximaal respect voor de draagkracht van de omgeving geboden te worden. Verspreid over het grondgebied van de gemeente situeren zich kleine, vaak historisch ontwikkelde, bedrijfssites. Deze bevinden zich vaak in dichtbevolkte woonkernen, langs woonstraten of in valleigebieden. Hier dient een oplossing op maat voor gezocht te worden.

Mobiliteit vormt een belangrijk actieterrein dat raakt aan de dagdagelijkse leefwereld van alle inwoners. Door haar ligging bij Brussel staat de verkeersleefbaarheid in de gemeente Beersel sterk onder druk. Beersel zal daarom consequent acties ondernemen voor de inrichting van een duurzame mobiliteit. De inrichting van het wegennet moet leiden tot een duidelijke scheiding van doorgaand en lokaal verkeer. Het lokale wegennet moet met andere woorden ontlast worden van alle sluipverkeer naar Brussel. Bovendien is een duurzame mobiliteit afhankelijk van het aangepaste gebruik van de beschikbare vervoersmodi. Daarom werkt Beersel aan een integraal verkeersbeleid dat het gebruik van trage wegen, het fietsgebruik en de keuze voor het openbare vervoer stimuleert. Ruimtelijk kan dit beleid ondersteund worden door een goed locatiebeleid. Ook de inrichting van een gebiedsdekkend, fijnmazig, veilig en goed uitgerust trage wegennetwerk wordt als een belangrijke beleidsdoelstelling beschouwd.

1.2. Doelstellingen

Bovenstaande visie laat zich vertalen in een aantal basisdoelstellingen en specifieke sectorale doelstellingen. Zij vormen de basis voor de uitbouw van het ruimtelijk beleid van de gemeente Beersel dat wordt vastgelegd in zijn gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

1.2.1. BASISDOELSTELLINGEN

De gemeente Beersel formuleert de volgende basisdoelstellingen voor haar ruimtelijk beleid: 1. de beheersing van de verstedelijkingsdruk vanuit het Brussels hoofdstedelijk gewest; 2. verschillende ontwikkelingsperspectieven voor strategisch gebied en buitengebied; 3. invullen en laten evolueren van de kernen met respect voor de authenticiteit en het eigen karakter van iedere kern; 4. realisatie van een voldoende aanbod aan betaalbare woongelegenheden voor mensen uit de gemeente en de streek binnen vastgestelde perimeters; 5. kwalitatieve en kwantitatieve garanties voor werkgelegenheid; 6. de kwalitatieve versterking van de landschappelijke en de natuurlijke structuur en het behoud van de open ruimtestructuur; 7. het verzekeren van een aaneengesloten en kwaliteitsvol landbouwgebied zodat er voldoende mogelijkheden zijn voor leefbare land- en tuinbouwbedrijven; 8. realisatie van het landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’; 9. realisatie van een verkeersveilige en verkeersleefbare mobiliteit; 10. een kwalitatief en uitgebreid recreatief netwerk ontwikkelen, zowel voor actieve als passieve recreatie.

1.2.2. SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN PER DEELSTRUCTUUR

De basisdoelstellingen voor het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Beersel worden verder uitgewerkt en verdiept in onderstaande sectorale doelstellingen.

Open ruimtestructuur – Beersel, het land van Teirlinck 1. het maximale behoud van de aanwezige open ruimten met een centraal gebied in het hart van het grondgebied van de gemeente Beersel; 2. ruimte voor landbouw in de open gebieden 3. totstandkoming van een gediversifieerd netwerk van open ruimtegebieden over de hele gemeente om zo gestalte te geven aan een gediversifieerd netwerk met een groene long centraal te Beersel; 4. de kwalitatieve versterking van de landschappelijke en natuurlijke structuur; 5. uitbouw van een fijnmazig netwerk van ecologisch waardevolle open ruimtecorridors met opwaardering van de beekvalleien en holle wegen en voldoende ruimte voor water; 6. het versterken van de bestaande en verspreide bosgebieden tot een samenhangende groenstructuur tussen Hallerbos en Zoniënwoud; 7. gewaarborgd, functioneel en voldoende ruim gedimensioneerd groen in de bebouwde omgeving.

Gemeente Beersel 2 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Nederzettingsstructuur – Beersel, karaktervol 1. ontwikkelen van kwalitatieve en karaktervolle woonomgevingen; 2. ruimte voor de verdere ontwikkeling van levendige en sociale woonkernen; 3. een gewaarborgd aanbod aan woongelegenheden voor de eigen bevolking; 4. publieke ruimte als kwalitatief bindweefsel van de nederzettingstructuur; 5. verbeteren van de woonkwaliteit langs de drukke verbindingswegen; 6. promoten van kleinhandelszaken en winkels op niveau van de kernen; 7. architectuur op maat, rekening houdend met de omgeving.

Economische structuur – Beersel, economie in beweging 1. een bloeiende economie met ruimte voor regionale en lokale bedrijvigheid; 2. optimalisatie van de beschikbare bedrijventerreinen; 3. ondersteunend beleid in functie van duurzame, kwalitatieve en gespecialiseerde bedrijventerreinen; 4. een efficiënte, veilige en leefbare ontsluitingsstructuur voor de “Zuidelijke Zennevallei”; 5. streven naar multimodaal uitgebouwde bedrijventerreinen; 6. promoten watergebonden bedrijvigheid in de kanaalzone.

Verkeers- en vervoersstructuur – Beersel, sluitstuk voor de verbinding van kernen 1. ruimte voor gepaste alternatieven voor de auto; 2. een doordachte lokale en bovenlokale verkeersontsluiting voor de gemeente Beersel; 3. verkeersveilige en verkeersleefbare woonomgevingen; 4. een volwaardig, fijnmazig en goed gestructureerd trage wegennetwerk; 5. stationsomgevingen uitrusten in functie van een complementair openbaar vervoersnetwerk; 6. doortochtherinrichtingen van de gewestelijke verbindingswegen in functie van verkeersleefbaarheid.

Recreatieve structuur – Beersel, uitnodigend 1. een netwerk van recreatieve voorzieningen met respect voor en als aanvulling op de open ruimtestructuur; 2. ruimte voor de verdere ontwikkeling van erfgoed en cultuur; 3. geconcentreerde lokale voorzieningen voor elke kern; 4. vervolledigen van de recreatieve structuur (netwerk en voorzieningen) zonder de lokale behoefte te overschrijden.

Gemeente Beersel 3 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

1.3. Ruimtelijke concepten

Land van Teirlinck:

- realiseren doelstellingen landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’; - centraal open ruimtegebied met ruimte voor landbouw temidden van woonkernen; - belangrijke groene verbinding tussen valleien en bosgebieden (Zoniënwoud en Hallerbos); - realiseren van ecologische corridors; - ontwikkelen van een centraal stiltegebied.

(Ver)stedelijk(t) gebied versus buitengebied:

- stedelijke concentratie aansluitend bij Brussel en infrastructuren, onderdeel van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel (VSGB); - overig gebied behoort tot het buitengebied, als onderdeel van de Brabantse Ardennen; - verschillende ontwikkelingsperspectieven voor het Vlaams strategisch gebied en het buitengebied en dit voor alle deelstructuren.

Dragers van de natuurlijke structuur:

- rivier- en beekvalleien als dragers van de natuurlijke structuur – met prioriteit voor natuurontwikkeling; - herstel van waterkwaliteit en respect voor het waterbufferend vermogen van de beekvalleien; - bescherming van de open ruimte; - landbouw als essentieel component van de landschapsstructuur; - aandacht voor de instandhouding van holle wegen; - uitbreiding van de ruimte voor bos en natuur.

Open ruimte en open ruimtecorridors:

- vrijwaren van de grote open ruimtestructuren met een centraal hart; - realisatie van een ecologisch netwerk: groenverbindingen, stapstenen en KLE; - ruimte voor landbouw als een gebruiker en beheerder van de open ruimte.

Gemeente Beersel 4 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Differentiatie in het woonweefsel:

- compacte kernen met een specifiek karakter; - onderscheid in bebouwingstypologiën op basis van de locatie en omgevingskarakteristieken; - landelijke inbedding en kwalitatieve afwerking van de bebouwingsranden; - geen verdere lintbebouwing; - groene vingers doorheen het bebouwde weefsel.

Ruimte voor bedrijvigheid:

- historisch gegroeid netwerk van de “Zuidelijke Zennevallei”; - multimodaal toegankelijke bedrijventerreinen; - historisch gegroeide bedrijvigheid verspreid over het volledige grongebied; - kwalitatief verweven met de omgevende functies.

Duidelijke wegenhiërarchie:

- de uitbouw van een hiërarchisch wegennet in functie van veiligheid, leefbaarheid en efficiëntie; - hoofdwegennet als basisstructuur voor het lokaal

wegennet; - verbeteren van de doorstroming; - doortochtherinrichting Alsembergsesteenweg; - uitwerken van ontsluitingswegen als sluitstuk voor de verbinding tussen de verschillende kernen.

Uitgebreid openbaar vervoersnetwerk:

- versterkt openbaar vervoer met frequente lokale verbindingen; - een complementair vervoersnetwerk met verknoping van de verschillende openbare vervoerslijnen (stations- en werkomgevingen).

Gemeente Beersel 5 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Uitbouw van een complementair recreatief netwerk:

- bundeling van voorzieningen; - uitbouw van een recreatief netwerk op het niveau van de gemeente; - uitbouw van bovenlokale recreatieve voorzieningen; - aandacht voor passief recreatief medegebruik in het landschappelijk waardevolle land van Teirlinck.

Fijnmazig netwerk voor passieve recreatie en langzaam verkeer:

- uitbouw van een netwerk voor passieve recreatie en langzaam verkeer (wandel- en fietsroutes) in aansluiting op de kernen, bestaande recreatieve routes en de buurgemeenten.

Gemeente Beersel 6 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR - DEELSTRUCTUREN

Kaart R 1: Gewenste ruimtelijke structuur

2. Gewenste open ruimtestructuur

Kaart R 2: Gewenste open ruimtestructuur

2.1. Uitgangspunten en visie

2.1.1. HET GROENE LAND VAN TEIRLINCK

Het natuur- en landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’

Het strategische natuur- en landinrichtingsproject ‘land van Teirlinck’, dat praktisch de volledige gemeente Beersel omvat, streeft een duurzame inrichting van de open ruimte na. Het authentieke landelijke karakter van de streek behouden en verder versterken staat hierbij centraal.

Voor het uitwerken van het natuur- en landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ engageert de gemeente Beersel zich samen met Natuurpunt vzw, het Agentschap voor Natuur en Bos en de Vlaamse Landmaatschappij.

Door de open ruimtes te beschermen, te verbinden en toegankelijk te maken via het trage wegennetwerk stijgt het maatschappelijk belang en de leefbaarheid van deze open ruimtes. Zo’n gerichte invulling van de open ruimtes geeft betere garanties voor het behoud ervan op lange termijn en vormt tevens een buffer tegen verdere verstedelijking. De levenskwaliteit van het omliggende bebouwde weefsel en van de inwoners van de gemeente Beersel wordt op deze manier positief beïnvloed. Het open ruimtenetwerk is dus complementair aan de bebouwde omgeving. In het ‘Land van Teirlinck’ wordt een symbiose nagestreefd tussen natuur, landbouw, zachte recreatie en wonen. Landschappelijk wordt er gemikt op een verweving van open, halfopen en gesloten gebieden, doorsneden door beekvalleien en holle wegen. Diverse maatregelen waaronder de creatie van groene linten in het landschap zullen de erosieproblematiek in belangrijke mate kunnen inperken.

Het natuur- en landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ dient een wezenlijke bijdrage te vormen tot de realisatie van een robuuste ecologische verbinding tussen het Hallerbos en het Zoniënwoud. Daarnaast staat natuurontwikkeling in de beekvalleien en in de Zennebeemden voorop. Het waterbeleid wordt geïntegreerd aangepakt. Het plan schuift ruimte voor extra waterberging naar voren om de problematiek van een groot aandeel aan verharde oppervlakte samen met de beperkte bufferingscapaciteit van de eerder smalle beekvalleien aan te pakken. In de valleigebieden streeft het plan ernaar om de waterkwaliteit te verbeteren en vismigratieknelpunten weg te werken.

Tot slot wordt gestreefd naar het versterken van aanwezige heiderelicten en het aanduiden van het gebied van de Meigemheide als stiltegebied.

De 10 strategische projecten van het ‘land van Teirlinck’ met een ruimtelijke inslag

Het gemeentebestuur wenst in haar huidige en toekomstige beleid het landelijk karakter en de groene ruimten in Beersel maximaal te behouden. In het natuur- en landinrichtingsproject ‘land van Teirlinck’ worden 10 strategische projecten met een ruimtelijke inslag naar voor geschoven om deze doelstelling te realiseren.

Deze strategische projecten komen niet zelfstandig voor en staan ook niet op zichzelf. De projecten hebben een versterkende invloed op elkaar en zorgen samen voor de inrichting en vormgeving van het ‘Land van Teirlinck’. De realisatie van de strategische projecten met ruimtelijke inslag wordt beoogd op de lange termijn, ‘quick wins’ of realisaties op korte termijn dienen om de finaliteit van de strategische projecten te bewerkstelligen.

- Strategisch project 1. Uitbreiden en verbinden van de bossen en opwaarderen van het landschap. Door het Dwersbos, Gasthuisbos, Begijnenbos en Kesterbeekbos te verbinden wordt op een hoger niveau een samenhangende groenstructuur gerealiseerd tussen het Zoniënwoud en het Hallerbos. Deze

Gemeente Beersel 7 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

groenstructuur kan deels bestaan uit een effectieve bebossing en deels uit een netwerk van kleine landschapselementen. - Strategisch project 2. Herwaardering van de Kesterbeekvallei en haar brongebied. Door deze vallei met haar brongebied te herstellen kan deze opnieuw fungeren als verbindende schakel tussen het Gasthuisbos, Begijnenbos en de Zennevallei. - Strategisch project 3. Herwaardering van de Kapittelbeek en het Kesterbeekbos-Krabbos. De herwaardering van de Kapittelbeek en haar vallei zorgt voor een verbindend effect tussen het Hallerbos en verderop het Begijnenbos. De Kapittelbeek vormt één van de ecologisch meest waardevolle waterlopen van Vlaanderen en herbergt nog unieke vispopulaties. Het Kesterbeekbos en Krabbos herbergen nog waardevolle bronnetjes en zeldzame bossoorten, maar wordt aangetast door vertuining. Door een aantal maatregelen kunnen deze bronnetjes geherwaardeerd worden. - Strategisch project 4. Herwaardering van de Zevenborrebeek, de Rilroheidebeek en de Molenbeek. Net Zoals de Kapittelbeek vormen de Zevenborrebeek en de Rilroheidebeek één van de ecologisch meest waardevolle waterlopen van Vlaanderen en herbergen ze nog unieke vispopulaties. De valleien vormen een verbindende structuur tussen het Hallerbos, Begijnenbos en de bossen t.h.v. Goede Lucht. - Strategisch project 5. Herwaardering van de Zennevallei. De Zennebeemden staan onder sterke verstedelijkingsdruk door de nabijheid van Brussel, het kanaal en de snelweg. De Zennebeemden hebben echter nog een authentiek karakter, de Zenne kan nog vrij meanderen en haar vallei heeft een belangrijke rol als waterbergingsgebied. - Strategisch project 6. Herwaardering van de Molenbeek en haar industrieel erfgoed. De molenbeekvallei vormt momenteel de verbindende structuur tussen het Zoniënwoud en de Zennevallei. Door natuur- en landschapsherstel kan de verbindende rol van deze vallei versterkt worden. Langs de vallei bevinden zich o.a. de kernen van Huizingen, Dworp en Alsemberg. Het opwaarderen van deze vallei komt tevens ten goede aan de levenskwaliteit van de inwoners van deze dorpen en kan een buffer vormen tegen verdere verstedelijking. De inrichting van de open ruimte ter hoogte van De Beemd in Huizingen verdient de nodige aandacht. - Strategisch project 7. Inrichten van de open ruimte ter hoogte van Biest en Lotbeek. Biest en Lotbeek zijn gelegen binnen de afbakening van het Vlaams strategisch Gebied rond Brussel. Binnen dit proces werden beide sites verder onderzocht via een ontwerpend onderzoek. In het ontwerp eindrapport vormt de open ruimteverbinding ‘Lakebeek-Zennebeemden door Lot’ een strategisch project. Voor Biest concludeert het rapport dat het vrijwaren van de nog structurerende open ruimtegebieden langs het kanaal een belangrijk aandachtspunt is. Het open ruimtegebied van Biest geeft vorm aan de open ruimteverbinding op meso- schaal tussen de Zennebeemden en de Zuunbeekvallei. Dit open ruimtegebied draagt bij tot de leefbaarheid van het dicht bebouwd gebied. - Strategisch project 8. Opwaarderen van het trage wegen netwerk. Om een eerste beeld van de mogelijkheden en knelpunten te bekomen werden de voetwegen gedigitaliseerd. Er is echter nog verdere inventarisatie en visievorming nodig. Het onderzoeken van poorten voor zachte recreatie en landschap in afstemming op het fietsknooppuntennetwerk maakt hier onderdeel van uit. - Strategisch project 9. Herstel van de hoogstamboomgaarden. Tot 30 jaar geleden waren deze dominant aanwezig in het Beerselse landschap en identiteitsbepalend voor de streek. Na inventarisatie kan afgewogen worden welke behouden kunnen worden en kunnen de nodige maatregelen genomen worden voor het herstel en onderhoud van deze hoogstamboomgaarden. - Strategisch project 10. Behoud en versterking van holle wegen. In het gebied komen door het uitgesproken reliëf meerdere holle wegen voor. Deze holle wegen vormen belangrijke natuurelementen in het landschap, maar hebben tevens een belangrijke verbindende functie. Door verdere samenwerking met het regionaal landschap kunnen deze holle wegen hersteld en onderhouden worden.

De gemeente zal de nodige RUP’s opmaken om waar nodig herbestemmingen te realiseren om de strategische projecten te verwezenlijken. Verder zal de gemeente binnen de realisatie van deze projecten de nodige aandacht geven aan het behoud van leefbare landbouw.

2.1.2. RUIMTELIJKE CONCEPTEN

Beersel streeft ernaar om haar centrale open ruimte maximaal te vrijwaren en af te stemmen op omliggende, al dan niet kleinere, open ruimtegebieden. De landbouw speelt een belangrijke rol in deze open ruimte, zowel als gebruiker als als beheerder. Hiernaast wordt de uitbouw van een natuurlijke en ecologische structuur over het volledige grondgebied van de gemeente beoogd. Op deze wijze wenst Beersel in te zetten op een verhoging van

Gemeente Beersel 8 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel haar landschappelijke, natuurlijke en ecologische waarden en de omgevingskwaliteit van haar woongebieden en de levenskwaliteit op haar grondgebied te verbeteren. Bij de uitbouw van de gewenste open ruimtestructuur staan drie ruimtelijke concepten centraal.

Land van Teirlinck

Bij de uitbouw van de gewenste open ruimtestructuur te Beersel vormen de doelstellingen uit het landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ een belangrijk uitgangspunt. Centraal op het grondgebied van de gemeente bevindt zich een open ruimtegebied omgeven door woonkernen. Behoud en versterking van deze open ruimte en het realiseren van een stiltegebied wordt voorop gesteld. Hiernaast wordt er gestreefd naar het verder uitbouwen en versterken van de belangrijke groene verbindingen tussen de valleien en de bosgebieden.

Dragers van de natuurlijke structuur

Beersel kent een aantal belangrijke structuren die blijvend kunnen en zullen fungeren als dragers van de natuurlijke structuur. De aanwezige rivier- en beekvalleien vormen hierbij de ruggengraat aangevuld met al dan niet geïsoleerde bos- en groengebieden. Deze valleien doorkruisen zowel de open ruimtegebieden als het woonweefsel van de gemeente. Er wordt gestreefd naar de realisatie van een continue groenstructuur die plaatselijk in dens woonweefsel kan onderbroken worden en vervangen door stapstenen. Deze stapstenen dienen zodanig gerealiseerd te worden dat de verbindingsfunctie van de groenstructuur maximaal blijft behouden. Naast het behoud en de versterking van de valleien wordt er gestreefd naar een uitbreiding van de ruimte voor bos en natuur. Hierbij wil de gemeente een maximale verbondenheid tussen de verschillende bos- en natuurgebieden en de valleien realiseren. Dit kan door middel van groenverbindingen, stapstenen en kleine landschapselementen. Op deze wijze zal een grondgebied dekkend ecologisch netwerk tot stand komen dat de volledige gemeente doorkruist.

Open ruimte en open ruimtecorridors

Het behoud van de centrale open ruimte te Beersel staat centraal bij de realisatie van de gewenste open ruimtestructuur. De open ruimte wordt in belangrijke mate voorbehouden voor de professionele en grondgebonden landbouw. De landbouw speelt een belangrijke rol in het behoud en het beheer van deze open ruimte. Ook de kleinere en meer versnipperde open ruimten moeten zoveel mogelijk bewaard blijven. De gemeente wil de verschillende open ruimtegebieden verbinden door open ruimtecorridors. Deze open ruimtecorridors zijn complementair aan en zullen deels overlappen met de natuurlijke structuur doorheen de gemeente. Ze vormen dan ook een aanvullend en versterkend element voor het ecologisch netwerk.

land van Teirlinck dragers van de natuurlijke structuur open ruimte en open ruimtecorridors

Gemeente Beersel 9 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

2.2. Elementen van de bovenlokale open ruimtestructuur

Kaart I 9: VEN-gebieden, habitatrichtlijngebieden, natuurverbindingsgebieden, park- en natuurgebieden

De elementen van de bovenlokale open ruimtestructuur omvatten voornamelijk de waardevolle natuurcomplexen binnen het VEN-gebied. In de VEN-gebieden krijgt de natuur een bijkomende bescherming en worden instrumenten ingezet die aan eigenaars en beheerders mogelijkheden en middelen geven voor de instandhouding van deze natuur. Een aanzienlijk deel van deze groene gebieden maakt tevens deel uit van de Europese habitatrichtlijngebieden. Ze krijgen extra bescherming vanuit de speciale beschermingszones.

De selectie van de bovenlokale elementen van de open ruimtestructuur maken integraal onderdeel uit van het ‘land van Teirlinck’. Met het ‘land van Teirlinck’ (project Meigemheide) beogen de partners een essentiële bijdrage te leveren tot de realisatie van de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de regio Zenne-Dijle- Pajottenland en het afbakeningsproces van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel en aansluitende open ruimtegebieden.

Het Hallerbos en Omgeving - Habitatrichtlijngebied: BE230009 -1 - VEN-gebied: 510 – grote eenheid natuur

Te Beersel worden deze gebieden gevormd door het Krabbos, Kesterbeekbos, de Steenputbeek, de Kapittelbeek, de gebieden van de Rilroheide en Destelheide.

Bossen en beekvalleien te Beersel en Sint-Genesius-Rode - Habitatrichtlijngebied: BE230009 -2,3 en 4 - VEN-gebied: 511 – grote eenheid natuur

Deze selectie van bossen en beekvalleien omvat het Gasthuisbos, de Kesterbeek en het Kesterbeekbos, de Meigemheide, het Begijnenbos, de Riloheidebeek, Solheide en een deel van het biologisch waardevol gebied van de Molenbeek.

Zennebeemden te Beersel-Ruisbroek - VEN-gebied: 512 – grote eenheid natuur

Deze Zennebeemden, ten noorden van Beersel, worden gekenmerkt door een patchwork van kleinschalige bossen, weiden, hoogstamboomgaarden en een lijnvormig netwerk van kleine landschapselementen.

Bovenlokaal parkgebied: provinciaal domein van Huizingen

Het provinciaal domein van Huizingen strekt zich over 91 ha uit en is sinds 1938 provinciaal bezit. Naast de groengebieden, omvat het provinciedomein o.a. een openluchtzwembad, verschillende sportterreinen voor tennis, voetbal, atletiek, minigolf en minicars en een arboretum.

De provinciale natuurverbindingsgebieden

De provincie definieert haar natuurverbindingsgebieden als aaneengesloten gebieden, waar de natuurfunctie ondergeschikt is aan de andere functies en waar deze andere functies (voornamelijk landbouw) als hoofdgebruiker aanwezig zijn en de natuur als nevengebruiker. Het provinciaal beleid is erop gericht om de bestaande kleine landschapselementen te versterken en uit te breiden. Zo dienen verbindingen gecreëerd te worden tussen de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk.

De gemeente Beersel onderschrijft de selecties vanuit de provincie Vlaams-Brabant. Het gaat om volgende natuurverbindingsgebieden: - NVBG 9a: onderlinge verbinding tussen grote en kleine boscomplexen; - NVBG 9b: verdichting bossen (gebied tussen Dwersbos – domein Huizingen – Kapittelbos – Kleetbos); - NVBG 4b: Zuidelijke Zennevallei als belangrijk element naar boscomplex Brabants Plateau.

Gemeente Beersel 10 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Deze elementen worden aangevuld met de ruimtelijke concepten uit de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos van de Vlaamse Overheid

In 2008 stelde de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Zenne- Dijle-Pajottenland. De ruimtelijke concepten met betrekking op de gemeente Beersel worden hier kort weergegeven. Een uitgebreide toelichting met cartografisch materiaal is terug te vinden in het informatief deel.

1. grondgebonden landbouw als drager van open ruimtekamers in afwisseling met natuur- en woonfuncties: - 34.2 Landbouwgebied Wouweringen; - 34.4 Landbouwgebied Bruine Put-Dikke Mier-Meigemheide; - 34.5 Landbouwgebied tussen Gasthuisbos, Dwersbos en Kleetbos (hoeve Hoogveld) –Alsemberg; - 34.10 Landbouwgebied Dworp (Rilroheide – Grootheide – Destelheide).

2. samenhangende bos- en parkcomplexen behouden en versterken als structuurbepalende natuur- en/of landschapselementen: - Bos- of parkcomplexen met hoofdfunctie natuur: o 35.2 Hallerbos; o 35.3 Krabbos; o 35.5 Begijnenbos; o 35.6 Gasthuisbos. - Bos- of parkcomplexen met een verweving van functies: o 35.4 Provinciaal Domein Huizingen; o 35.7 Dwersbos; o 35.8 Kleetbos.

3. behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor natuurlijke waterberging: - 36.2 Steenputbeek – Kapittelbeek – Kesterbeekbos; - 36.3 Steenputbeek – Kapittelbeek – Kesterbeekbos; - 36.4 Molenbeekvallei (Beersel – Alsemberg); - 36.5 Kesterbeekvallei – Paddenborre; - 36.11 Zennebeemden Drogenbos.

4. behoud en versterking van gevarieerde halfopen valleilandschappen met ruimte voor natuurlijke waterberging: - 37.1 Zenne stroomopwaarts E19 + gebied Lakebeek – Oude Gracht.

5. vrijwaren van waardevolle open ruimteverbindingen: - 39.3 Open ruimteverbinding Lotbeek.

6. ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle lineaire elementen: - 40.3 Ecologische verbinding Kapittelbos – Rilroheide; - 40.4 Ecologische verbinding Zoniënwoud – Gasthuisbos; - 40.8 Ecologische verbinding Zennevallei – Zuunbeekvallei.

7. behouden en versterken van de natuurfunctie op recreatieve terreinen, parkgebieden of randstedelijke groengebieden: - 41.2 Provinciaal domein Huizingen.

Gemeente Beersel 11 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

2.3. De selectie van de lokale elementen

Indien onderstaande uitspraken betrekking hebben op structuren van bovenlokaal belang of mogelijk behoren tot een bovenlokaal afbakeningsproces, dienen deze door de hogere overheid te worden beschouwd als suggesties vanuit de gemeente.

De gemeente Beersel wenst een evenwichtig programma uit te werken voor de verdere ontwikkeling van de landbouwgebieden, de lokale natuurgebieden, de bos- en parkstructuren, de valleistructuren en hun natuurlijke waterberging2. Hierbij dient eveneens aandacht te gaan naar de cultuurlandschappen en structurerende landschapselementen, de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de open ruimte, het plattelandstoerisme en het ontwikkelen van stiltegebieden.

De selectie van de lokale elementen van de open ruimte structuur maken integraal deel uit van de realisatie van het natuur- en landinrichtingsproject ‘land van Teirlinck’. Binnen de lokale open ruimte worden vijf ruimtecategorieën onderscheiden met elk hun specifieke klemtonen:

I. de grondgebonden landbouwgebieden:

. ruimte voor grondgebonden landbouw vrijwaren; . bestaande grootschalige gebouwen integreren in het landschap (erfbeplanting aanmoedigen rond bedrijven, loodsen, en nieuwe boerderijen); . geen nieuwe niet-agrarische bebouwing toelaten; . landschappelijk kaderen / integreren van de bestaande agrarische gebouwen; . versterken van het typische plateaulandschap met markante solitaire bomen op kruispuntjes van veldwegen, voetwegen...; . versterken van landschapsvormende elementen zoals houtkanten, taluds en KLE’s; . behoud en aandacht voor holle wegen met taludschouders en houtkanten; . behoud van onverharde wegen en landbouwwegen; . versterken van de akkervogelgemeenschap door middel van vrijwillige beheersovereenkomsten; . ruimte voor recreatief medegebruik en plattelandstoerisme; . kleinschalige horecavoorzieningen kunnen toegelaten worden in functie van uitbouw toeristische voorzieningen (land van Teirlinck).

II. het gevarieerde valleigebied van de Zenne:

. behoud en versterking van de mozaïekstructuur gevormd door het patchwork van kleinschalige akkers, permanente graslanden en lijnvormige landschapselementen; . landbouw en landschapsbeheer gaan hand in hand met als doel een ecologische meerwaarde te creëren (stimuleren van beheersovereenkomsten); . bestaande vergunde constructies kunnen onder bepaalde voorwaarden worden behouden; . geen nieuwe niet-agrarische bebouwing toelaten; . herstel, behoud en aanplanten van hoogstamfruitbomen; . vegetatiebescherming langsheen de sloten; . versterken van de amfibieënpopulatie door uitbreiding en onderhoud van alluviale land– en waterbiotopen; . beekvalleien in het landschap zichtbaar maken door ruimte te geven aan oevervegetatie, meanders en herstel van moerassige gebieden; . maatregelen inzake overstromingsproblematiek; . verbindingen creëren tussen geïsoleerde waardevolle biotopen; . natuurgericht bosbeheer bij kleine broekbossen en populierenaanplanten; . aangepast beheer op de graslanden toepassen; . ruimte voor recreatief medegebruik en plattelandstoerisme;

2 Advies van het college van de gemeente Beersel, 28/11/2008.

Gemeente Beersel 12 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

III. de lokale gebieden voor natuur:

. groene ruimten grensstellend aan de stedelijkheid; . medegebruik van de landbouw met het oog op ecologische doelstellingen en onder strikte randvoorwaarden; . verbindingen creëren tussen geïsoleerde waardevolle biotopen; . uitbreiden van waardevolle bospercelen (versterking van de historische boskernen); . versterken van de bestaande en verspreide bosgebieden tot een samenhangende groenstructuur tussen Hallerbos en Zoniënwoud; . overgangszones creëren tussen bos en aanpalende functies opdat de bosranden als ecologische gradiënt kunnen ontwikkeld worden; . behoud en uitbreiding hoogstamboomgaarden; . ecologische structuur van de waterlopen herwaarderen en de waterkwaliteit verbeteren; . aangepast beheer op de graslanden toepassen met het oog op verschraling; . vegetatiebescherming langsheen de sloten; . versterken van de amfibieënpopulatie door uitbreiding en onderhoud van alluviale land– en waterbiotopen; . herstel van moerassige gebieden; . verweving met recreatief medegebruik, maar recreatie is ondergeschikt aan de natuurdoelstellingen. Periodiek kan recreatie geweerd worden; . tegengaan verdere versnippering als gevolg van bebouwing of infrastructuur; . geen nieuwe harde functies of nieuwe bebouwing toelaten; . kleinschalige horeca in functie van toeristisch-recreatieve ontwikkeling kan toegelaten worden; . geen nieuwe herbestemmingen naar harde functies.

IV. de parkgebieden met een verweving van functies:

. behoud van groen karakter met gevarieerde invulling en verweving van functies; . maximale toegankelijkheid in functie van openbaar nut en recreatie; . verdere recreatieve ontwikkeling vergelijkbaar met de huidige invulling is toegelaten; . behoud van alle kasteelparken (in aansluiting op de aanwezige bosgebieden); . behoud van het groene parkkarakter; . mogelijkheid tot beperkte uitbreiding van bestaande gebouwen die reeds een woonfunctie hebben; . behoud van bestaande open ruimten en natuurwaarden waaronder het behoud van alle aanwezige boscomplexen als groene entiteiten binnen de gemeente; . horecavoorzieningen worden toegelaten in functie van uitbouw toeristische voorzieningen op bovenlokaal niveau evenals kampeervoorzieningen; . diverse vormen van dagrecreatie en kleinschalige verblijfsaccommodatie; . lawaaisporten worden niet toegelaten; . opmaak van adequate beheersplannen voor boscomplexen met inbegrip van hun cultuurrecreatieve voorzieningen.

V. de open ruimte corridors:

- de ecologische verbindingen:

. hoofdfunctie (landbouw, bos, wonen…) blijft behouden; . behoud van kleinere natuurgebieden; . herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen; . bouwvrij houden onbebouwde delen.

- de open ruimteverbindingen:

. functionele of visuele verbinding op lokaal niveau; . verbindingselement in het netwerk van landbouwgebieden, beekvalleien en natuurgebieden.

Gemeente Beersel 13 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- de stapsteenverbindingen in het bebouwde weefsel:

. maximaal vrijwaren en versterken van groenelementen in het bebouwde weefsel; . groene verbindingen waarbij wordt ingespeeld op bestaande natuurwaarden.

2.3.1. DE GRONDGEBONDEN LANDBOUWGEBIEDEN

In de streek komen grotere landbouwbedrijven voor met relatief jonge bedrijfsleiders die een groter opvolgingspercentage hebben dan in de rest van Vlaanderen. Deze landbouwers kunnen mee garanderen dat de karakteristieke landbouwkouters in het ‘land van Teirlinck’ open blijven. Vanuit het ruimtelijk beleid worden deze gebieden gevrijwaard van verdere bebouwing. De bestaande landbouwbedrijven kunnen hun gebouwen nog wel uitbreiden op hun huiskavel en op de aanpalende bedrijfsgebonden gronden in de onmiddellijke omgeving van deze huiskavel.

Het afbakenen van de grondgebonden landbouwgebieden biedt de mogelijkheid om een evenwicht te vinden tussen twee doelstellingen: het vrijwaren van de open ruimte en het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouwer in een deels verstedelijkt gebied. Daarbij wordt rekening gehouden met de diverse functies van de landbouw als beheerder van de open ruimte en het landschap, als voedselproducent, als aanbieder van plattelandstoerisme, als verzorger van sociale opdrachten.

In het kader van het natuur- en landinrichtingsproject ‘land van Teirlinck’ treedt de landbouwer op als beheerder van het landschap. Door het instellen van een aangepast beheer kan een gevarieerd landschap tot ontwikkeling komen waarin natuur en landbouw harmonieus samengaan. In de grondgebonden landbouwgebieden wordt een actief beleid gevoerd voor het behoud en herstel van holle wegen, boomgaarden en andere kleine landschapselementen.

Om de erosie- en slibproblematiek in een aantal landbouwgebieden aan te pakken zijn erosiebestrijdende inrichtings-, herstel- en agrarische beheersmaatregelen nodig. In de overstromingsgevoelige gebieden worden de landbouwfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd.

Volgende gebieden worden afgebakend als grondgebonden landbouwgebieden: - Lg1. het landbouwgebied Wouweringen – Krabbos; - Lg2. het landbouwgebied van Dworp (Grootheide, Rilroheide, Destelheide); - Lg3. het landbouwgebied Bruine Put – Dikke Mier – Meigemheide; - Lg4. het landbouwgebied tussen Gasthuisbos, Dwersbos en Kleetbos.

2.3.2. HET GEVARIEERDE VALLEIGEBIED VAN DE ZENNE3

In het gevarieerde valleigebied van de Zenne wordt het patchwork van kleinschalige bossen, weiden, hoogstamboomgaarden en het lijnvormig netwerk van kleine landschapselementen gevrijwaard en versterkt. In dit gebied wordt een duidelijke verweving4 van landbouw, natuur, landschap en waterberging nagestreefd. De bestaande grondgebonden landbouw krijgt verdere ontwikkelingsmogelijkheden. Nieuwe bebouwing buiten de huiskavels en de aanpalende bedrijfsgebonden gronden wordt niet voorzien.

Het behoud en herstel van natuurlijke waardevolle elementen (het graslandgebruik, KLE’s, boomgaarden en alluviale bosstructuren) is prioritair, samen met de versterking van het valleikarakter. Dit kan verwezenlijkt worden door behoud van weiden, graslanden en ruigten in de valleigronden. Hobbylandbouw en een verdere ‘vertuining’ worden in deze gebieden niet toegelaten. Het historisch permanent waardevol grasland wordt in het gevarieerde valleigebied maximaal gevrijwaard.

In de overstromingsgevoelige gebieden worden de aanwezige functies afgestemd op de waterbeheerfunctie. Er wordt ruimte voorzien voor het verbeteren van de structuurkenmerken van de waterlopen (b.v. ruimte voor meandering, herwaarderen winterbed, structuurvariatie in oevers en bedding…), de waterkwaliteit (bv. bufferen tegen vervuiling…) en de verbindingsfunctie (b.v.opheffen barrières…). Vanuit het ruimtelijk beleid worden deze gebieden minstens gevrijwaard van verdere bebouwing, zodanig dat de waterbergingsfunctie van de valleigebieden bewaard blijft en waar nodig hersteld kan worden.

3 Cf. sectie 1.4. procedure gemeente Beersel bij Raad van State ingevolge goedkeuring GRUP VSGB. 4 De term verweving slaat hier op het samen voorkomen van landbouw en natuur. De term verweving drukt hier geenszins een waardeverhouding uit. Afhankelijk van gebied tot gebied zal de ene functie meer belang hebben dan de andere. Verweving wil hier dus niet zeggen dat landbouw en natuur in een 50-50 verhouding moeten voorkomen.

Gemeente Beersel 14 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Volgende gebieden worden afgebakend als het gevarieerde valleigebied van de Zenne: - Z1. de Zennebeemden; - Z2. gebied van de Lotbeek – Hellestraat; - Z3. het gemengde open ruimtegebied rondom Lot.

2.3.3. DE LOKALE GEBIEDEN VOOR NATUUR

Deze lokale gebieden voor natuur omvatten het geheel van waardevolle bos- en open ruimtegebieden op de drogere plateau- of hellingsgronden en de biologisch waardevolle valleigebieden met hun depressies. In deze gebieden dient de aanwezige natuur veilig gesteld en geoptimaliseerd te worden door verwerving.

Bij de concretisering van deze gebieden in een eventueel RUP dient er aandacht te gaan naar de aanwezige landbouwbedrijfszetels. Indien deze zich momenteel in agrarisch gebied bevinden, zal het RUP er de nodige ontwikkelingskansen aan geven op voorwaarde dat deze geen afbreuk doen aan de ontwikkeling en uitbouw van de natuurgebieden.

De lokale gebieden voor natuur vormen samen met de VEN- en Europese Habitatrichtlijngebieden de ankerplaatsen van het natuur- en landinrichtingsproject ‘land van Teirlinck’. Deze gebieden zijn bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijke milieu. Het behoud van hun ruimtelijke samenhang en de landschappelijke waarde vormt het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid.

Op de hellings- en plateaugronden dienen de bestaande gemengde loofbossen versterkt te worden. Het betreft hier voornamelijk de bosgebieden van het Kleetbos, Eikenheide, Elsemheide, Disbeek, De Dekt... Een samenhangende structuur van bossen wordt nagestreefd, waarbij de bosvegetatie dient beschermd te worden tegen negatieve invloeden van de omgeving. Bosareaalvergroting moet vanuit vegetatiekundig oogpunt een verrijking van het bestaand waardevol bos bieden. Tevens moet men bij elke bosuitbreiding de habitatdiversiteit trachten te maximaliseren.

In Beersel komen heide of heiderelicten voor in de vorm van struikheide (ten noordoosten van het Begijnenbos en ten noorden van het Krabbos). Gezien de geringe soortenaantallen van de heidelevensgemeenschappen en de grote zeldzaamheid van de meeste soorten is het belangrijk om deze biotopen in hun huidige staat te vrijwaren en opnieuw te versterken.

De bosgebieden van en bij het provinciaal domein (Hanenbos – ex-KAJ-domein) kennen een grote recreatiedruk. Binnen deze gebieden dienen de meest kwetsbare gebieden afgesloten te worden van vrije toegang. De gemeente vraagt dat de provincie in deze gebieden werk maakt van een natuurlijk bosbeheer met de nodige aandacht voor gecontroleerde laagdynamische recreatie (suggestie aan de hogere overheid).

Het samenhangende open ruimtegebied van de Laarheide en Nering wordt ontwikkeld als een meer open gebied met herstel van de natuurlijke hydrologie, de ontwikkeling van waardevolle vegetaties met graduele overgangen tussen verschillende types vegetatie (kleinschalige boselementen, heide, soortenrijke graslanden, moeras, …) en een buffering van deze kwetsbare vegetaties.

In de valleigebieden met uitgesproken natuurwaarden wordt behoud en herstel van de natte tot vochtige ecotopen (o.a. half-natuurlijke graslanden, broekbossen, moeras…) met overgangen naar de drogere valleiflanken vooropgesteld. De realisatie van een netwerk van kleine landschapselementen, de versterking en behoud van extensieve open graslanden en van verschillende broekbossen zijn prioritaire doelstellingen voor deze gebieden. In de overstromingsgevoelige gebieden worden de natuurfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Er wordt ruimte voorzien voor het verbeteren van de structuurkenmerken van de waterlopen (b.v. ruimte voor meandering, herwaarderen winterbed, structuurvariatie in oevers en bedding…), de waterkwaliteit (b.v. bufferen tegen vervuiling…) en de verbindingsfunctie (b.v. opheffen barrières…).

Volgende gebieden worden afgebakend als lokale gebieden voor natuur. Deze vormen een aanvulling op de bovenlokale selecties voor de natuurlijke structuur.

De samenhangende bos- en open ruimtegebieden: - Ln1. bosgebied Kleetbos en omgeving; - Ln2. bosgebieden van De Dekt; - Ln3. bosgebieden van de Eikenheide en Elsemheide; - Ln4. bosgebieden van Disbeek; - Ln5. bosgebieden aansluitend op het provinciaal domein (in zover deze niet behoren tot een bovenlokale selectie);

Gemeente Beersel 15 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- Ln6. open ruimtegebied van de Laarheide (omgeving Kasteel van Beersel); - Ln7. open ruimtegebied van de Nering.

De valleigebieden met uitgesproken natuurwaarden: - Ln8. vallei en bosgebieden van de Molenbeek – Ten Broek; - Ln9. open ruimtegebied van de Beemd – Sollenberg; - Ln10. vallei van de Koekoekbeek; - Ln11. vallei van de Zenne en de Lotbeek (in zover deze niet behoren tot een bovenlokale selectie).

2.3.4. DE PARKGEBIEDEN MET EEN VERWEVING VAN FUNCTIES

In de lokale parkgebieden kunnen meerdere functies (natuur, bos, recreatie, gemeenschapsvoorzieningen,…) naast elkaar voorkomen. De biologisch waardevolle zones in deze gebieden worden gebufferd tegen – potentiële – negatieve invloeden.

Binnen de gemeente worden een aantal bos- en parkgebieden geselecteerd met een open en multifunctioneel karakter. De verdere uitbouw van deze bos- en parkgebieden met hun ecologische, maatschappelijke, sociaal- culturele en/of recreatieve functies staat centraal. De hoofdfunctie van deze gebieden kan worden bestempeld als recreatieve parkgebieden in een relatie met natuur als nevenfunctie. Openbare parkgebieden hebben een grote recreatieve aantrekkingskracht op hun omliggende woongebieden. De aanwezige kasteelparken worden specifiek gevrijwaard in hun cultureel-historische (erfgoed) betekenis, hun landschappelijke kwaliteiten en natuurlijke aspecten.

In deze gebieden die door het bestaande gewestplan als ‘parkgebied’ aangeduid worden kunnen, in het verlengde van hun huidig gebruik, nieuwe initiatieven mogelijk gemaakt worden en dit in zover de landschappelijke, natuurlijke en erfgoedwaarden van deze gebieden niet geschaad worden. De inrichting van de bosomgeving (bosranden) draagt eveneens bij tot het behoud en de versterking van de bosstructuren. De concretisering van de gewenste ontwikkelingsperspectieven dient te gebeuren bij de opmaak van een gebiedsgericht RUP na een grondig onderzoek waarbij volgende elementen in rekening worden gebracht: - het parkgebied ligt in aansluiting bij of in de onmiddellijke omgeving van het woonweefsel: er kunnen ruimere ontwikkelingsperspectieven worden geboden om op deze wijze in te spelen op kernversterking en een verbetering van de woonkwaliteit; - het parkgebied is opgenomen in de gewenste recreatieve-toeristische structuur op bovenlokaal niveau: er kunnen ruimere ontwikkelingsperspectieven worden geboden in functie van de verdere uitbouw van de recreatieve-toeristische structuur op bovenlokaal niveau (suggestie aan de hogere overheid); - het parkgebied is opgenomen in de gewenste recreatieve-toeristische structuur op lokaal niveau: er kunnen ruimere ontwikkelingsperspectieven worden geboden. Deze ontwikkelingsperspectieven zullen echter beperkter zijn dan deze voor de elementen van bovenlokaal niveau en dienen voornamelijk laagdynamische recreatie te bewerkstelligen; - het parkgebied is in de onmiddellijke omgeving gelegen van waardevolle open ruimtegebieden: bij de uitwerking van concrete ontwikkelingsperspectieven mag er geen aantasting zijn van de kwaliteiten van deze open ruimtegebieden. Er dient een maximale afstemming met deze waardevolle open ruimtegebieden en hun ontwikkelingsperspectieven zoals omschreven onder 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.3 te gebeuren. Concreet zullen ontwikkelingsperspectieven in de onmiddellijke nabijheid van de natuurgebieden (zie 2.2 en 2.3.3) beperkt worden om de natuurlijke en ecologische waarden niet te hypothekeren; - de ecologisch waardevolle elementen in de lokale parkgebieden moeten maximaal gevrijwaard blijven of gecompenseerd te worden.

Volgende gebieden worden afgebakend als lokale parkgebieden met een verweving van functies: - Lp1. Dachelenberg – Frankveld; - Lp2. Rondenbos; - Lp3. kasteelpark van Beersel; - Lp4. park Molenbeek – Het Broek (zuidwestelijk van Alsemberg); - Lp5. kasteelpark Gravenhof; - Lp6. de lokale gebieden van het provinciaal domein (die niet behoren tot een bovenlokale selectie); - Lp7. parkgebied Brusselsesteenweg – Deneyerstraat; - Lp8. parkgebied Kerkeveld/Grote Baan te Beersel; - Lp9. parkgebied De Ceder; - Lp10. parkgebied Dwersbos.

Gemeente Beersel 16 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

De gemeente wenst voor een aantal van deze gebieden een aantal specifieke ontwikkelingsperspectieven en/of acties voorop te stellen. Voor het kasteelpark van Beersel en het kasteelpark Gravenhof en aanhorigheden zal een gebiedsgericht RUP worden opgemaakt om zo randvoorwaarden voor mogelijke ontwikkelingen vast te leggen. Voor het provinciaal domein dient er onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheden om het gebied af te werken, indien vereist in aansluiting op de provinciale initiatieven. De gemeente zal hier indien nodig nadien een RUP opmaken.

2.3.5. DE OPEN RUIMTECORRIDORS

Ontwikkeling van ecologische verbindingen

Een netwerk van ecologische verbindingen wil het ‘land van Teirlinck’ vormgeven door de verbinding te realiseren tussen het Hallerbos en het Zonïenwoud enerzijds en het gevarieerde valleigebied van de Zenne anderzijds.

Binnen de natuurverbindingsgebieden komen doorgaans andere functies als hoofdgebruiker voor en wordt de natuurfunctie bepaald door de aanwezige kleine landschapselementen en kleinere natuurgebieden. Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud van de hoofdfunctie (landbouw, bos, wonen…), het behoud van de kleinere natuurgebieden en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschapselementen. De niet- bebouwde onderdelen van de natuurverbindingsgebieden worden bouwvrij gehouden.

Een aantal beken hebben een functie als natte natuurverbinding en zijn van belang voor de migratie van planten en dieren. Deze verbindende functie wordt ook gerealiseerd door enkele droge lineaire elementen en door een netwerk van holle wegen, kleine bosjes, houtkanten, wegbermen en hagen. Dit verbindend concept is van toepassing op volgende gebieden: - Ev1. grensoverschrijdende ecologische verbinding Zoniënwoud- Gasthuisbos; - Ev2. grensoverschrijdende ecologische verbinding Hallerbos- Begijnenbos; - Ev3. ecologische verbinding tussen het Begijnenbos, Gasthuisbos en Kesterbeekbos; - Ev4. ecologische verbinding tussen de Kesterbeek en de Zenne langsheen de Laarheide en Nering; - Ev5. ecologische verbinding tussen Kapittelbeek en Rilroheidebeek.

Vrijwaren van open ruimteverbindingen

De oprukkende verlinting langsheen de invalswegen van de woonkernen moet worden gestopt door de inbreng van een aantal te bewaren open ruimtecorridors. Dit zijn open ruimteverbindingen (in de ruime zin van het woord) waarbij de nadruk ligt op een functionele of visuele open ruimteverbinding op lokaal niveau. Deze verfijnen het netwerk van belangrijke open (landbouw-)ruimten, beekvalleien en natuurgebieden. De gemeente selecteert volgende open ruimtecorridors: - O1. open ruimteverbinding langsheen de kern van Lot, begrenzing van de activiteitenzones; - O2. open ruimteverbinding ten westen van Lot; - O3. open ruimteverbinding ten zuiden van het Kleetbos; - O4. open ruimteverbinding tussen het landbouwgebied Wouweringen (Lg1) en het provinciaal domein; - O5. open ruimteverbinding tussen het landbouwgebied Wouweringen en het landbouwgebied Bruine Put- Dikke Mier-Meigemheide (Lg3).

Stapsteenverbindingen in het bebouwde weefsel

In het bebouwd weefsel wil de gemeente de nog resterende, vaak gefragmenteerde groenelementen maximaal vrijwaren en waar mogelijk versterken en verder verbinden. Deze fragmenten vormen rustpunten in de bebouwing en leggen de link met de open ruimtegebieden in de ruime omgeving. Daarom selecteert de gemeente enkele stapsteenverbindingen binnen en doorheen het bebouwd weefsel: - S1. stapsteenverbinding in het centrum van Lot met de Zenne als drager; - S2. stapsteenverbinding ter hoogte van Neerdorp met de Molenbeek als drager; - S3. stapsteenverbinding ten noordwesten van Dworp met de Molenbeek als drager; - S4. stapsteenverbinding ten oosten van Dworp met de Rilroheidebeek en de Zoniënbosbeek als dragers. - S5. stapsteenverbinding te Alsemberg; - S6. stapsteenverbinding doorheen de Sashoek/Lot over de vaart.

Bij de opmaak van de RUP’s voor de woonkernen zullen deze stapsteenverbindingen geconcretiseerd worden op het terrein.

Gemeente Beersel 17 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Landbouw en open ruimtecorridors

De open ruimtecorridors kunnen geconcretiseerd worden in een RUP. In dit kader kunnen ook aan bestaande landbouwbedrijfszetels striktere regels opgelegd krijgen. Deze moeten echter zodanig worden uitgewerkt dat de bedrijfsvoering niet in het gedrang komt. Dit impliceert dat de boerenerven en de aansluitende bedrijfsgerelateerde gronden maximaal dienen gevrijwaard te worden.

2.4. Overstromingsmaatregelen

Gezien de overstromingsproblematiek waarmee Beersel recent herhaaldelijk werd geconfronteerd, dienen maatregelen in functie van het tegengaan van overstromingen in het volledig open ruimtegebied kunnen genomen te worden. Hierbij mag echter de aanwezige hoofdfunctie (landbouw, natuur…) niet gehypothekeerd worden. Er dient wel een maximale afstemming te gebeuren tussen de retentiemaatregelen en de open ruimtefuncties.

Hiernaast is het cruciaal dat er op lange termijn bijkomende zones worden voorzien die tijdens periodes van hevige regenval kunnen worden ingeschakeld als overstromingsgebied. Deze zones zullen slechts periodiek onder water komen te staan en kunnen b.v. bij de opmaak van een RUP worden aangeduid als overstroombaar groengebied of landbouwgebied. Om dit te realiseren in de praktijk zal de gemeente het nodige onderzoek uitvoeren en de nodige maatregelen nemen. Momenteel wordt gedacht aan volgende zones:

- zone tussen Brusselsesteenweg, Witteweg, Sint-Victorschool en de Denayerstraat te Alsemberg; - zone aan de achterzijde van CC De Meent en Gemeenveldstraat te Alsemberg; - zone van de Molenbeek te Dworp en te Huizingen; - …

Het gaat hier niet om een limitatieve lijst. Opname in deze lijst betekent niet dat de zone effectief zal worden ingeschakeld in overstromingsbestrijding. Hiertoe dient het nodige onderzoek te worden gevoerd en overleg plaats te vinden met de betrokken waterloopbeheerder.

2.5. Het versterken van de natuurlijke waarden in de woongebieden

Het vrijwaren en toegankelijk maken van (kleinere) open ruimtegebieden in de woongebieden zorgt voor een verbetering van de leefbaarheid en betekent een meer ademruimte voor de bewoners. Zeker in de woonkernen met een densere woondichtheid is het integreren en ontsluiten van open ruimtegebieden cruciaal voor de leefbaarheid, beleving en appreciatie van deze woongebieden.

Om de natuurlijke waarde in de woongebieden te versterken wordt er gestreefd naar de uitbreiding van kleine landschapselementen die geïntegreerd kunnen worden in het woonweefsel zoals houtwallen, opgaande groenelementen, grachten, bermen… Speciale aandacht gaat naar aanwezige holle wegen en markante taluds in de woonomgeving. Grachten en waterlopen worden bewaard en/of hersteld in hun open bedding. In de omgeving van de waterlopen wordt er gekozen voor beekbegeleidende natte vegetaties zoals hooilanden, ruigten en struwelen.

In de woonparken van Heidebroek (te Dworp), Grootveld, Wit Kapelleken, Ingendaal en Schavel worden de natuurwaarden versterkt. In deze woonparken blijft het groene karakter en de lage bebouwingsdichtheid behouden. In de tuinzones moet een groot aandeel bomen voorzien/behouden worden (minstens 1 hoogstamboom per 200m² perceeloppervlakte). Bij de herinrichting van straten worden indien er voldoende ruimte beschikbaar is doorlopende streekeigen bomenrijen aangeplant, indien mogelijk aan beide straatkanten.

2.6. De gewenste landschappelijke structuur

2.6.1. ERFGOED ALS DRAGER VOOR DE LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR

Hoewel bepaalde delen van het ‘land van Teirlinck’ een sterke verstedelijkingsdruk ondervinden, heeft het gebied als geheel nog steeds zijn authentieke karakter kunnen behouden. De bijzonder historische ontwikkeling uit zich in tal van landschappelijke aspecten en heeft geresulteerd in het aanduiden van heel wat beschermde

Gemeente Beersel 18 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel landschappen. Een duurzame inrichting zal deze landschappen verder versterken en hierdoor de identiteit van het landschap en haar bewoners verhogen.

Deze landschappelijke waardering uit zich ook in de selectie van ankerplaatsen en relictzones zoals aangeduid in de Vlaamse Landschapatlas5. Voor deze gave en relatief gave landschappen van de vastgestelde ankerplaatsen kunnen er RUP’s opgemaakt worden. De gemeente vraagt dat de hogere overheden de nodige maatregelen en acties zullen nemen om de landschappelijke kenmerken van dit gebied te behouden (suggestie aan hogere overheid in kader van de samenwerking rond het “land van Teirlinck-project”.

Ook buiten de waardevolle landschappen komt heel wat aantrekkelijk bouwkundig erfgoed voor al dan niet verwijzend naar het industrieel-archeologisch erfgoed van de gemeente. Deze bebouwde elementen ondersteunen de landelijke eigenheid van de gemeente en verhogen haar recreatieve aantrekkingskracht. De gemeente wenst deze erfgoedensembles van degelijke bestemmingen te voorzien opdat hun instandhouding als waardevol cultureel erfgoed behouden blijft (bv. Steenput, de papierindustrie in de vallei van de Molenbeek…).

Het cultuurhistorisch patrimonium waaronder de hoogstamboomgaarden en de oude watermolens maken deel uit van de globale beleving van het gebied. Ook typerend voor het land van Teirlinck zijn de holle wegen. Bij de uitbouw van het natuur- en landinrichtingsproject het ‘land van Teirlinck’ wordt aan het geheel van erfgoed- en cultuurhistorisch patrimonium extra aandacht besteed.

2.6.2. DE LANDSCHAPPELIJKE EENHEDEN VAN HET LAND VAN TEIRLINCK

Landschappelijk wordt het grondgebied van Beersel vereenzelvigd met het ‘land van Teirlinck. Dit landschap dient vorm te krijgen door een verweving van open, halfopen en gesloten gebieden, doorsneden door beekvalleien en holle wegen. In het ‘Land van Terlinck’ wordt dan ook de landschappelijke samenhang nagestreefd tussen natuur, landbouw, zachte recreatie en wonen.

Volgende landschappelijke eenheden worden in de gewenste landschappelijke structuur van elkaar onderscheiden: (1) de versneden hellings- en plateaugronden, (2) de steilranden, (3) de Zennebeemden met het gevarieerde valleigebied en (4) de kasteelparken.

5 Ankerplaatsen: A20064 – Meigemheide, Gasthuisbos en Begijnenbos; A20032 – Hallerbos en A20033 – Zevenborre. Relictzones: R20017 – Zennebeemden ten zuiden van het Brusselse Gewest; R20018 – Hellingsbossen van Beersel; R20019 – Begijnenbos - Gasthuisbos - Meigemheide – Kleetbos; R20020 – Hallebos - Lembeekbos en R20021 – Zevenborre

Gemeente Beersel 19 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

De versneden hellings- en plateaugronden (met het ‘hart’ van het land van Teirlinck)

Dit reliëfrijk gebied ten oosten van de Zennevallei is kenmerkend voor Beersel. Op deze hellings- en plateaugronden situeert zich tussen de Lotsesteenweg en de Alsembergsesteenweg een grootschalige centrale open ruimte, het ‘hart’ van het land van Teirlinck. In dit ‘hart’ worden de landbouwkouters afgewisseld met boskernen en kleinere valleitjes. In deze gebieden wordt er gestreefd naar de waarden van een stiltegebied. De aanwezige (woon)bebouwing in het ‘hart’ van het land van Teirlinck en weginfrastructuren dienen zo mogelijk afgestemd te worden op het nastreven van een stiltegebied. Niettemin moet er ruimte blijven voor landbouw en recreatie.

Specifiek voor de historische boskernen worden de storende bebouwing en activiteiten die het landschap verstoren of ontsieren gebufferd of op lange termijn afgebouwd. Bepaalde delen van de boskernen kunnen worden opengesteld voor recreatief medegebruik. Op deze manier wordt de recreatieve waarde ervan versterkt voor de inwoners van Beersel.

De geselecteerde landbouwgebieden worden behouden als aaneengesloten open ruimtegebieden. Om de samenhangende open ruimte te bewaren wordt de verdere bebouwing in de open ruimte niet aangemoedigd. De landbouwbedrijfsvoering mag evenwel niet gehypothekeerd worden. Dit impliceert dat bebouwing in functie van de landbouw nog mogelijk dient te zijn. Een aantal zeer kwetsbare gebieden of gebieden met een belangrijke open ruimtewaarde of unieke vergezichten dienen daarbij zoveel mogelijk gevrijwaard te worden. Hier kunnen beperkingen aan nieuwe agrarische bebouwing worden opgelegd. Dit kan vastgelegd worden in een RUP. Nieuwe niet-agrarische bebouwing is niet toegelaten. Bestaande bebouwing wordt landschappelijk geïntegreerd zodat deze niet storend overkomt in de open ruimte. Storende gebouwen en activiteiten die het landschap verstoren of ontsieren worden maximaal ingebufferd of op lange termijn afgebouwd.

De steilranden

Niet enkel de hellings- en plateaugronden zijn landschappelijk beeldbepalend, maar ook hun reliëfranden zijn kenmerkend. In de steile randen ontstonden taluds en holle wegen. Deze landschapselementen bepalen mee de eigenheid van de gemeente. Het betreft hoofdzakelijk de heuvelflanken van de Zennevallei en de Molenbeek. Het behoud van de landschappelijke waarde van taluds en holle wegen wordt vooropgesteld.

Bebossing van de open ruimtegebieden van de Laarheide en Nering die voorkomen op de steilrand naar de Zennevallei wordt niet vooropgesteld. Deze gebieden worden ontwikkeld als meer open gebieden met graduele overgangen tussen verschillende types van vegetaties (van kleine bosjes, tot heide en grasland).

Binnen de gemeente Beersel zijn nog diverse zeer interessante holle wegen aanwezig. Concreet gaat de aandacht naar de Diepestraat, de Molenstraat, de Bronstraat, de Beukenbosstraat, de Rilroheidestraat, de Haakstraat, de Duvelsborrestraat, de Dikkemeerstraat, de Begijnenbosstraat, de Jozef Deneystraat, de Oude Nijvelsebaan, de Kersenstraat, Kwetterweide, de J. Hauwaertstraat, de Leyburgstraat, de Rollebeekstraat en de Puttestraat.

De gemeente streeft naar een maximale bescherming en optimaal beheer van de holle wegen op haar grondgebied. Om hun behoud te bestendigen kan de gemeente verder gaan dan deze landschapselementen te klasseren. In eerste instantie zal ze streven naar het afsluiten van beheerovereenkomsten met de particuliere eigenaars, bv. landbouwers. Het gaat hier om een vrijwillig engagement van particuliere eigenaars voor het onderhoud van de taluds en de taludschouders. Indien er geen bereidwilligheid is voor dergelijk engagement kan de gemeente voor de meest waardevolle holle wagen overgaan tot verwerving van de taluds en de taludschouders.

De gemeente zal in overleg en in samenwerking met betrokken eigenaars en landbouwers de volgende stappen zetten voor het beheer van de holle wegen: - de opmaak van een beheerplan en de opvolging van de voorgestelde acties; - de hantering van een strikt vergunningenbeleid; - aanduiding van een zone naast de taludschouders waar niet geploegd mag worden; - een beperking opleggen van het aantal opritten; - bepalingen opleggen voor de beplanting van taluds en holle wegen met streekeigen plantgoed.

Gemeente Beersel 20 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

De Zennebeemden met het gevarieerde valleigebied De Zennebeemden worden binnen de gewenste landschappelijke structuur geselecteerd als gevarieerd valleigebied. Behoud van de gevarieerde mozaïekstructuur, gevormd door het patchwork van kleinschalige akkers, permanente graslanden en lijnvormige landschapselementen en de versterking en de bescherming van beeldbepalende landschapskenmerken zijn de belangrijkste krachtlijnen voor het beheer van dit gebied. Specifiek voor de Zennebeemden met mozaïekstructuur wenst het beleid: - storende bebouwing en activiteiten die het landschap verstoren of ontsieren in te bufferen of op lange termijn af te bouwen; - de natuurlijke loop van de rivier waar mogelijk te herstellen in samenspraak met de beheerder van de waterloop en de aangelanden; - bepaalde delen van het valleigebied open te stellen voor recreatief medegebruik; - in de mate van het mogelijke waardevolle gebouwen in te schakelen in het recreatief netwerk.

De kasteelparken

De waardevolle kenmerken van de kasteelparken dienen versterkt en/of beschermd te worden, rekening houdend met de haalbaarheid (openbaar, privaat bezit). Verdere bestemmingswijzigingen voor de gebouwen dienen voorzichtig afgewogen te worden in functie van de landschappelijke waarden (zie ook sectie 2.3.4 en aanpak zonevreemde entiteiten). Daarbij wordt uitgegaan van een individuele en gebiedsspecifieke benadering in relatie tot de draagkracht van de entiteit en zijn omgeving. Deze entiteiten dienen waar mogelijk en wenselijk betrokken te worden in de uitbouw van het sociaal-culturele en toeristisch-recreatief beleid. De meeste kastelen bezitten reeds een dergelijke functie. Verkavelen van de parkgebieden is uitgesloten.

Als onderdeel van de landschapsbeleving bieden deze groengebieden potenties om geïntegreerd te worden in het aanbod van park- en groengebieden. Ook ten aanzien van het privatieve karakter dienen soepele maar beperkte mogelijkheden voorhanden te zijn om bestemmingswijzigingen, uitbreidingen en/of vernieuwingen aan deze entiteiten toe te kennen, rekening houdend met hoger genoemde kwaliteiten en opties (landschap, historisch karakter,…).

2.6.3. LANDSCHAPSBOUW ALS INSTRUMENT VOOR DE REALISATIE VAN EEN ECOLOGISCH NETWERK

Door het voorzien van een aangepaste beplanting op de taluds van de belangrijkste verbindingswegen, wordt ecologisch een verbindingstracé gecreëerd waardoor migratie van planten en dieren opnieuw mogelijk wordt. Door een landschappelijk verantwoorde inkleding van de grootschalige wegeninfrastructuur wordt bovendien het visuele knelpunt gemilderd. Daar waar mooie vergezichten aanwezig zijn, dient deze buffering ruimte te laten voor de landschapsvisuele aspecten.

Storende randen van woon- en bedrijfsgebieden dienen afgewerkt te worden met dicht aaneengesloten groene bufferzones om de beleving van het landschap te bevorderen en de bestaande landelijkheid en openheid niet te ontkrachten.

Bestaande lijnvormige of blokvormige landschapselementen met een ecologische waarde worden behouden en versterkt. Herstel of restauratie van bestaande kleine landschapselementen wordt nagestreefd over het hele grondgebied van de gemeente Beersel. Zo wordt een landschapsecologisch netwerk verder uitgebouwd.

2.6.4. RECREATIEF MEDEGEBRUIK ALS HEFBOOM VOOR HET LAND VAN TEIRLINCK

De unieke ligging nabij Brussel, het ongerepte karakter van het gebied en het gediversifieerde landschap maken de open ruimte van Beersel en de recreatieve as van het kanaal bijzonder geschikt voor zachte recreatie.

Binnen de open ruimte wordt de mogelijkheid geboden om – met respect voor de ruimtelijke draagkracht – passieve recreatie en recreatief medegebruik verder te ontwikkelen. In deze context kunnen de wegen in open ruimtegebied worden geïntegreerd in een gebiedsdekkend netwerk voor zachte weggebruikers (voet/fiets). Daarbij wordt wel vooropgesteld dat de bestaande onverharde wegen in open ruimtegebieden niet meer worden verhard. In het ‘hart’ van het land van Teirlinck kunnen bestaande verharde wegen terug ‘onverhard’ worden door te werken met halfverhardingen of verharde sporen.

Gemeente Beersel 21 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

In het kader van een gebiedsdekkend langzaam verkeersnetwerk wordt het trage wegennetwerk opgewaardeerd. Het onderzoeken van poorten voor zachte recreatie en landschap in afstemming op het fietsknooppuntennetwerk maakt hier onderdeel van uit. Waar nodig zal een RUP opgemaakt worden om dit netwerk te realiseren en indien nodig de vereiste herbestemmingen door te voeren.

Het bouwkundig erfgoed en markante hoeves lenen zich uitstekend voor de ondersteuning in een plattelandsbeleid. Hierbij wordt vooral gedacht aan het voorzien van laagdynamisch plattelandstoerisme, kleinschalig logies, verhuur van fietsen, beperkte horecamogelijkheden… Deze voorzieningen dienen te kaderen in de ontsluiting van het ‘land van Teirlinck’.

2.6.5. MARKANT BOUWKUNDIG ERFGOED

Naast de natuurlijke landschapskenmerken zijn er in de gemeente ook heel wat gebouwen aanwezig die de landelijke eigenheid van de gemeente ondersteunen en de recreatieve aantrekkingskracht verhogen. Om de instandhouding ervan te verzekeren en hun waarde als markant bouwkundig erfgoed te bewaren wil de gemeente verzekeren dat ze in de toekomst een gepaste invulling kunnen krijgen. Hiertoe worden er in de gewenste nederzettingsstructuur onder sectie 3.3.2.3 zowel selectiecriteria voor opname in de lijst van het markant bouwkundig erfgoed als gewenste ontwikkelingsperspectieven vastgelegd.

Gemeente Beersel 22 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

2.7. Acties

Om de gewenste open ruimtestructuur te realiseren zal de gemeente in de komende jaren een aantal acties en maatregelen moeten nemen. Bij de gewenste open ruimtestructuur komen specifieke doelstellingen naar voren die kunnen bereikt worden door het uitwerken van volgende maatregelen en acties.

DOELSTELLING MAATREGELEN EN ACTIES

vrijwaren en versterken van de open ruimte (open RUP’s ter realisatie van het natuur- en ruimtenetwerk) in al zijn functies en ter bevordering landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ van de realisatie van een aaneengesloten kwaliteitsvol landbouwgebied

vrijwaren en versterken van de natuurlijke en RUP’s ter realisatie van het natuur- en ecologische waarden (ecologisch netwerk) landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ RUP’s parkgebieden vrijwaren en versterken van het landschappelijk RUP’s ter realisatie van het natuur- en karakter en de cultuurhistorische waarden landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ RUP’s parkgebieden

Hieronder worden de belangrijkste maatregelen en acties kort uitgewerkt en wordt het toepassingsgebied ervan aangegeven.

RUP’S TER REALISATIE VAN HET NATUUR- EN LANDINRICHTINGSPROJECT ‘LAND VAN TEIRLINCK’

TOEPASSINGSGEBIED alle elementen uit de gewenste open ruimtestructuur: grondgebonden landbouwgebieden; gevarieerde valleigebied van de Zenne; lokale en bovenlokale gebieden voor natuur; parkgebieden; open ruimtecorridors: ecologische verbindingen; open ruimteverbindingen; stapsteenverbindingen. DOELSTELLINGEN concretiseren van de 10 strategische projecten van het ‘Land van Teirlinck’ realiseren van de gewenste open ruimtestructuur en het gewenste landschapsbeeld specifieke aandacht voor: bescherming KLE met speciale aandacht voor holle wegen; markant bouwkundig erfgoed; erosieproblematiek; uitbouwen ecologisch netwerk.

RUP’S PARKGEBIEDEN

TOEPASSINGSGEBIED parkgebieden in de gewenste open ruimtestructuur

DOELSTELLINGEN uitwerken specifieke ontwikkelingsperspectieven voor de geselecteerde parkgebieden maximaal behoud van en afstemming van ontwikkelingsperspectieven op ecologische, maatschappelijke, sociaal-culturele, recreatieve, cultureel- historische en landschappelijke kwaliteiten

Gemeente Beersel 23 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

3. Gewenste nederzettingsstructuur

Kaart R 3: Gewenste nederzettingsstructuur

Indien uitspraken betrekking hebben op structuren van bovenlokaal belang of gedeeltelijk ingaan tegen gewenste ontwikkelingsperspectieven vanuit de hogere overheid dienen deze door de hogere overheid beschouwd te worden als suggesties vanuit de gemeente.

3.1. Uitgangspunten en visie

Beersel streeft ernaar om de ontwikkelingsperspectieven in zijn kernen en woonweefsel maximaal af te stemmen op het huidige karakter van het aanwezige woonweefsel en zijn omgeving en op de aanwezige open ruimte en groenstructuren. Op deze wijze wenst de gemeente te komen tot een kwalitatieve woonomgeving waarbinnen ruimte wordt geboden voor wonen en werken en de uitbouw van een gepast voorzieningenniveau. Bij de uitbouw van de gewenste nederzettingsstructuur staan drie ruimtelijke concepten centraal.

(ver)stedelijk(t) gebied versus differentiatie in het woonweefsel dragers van de natuurlijke structuur buitengebied

(Ver)stedelijk(t) gebied versus buitengebied

Beersel heeft een duaal karakter. De omgeving van de kanaalzone kent een densere bebouwing en is in belangrijke mate ingevuld met meer grootschalige bedrijvenzones en diverse grootinfrastructuren (steenweg, autosnelweg, kanaal, spoorweg). Dit gebied maakt deel uit van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel. In het overige deel van de gemeente is het landelijke karakter sterker bewaard gebleven met woonkernen ingebed in de open ruimte. Dit deel behoort tot het buitengebied.

De gemeente wil het duaal karakter behouden en voor elk gebied een aangepaste ontwikkeling nastreven.

Differentiatie in het woonweefsel

Het woonweefsel in Beersel is geen uniform gegeven. Het weefsel bestaat uit vijf kernen - Lot, Huizingen, (deelgemeente) Beersel, Alsemberg en Dworp - aangevuld met woonweefsel buiten deze kernen. De gemeente wenst zijn kernen te versterken voor wonen en werken. Nieuwe ontwikkelingen dienen dan ook in deze kernen geconcentreerd te worden, terwijl het woonweefsel buiten de kernen ontwikkelingsperspectieven zal krijgen afgestemd op wonen en op de omringende open ruimte. Globaal kan hierbij onderscheid gemaakt worden tussen residentieel woongebied, landelijk wonen en geïsoleerde woonclusters. Behoud van de openheid en het groene karakter staat voor alle drie centraal.

Naast deze differentiatie tussen woonweefsel in en buiten de kerngebieden kan er eveneens een differentiatie gemaakt worden tussen de kernen onderling. Zo is Lot een woonkern in het Vlaams strategisch gebied rond Brussel, Alsemberg het hoofddorp in buitengebied en (deelgemeente) Beersel, Dworp en Huizingen woonkernen in het buitengebied. Elke kern wordt gekenmerkt door een aantal specifieke karakteristieken, zowel qua bebouwingtypologieën, bebouwingsdichtheden als groene dooradering en aanwezige open ruimte. De gewenste

Gemeente Beersel 24 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel ontwikkelingsperspectieven dienen maximaal afgestemd te worden op dit specifieke karakter. De gemeente kan waar nodig hiertoe RUP’s opmaken. Deze RUP’s moeten een waarborg inhouden voor een nieuw elan in het woongebied en nieuw potentieel voor creatieve architectuur.

Bij de bespreking van de nederzettingsstructuur worden indicatieve woondichtheden aangeduid. In elk geval blijven in functie van het doelgroepenbeleid de richtlijnen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de bijzondere voorschriften van het decreet grond- en pandenbeleid van toepassing.

Dragers van de natuurlijke structuur

De aanwezige valleien vormen de ruggengraat van de natuurlijke structuur over het grondgebied van de gemeente Beersel. Deze (beek)valleien doorkruisen eveneens het woonweefsel. Binnen het woonweefsel dient er dan ook ingezet te worden op een maximaal behoud en versterking van deze natuurlijke structuur. Dit kan gerealiseerd worden door middel van groenverbindingen, stapstenen en KLE’s.

In overstromingsgevoelige gebieden (cf. watertoets) kan geen nieuwe woonfunctie toegelaten worden tenzij overstromingen kunnen voorkomen worden door het nemen van afdoende maatregelen. Bij de opmaak van eventuele RUP’s en de goedkeuring van verkavelingen zal de gemeente hier de nodige aandacht aan geven.

3.2. Differentiatie van het woongebied

3.2.1. (VER)STEDELIJK(T) GEBIED VERSUS BUITENGEBIED

De gemeente Beersel kent grote aaneengesloten open ruimtegebieden die de resterende landelijkheid typeren. De relatie van de nederzettingsstructuur tot het specifieke landschap van het land van Teirlinck creëert in Beersel een karaktervolle woonomgeving. De gemeente wenst dit woonkarakter te behouden.

Delen van de gemeente behoren tot een meer dens bebouwd, meer verstedelijkt gebied en vallen binnen de selectie van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel (VSGB). Alle delen van Beersel die niet in het GRUP VSGB zijn opgenomen, situeren zich in het buitengebied. Op basis van deze benadering en de bestaande ruimtelijke situatie heeft de hogere overheid een hiërarchie van kernen vastgelegd. Beersel sluit zich aan bij deze selectie: - woonkern in het Vlaams strategisch gebied6: Lot; - hoofddorp in het buitengebied: Alsemberg; - woonkernen in het buitengebied: (deelgemeente) Beersel, Dworp en Huizingen.

3.2.2. WONEN IN DE KERNGEBIEDEN

Naar de toekomst toe concentreert Beersel het wonen in zijn kernen. Bij het vastleggen van de ontwikkelingsperspectieven van deze kernen zal in de eerste plaats rekening worden gehouden met: - de ligging in Vlaams strategisch gebied of buitengebied; - de selectie als woonkern of hoofddorp; - het bestaande karakter van de kern.

Binnen elke kern zal een kerngebied afgebakend worden. Dit kerngebied omvat het samenhangend woonweefsel inclusief de zones die in de toekomst verder met wonen kunnen worden ingevuld binnen deze kern of er onmiddellijk bij aansluitend. Binnen deze gebieden wordt algemeen ingezet op kernversterking en het selectief optrekken van de woondichtheid (cf. infra). Inbreidingsprojecten genieten de voorkeur boven een verdere expansie van het bebouwde weefsel. Er wordt gestreefd naar de ontwikkeling van compacte en zelfdragende kernen met complementaire functies afgestemd op de lokale behoeftes en op het doelgroepenbeleid. Bij dit alles dient ingezet te worden op de opwaardering van het woonweefsel en de realisatie van een sociale mix.

Elke kern kent ook een centrumgebied. Dit centrumgebied omvat het historisch centrum van de kern en de meer dense ontwikkelingen die hierbij aansluiten. Binnen het centrumgebied wordt een hogere woondichtheid dan in het omringend woonweefsel nagestreefd. In het centrumgebied vinden we een bundeling van functies en voorzieningen terug die nodig zijn voor de leefbaarheid van de kern. Nieuwe voorzieningen ten dienste van de kern worden in dit gebied ingeplant.

6 Zie RSV / GRUP VSGB

Gemeente Beersel 25 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

De precieze afbakening van de kerngebieden en centrumgebieden kan worden vastgelegd binnen een RUP. In de gewenste ruimtelijke structuur voor de kernen wordt deze afbakening indicatief uitgezet.

3.2.2.1. Lot, woonkern in Vlaams strategisch gebied

In Lot zal worden ingezet op een kwalitatieve versterking van het wonen. Lot mag echter geen grootstedelijke uitstraling krijgen en blijft in eerste plaats functioneren op gemeentelijk niveau. Deze woonkern krijgt een taakstelling naar wonen en een specifiek aantal voorzieningen op gemeentelijk niveau. Op deze wijze vangt Lot een aantal behoeften op die kaderen binnen het VSGB doch zonder een stedelijk karakter te krijgen.

In het kerngebied van Lot wordt een woondichtheid van 15 wo/ha nagestreefd. Dit dient gezien te worden als een suggestie aan de hogere overheid gezien de situering binnen de afbakening van het strategisch gebied rond Brussel. In het centrumgebied wordt een dichtheid van 25 wo/ha vooropgesteld. Het gaat hier om indicatieve woondichtheden welke verder zullen moeten onderzocht en vastgelegd worden bij de opmaak van concrete RUP’s. In het kerngebied wordt ingezet op een gabarit met 2 bouwlagen en een dakverdieping. De hogere woondichtheden in het centrumgebied kunnen ondermeer gerealiseerd worden door het selectief optrekken van het aantal volwaardige bouw- en woonlagen (3+ met dakverdieping). De locaties die voor dergelijke ingrepen in aanmerking komen zijn nu reeds bepaald in goedgekeurde BPA’s of kunnen alleen na grondig terreinonderzoek binnen de opmaak van concrete RUP’s worden vastgelegd.

Ter illustratie verduidelijkt naast staande figuur respectievelijk een bouwhoogte met twee volwaardige woonlagen en bouwlagen (2+) en drie volwaardige woonlagen en bouwlagen (3+). In het dak kan slechts één woonlaag gerealiseerd worden die verplicht gekoppeld moet worden aan de onderliggende woon- en bouwlaag. Hiernaast dient er in Lot specifieke aandacht te gaan naar verdere densifiëring van de stationsomgeving, reconversie en wonen langs het kanaal.

3.2.2.2. Alsemberg, hoofddorp in buitengebied

In Alsemberg staat naast de woonfunctie de uitbouw van een voorzieningenapparaat op lokaal en gemeentelijk niveau centraal. Alsemberg ligt ingebed in een waardevolle landschappelijke omgeving waar landbouw en natuur prioriteit hebben. De open ruimte binnen het woonweefsel van Alsemberg is eerder beperkt en dient dan ook maximaal behouden te blijven. Daartoe wordt ingezet op het verder versterken van de groene infrastructuur in het woonweefsel als kwalitatief en betekenisvol groen (groene vingers, stapstenen, parkvoorzieningen…). Dit impliceert dat de gemeente niet opteert om alle wooninbreidingsgebieden, woonuitbreidingsgebieden en reservegebieden voor woonwijken zonder meer volledig in te vullen. Ze wenst de groene dooradering van het woonweefsel en de landschappelijk-visuele relaties te bewaren en te versterken. Concreet opteert de gemeente dan ook om een aantal reservegebieden voor wonen niet helemaal in te vullen maar een gedeelte te bestemmen voor groen met aandacht voor de landschappelijk-visuele relaties. Verder uitdeinen van het woonweefsel van Alsemberg buiten de geëigende bestemmingen wordt niet toegelaten. Dit legt beperkingen op aan het verder concentreren van de woonfunctie in Alsemberg. De gemeente stelt dan ook dat indien de toekomstige behoeften niet in Alsemberg kunnen worden opgevangen zij in eerste instantie dienen te worden overgedragen naar het VSGB. De gemeente stelt echter ook dat er momenteel nog een ruim aanbod aan onbebouwde percelen en perceelsmogelijkheden in Alsemberg aanwezig is dat binnen de planperiode van dit structuurplan kan worden ingevuld zonder dat er uitbreidingsgebieden dienen te worden aangesneden of behoeften dienen te worden overgedragen7.

In het hoofddorp Alsemberg wordt globaal een woondichtheid van 15 wo/ha nagestreefd. De gemeente wenst in al haar kernen de bouwverordening van de randfederatie Halle (met twee volwaardige woon- en bouwlagen (2+)) te respecteren. In het centrumgebied kan wel verder verdicht worden en wordt een dichtheid nagestreefd van 25 wo/ha. Hier wordt eveneens de mogelijkheid voorzien voor het verhogen van het aantal bouwlagen tot drie volwaardige woon- en bouwlagen en de mogelijkheid tot een dakverdieping binnen dakvolume (3+). Deze

7 Indien de berekende woonbehoeften tot 2016 worden opgevangen resten er nog 233 percelen en perceelsmogelijkheden in Alsemberg waarvan de meerderheid aan uitgeruste infrastructuur.

Gemeente Beersel 26 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel bepalingen omtrent woondichtheden en aantal bouwlagen zijn echter indicatief en dienen verder onderzocht te worden bij de opmaak van RUP’s.

3.2.2.3. Beersel, Dworp en Huizingen, woonkernen in buitengebied

De gemeente Beersel heeft een overwegend landelijk karakter en dit is nog duidelijk terug te vinden in zijn woonkernen in buitengebied. De gemeente wenst dit dan ook te vrijwaren voor de toekomst. Hiernaast gaat er specifieke aandacht naar het integreren van de groene en ecologische infrastructuur als kwalitatief en betekenisvol groen (groene vingers, stapstenen, parkvoorzieningen) in het woonweefsel. De open ruimteomgeving van de kernen mag niet verder worden aangetast. Voor de woonkernen in het buitengebied (deelgemeente) Beersel, Dworp en Huizingen wordt de woonfunctie en het voorzieningenniveau afgestemd op het niveau van de lokale kern. Een verdere concentratie van wonen en werken op niveau van de lokale kern wordt ondersteund.

De onbebouwde percelen in woonzones en in vergunde verkavelingen kunnen verder worden ingevuld. Achterliggende percelen die niet rechtstreeks ontsloten zijn naar de openbare weg worden niet ingevuld, behoudens globaal project, verkaveling of RUP. De verdere ontwikkeling van meergezinswoningen wordt niet ondersteund tenzij in geval van reconversie naar wonen van leegstaande gebouwen of bij specifieke projecten waarbij een uitgebreide motivering voor het oprichten van meergezinswoningen op die locatie wordt toegevoegd aan het dossier. Globaal wordt een woondichtheid van 15 wo/ha nagestreefd en wenst de gemeente de bouwverordening van de randfederatie Halle (met twee volwaardige woon- en bouwlagen (2+)) te respecteren. In het centrumgebied en de stationsomgeving van Huizingen kan verder verdicht worden. Hier wordt eveneens de mogelijkheid voorzien voor het verhogen van het aantal bouwlagen. De gewenste woondichtheden en aantal bouwlagen dienen verder onderzocht te worden bij de opmaak van RUP’s.

3.2.3. WOONWEEFSEL BUITEN DE KERNGEBIEDEN

Buiten de kerngebieden kan het resterende woongebied worden ingevuld overeenkomstig de richtlijnen van onderhavig beleid. De precieze afbakening van dit woonweefsel kan worden onderzocht indien een RUP wordt opgemaakt. In de gewenste nederzettingsstructuur en de gewenste ruimtelijke structuur voor de kernen (hoofdstuk 7) wordt deze afbakening indicatief uitgezet.

3.2.3.1. Residentieel woongebied

De woningen binnen de residentiële woongebieden (en zeker binnen de woonparken van het gewestplan) genieten van een groen en relatief open karakter. De landschappelijke structuur van ‘het land van Teirlinck’ dooradert deze woonomgevingen. De gemeente opteert ervoor om dit landschap niet verder te laten dichtslibben. De verdere ontwikkeling van de residentiële woongebieden (met extensief ruimtebeslag) wordt afgeremd. De ontwikkeling van nieuwe verkavelingen binnen deze gebieden wordt niet nagestreefd. De actueel bestaande en uitgeruste bouwpercelen binnen de residentiële woongebieden kunnen wel ingevuld worden. Hierbij dient het maximaal behoud van het groene kader, met behoud van de streekeigen karakteristieken, nagestreefd te worden.

De bouwdichtheid wordt beperkt tot maximaal 15 wo/ha en er zijn maximaal 2 woonlagen met eventueel een dakverdieping toegelaten. Meergezinswoningen en voorzieningen die in het kerngebied thuishoren worden in deze gebieden niet toegelaten. Een afwijking op de dichtheid en de bouwhoogte kan uitsluitend worden toegestaan in functie van doelgroepenbeleid en projecten specifiek gericht op gemeenschapsvoorzieningen en/of sociale huisvesting. Betrokken percelen dienen in dit geval via een RUP een invulling te krijgen die wordt afgetoetst met de morfologie en de ruimtelijke draagkracht van de omgeving.

In de “woonparken” (gewestplanbestemming) van Heidebroek te Dworp, Grootveld, Wit Kapelleke, Ingendaal en Schaveus wordt het uitgesproken beboste karakter en de lage bebouwingsdichtheid behouden. In de tuinzones dient in deze gebieden een groot aandeel bomen voorzien/behouden te worden (minstens 1 hoogstamboom per 200 m² perceeloppervlakte). Bij de herinrichting van de straten wordt zoveel mogelijk gestreefd naar het aanplanten van doorlopende streekeigen bomenrijen.

Bijzondere aandacht gaat naar de beekvalleien. Hier wordt een kwalitatieve ruimte voor water met vrije natuurontwikkeling gewaarborgd (minstens 5 meter vrije ruimte gemeten vanaf de beide oeverschouders en waar mogelijk tot 10 meter of meer).

Om de verdere ontwikkeling van de residentiële woongebieden te sturen kunnen de ontwikkelingsperspectieven onderzocht en vastgelegd worden in één of meerdere RUP’s.

Gemeente Beersel 27 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

3.2.3.2. Landelijk wonen

In het landelijk wonen kunnen de actueel bestaande en uitgeruste bouwpercelen verder worden ingevuld. De bouwdichtheid wordt beperkt tot maximaal 15 wo/ha en maximaal 2 bouwlagen met eventueel een dakverdieping zijn toegelaten. Meergezinswoningen en voorzieningen die in het kerngebied thuishoren worden in deze gebieden niet toegelaten.

De verdere uitbreiding of versterking van de bestaande lintbebouwing in het landelijk wonen wordt maximaal afgeremd. Het al of niet afwerken van de bebouwingsrand of ‘lint’ binnen het juridische woonaanbod8 wordt gerelateerd aan de gewenste open ruimtestructuur. Indien een bouwlint verder wordt ingevuld, dient de architectuur een open visuele en fysieke relatie met de achterliggende open ruimte te garanderen.

Binnen en aansluitend bij het landelijk wonen komen in aansluiting op het juridische woongebied bijzonder veel zonevreemde woningen voor. Dit is het resultaat van de eerder organische ontwikkeling van het woonweefsel in het verleden. De gemeente zal streven naar een aangepast beleid voor deze woningen (cf. zonevreemde woningen). Hierbij kan het echter niet de bedoeling zijn om: - bijkomend juridisch woonaanbod te creëren; - om de gewenste open ruimtestructuur te ondergraven; - om verlinting van het landschap in de hand te werken. De verdere ontwikkeling van het landelijk wonen zal worden gestuurd via de opmaak van RUP’s.

3.2.3.3. Geïsoleerde woonclusters

Beersel kent verschillende geïsoleerde woonclusters. De gemeente wenst de uitbreiding van deze woonclusters maximaal af te remmen. Binnen het juridisch woongebied (gewestplan, BPA, RUP…) kunnen de geïsoleerde clusters worden ingevuld. Nieuwe aantakkingen in de vorm van verkavelingen worden niet toegelaten. De invulling van restpercelen aan wachtgevels wordt uitsluitend mogelijk gemaakt conform de regelgeving zoals vastgelegd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

3.3. Een kwalitatief woonbeleid realiseren

3.3.1. OP MAAT VAN DE BEVOLKING

3.3.1.1. De huidige bevolking als uitgangspunt

Voor het ontwerp van haar woonbeleid vertrekt de gemeente Beersel van de huidige en toekomstige bevolkingssamenstelling. Leeftijd en inkomen vormen de belangrijkste parameters voor de prognose.

De bevolkingssamenstelling wordt gekenmerkt door een toenemend aandeel senioren: in 2011 was bijna één vijfde van de bevolking ouder dan 65 jaar. Dit zal zich op middellange termijn verder doorzetten. tabel 1: Analyse van de bevolking naar leeftijd leeftijdscategorie 2001 prognose 2011 0 – 14 jaar 18,7% 15,4% 15 – 64 jaar 64,6% 66,2% 65 en ouder 16,7% 18,4%

Het aandeel van de middengroep (gezinnen met jonge kinderen) zal toenemen, samen met een terugval in het aandeel jongeren. Ook de gemiddelde gezinsgrootte zal verder dalen, wat zich vertaalt in kleinere gezinnen (éénoudergezinnen, meer alleenstaanden- zowel jongere als oudere). Het woningaanbod dient mee afgestemd te worden op kleinere wooneenheden (appartementen, kleine gezinswoningen) in gebieden waar dergelijke verdichtingen aanvaardbaar zijn (dorpskernen).

De gezinnen met lagere of gemiddelde inkomens vormen in Beersel de meerderheid van het totaal aantal gezinnen (43% lager dan 20.000 euro en 64% lager dan 30.000 euro). De gezinnen uit de hogere inkomensklasse zijn in Beersel goed vertegenwoordigd met circa 36%. Het woonbeleid moet afgestemd worden op de verhouding tussen beide grote groepen. Er dienen met ander woorden evenredig woonmogelijkheden voor

8 Dus uitsluitend binnen woongebied, woongebied met landelijk karakter, woonpark…

Gemeente Beersel 28 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel alle inkomensklassen voorzien te worden. Voor de groep lagere en middeninkomens impliceert dit een bijsturing van het beschikbare aandeel betaalbare woningen. Vaak behoren jonge gezinnen en 65-plussers tot deze doelgroep. Zij verdienen bijzondere aandacht van het woonaanbodbeleid. tabel 2: Analyse van de bevolking naar inkomen inkomensklasse (€) 2007 < 10.000 17% 10.001 – 20.000 26% 20.001 – 30.000 21% 30.001 – 40.000 11% 40.001 – 50.000 7% > 50.000 18% Bron: Lokale Statistieken Vlaanderen Het woningpatrimonium van Beersel bestaat momenteel uit 4,8% sociale woningen. Dit cijfer benadert het streefcijfer van de provincie Vlaams-Brabant voor gemeenten in het buitengebied (5 %). De gemeente heeft reeds duidelijke inspanningen geleverd om het aandeel sociale woningen te vergroten en haar inspanningen verder zetten. Door de prijsevolutie op de lokale vastgoedmarkt moeten ook de gezinnen met een gemiddeld inkomen gepaste aandacht krijgen. Zij dreigen de mogelijkheid te verliezen om in Beersel te kunnen blijven wonen. Om dit te vermijden zullen ondersteunende maatregelen ontwikkeld moeten worden.

Wat betreft voorzieningen voor senioren kampte de gemeente op 1 januari 2009 met een tekort van 110 plaatsen in rusthuizen, 87 serviceflats, 9 plaatsen in centra voor kortverblijf en 9 plaatsen in dagverzorgingscentra (cf. informatief deel sectie 13.6). Met de opmaak van het BPA Grote kapel – gedeeltelijk herziening 2 wordt hier een eerste antwoord op geboden. Op korte termijn voorziet het project een 70-tal rusthuisplaatsen en een 30-tal serviceflats. Op lange termijn worden 90 plaatsen in het rusthuis en 40 serviceflats voorzien.

3.3.1.2. Doelgroepenbeleid

De gemeente wil een gedifferentieerd woonbeleid voeren met aandacht voor de diverse bevolkingsgroepen en hun noden.

De gemeente Beersel wenst het woonbeleid in de eerste plaats te richten op de inwoners van de eigen gemeente en dit zowel voor het buitengebied als voor de woonkern in het VSGB, Lot. Op 29/02/2012 werd in de gemeenteraad een lokaal toewijzingsreglement sociale huurwoningen goedgekeurd. Dit lokaal toewijzingsreglement werd opgesteld in gezamenlijk overleg door Beersel, Halle en Sint-Pieters-Leeuw op basis van lokale binding en zorgt voor een wettelijk kader voor onderstaande doelstellingen:

- de eigen bevolking dient te allen tijde voorrang te krijgen wanneer kavels of woongelegenheden worden aangeboden op de woonmarkt; - ingevolge de sociale verdringing in de rand rond Brussel wordt het duur wonen voor de eigen bevolking. De gemeente vraagt dan ook dat de hogere overheid sturend optreedt om een betaalbaar aanbod te creëren; - voorkomen van segregatie: de gemeente stelt vast dat specifieke delen - zeker in Lot - van het ‘strategisch gebied’ een toeloop van sociaal zwakkeren kennen. De hogere overheid moet er over waken dat bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden en projecten er een gezonde mix wordt gehanteerd die verdere segregatie vermijdt.

Verder hanteert de gemeente de bevolkingssamenstelling en de sociale structuur van de eigen bevolking als uitgangspunt voor de uitwerking van haar woonbeleid. Nieuwe projectontwikkelingen dienen zich te richten naar de verhouding van de huidige bevolkingssamenstelling waarbij twee belangrijke correctiefactoren worden toegepast: 1. vrijwaren van het aanbod voor de lagere inkomensklasse; 2. inzetten op een hoger aanbod voor de middenklasse; 3. inzetten op een hoger aanbod voor 65-plussers en zorgbehoevenden; 4. ruimte voor kleinschalig wonen.

De gemeente stelt vast dat een deel van de laagste inkomens naar financiële slagkracht uit de boot van de reguliere sociale huisvesting vallen. Hierdoor dreigt het permanent wonen op campings een niet reglementair alternatief te worden. De gemeente pleit om in plaats van residentiële woonwagenterreinen te voorzien voorrang te geven aan kleinschalige woonprojecten zowel qua volume als qua kostprijs. De aantrekkelijkheid van dergelijke woonprojecten dient te kaderen binnen het kwalitatief woonbeleid van de gemeente.

Gemeente Beersel 29 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Daarnaast wordt uitgegaan van eenzelfde gemiddelde woningbezetting en het streven naar minimaal 5% sociale huurwoningen. De mix van woongelegenheden bij nieuwe projecten en grotere verkavelingen dient in ieder geval te voorzien in: - 5% sociale huurwoongelegenheden, specifiek gericht op de lagere inkomensklasse; - 55% woongelegenheden voor de middenklasse; - een hoger aanbod aan appartementen voor 65-plussers (tot 10%); - een hoger aanbod aan voorzieningen voor bejaarden en zorgbehoevenden (tot 10%).

Deze verdeling is richtinggevend en de gemeente zal dit concreter vastleggen in een stedenbouwkundige verordening en/of binnen de RUP’s die voor de inrichting van kernen zullen worden opgemaakt.

Gepland nieuw aanbod doelgroepenbeleid

Specifiek voor sociale huisvesting plant de gemeente bovenop het aanbod (basis 2007) de realisatie van 185 sociale huurwoningen, 98 sociale koopwoningen en 8 sociale kavels. Hiermee voldoet Beersel aan zijn sociaal objectief van 153 huurwoningen, 78 koopwoningen en 3 sociale kavels. Een gedeelte hiervan is intussen gerealiseerd (een 70-tal woningen, waarvan de meerderheid huurwoningen). Deze zijn in de tabel aangeven met een *. tabel 3: Geplande realisatie sociale woningen

locatie huurwoningen koopwoningen sociale kavels planning

Alsemberg – Ten Broek West 46 2011

Alsemberg – Ten Broek Oost 12 te bepalen

Alsemberg – De Zwaan 3 2010

Alsemberg – Pastoor Bolstraat 21 2008*

Alsemberg – Winderickx 2 27 2011

Beersel – Ukkelsesteenweg 6 2009*

Beersel – Grote Baan (Kerkeveld) 8 te bepalen

Dworp – Lotsesteenweg (’t Hoekske) 6 te bepalen

Dworp – Kerkstraat 21 2008*

Dworp – Alsembergsesteenweg 4 te bepalen

Dworp – Vroenenbosstraat 15 te bepalen

Huizingen – ex-bureel 4 2009*

Lot – F. Walravensstraat 7 2008*

Lot – Dworpsestraat 5 2010*

Lot – Zittert/Blokbos 20 20 2013

Lot – rijkswachtkazerne 5 *

Lot – Kantoor Artic 15 te bepalen

Lot – Cartonex 46 2014 totaal 185 98 8

Bovendien kunnen volgende gebieden op korte termijn ontwikkeld worden in functie van doelgroepenbeleid:

- WU6 te Beersel – ontwikkeling op lange termijn of in functie van doelgroepenbeleid; - WU2 te Lot – ontwikkeling op middellange termijn of in functie van doelgroepenbeleid; - WU3 te Lot – ontwikkeling op middellange termijn of in functie van doelgroepenbeleid; - WU8 te Dworp – ontwikkeling op lange termijn of in functie van doelgroepenbeleid.

Voor de kapitaalkrachtige bevolkingsgroep zal de gemeente geen initiatieven nemen. De afgelopen decennia heeft de private sector hier een zeer belangrijke en dominante rol gespeeld. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van grootschalige residentiële verkavelingen in de gemeente. De gemeente stelt vast dat er nog diverse actueel

Gemeente Beersel 30 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel onbebouwde percelen (bijna 1.000) beschikbaar zijn langsheen uitgeruste infrastructuur die via het bestaande marktmechanisme kunnen worden ingevuld. De gemeente zal wel initiatieven specifiek gericht op senioren en zorgbehoevenden, al dan niet kapitaalkrachtig, ondersteunen (woonzorgcentra, residenties, serviceflats, rusthuizen).

3.3.1.3. Een gedifferentieerd woonaanbod

Onze maatschappelijke evolutie heeft de vraag gecreëerd naar aangepaste woonvormen voor jongeren, alleenstaanden, wedersamengestelde gezinnen, bejaarden, thuiswerkers… Daarom dienen nieuwe woonprojecten ook nieuwe woonvormen aan bod te laten komen. In functie van deze actuele maatschappelijke tendensen streeft de gemeente naar een afspiegeling van de maatschappelijke structuur in de woningdifferentiatie. De volgende aspecten vragen bijzondere aandacht:

- een menging van private eengezins- en meergezinswoningen met sociale eengezins- en meergezinswoningen; - aangepaste woningen voor: o senioren: serviceflats, kangoeroewoningen, zorgwonen, aangepaste architectuur voor een ‘levensloopbestendig’ verblijf… Deze woningen moeten voldoende ruimtecomfort bieden. Best zijn ze gelegen in of nabij de woonkernen; o jonge gezinnen: Jonge gezinnen (met kinderen) combineren de nood aan een ruime woning met een beperkt budget. De mogelijkheid om te beschikken over een tuin en een rustige woonbuurt zijn essentieel voor de woonkwaliteit. Om hieraan tegemoet te komen kan geopteerd worden voor meergezinswoningen waarbij de gelijkvloerse verdieping grondgebonden is of voor meergezinswoningen met collectieve groen- en speelruimte; o groot aandeel jonge koppels en singles: Beide kiezen vaak voor een kleine woning, in de vorm van een huis of appartement. De aanwezigheid van een individuele tuin is niet vereist maar een ruim terras verhoogt de aantrekkelijkheid van de woning o samengestelde gezinnen: Samengestelde gezinnen, waarvan beide ouders afzonderlijk (en mogelijk ook samen) kinderen hebben, hebben vaak de nood aan een woning of appartement met meerdere kamers; o financieel zeer zwakke gezinnen: kleinschalig woonaanbod.

Er wordt gestreefd naar een ‘mix’ van woontypologieën (sociale/private eengezins- en meergezinswoningen / appartementen / studio’s / serviceflats / kangoeroewoningen / zorgwoningen…) over het volledige grondgebied van Beersel. Bij de realisatie van grote woonprojecten dient dit een uitgangspunt te vormen.

3.3.2. OPTIMALISEREN VAN BESTAAND PATRIMONIUM

3.3.2.1. Leegstand aanpakken

Renovatie en vernieuwbouw of herbestemming van bestaande gebouwen wordt gestimuleerd. In december 2010 bedroeg de leegstand 110 panden of verkrotte woningen. De gemeente zal dan ook, samen met actoren zoals de huisvestingsmaatschappij, een actief renovatiebeleid voeren. Een efficiënt grond- en pandenbeleid wordt zo snel mogelijk uitgebouwd.

3.3.2.2. Strategische woon- en reconversieprojecten

Zoals eerder vermeld staan inbreiding en kernversterking voorop. Ook de reconversie van voormalige industriële en kmo-panden in het woongebied vormt een hefboom voor de versterking van de woonomgevingen (zie eveneens de gewenste economische structuur). De gemeente wenst een aantal woon- en reconversieprojecten aan te duiden die bijdragen aan de gewenste versterking van het woongebied. De instandhouding van de open ruimtestructuur vormt daarbij een belangrijk criterium. Ook de wijze waarop deze projecten in staat zijn om tegemoet te komen aan de demografische trends zal beoordeeld worden (vraag naar sociale huurwoningen, sociale koopwoningen, serviceflats, appartementen, eengezins- en meergezinswoningen…).

- te Lot (op korte tot lange termijn): o site Wolfabriek (strategische project op de voormalige Cartonnexsite en gelegen in het goedgekeurde BPA Wolfabriek binnen een woonbestemming); o site rijkswachtkazerne (onderdeel van het project Zennemeander en gelegen in het goedgekeurde BPA Lot Blokbos binnen een woonbestemming);

Gemeente Beersel 31 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

o site Frans Walravensstraat (deze zone werd door het GRUP VSGB herbestemd voor wonen – zie kaart R4 – VSGB 2).

- te Dworp (op korte termijn): o site Vroenenbos (reconversieproject van een leegstaande industriële site – zie ook doelgroepenbeleid); o site ’t Hoekske – hoek Beling, Lotsesteenweg (sociaal woonproject op een locatie met afbraak van een leegstaand gebouw en toepassing van voorkooprecht – zie ook doelgroepenbeleid).

3.3.2.3. Markant bouwkundig erfgoed

De gemeente wenst zijn markant bouwkundig erfgoed maximaal te bewaren. Naast het handhaven van de woonfunctie kan (een deel van) dit erfgoed ook ingeschakeld worden in de verdere uitbouw van het recreatief netwerk. De gemeente wil tevens verzekeren dat dit erfgoed in de toekomst een gepaste en zinvolle invulling kan krijgen die mee garanties biedt voor het kwalitatief behoud van het erfgoed. De gemeente wil het respectvol behoud, herstel, herbestemming of herontwikkeling van dit erfgoed dan ook ondersteunen. Zowel zonevreemde als zone-eigen constructies komen hiervoor in aanmerking. Dit impliceert evenwel niet dat de zonevreemde gebouwen zondermeer dezelfde ontwikkelingsperspectieven zullen krijgen als de zone-eigen. Voor deze laatste blijft het toetsingskader zoals opgenomen in sectie 2.3.4 en in de aanpak van zonevreemde entiteiten mee van kracht.

Om het behoud en de kwalitatieve ontwikkeling van het markant bouwkundig erfgoed te ondersteunen zal de gemeente in de eerste plaats een selectie van zijn markant bouwkundig erfgoed uitvoeren. Nadien zal een stedenbouwkundige studie worden opgemaakt om de gewenste ontwikkelingsperspectieven vast te leggen. Indien uit deze stedenbouwkundige studie de noodzaak van een RUP blijkt, kan de gemeente overgaan tot de opmaak van gebiedsgerichte RUP’s.

De selectie van het markant bouwkundig erfgoed zal in eerste instantie gebeuren door de inventaris van het bouwkundig erfgoed te actualiseren en indien gewenst aan te vullen. Speciale aandacht zal hierbij uitgaan naar waardevolle hoeves, gebouwen en infrastructuur. Om te oordelen of een gebouw als markant bouwkundig erfgoed in aanmerking kan komen zullen volgende selectiecriteria door de gemeente gebruikt worden:

- de architecturale kwaliteit, de zeldzaamheid en de materiële toestand; - de stedenbouwkundige eigenschappen; - de historische beeldwaarde van de gebouwen en/of gebouwencomplexen; - de lokale bakenwaarde9 van een gebouw en/of gebouwencomplex. Bakens maken deel uit van de karakteristieken van de fysieke omgeving en vormen of bepalen in belangrijke mate de identiteit van die omgeving. In eerste plaats gaat het om gebouwen met een waardevolle historische architectuur, gebouwen die een bijzondere waarde hebben voor het gemeenschapsleven of gebouwen die omwille van hun inplanting in het landschap beeldbepalend zijn; - maatschappelijke overwegingen: het gebouw kan aangewend worden ten dienste van de maatschappij of het gebouw heeft voor de gemeenschap een sterke emotionele waarde gebaseerd op historisch of cultureel erfgoed; - aard, ligging en omgeving.

Volgende gebouwen komen in aanmerking om te worden opgenomen op de lijst van markant bouwkundig erfgoed. Het gaat hier echter geenszins om een limitatieve en bindende lijst. De definitieve lijst zal na grondig onderzoek en screening op basis van de selectiecriteria worden vastgesteld.

- boerderij Kersenstraat Begijnenbos - hoeve Lotsesteenweg - Padenborrehoeve - Steinenhof Alsembergsesteenweg - ex-Sanatorium-gebouw – huidig asielcentrum Sanatoriumstraat - Hast-Hoeveweg, voormalige vierkantshoeve, nu feestzaal / conferentieoord - hoofdgebouwen Cartonnex - voormalige Catala-gebouwen

9 Bakens zijn visuele blikvangers die mee het landschappelijk beeld bepalen en dikwijls als lokaal oriëntatiepunt fungeren.

Gemeente Beersel 32 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- Grote Sleutel Pastoor Bolsstraat - oud-gemeentehuis Beersel - hoek Steenweg op Ukkel – Zennedreef (Steenweg op Ukkel 35) - kasteelpark Dwersbos - kasteel Rondenbos - het Gravenhof - oud-gemeentehuis Huizingen - oud-gemeentehuis Dworp - De Zwaan Alsemberg - De Zwaan Dworp - kasteel Huizingen - kapel Wolfshagen Walraevenstraat - ‘complex’ Hoogveld - villa Pastoor Bolsstraat 60 en 62 - Herisemmolen - voormalig papierfabriek Losseweg - pastorij Dworp - herberg ‘Ons Huis’ Dworp - authentieke landbouwbedrijfszetels - …

Om het markant bouwkundig erfgoed te vrijwaren van leegstand en verval kunnen deze waardevolle gebouwen en gebouwencomplexen omwille van hun intrinsieke aard en ligging ruimere ontwikkelingsperspectieven te krijgen betreffende wonen, toerisme en recreatie, gemeenschapsvoorzieningen en aan het wonen gekoppelde gemeenschapsvoorzieningen. Deze ontwikkelingsperspectieven moeten waarborgen leveren voor het optimale behoud van dit waardevol patrimonium. De concretisering van de ontwikkelingsperspectieven die kunnen geboden worden zal onderdeel uitmaken van het onderzoek in de stedenbouwkundige studie en de eventuele opmaak van een gebiedsgericht RUP.

Bij de opmaak van de stedenbouwkundige studie en een gebiedsgericht RUP kan onderstaand toetsingskader gehanteerd worden. Dit toetsingskader fungeert evenwel enkel als uitgangspunt voor een individuele toetsing doch vormt geen generiek kader. Bij het vastleggen van concrete ontwikkelingsperspectieven zullen gebiedsspecifieke afwegingen moeten gemaakt worden die in een gebiedsgericht RUP vertaald worden.

- Voor markant erfgoed gelegen binnen de nederzettingsstructuur: - de te ontwikkelen functies dienen ten allen tijde verweefbaar te zijn met de aanwezige woonfunctie; - mogelijke functies zijn wonen (eventueel meergezinswoningen), toerisme en recreatie en gemeenschapsvoorzieningen; - een onderscheid dient gemaakt te worden tussen het markant bouwkundig erfgoed binnen en buiten het kerngebied. Binnen het kerngebied kunnen ruimere ontwikkelingsmogelijkheden geboden worden dan erbuiten in relatie tot de draagkracht van de omgeving.

- Voor markant erfgoed gelegen binnen de open ruimtestructuur: - de te ontwikkelen functies mogen geenzins afbreuk doen aan de gewenste open ruimtestructuur; - een onderscheid dient gemaakt te worden tussen markant bouwkundig erfgoed in de grondgebonden landbouwgebieden, het gevarieerde valleigebied van de Zenne, de lokale (en bovenlokale) gebieden voor natuur en de parkgebieden: - binnen de lokale gebieden voor natuur wenst de gemeente uitsluitend de nu reeds bestaande zonevreemde activiteiten toe te staan die momenteel reeds vergund aanwezig waren. Herbestemming van het zonevreemd markant erfgoed kan uitsluitend voor de woonfunctie. Meerdere wooneenheden kunnen slechts voorzien worden onder het concept van kangoeroewoningen en zorgwoningen; - binnen de grondgebonden landbouwgebieden, het gevarieerde valleigebied van de Zenne en de parkgebieden kunnen alleen functiewijzigingen toegestaan worden als volgt: - de woonfunctie is steeds toegelaten. Meergezinswoningen kunnen in het markant erfgoed gerealiseerd worden mits de locatie goed ontsloten is en er voldoende parkeerruimte beschikbaar is op eigen terrein zonder aantasting van de ecologisch waardevolle elementen. In functie van de uitbouw van de woonfunctie zijn de realisatie van hedendaagse voorzieningen

Gemeente Beersel 33 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

toegelaten zoals vb. aanleg privaat zwembad, tennisveld, ruimte voor technische voorzieningen, tuinhuis, stallingen, in de omgeving geïntegreerde verharding voor toegang en bewonersparkeren…; - de nieuwe functie staat ten dienste van de uitbouw van de recreatieve structuur vanuit de ontwikkelingsperspectieven van het Land van Teirlinck. Gebouwen en gebouwencomplexen die in belangrijke mate kunnen bijdragen tot een versterking van het recreatief netwerk kunnen bijkomende mogelijkheden krijgen (horeca, plattelandstoerisme, congres- en conferentie- voorzieningen…); - zuiver commerciële functies, kantoorcomplexen, industrie en nijverheid zijn niet toegelaten; - nieuwe verkeersverwekkende functies die de draagkracht van de omgeving overschrijden zijn niet toegelaten; - er mag geen nieuwe grootschalige ontsluitingsinfrastructuur worden aangelegd ten behoeve van de nieuw te creëren functie; - er mag buiten de bestaande voorzieningen slechts aanvullende parkeerinfrastructuur worden voorzien in functie van de nieuwe activiteiten.

Voormalige landbouwbedrijfszetels binnen markant erfgoed

Voor de voormalige landbouwbedrijfszetels wenst de gemeente eveneens specifieke ontwikkelingsperspectieven te bieden welke leegstand en verloedering moeten tegengaan en het gebruik van het bestaand patrimonium optimaliseren.

Bij voormalige landbouwbedrijfszetels wordt verbouwen en herbouwen toegestaan waarbij de huidige volumes naar architecturale aard en volume bewaard moeten blijven. Uitsluitend authentieke historische gebouwen van de bedrijfszetel en het bestaande woonhuis, al dan niet authentiek, komen hiertoe in aanmerking. Hiertoe zullen mee de criteria hoger vermeld worden toegepast. Het aantal wooneenheden zal daarbij worden beperkt in functie van de draagkracht van de gewenste agrarische structuur of de gewenste natuurlijke structuur.

Een stedenbouwkundige vergunning voor uitbreiding van voormalige landbouwbedrijfszetels kan uitsluitend worden toegestaan indien deze vergezeld is van een nota die moet aantonen dat: - de voormalige landbouwbedrijfszetel behoort tot het markant bouwkundig erfgoed van de gemeente door de architecturale kwaliteit, de zeldzaamheid, de materiële toestand en de historische beeldwaarde van de gebouwen en/of gebouwen ensembles; - de voorgestelde ingrepen geen afbreuk doen aan de beeldbepalende architecturale en cultuurhistorische karakteristieken van de voormalige landbouwbedrijfszetel; - het verbouw- of herbouwprogramma van het bouwkundig erfgoed gebiedsgericht is afgestemd op de gewenste agrarische, natuurlijke en landschappelijke structuur.

Deze nota wordt beoordeeld bij de aanvraag van de bouwvergunning door de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar, de gecoro en tevens voor advies voorgelegd aan het agentschap Ruimte en Erfgoed. Bij het verlenen van de stedenbouwkundige vergunning wordt bepaald welke gebouwen voor een woonfunctie in aanmerking komen. Indien een gedeeltelijke sloop overwogen wordt, dient de erfgoedtoets te worden uitgevoerd.

Specifieke problematiek: kerkgebeuren te Beersel

De reorganisatie van het kerkgebeuren te Beersel zal erin resulteren dat (ondermeer) de kerk te Lot grotendeels buiten gebruik kan gesteld worden. De gemeente wenst een kwalitatieve en functionele invulling van de kerk en zijn omgeving blijvend te garanderen. In dit kader wenst de gemeente de huidige bestemming van het gebied, zone voor gemeenschapsvoorzieningen in BPA Blokbos, te wijzigen of te nuanceren. Op deze wijze kunnen projecten binnen het doelgroepenbeleid samen met handel, horeca, ontspanning en recreatie, scholen, kinderopvang, lokalen voor verenigingsleven… gerealiseerd worden. Welke ontwikkelingsperspectieven hier concreet kunnen geboden worden zal onderdeel uitmaken van het onderzoek in kader van de opmaak van het RUP Kerk Lot.

3.3.3. OPENBAAR DOMEIN ALS TROEF IN KWALITATIEF WOONWEEFSEL

3.3.3.1. Opwaardering van de publieke ruimte

De gemeente Beersel wil haar nederzettingsstructuur ook aantrekkelijk voor bewoners en bezoekers door de kwalitatieve inrichting van het publiek domein en zo de leefkwaliteit mee ondersteunen. Speciale aandacht gaat

Gemeente Beersel 34 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel naar de herinrichting van de steenwegen, schoolomgevingen, recreatiegebieden, buurtspeelpleinen, het trage wegennetwerk….

3.3.3.2. Woonvriendelijk inrichten van belangrijke verkeersassen

De Alsembergsesteenweg en Brusselsesteenweg functioneren voor Beersel als verbindende en ontsluitende wegenstructuur. De wegen doorkruisen verschillende woonomgevingen van Beersel. De gemeente10 opteert om de steenwegen kwalitatief in te richten met bijzondere aandacht voor de doortochten in woongebied. Bij de herinrichting dienen talrijke aspecten in een evenwichtige relatie te worden gebracht: - de modellering van de wegen (in functie van doorgaand en lokaal verkeer, rekening houdend met de ontsluiting van bedrijventerreinen); - de inrichting van de publieke ruimte (met aandacht voor fietsverkeer, veilige voetgangerszones, relaties naar het landschap…); - de aanpalende woongebieden (met aandacht voor het wooncomfort); - de organisatie van de aanpalende commerciële functies (zichtlocaties, veilig doorgaand verkeer…); - schoolomgevingen en jeugdvoorzieningen (verkeersveiligheid, zichtbaarheid van zwakke weggebruikers…); - aanwezige open ruimtecorridors.

Deze inspanning moet resulteren in een kwalitatieve verbetering van de verkeersleefbaarheid, de verkeersveiligheid, de woonomgeving en de beeldkwaliteit. De volgende zones worden geselecteerd voor herinrichting als ondersteuning van een kwalitatief woonmilieu:

- te Alsemberg: o Steenweg naar Halle en Zoniënwoudlaan; o Brusselsesteenweg / Steenweg op Eigenbrakel: tussen Zoniënwoudlaan en Witteweg; o Alsembergsteenweg t.h.v. gemeentehuis Rondebos; o Sanatoriumstraat ter hoogte van het Opvangcentrum voor asielzoekers.

- te Huizingen: o Alsembergsesteenweg: tussen het op- en afrittencomplex RO en de Sint-Leonarduslaan; o Alsembergsesteenweg: tussen het op- en afrittencomplex RO en de Henri Torleylaan.

- te Dworp: o Alsembergsesteenweg: tussen de Halleweg en de Zevenbronnestraat; o Lotsesteenweg tussen Alsembergsesteenweg en omgeving ’t Hoekske.

3.3.4. RUIMTE VOOR WONEN EN GROEN

3.3.4.1. Groengebieden kleuren de woonomgeving

In relatie met de gewenste open ruimtestructuur worden verschillende groengebieden aangeduid binnen de woonomgeving. Deze groengebieden hebben een eerder publiek karakter. Als onderdeel van de publieke ruimte maken ze deel uit van de nederzettingsstructuur. Ze dooraderen het woonweefsel en creëren ademruimte. De groengebieden staan in functie van de gewenste groen- en natuurontwikkeling. Deze rustpunten in de nederzettingsstructuur worden beschouwd als een essentiële kwalitatieve bijdrage aan het woonmilieu. Ze vullen het netwerk van ecologische (stapsteen)verbindingen doorheen het woonweefsel aan, verzorgen de relatie met de open ruimtestructuur en houden ecologische relaties in stand. Op basis van een gebiedsgerichte analyse wordt een aangepaste toegankelijkheidsgraad bepaald. De gemeente selecteert de volgende groengebieden:

- te Alsemberg: o domein Rondenbos (Lp2); o parkgebied Brusselsesteenweg – Deneyerstraat (Lp7); o gemengd parkgebied Molenbeek – Het Broek zuidwestelijk van Alsemberg (Lp4); o de kleinschalige bosgebieden van de Eikenheide en Elsemheide (Ln3).

- te Lot: o het gemengde open ruimtegebied rondom Lot (Z3).

10 Dit gebeurt door en in overleg met de bevoegde wegbeheerder en waar relevant in overleg met de buurgemeente Sint- Genesius-Rode.

Gemeente Beersel 35 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- te Beersel: o de open ruimtegebieden van de Laarheide (Ln6); o het open ruimtegebied van de Nering (Ln7) samen met het kasteelpark van Beersel (Lp3); o het parkgebied Kerkeveld/Grote Baan (Lp8); o de Ceder (Lp9).

- te Huizingen: o open ruimtegebied van de Beemd – Sollenberg (Ln9).

- te Dworp: o Kasteelpark Gravenhof (Lp5); o de vallei en bosgebieden van de Molenbeek – Ten Broek (Ln8).

3.3.4.2. Ecologische netwerken en stapsteenverbindingen in de woonomgeving

De nederzettingsstructuur van Beersel wordt dooraderd door verschillende beekvalleien, het kanaal Brussel- Charleroi en de structuurbepalende vallei van de Zenne). Hieraan worden in de gewenste open ruimtestructuur ecologische stapsteenverbindingen (water en groen) en corridors gekoppeld. De gemeente wil de resterende, vaak gefragmenteerde groengebieden maximaal vrijwaren en waar mogelijk versterken door de uitbouw van een ecologisch netwerk.

Deze ruimtes komen in aanmerking als contactzones tussen de open ruimtestructuur en het bebouwde weefsel. Ze worden aangewend voor een betere verweving van de ecologische structuur en de woonomgeving en zorgen voor zuurstof voor de bebouwde omgeving. Natuurontwikkeling primeert er. Indien nodig kunnen aangepast publieke ruimtes gecreëerd worden die in aanmerking komen voor natuurontwikkeling, natuureducatieprojecten, laagdynamische recreatie en dergelijke...

De gemeente zal deze elementen mee opnemen in de RUP’s die voor de kernen zullen worden opgemaakt.

Gemeente Beersel 36 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

3.4. Kwantitatief woonbeleid – fasering aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen

Kaart R 4: Voorstel fasering aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen in functie van wonen

Onderstaande tabellen geven een overzicht van de aanpak van de resterende bouwmogelijkheden en de gewenste herbestemmingen/reconversies naar wonen. Voor elk gebied wordt een dichtheid (streefcijfer voor woningen/ha) voorgesteld en geraamd hoeveel woningen dit potentieel oplevert. Ook wordt gespecificeerd binnen welke periode het gebied ingevuld kan worden en eventueel voor welke doelgroep.

Voor het aansnijden van de woonuitbreidingsgebieden wordt de volgende fasering gehanteerd: - korte termijn (KT): 2011 tot 2016 jaar; - middellange termijn (MT): 2016 tot 2021 jaar; - lange termijn (LT): 2021 later – buiten de planningstermijn van dit structuurplan.

Volgende afkortingen worden gehanteerd: WU = woonuitbreidingsgebied; WR = reservegebied; WP = woonpark; AGR = agrarisch gebied VSGB = nieuwe woongebieden in het GRUP VSGB KMO = (gedeeltelijke) herbestemming van KMO-zone naar wonen

Bij het al dan niet aansnijden van woonuitbreidingsgebieden vormt de confrontatie van de woonbehoefte (volgens het gesloten bevolkingsscenario) met het bestaande perceelsaanbod een belangrijk uitgangspunt (zie informatief deel hoofdstuk 13). Beersel ontwikkelt zich echter niet volgens een gesloten bevolkingsscenario. In de realiteit vindt er een instroom plaats van buiten de gemeente Beersel. Bij de interpretatie en de hantering van de prognoses dient dit dan ook mee in rekening genomen te worden11.

Voor de delen van het buitengebied blijkt uit de gesloten bevolkingsprognoses van de woonbehoeftestudie12 dat het minimale aanbod aan percelen (actueel onbebouwde percelen en perceelsmogelijkheden aan infrastructuur in woongebied, woongebied met landelijk karakter en woonpark) en strategische projecten volstaat om aan de vraag te voldoen tot 2016. Na 2016 kan voor de kernen Alsemberg en Huizingen echter een beperkte behoefte ontstaan door de uitputting van het bouwaanbod. Voor deze kernen worden dan ook mogelijkheden naar voren geschoven op de korte (concrete projecten) en middellange termijn. Voor Dworp en Beersel blijkt de behoefte aan de ontwikkeling van nieuwe woongebieden eerder beperkt te zijn. De ontwikkelingen die daar voorop worden gesteld staan dan ook hoofdzakelijk in functie van doelgroepenbeleid en/of concrete projecten die kernversterkend werken.

Uit de demografische trends (gezinsverdunning, vergrijzing,…) en de vraag naar sociale woningbouw blijkt dat er een behoefte bestaat voor nieuwe woningtypologieën (serviceflats, studio’s,…) en sociale woningbouw (doelgroepenbeleid). Hiervoor worden verschillende gebieden geselecteerd.

3.4.1. LOT, WOONKERN IN HET VLAAMS STRATEGISCH GEBIED

Inzake de woonontwikkelingen in het Vlaams strategisch gebied rond Brussel wordt er door het Vlaamse Gewest niet uitgegaan van een kwantitatieve taakstelling maar van de potenties tot kwalitatieve woonontwikkeling.

In Lot voorziet het Vlaamse Gewest met het reeds goedgekeurde GRUP VSGB heel wat bestemmingen voor wonen. Het gaat hier om wooninbreidingsgebieden (zowel woongebied als woonuitbreidingsgebied) maar ook in belangrijke mate om herbestemmingen naar wonen. Deze herbestemmingen worden in volgende tabel weergegeven met de aanduiding ‘VSGB’.

De gemeente Beersel stelt voor om het woonaanbod/reservegebied in het Vlaams strategisch gebied gefaseerd en zeer geleidelijk vrij te geven om een ontwrichting van het dorpsweefsel te voorkomen. Bovendien moet er gestreefd worden naar een instroom met een sociale mix om te komen tot een gezond sociaal weefsel.

Voor de invulling van de gebieden streeft de gemeente algemeen naar 15 wo/ha behalve in het centrumgebied (cf. 7. Gewenste ruimtelijke structuur van de kernen) waar een dichtheid van 25 wo/ha wordt voorgesteld. De

11 Voor de periode 2006-2010 werden er 215 bouwvergunningen afgeleverd terwijl het gesloten bevolkingsscenario uitging van een vraag van 83 voor de periode 2006-2010. 12 Woonbehoeftestudie gemeente Beersel, 2005.

Gemeente Beersel 37 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel gemeente schuift dit naar voren als suggestie aan de hogere overheid. De berekeningen in onderstaande tabel werden op deze basis opgemaakt.

De perimeters van de gebieden (en bijgevolg ook de cijfers) werden aangepast aan het GRUP VSGB. Dit GRUP is goedgekeurd en de bestemmingen zijn van kracht. In het goedgekeurde GRUP VSGB werden een aantal gebieden, die wel in het ontwerp GRUP VSGB waren opgenomen, niet langer behouden13. Deze gebieden waren oorspronkelijk omwille van het subsidiariteitsbeginsel wel opgenomen in het gemeentelijk structuurplan. De invulling van deze gebieden past niet in de visie van het gemeentelijk structuurplan en werd dan ook niet ondersteund door de gemeente. Een aantal gebieden zijn nu dan ook geschrapt. De gemeente stelt nog steeds vragen i.v.m. een aantal andere gebieden die nog wel behouden bleven in het goedgekeurde GRUP VSGB. In de tabel wordt duidelijk aangegeven waar de gemeente nog bijkomend overleg wenst met het Vlaamse Gewest om zo mogelijk de invulling van deze gebieden alsnog bij te sturen. Hierbij dient eveneens rekening gehouden te worden met de overstromingsproblematiek van november 2010. tabel 4: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Lot opp. opp. aantal gewest- GRUP gebied wo/ ha wooneen- voorstel GRS fasering plan VSGB heden (ha) (ha) visie cf. GRUP VSGB: alleen het in het VSGB behouden deel wordt ingevuld met wonen MT – in overleg met WU2 6,43 0,8 15 ca. 12 (0,8 ha). Het overige deel is herbestemd i.f.v. het Vlaams Gewest of gemengd open ruimtegebied rondom Lot (Z3 en doelgroepenbeleid O1). visie cf. GRUP VSGB: alleen het in het VSGB behouden deel wordt ingevuld met wonen MT – in overleg met (3,5 ha) mits toetsing aan de WU3 8,78 3,5 15 ca. 50 Vlaams Gewest of overstromingsrisico’s. Het overige deel is doelgroepenbeleid herbestemd i.f.v. het gemengd open ruimte- gebied rondom Lot (Z3 en O1) visie cf. GRUP VSGB: invulling met wonen mits WU4 1,59 1,59 25 ca. 40 toetsing aan de overstromingsrisico’s inclusief KT recreatiegebied aan de overkant Zittert visie cf. GRUP VSGB: invulling met wonen (nog WU9 2,12 0,81 25 ca. 12 KT +/- 0,5 ha te ontwikkelen voor woningen) GRUP VSGB: herbestemming naar woongebied MT – zonder ontsluiting VSGB 1 2,59 15 ca. 30 (gewestplan: waardevol agrarisch gebied) (nog richting Laaklinde +/- 2 ha te ontwikkelen voor woningen) in overleg met Vlaams GRUP VSGB: herbestemming naar woongebied Gewest gezien recente (gewestplan: kmo-zone en bufferzone) – wonen VSGB 2 1,90 15 overstromings- aan het water en invulling kmo-site F. problematiek Walravensstraat (reconversie na uitdoving kmo) (november 2010) in overleg met Vlaams GRUP VSGB: herbestemming naar woongebied Gewest gezien recente (gewestplan: industriegebied en bufferzone) – VSGB 4 3,15 15 overstromings- wonen aan het water (nog +/- 1,6 ha te problematiek ontwikkelen voor woningen) (november 2010) GRUP VSGB: herbestemming naar woongebied (gewestplan: industriegebied en bufferzone) – VSGB 5 7,50 15 LT het gebied kan worden ingevuld met aandacht voor open ruimte, groen en parkinrichting GRUP VSGB: herbestemming naar woongebied VSGB 7 1,41 15 LT (gewestplan: agrarisch gebied) KT ca. 52 TOTAAL MT ca. 92

13 Het gaat om een deel van VSGB 1, een deel van VSGB 2, VSGB 3 en een deel van VSGB 6. Hiernaast wordt WU9 ook slechts gedeeltelijk nog opgenomen in het GRUP VSGB.

Gemeente Beersel 38 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

3.4.2. ALSEMBERG, HOOFDDORP IN HET BUITENGEBIED

Alsemberg kende de laatste decennia veel nieuwbouw van woongelegenheden met een sterke verdichting van het woonweefsel. De open ruimte binnen het woonweefsel van Alsemberg is eerder beperkt en de gemeente wenst deze dan ook maximaal te vrijwaren (zie 3.2.2.2). Daartoe wordt ingezet op het verder versterken van de groene infrastructuur in het woonweefsel als kwalitatief en betekenisvol groen (groene vingers, stapstenen, parkvoorzieningen…). De gemeente wenst de groene dooradering van het woonweefsel en de landschappelijk- visuele relaties te bewaren en te versterken. Om dit te realiseren zullen er op korte termijn geen woonreservegebieden of woonuitbreidingsgebieden aangesneden worden. De gemeente stelt vast dat er momenteel nog een ruim aanbod aan onbebouwde percelen en perceelsmogelijkheden in Alsemberg aanwezig is. Deze kunnen binnen de planperiode van dit structuurplan worden ingevuld zonder dat er uitbreidingsgebieden dienen te worden aangesneden of behoeften dienen te worden overgedragen. Indien de berekende woonbehoeften tot 2016 worden opgevangen resten er nog 233 percelen en perceelsmogelijkheden in Alsemberg waarvan de meerderheid aan uitgeruste infrastructuur.

De gemeente zet dus in op de invulling van het bestaande woonweefsel door kleinschalige projecten14. Dergelijke projecten worden gecombineerd met de realisatie of het behoud van groene ademruimte in het woonweefsel. Concreet zal bij de invulling van de gebieden WR1 en WU7 extra aandacht geschonken worden aan het behouden van open ruimte in functie van de realisatie van kwalitatief en betekenisvol groen. Deze gedeeltelijk groene invulling kadert ook in de gewenste open ruimtestructuur (stapstenen, parkvoorzieningen, bewaren van de open ruimte en van landschappelijke en natuurlijke waarden). De keuze om WR1 en WU7 niet zondermeer en volledig in te vullen met wonen is gebaseerd op een aantal specifieke karakteristieken van deze gebieden en hun onmiddellijke omgeving en op hun locatie binnen de gewenste open ruimtestructuur.

WR1 wordt gekenmerkt door een sterk uitgesproken reliëf dat heel wat technische problemen en planologische uitdagingen meebrengt voor de invulling van het gebied met bebouwing. Vooraleer over te gaan tot een ontwikkeling binnen WR1 wenst de gemeente onderzoek uit te voeren omtrent de gewenste ontwikkelingsperspectieven. In de gewenste open ruimtestructuur bevindt WR1 zich in het geheel van het parkgebied Lp2 – Rondenbos en loopt stapsteenverbinding S5 ook doorheen het gebied. Een uitbreiding van parkgebied Rondenbos kan worden onderzocht samen met bijkomende ruimte voor een begraafplaats langsheen de Pastoor Bolsstraat. De gemeente zal eveneens nagaan hoe dit landschappelijk kan ingepast worden (begraafplaats als landschapspark). Indien er wordt geopteerd om de begraafplaats uit te breiden binnen WR1 dient er een groene as vanaf de Pastoor Bolsstraat bewaard te blijven. De gemeente wil deze ingreep op termijn combineren met nieuwe woonontwikkelingen langsheen bestaande wegen. Indien de begraafplaats niet wordt uitgebreid binnen WR1 kan het gebied op termijn globaal worden ingevuld met wonen met een lage woondensiteit van maximaal 15 wo/ha en steeds in combinatie met de realisatie van de stapsteenverbinding S5. De mogelijkheid om Rondenbos uit te breiden in WR1 zorgt er bovendien voor dat de recreatieve waarde van het gebied kan verhoogd worden. Op deze wijze wordt WR1 ingeschakeld in de recreatieve structuur in de gemeente Beersel.

Gezien het nog te voeren onderzoek, het geaccidenteerd terrein en de bestaande voorraad bouwpercelen in woongebied wil de gemeente WR1 binnen de termijn van het structuurplan vrijwaren van bebouwing.

WU7 wordt eveneens gekenmerkt door een sterk uitgesproken reliëf wat een doordachte technische en planologische invulling zal vereisen. Het gebied is ook potentieel overstromingsgevoelig door afspoelend hemelwater15 aan beide zijden van de Witte Weg en is momenteel voor een groot deel ingevuld met een actief landbouwbedrijf. Het gaat om een moeilijk te onsluiten gebied. Deze elementen dragen bij tot de keuze van de gemeente om WU7 slechts op termijn te ontwikkelen. WU7 vormt ook de laatste open ruimte binnen het centrumgebied van Alsemberg en staat borg voor de waardevolle zichtrelatie met de kerk van Alsemberg. WU7 is de laatste aanduiding van de historische Kerkenberg. Het gebied kent dan ook een belangrijke landschappelijke en historische waarde. Binnen de gewenste open ruimtestructuur wordt voorgesteld om in dit gebied een kleinschalig parkgebied (Lp7) te voorzien in combinatie met een landschappelijk ingekaderd bufferbekken en als onderdeel van de stapsteenverbinding S5. De gemeente wil deze projecten en zeker het bufferbekken hier

14 Recent werden project Grootveld (diensten en wonen) en project Grote Kapel (wonen voor senioren) opgestart. 15 Bij het onweer van 18/08/2011 en 23/08/2011 overstroomde dit gebied. Door snelle ingrepen van de gemeente werd een wal opgericht zodat het gebied provisoir als bufferbekken kon fungeren. Op deze wijze kon een belangrijk deel van Alsemberg tegen verder overstromen worden beschermd.

Gemeente Beersel 39 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel realiseren om het centrum van Alsemberg van nieuwe overstromingen te kunnen vrijwaren. De straatranden kunnen worden afgewerkt met woonbebouwing met uitzondering van de percelen die dienen te ontsluiten op de nieuwe gewestweg Brusselsesteenweg. Hier wil de gemeente omwille van verkeersveiligheid en doorstroming geen nieuwe aantakkingen voorzien.

Gezien de complexiteit van de gewenste invulling en de bestaande percelenvoorraad zal de gemeente binnen de planperiode van het structuurplan geen verdere bouwontwikkelingen toelaten binnen WU716. Na stopzetting van het landbouwbedrijf zal de gemeente onderzoeken op welke wijze hier nog bijkomend wonen mogelijk is. In ieder geval dient de zichtrelatie op de kerk en de groendooradering van het weefsel hier maximaal te worden gevrijwaard. Voor het lager gelegen gedeelte van het gebied zal de inrichting van een retentiezone en een buffer tegen het afstromend hemelwater worden onderzocht en bij voorkeur op korte termijn gerealiseerd. De gemeente zal hier een plan voor opstellen.

Gezien de bestaande voorraad aan bouwpercelen schuift de gemeente het grootschalige reservegebied WR3 door naar de zeer lange termijn. De gemeente heeft dit gebied nog niet nodig om haar woonbehoeften binnen de planperiode van het structuurplan op te vangen. Op termijn kan een RUP worden opgesteld om de invulling te concretiseren waarbij gezien de zeer externe ligging van het gebied de nodige aandacht moet gaan naar open ruimte en de realisatie van de groene gordel doorheen de gemeente. tabel 5: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Alsemberg aantal opp wo/ gebied woon- voorstel GRS fasering (ha) ha eenheden MT/doel- in hoofddorp Alsemberg, gelegen binnen BPA Grootveld verdere WP1 0,95 15 ca. 14 groepen- invulling woonpark beleid afwerken van de straatranden met wonen (niet langs de Brusselsesteenweg) – rest van het gebied fungeert als openbaar WU7 0,93 15 groengebied en landschappelijke waterbuffering (omwille van de LT overstromingsgevoeligheid) in functie van de gewenste open ruimtestructuur (Lp7 en S5) onderzoek naar gewenste ontwikkelingsperspectieven – uitbreiding parkgebied en begraafplaats met bewaren van groene as vanaf de WR1 3,07 15 Pastoor Bolsstraat + nieuwe woonontwikkelingen langs bestaande LT wegen – invullen van het gebied met wonen met lage woondensiteit van 15 wo/ha en realisatie van stapsteenverbinding S5 senioren- KT BPA Grote Kapel – gedeeltelijke herziening 2 in opmaak: invulling met WR2 1,3 voor- (doelgroepen woonzorgcentrum (bejaardentehuis en seniorenflats) zieningen beleid)

WR3 4,84 eventuele ontwikkeling na opmaak RUP ZLT

senioren- KT TOTAAL voorzieningen MT ca. 14

3.4.3. BEERSEL, WOONKERN IN HET BUITENGEBIED

In het centrum van Beersel, woonkern in het buitengebied, situeren zich geen woonuitbreidingsgebieden of reservegebieden voor wonen. Bij de verdere ontwikkelingen van de nederzettingsstructuur wenst de gemeente voornamelijk in te zetten op een verdichting van het bestaande weefsel. De voorkeur gaat dan ook naar de ontwikkeling van gebieden in de onmiddellijke nabijheid van het kerngebied. De woonuitbreidingsgebieden te Beersel, WU5 en WU6, situeren zich echter in het landelijk wonen op de grens met de open ruimte. De gemeente opteert dan ook om deze niet aan te snijden binnen de planningstermijn van het structuurplan. Dit wordt mee ingegeven door het relatief groot aantal onbebouwde percelen in de deelgemeente. Het aantal beschikbare actueel onbebouwde percelen en bijkomende perceelsmogelijkheden gelegen aan infrastructuur dekken

16 Deze beleidsopties wordt ondersteund door de VLM (advies gericht aan het schepencollege te Beersel dd. 30/03/2012) omwille van de overstromingsproblematiek en het unieke landschappelijk zicht.

Gemeente Beersel 40 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel ruimschoots de behoefte tot 2016 en naar grote waarschijnlijkheid ook verder in de tijd (tot 2021 – buiten planningstermijn van het structuurplan) Er kan onderzocht worden of een herbestemming in functie van de gewenste open ruimtestructuur op termijn wenselijk is.

In functie van haar doelgroepenbeleid kent de gemeente Beersel een behoefte aan bijkomende woongelegenheden. Bovendien wenst de gemeente deze te verspreiden over haar volledige grondgebied. Momenteel is het aanbod in de deelgemeente Beersel eerder beperkt. Van zodra de recreatievoorzieningen in deelgemeente Beersel geoptimaliseerd en geherstructureerd zijn, zal de gemeente in het recreatiegebied van deze deelgemeente, namelijk Kerkeveld, één voetbalveld afbouwen (zie 6.3.1). Dit veld is gelegen te midden van het woonweefsel en leent zich er dan ook toe om de woonrand van het omringende woonweefsel langs de Grote Baan af te werken. De gemeente wenst de woongelegenheden die hier kunnen gerealiseerd worden in te schakelen in de realisatie van haar sociaal objectief en/of horeca. tabel 6: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Beersel aantal opp wo/ gebied woon- voorstel GRS fasering (ha) ha eenheden omwille van de ligging en behoefte niet prioritair aan te snijden – WU5 1,36 15 LT onderzoek herbestemming in functie van open ruimte omwille van de ligging en behoefte niet prioritair aan te snijden – LT/doel- het gebied kan indien vereist sneller worden ingevuld in functie van WU6 1,57 15 groepen specifieke doelgroepen – onderzoek herbestemming in functie van beleid open ruimte gedeeltelijke herbestemming (afwerken woonrand langs de Grote KT (doel- Kerkeveld 0,63 ca. 8 Baan) van recreatiegebied naar wonen (kavels voor bescheiden of groepen- middelinkomens en/of aan het wonen complementaire functies) beleid)

TOTAAL KT ca. 8

3.4.4. HUIZINGEN, WOONKERN IN HET BUITENGEBIED

Huizingen beschikt nog over een groot woonuitbreidingsgebied (WU1) waar zo’n 174 woningen kunnen gerealiseerd worden. Gezien de bestaande perceelsvoorraad in woongebied is aansnijding binnen de planperiode van het structuurplan niet nodig. Indien de berekende woonbehoeften tot 2016 worden opgevangen resten er immer nog 156 percelen en perceelsmogelijkheden. tabel 7: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Huizingen aantal opp wo/ gebied woon- voorstel GRS fasering (ha) ha eenheden gezien het beschikbare aanbod en de te herbestemmen kmo- WU1 6,97 25 zones (zie infra) is dit grootschalige woonuitbreidingsgebied niet LT prioritair aan te snijden

3.4.5. DWORP, WOONKERN IN HET BUITENGEBIED

De woonkern Dworp heeft nog een aanzienlijke voorraad actueel onbebouwde percelen en bijkomende perceelsmogelijkheden gelegen aan infrastructuur. Deze dekt ruimschoots de behoefte tot 2016 (waarna nog 239 percelen en perceelsmogelijkheden overlbijven) en dus naar grote waarschijnlijkheid ook verder in de tijd (tot 2021 – buiten de planningstermijn van het structuurplan). Bovendien zijn er recent heel wat nieuwe woongelegenheden gerealiseerd. Er worden binnen de planperiode van het structuurplan dan ook geen woonuitbreidingsgebieden aangesneden. Te Dworp worden wel twee, eerder kleinschalige, concrete projecten voorzien hoofdzakelijk in functie van het doelgroepenbeleid (’t Hoekske en Vroenenbos). Het gaat hier om een reconversie van terreinen met verouderde leegstaande (afgebrand) of afgebroken bedrijfspanden wat kadert binnen het realiseren van een kwalitatief en kernversterkend woonbeleid. Bovendien wenst de gemeente met deze projecten zijn doelgroepenbeleid in praktijk om te zetten.

Gemeente Beersel 41 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel tabel 8: Voorstel aansnijden bouwmogelijkheden en herbestemmingen te Dworp aantal opp wo/ gebied woon- voorstel GRS fasering (ha) ha eenheden omwille van de ligging en behoefte niet prioritair aan te snijden LT/doel- WU8 1,29 15 tenzij het gebied ontwikkeld wordt in functie van specifieke groepen doelgroepen -beleid WU10 1,93 15 omwille van de ligging en behoefte niet prioritair aan te snijden LT concreet project voor sociale woningbouw – het project bestaat uit de afwerking van een bebouwingsrand van de Lotsesteenweg KT/doel- langsheen de woonkern van Dworp en voorziet in een beperkte ‘t Hoekske 0,47 ca. 6 groepen herbestemming van agrarisch waardevol gebied en woonpark – -beleid bij de uitwerking dient voldoende ruimte voorzien te worden voor de Molenbeek (concreet project – BPA ’t Hoekske in opmaak) herbestemming van een kmo-zone (er is niet langer bedrijvigheid aanwezig) – in functie van een woonproject i.f.v. doelgroepenbeleid – het kan een kwalitatieve inrichting KT/doel- Vroenenbos KMO 1,06 ca. 15 betekenen voor de toegang tot Dworp – bij de herbestemming groepen wordt er voldoende aandacht geschonken aan de kwalitatieve -beleid afwerking tegenover het achterliggende agrarische gebied (concreet project – BPA Vroenenbos in opmaak).

TOTAAL KT ca. 21

3.4.6. RUIMTEBALANS

De ruimtebalans vertrekt vanaf de huidige bestemmingsplannen, inclusief het GRUP VSGB. Uitsluitend gewenste wijzigingen die vanuit het structuurplan worden voorgesteld, in afwijking van de vigerende bestemmingsplannen, zijn opgenomen. De gemeente wijst erop dat er vanuit het VSGB meer dan 8 ha woonuitbreidingsgebied omgezet werd naar een open ruimtebestemming. Verder voorziet de gemeente in haar kernen nieuwe groenvoorzieningen, stapsteenverbindingen en landschappelijk ingekaderde bufferbekkens in woongebied (of woonuitbreidingsgebied) zodanig dat hier enkele hectare woongebied een open ruimtebestemming zullen krijgen. Deze projecten dienen nog concreet vorm te krijgen en kunnen dus nog niet worden geplanimetreerd. tabel 9: Ruimtebalans woongebied opp. her- opp. her- bestemming bestemming gebied van naar voorstel GRS woongebied woongebied (ha) (ha) KT – gedeeltelijke herbestemming (afwerken woonrand langs de Grote Kerkeveld 0,63 Baan) van recreatiegebied naar wonen (kavels voor bescheiden of middelinkomens en/of aan het wonen complementaire functies) KT – concreet project voor sociale woningbouw (BPA ’t Hoekske in ‘t Hoekske 0,47 opmaak) KT – herbestemming van kmo-zone (waar geen bedrijvigheid meer Vroenenbos 1,06 aanwezig is) in functie van een woonproject i.f.v. doelgroepenbeleid TOTAAL HERBESTEMMING 2,16 NAAR WOONGEBIED (HA)

Globaal wordt een herbestemming naar woongebied voorzien voor zo’n 2,16 ha. Het gaat hier om drie concrete en relatief kleinschalige projecten die kernversterkend zullen werken. Bovendien zijn het zones die momenteel niet behoren tot de open ruimte en reeds een functie voor de woonkernen vervullen. Zo is er momenteel een voetbalveld aanwezig op de site Kerkeveld. Dit zal na de reorganisatie van de recreatieve structuur te Beersel echter buiten gebruik zijn. Een herbestemming dringt zich hier dan ook op (zie 6.3.1). Vroenenbos is een kmo- zone waar de aanwezige bedrijvigheid afbrandde. Sindsdien staat de site leeg. Een herbestemming dringt zich ook hier op (zie 4.3.3). Op de site van ’t Hoekske bevond zich een leegstaand horecagebouw. Dit werd ondertussen afgebroken. De site gedeeltelijk in woonpark en er wordt vooropgesteld om de bebouwingsrand langsheen de Lotstesteenweg af te werken. Dit alles illustreert dat het gaat om drie concrete en kleinschalige projecten die aansluiten bij het woonweefsel en momenteel of op korte termijn geen concrete functie vervullen.

Gemeente Beersel 42 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Op de drie sites voorziet de gemeente kavels en woningen ter realisatie van zijn sociaal objectief. ’t Hoekske en Vroenenbos zijn in handen van de sociale huisvestingsmaatschappij. De invulling staat dus in functie van doelgroepenbeleid.

3.4.7. SYNTHESE WOONPROGRAMMA

Onderstaande tabellen geven een overzicht van de resterende gebieden die nog kunnen ingevuld worden binnen Beersel. Enkel de gebieden die binnen de planperiode van het structuurplan, op korte (0 tot 5 jaar) termijn en op middellange termijn (5 tot 10 jaar), kunnen worden ingevuld worden weergegeven. tabel 10: Overzicht gebieden in te vullen op korte termijn

aantal woon- gebied locatie voorstel GRS eenheden

visie cf. GRUP VSGB: invulling met wonen mits toetsing aan de WU4 ca. 40 Lot overstromingsrisico’s inclusief recreatiegebied aan de overkant Zittert visie cf. GRUP VSGB: invulling met wonen (nog +/- 0,5 ha te ontwikkelen WU9 ca. 12 Lot voor woningen) senioren- BPA Grote Kapel – gedeeltelijke herziening 2 in opmaak: invulling met WR2 Alsemberg voorzieningen woonzorgcentrum (bejaardentehuis en seniorenflats) gedeeltelijke herbestemming (afwerken woonrand langs de Grote Baan) Kerkeveld ca. 8 Beersel van recreatiegebied naar wonen (kavels voor bescheiden of middelinkomens en/of aan het wonen complementaire functies) KT – concreet project voor sociale woningbouw (BPA ’t Hoekske in ‘t Hoekske ca. 7 Dworp opmaak) KT – herbestemming van kmo-zone (waar geen bedrijvigheid meer Vroenenbos KMO ca. 15 Dworp aanwezig is) in functie van een woonproject i.f.v. doelgroepenbeleid TOTAAL ca. 82

tabel 11: Overzicht gebieden in te vullen op middellange termijn

aantal woon- gebied locatie voorstel GRS eenheden

visie cf. GRUP VSGB: alleen het in het VSGB behouden deel wordt WU2 ca. 12 Lot ingevuld met wonen (0,8 ha). Het overige deel is herbestemd i.f.v. het gemengd open ruimtegebied rondom Lot (Z3 en O1). visie cf. GRUP VSGB: alleen het in het VSGB behouden deel wordt ingevuld met wonen (3,5 ha) mits toetsing aan de overstromingsrisico’s. WU3 ca. 50 Lot Het overige deel is herbestemd i.f.v. het gemengd open ruimte-gebied rondom Lot (Z3 en O1) GRUP VSGB: herbestemming naar woongebied (gewestplan: waardevol VSGB 1 ca. 30 Lot agrarisch gebied) (nog +/- 2 ha te ontwikkelen voor woningen) WP1 ca. 14 Alsemberg in hoofddorp Alsemberg, BPA Grootveld verdere invulling woonpark

TOTAAL ca. 106

Gemeente Beersel 43 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

3.5. Acties

Om de gewenste nederzettingsstructuur te realiseren zal de gemeente in de komende jaren een aantal acties en maatregelen moeten nemen. Bij de gewenste nederzettingsstructuur komen specifieke doelstellingen naar voren die kunnen bereikt worden door het uitwerken van volgende maatregelen en acties.

DOELSTELLING MAATREGELEN EN ACTIES

kwalitatieve invulling woonweefsel RUP hoofddorp Alsemberg RUP woonkern in Vlaams strategisch gebied, Lot RUP’s woonkernen in buitengebied RUP’s residentieel woongebied en landelijk wonen RUP’s geïsoleerde woonclusters specifieke RUP’s: RUP ’t Hoekske RUP Vroenenbos RUP Kerk Lot subsidiebeleid, reconversieprojecten en uitbouwen pandenbeleid kernversterking RUP hoofddorp Alsemberg RUP woonkern in Vlaams strategisch gebied, Lot RUP’s woonkernen in buitengebied specifieke RUP’s: RUP ’t Hoekske RUP Vroenenbos RUP Kerk Lot kwalitatief woonbeleid onderzoek doelgroepenbeleid (sociale huisvesting en seniorenhuisvesting) subsidiebeleid, reconversieprojecten en uitbouwen pandenbeleid markant bouwkundig erfgoed: selectie; stedenbouwkundige studie eventueel gevolgd door RUP gepast antwoord bieden op zonevreemdheid RUP zonevreemde woningen

ruimte voor water en natuurontwikkeling in rekening nemen bij opmaak van alle RUP’s

Hieronder worden de belangrijkste maatregelen en acties kort uitgewerkt en wordt het toepassingsgebied ervan aangegeven.

RUP HOOFDDORP ALSEMBERG

TOEPASSINGSGEBIED hoofddorp Alsemberg

DOELSTELLINGEN versterken centrumsfeer / concreet vastleggen afbakening centrumgebied uitbouw voorzieningenapparaat op lokaal en gemeentelijk niveau behoud open ruimte binnen het bebouwde weefsel concretiseren inrichtingsvoorschriften (woondichtheid, woon- en bouwlagen…) nastreven van een mix van woontypologieën uitwerken gewenste ruimtelijke structuur hoofddorp Alsemberg (sectie 7) concretiseren voorop gesteld kwantitatief woonbeleid

Gemeente Beersel 44 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

afstemmen op residentieel woongebied ruimte voor water en natuurontwikkeling: aansluiting van het woonweefsel op de open ruimte; realisatie van stapsteenverbindingen; ecologisch beheer van groen in het woonweefsel; uitbouw van de groenassen in de (beek)valleien.

RUP LOT

TOEPASSINGSGEBIED Lot, woonkern in Vlaams strategisch gebied

DOELSTELLINGEN versterken centrumsfeer / concreet vastleggen afbakening centrumgebied uitbouw voorzieningenapparaat op lokaal en gemeentelijk niveau, geen grootstedelijke uitstraling concretiseren inrichtingsvoorschriften (woondichtheid, woon- en bouwlagen…) nastreven van een mix van woontypologieën uitwerken gewenste ruimtelijke structuur Lot (sectie 7) concretiseren voorop gesteld kwantitatief woonbeleid afstemmen op residentieel woongebied en landelijk wonen ruimte voor water en natuurontwikkeling: aansluiting van het woonweefsel op de open ruimte; realisatie van stapsteenverbindingen; ecologisch beheer van groen in het woonweefsel; uitbouw van de groenassen in de (beek)valleien.

RUP’S WOONKERNEN IN HET BUITENGEBIED

TOEPASSINGSGEBIED woonkern Beersel, Huizingen en Dworp

DOELSTELLINGEN versterken centrumsfeer / concreet vastleggen afbakening centrumgebied uitbouw voorzieningenapparaat op lokaal niveau concretiseren inrichtingsvoorschriften (woondichtheid, woon- en bouwlagen…) nastreven van een mix van woontypologieën uitwerken gewenste ruimtelijke structuur (sectie 7) concretiseren voorop gesteld kwantitatief woonbeleid afstemmen op residentieel woongebied en landelijk wonen ruimte voor water en natuurontwikkeling: aansluiting van het woonweefsel op de open ruimte; realisatie van stapsteenverbindingen; ecologisch beheer van groen in het woonweefsel; uitbouw van de groenassen in de (beek)valleien.

RUP’S RESIDENTIEEL WOONGEBIED EN LANDELIJK WONEN

TOEPASSINGSGEBIED residentieel woongebied en landelijke wonen

DOELSTELLINGEN afstemmen op de woonkernen concretiseren inrichtingsvoorschriften (woondichtheid, woon- en bouwlagen…) concretiseren voorop gesteld kwantitatief woonbeleid afremmen verdere ontwikkeling en verlinting van het landschap ruimte voor water en natuurontwikkeling: aansluiting van het woonweefsel op de open ruimte; ecologisch beheer van groen in het woonweefsel; uitbouw van de groenassen in de (beek)valleien.

Gemeente Beersel 45 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

RUP’S GEÏSOLEERDE WOONCLUSTERS

TOEPASSINGSGEBIED geïsoleerde woonclusters

DOELSTELLINGEN afremmen uitbreiding woongebied ruimte voor water en natuurontwikkeling: aansluiting van het woonweefsel op de open ruimte; realisatie van stapsteenverbindingen; ecologisch beheer van groen in het woonweefsel; uitbouw van de groenassen in de (beek)valleien.

SUBSIDIEBELEID, RECONVERSIEPROJECTEN EN UITBOUWEN PANDENBELEID

TOEPASSINGSGEBIED hoofddorp Alsemberg woonkern Lot woonkern Beersel woonkern Huizingen woonkern Dworp DOELSTELLINGEN stimuleren renovatie, vernieuwbouw en herbestemming van bestaande gebouwen efficiënt grond- en pandenbeleid uitwerken uitwerken woon- en reconversieprojecten

ONDERZOEK DOELGROEPENBELEID

TOEPASSINGSGEBIED hoofddorp Alsemberg woonkern Lot woonkern Beersel woonkern Huizingen woonkern Dworp DOELSTELLINGEN in samenwerking met OCMW vastleggen van geschikte locaties voor seniorenhuisvesting en/of doelgroepenbeleid onderzoeken van mogelijkheden in gebieden aangeduid voor doelgroepenbeleid binnen het kwantitatief woonbeleid

SPECIFIEKE RUP’S

RUP ‘t Hoekske

TOEPASSINGSGEBIED woonpark en aansluitend waardevol agrarisch gebied te Dworp

DOELSTELLINGEN herbestemming doorvoeren realiseren sociale woningbouw afwerken van de bebouwingsrand van de Lotsesteenweg bieden van voldoende ruimte voor de Molenbeek heropstarten BPA ’t Hoekske – in opmaak RUP Vroenenbos

TOEPASSINGSGEBIED KMO-zone te Dworp

DOELSTELLINGEN herbestemmen KMO-zone realiseren woonproject i.f.v. doelgroepenbeleid aandacht voor kwalitatieve afwerking tegenover het achterliggende agrarische gebied heropstarten BPA Vroenenbos – in opmaak

Gemeente Beersel 46 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

RUP Kerkeveld

TOEPASSINGSGEBIED deel van recreatiezone in woonkern Beersel

DOELSTELLINGEN gedeeltelijke herbestemming recreatiezone naar wonen afwerken woonrand langs de Grote Baan realisatie van kavels voor bescheiden of middelinkomens en/of aan het wonen complementaire functies RUP Kerk Lot

TOEPASSINGSGEBIED kerk Lot en omgeving

DOELSTELLINGEN herbestemming zone voor gemeenschapsvoorzieningen (BPA Blokbos) garanderen van een kwalitatieve en functionele ontwikkeling van de kerk en zijn omgeving projecten mogelijk maken binnen het doelgroepenbeleid samen met handel, horeca, ontspanning en recreatie, scholen, kinderopvang, lokalen voor verenigingsleven

RUP ZONEVREEMDE WONINGEN

TOEPASSINGSGEBIED zonevreemde woningen

DOELSTELLINGEN uitwerken ontwikkelingsperspectieven zonevreemde woningen volgens de aanpak voorop gesteld in sectie 8

MARKANT BOUWKUNDIG ERFGOED

selectie markant bouwkundig erfgoed

TOEPASSINGSGEBIED grondgebied Beersel

DOELSTELLINGEN selectie van markant bouwkundig erfgoed op basis van beoordelingscriteria eerste selectie door actualisatie inventaris van het bouwkundig erfgoed speciale aandacht voor waardevolle vierkantshoeves stedenbouwkundige studie, eventueel gevolgd door RUP

TOEPASSINGSGEBIED markant bouwkundig erfgoed op grondgebied Beersel

DOELSTELLINGEN behoud en ontwikkeling van markant bouwkundig erfgoed vastleggen van specifieke ontwikkelingsperspectieven uitwerken ontwikkelingsperspectieven zonevreemd markant bouwkundig erfgoed specifieke aanpak van voormalige landbouwbedrijfszetels (sectie 8)

Gemeente Beersel 47 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

4. Gewenste economische structuur

Kaart R 5: Gewenste economische structuur

Indien uitspraken betrekking hebben op structuren van bovenlokaal belang of gedeeltelijk ingaan tegen gewenste ontwikkelingsperspectieven vanuit de hogere overheid dienen deze door de hogere overheid beschouwd te worden als suggesties vanuit de gemeente.

4.1. Uitgangspunten en visie

De gemeente Beersel wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van grootschalige bedrijvenzones in de kanaalzone en het verspreid voorkomen van een veelheid aan kleinere zones voor bedrijvigheid. Het gaat hier in beide gevallen om een historische ontwikkeling met een eerder beperkte planmatige benadering. De gemeente wenst bijkomende bedrijvigheid voornamelijk te bundelen en te concentreren in de kanaalzone. De gemeente wenst een halt toe te roepen aan de verdere verspreide ontwikkeling van niet met wonen compatibele bedrijvigheid in woonomgeving en open ruimtegebieden. Bij de uitbouw van de gewenste economische structuur staan twee ruimtelijke concepten centraal.

(Ver)stedelijk(t) gebied versus buitengebied

Beersel heeft een duaal karakter. De omgeving van de kanaalzone is in belangrijke mate ingevuld met meer grootschalige bedrijvenzones en diverse grootinfrastructuren (steenweg, autosnelweg, kanaal, spoorweg). Dit gebied maakt deel uit van het Vlaams Strategisch gebied rond Brussel. In het overige deel van de gemeente is het landelijke karakter sterker bewaard gebleven en bevinden zich een aantal kleinere zones voor bedrijvigheid verspreid over het volledige grondgebied.

De gemeente wil het duaal karakter behouden. Bijkomende economische ontwikkelingen worden prioritair uitgebouwd in de kanaalzone. De historisch gegroeide bedrijvigheid verspreid over het volledige grondgebied kan behouden blijven indien zij verweefbaar is met de woonfunctie of de omringende open ruimtestructuur.

Ruimte voor bedrijvigheid

De gemeente wenst de economische ontwikkelingen op zijn grondgebied verder te ondersteunen met als zwaartepunt de kanaalzone. Bijkomende aandacht zal gaan naar het creëren van multimodaal toegankelijke bedrijventerreinen. Het overige deel van Beersel is hoofdzakelijk gesitueerd in buitengebied. In het buitengebied, in de woonkernen (Beersel, Huizingen, Dworp) en in het hoofddorp (Alsemberg) worden dienstverlening, kleinhandel en lokale economie ingericht op het niveau van de betreffende kernen. De verweefbaarheid van economische activiteiten met de omgeving en de omliggende functies is een basisvereiste.

(ver)stedelijk(t) gebied versus buitengebied ruimte voor bedrijvigheid

Gemeente Beersel 48 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

4.2. Regionale bedrijvigheid

4.2.1. RUIMTECLAIMS BINNEN DE ECONOMISCHE AS “ZUIDELIJKE ZENNEVALLEI”

De delen van Beersel die behoren tot de economische as “Zuidelijke Zennevallei” staan bloot aan een hoge ontwikkelingsdruk, voornamelijk onder impuls van de economische structuur en zijn begeleidende en dominerende infrastructuren. Voor hetzelfde gebied worden bijzondere eisen geformuleerd voor de kwaliteit van de open ruimte en de nederzettingsstructuur. De organisatie van een duurzame ruimtelijke ordening vormt een concrete uitdaging en een precaire evenwichtsoefening.

De ruimtelijke structuren van de “Zuidelijke Zennevallei” vormen een netwerk dat zich op bovenlokaal niveau profileert. Aanpassingen aan de historisch gegroeide ruimtelijke organisatie dringen zich op om tegemoet te komen aan het huidige maatschappelijk functioneren. Deze zone bevindt zich in het Vlaams Strategisch gebied rond Brussel (VSGB)17. De visie die de gemeente in dit hoofdstuk formuleert is afgestemd op de opties genomen in het VSGB met een aantal verfijningen. Het waarborgen van de bescherming van de kwetsbare lokale ruimtelijk draagkracht vormt hier een belangrijk uitgangspunt.

De bedrijventerreinen in de “Zuidelijke Zennevallei” functioneren op bovenlokale schaal. De beschikbare terreinen zijn grotendeels ingevuld of functioneren als reserve in het bezit van de aanwezige bedrijven. De aangelegde reserves belemmeren de vestiging van nieuwe bedrijven of de herlokalisatie van lokale bedrijvigheid.

De gemeente streeft in samenspraak met gewest en provincie naar het optimaal benutten van de beschikbare ruimte.

4.2.2. OPTIMALISATIE VAN DE REGIONALE BEDRIJVENTERREINEN VOOR MEER RUIMTELIJKE KWALITEIT

De ruimtelijke optimalisatie van de regionale bedrijventerreinen betreft het rendement in verhouding tot de gebruikte oppervlakte maar evenzeer de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit moet zowel intern (binnen het bedrijventerrein) als in relatie tot zijn omgeving (Zenne, woonkernen…) nagestreefd worden. Beersel zal een stimulerend beleid hanteren dat de optimalisatie van de bedrijventerreinen in alle aspecten nastreeft: ingebruikname, inbreiding en verdichting, reorganisatie, optimalisatie en herontwikkeling van weinig efficiënte bedrijventerreinen. Dit beleid moet ondersteund worden door het nodige planningsinstrumentarium (RUP’s).

De gemeente wil in eerste instantie een optimale invulling van de bestaande zones alvorens er wordt overgegaan tot het aansnijden van nieuwe zones in uitbreiding van de bestaande zones. In samenspraak met het Vlaamse Gewest en de provincie gaat de gemeente na hoe de terreinen verder kunnen worden ingevuld en ontwikkeld. De gemeente streeft daarbij naar meer ruimtelijke kwaliteit. De aanwezigheid van de Zenne, het kanaal Brussel- Charleroi, de Lotbeek en de Molenbeek vraagt aangepaste maatregelen: ruimte voor water, oeverstroken, ingroening. Duurzame accenten (energiebeleid, afvalbeleid, architectuur, mobiliteit) dienen bij te dragen aan het herstel van het kwetsbare lokale milieu. Meer architecturale kwaliteit moet bijdragen aan de uitstraling van de regionale bedrijventerreinen en een verbeterde relatie tot de aanwezige woonkernen. Specifiek kan, in functie van de vestiging van personeelsintensieve activiteiten, de toelaatbare bouwhoogte doelgericht aangepast worden. De creatie van parkeerplaatsen in combinatie met bedrijfsgebouwen of in een gecentraliseerd parkeergebouw, kan de aanwezigheid van grote en weinig efficiënte parkeervlakken vermijden.

4.2.3. KWALITATIEVE ONTSLUITING VAN DE REGIONALE BEDRIJVENTERREINEN

De aantrekkingskracht van de regionale bedrijventerreinen in de “Zuidelijke Zennevallei” staat deels in relatie tot hun integratie in het verdicht netwerk van bovenlokale verkeerswegen: E19/A7, Kanaal Brussel-Charleroi, Spoorlijnen 96 en 26, N6... Door de ontwikkeling van de nederzettingsstructuur in de schaduw van de economische structuur is de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen eerder afgenomen dan verbeterd. De intense verkeersdruk op het wegennet vormt een aanvullende bedreiging voor de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen. Daarnaast zet de actuele ontsluiting van de bedrijventerreinen de verkeersleefbaarheid in de aanwezige woonkernen (Lot, Huizingen, Buizingen en Ruisbroek) sterk onder druk.

17 met recent uitbreiding van bestemmingen voor bedrijvigheid in het GRUP VSGB.

Gemeente Beersel 49 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

In functie van een verhoogde verkeersleefbaarheid staat Beersel achter de projecten die de multimodale bereikbaarheid van de bedrijvenzones - in functie van het personenvervoer - verbeteren (openbaar vervoer, GEN- netwerk, non-stop functionele fietsroute bij het kanaal Brussel-Charleroi…). De doelstelling om de expansie van het autoverkeer om te keren, komt ook de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen ten goede. Beersel zal aanvullend een locatiebeleid ondersteunen dat de ontwikkeling van personeelsintensieve activiteiten verbindt aan de stationsomgevingen van (Buizingen,) Huizingen en Lot.

Door de beperkte breedte van het gebied met Zenne, kanaal en spoorweg, is het grondgebied van Beersel minder geschikt voor de ontwikkeling van bijkomende kades of rangeersporen die de multimodale ontsluiting naar waterweg of spoorweg voor vrachtvervoer bevorderen. Mogelijkheden die zich aandienen, moeten worden afgewogen tegenover de leefbaarheid van de aanwezige woonkernen, de instandhouding van de open ruimte en de recreatieve potenties van het Kanaal Brussel-Charleroi.

Beersel staat achter de ontwikkeling van een verbeterde ontsluiting voor de bedrijvensites binnen het kader dat door de gemeente hiertoe wordt uitgetekend.

4.2.4. GESPECIALISEERDE BEDRIJVENTERREINEN

Door de strategische ligging bij het wegennetwerk van de “Zuidelijke Zennevallei” (E19/A7, Alsembergsesteenweg, N6) tekent zich een gespecialiseerde ontwikkeling van de logistieke sector af. De verkeersontwikkeling die hiermee gepaard gaat, vraagt om een prioritaire behandeling en herinrichting van de ontsluitingswegen naar het hogere wegennet. Ook intern dient een verbeterde organisatie het gespecialiseerde karakter van de bedrijventerreinen te ondersteunen.

In Beersel treft men ook verschillende ruimte-extensieve bedrijven die gebruik maken van opslag in open lucht (parkeerterreinen, afvalverwerking, sloopmaterialen, opslag van afgewerkte producten). De gemeente zal met betrekking tot deze activiteiten een meer rationele inrichting nastreven. Op die manier komt ruimte vrij voor andere activiteiten.

Nabij de stationsomgevingen ondersteunt de gemeente Beersel de vestiging van meer personeelsintensieve activiteiten. Kantoren kunnen kwalitatief verweven worden met de aanwezige woonomgeving.

De mogelijkheden om meer water- en spoorgebonden ontwikkelingen te ondersteunen, zijn op het grondgebied van Beersel eerder beperkt tot een aantal percelen binnen Heideveld – De Gijseleer .

4.2.5. SUGGESTIE TOT SELECTIE VAN REGIONALE BEDRIJVENTERREINEN

Industriezone Heideveld – De Gijseleer

De bedrijvigheid binnen de zone Heideveld – De Gijseleer wordt bestendigd en kan beperkt uitbreiden. Hierbij zijn milieuhinderlijke activiteiten echter expliciet uitgesloten. De gemeente Beersel hanteert maatregelen die de landschappelijke integratie bij de aanpalende Zennemeanders moeten waarborgen. Geen enkele vorm van opslag in openlucht mag van de aanpalende private of publieke kavels op dergelijke wijze zichtbaar zijn dat ze het landschappelijk kader verstoren. Bij de verdere invulling van deze gebieden moet de nodige aandacht gaan naar: - de ontsluiting via het Heideveld voor de zone hierbij aanpalend; - de aanwezigheid van de structuurbepalende vallei van de Zenne: er dient voldoende ruimte voor water en natuurontwikkeling geboden worden; - de ontwikkeling van watergebonden bedrijvigheid is niet opportuun door de aanwezigheid van de Zenne doorheen het gebied; - de goede ruimtelijke integratie van de bedrijvigheid in functie van het recreatieve belang van het kanaal.

Gemengde zone Zenneveld

Deze zone is natuurgebied op het gewestplan. In de praktijk bevindt zich hier echter reeds bedrijvigheid van voor de goedkeuring van het gewestplan. Deze zone werd na gemeentegrenscorrectie - na datum van goedkeuring van het gewestplan – overgeheveld van de stad Halle naar de gemeente Beersel. Deze bedrijvigheid met polyvalent karakter wordt bestendigd, doch milieuhinderlijke activiteiten worden uitgesloten. De gemeente hanteert maatregelen om de verweving met het aanpalende woongebied te verbeteren. Aansluitend bij de stationsomgevingen van Buizingen en Huizingen, dient de creatie van personeelsintensieve functies ondersteund te worden. Voor de verdere uitbouw van deze bedrijvenzone zijn de relaties met de stationsomgevingen van Buizingen en Huizingen en de goede ontsluiting langs de Alsembergsesteenweg belangrijk. De gemeente zal een

Gemeente Beersel 50 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

RUP opmaken om de bedrijvigheid onder te brengen in een geëigende zone en sturend te kunnen optreden bij toekomstige ontwikkelingen.

Bedrijvenzone Laekebeek

De bedrijvenzone Laekebeek wordt verder ontwikkeld in functie van ruimte-extensieve bedrijven, logistieke activiteiten en distributie. Hiertoe dient de ontsluiting naar het hogere wegennet op een kwalitatieve wijze en met bijzondere aandacht voor de bescherming van de woonkwaliteit in de aanpalende woonkernen uitgewerkt te worden. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen mag geen enkele vorm van opslag in openlucht van de aanpalende private of publieke kavels op dergelijke wijze zichtbaar zijn dat ze het landschappelijk kader verstoren. Voor de toekomstige ontwikkeling van Laekebeek dienen de nodige maatregelen genomen te worden (architecturale kwaliteit, groen/terrein-index…) voor de kwalitatieve landschappelijke verweving met de Zennevallei.

4.3. Aanpak van bedrijvigheid op versnipperde, kleinschalige bedrijvenzones

Beersel heeft, verspreid over de gemeente, meerdere kleinschalige zones voor bedrijvigheid die palen aan of ingebed zijn in open ruimtebestemmingen of woongebied. Een aantal van de bedrijven op deze zones hebben een uitgesproken lokaal karakter, andere overstijgen het lokaal niveau en hebben door omvang of activiteiten een regionale uitstraling. Gezien het verspreid en geïsoleerd voorkomen van deze bedrijventerreinen besteedt Beersel bijzondere aandacht aan een duurzame verweving met de omgeving en de omgevende functies. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijvigheid in het woonweefsel en bedrijvigheid in de open ruimte.

4.3.1. KLEINSCHALIGE BEDRIJVENZONES IN HET WOONWEEFSEL

De gemeente wenst de bedrijfsactiviteiten te ondersteunen indien deze verweefbaar zijn met de woonfunctie. Behoud van de met het wonen verweefbare bedrijvigheid wordt binnen de planperiode van het structuurplan dan ook vooropgesteld. Onderstaande criteria zullen gehanteerd worden bij het bepalen van de verweefbaarheid van de bedrijvigheid met het wonen: - geen of beperkte overlast voor de woonomgeving; - beperkte verkeersgeneratie en impact op de wegenis; - afdoende ontsluitingsmogelijkheden; - uitbreidingsbehoefte: indien het bedrijf wenst uit te breiden buiten de geëigende bestemming wordt dit uitsluitend toegestaan indien dit geen bijkomende hinder genereert voor de woonkwaliteit in de omgeving. De uitbreidingsmarge van de bestaande activiteiten is afhankelijk van de optimalisatiemogelijkheden binnen de beschikbare terreinen, de ruimtelijke draagkracht van de omgeving en de ontsluiting van de terreinen. Uitbreiding kan gerealiseerd worden door: - inbreiding, verdichting; - herontwikkeling van bedrijfsgebouwen.

Indien de bedrijvigheid niet verweefbaar is met het wonen zal uitdoving of herlokalisatie op termijn voorop gesteld worden. Ook indien de gewenste bedrijfsuitbreidingen niet mogelijk zijn binnen de beschikbare terreinen zal gestreefd worden naar herlokalisatie. Hierbij vormt de rechtszekerheid en bedrijfszekerheid van de aanwezige bedrijven een belangrijk uitgangspunt. De gemeente zal de bedrijven die willen herlokaliseren of geen verdere ontwikkeling op hun bestaande site kunnen realiseren begeleiden.

Na uitdoving of herlokalisatie van de bedrijvigheid zijn er twee opties voor de verdere ontwikkeling van het gebied op lange termijn. - Er kan zich nieuwe met wonen verweefbare bedrijvigheid ontwikkelen. Bovenstaande criteria zullen hierbij gehanteerd worden. - De gemeente kan een herbestemming van het gebied doorvoeren via de opmaak van een RUP. Indien het gebied aansluit bij het woonweefsel en kernversterkend kan fungeren zal een herbestemming naar wonen onderzocht worden. Ter vergroting van de woonkwaliteit in de omgeving kan een gedeeltelijke herbestemming naar open ruimte eveneens overwogen worden. Hierbij dient de situering binnen de gewenste ruimtelijke structuur, de eventuele overstromingsgevoeligheid… mee in rekening genomen worden.

Gemeente Beersel 51 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

4.3.2. KLEINSCHALIGE BEDRIJVENZONES IN DE OPEN RUIMTE

Voor zover de bedrijfsactiviteiten de draagkracht van de omgeving niet overschrijden, wenst de gemeente deze bedrijvigheid te ondersteunen. Binnen de planperiode van het structuurplan wordt behoud ervan dan ook voorop gesteld. Onderstaande criteria zullen gehanteerd worden bij het bepalen van de verweefbaarheid van de bedrijvigheid met de open ruimte omgeving: - de mate van overlast voor de omgeving, de natuurlijke waarden, de landschappelijke waarden, de agrarische structuur, het landelijk karakter…; - geringe verkeersgeneratie en impact op de wegenis; - afdoende ontsluitingsmogelijkheden; - de gemeente ondersteunt geen uitbreidingen in open ruimtebestemmingen.

Indien de bedrijvigheid niet verweefbaar is met de omgeving zal uitdoving of herlokalisatie op termijn voorop gesteld worden. Ook indien de gewenste bedrijfsuitbreidingen niet mogelijk zijn binnen de beschikbare terreinen zal gestreefd worden naar herlokalisatie. Hierbij vormt de rechtszekerheid en bedrijfszekerheid van de aanwezige bedrijven een belangrijk uitgangspunt. De gemeente zal de bedrijven die willen herlokaliseren of geen verdere ontwikkeling op hun bestaande site kunnen realiseren begeleiden.

Na uitdoving of herlokalisatie van de bedrijvigheid zal een herbestemming naar een open ruimte worden onderzocht. Indien het gebied aansluit op woonweefsel kan een beperkte afwerking van de straatkant eveneens overwogen worden. Bij het onderzoek naar de gepaste herbestemming dient de gewenste ruimtelijke structuur, eventuele overstromingsgevoeligheid… mee in rekening genomen te worden.

4.3.3. GEBIEDSSPECFIEKE BENADERING

Bovenstaande benadering vormt een algemeen afwegingskader. Bij het concretiseren van specifieke ontwikkelingsmogelijkheden en een eventuele herbestemming via een RUP zal een gebiedsspecifiek onderzoek onontbeerlijk zijn.

4.3.4. CREATIE VAN NIEUWE RUIMTE

Wanneer de gemeente in het geval van herlokalisatie opteert voor de herbestemming van een kleinschalige bedrijvenzone, wordt de verloren oppervlakte aan bedrijventerrein gecompenseerd op een nieuw bedrijventerrein in aansluiting bij de regionale bedrijventerreinen of binnen deze terreinen. De gemeente verwijst hiervoor naar de uitbreidingen die ondermeer in kader van het VSGB gerealiseerd werden.

Beersel zal de concrete vraag naar/nood aan herlokalisatie onderzoeken. In functie van de resultaten van dit onderzoek zal Beersel voorzien in de nodige ruimte voor deze bedrijven. Bij voorkeur wordt deze ruimte geboden binnen de regionale bedrijvenzones van de gemeente. De gemeente wijst er ook op dat een aantal van de bedrijfsactiviteiten in de kleinschalige bedrijvenzone geen lokaal karakter hebben en dus wel degelijk op een regionaal bedrijventerrein kunnen worden ondergebracht. Actueel leegstaande bedrijventerreinen en de site van de voormalige papierfabriek Catala in Huizingen vormen potentiële locaties. Recentelijk werd in samenspraak met de POM een BPA opgemaakt dat ruimte voorziet die ook met lokale bedrijvigheid en kmo’s kan worden ingevuld (BPA Heideveld – De Gijseleer – gedeeltelijke herziening MB 26/08/2011). De gemeente wenst in eerste instantie dat bedrijven die op herlokalisatie zijn aangewezen zich hier kunnen vestigen. De gemeente zal deze bedrijven hierbij begeleiden

4.3.5. RUIMTELIJKE CONDITIES VOOR NIEUWE LOKALE BEDRIJVENTERREINEN

Indien er zelfs na aansnijding van de nieuwe terreinen uit het VSGB en de invulling van de voormalige Catala- terreinen onvoldoende ruimte beschikbaar is, kan de gemeente in een nieuw terrein voorzien. Hiertoe moet aangetoond worden dat het bestaande wettelijk ruimtelijk aanbod van het lokaal bedrijventerrein en/of regionaal bedrijventerrein ontoereikend is. Indien een bijkomend bedrijventerrein noodzakelijk is, dan gelden voor een nieuw te creëren bedrijventerrein de volgende randvoorwaarden: - de te ontwikkelen zone moet aansluiten bij de fysisch bebouwde ruimte van een bestaande bedrijvenzone; - de te ontwikkelen zone is op eenvoudige wijze ontsluitbaar op een hoofdweg waarbij de aanleg van nieuwe infrastructuur kan overwogen worden; - de te ontwikkelen zone kan gefaseerd ontwikkeld worden; - de te ontwikkelen zone is enkel bestemd voor lokale bedrijven of bedrijven met een gemengd karakter;

Gemeente Beersel 52 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- de te ontwikkelen zone vormt geen structurele aantasting van de open ruimte noch van structurele landbouwgebieden; - de te ontwikkelen zone is verweefbaar met de omgeving en haar ruimtelijke draagkracht; - de te ontwikkelen zone doorstaat de watertoets.

4.3.6. RUIMTEBALANS

De ruimtebalans vertrekt vanaf de huidige bestemmingsplannen, inclusief het GRUP VSGB. Uitsluitend gewenste wijzigingen die vanuit het structuurplan worden voorgesteld zijn opgenomen.

Globaal wordt er 1,06 ha kmo herbestemd en wordt er een herbestemming naar kmo voor 0,6 ha doorgevoerd. Dit resulteert in een verlies aan kmo met 0,46 ha. Indien blijkt dat er onvoldoende ruimte is voor lokale bedrijvigheid zal de gemeente stappen ondernemen om bijkomende ruimte te creëren zoals omschreven in 4.3.1 en 4.3.5. tabel 12: Ruimtebalans kmo-zones opp. her- opp. her- gebied bestemming bestemming voorstel GRS van kmo (ha) naar kmo (ha) herbestemming van kmo-zone (waar geen bedrijvigheid meer Vroenenbos 1,06 aanwezig is) in functie van een woonproject i.f.v. doelgroepenbeleid onderbrengen van zonevreemde bedrijvigheid (die al van voor de Zenneveld 0,6 goedkeuring van het gewestplan op deze locatie aanwezig is) in een geëigende zone TOTAAL HERBESTEMMING 0,46 VAN KMO (HA)

4.4. Handel en dienstverlening

De bundeling van activiteiten en voorzieningen binnen de woonkernen, afgestemd op niveau van de lokale kernen, is het streefdoel. Hier kunnen voorzieningen, activiteiten en bedrijvigheid die met de woonfunctie verweefbaar zijn worden ondergebracht. De gemeente Beersel streeft naar de instandhouding en de verdere ontwikkeling van het zelfvoorzienend karakter van iedere woonkern (Huizingen, Lot, Beersel, Dworp, Alsemberg). Dorpswinkels verzorgen een breed aanbod van eerstelijnsvoorzieningen.

De recreatieve aantrekkingskracht die de gemeente Beersel uitoefent door zijn landschappelijk kader, door de aanwezigheid van het Kasteel van Beersel en omwille van zijn streekproducten, wordt verder ondersteund door de ontwikkeling van horeca en kleinschalige verblijfsmogelijkheden.

Alsemberg herbergt als hoofddorp, naast haar lokale handelsstructuur, ook de belangrijkste gemeenschapsvoorzieningen van de gemeente Beersel. Het handelsapparaat is er uitgebouwd op niveau van de gemeente Beersel.

4.4.1. STEENWEGONTWIKKELINGEN18 INPERKEN EN STUREN

Zowel de Bergensesteenweg als de Alsembergsesteenweg/Steenweg naar Halle worden geconfronteerd met ontwikkelingen langs bovenlokale verbindingswegen. De handelsfuncties en/of de handelsconcentraties ambiëren er een bovenlokale uitstraling. De gemeente Beersel wil bijkomende ontwikkelingen afremmen. De bestaande handelsvoorzieningen kunnen afgewerkt worden in functie van een betere ruimtelijke integratie. Dit geldt voor de handelsconcentraties op de volgende locaties:

Bergensesteenweg (N6): Langsheen de N6 komt een mix van diverse bedrijven voor (winkels, diensten, productie). Een deel van deze bedrijven ligt in geëigende bestemmingszones. De ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid en dienstverlening buiten de afgebakende KMO-zones is niet mogelijk. De inrichting van een gemengd regionaal bedrijventerrein als grootschalige kleinhandel met specifieke producten is hier toegelaten. Zuivere retail, zoals grootwarenhuizen, zijn niet gewenst.

18 Steenwegontwikkeling langs bovenlokale verbindingswegen

Gemeente Beersel 53 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

De bestaande bedrijvigheid en de bestaande dienstverlening kunnen zowel in als buiten de geëigende zones behouden blijven en beperkt uitbreiden. Het bestaand BPA dient herzien te worden waarbij een afstemming op de overwegend feitelijke toestand gebeurt en een zone voor bedrijfsactiviteiten wordt vooropgesteld. De toegankelijkheid wordt zo mogelijk verbeterd door de aanleg van een ventweg.

Steenweg naar Halle / Alsembergsesteenweg (N235, N231):

Voor de kleinhandel nabij het dienstverleningsgebied, bij het centrum van Alsemberg, geldt een specifiek ontwikkelingsperspectief: - voor de bovenlokale handelsfuncties wordt een uitdoofbeleid vooropgesteld. De bestaande handelszaken kunnen behouden blijven maar kunnen niet meer uitbreiden. Bij een eventuele stopzetting van de huidige activiteiten wordt ervoor geopteerd om in deze zones aan kernversterking te doen en dit op maat van het hoofddorp Alsemberg. Dit houdt zowel een uitbreiding van het woonaanbod in als bijkomende ruimte voor lokale handelsvoorzieningen, dienstverlening of horeca; - om de verkeersdruk van de bestaande handelsvoorzieningen beter op te kunnen vangen is herinrichting van de kruising van de Steenweg naar Halle en de Steenweg op Eigenbrakel aangewezen;

Op het grondgebied van Dworp en Huizingen kunnen de bestaande handelsvoorzieningen behouden blijven. Een uitbreiding van de voorzieningen is alleen mogelijk in de kern van Dworp. Het betreft in de eerste plaats een versterking van de lokale handelsvoorzieningen. De vestigingen zijn op maat van de kern, de aanwezige bouwmorfologie en de verkeersdoortocht. De centrumontwikkeling van Dworp vereist een herinrichting van de Alsembergsesteenweg.

Ten westen van de E19 wenst de gemeente Beersel de Alsembergsesteenweg verder te ontwikkeling in functie van het aanwezige woongebied. Er worden bij voorkeur geen bijkomende handelszaken toegelaten.

Dienstverleningsgebied Alsemberg (zone kruispunt steenweg Eigenbrakel – steenweg Halle): Bij stopzetting van de huidige activiteiten (Vastiau Godeau) worden de grootschalige, bovenlokale handelsfuncties afgebouwd. De gemeente Beersel wenst in het kader van de selectie van Alsemberg als hoofddorp op deze site de differentiatie van het handelsapparaat en de dienstverlening op niveau van de gemeente Beersel te ondersteunen. Naast handel, dienstverlening en kantoren die het lokale niveau niet mogen overschrijden moet de site ook de mogelijkheid bieden voor de inplanting van hotelfuncties en nieuwe woonbestemmingen. Daarbij dienen alle parkeervoorzieningen te worden gerealiseerd op het eigen terrein of met groen gebufferd zodat zij geen hypotheek leggen op een kwalitatief straatbeeld.

4.5. Omgevingszonevreemde bedrijven

Bedrijven in woongebied kunnen behouden blijven indien zij verweefbaar zijn met de woonfunctie. Uitbreiding is toegestaan mits de verweefbaarheid gegarandeerd blijft en er geen bijkomende overlast voor de woonkwaliteit ontstaat.

4.6. Zonevreemde bedrijven

Beersel streeft ernaar om haar zonevreemde bedrijven rechtszekerheid te geven. De zonevreemde bedrijven worden afgetoetst aan de gewenste open ruimtestructuur. Deze toetsing wordt gebundeld binnen de aanpak van zonevreemde entiteiten. Hier zijn duidelijke richtlijnen uitgezet voor behoud of uitdoving van de zonevreemde functies. Indien noodzakelijk zal de gemeente de nodige RUP’s opmaken.

Gemeente Beersel 54 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

4.7. Acties

Om de gewenste economische structuur te realiseren zal de gemeente in de komende jaren een aantal acties en maatregelen moeten nemen. Bij de gewenste economische structuur komen specifieke doelstellingen naar voren die kunnen bereikt worden door het uitwerken van volgende maatregelen en acties.

DOELSTELLING MAATREGELEN EN ACTIES

optimalisatie van de beschikbare bedrijventerreinen  RUP Zenneveld  gebiedsspecifieke RUP’s aanpak van kleine geïsoleerde zones voor  gebiedsspecifieke RUP’s bedrijvigheid

gepast antwoord bieden op zonevreemdheid  RUP zonevreemde bedrijven

Hieronder worden de belangrijkste maatregelen en acties kort uitgewerkt en wordt het toepassingsgebied ervan aangegeven.

RUP ZENNEVELD

TOEPASSINGSGEBIED gemengde bedrijvenzone Zenneveld

DOELSTELLINGEN  zone-eigen maken van bedrijvigheid (reeds aanwezig van voor het gewestplan)  sturend optreden voor toekomstige ontwikkelingen

GEBIEDSSPECIFIEKE RUP’S

TOEPASSINGSGEBIED  bedrijvenzones en KMO-zones  locatie voor ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid DOELSTELLINGEN  bedrijvenzones en KMO-zones  sturend optreden in toekomstige ontwikkelingen  locatie voor ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid  ruimte bieden voor lokale en regionale bedrijvigheid  antwoord bieden op lokale problematiek  concretiseren gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven

RUP ZONEVREEMDE BEDRIJVEN

TOEPASSINGSGEBIED zonevreemde bedrijven

DOELSTELLINGEN uitwerken ontwikkelingsperspectieven zonevreemde bedrijven volgens de aanpak vooropgesteld in sectie 8

Gemeente Beersel 55 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

5. Gewenste verkeers- en vervoersstructuur

Kaart R 6: Gewenste verkeers- en vervoersstructuur

Op 25 januari 2012 werd het mobiliteitsplan van de gemeente Beersel definitief goedgekeurd door de gemeenteraad. De gewenste verkeers- en vervoersstructuur is afgestemd op het mobiliteitsplan.

Indien uitspraken betrekking hebben op structuren van bovenlokaal belang of gedeeltelijk ingaan tegen gewenste ontwikkelingsperspectieven vanuit de hogere overheid dienen deze door de hogere overheid beschouwd te worden als suggesties vanuit de gemeente. De gemeente blijft haar alternatieve oplossing ondersteunen (zie ook sectie 1.4).

5.1. Uitgangspunten en visie

Het streven naar multimodaal bereikbare, verkeersleefbare en verkeersveilige dorpen en goed bereikbare bedrijvenzones in een gemeente met een groen karakter vormt het uitgangspunt bij de uitbouw van de gewenste verkeers- en vervoersstructuur. Dit hoofdstuk formuleert maatregelen om de gewenste mobiliteit veilig te stellen en biedt alternatieven aan voor het gebruik van de auto. Dit beleid dient echter ondersteund te worden door aanvullende maatregelen die aanzetten tot een gewijzigde verkeersattitude, ten voordele van een grotere verkeersveiligheid, een gewaarborgde mobiliteit en een betere ruimtelijke kwaliteit. Bij de uitbouw van de gewenste verkeers- en vervoersstructuur staan drie ruimtelijke concepten centraal.

duidelijke wegenhiërarchie uitgebreid openbaar fijnmazig netwerk voor passieve vervoersnetwerk recreatie en langzaam verkeer

Duidelijke wegenhiërarchie

Om te komen tot multimodaal bereikbare, verkeersleefbare en verkeersveilige dorpen en goed bereikbare bedrijvenzones dient er ingezet te worden op de uitbouw van een hiërarchisch wegennet. Hierbij vormt het hoofdwegennet (de wegencategorisering van het Vlaams gewest en de provincie) de basisstructuur voor het lokaal wegennet en worden ontsluitingswegen uitgewerkt als sluitstuk voor de verbinding tussen de verschillende kernen. Door in te zetten op deze wegenhiërarchie en deze te vertalen in de vormgeving van de wegen wordt doorgaand, lokaal en traag verkeer van elkaar gescheiden. Deze verhoogde ‘leesbaarheid’ van het verkeer staat ten gunste van de veiligheid en een verbeterde doorstroming.

Uitgebreid openbaar vervoersnetwerk

De gemeente beschikt over een relatief goed aanbod aan openbaar vervoer. Vooral richting Brussel is dit reeds goed uitgewerkt. De gemeente wenst dit netwerk maximaal te behouden, verder te versterken en de afstemming van de verschillende vervoersmodi op elkaar te optimaliseren. Hiernaast is er vooral behoefte aan het verbeteren van de onderlinge verbondenheid van de verschillende kernen en het bereikbaar maken van de belangrijkste openbare vervoerhaltes met de bus.

Gemeente Beersel 56 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Fijnmazig netwerk voor passieve recreatie en langzaam verkeer

Om zijn toeristisch-recreatief netwerk te versterken enerzijds en functionele verbindingen voor zachte weggebruikers te realiseren anderzijds zal de gemeente inzetten op de realisatie van een fijnmazig trage wegennetwerk. Aansluiting op de kernen, het woonweefsel, gemeenschapsvoorzieningen, bestaande recreatieve routes, buurgemeenten… vormt de basisdoelstelling van dit trage wegennetwerk. Afstemming op de centrale open ruimte in de gemeente en de eraan verbonden mogelijkheden tot zachte recreatie vormt eveneens een belangrijk uitgangspunt.

5.2. Een duidelijk hiërarchisch wegennet als basis van een veilig wegverkeer

Beersel steunt de uitbouw van een duidelijk hiërarchisch wegennet als basis van een duurzame verkeersstructuur. De hiërarchische structuur, uitgewerkt in de vormgeving van de wegen, dient het onderscheid te organiseren in het doorgaande, het lokale verkeer en het trage verkeer. Een verhoogde ‘leesbaarheid’ van het verkeer staat ten gunste van de veiligheid en een verbeterde doorstroming.

Op de structurerende wegen voor gemotoriseerd verkeer wordt de inrichting afgestemd op de doorstroming van het verkeer. Omwille van hun intensieve gebruik dienen deze wegen het conflict met de woonomgeving zoveel mogelijk te ontzien. Voor doortochten in woonkernen wordt door middel van een herkenbare inrichting een leefbaar en veilig verkeer gestimuleerd. Zo nodig worden kruispunten, oversteekpunten, fiets- en voetpaden, pleinen, parkeervoorzieningen enz. ingericht volgens een integraal project van doortochtherinrichting.

De inrichting van lokale wegen voor gemotoriseerd verkeer wordt afgestemd op een meervoudig gebruik: - als plaatselijke verbindings- of verzamelweg; - in functie van medegebruik door zwakke weggebruikers (fietsers, voetgangers); - in aansluiting op het woongebied.

De inrichting van de lokale wegen dient een gepast verkeersgedrag (aangepaste snelheid, lokaal verkeer) te stimuleren

Naast de wegen voor gemotoriseerd verkeer bouwt Beersel aan een gebiedsdekkend netwerk voor trage wegen. Hier staat de verkeersveiligheid voorop. Dit netwerk wordt afgestemd op schoolverkeer en de uitbouw van een speelruimteweefsel.

In Huizingen en Lot wordt het wegennet erg belast door het intensieve vrachtverkeer in de Zuidelijke Zennevallei. Voor de kwalitatieve en verkeersveilige ontsluiting van de regionale bedrijventerreinen ontwerpt Beersel een vaste route voor vrachtverkeer die de woonkwaliteit in de kernen dient veilig te stellen.

Door aan elke straat een duidelijk statuut te geven, wordt de leesbaarheid van de verkeersstructuur verbeterd. Iedere wegencategorie krijgt een geëigende weginrichting, afhankelijk van zijn verkeersfunctie én zijn ruimtelijke omgeving.

De geleding van het hiërarchisch wegennet kan verduidelijkt worden door middel van zogenaamde ‘poorten’. Met een visueel of ruimtelijk accent verduidelijken zij voor de verkeersdeelnemer de overgang van het hogere naar het lokale wegennet; zij geven aan of men een woonkern nadert of verlaat. Poorten vormen een belangrijke ruimtelijke ondersteuning voor de organisatie van een leefbaar en veilig verkeer. Naast een verkeerskundige functie, bieden poorten de mogelijkheid tot opwaardering van de woonkern.

5.3. Selectie van de wegen

5.3.1. BOVENLOKALE WEGEN

Hiërarchisch behoren alle bovenlokale wegen tot het structurerend wegennet. Op bovenlokaal niveau zijn op grondgebied Beersel volgende wegen geselecteerd: - hoofdweg (Vlaams gewest): o E19 met op- en afrit nr. 19 – Beersel en nr. 20 – Huizingen. - secundaire wegen type II: o N231 – Steenweg naar Alsemberg;

Gemeente Beersel 57 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

o te onderzoeken tracé tussen N6 en E19 (zoals opgenomen in RSVB). De gemeente dringt aan op intergemeentelijk overleg op initiatief van AWV/MOW - secundaire wegen type III: o N6 – Bergensesteenweg; o N231 – Alsembergsesteenweg – Steenweg naar Halle – Zoniënwoudlaan; o N235 – Steenweg naar Eigenbrakel – Brusselsesteenweg – Alsembergsteenweg.

5.3.2. LOKALE WEGEN

In aanvulling op de selectie vanuit het Vlaamse en Provinciale niveau selecteert de gemeente lokale wegen. Op lokaal niveau wordt een onderscheid gemaakt in drie categorieën: - lokale verbindingswegen: deze wegen behoren hiërarchisch tot het structurerende wegennet van de gemeente Beersel; - lokale ontsluitingswegen: deze wegen behoren hiërarchisch tot het lokale wegennet van de gemeente Beersel; - erfontsluitingswegen.

5.3.2.1. Lokale verbindingswegen – lokale wegen type I

De verbindende functie tussen Beersel en haar buurgemeenten wordt gerealiseerd door de N231 en N235 die geselecteerd zijn als bovenlokale wegen. De Lotsestraat (tussen Nering en de Kerkhofstraat) wordt geselecteerd als een lokale weg type I tot deze weg wordt opgewaardeerd tot secundaire weg type II. Dit laatste is een suggestie aan de hogere overheid en is als zodanig ook opgenomen in het mobiliteitsplan.

De Lotsestraat staat (zowel in de huidige toestand als binnen de oplossingsvarianten in dit beleidsplan voor Lot, die voortvloeien uit het VSGB) in voor de ontsluiting van de bedrijvenzones in de kanaalzone en de ontsluiting van het kasteel van Beersel, dat een bovenlokale toeristisch-recreatieve uitstraling heeft. De Lotsestraat sluit ook onmiddellijk aan op de op- en afrit nr. 19 van de E19. De Lotsestraat vervult dus duidelijk een ontsluitende functie op een bovenlokaal niveau. Daarom is het ook aangewezen dat de Lotsestraat wordt opgewaardeerd tot secundaire weg type II.

5.3.2.2. Lokale ontsluitingswegen – lokale wegen type II

De lokale ontsluitingswegen geven ontsluiting van woonwijken/entiteiten naar de gemeentelijke en bovengemeentelijke verbindingswegen. Hun functie is het verzamelen op woonkern/wijkniveau met als aanvullende functie ‘toegang geven’. Deze wegen liggen vaak in bebouwd gebied. De verblijfsfunctie is over hun volledige traject aanwezig. De lokale ontsluitingswegen te Beersel kunnen onderverdeeld worden in drie categorieën: - type IIa – lokale hoofdroute; - type IIb – gebiedsontsluitingswegen.

Type IIa – lokale hoofdroute

Binnen de gemeente wordt een lokale hoofdroute gecreëerd die het verkeer van en naar de dorpen en woonwijken verzameld. De dorpen en woonwijken worden naar deze hoofdroute ontsloten via gebiedsontsluitingswegen (type IIb). De functie van de hoofdroute wordt voor een deel ook waargenomen door de bovenlokale wegen te Beersel. Volgende lokale wegen maken deel uit van deze hoofdroute: - Lotsestraat (tussen Nering en Kerkhofstraat); - Kerkhofstraat; - Laarheidestraat (tussen Sanatoriumstraat en Kerkhofstraat); - Sanatoriumstraat; - Laaklinde; - Stationsstraat (tussen Laaklinde en rotonde Breedveld/Stationsstraat).

Type IIb – gebiedsontsluitingswegen

Volgende wegen verzamelen het verkeer van de dorpen en wijken en ontsluiten naar de hoofdroute of één van de bovenlokale wegen: - Zittert; - Lotsestraat (tussen Herman Teirlinckplein en Nering);

Gemeente Beersel 58 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- Laarheidestraat (tussen Albert Deneyerplein en Sanatoriumstraat); - Kesterbeeklaan; - Steenweg op Ukkel; - Grote Baan; - Grootbosstraat; - Beukenbosstraat – Galgstraat; - Lotsesteenweg; - Henri Torleylaan; - Guido Gezellestraat (tussen spoorwegbrug en Steenweg naar Alsemberg); - Grensstraat.

5.3.2.3. Erfontsluitingswegen – lokale wegen type III

Alle wegen die niet behoren tot een bovenlokale selectie, tot de lokale wegen type I of de lokale wegen type II behoren tot de lokale wegen type III of erfontsluitingswegen. Deze wegen hebben als hoofdfunctie de verblijfsfunctie en het toegang verlenen tot de aanpalende percelen. Deze wegen staan in functie van het bestemmingsverkeer en het overige verkeer wordt er geweerd.

5.4. Een kwalitatieve ontsluiting

5.4.1. ONTSLUITING VAN DE WIJKEN EN FUNCTIES

De wijken en een aantal belangrijke en verkeersgenererende functies (Point of interest) worden ontsloten via wijkontsluitingswegen. Hierbij moet zoveel mogelijk worden vermeden dat deze ontsluiting gebeurt doorheen een woonomgeving. Binnen de wijken zelf zal een circulatie worden geïmplementeerd die sluipverkeer ontraadt. Daarbij wordt op een aantal locaties voorgesteld om een filter in te bouwen of een route voor gemotoriseerd verkeer te knippen.

De gemeente Beersel heeft een aantal toeristische-recreatieve attractiepolen met een regionale uitstraling die het erbij horende autoverkeer genereren. Om de centrale open ruimte te vrijwaren van autoverkeer wordt ernaar gestreefd om het autoverkeer op te vangen op parkings aan de rand van dit gebied. Deze parkings sluiten bij voorkeur aan op de hoofdroutes. Vanuit deze ‘randparkings’ kan de centrale ruimte dan toegankelijk worden gemaakt voor voetgangers en/of fietsers.

5.4.2. ONTSLUITING VAN VRACHTVERKEER

5.4.2.1. Algemeen

Doorgaand vrachtverkeer wordt niet via de lokale hoofdroute gestuurd. Elke kern in Beersel is bereikbaar via één van de bovenlokale wegen en het vrachtverkeer met een kern als bestemming wordt dan ook zo lang mogelijk op deze secundaire wegen gehouden. De woonomgevingen en de centrale open ruimte worden maximaal gevrijwaard van doorgaand vrachtverkeer.

De gemeente streeft ernaar om het woonweefsel en de centrale open ruimte zo maximaal mogelijk te vrijwaren van (doorgaand) vrachtverkeer. Om dit te bereiken worden volgende principes gehanteerd: - doorgaand vrachtverkeer volgt de secundaire wegen; - bestemmingsverkeer voor de dorpen volgt in eerste instantie de secundaire wegen en vervolgens de lokale wegen type II die toegang geven tot de dorpen en wijken. Vb. een vrachtwagen met bestemming gemeentehuis in het Domein Rondenbos in Alsemberg verlaat de E19 in Huizingen (afrit nr. 20) en volgt dan de N231 en N235 tot aan de bestemming.

5.4.2.2. Ontsluiting bedrijvenzones Kanaalzone

In de Kanaalzone rijdt het vrachtverkeer tussen de bedrijvenzones en de E19 nu doorheen de Stationsstraat en de Zennestraat. Beide straten zijn ook ingevuld met wonen. De Zennestraat19 is fysiek niet geschikt om dit zware verkeer te verwerken. Om dit zware verkeer weg te houden uit het woonweefsel van Lot wordt er in het

19 De Zennestraat is aangelegd op funderingspalen omwille van de drassige bodem.

Gemeente Beersel 59 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel gewestelijk RUP ‘Afbakening Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel’ (VSGB) voorzien in een gedeeltelijke omleidingsweg rond Lot (symbolische aanduiding). Met het concept van de omleidingsweg zijn er echter een aantal problemen: - het is niet duidelijk wie deze weg zal financieren en beheren; - de realisatie van deze omleidingsweg wordt niet op korte tot middellange termijn verwacht; - vanuit de bevolking is er aan het beleid een duidelijk signaal gegeven dat zij niet achter dit concept staan. De gemeente is ondertussen een procedure gestart bij de Raad van State. Het departement Mobiliteit en Openbare Werken heeft ondertussen bijkomend onderzoek rond deze problematiek opgestart.

5.4.2.3. Suggestie aan de hogere overheid

De gemeente Beersel vraagt de hogere overheid om volgende voorstellen in overweging te nemen en zo nodig verder te onderzoeken als valabel alternatief voor het wegenistracé zoals symbolisch voorgesteld in het RUP voor de afbakening van het VSGB.

De gemeente onderschrijft het regionaal karakter van de bedrijvenzones Heideveld-De Gijseleer en Laekebeek. Bijgevolg dient deze ontsluitingsproblematiek – en specifiek de ontsluiting voor het vrachtverkeer - ook op regionaal niveau te worden behandeld via wegenis van regionaal niveau. Een afwenteling van dit verkeer op de nabijgelegen woonkernen wordt niet toegelaten.

Heideveld-De Gijseleer en Vaucampslaan

Voor de zone Heideveld stelt de gemeente voor dat de afwikkeling gebeurt via Heideveld enerzijds richting Laaklinde (en zo verder naar de Bergensesteenweg) en anderzijds richting Alsembergsesteenweg en zo verder naar het hogere wegennet.

Het verkeer vanaf de bedrijvenzone De Gijseleer wikkelt zich af via de Demeurslaan/Molenstraat of de Guido Gezellestraat richting Breedveld en zo via de rotonde aan de Stationsstraat richting Laaklinde naar de Bergensesteenweg. Dit verkeer kan niet via de Stationsstraat over Lot centrum rijden maar moet zich via de omschreven tracés naar het hogere wegennet begeven. De gemeente voorziet de nodige maatregelen om ontsluiting doorheen het woonweefsel te voorkomen.

Op lange termijn kan een alternatief gevonden worden in een tunnel onder de spoorweg of een tunnel onder de Stationsstraat ter hoogte van Lot centrum:

- Optie 1: tunnel onder Stationsstraat ter hoogte van Lot centrum. Het doorgaand verkeer en vrachtverkeer gebruikt de tunnel en wikkelt zich zo af richting E19. - Optie 2: het alternatief uit het plan-MER waarbij een tunnel wordt voorzien in het verlengde van de Zennestraat onder de spoorweg wordt uitgevoerd. Het verkeer komende van Heideveld wikkelt zich via dit tracé af naar de E19.

Hierbij wordt een combinatie voorzien met de ontsluiting voor het vrachtverkeer van Laekebeek (zie Laekebeek).

De bedrijven gelegen in het gebied rond de Vaucampslaan ontsluiten richting Alsembergsesteenweg. Ook hier worden maatregelen voorzien om vrachtverkeer uit het woonweefsel te weren.

Laekebeek

Voor de ontsluiting van de bedrijvenzone Laekebeek dient op korte termijn een ontsluiting te worden voorzien vanaf de rotonde aan “de Welkom”. Dit kan eventueel door een nieuw tracé te voorzien parallel aan de Zennestraat. Het vrachtverkeer ontsluit via de Huysmanslaan of vanuit nieuw aan te leggen ontsluitingen uit de bedrijvenzone op dit nieuwe tracé en takt zo aan op het op- en afrittencomplex richting E19. De bestaande Zennestraat wordt een route voor langzaam verkeer en bewoners. Er zullen op diverse plaatsen maatregelen voorzien worden om doorgaand verkeer en vrachtverkeer uit het woonweefsel te weren.

Een alternatief kan gevonden worden in een nieuw tracé vanaf de industriezone Laekebeek dat aansluit op de E19 ter hoogte van het dienstencomplex.

Gemeente Beersel 60 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

5.5. Creatie van kwalitatieve verblijfsgebieden

Beersel wenst bijzondere aandacht te besteden aan de realisatie van kwalitatieve verblijfsgebieden. Een aangepast mobiliteitsbeleid met aandacht voor verkeersleefbaarheid, verkeersveiligheid, de woonomgeving en de beeldkwaliteit speelt hierin een belangrijke rol. De aspecten die hierbij van belang zijn en de zones die worden geselecteerd voor doortochtherinrichting en ondersteuning van een kwalitatief woonmilieu werden reeds besproken onder de nederzettingsstructuur.

5.6. Parkeerbeleid

Om overlast door langsparkeren te beperken en voldoende parkeermogelijkheden te bieden voor alle functies te Beersel (wonen, bedrijvigheid, recreatie…) dient een aangepast parkeerbeleid te worden toegepast. Volgende maatregelen worden vooropgesteld: - realisatie van een nieuwe stationsparking nabij het station en het kasteel van Beersel: Momenteel wordt parkeren op de bezoekersparking van het kasteel in functie van het station getolereerd, maar de capaciteit van deze parking is onvoldoende om plaats te bieden aan beide functies. De realisatie van een nieuwe pendelparking in combinatie met een goed uitgebouw openbaar vervoersnetwerk wordt voorgesteld (zie ook GRUP VSGB). - het voorzien in kleine randparkings aan de rand van de centrale open ruimte: De locaties van deze parkings zullen gelinkt worden aan de recreatieve toegangen van deze ruimte en sluiten bij voorkeur aan bij een hoofdroute. De parking van het Provinciaal Domein van Huizingen komt hiervoor reeds in aanmerking. - invoeren van een parkeerregime in woonomgevingen: In woonomgevingen die worden geconfronteerd met parkeerdruk door bedrijven, winkels of recreatieve functies en de stationsomgeving zal een parkeerregime worden ingevoerd dat ervoor zorgt dat bewoners er kunnen parkeren (kort parkeren, betalend parkeren en bewonersparkeren). Daarnaast zal bij nieuwe woonontwikkelingen, de ontwikkeling van nieuwe handelsruimten, kantoren en dienstverlening de ontwikkelaar verplicht dienen te voorzien in parkeerruimte op eigen terrein. - uitwerken van een parkeerbeleid op maat voor elke kern: Elke kern kent zijn specifieke problematiek die een specifieke aanpak vereist. - maatregelen in de H. Torleylaan: De nodige maatregelen zullen hier getroffen worden om ervoor te zorgen dat het parkeren in functie van het Provinciaal domein van Huizingen op het domein zelf gebeurt. - bestemmingswijzigingen met meergezinswoningen: Indien er bestemmingswijzigingen worden doorgevoerd die de oprichting van meergezinswoningen mogelijk maken moet er voorzien worden in parkeergelegenheden op eigen terrein en niet in de achtertuin. - aaneengesloten bebouwing met diepe tuinpercelen: Indien bij de aanleg van infrastructuur bij nieuwe ontwikkelingen zich de opportuniteit voordoet om langsheen diepe tuinpercelen van aaneengesloten bebouwing in de kernen een ontsluiting te realiseren kan hier de mogelijkheid geboden worden om in de tuinen carports of garages te voorzien. Deze kunnen dan aantakken op de nieuwe infrastructuur. De gemeente zal dit opnemen via haar vergunningenbeleid door opmaak van een RUP of een gemeentelijke verordening.

5.7. Openbaar vervoernetwerk

Het openbaar vervoer richting Brussel is reeds goed uitgewerkt. Eind 2010 werd de nieuwe lijn 810 in gebruik genomen en werd lijn 154 aangepast zodat deze doorheen een deel van de bedrijvenzone (De Gijzeleer) langsheen het kanaal loopt.

Binnen dit scenario is op regionaal niveau vooral de bereikbaarheid van de GEN-stations belangrijk en kan het regionale openbaar vervoernetwerk verder worden versterkt: - tram 51 doortrekken tot het centrum van Alsemberg (denkpiste op lange termijn): In het provinciaal ruimtelijk structuurplan werd gesuggereerd om deze tramlijn niet alleen door te trekken tot aan de begraafplaats van Vorst (ter hoogte van de Kerkhoflaan), maar door Alsemberg tot aan de Steenweg naar Waterloo. Het zou zeker interessant zijn om deze tramlijn door te trekken tot aan de huidige

Gemeente Beersel 61 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

bedrijfsgebouwen van Vastiau Godeau op de Steenweg naar Eigenbrakel (grondgebied Sint-Genesius- Rode). Ter hoogte van Vastiau Godeau zou dan een P+R georganiseerd kunnen worden. De bedoeling hiervan is om het verkeer komende uit de richting Eigenbrakel op te vangen voor het door het centrum van Alsemberg moet en niet erna. Hierbij zou dan ook moeten worden nagegaan wat de effecten van een P+R op deze locatie zouden zijn op Eigenbrakel en omgeving. Het is op zich niet de bedoeling om autoverkeer aan te trekken, maar om mensen uit de auto op het openbaar vervoer te krijgen, vóór ze het centrum van Alsemberg binnenrijden.

Binnen de gemeente is er echter vooral behoefte aan tangentiële openbaar vervoerverbindingen. De bedoeling is vooral dat de kernen onderling met elkaar verbonden worden (vooral de relatie met het hoofddorp Alsemberg is hierin belangrijk) en dat vanuit de verschillende dorpen de belangrijkste openbaar vervoerhaltes (de GEN- stations: station Halle, station Sint-Genesius-Rode, en de ‘lokale’ stations van Lot, Beersel en Huizingen- Buizingen) bereikbaar zijn met de bus.

5.8. Trage wegennetwerk

Beersel beschouwt de uitbouw van een kwalitatief, gebiedsdekkend en veilig trage wegennetwerk als een basisdoelstelling. Het trage wegennetwerk bestaat uit een functioneel en een recreatief netwerk dat deels met elkaar kan en zal overlappen. De functionele routes richten zich nadrukkelijk op een veilige toegankelijkheid van openbare vervoershaltes, schoolomgevingen en woonkernen. De recreatieve routes leggen de nadruk op de landschappelijke integratie en vormen een ruggengraat voor de verkenning van het cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische potentieel van de gemeente.

Bij de uitbouw van dit trage wegennetwerk mogen de huidige (professionele) gebruikers van het gebied niet uit het oog verloren worden. Zo blijven de landbouwwegen prioritair voorbehouden voor de landbouwers. De landbouwsector dient betrokken te worden bij de uitbouw van het trage wegennetwerk. Prioriteit dient gegeven te worden aan het behoud en het onderhoud van bestaande wegen alvorens er nieuwe wegen worden ingericht.

Fietsroutenetwerken

Het gewenste fietsroutenetwerk vertrekt vanuit het bovenlokale fietsroutenetwerk. Het lokale functionele fietsroutenetwerk is er op gericht om de interne fietsverplaatsingen binnen de gemeente en naar de buurgemeenten te faciliteren. Binnen de gemeente zijn in eerste instantie volgende relaties van belang: - de verbinding tussen de dorpen onderling; - de verbinding met de belangrijkste openbaar vervoerhaltes; - de bereikbaarheid van de scholen

Op de routes die deze relaties verzorgen zullen de nodige maatregelen worden getroffen om het fietsen zo veilig en comfortabel mogelijk te laten verlopen.

Op lokaal niveau functioneert de hoofdroute (lokale weg type IIa) ook voor de fietsers als centrale ontsluiting van de verschillende dorpen. Beersel wordt echter gekenmerkt door een reliëf met steile hellingen. Dit leidt er toe dat fietsers hier (zeer) traag rijden, waardoor het snelheidsverschil met het gemotoriseerde verkeer groot wordt. Omwille van de veiligheid van de fietsers en de vlotte doorstroming van het gemotoriseerd verkeer wordt de hoofdroute volledig voorzien van een fietspad. Voor vele fietsers zijn deze hellingen een onoverkomelijke hindernis. Voor deze fietsers wordt gezocht naar een alternatief via een nieuw functioneel fietstracé langsheen de valleien van de Molenbeek en Kesterbeek met een doorsteek naar de Kesterbeeklaan en Laarheidestraat tot in Beersel – de nog aanwezige trage wegen kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Tussen Beersel en Alsemberg is klimwerk voor fietsers echter nooit volledig uit te sluiten.

De kernen van de dorpen worden beschouwd als een fijnmazig netwerk voor fietsers. Binnen dit netwerk wordt in eerste instantie gestreefd naar verweving van het verkeer. Fietser en voetganger worden hier maatgevend voor de inrichting van het openbaar domein. Binnen dit fijnmazig netwerk vormen de trage wegen of ‘kerkwegels’ een essentieel onderdeel. De nog bestaande trage wegen die geschikt zijn voor fietsverkeer worden zo ingericht dat ze goed toegankelijk zijn voor fietsers en worden mee opgenomen in het onderhoudsplan. Op deze wijze wordt ernaar gestreefd om het gebruik van de fiets voor korte afstanden binnen de kernen te bevorderen. Voor de trage wegen die niet meer toegankelijk zijn, zal worden nagegaan of het haalbaar is om deze terug toegankelijk te maken en of deze een meerwaarde of versterking van het fijnmazig netwerk binnen de kernen kunnen vormen.

Gemeente Beersel 62 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Ruimte voor voetgangers

De dorpskernen en woonzones worden afgebakend als verblijfsgebieden. Binnen deze gebieden wordt gemengd verkeer voorop gesteld zodat voetgangers en fietsers maatgevend zijn voor de inrichting van de verblijfsgebieden. Verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid gelden hier als absolute prioriteiten. De inrichting van ruime voetgangerszones en veilige oversteekplaatsen maakt het gemotoriseerd verkeer attent op de aanwezigheid van voetgangers.

Binnen de verblijfsgebieden krijgen de diverse schoolomgevingen in de gemeente bijzondere aandacht. Om de verkeersveiligheid in de schoolomgevingen te verhogen zullen deze op termijn systematisch ingericht worden als variabele zone 30.

5.9. Acties

Om de gewenste verkeers- en vervoersstructuur te realiseren zal de gemeente in de komende jaren een aantal acties en maatregelen moeten nemen. Bij de gewenste verkeers- en vervoersstructuur komen specifieke doelstellingen naar voren die kunnen bereikt worden door het uitwerken van volgende maatregelen en acties.

DOELSTELLING MAATREGELEN EN ACTIES

verbeteren verkeersleefbaarheid en -veiligheid  realisatie hiërarchisch wegennet  herinrichten doortochten  uitbouwen langzaam verkeersnetwerk ontsluiting op maat  realisatie hiërarchisch wegennet

nastreven duurzame mobiliteit  optimaliseren openbaar vervoer  uitbouwen langzaam verkeersnetwerk aanpakken parkeersproblematiek  parkeerbeleid  optimaliseren openbaar vervoer

Hieronder worden de belangrijkste maatregelen en acties kort uitgewerkt en wordt het toepassingsgebied ervan aangegeven.

REALISATIE HIËRARCHISCH WEGENNET

TOEPASSINGSGEBIED grondgebied Beersel

DOELSTELLINGEN  scheiden doorgaand en lokaal verkeer  doorgaand verkeer in kernen beperken  toegankelijkheid bedrijvenzones verzekeren  inrichting openbaar domein  kwaliteit en duurzaamheid van het wegennet vergroten  selectie lokale verbindingswegen, lokale ontsluitingswegen en erfontsluitingswegen

HERINRICHTEN DOORTOCHTEN

TOEPASSINGSGEBIED hoofddorp Alsemberg en woonkernen Dworp en Huizingen

DOELSTELLINGEN  kwaliteit en duurzaamheid van doortocht vergroten;  inrichting van de publieke ruimte  bevorderen verkeersveiligheid- en verkeersleefbaarheid

UITBOUWEN LANGZAAM VERKEERSNETWERK

TOEPASSINGSGEBIED grondgebied Beersel

Gemeente Beersel 63 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

DOELSTELLINGEN  ondersteunen toeristisch-recreatieve knooppunten op lokaal en bovenlokaal niveau  uitbouw van een integraal recreatief en functioneel langzaam verkeersnetwerk van voetwegen en fietspaden tussen woongebieden, concentraties van voorzieningen, toeristisch-recreatieve attractiepolen en de open ruimte  integratie van fietsnetwerken

OPTIMALISEREN OPENBAAR VERVOER

TOEPASSINGSGEBIED grondgebied Beersel

DOELSTELLINGEN  optimaliseren lokaal openbaar vervoer in functie van de interne verbinding tussen de kernen  bereikbaar maken GEN-stations met openbaar vervoer vanuit de verschillende woonkernen

PARKEERBELEID

TOEPASSINGSGEBIED grondgebied Beersel

DOELSTELLINGEN  realisatie van nieuwe parking station en kasteel van Beersel  voorzien in kleine randparkings aan de rand van de centrale open ruimte  invoeren parkeerregime in woonomgevingen  uitwerken parkeerbeleid op maat voor elke kern

Gemeente Beersel 64 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

6. Gewenste recreatieve structuur

Kaart R 7: Gewenste recreatieve structuur

Indien uitspraken betrekking hebben op structuren van bovenlokaal belang of niet volledig overeenkomen met de gewenste ontwikkelingsperspectieven vanuit de hogere overheid dienen deze door de hogere overheid beschouwd te worden als suggesties vanuit de gemeente.

6.1. Uitgangspunten en visie

De gemeente Beersel beschikt met haar cultuurhistorische attractiepolen, waardevolle bossen en landschappelijk waardevol agrarisch gebied over een attractief pallet voor de uitbouw van een toeristische pool in de Brabantse Ardennen. De ligging aan het kanaal Charleroi–Brussel, de goede ontsluiting met het hoofdwegennet en de verschillende treinstations zijn bijkomende troeven. Al deze elementen leggen een stevige fundering voor de uitbouw van de gemeente als toeristisch – recreatieve pool op bovenlokaal niveau. Met de uitbouw van het landinrichtingsproject, het ‘Land van Teirlinck’, zullen de waardevolle landschappelijke kenmerken verder versterkt worden. Op deze wijze wordt de passief recreatieve waarde van de open ruimtegebieden gemaximaliseerd. De gemeente zal een hierop afgestemd recreatief beleid voeren.

Daarnaast investeert de gemeente in het recreatief aanbod voor haar eigen inwoners. Culturele, sportieve en recreatieve voorzieningen worden verder uitgebouwd op gemeenteniveau en in functie van de lokale behoeften. Volgende ruimtelijke concepten leggen de basis voor de recreatieve structuur.

land van Teirlinck uitbouwen van een complementair fijnmazig netwerk voor passieve recreatief netwerk recreatie en langzaam verkeer

Land van Teirlinck

De concretisering van het landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ en de gewenste open ruimtestructuur zal resulteren in een behoud en versterking van de landschappelijke, natuurlijke en ecologische waarden op het grondgebied van de gemeente. Deze waarden bieden potentieel voor het verder ontwikkelen van de recreatieve mogelijkheden te Beersel. Hierbij gaat het dan voornamelijk om zachte recreatie onder de vorm van b.v. fietsen en wandelen. De creatie van een stiltegebied in de centrale open ruimte zal de recreatieve waarde verder verhogen.

Uitbouw van een complementair recreatief netwerk

Bij de uitbouw van de recreatieve mogelijkheden in de gemeente zal er worden ingezet op de totstandkoming van een recreatief netwerk met een aantal recreatieve knooppunten. Voorzieningen worden maximaal gebundeld in of in de onmiddellijke nabijheid van de kernen. De gemeente wenst zowel zijn lokale als bovenlokale recreatieve voorzieningen te versterken en gepaste ontwikkelingsperspectieven te bieden. Voor al zijn recreatieve voorzieningen streeft de gemeente naar een optimale bereikbaarheid te voet en per fiets en dus naar een goede aansluiting op het trage wegennetwerk.

Gemeente Beersel 65 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Fijnmazig netwerk voor passieve recreatie en langzaam verkeer

Om zijn toeristisch-recreatief netwerk te versterken en functionele verbindingen voor zachte weggebruikers te realiseren zal de gemeente inzetten op de realisatie van een fijnmazig trage wegennetwerk. Aansluiting op de kernen, het woonweefsel, gemeenschapsvoorzieningen, bestaande recreatieve routes, buurgemeenten… vormt het voornaamste uitgangspunt van dit trage wegennetwerk. Afstemming op de centrale open ruimte en de eraan verbonden mogelijkheden tot zachte recreatie vormt een tweede belangrijk uitgangspunt.

6.2. Gewenste toeristisch-recreatieve structuur op bovenlokaal niveau

Op bovenlokaal niveau spelen in Beersel een aantal structuurbepalende elementen een belangrijke rol. Het is de bedoeling om de uitstraling van deze elementen op bovenlokaal niveau te versterken en in te spelen op hun potenties.

1 – Provinciedomein van Huizingen

Het domein van Huizingen is van groot bovenlokaal belang. Het domein valt onder provinciale bevoegdheid en vormt vooral in de zomer een belangrijke attractiepool voor de regio. Het domein is momenteel ook goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Er dient onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheden om het gebied af te werken, indien vereist in aansluiting op de provinciale initiatieven. De gemeente zal hier indien nodig nadien een RUP opmaken voor de elementen die niet onder de provinciale bevoegdheid vallen.

2 – Provinciaal vormingscentrum Hanenbos

Bepaalde stukken van het bosgebied zijn opengesteld als speelbos. Het centrum biedt gedurende het hele jaar lokalen, overnachtingsinfrastructuur en activiteiten aan, hoofdzakelijk voor jongerengroepen.

3 – Kasteel van Beersel

Het historische kasteel van Beersel vormt een attractiepool met een bovenlokale uitstraling. De ligging vlakbij het station van Beersel komt de bovenlokale ontsluiting ten goede. Niettemin dienen hier ook degelijke parkeervoorzieningen te worden gerealiseerd om de overlast niet langer af te wentelen op de omgeving (zie 5.6). Voor het kasteelpark van Beersel zal een RUP worden opgemaakt waarbij een uitbreiding met een boomgaard, parkeervoorzieningen en mogelijkheden voor aanpalende horeca kan onderzocht worden. Bij dit onderzoek zal in eerste instantie worden gekeken naar de ruimtelijke opties, de invulling en de relatie met de kern van Beersel. Ruimte voor de parking kan ondertussen reeds tijdelijk voorzien worden vanuit het GRUP VSGB. De gemeente streeft naar een permanente oplossing.

4 – Vormingscentrum Destelheide

Het vormingscentrum vormt een ontmoetingscentrum van bovenlokaal belang voor jongeren. Het centrum biedt gedurende het hele jaar lokalen, overnachtingsinfrastructuur en activiteiten aan.

5 – Kasteel Gravenhof

Het kasteel Gravenhof is een privé-domein dat als hotel, restaurant, café wordt uitgebaat. Het domein heeft een bovenlokale uitstraling en trekt cliënteel van ver buiten de gemeente en de regio aan. De gemeente wenst een RUP op te maken om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden en de limieten van het kasteelpark en de gebouwen vast te leggen. De gebouwen gelegen langs de Lotsesteenweg komen alleen in aanmerking voor seminarie-, ontvangstruimte en wonen in functie van het bedrijf.

6 – Het kanaal Charleroi-Brussel

De bovenlokale recreatieve as langs het kanaal Charleroi-Brussel wordt uitgebouwd met aandacht voor: - recreatieve boottochten; - de aanleg van een kleinschalige “jachthaven” als laagdynamische recreatieve pool zoals opgenomen in het GRUP VSGB; - het bovenlokaal (provinciaal) recreatief fietsroutenetwerk.

Gemeente Beersel 66 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

7 – Papiermolen Herisem

De Papiermolen Herisem te Alsemberg is een negentiende-eeuws industrieel complex dat gegroeid is uit een oude papiermolen, opgericht in 1536. Het geheel is één van de best bewaarde voorbeelden van de ooit bloeiende papier- en kartonnijverheid in de regio van Vlaams-Brabant. Dit industrieel complex biedt vandaag een museum, taverne, diverse activiteiten in kader van cultuur, toerisme, historiek en natuurontwikkeling, overnachtings- en seminariemogelijkheden.

Grootschalige landschappelijk attractieve gebieden als ruimte voor passieve recreatie met recreatiegebied (8) langs de Sanatoriumstraat

In de grootschalige centrale open ruimte van Beersel en de zuidelijke uitloper richting Halle kunnen allerlei vormen van passieve recreatie (wandelen, fietsen, natuur-educatieve projecten) worden versterkt in relatie met de open ruimte. Daarbij dient ook aandacht te gaan naar ontwikkeling en promotie van het plattelandstoerisme. De realisatie van het landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ za leiden tot de uitbouw van een waardevol passief recreatief netwerk dat het volledige grondgebied van de gemeente beslaat met de centrale open ruimte als passief recreatief hart. Concreet: de realisatie van natuur-educatieve voorzieningen, wandelroutes, fietsroutes en gelegenheidcircuits. Bij het behoud van dit grootschalig open ruimtegebied is de landbouw een zeer belangrijke beheerder (en gebruiker). De uitbouw van deze centrale open ruimte tot een ruimte voor passieve recreatie mag dan ook geen afbreuk doen aan de aanwezige landbouw.

Het centrale open ruimtegebied moeten samen met de cultuur-historische elementen van Beersel, de landelijke kernen, de kasteelparken en het kanaal worden opgenomen in een recreatief netwerk voor fietsers en wandelaars. Bij de uitbouw van dit netwerk moet eveneens de relatie gelegd worden met het provinciaal netwerk. De uitbouw van een passief recreatief netwerk voor voetgangers en fietsers moet een algemene versterking van het recreatieve aanbod en de uitbouw van het toerisme mogelijk maken zonder afbreuk te doen aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van dit gebied. In dit kader stelt de gemeente dan ook voor om het lokaal recreatief fietsroutenetwerk te integreren bij het provinciaal fietsroutenetwerk. Op deze wijze komt een verbinding van alle bovenlokale elementen tot stand voor wandelaars en fietsers. Tevens wordt het recreatief aanbod vanuit het landschappelijk attractieve agrarische gebied en de bosgebieden opengesteld voor wandel- en fietstoerisme. Ook paardenroutes kunnen deel uitmaken van het recreatief netwerk. De relatie met paardenroutes in het Hallerbos en de routes in Sint-Pieters-Leeuw kan tevens verbeterd worden.

De gemeente opteert ook om de zuidelijke uitloper van het centrale open ruimte gebied verder te betrekken en af te stemmen in de richting van Halle en het Hallerbos.

De variatie in aard en omvang van deze toeristisch-recreatieve elementen evenals de mogelijkheid om de verschillende elementen via netwerken tot een meer grootschalig aanbod te ontwikkelen, staat borg voor een aanbod van zowel ééndagstoerisme als verblijfsrecreatie.

In aanvulling op dit netwerk kan er eveneens aandacht gaan naar kunst in de straat en archeologisch en industrieel erfgoed. De gemeente werkt in deze context aan een aantal projecten - ondermeer rond lambiekbieren en papiermolens - en wil een wandeltracé met deze elementen en voorwerpen die getuigen van dit specifiek streekeigen industrieel verleden uitbouwen.

In het grootschalige gebied tussen de Dikkemeerweg en de Meighemheidestraat te Alsemberg ligt een op het gewestplan als recreatiegebied aangeduid gebied (8). De gemeente wenst hier een ontspanningsgebied uit te bouwen in het kader van plattelandsontwikkeling met verblijfsrecreatie (B&B, hotel…). Het gaat om een goed ontsloten gebied omgeven door landbouw, natuur en woonweefsel. Om dit te verwezenlijken kan de gemeente indien nodig en/of gewenst een RUP opmaken. Dit RUP dient minimaal te voldoen aan volgende randvoorwaarden: - de ontsluiting van het gebied gebeurt verplicht via de Sanatoriumstraat; - de bebouwing is gericht op de Sanatoriumstraat en niet op de Dikkemeerweg en/of Meigemheidestraat; - de activiteiten in het recreatiegebied dienen aan te sluiten bij het voormalig hotel; - het gaat om laagdynamische verblijfsrecreatie; - de ontwikkeling van hoogdynamische recreatie is uitgesloten; - de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving; - de activiteiten mogen geen hinder veroorzaken die niet door het nemen van maatregelen kan beperkt blijven tot de site.

Gemeente Beersel 67 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

9 – Jeugdvoorziening Fresnay

Deze overnachtingsvoorziening voor jeugdbewegingen bestaat uit verschillende paviljoenen. In het gewestplan is deze site gelegen in natuurgebied met een overdruk “reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden”. Dit zijn gebieden waar beperkingen kunnen worden opgelegd aan de handelingen en werken ten einde de nodige ruimten te reserveren voor de uitvoering van werken van openbaar nut, of om deze werken te beschermen of in stand te houden.

Een gedeelte is gelegen in een VEN-IVON-gebied en habitatgebied (Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heiden). De gehele site is eveneens gelegen in biologisch zeer waardevol gebied.

Deze jeugdvoorzieningen kunnen behouden blijven. Het geheel kan vernieuwd worden doch kaderend binnen zijn specifieke bosomgeving. In samenspraak met de technische diensten van de gemeente Beersel en het Agentschap voor Natuur en Bos dient er bijkomend een beheerplan opgemaakt. Dit beheerplan dient de speelmogelijkheden voor de jeugdverenigingen te combineren met het maximaal beschermen van dit biologische zeer waardevol gebied.

Deze jeugdvoorziening grenst tevens aan het speelbos in Halle. De gemeente Beersel is voorstander om beide voorzieningen (speelbos in Halle en Fresnay) maximaal op elkaar af te stemmen.

6.3. Gewenste toeristisch-recreatieve structuur op lokaal niveau

Ook het recreatief aanbod van de gemeente Beersel voor de eigen inwoners vormt een belangrijke peiler in de recreatieve structuur. Om deze lokale recreatieve structuur verder uit te bouwen zal een onderscheid gemaakt worden tussen de lokale recreatieve knooppunten, de te behouden lokale recreatieve infrastructuur en de overige lokale recreatieve voorzieningen.

De lokale recreatieve knooppunten worden geselecteerd op basis van de bestaande recreatieve structuur hun potenties voor de gewenste recreatieve ontwikkeling. Ze liggen bij voorkeur aansluitend bij de bestaande kernen of bebouwde zones. Er wordt gestreefd naar één knooppunt voor harde recreatie per kern waar diverse voorzieningen op het niveau van de kern worden gebundeld. Nieuwe ‘harde’ voorzieningen dienen in of bij deze recreatieve knooppunten te worden ingeplant. Hierbij wordt rekening gehouden met de dynamiek van de functies. Er wordt telkens gestreefd naar een goede bereikbaarheid te voet en per fiets. Algemeen neemt de gemeente het initiatief om door zoveel mogelijk medegebruik (b.v. met sportvoorzieningen in scholen buiten de schooluren) de beschikbaarheid van de verschillende zalen gevoelig te verhogen.

De te behouden lokale recreatieve infrastructuren worden gekenmerkt door een frequent gebruik maar worden omwille van hun positionering t.o.v. het centrumgebied, hun toegankelijkheid, hun ruimtelijke inpasbaarheid… niet geselecteerd als lokaal recreatief knooppunt. De gemeente wenst deze locaties in de toekomst dan ook niet verder uit te bouwen met ‘harde’ voorzieningen maar in hun bestaande toestand te bekrachtigen.

6.3.1. LOKALE RECREATIEVE KNOOPPUNTEN

Volgende zones worden in Beersel op lokaal niveau geselecteerd als lokale recreatieve knooppunten. Nieuwe ‘harde’ vormen van recreatie of uitbreidingen van harde recreatieve voorzieningen zullen worden gebundeld in één van deze knooppunten voor ‘harde’ recreatie.

1 – Alsemberg: Gemeenveldstraat / De Meent – knooppunt met cultuur als baken

Het knooppunt wordt opgebouwd rond het cultureel centrum ‘De Meent’ en het bezoekerscentrum voor streekbieren in de voormalige Colruytsite. De aanwezigheid van de Meent als cultureel centrum en de nabij gelegen vallei van de Molenbeek vormen de basis voor de verdere uitbouw van een recreatief en gemeenschapsvoorzienend knooppunt in de groene long van de beemd, aansluitend op het groen netwerk in de gemeente. De voetbalinfrastructuur wordt omgevormd tot ruimte voor passieve recreatie zoals wandel- en loopvoorzieningen. Binnen dit kader kan de gemeente bijvoorbeeld een park, een fit-o-meter, een multifunctioneel veldje, buitenfitness en een petanqueveld realiseren.

Gemeente Beersel 68 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

2 – Beersel: Kerkeveld – knooppunt met binnensport als baken

Het knooppunt wordt opgebouwd rond het sportcomplex gelegen in de Schoolstraat en de nadruk ligt er op binnensporten. De bestaande infrastructuur kan behouden blijven. Na herstructurering van de clubs en de optimalisatie van de terreinen zal één voetbalveld afgebouwd kunnen worden. Hierdoor komt te midden van het bebouwde weefsel ruimte vrij. De locatie van het gebied leent zich voor het inzetten op kernversterking. Hiertoe kan de woonrand van het omringende woonweefsel langsheen de Grote Baan afgewerkt worden in functie van doelgroepenbeleid en/of aan wonen complementaire functies (bv. hotel). Om dit te realiseren zal een RUP Kerkeveld opgemaakt worden. Het verloren gegane recreatiegebied zal gecompenseerd worden in het RUP Speelbos – Bricout. De opmaak van het RUP Kerkeveld wordt dan ook gekoppeld aan het RUP Speelbos – Bricout (en het RUP voor het hoofddorp Alsemberg. In dit laatste RUP wordt bijkomende open ruimte voorzien.)

3 – Lot: Vogelenzang – knooppunt met binnen- en buitensport als baken

Dit zal in de toekomst het belangrijkste sportknooppunt van de gemeente vormen. Lot neemt hier een gemeentelijke functie op inzake recreatie daar er binnen het hoofddorp Alsemberg onvoldoende ruimte voorradig is voor verdere grootschalige uitbouw van recreatie. Zowel binnen- als buitensporten kunnen hier worden uitgeoefend. Het knooppunt wordt opgebouwd rond de sportvoorzieningen inclusief tennisvelden en de voetbalterreinen van de Vogelzang. Deze sportvoorzieningen zijn gelegen binnen het BPA Lot Blokbos. Uitbreidingsmogelijkheden (ondermeer op de locatie van het voormalige zwembad) en parkings (weliswaar buiten BPA) zijn aanwezig. Het GRUP VSGB brengt de omgeving rond deze sportzone onder in een woonbestemming en groen.

4 – Huizingen: Sollenbeemd – knooppunt met buitensport als baken

Het knooppunt wordt opgebouwd rond de voetbalvelden van de Sollenbeemd. Dit knooppunt is gelegen in het BPA Centrum uitbreiding. Uitbreidings- of herschikkingsmogelijkheden zijn aanwezig. Hierbij dient echter maximaal rekening te worden gehouden met de potentiële overstromingsgevoeligheid in het gebied.

5 – Dworp: Sportschuur – knooppunt met binnensport als baken

De voorzieningen te Dworp bestaan uit twee kleinere locaties. Een eerste wordt geselecteerd als lokaal recreatief knooppunt. Het gaat om de gemeentelijke sportschuur H. Meerts. Uitbreidingsmogelijkheden zijn hier wel vrij beperkt.

Een tweede locatie situeert zich op de Rilroheide. Aangezien de kern van Dworp zich omwille van zijn hellingspatroon en woonweefsel niet leent tot de uitbouw van nieuwe sportinfrastructuur aansluitend bij de sportschuur wenst de gemeente de infrastructuren op deze locatie te behouden en in te schakelen in zijn recreatief netwerk. Omwille van zijn zonevreemdheid, zijn excentrische ligging en de niet optimale bereikbaarheid wordt er geopteerd om dit niet te selecteren als lokaal recreatief knooppunt, maar als te behouden lokale recreatieve infrastructuur (zie 6.3.2).

6.3.2. TE BEHOUDEN LOKALE RECREATIEVE INFRASTRUCTUUR

Niettegenstaande naar bundeling van de recreatieve structuur gestreefd wordt, moet rekening gehouden worden met de historische ontwikkelingen van de recreatie in de gemeente en het vaak geaccidenteerd terrein. Een verdere bundeling kan hierdoor niet altijd op zone-eigen locaties gerealiseerd worden. Hiertoe worden naast de hoger vermelde harde knooppunten nog een beperkt aantal bestaande recreatieve voorzieningen behouden in aanvulling op de geselecteerde knopen. Uitbreidingen zijn hier echter niet mogelijk.

1 – Voetbalterrein te Alsemberg langs de Zoniënwoudlaan

Het terrein is gelegen langsheen de Zoniënwoudlaan. Dit voetbalterrein maakt deel uit van het BPA Sportplein en omgeving. Het sportterrein kan behouden blijven, zolang er voetbalactiviteiten op blijven uitgeoefend. Het is niet de bedoeling om hier andere harde vormen van recreatie te ontwikkelen.

2 – Verblijfsrecreatiegebied langs de Begijnbosstraat

De tennisclub Bruineput kan behouden blijven op de huidige locatie in recreatiegebied. De voorziening staat volledig ten dienste van de tennisclub en bestaat uit een overdekte tennishal met cafetaria en een viertal

Gemeente Beersel 69 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel buitenterreinen. Het gebied is grotendeels omgeven door landschappelijk waardevol agrarisch gebied en aan de overzijde van de straat door woonpark. Uitbreiding van de bestaande infrastructuur is niet mogelijk. Een beperkt deel van de bestaande infrastructuur is in agrarisch gebied gelegen. De gemeente zal een RUP opmaken om de bestaande gebouwen mee op te nemen in recreatiegebied.

3 – Rilroheide te Dworp

Op de Rilroheide te Dworp bevinden zich 1 competitieveld en 1 oefenveld. Deze terreinen blijven behouden op hun huidige locatie. Deze locatie is zonevreemd, maar biedt een meerwaarde aan de lokale recreatieve infrastructuur van Dworp. Omwille van de excentrische ligging en de bereikbaarheid wordt hier geen verdere uitbreiding toegestaan. De gemeente opteert voor het behoud en de sanering van deze lokale recreatieve infrastructuur en zal een RUP op maken waarbij een nabestemming als parkgebied zal voorzien worden. Het RUP moet ruimte bieden voor het behoud en de optimalisering van de huidige infrastructuur met inbegrip van de vereiste parkings.

6.3.3. OVERIGE LOKALE RECREATIEVE VOORZIENINGEN

Speelpleinwerking en lokaal speelbos

De gemeentelijke speelpleinwerking gaat reeds lang door op de terreinen “Bricout” op de hoek van de Dekt en de Sanatoriumstraat. Dit terrein is goed bereikbaar en ligt landschappelijk goed ingepast. Het terrein is ook gesitueerd vlak bij het voormalig sanatorium (huidig asielcentrum) en het recreatiegebied aan de Sanatoriumstraat (cf. supra). Het speelplein is echter gelegen in agrarisch gebied. De gemeente heeft aanpalend aan de locatie Bricout een bebost perceel verworven. De aanwezigheid van het bos in aansluiting bij de speelpleinwerking, goed bereikbaar vanuit de deelgemeente Beersel en Alsemberg maakt dit tot een geschikte locatie voor de uitbouw van een speelbos20. Dit speelbos kan ten dienste staan van zowel de speelpleinwerking als voor de jeugdbewegingen en een belangrijk deel van de bevolking van Beersel. Daarnaast kadert dit speelbos samen met de toekomstige invulling van het recreatiegebied aan de Sanatoriumstraat in de recreatieve ontwikkeling van het Land van Teirlinck. De gemeente wenst de speelpleinwerking dan ook hier te behouden en verder te ondersteunen met de realisatie van een speelbos.

Voor het gehele gebied zal een RUP opgemaakt worden om het gebied te kunnen inrichten als speelplein met speelbos. Daarbij wil de gemeente ook de bestaande zonevreemdheid aanpakken. Binnen deze zone dient de mogelijkheid geboden te worden voor de realisatie van de nodige gebouwen voor de speelpleinwerking. Bij de opmaak van het RUP zal eveneens een afweging dienen te gebeuren t.o.v. de aanpak van zonevreemde recreatie zoals vooropgesteld in hoofdstuk 8 (zie aanpak gebieden voor grondgebonden landbouw). De belangrijkste elementen die van toepassing zijn voor het RUP in functie van de speelpleinwerking worden hier kort aangegeven. ‘Laagdynamische recreatieve voorzieningen die niet aansluiten bij het woonweefsel maar dermate zijn uitgebouwd dat zij een meerwaarde bieden aan de lokale recreatieve structuur of een meerwaarde vormen binnen de uitbouw van het land van Teirlinck kunnen behouden blijven en verder ontwikkelen’. Uitbreiding kan uitsluitend indien hierdoor geen bijkomende overlast voor de open ruimte wordt gegenereerd. Voor laagdynamische recreatieve voorzieningen die een meerwaarde bieden aan de lokale recreatieve structuur kunnen bijkomende mogelijkheden worden geboden.

Het gecreëerde recreatiegebied fungeert als compensatie voor de zone met recreatieve bestemming die verloren gaat in het RUP Kerkeveld. De open ruimtebestemming die hierdoor ter hoogte van Bricout verloren gaat zal op andere plaatsen in de gemeente gecompenseerd worden bijvoorbeeld te Lot of Alsemberg. De opmaak van dit RUP wordt in ieder geval gekoppeld aan het RUP voor het hoofddorp Alsemberg en het RUP Kerkeveld.

Aandachtzones voor kleinschalige recreatie en buurtrecreatie

Kleinschalige recreatieve voorzieningen en buurtvoorzieningen kunnen verweven worden met het woonweefsel en met de bestaande parkgebieden.

Buurtspeelpleintjes en bestaande jeugdvoorzieningen die nu reeds onderdeel uitmaken van het bebouwde weefsel, worden behouden en optimaal geïntegreerd in de woonomgeving.

20 Het speelbos is verder af gelegen ten opzichte van Lot, Huizingen en Dworp doch deze kernen zijn korter gelegen bij respectievelijk het speelbos van het provinciaal domein van Huizingen en het speelbos aan Fresnay (grondgebied Halle).

Gemeente Beersel 70 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Daarnaast moeten in elke buurt of wijk bijkomende speelpleintjes en ruimte voor kleine kinderen en jongeren worden ingericht of verbeterd. Dergelijke voorzieningen impliceren immers een meerwaarde voor de leefkwaliteit van een woonbuurt.

Binnen deze zones wordt er speciale aandacht besteed aan speelruimteweefsel (zie verder).

Jeugdvoorzieningen

Voor de meeste jeugdvoorzieningen stellen zich ruimtelijk en/of juridisch geen problemen. Het merendeel van de voorzieningen is gelegen binnen een geëigende zone en aansluitend bij een woonkern binnen de gemeente Beersel. Er wordt wel benadrukt dat het medegebruik van lokalen en speelruimten door verschillende jeugdverenigingen gestimuleerd moet worden. De jeugdvoorzieningen dringen aan werk te maken van een, afhankelijk van het specifieke geval, verbetering, vernieuwing en/of uitbreiding van de bestaande infrastructuur van de jeugdverenigingen.

Speelruimteweefsel

Door de creatie van een netwerkstructuur tussen de talrijke voorzieningen van de lokale recreatieve structuur, wil Beersel aan de lokale recreatieve structuur een belangrijke meerwaarde geven. Een verkeersveilig net van fietspaden en trage wegen dient de elementen van de lokale recreatieve structuur optimaal te verbinden en te ontsluiten. Dit netwerk integreert de dagelijkse verzamelplaatsen van de jeugd (scholen, muziekacademie, bibliotheken, speelbos, jeugdlokalen, groene ruimten, jeugdhuis, sportinfrastructuur…). Op deze wijze ontstaat een volwaardig speelruimteweefsel. De routes van het speelruimteweefsel worden kindvriendelijk ingericht21: Een goede kindgerichte publieke ruimte staat ook garant voor een kwalitatieve publieke ruimte.

Het speelruimteweefsel kan gedeeltelijk overlappen met het lokaal en bovenlokaal recreatief netwerk.

Concrete acties zijn: - de inventarisatie en optimalisatie van het voetwegennetwerk; - bewegwijzerings-projecten; - kindvriendelijke oversteekplaatsen...

Lokaal recreatieve netwerkstructuur

De in het provinciaal fietsroutenetwerk en in het lokaal functioneel en recreatief fietsroutenetwerk (2002) vooropgesteld geheel van fietstracés wordt als basis gebruikt voor de uitwerking van het lokaal recreatief netwerk. De hoger vermelde lokale recreatieve knooppunten en de meerderheid van de speel- en buurtpleintjes sluiten direct of indirect op dit netwerk aan. De gemeente zal waar nodig de vereiste infrastructuuringrepen uitvoeren om het netwerk veilig te vervolledigen.

6.3.4. VERDER TE ONDERZOEKEN RECREATIEVE BESTEMMINGEN

Verblijfsrecreatiegebied langs Kersenstraat

Het in het gewestplan als verblijfsrecreatiegebied aangeduide terrein langs de Kersenstraat in Dworp blijft weerhouden voor invulling met recreatieve functies in kader van het project Land van Teirlinck. Het gebied wordt momenteel niet benut voor recreatieve doeleinden. In het gebied is een woning gelegen met tuin en enkele kleinere houten constructies. De rest van het terrein is beplant met bomen. Het gebied situeert zich temidden van de open ruimte. Er dient onderzocht te worden of dit recreatiegebied nog dient behouden te blijven. Zo niet moet worden nagegaan wat de meest opportune open ruimtebestemming is.

6.4. Aanpak zonevreemde lokale recreatieve infrastructuur

De toekomstperspectieven van de zonevreemde lokale recreatieve infrastructuur wordt afgetoetst aan de gewenste open ruimte structuur. Deze aftoetsing wordt gebundeld binnen de aanpak van de zonevreemde

21 Peter Dekeyser en Vanderstede Wouter, Kind en Ruimte. Een kindgerichte planning van publieke ruimte, Kind en Samenleving vzw, Brussel, 2007: het boek biedt een handleiding voor het ontwerp van een kwalitatieve kindgerichte ruimte, ondermeer met het Manifest voor kindgerichte planning van publieke ruimte.

Gemeente Beersel 71 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel entiteiten. Hier zijn duidelijke richtlijnen uitgezet waarbinnen er maatregelen kunnen getroffen worden voor behoud of uitdoving van deze zonevreemde functies.

6.5. Acties

Om de gewenste recreatieve structuur te realiseren zal de gemeente in de komende jaren een aantal acties en maatregelen moeten nemen. Bij de gewenste recreatieve structuur komen specifieke doelstellingen naar voren die kunnen bereikt worden door het uitwerken van volgende maatregelen en acties.

DOELSTELLING MAATREGELEN EN ACTIES

lokale recreatieve behoeften beantwoorden  lokaal recreatief knooppunt voor elke kern  lokaal recreatief knooppunt te Lot als zwaartepunt  uitbouwen toeristisch-recreatief netwerk  concrete RUP’s  RUP Rilroheide  RUP Begijnenbosstraat  RUP Kersenstraat  RUP Speelbos – Bricout voorzieningen van bovenlokaal belang ondersteunen  uitbouwen toeristisch-recreatief netwerk  recreatieve waarden ‘Land van Teirlinck’  concrete RUP’s  RUP kasteelpark Beersel  RUP kasteelpark Gravenhof  RUP provinciaal domein  RUP Sanatoriumstraat landschap als toeristisch-recreatieve troef  uitbouwen toeristisch-recreatief netwerk  bevorderen plattelandstoerisme  recreatieve waarden ‘Land van Teirlinck’

Hieronder worden de belangrijkste maatregelen en acties kort uitgewerkt en wordt het toepassingsgebied ervan aangegeven.

LOKAAL RECREATIEF KNOOPPUNT VOOR ELKE KERN

TOEPASSINGSGEBIED  hoofddorp Alsemberg  woonkern Beersel  woonkern Huizingen  woonkern Dworp DOELSTELLINGEN  behouden en ontwikkelen van één lokaal recreatief knooppunt per kern  antwoord bieden op de recreatieve behoeften op lokaal niveau  bundelen van de sportvoorzieningen

LOKAAL RECREATIEF KNOOPPUNT TE LOT ALS ZWAARTEPUNT

TOEPASSINGSGEBIED woonkern Lot

DOELSTELLINGEN  verder uitbouwen lokaal receratief knooppunt te Lot  opvangen van recreatieve behoeften op niveau van de gemeente Beersel  bundelen van sportvoorzieningen die niet kunnen gerealiseerd/behouden worden of waarvoor realisatie/behoud niet wenselijk is binnen overige lokale recratieve knooppunten

Gemeente Beersel 72 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

UITBOUWEN TOERISTISCH-RECREATIEF NETWERK

TOEPASSINGSGEBIED grondgebied Beersel

DOELSTELLINGEN  bovenlokale recreatieve voorzieningen als zwaartepunt  ondersteunen en versterken recreatief medegebruik van het ‘Land van Teirlinck’  uitbouwen ‘Land van Teirlinck’ als belangrijk recreatief element  parkgebieden als belangrijke recreatieve elementen

CONCRETE RUP’S

RUP Rilroheide

TOEPASSINGSGEBIED te behouden lokale recreatieve infrastructuur 3, Rilroheide

DOELSTELLINGEN  antwoord bieden op zonevreemdheid van de recreatieve voorzieningen  nabestemming vastleggen  behoud en optimaliseren van de huidige infrastructuur en parkings RUP Begijnenbosstraat

TOEPASSINGSGEBIED te behouden lokale recreatieve infrastructuur 2, verblijfsrecreatiegebied langs de Begijnenbosstraat

DOELSTELLINGEN  bieden van ontwikkelingsperspectieven aan tennisclub Bruineput  zone-eigen maken van infrastructuur gelegen in agrarisch gebied RUP Kasteelpark Beersel

TOEPASSINGSGEBIED bovenlokale toeristische en recreatieve voorziening 3, Kasteel van Beersel, te Beersel

DOELSTELLINGEN  toekomstige ontwikkelingsperspectieven vastleggen  mogelijkheden bieden voor aanpalende horeca RUP Kasteelpark Gravenhof

TOEPASSINGSGEBIED bovenlokale toeristische en recreatieve voorziening 5, Kasteel Gravenhof, te Dworp

DOELSTELLINGEN  toekomstige ontwikkelingsperspectieven kasteelpark en gebouwen vastleggen  invulling van gebouwen langs de Lotsesteenweg met seminarie-, ontvangstruimte en wonen in functie van het bedrijf RUP provinciaal domein

TOEPASSINGSGEBIED bovenlokale toeristische en recreatieve voorziening 1, provinciaal domein, te Dworp

DOELSTELLINGEN afwerking gebied in aansluiting op provinciale initiatieven

RUP Sanatoriumstraat

TOEPASSINGSGEBIED bovenlokale toeristische en recreatieve voorziening 8, recreatiegebied langs Sanatoriumstraat, te Beersel

DOELSTELLINGEN  uitbouwen ontspanningsgebied in kader van plattelandsontwikkeling met verblijfsrecreatie  verhogen recreatieve waarden van het ‘Land van Teirlinck’

Gemeente Beersel 73 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

 onderdeel van het toeristisch-recreatief netwerk RUP Speelbos – Bricout

TOEPASSINGSGEBIED terreinen ‘Bricout’ op de hoek van de Dekt en de Sanatoriumstraat

DOELSTELLINGEN  ruimte bieden aan de gemeentelijke speelpleinwerking  realisatie van een speelbos RUP Kersenstraat

TOEPASSINGSGEBIED verder te onderzoeken recreatieve structuur, verblijfsrecreatiegebied langs Kersenstraat

DOELSTELLINGEN  onderzoek naar toekomstmogelijkheden op het terrein  indien nodig/gewenst doorvoeren van herbestemming

RECREATIEVE WAARDEN ‘LAND VAN TEIRLINCK’

TOEPASSINGSGEBIED grondgebied Beersel

DOELSTELLINGEN  versterken recreatieve waarden  uitbouwen verblijfsaccomocatie, hoevetoerisme, natuur-educatieve projecten…  inzetten op attractief landschap  bevorderen (plattelands)toerisme  ruimtelijke draagkracht niet overschrijden

Gemeente Beersel 74 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

7. Gewenste ruimtelijke structuur van de kernen

7.1. Woonkern Lot in het strategisch gebied

Kaart R 8: Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Lot

Lot als goed bereikbare woonkern in de verstedelijkte Zennevallei

De kern van Lot wordt in zijn woonfunctie versterkt als een woonfragment te midden van open ruimte, infrastructuren en economische activiteiten. Het bestendigen, versterken en opwaarderen van deze woonbuurt vormt samen met het inzetten van nieuwe woontypologieën die een duidelijk ruimtelijke band bezitten met het kanaal en de open ruimtestructuur de algemene kwaliteitsimpuls voor de woonomgeving.

Op de gewenste ruimtelijke structuur voor Lot wordt een centrumgebied indicatief afgebakend. Aangezien er aan het centrumgebied specifieke ontwikkelingsperspectieven gekoppeld worden, zal de exacte afbakening onderdeel uitmaken van het onderzoek bij de opmaak van een concreet RUP. In het centrumgebied worden kleinschalige diensten en bedrijvigheid ondersteund in zover deze geen afbreuk doen aan het woonkarakter. Er wordt eveneens ingespeeld op de onderlinge relatie tussen en interactie met de stationsomgeving, de oude Wolfabriek en de omgeving rond de Pastoriestraat en de Beerselsestraat voor het zachte verkeer (kerkplein en schoolomgeving). Het centrumgebied wordt met Lot-over-de-Vaart verbonden door een uitgebouwde wandel- en fietsverbinding. Deze zachte verbinding kan vorm krijgen door een nieuwe voetgangers- en fietsverbinding over het kanaal (in het verlengde van de Stationsstraat en de Sashoek).

Het station van Lot wordt, samen met dit van Ruisbroek en Huizingen, uitgebouwd als een multimodale pool (GEN-station). Zo’n opwaardering gaat gepaard met een intensivering van de woonbuurten en een verhoogd ambitieniveau inzake voorzieningen. Een grotere dynamiek van deze stationsomgevingen geeft aanleiding tot extra ontwikkelingen. In de toekomst ligt een bijzondere uitdaging om de omliggende bedrijvensites in de buurt van deze kern Lot een belangrijke ontsluitingsmodus met het spoor aan te bieden in het kader van duurzaam woon-werk verkeer. De uitbouw van een langzaam verkeersnetwerk tussen het station van Lot en de omliggende bedrijvenzones maakt hier een belangrijk onderdeel van uit.

Lot heeft zich ontwikkeld in het industriële verleden rond de Zenne. Het aanwezige industrieel erfgoed bezit bijzondere kwaliteiten om te transformeren naar nieuwe eigentijdse en bijzondere woonvormen. Het herwaarderen van deze historische sites binnen de bebouwde structuur is een duurzame actie in de zoektocht naar het versterken en uitbreiden van de woonomgeving.

Werken aan wonen

Om de woonfunctie te versterken wordt er in Lot een sterk programma naar voren geschoven van inbreiding en kernversterking.

- Een eerste reconversieproject dat wordt aangeduid is de oude Wolfabriek (Cartonnex-site) in het centrum van Lot, ter hoogte van de Dworpsestraat en de Albert Denystraat. Het gaat hier om een concreet strategisch woonproject dat wordt uitgewerkt in BPA Wolfabriek. In het reconversiegebied wordt er geopteerd voor nieuwe woonvormen in relatie met de stationsomgeving. De bestaande fabrieksgebouwen worden ontpit en geïntegreerd in het ondersteunend sociaal woonproject. Kleinschalige niet hinderlijke bedrijvigheid is er mogelijk. Tevens wordt er ruimte voorzien voor eengezinswoningen voor de middenverdieners. De Zenne en haar groene oevers worden geïntegreerd en uitgewerkt als een duidelijke groene publieke ruimte voor de kern van Lot (parkstructuur). Aansluitend op de nieuwe groene publieke ruimte wordt optimaal rekening gehouden met het cultuurhistorisch erfgoed van de gewezen Wolfabriek. De reconversie van de voormalige bedrijfspanden naar vernieuwde woonvormen vormt een duidelijke meerwaarde voor de site en bezit eveneens een verwijzing naar het industrieel verleden. Ook het behoud van de oude schouw kan bijdragen tot deze historische verwijzing.

De oversteekbaarheid van de Zenne naar de Artic-site wordt vergroot. De relatie met het station van Lot, de aanpalende projecten rond het Artic-gebouw, de voormalige politiekazerne en het centrum van Lot worden maximaal uitgewerkt. De publieke ruimte wordt afgestemd op de kern van Lot, zodat de site toegankelijk wordt en een meerwaarde biedt voor de inwoners van Lot.

Gemeente Beersel 75 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- Een tweede reconversieproject te Lot bestaat uit de (geleidelijke) omvorming van de bedrijvensites in de hoek van Breedveld en de Molenstraat naar een woonomgeving (GRUP VSGB). Hierbij dient er eveneens voldoende aandacht te gaan naar het integreren van open ruimte, groen en een parkinrichting. De motivatie voor deze transformatie bestaat uit de afbakening en scheiding van het Lotse woongebied van de omliggende bovenlokale bedrijvenzones. Het – op termijn – integreren van de bedrijfspanden in het woongebied zorgt samen met de realisatie van de ‘groene gordel’ voor een duidelijke grens van het woongebied. Pas wanneer de overige woonprojecten in Lot gerealiseerd zijn en de bestaande bedrijvigheid is stopgezet, kan dit reconversieproject worden aangevat.

- Ter hoogte van het kanaal te Lot kan worden ingespeeld op ‘wonen langs het water’ (GRUP VSGB). Ondanks de mogelijke uitbreidingen van het kanaal binnen de lange termijn visie van de beheerder bezit de oeverzone bijzondere mogelijkheden om nieuwe woonontwikkelingen aan het water te realiseren. Maar ook het herstructureren van bestaande oude fabriekspanden en van verouderde woonclusters vormt een mogelijkheid om het wonen aan het water optimaal te benutten. Wonen langs het kanaal te Lot kan de woongebieden van Lot en Lot-over-het-kanaal dichter bij elkaar brengen. Bij het concept van ‘wonen aan het water’ worden kleinschalige bebouwingsprojecten nagestreefd waarbij een aangepaste en hedendaagse woontypologie dient toegepast te worden om het contact met het kanaal mogelijk te maken en het aanwezige niveauverschil van het dijklichaam te integreren in de bebouwing. Voor het behoud van de gewenste open ruimte mag deze woonontwikkeling in noordelijke richting niet verder uitdeinen dan de contour van het bij gewestplan vastgestelde woongebied. Bij de concrete uitwerking van deze woonontwikkelingen dient echter maximaal rekening gehouden te worden met de overstromingsproblematiek (november 2010). De gemeente wenst geen bijkomend woongebied te creëren in overstromingsgebied (gedeeltelijk in conflict met ontwikkelingsperspectieven uit GRUP VSGB) tenzij afdoende maatregelen kunnen genomen worden om de overstromingsproblematiek op te lossen.

- De randen van de woonkern Lot kunnen worden afgewerkt met kleinschalige bebouwingsprojecten. Hierbij is het geenszins de bedoeling om de resterende open ruimtegebieden vol te bouwen, maar om de onafgewerkte woonranden kwalitatief af te werken. Het afwerken van de randen van het woongebied is een concept dat vernieuwende woontypologieën vereist die optimaal inspelen op de kwaliteiten van de aangrenzende open ruimte en een minimale footprint inhouden. Het geheel zorgt voor een ruimtelijk kwaliteitsvolle afwerking van de bebouwde omgeving ten opzichte van de open ruimtes. Volgende gebieden kunnen worden aangeduid voor het afwerken van de randen met kleinschalige bebouwingsprojecten: o parallel met de Kloosterstraat aan de Dworpsestraat; o achter het recreatiegebied van Lakenberg; o ter hoogte van Langdorp en Zittert; o ter hoogte van de rotonde van de Zennestraat en Zittert; o ten oosten van het reconversieproject Wolfabriek; o tussen de Frans Sermonstraat en de Laaklinde.

De stapsteenverbindingen doorheen Lot en de open ruimteverbinding omheen Lot

De waterlopen van de Zenne, de Lotbeek en de Molenbeek worden doorheen het bebouwde gebied aangeduid als dragers van groene stapstenen. Via het benutten van kansen in het bebouwd gebied kunnen deze stapsteenverbindingen diverse kleinere visuele en ecologische open ruimtegebieden tot stand brengen die bijdragen aan de woonkwaliteit. Deze groene stapstenen worden met elkaar verbonden door een blauw-groen netwerk van waterlopen. De Zenne wordt doorheen de kern van Lot geherwaardeerd als een aaneengesloten natuurverbinding. Langsheen de Zenneoever(s) wordt een wandel- en fietsverbinding voorzien. Bij nieuwe bouwprojecten aan de Zenne dient maximaal ingezet te worden op de realisatie van groene stapstenen die het bebouwde weefsel binnendringen.

Omheen Lot wordt een landschappelijk ingerichte open ruimteverbinding voorzien. Deze ‘groene gordel’ vormt het overgangsgebied tussen het woongebied en omliggende bedrijfsgebieden en diverse infrastructuren. Dit gebied dient ingericht te worden als een doorwaadbaar open ruimtegebied met openbaar groen, weides en opgaand buffergroen. Deze open ruimteverbinding omheen Lot zorgt voor de leefbaarheid ervan en betekent een verademing voor de bewoners van dit dicht bebouwd gebied. Recreatief medegebruik, extensieve landbouw en de bufferfunctie staan in de ‘groene gordel’ voorop met aandacht voor een ecologische meerwaarde. Ter hoogte van de Albert Denystraat verknoopt de ‘groene gordel’ met de Zennebeemden. Het gedeeltelijk aansnijden van de woonuitbreidingsgebieden WU2 en WU3 (cf. 3.4.1) moet gekoppeld worden aan de realisatie van deze ‘groene gordel omheen Lot’.

Gemeente Beersel 76 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Wonen naast werken

Om de leefbaarheid en de woonkwaliteit van Lot te versterken dient een nieuwe ontsluiting voor doorgaand verkeer voorzien te worden. De ontdubbeling van het personen- en het vrachtvervoer dient de bedrijvenzones langs Bergensesteenweg (N6), Heideveld, Gijzeleer en Zenneveld aan te sluiten op de E19. Het GRUP VSGB voorziet hiertoe een nieuwe omleidingsweg voor vrachtverkeer (symbolische aanduiding). De gemeente wenst dit niet te ondersteunen en doet een aantal suggesties aan de hogere overheid (zie de gewenste verkeers- en vervoersstructuur). Indien deze nieuwe infrastructuur toch wordt gerealiseerd, zal deze aansluiten bij een nieuwe ontsluitingsweg die ruimtelijk gekoppeld is aan de spoorweg richting Beersel.

De verdichting van bedrijvensite Laekebeek ten westen van Lot wordt mogelijk gemaakt in combinatie met een verbeterde ontsluiting wat een meerwaarde biedt voor de uitstraling van de site. Tussen de bedrijvensite en de woonkern van Lot wordt een landschappelijke groenstrook aangelegd bestaande uit openbaar groen en weiland/extensieve landbouw.

Concretisering in een RUP

Om de verschillende projecten te verbinden tot een integraal project voor Lot kan een RUP worden opgemaakt. Bij de opmaak ervan dient een overkoepelende visie te worden uitgewerkt. De aanpak van de publieke ruimte, de beschikbare ruimte voor water, de integratie van kleinschalige bedrijvigheid en de uitwerking van een gedifferentieerd woonbeleid dienen daarin concreet te worden uitgewerkt. De opmaak van dergelijk RUP biedt garanties voor een integrale kijk op de ruimtelijke draagkracht van Lot. Voor verdichting op specifieke locaties binnen dit RUP worden volgende randvoorwaarden voorop gesteld: - versterken van de stationsomgeving en in het centrumgebied; - het versterken van de ruimtelijke en functionele band tussen Lot en Lot-over-de-Vaart. Door de uitbouw van wonen langs het kanaal en het inrichten van een wandel- en fietsverbinding in het verlengde van de Sashoek kan de band tussen de twee gescheiden nederzettingsstructuren aangehaald worden; - het densifieren van de bestaande woonomgevingen te Lot dient samen te gaan met bijzondere aandacht voor de kwaliteit en het aanbod aan groene en open ruimte-elementen en de kwaliteit van het openbaar domein. Deze elementen ondersteunen mee de leefbaarheid en structuur binnen het Vlaams strategisch gebied; - het bewaren van de eigenheid van de Lotse kern en het aanwezige bouwkundige / industriële erfgoed in de verstedelijkte Zennevallei; - het afstemmen van de verdichting op de draagkracht van de omgeving en specifiek op de aanwezige overstromingsgevoeligheid van het gebied. Appartementsbouw in een reeds bebouwde straatwand is enkel mogelijk op voorwaarde dat deze op een harmonische wijze kan ingepast worden in het bestaande gabariet en de typologie van de aanwezige (arbeiders)bebouwing; - de architecturale kwaliteit van een toekomstig bouwproject dat inspeelt op de eigenheid van het gebied (zowel de bebouwde als de landschappelijke omgeving); - het voorzien van een voldoende aanbod van verschillende woontypologieën in functie van een gedifferentieerd woonbeleid (studio, appartement, kavels, huisvesting senioren, sociale huisvesting…); - een belangrijk aandachtspunt bij het bepalen van het aantal bouw- en woonlagen is de bijkomende verkeersgeneratie die meergezinswoningen met zich meebrengen. De nabijheid van het station en goed openbaar vervoer en het voorzien van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein is vereist.

7.2. Hoofddorp Alsemberg in het buitengebied

Kaart R 9: Gewenste ruimtelijke structuur hoofddorp Alsemberg

De kern van Alsemberg met een hoog voorzieningsniveau

Alsemberg als hoofddorp dient het zwaartepunt te vormen voor wonen en voorzieningen in de delen die in de gemeente Beersel behoren tot het buitengebied. Wonen en werken worden hier op lokaal en gemeentelijk niveau geconcentreerd. Een goede verweving met verzorgende, sociaal-culturele en commerciële activiteiten staat voorop. Deze functies ondersteunen de woonfunctie en dienen geconcentreerd te worden in het centrumgebied.

In de gewenste ruimtelijk structuur voor Alsemberg wordt indicatief wonen in kerngebied en een centrumgebied afgebakend (ontwikkelingsperspectieven zie 3.2.2.2). De exacte afbakening zal onderdeel uitmaken van het onderzoek bij de opmaak van een concreet RUP. Deze Alsembergse kern sluit aan op de kern van Sint-

Gemeente Beersel 77 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Genesius-Rode. Het centrumgebied van Alsemberg krijgt mede vorm door het domein Rondenbos in het noorden en het voorzieningscentrum in het zuiden (gebied rond het kruispunt van de Steenweg naar Halle en de Zoniënwoudlaan). Voorzieningen op niveau van de kern en van de gemeente kunnen in het centrumgebied van Alsemberg worden behouden en uitgebreid. Met het BPA Grote Kapel – gedeeltelijke herziening 2 (seniorenvoorzieningen) en het BPA Grootveld – gedeeltelijke herziening (diensten- en voorzieningencentrum) zet de gemeente momenteel reeds in op deze versterking van het voorzieningenniveau te Alsemberg. Een belangrijk aandachtspunt is het beperken van de baanontwikkelingen en het streven naar een bundeling van de parkeervoorzieningen. Extra aandacht dient te gaan naar het Winderickxeiland en het openbaar vervoersknooppunt op het kruispunt van de Steenweg naar Halle en de Zoniënwoudlaan.

Wijkontwikkeling voorbehouden voor wonen

De omgeving rond het kerngebied van Alsemberg werd door wijkontwikkelingen ingevuld. Deze wijken worden hoofdzakelijk gekenmerkt door open en halfopen bebouwing. Omwille van de bebouwingsmorfologie wordt er een onderscheid gemaakt tussen het residentieel woongebied en de woonparken. In de woonparken staat het behoud en vrijwaren van de aanwezige boomgroepen en het uitgesproken groene karakter centraal. De wijkverschijningen worden functioneel afgestemd op de kern van Alsemberg. Het verbeteren van de oversteekbaarheid van de Brusselsesteenweg is hier een belangrijk aandachtspunt.

Bereikbaar Alsemberg

Alsemberg wordt gekenmerkt door een hoge verkeersdruk en de gemeente wenst dan ook in te zetten op een reductie van het wegverkeer. Dit zal eveneens bijdragen tot de bescherming van het leefmilieu en de leefbaarheid van de woonomgeving te Alsemberg. De publieke ruimte in het kerngebied (straten, pleinen, parken…) biedt plaats aan kwalitatief en betekenisvolle verblijfsruimte.

Een aanpak van de doortocht ter hoogte van de Brusselsesteenweg dient prioriteit te krijgen om het doorgaande autoverkeer af te stemmen op de lokale verweving van wonen, werken en recreatie. Een kwalitatieve invulling van de verblijfsruimte dient een stimulans te vormen voor fiets- en voetgangersverkeer. Zachte doorgaande verbindingen in het kerngebied worden voorzien langsheen de Brusselsesteenweg en de Pastoor Bolsstraat. Om het doorgaande verkeer doorheen de woonkern van Alsemberg te weren, wordt er voorgesteld om de Pastoor Bolsstraat te knippen voor het autoverkeer. De aanleg van een pleinruimte ter hoogte van de ‘knip’ kan een betekenisvolle meerwaarde bieden voor de kern van Alsemberg. Ter hoogte van de Onze-Lieve-Vrouwstraat bestaat de mogelijkheid om het parkeren ten behoeve van de kern te bundelen.

Kwalitatieve groenelementen dragen bij aan het woonklimaat

Kwalitatieve groenelementen (stapsteenverbindingen, open ruimtegebieden, parkgebieden…) dienen bij te dragen aan het woonklimaat van Alsemberg. Open ruimtegebieden ten behoeve van het Alsembergse kerngebied zijn domein Rondenbos, het open ruimtegebied aan de Brusselsesteenweg (door het gedeeltelijk vrijwaren van WU7 van bebouwing), het gemengde parkgebied van de Molenbeek, de natuurgebieden Eikenheide en Elsemheide, het Gasthuisbos en het landbouwgebied aan de Bronstraat. De toegankelijkheid van deze gebieden wordt afgestemd op de kwetsbaarheid van deze gebieden. Het gemengde parkgebied van de Molenbeek vormt een ‘groene vinger’ die het omliggende landschap in de kern van het hoofddorp infiltreert. De Molenbeek zelf wordt – in de mate van het mogelijke – terug naar de oppervlakte gebracht in het kerngebied. Groene stapstenen kunnen hier zuurstof bieden aan de waterloop en de bebouwde omgeving.

Concretisering in een RUP

Om deze beleidsopties te concretiseren kan een RUP worden opgemaakt. De opmaak ervan biedt garanties voor een integrale kijk op de ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven te Alsemberg. Voor verdichting op specifieke locaties binnen dit RUP worden volgende randvoorwaarden voorop gesteld: - het bewaren van de eigenheid van de landelijke kern en het afstemmen op de draagkracht van de omgeving; - het voorzien van een voldoende aanbod met verschillende woontypologieën in functie van een gedifferentieerd woonbeleid (studio, appartement, kavels, huisvesting senioren, sociale huisvesting…); - de historische context en beeldbepalende elementen (gebouwen, bomen, plekken) van het centrumgebied worden zoveel mogelijk behouden om de authenticiteit van de individuele kern te bewaren; - meergezinswoningen en appartementen zijn alleen mogelijk indien ze op een harmonische wijze ingepast worden in het bestaande gabariet van de straat en de typologie van de aanwezige bebouwing;

Gemeente Beersel 78 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- een belangrijk aandachtspunt bij het bepalen van het aantal bouw- en woonlagen is de bijkomende verkeersgeneratie die meergezinswoningen met zich meebrengen. De nabijheid van openbaar vervoer en het voorzien van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein zijn vereist; - binnen de woonkernen worden leegstaande woningen en gebouwen aan de uitgeruste wegen prioritair benut; - de kwalitatieve inrichting van het openbaar domein; - het nastreven van een architecturale kwaliteit van toekomstige bouwprojecten die inspeelt op de bebouwde omgeving.

7.3. Woonkern Beersel in het buitengebied

Kaart R 10: Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Beersel

In de woonkern Beersel staat het dekken van de behoeften aan wonen en voorzieningen van de eigen kern centraal. Wonen en werken worden hier op lokaal niveau geconcentreerd in het kerngebied. Lokale voorzieningen, verzorgende, sociaal-culturele, gemeenschapsfuncties en commerciële activiteiten ondersteunen de woonfunctie en dienen geconcentreerd te worden in het centrumgebied. Op de gewenste ruimtelijk structuur voor Beersel wordt indicatief wonen in kerngebied en een centrumgebied afgebakend (ontwikkelingsperspectieven zie 3.2.2.2). De exacte afbakening zal onderdeel uitmaken van het onderzoek bij de opmaak van een concreet RUP. Langsheen de Hoogstraat wordt een verdere verdichting voor en bundeling van openbare voorzieningen, scholen en diensten voorop gesteld. Deze voorzieningen dienen voor te komen op het niveau van de woonkern. Het station van Beersel kan omwille van zijn bediening en ligging geen aanleiding geven tot verdichting. Een afstemming op de parkeerbehoefte rond het station is echter wel aangewezen. Rond het kerngebied van Beersel komen residentiële woongebieden en uitlopers van landelijk wonen voor.

Het woongebied te Beersel wordt ‘doorspekt’ met kwalitatieve groenelementen die dienen bij te dragen tot een kwalitatief en aangenaam woonklimaat. De natuurgebieden van de Laarheide en Nering, het Dwersbos en de aanzet naar het Gasthuisbos worden passend toegankelijk gemaakt vanuit het woongebied. Ook de zuidelijke landbouwkouters kunnen langsheen de aanwezige trage wegen/landbouwwegen bereikbaar gemaakt worden. Ten westen van Beersel wordt een robuuste natuurverbinding voorzien tussen de Kesterbeek en de natuurgebieden van de Zenne. Deze natuurverbinding, die deels langsheen de taluds van de spoorweg voorzien wordt, kan deel uit maken van het natuur- en landinrichtingsproject ‘land van Teirlinck’.

Groenzones en recreatiegebieden op lokaal niveau worden optimaal geïntegreerd in de woonomgeving. Tussen het centrumgebied van Beersel, de diverse schoolomgevingen en het lokale recreatiegebied aan Dwersbos wordt aandacht besteed aan de verkeersveilige verbinding voor fietsers en voetgangers. De inrichting van een parkgebied aansluitend op de begraafplaats ter hoogte van de Hoogstraat kan geïntegreerd worden in de aanwezige publieke ruimte en de voorzieningenas van de Hoogstraat.

Het toeristisch-recreatieve potentieel van Beersel (kasteel van Beersel - recreatieve attractie op bovenlokaal niveau / landschappelijk kader / streekproducten) geeft aanleiding tot de verdere versterking van de horeca en kleinschalige verblijfsfuncties. Deze dienen zich wel op een harmonieuze wijze te integreren met respect voor de kleinschaligheid, de morfologie en het functioneren van de kern.

Om deze beleidsopties te concretiseren kan een RUP worden opgemaakt. De opmaak ervan biedt garanties voor een integrale kijk op de ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven te Beersel. Voor verdichting op specifieke locaties binnen dit RUP worden volgende randvoorwaarden voorop gesteld: - het bewaren van de eigenheid van de landelijke kernen en het afstemmen op de draagkracht van de omgeving; - het voorzien van een voldoende aanbod met verschillende woontypologieën in functie van een gedifferentieerd woonbeleid (studio, appartement, kavels, huisvesting senioren, sociale huisvesting…); - de historische context en beeldbepalende elementen (gebouwen, bomen, plekken) van het centrumgebied worden zoveel mogelijk behouden om de authenticiteit van de individuele kern te bewaren; - meergezinswoningen en appartementen zijn alleen mogelijk indien ze op een harmonische wijze ingepast worden in het bestaande gabariet van de straat en de typologie van de aanwezige bebouwing; - een belangrijk aandachtspunt bij het bepalen van het aantal bouw- en woonlagen is de bijkomende verkeersgeneratie die meergezinswoningen met zich meebrengen. De nabijheid van openbaar vervoer en het voorzien van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein zijn vereist;

Gemeente Beersel 79 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- binnen de woonkernen worden leegstaande woningen en gebouwen aan de uitgeruste wegen prioritair benut; - de kwalitatieve inrichting van het openbaar domein; - het nastreven van een architecturale kwaliteit van toekomstige bouwprojecten die inspeelt op de bebouwde omgeving.

7.4. Woonkern Huizingen in het buitengebied

Kaart R 11: Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Huizingen

Voor Huizingen wordt een verdere ontwikkeling van wonen en werken op niveau van de lokale kern vooropgesteld. Hierbij dienen aanwezige voorzieningen behouden en verder uitgebouwd te worden zodat Huizingen een zekere graad van zelfvoorziening voor zijn inwoners kan realiseren. Lokale voorzieningen, verzorgende, sociaal-culturele, gemeenschapsfuncties en commerciële activiteiten ondersteunen de woonfunctie en dienen geconcentreerd te worden in het centrumgebied. Op de gewenste ruimtelijk structuur voor Huizingen wordt indicatief wonen in kerngebied en een centrumgebied afgebakend (ontwikkelingsperspectieven zie 3.2.2.2). De exacte afbakening zal onderdeel uitmaken van het onderzoek bij de opmaak van een concreet RUP. Rond het kerngebied van Huizingen komt landelijk wonen voor.

De stationsomgeving en het nabijgelegen industriegebied Heideveld – De Gijzeleer maken eveneens deel uit van de aanwezige voorzieningen. Het industriegebied vormt een belangrijke mogelijkheid tot werkgelegenheid voor de bevolking en het aanwezige station maakt deel uit van het openbaar vervoernetwerk te Beersel dat in de toekomst verder uitgebreid zal worden De stationsomgeving van Huizingen kan verder verdicht worden. Het kan hier evenwel echter enkel gaan om inbreiding. Er is immers geen ruimte voor uitbreiding van het woongebied. De wijk ‘Neerdorp’ wordt afgebakend van de omliggende industriegebieden, er wordt voorgesteld om alle doorgaande wegen tussen de omliggende bedrijvigheid en de woonomgeving van Neerdorp te ‘knippen’ voor het verkeer. Enkel en alleen op deze wijze kan de woonkwaliteit van deze buurt gevrijwaard worden. Langsheen de Molenbeek worden toegankelijke en beleefbare open ruimtes voorzien als zuurstof voor Neerdorp. De ruimtelijke en functionele band tussen Neerdorp en de woonkern van Huizingen wordt aangehaald.

Ten noorden van het kerngebied komt het gemende open ruimtegebied voor van de Sollembeemd. In dit gebied wordt het lokale recreatiegebied gecombineerd met de bestaande natuur- en landschapswaarden en ruimte voor water. Voor het gebied van de Sollembeemd wordt een natuurinrichtingsproject voorzien. De Molenbeek structureert dit gebied. Er dient dan ook afdoende ruimte geboden te worden aan water. Het landelijk wonen kent er een aangenaam karakter te midden van het gemengde open ruimtegebied ondanks zijn nabijheid bij het Vlaams strategisch gebied rond Brussel. Het behoud van de gemengde open ruimtegebieden zorgt voor een groene dooradering van het woonweefsel en voor een recreatieve meerwaarde van het gebied.

Globaal kan gesteld worden dat te Huizingen dient gestreefd te worden naar een gezond evenwicht tussen ruimte voor wonen, werken, voorzieningen, recreatie, groen en natuur om zo te komen tot een structuur waarbij de verschillende elementen elkaar ondersteunen en versterken. Om deze beleidsopties te concretiseren kan een RUP worden opgemaakt. De opmaak ervan biedt garanties voor een integrale kijk op de ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven te Huizingen. Voor verdichting op specifieke locaties binnen dit RUP worden volgende randvoorwaarden voorop gesteld: - het bewaren van de eigenheid van de landelijke kernen en het afstemmen op de draagkracht van de omgeving; - het voorzien van een voldoende aanbod met verschillende woontypologieën in functie van een gedifferentieerd woonbeleid (studio, appartement, kavels, huisvesting senioren, sociale huisvesting…); - de historische context en beeldbepalende elementen (gebouwen, bomen, plekken) van het centrumgebied worden zoveel mogelijk behouden om de authenticiteit van de individuele kern te bewaren; - meergezinswoningen en appartementen zijn alleen mogelijk indien ze op een harmonische wijze ingepast worden in het bestaande gabariet van de straat en de typologie van de aanwezige bebouwing; - een belangrijk aandachtspunt bij het bepalen van het aantal bouw- en woonlagen is de bijkomende verkeersgeneratie die meergezinswoningen met zich meebrengen. De nabijheid van openbaar vervoer en het voorzien van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein zijn vereist; - binnen de woonkernen worden leegstaande woningen en gebouwen aan de uitgeruste wegen prioritair benut; - de kwalitatieve inrichting van het openbaar domein;

Gemeente Beersel 80 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- het nastreven van een architecturale kwaliteit van toekomstige bouwprojecten die inspeelt op de bebouwde omgeving.

7.5. Woonkern Dworp in het buitengebied

Kaart R 12: Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Dworp

Voor Dworp wordt een verdere ontwikkeling van wonen en werken op niveau van de lokale kern vooropgesteld. Hierbij dienen aanwezige voorzieningen behouden en verder uitgebouwd te worden zodat Dworp een zekere graad van zelfvoorziening voor zijn inwoners kan realiseren. Lokale voorzieningen, verzorgende, sociaal- culturele, gemeenschapsfuncties en commerciële activiteiten ondersteunen de woonfunctie en dienen geconcentreerd te worden in het centrumgebied. Het betreft in de eerste plaats een versterking van de lokale handelsvoorzieningen. De vestigingen zijn op maat van de kern, de aanwezige bouwmorfologie en de verkeersdoortocht. Nieuwe baanontwikkelingen kunnen niet meer toegelaten worden. Op de gewenste ruimtelijke structuur voor Dworp wordt indicatief wonen in kerngebied en een centrumgebied afgebakend (ontwikkelingsperspectieven zie 3.2.2.2). De exacte afbakening zal onderdeel uitmaken van het onderzoek bij de opmaak van een concreet RUP. In Dworp wordt de bestaande toestand inzake woonontwikkeling geconsolideerd en beperkt afgewerkt. Deze kern dient zijn landelijke (kleinschalige) karakter te behouden. De afwerking van de nederzettingsstructuur dient te gebeuren met respect voor de kleinschaligheid van de kern, zijn morfologie en functioneren. Rond het kerngebied komt residentieel woongebied en landelijk wonen voor.

De Alsembergsesteenweg snijdt grote delen van het woongebied van Dworp in tweeën. Een doortochtherinrichting, waarbij een evenwichtige relatie tussen het doorgaande en lokale verkeer wordt gerealiseerd, kan de steenweg een belangrijke functie verschaffen in de kernversterking van Dworp. Hierbij staat de afbakening van het woongebied en het woonkerngebied door ruimtelijke en verkeerskundige poorten voorop. De buitenpoorten die het woongebied aankondigen kunnen voorzien worden ter hoogte van Het Gravenhof en de gemeentegrens. De binnenpoorten worden ingericht aan de Kerkstraat en de Wijmenhofstraat. De binnenpoorten dienen duidelijk het verblijfsgebied van Dworp aan te duiden en dit met een aangepast verkeersregime. In dit kerngebied worden fietser en voetganger centraal gesteld.

In de vallei van de Molenbeek aan de noordelijke dorpsrand staat landschaps- en natuurontwikkeling voorop samen met waterberging. Het landelijk wonen aan de Brouwerijstraat en de Molenbeekstraat wordt op dit valleigebied afgestemd. De open ruimtegebieden omheen Dworp kunnen passend toegankelijk gemaakt worden vanuit de woongebieden door de herwaardering van het trage wegennetwerk.

Om deze beleidsopties te concretiseren kan een RUP worden opgemaakt. De opmaak ervan biedt garanties voor een integrale kijk op de ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven te Dworp. Voor verdichting op specifieke locaties binnen dit RUP worden volgende randvoorwaarden voorop gesteld: - het bewaren van de eigenheid van de landelijke kernen en het afstemmen op de draagkracht van de omgeving; - het voorzien van een voldoende aanbod met verschillende woontypologieën in functie van een gedifferentieerd woonbeleid (studio, appartement, kavels, huisvesting senioren, sociale huisvesting…); - de historische context en beeldbepalende elementen (gebouwen, bomen, plekken) van het centrumgebied worden zoveel mogelijk behouden om de authenticiteit van de individuele kern te bewaren; - meergezinswoningen en appartementen zijn alleen mogelijk indien ze op een harmonische wijze ingepast worden in het bestaande gabariet van de straat en de typologie van de aanwezige bebouwing; - een belangrijk aandachtspunt bij het bepalen van het aantal bouw- en woonlagen is de bijkomende verkeersgeneratie die meergezinswoningen met zich meebrengen. De nabijheid van openbaar vervoer en het voorzien van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein zijn vereist; - binnen de woonkernen worden leegstaande woningen en gebouwen aan de uitgeruste wegen prioritair benut; - de kwalitatieve inrichting van het openbaar domein; - het nastreven van een architecturale kwaliteit van toekomstige bouwprojecten die inspeelt op de bebouwde omgeving.

Gemeente Beersel 81 ruimtelijk structuurplan D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

8. Aanpak van zonevreemde entiteiten

8.1. Toetsingskader

Al de elementen met betrekking tot de zonevreemde constructies werden in een beslissingsboom gegoten. Deze beslissingsboom dient als algemeen afwegingskader gehanteerd te worden voor zonevreemde constructies. Deze figuur bundelt de verschillende ‘componenten’ en ‘schakels’ die worden besproken in de aparte sectorale aanpak (cfr. aanpak zonevreemde woningen, bedrijvigheid en recreatie.)

Zonevreemde woningen Zonevreemde bedrijvigheid Zonevreemde recreatie

wanneer de zonevreemde constructie voorkomt in het ‘hart’ van het land van Teirlinck gelden steeds specifieke randvoorwaarden

behoort de woning tot het markant bouwkundig erfgoed van de gemeente? is het bedrijf gelegen aansluitend bij het woonweefsel? is de zonevreemde recreatie gelegen in het woonweefsel ? - ja nee ja nee ja nee ontwikkelings- perspectieven markant sluit de woning direct (50 m) aan bij het woongebied? ontwikkelingsperspectieven ontwikkelingsperspectieven op ontwikkelingsperspectieven ontwikkelingsperspectieven bouwkundig erfgoed (8.3.1) op niveau woongebied (8.4.1) niveau van de gewenste open op niveau woongebied (8.5.1) op niveau van de gewenste ruimtestructuur (8.2) open ruimtestructuur (8.2) ja nee ontwikkelings- situeert de woning zich in een perspectieven op niveau zone bestemd voor woongebied (8.3.2) bedrijvigheid of gemeenschapsvoorzieningen

ja nee ontwikkelingsperspectieven op niveau ontwikkelingsperspectieven van de gebieden voor bedrijvigheid en op niveau van de gewenste gemeenschapsvoorzieningen (8.3.3) open ruimtestructuur (8.2)

open ruimtecategorieën

open ruimte corridors - lokale gebieden voor natuur grondgebonden gevarieerde valleigebied - elementen van de bovenlokale parkgebieden met - ecologischeopen ruimte verbindingen corridors landbouwgebieden - lokale gebieden voor natuur - open ruimteverbindingen grondgebonden het gevarieerdevan de valleigebied Zenne van open ruimtestructuur verwevingparkgebieden van functies met - - - stapsteenverbindingen- open ruimtecorridors in het landbouwgebieden de Zenne verweving van functies open ruimtestructuur - stapsteenverbindingenbebouwde weefsel in het bebouwde weefsel

Gemeente Beersel 82 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel 8.2. Ontwikkelingsperspectieven op niveau van de gewenste open ruimtestructuur

Binnen de open ruimte worden verschillende gebieden onderscheiden met eigen gewenst ontwikkelingsperspectief (cfr. de gewenste open ruimte structuur). Afhankelijk van deze ontwikkelingen wordt een verschillend beleid uitgezet voor de aanpak van de zonevreemde constructies.

I. De grondgebonden landbouwgebieden

Gewenste ontwikkeling Toetsingskader voor zonevreemde constructies

- ruimte voor grondgebonden landbouw vrijwaren; Woningen - versterken van het typische plateaulandschap met - vergunde woningen: ver- en herbouwen, uitbreiden, uitbreiding tot 1000m³. markante solitaire bomen op kruispuntjes van veldwegen, voetwegen...; Bedrijven - versterken van landschapsvormende elementen zoals - vergunde bedrijven kunnen behouden blijven. Vernieuwing van milieu- of exploitatievergunning of houtkanten, taluds en KLE’s in het algemeen; uitbreiding van activiteiten kan slechts indien zij voldoen aan volgende voorwaarden: - behoud en aandacht voor holle wegen met taludschouder - indien zij hetzij kleinschalig zijn; hetzij meer grootschalig maar verweefbaar zijn met de agrarische en houtkanten; functie. Bedrijven die de agrarische structuur en specifiek de landbouwgebieden verder aantasten - behoud van onverharde wegen en landbouwwegen; kunnen niet behouden blijven; - versterken van de akkervogelgemeenschap door middel - indien zij goed ontsloten zijn via het bestaande wegennet; van vrijwillige beheersovereenkomsten; - indien zij geen milieuhinder veroorzaken die niet door het nemen van maatregelen kan beperkt - ruimte voor recreatief medegebruik en plattelandstoerisme; blijven tot de site; - bestaande grootschalige gebouwen integreren in het - indien ze geen afbreuk doen aan de ecologische waarde van het gebied. landschap (erfbeplanting aanmoedigen rond bedrijven, - uitbreiding kan uitsluitend indien hierdoor geen bijkomende overlast wordt gegenereerd voor de open loodsen, en nieuwe boerderijen); ruimte. Dit impliceert dat er geen bijkomende verkeersoverlast of parkeerdruk, geen bijkomende - geen nieuwe niet-agrarische bebouwing toelaten; milieuhinder en geen verdere landschappelijke aantasting van de open ruimte veroorzaakt wordt. - landschappelijk kaderen / integreren van de bestaande agrarische gebouwen; Recreatieve voorzieningen - kleinschalige horecavoorzieningen kunnen toegelaten - recreatieve voorzieningen worden maximaal afgebouwd tenzij zij gekoppeld zijn aan of aansluiten bij een worden in functie van uitbouw toeristische voorzieningen geselecteerde kern en bij het woonweefsel uit de gewenste nederzettingstructuur. In dit geval dienen zij (land van Teirlinck). bijkomend te beantwoorden aan volgende randvoorwaarden: - van goede kwaliteit zijn; - goed ontsloten zijn via het bestaande wegennet;

- geen hinder veroorzaken die niet door het nemen van maatregelen kan beperkt blijven tot de site. - uitbreiding kan uitsluitend indien hierdoor geen bijkomende overlast wordt gegenereerd voor de open ruimte. Dit impliceert dat er geen bijkomende verkeersoverlast of parkeerdruk, geen bijkomende milieuhinder en geen verdere landschappelijke aantasting van de open ruimte veroorzaakt wordt;

Gemeente Beersel 83 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- een uitzondering wordt gemaakt voor deze laagdynamische recreatieve voorzieningen die niet aansluiten bij het woonweefsel maar dermate zijn uitgebouwd dat zij een meerwaarde bieden aan de lokale recreatieve structuur of een meerwaarde vormen binnen de uitbouw van het land van Teirlinck.

II. Het gevarieerde valleigebied van de Zenne

Gewenste ontwikkeling Toetsingskader voor zonevreemde constructies

- behoud en versterking van de mozaïekstructuur gevormd Woningen door het patchwork van kleinschalige akkers, permanente - vergunde woningen: verbouwen, uitbreiden, uitbreiding tot 1000m³; graslanden en lijnvormige landschapselementen; - landbouw en landschapsbeheer gaan hand in hand met het Bedrijven doel een ecologische meerwaarde te creëren (stimuleren - vergunde bedrijven kunnen behouden blijven. Vernieuwing van milieu- of exploitatievergunning of van beheersovereenkomsten); uitbreiding van activiteiten kan slechts indien zij voldoen aan volgende voorwaarden: - herstel, behoud en aanplanten van hoogstamfruitbomen; - indien zij hetzij kleinschalig zijn; hetzij meer grootschalig maar verweefbaar zijn met de agrarische - vegetatiebescherming langsheen de sloten; functie. Bedrijven die de agrarische structuur en specifiek de landbouwgebieden verder aantasten - versterken van de amfibieënpopulatie door uitbreiding en kunnen niet behouden blijven; onderhoud van alluviale land– en waterbiotopen; - geen afbreuk doen aan ecologisch-landschappelijke waarden van het gebied; - beekvalleien in het landschap zichtbaar maken door ruimte - geen barrière vormen voor de corridorfunctie van het valleigebied; te geven aan oevervegetatie, meanders en herstel van - indien zij goed ontsloten zijn via het bestaande wegennet; moerassige gebieden; - indien zij geen milieuhinder veroorzaken die niet door het nemen van maatregelen kan beperkt - maatregelen inzake overstromingsproblematiek; blijven tot de site. - verbindingen creëren tussen geïsoleerde waardevolle - uitbreiding kan uitsluitend indien hierdoor geen bijkomende overlast wordt gegenereerd voor de open biotopen; ruimte. Dit impliceert dat er geen bijkomende verkeersoverlast of parkeerdruk, geen bijkomende - natuurgericht bosbeheer bij kleine broekbossen en milieuhinder en geen verdere landschappelijke aantasting van de open ruimte veroorzaakt wordt. populierenaanplanten; - aangepast beheer op de graslanden toepassen; Recreatieve voorzieningen - ruimte voor recreatief medegebruik en plattelandstoerisme; - recreatieve voorzieningen worden maximaal afgebouwd tenzij zij gekoppeld zijn aan of aansluiten bij een - bestaande vergunde constructies kunnen onder bepaalde geselecteerde kern en bij het woonweefsel uit de gewenste nederzettingstructuur. In dit geval dienen zij voorwaarden worden behouden; bijkomend te beantwoorden aan volgende randvoorwaarden: - geen nieuwe niet-agrarische bebouwing toelaten. - van goede kwaliteit zijn; - goed ontsloten zijn via het bestaande wegennet; - geen hinder veroorzaken die niet door het nemen van maatregelen kan beperkt blijven tot de site.

- uitbreiding kan uitsluitend indien hierdoor geen bijkomende overlast wordt gegenereerd voor de open ruimte. Dit impliceert dat er geen bijkomende verkeersoverlast of parkeerdruk, geen bijkomende milieuhinder en geen verdere landschappelijke aantasting van de open ruimte veroorzaakt wordt; - een uitzondering wordt gemaakt voor deze laagdynamische recreatieve voorzieningen die niet aansluiten

Gemeente Beersel 84 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

bij het woonweefsel maar dermate zijn uitgebouwd dat zij een meerwaarde bieden aan de lokale recreatieve structuur of aan de uitbouw van het land van Teirlinck. Zij kunnen behouden blijven en verder ontwikkelen.

III. De lokale gebieden voor natuur en de elementen van de bovenlokale open ruimtestructuur

Gewenste ontwikkeling Toetsingskader voor zonevreemde constructies

- groene ruimten grensstellend aan de stedelijkheid; Woningen - verweving met recreatief medegebruik, maar in globo blijft - vergunde woningen kunnen altijd behouden blijven en verbouwd worden binnen bestaand volume; recreatie ondergeschikt aan de natuurdoelstellingen. - in kader van een RUP-benadering (cf. infra) kunnen ruimere ontwikkelingsperspectieven worden Periodiek kan recreatie geweerd worden; toegestaan. - tegengaan verdere versnippering als gevolg van bebouwing of infrastructuur; Bedrijven - geen nieuwe harde functies of nieuwe bebouwing toelaten; - bedrijven kunnen uitsluitend behouden blijven indien het een vergunde activiteit betreft. Nieuwe - kleinschalige horeca in functie van toeristisch-recreatieve vergunningen voor bestaande bedrijven kunnen uitsluitend verleend worden mits de betreffende ontwikkeling kan toegelaten worden; bedrijven: - geen nieuwe herbestemmingen naar harde functies; - opgenomen zijn binnen groengebieden verweven in de nederzettingsstructuur en hier verweefbaar - medegebruik van de landbouw met het oog op ecologische zijn met de woonfunctie; doelstellingen en onder strikte randvoorwaarden; - goed ontsloten zijn via het bestaande wegennet; - verbindingen creëren tussen geïsoleerde waardevolle - geen enkele milieuhinder veroorzaken; biotopen; - gerekend worden onder kleinschalige horeca die in functie van toeristisch-recreatieve ontwikkeling - uitbreiden van waardevolle bospercelen (versterking van kan toegelaten worden. de historische boskernen); - uitbreiding wordt niet toegestaan. - verbinden van de verschillende waardevolle bossen; - overgangszones creëren tussen bos en aanpalende Recreatieve voorzieningen functies opdat de bosranden als ecologische gradiënt - recreatieve voorzieningen worden maximaal afgebouwd tenzij zij: kunnen ontwikkeld worden; - gekoppeld zijn aan of aansluiten bij een geselecteerde kern; - behoud en uitbreiding hoogstamboomgaarden; - aansluiten bij een recreatief knooppunt van bovenlokaal belang; - ecologische structuur van de waterlopen herwaarderen en - geselecteerd zijn als te behouden infrastructuur voor de jeugdbeweging. de waterkwaliteit verbeteren; - indien zij nabij een geselecteerde kern gelegen zijn en een lokale voorziening betreffen dienen zij - aangepast beheer op de graslanden toepassen met het bijkomend te beantwoorden aan volgende randvoorwaarden: oog op verschraling; - van goede kwaliteit zijn; - vegetatiebescherming langsheen de sloten; - goed ontsloten zijn via het bestaande wegennet; - versterken van de amfibieënpopulatie door uitbreiding en - geen enkele vorm van hinder veroorzaken die een nieuwe aantasting van de natuurlijke structuur onderhoud van alluviale land –en waterbiotopen; inhoudt; - herstel van moerassige gebieden. - geen behoefte hebben aan uitbreiding.

Gemeente Beersel 85 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

IV. De parkgebieden met een verweving van functies

Gewenste ontwikkeling Toetsingskader voor zonevreemde constructies

- behoud van groen karakter met gevarieerde invulling en Woningen verweving van functies; - maximale toegankelijkheid in functie van openbaar nut en - vergunde woningen: verbouwen, uitbreiden, uitbreiding tot 1000m³. recreatie; Bedrijven - verdere recreatieve ontwikkeling vergelijkbaar met de huidige invulling is toegelaten; - bedrijven kunnen uitsluitend behouden blijven indien ze behoren tot het recreatief kader (dienstverlening - lawaaisporten worden niet toegelaten; of horeca; - horecavoorzieningen worden toegelaten in functie van - dienstverlenende bedrijven ten behoeve van recreatie (zoals fietsenverhuur…) en horecavoorzieningen uitbouw toeristische voorzieningen op bovenlokaal niveau kunnen behouden blijven en verder ontwikkelen. evenals kampeervoorzieningen; Recreatieve voorzieningen - diverse vormen van dagrecreatie en kleinschalige verblijfsaccommodatie. - recreatieve voorzieningen worden maximaal afgebouwd tenzij zij: - behoud van alle kasteelparken (in aansluiting op de - gekoppeld zijn aan of aansluiten bij een geselecteerde kern; aanwezige bosgebieden); - aansluiten bij een recreatief knooppunt van bovenlokaal belang; - behoud van het groene parkkarakter; - geselecteerd zijn als te behouden voorziening en gelegen in effectief parkgebied (niet geldig voor - mogelijkheid tot beperkte uitbreiding van bestaande kasteelparken). gebouwen die reeds een woonfunctie hebben; - indien zij nabij een geselecteerde kern gelegen zijn en een lokale voorziening betreffen dienen zij - behoud van bestaande open ruimten en natuurwaarden bijkomend te beantwoorden aan volgende randvoorwaarden: (behoud van alle aanwezige boscomplexen als groene - van goede kwaliteit zijn; entiteiten binnen de gemeente); - goed ontsloten zijn via het bestaande wegennet; - opmaak van adequate beheersplannen voor boscomplexen - geen enkele vorm van hinder veroorzaken die een nieuwe aantasting van de natuurlijke structuur met inbegrip van hun cultuurrecreatieve voorzieningen. inhoudt. - bij de verdere ontwikkeling van recreatieve voorzieningen dient maximaal rekening gehouden te worden met de draagkracht van de omgeving.

V. Corridors

Gewenste ontwikkeling Toetsingskader voor zonevreemde constructies

Ecologische verbindingen Voor het toetsingskader voor de zonevreemde constructies i.v.m. de gebieden voor ecologische verbindingen, de open ruimteverbindingen en de stapsteenverbindingen in het bebouwde weefsel - hoofdfunctie (landbouw, bos, wonen…) blijft behouden; worden de ontwikkelingsperspectieven bepaald zoals voorgeschreven voor de onderliggende geselecteerde - behoud van kleinere natuurgebieden;

Gemeente Beersel 86 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

- herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen; open ruimtegebieden. - bouwvrij houden onbebouwde delen. Aanvullend hierop zijn er echter een aantal specifieke randvoorwaarden van belang: Open ruimteverbindingen - ecologische verbindingen: - functionele of visuele verbinding op lokaal niveau; - maximale aandacht voor groenelementen en het optimaliseren van de natuurlijke waarden; - verbindingselement in het netwerk van landbouwgebieden, - de ingreep mag geen onherroepelijke schade toebrengen aan de aanwezige natuurlijke en beekvalleien en natuurgebieden. ecologische waarden of mag de totstandkoming van een ecologische verbinding in de toekomst niet hypothekeren. Stapsteenverbindingen in het bebouwde weefsel - open ruimteverbindingen: - maximaal vrijwaren en versterken van groenelementen in - aandacht voor het optimaliseren van functionele en visuele relaties; het bebouwde weefsel; - de ingreep mag geen onherroepelijke schade toebrengen aan de aanwezige functionele en visuele - groene verbindingen waarbij wordt ingespeeld op relaties of mag de totstandkoming ervan in de toekomst niet hypothekeren. bestaande natuurwaarden. - stapsteenverbindingen in het bebouwde weefsel: - maximale aandacht voor groenelementen en het optimaliseren van de natuurlijke waarden; - de ingreep mag geen onherroepelijke schade toebrengen aan de aanwezige natuurlijke en ecologische waarden of mag de totstandkoming van stapsteenverbindingen in de toekomst niet hypothekeren.

VI. Zonevreemde constructies gelegen in Speciale Beschermingszones

Gewenste ontwikkeling Toetsingskader voor zonevreemde constructies

Zonevreemde constructies die gelegen zijn in VEN- gebieden (Vlaams ecologisch netwerk) en Speciale Beschermingszones (vogel- en habitatrichtlijnen) vereisen een specifieke aanpak. Indien er in deze zones een vergunningsplichtige activiteit die, of een plan of programma dat, afzonderlijk of in combinatie met een of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s, een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een Speciale Beschermingszone en de VEN-gebieden kan veroorzaken, dient het project onderworpen te worden aan een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor de Speciale Beschermingszone of natuurtoets betreffende de VEN-gebieden.

De goedkeuring van de vergunning, het plan of programma kan slechts gebeuren indien de uitvoering ervan geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken kan veroorzaken, eventueel door het opleggen van voorwaarden om de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen. De algemene natuurtoets en de passende beoordeling (= verscherpte natuurtoets) gaat na of er vermijdbare schade wordt veroorzaakt.

De Speciale Beschermingszones (SBZ) zijn afgebakende gebieden die het voortbestaan op lange termijn dienen te garanderen van de habitat en soorten op de bijlagen I en II bij de habitatrichtlijn

Gemeente Beersel 87 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 8.3. Zonevreemde woningen

Bij de aanpak van zonevreemde woningen wordt er een globaal kader gehanteerd en wordt er niet gefocust op de problematiek van de individuele woning. Dit globaal kader is reeds grotendeels vastgelegd in de Vlaamse codex Ruimtelijke Ordening. De gemeente wenst dit globaal kader verder aan te vullen. Dit kan gerealiseerd worden door de opmaak van een RUP zonevreemde woningen. De krijtlijnen van het beleid dat de gemeente wenst te voeren met betrekking tot zonevreemde woningen worden hier vastgelegd. Het merendeel van de zonevreemde woningen in de gemeente zullen behandeld worden volgens de regelgeving uit de codex en zullen dan ook niet opgenomen worden in het RUP zonevreemde woningen. In dit RUP wenst de gemeente volgende categorieën van zonevreemde woningen op te nemen: - woningen aansluitend bij het woongebied; - woningen in de gebieden voor bedrijvigheid en gemeenschapsvoorzieningen; - woningen in open ruimtebestemmingen (indien de gemeente hier bijkomende bepalingen t.o.v. de codex wenst op te leggen).

Hieronder wordt voor deze drie categorieën een algemeen beleidskader uitgewerkt. Het RUP zonevreemde woningen heeft als doel ontwikkelingsperspectieven te formuleren voor de zonevreemde woningen. Hierbij wordt het gewestplan niet gewijzigd, maar het RUP vormt een aanvullend instrument bij het gewestplan voor wat betreft de zonevreemde woningen. Alleen vergunde woningen of woningen die vergund worden geacht, komen in aanmerking. Daarbij wordt als bijkomende voorwaarde gesteld dat het om volwaardige woningen moet gaan die permanent bewoond zijn. Illegaal opgetrokken woningen komen niet in aanmerking. Volgende randvoorwaarden dienen gerespecteerd te worden: - verwaarloosde woningen, woningen die langer dan twee jaar leegstaan en illegaal opgetrokken woningen komen niet in aanmerking binnen de opmaak van het thematische RUP; - een herbestemming mag de toekomst van de omliggende landbouwbedrijven niet hypothekeren; - nieuwe functies moeten passen bij de aard van het buitengebied; - er dient een degelijke aansluiting te zijn op de openbare riolering of het afvalwater dient verwerkt te worden doormiddel van kleinschalige waterzuivering; - woningen in de beeklandschappen en de bosgebieden op de plateaus moeten ruimtelijk ingepast worden in de omgeving; - voor de ontwikkelingsmogelijkheden en de differentiatie wordt er verwezen naar de ontwikkelingsperspectieven inzake de gewenste open ruimtestructuur.

Naast dit beleid omtrent zonevreemde woningen wenst de gemeente eveneens een specifiek beleid voor zijn markant bouwkundig erfgoed uit te werken. Hiertoe kan eveneens een RUP worden opgemaakt.

De beslissingsboom onder 8.1 bepaalt tot welke categorie een zonevreemde woning behoort.

8.3.1. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN MARKANT BOUWKUNDIG ERFGOED

De gemeente wenst aan zijn zonevreemd markant bouwkundig erfgoed dezelfde ontwikkelingsperspectieven te geven als aan zijn zone-eigen markant bouwkundig erfgoed. Deze ontwikkelingsperspectieven werden uitgewerkt onder Markant bouwkundig erfgoed (zie 3.3.2.3).

8.3.2. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN OP NIVEAU WOONGEBIED

In een beperkt aantal situaties worden op perceelsniveau ontwikkelingsperspectieven toegestaan gelijkaardig aan deze van de bestemming woongebied op het gewestplan. Dit geldt uitsluitend voor zonevreemde woningen die aansluiten bij de bestaande kernen zoals zij geselecteerd zijn in de gewenste ruimtelijke structuur.

Daarnaast wenst de gemeente deze regel ook toe te passen voor woningen gelegen in aansluiting op landelijke woonlinten langs de goed uitgeruste wegen van de gemeente. Hierbij dient echter een afweging gemaakt te worden ten opzichte van de gewenste open ruimtestructuur.

Het betreft meerdere zonevreemde woningen waarvan de afstand tussen de gevel van de zonevreemde woningen en de grens van het dichtstbijzijnde juridisch woongebied maximaal 50 m bedraagt. Bovendien dient de woning zich te bevinden op maximaal 60 m van een volledig uitgeruste weg (nutsleidingen, rioleringen, verhard, openbare verlichting…) en in eerste bouworde. Woningen in 2de bouworde binnen de 60 m van de openbare weg met een toegangsweg gecreëerd in een goedgekeurde verkaveling komen eveneens in aanmerking. Bij dit alles is het in geen geval de bedoeling om een bijkomend juridisch aanbod te creëren. Het creëren van nieuwe bouwpercelen is uitgesloten. Het kan geenszins de bedoeling zijn om verlintingen in de hand te werken.

Gemeente Beersel 88 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel

Het RUP moet rekening houden met volgende ontwikkelingsperspectieven: - de verordeningen van de aangrenzende gebieden (percelen) bepalen mee de ontwikkelingsperspectieven voor de woningen. Vergelijkbare bestemmingen, functies en inrichtingsprincipes worden nagestreefd opdat er een uniforme ruimtelijke structuur kan ontstaan. Daarbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de meer dense bebouwing in de kernen (wonen in de kernen) en de verspreide bebouwing en wijken (residentieel en landelijk wonen); - de woningen mogen behouden blijven; herbouw en verbouwen is toegestaan tot 1000 m³ globaal volume; - de bouwmaterialen dienen geïntegreerd te zijn in het landschap; - de tuinoppervlakte kan integraal als tuin worden aangewend; - in de tuinzone van het perceel met de zonevreemde woning mag maximaal 1 constructie tot 30 m² per perceel worden toegestaan als bijgebouw bij een bestaand hoofdgebouw.

8.3.3. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN OP NIVEAU VAN DE GEBIEDEN VOOR BEDRIJVIGHEID EN GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN

Woningen binnen de gebieden voor bedrijvigheid en gemeenschapsvoorzieningen zullen afhankelijk van hun omgeving al dan niet behouden kunnen blijven. De leidraad hierbij is dat de aanwezige of volgens de vigerende bestemming bedoelde activiteiten verweefbaar zijn met de woonfunctie.

Indien de functies verweefbaar zijn gelden volgende ontwikkelingsperspectieven: - de woningen mogen behouden blijven; her- en nieuwbouw is toegestaan tot het decretaal bepaald volume; - de woonfunctie is toegelaten eventueel in combinatie met een activiteit die afgestemd is op de bestemming (bedrijvigheid, recreatie, gemeenschapsvoorziening); - de bestaande tuinoppervlakte kan integraal als tuin behouden blijven; - een kleinschalig tuinhuis is toegelaten; - geen bergingen, werkhuizen of garages in de tuinzone tenzij dit verenigbaar is met de bestaande bestemming.

Indien de geëigende functies van de bestaande bestemming niet verenigbaar zijn met de woonfunctie, krijgen deze functies prioriteit in ontwikkeling ten opzichte van de woonfunctie. Volgende ontwikkelingsperspectieven worden voorop gesteld: - de woningen mogen behouden blijven maar beperkt tot hun huidig volume. Binnen dit volume is geen herbouw en nieuwbouw toegestaan. Slechts constructieve ingrepen zijn toegelaten; - alleen de woonfunctie is toegelaten; - de tuinoppervlakte wordt beperkt tot de huidig ingerichte private tuin die bij de woning hoort; - een kleinschalig tuinhuis is toegelaten; - geen bergingen, werkhuizen of garages in de tuinzone.

8.3.4. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN OP NIVEAU VAN DE GEWENSTE OPEN RUIMTESTRUCTUUR

De ontwikkelingsperspectieven voor zonevreemde woningen in de open ruimtestructuur die niet behoren tot één van bovenstaande categorieën worden weergegeven in sectie 8.2.

8.4. Zonevreemde bedrijvigheid

8.4.1. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN OP NIVEAU WOONGEBIED

Voor zonevreemde bedrijvigheid aansluitend bij het woongebied gelden de ontwikkelingsperspectieven die aansluiten bij het niveau van het woongebied. Hiertoe wordt de regelgeving voor zonevreemde constructies, niet zijnde woningbouw, zoals vastgelegd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening toegepast. De ontwikkelingen mogen echter geenszins een afbreuk doen aan de woonkwaliteit.

8.4.2. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN OP NIVEAU VAN DE GEWENSTE OPEN RUIMTESTRUCTUUR

De ontwikkelingsperspectieven voor zonevreemde bedrijvigheid in de open ruimtestructuur die niet behoren tot één van bovenstaande categorieën worden weergegeven in sectie 8.2.

Gemeente Beersel 89 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Richtinggevend deel 8.5. Zonevreemde recreatie

8.5.1. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN OP NIVEAU WOONGEBIED

Voor zonevreemde recreatie in of aansluitend bij het woongebied gelden de ontwikkelingsperspectieven die aansluiten bij het niveau van het woongebied. Hiertoe wordt de regelgeving voor zonevreemde constructies, niet zijnde woningbouw, zoals vastgelegd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening toegepast. De ontwikkelingen mogen echter geenszins een afbreuk doen aan de woonkwaliteit.

8.5.2. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN OP NIVEAU VAN DE GEWENSTE OPEN RUIMTESTRUCTUUR

De ontwikkelingsperspectieven voor zonevreemde recreatie in de open ruimtestructuur die niet behoren tot één van bovenstaande categorieën worden weergegeven in sectie 8.2.

Gemeente Beersel 90 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012

Bindend deel

Bindend deel

Inhoudstafel

Algemene bepalingen ...... 1

1. UITVOERING STRUCTUURPLAN ...... 1 Specifieke bepalingen ...... 1

2. OPEN RUIMTESTRUCTUUR ...... 1 1. Selectie grondgebonden landbouwgebieden op de Kouters ...... 1 2. Selectie gevarieerd valleigebied van de Zenne ...... 1 3. Selectie lokale gebieden voor natuur ...... 1 4. Selectie parkgebieden met een verweving van functies ...... 1 5. RUP’s ter realisatie van het natuur- en landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’ ...... 2

3. NEDERZETTINGSSTRUCTUUR ...... 2 6. RUP hoofddorp Alsemberg ...... 2 7. RUP’s woonkernen in het buitengebied ...... 2 8. RUP Kerk Lot ...... 2 9. RUP Vroenenbos ...... 2 10. RUP Kerkeveld ...... 2 11. RUP Zonevreemde woningen ...... 2 12. Selectie markant erfgoed ...... 2

4. ECONOMISCHE STRUCTUUR ...... 3 13. RUP Zenneveld ...... 3 14. RUP’s Zonevreemde bedrijven ...... 3

5. RECREATIEVE STRUCTUUR ...... 3 15. RUP Rilroheide ...... 3 16. RUP kasteelpark Gravenhof ...... 3 17. RUP Sanatoriumstraat ...... 3 18. RUP Speelbos – Bricout ...... 3

Gemeente Beersel i ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Bindend deel

Algemene bepalingen

1. Uitvoering structuurplan

De gemeente verklaart zich bereid om de nodige financiële middelen ter beschikking te stellen tot het realiseren van de gewenste ruimtelijke structuur. Daarvoor maakt zij jaarlijks een selectie uit de bindende bepalingen gekoppeld aan de begroting.

Specifieke bepalingen

2. Open ruimtestructuur

1. Selectie grondgebonden landbouwgebieden op de Kouters

In zoverre deze selecties geen onderwerp uitmaken van een selectie op gewestelijk of provinciaal niveau selecteert de gemeente Beersel volgende grondgebonden landbouwgebieden binnen de gewenste ruimtelijke structuur: - het landbouwgebied Wouweringen – Krabbos; - het landbouwgebied van Dworp (Grootheide, Rilroheide, Destelheide); - het landbouwgebied Bruine Put – Dikke Mier – Meigemheide; - het landbouwgebied tussen Gasthuisbos, Dwersbos en Kleetbos. 2. Selectie gevarieerd valleigebied van de Zenne

In zoverre deze selecties geen onderwerp uitmaken van een selectie op gewestelijk of provinciaal niveau selecteert de gemeente Beersel volgende gebieden als het gevarieerde valleigebied van de Zenne binnen de gewenste ruimtelijke structuur: - de Zennebeemden; - gebied van de Lotbeek – Hellestraat; - het gemengde open ruimtegebied rondom Lot. 3. Selectie lokale gebieden voor natuur

In zoverre deze selecties geen onderwerp uitmaken van een selectie op gewestelijk of provinciaal niveau selecteert de gemeente Beersel volgende lokale gebieden voor natuur binnen de gewenste ruimtelijke structuur: - bosgebied Kleetbos en omgeving; - bosgebieden van de Dekt; - bosgebieden van de Eikenheide en Elsemheide; - bosgebieden van de Disbeek; - bosgebieden aansluitend op het provinciaal domein; - open ruimtegebied van de Laarheide; - open ruimtegebied van de Nering; - vallei- en bosgebieden van de Molenbeek – Ten Broek; - open ruimtegebied van de Beemd – Sollenberg; - vallei van de Koekoekbeek; - vallei van de Zenne en de Lotbeek. 4. Selectie parkgebieden met een verweving van functies

In zoverre deze selecties geen onderwerp uitmaken van een selectie op gewestelijk of provinciaal niveau selecteert de gemeente Beersel volgende parkgebieden binnen de gewenste ruimtelijke structuur: - Dachelenberg – Frankveld; - Rondenbos; - kasteelpark van Beersel; - park Molenbeek – Het Broek (zuidwestelijk van Alsemberg); - kasteelpark Gravenhof; - lokale gebieden van het provinciaal domein en in zover deze niet behoren tot een bovenlokale selectie;

Gemeente Beersel 1 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Bindend deel

- parkgebied Brusselsesteenweg – Deneyerstraat; - parkgebied Kerkeveld/Grote Baan te Beersel; - parkgebied De Ceder; - parkgebied te Dwersbos. 5. RUP’s ter realisatie van het natuur- en landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’

De gemeente zal de nodige RUP’s opmaken om te komen tot een realisatie van het natuur- en landinrichtingsproject ‘Land van Teirlinck’. De concretisering van de 10 strategische projecten en het realiseren van de gewenste open ruimtestructuur en het gewenste landschapsbeeld vormen hierbij een belangrijk uitgangspunt.

3. Nederzettingsstructuur

6. RUP hoofddorp Alsemberg

Om de verdere ontwikkelingen in zijn hoofddorp Alsemberg te sturen zal de gemeente een RUP opmaken. Hierbij zullen het voorop gestelde kwantitatief woonbeleid en de gewenste ruimtelijke structuur geconcretiseerd worden en dient ingezet te worden op een maximaal behoud van de open ruimte binnen het bebouwde weefsel. De opmaak van dit RUP wordt gekoppeld aan de opmaak van het RUP Kerkeveld en het RUP Speelbos-Bricout. 7. RUP’s woonkernen in het buitengebied

Om de verdere ontwikkelingen in de woonkernen Huizingen, Dworp en Beersel te sturen zal de gemeente een RUP opmaken. Hierbij zullen het voorop gestelde kwantitatief woonbeleid en de gewenste ruimtelijke structuur geconcretiseerd worden. 8. RUP Kerk Lot

In het kader van het toekomstig gebruik van de kerk van Lot en omgeving wenst de gemeente via een RUP BPA Blockbos te wijzigen. Ze wenst hier projecten mogelijk te maken binnen het doelgroepenbeleid samen met handel, horeca, ontspanning en recreatie, scholen, kinderopvang, lokalen voor verenigingsleven. Welke ontwikkelingsperspectieven hier concreet kunnen geboden worden zal onderdeel uitmaken van het onderzoek in kader van de opmaak van het RUP. 9. RUP Vroenenbos

De gemeente zal binnen dit RUP een herbestemming van de KMO-zone doorvoeren om een woonproject i.f.v. doelgroepenbeleid mogelijk te maken. Het gaat om het heropstarten als RUP van het BPA Vroenenbos – in opmaak. 10. RUP Kerkeveld

Met de opmaak van dit RUP wenst de gemeente ruimte te bieden aan projecten in het kader van haar doelgroepenbeleid en/of horeca (hotel). De opmaak van dit RUP wordt gekoppeld aan het RUP hoofddorp Alsemberg en het RUP Kerkeveld. 11. RUP Zonevreemde woningen

De gemeente wenst voor de zonevreemde woningen op zijn grondgebied, meer bepaald de woningen in kwetsbare gebieden, specifieke ontwikkelingsperspectieven vast te leggen afgestemd op de draagkracht in de omgeving. 12. Selectie markant erfgoed

De gemeente zal een selectie maken van het markant erfgoed op zijn grondgebied. Om het behoud en een kwalitatieve ontwikkeling ervan voor de toekomst te garanderen zullen ze specifieke ontwikkelingsperspectieven vastleggen. Hiertoe zal een stedenbouwkundige studie worden uitgevoerd, eventueel gevolgd door de opmaak van een RUP.

Gemeente Beersel 2 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Bindend deel

4. Economische structuur

13. RUP Zenneveld

Met de opmaak van dit RUP wenst de gemeente de aanwezige bedrijvigheid zone-eigen te maken en sturend op te treden in toekomstige ontwikkelingen op het terrein. 14. RUP’s Zonevreemde bedrijven

De gemeente wenst voor de zonevreemde bedrijven op zijn grondgebied specifieke ontwikkelingsperspectieven vast te leggen afgestemd op de draagkracht in de omgeving. Er zal enkel een RUP opgemaakt worden voor de zonevreemde bedrijven die onvoldoende ontwikkelingsperspectieven of rechtszekerheid kennen volgens hun huidige juridische toestand. Het zal steeds gaan om een gebiedsspecifiek RUP.

5. Recreatieve structuur

15. RUP Rilroheide

Met de opmaak van dit RUP wenst de gemeente de recreatieve voorzieningen op de Rilroheide zone-eigen te maken en in te zetten op een behoud en optimaliseren van de huidige infrastructuur. Er zal eveneens een nabestemming vastgelegd worden. 16. RUP kasteelpark Gravenhof

Met de opmaak van dit RUP wenst de gemeente de toekomstige ontwikkelingsperspectieven voor het kasteelpark Gravenhof vast te leggen. 17. RUP Sanatoriumstraat

Met de opmaak van dit RUP wenst de gemeente in te zetten op de ontwikkeling van een ontspanningsgebied in kader van plattelandsontwikkeling met verblijfsrecreatie. Op deze wijze wil ze inzetten op het versterken van de recreatieve waarden van het ‘Land van Teirlinck’. 18. RUP Speelbos – Bricout

Met de opmaak van dit RUP wenst de gemeente ruimte te bieden aan zijn gemeentelijke speelpleinwerking en een speelbos te ontwikkelen. De opmaak van dit RUP wordt gekoppeld aan het RUP hoofddorp Alsemberg en het RUP Kerkeveld.

Gemeente Beersel 3 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012

Begrippenlijst

Begrippenlijst

Activiteitsgraad

De activiteitsgraad is de verhouding tussen de beroepsbevolking (d.i. de werkende bevolking en de werkloze bevolking) en de actieve bevolking.

Afbakening

Een afbakening geeft precieze aanduiding van gebieden waar een specifiek gebiedsbeleid van toepassing is. De afbakening gebeurt via een afbakeningsproces waarin alle betrokkenen samenwerken.

Afbakening van stedelijke gebieden

Afbakening van stedelijke gebieden is de precieze aanduiding van de delen van een gemeente waarin een beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is (= stedelijk-gebiedbeleid). De afbakening moet toelaten binnen de grens van het stedelijk gebied de wenselijke kwalitatieve en kwantitatieve behoefte inzake woningbouw, economische activiteit en andere activiteiten (de zogenaamde taakstellingen) op te vangen. De afbakening gebeurt in een afbakeningsproces waarin alle betrokkenen samenwerken.

Agrarisch gebied

Het agrarisch gebied is het gebied dat aldus bestemd wordt op het gewestplan. Agrarisch gebied is een juridisch begrip. De oppervlakte agrarisch gebied bestaat uit landbouwnuttige oppervlakte en niet landbouwnuttige oppervlakte.

Bebossing / herbebossing / ontbossing.

Bebossing is de bezetting met bos, door menselijke ingreep of spontaan, van een oppervlakte, sinds vijftig jaar niet meer met bos bezet. Herbebossing is de herbezetting, door menselijke ingreep of spontaan met een bosvegetatie van een stuk grond dat de jongste vijftig jaar reeds met bos was bezet. Ontbossen is iedere handeling waardoor een bos geheel of gedeeltelijk verdwijnt en aan de grond een andere bestemming of gebruik wordt gegeven.

Bebouwingsdichtheid

De bebouwingsdichtheid is de dichtheid die de bebouwing aanneemt. Deze kan met verschillende kengetallen worden uitgedrukt:

woningdichtheid = aantal woningen/totale oppervlakte (woningen/ha) bruto-bebouwingscoëfficiënt = bebouwde oppervlakte/totale oppervlakte netto-bebouwingscoëfficiënt = bebouwde oppervlakte/oppervlakte percelen (bouwpercelen privé en openbaar) (bruto) Vloer/Terreinindex (V/T) = vloeroppervlakte gebouwen/totale oppervlakte (netto) Vloer/Terreinindex (V/T) = vloeroppervlakte gebouwen/oppervlakte percelen (bouwpercelen privé en openbaar)

Beheersovereenkomst

Een beheersovereenkomst is een contract waarbij de beheerder met de overheid op vrijwillige basis afspraken maakt over het natuur- en milieubeheer. In ruil ontvangt de beheerder een vergoeding. Beheersovereenkomsten zijn erop gericht om de kwaliteit van het milieu of het landschap te behouden of te verbeteren. Mogelijkheden in beheer zijn:

beheer van kleine landschapselementen; botanisch beheer van akker- en grasland; perceelsrandbeheer; aanplanten van bomenrijen, houtkanten, knotbomen enz.; verminderde bemesting in kwetsbaar gebied.

Beheersovereenkomsten zijn het aangewezen instrument voor de doelstelling verweving landbouw en natuur te realiseren en alzo een grotere natuurwaarde te creëren.

Gemeente Beersel 2 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Bereikbaarheid

Bereikbaarheid is de relatieve kwaliteitsmaat van een gebied die de gewogen reisweerstand naar al de erop betrokken overige gebieden weergeeft. Anders gesteld is bereikbaarheid het gemak waarmee een plaats of een voorziening kan worden bereikt.

Bermvegetaties.

Bermvegetaties zijn begroeiingen op bermen. Het zijn ecologische groene aders in het cultuurlandschap waar vele planten en dieren tijdelijk of permanent een leefgebied hebben gevonden. Volgens het Bermbesluit (1984) gaat het om bermen en taluds langs wegen, waterlopen en spoorwegen. In de omzendbrief van 4 juni 1987 is het begrip bermen nader gedefinieerd als: alle terreinen, die bestaan uit zowel vlakke als hellende overgangszones tussen de eigenlijke weginfrastructuur en andere gebruikersterreinen en die beheerd worden door een publiekrechtelijke rechtspersoon. Wat de bermen langs waterlopen betreft wordt de strook bedoeld, waarop plantengroei voorkomt. Met begraasde bermen worden de bermen bedoeld die in hoofdzaak begroeid zijn met grassen en kruidachtige vegetaties.

Beroepsbevolking

De personen op arbeidsleeftijd (18-64 jaar) die actief zijn op de arbeidsmarkt, hetzij als werkzoekende (niet- werkende werkzoekenden (NWWZ)), hetzij als werkende (loontrekkenden en niet-loontrekkenden). De beroepsbevolking wordt aangegeven als een jaargemiddelde.

Beroepslandbouw

Beroepslandbouw is de beroepsmatige landbouwbedrijfsvoering: het voortbrengen (kweken) van planten en/ of dieren in hoofd- of nevenberoep.

Beschermingsgebied voor grond- en oppervlaktewater

De beschermingsgebieden voor grond- en oppervlaktewater zijn de waterwinningsgebieden en hun beschermingszones die op grond van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer worden afgebakend en waarin een aantal handelingen verboden of gereglementeerd zijn in functie van de kwaliteitsbescherming van het grondwater.

Bindende bepaling

De bindende bepalingen van een ruimtelijk structuurplan zijn de spil tussen de in het richtinggevend gedeelte uitgewerkte gewenste ruimtelijke structuur en de realisatie ervan. De functie van de bindende bepalingen bestaat erin het dwingend karakter aan te geven voor de uitvoering van het ruimtelijk structuurplan via uitvoerende instrumenten. De bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Beersel zijn bindend voor de gemeente Beersel en haar diensten. De bindende bepalingen zijn niet bindend voor de burger.

Buffering

Ruimtelijke buffering is het van elkaar afschermen van twee of meer functies of activiteiten hetzij door ze op een zekere afstand van elkaar te houden, hetzij door het aanbrengen van een andere functie of activiteit ertussen, bijvoorbeeld een groenscherm tussen een bedrijventerrein en een woonwijk.

Buitengebied

Het buitengebied is het gebied waarin de open (onbebouwde) ruimte overweegt en waar een buitengebiedbeleid wordt gevoerd. Elementen van bebouwing en infrastructuur die in functionele samenhang zijn met de niet- bebouwde ruimte maken er onderdeel van uit en kunnen plaatselijk overwegen. Buitengebied is aldus een beleidsmatig begrip.

Gemeente Beersel 3 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Collectief en openbaar vervoer

Vervoer is het verplaatsen van personen en goederen. Onderscheid wordt gemaakt in:

particulier vervoer: niet voor iedereen onder gelijke voorwaarden toegankelijk (alleen voor de eigenaar of de gemachtigde gebruiker); openbaar vervoer: voor iedereen onder gelijke voorwaarden toegankelijk;. collectief vervoer: vervoer waarbij er groepen van personen worden vervoerd

Doortocht

Een doortocht is een weg ingericht als doortocht of op basis van het doortochtenconcept. Het is een weg met een verbindingsfunctie waarvan de inrichting ter hoogte van de passage van een woonkern is ingericht met prioriteit voor verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de woonkern. Dergelijke inrichting bestaat bijvoorbeeld uit met een verlaagde ontwerpsnelheid uitgewerkt gemengde verkeersafwikkeling, beveiligde oversteekplaatsen, pleinvorming, bijzondere stedenbouwkundige vormgeving, éénheid in vormgeving en materiaalgebruik, begroening, ... en is specifiek voor de ruimtelijke kenmerken van de woonkern.

Duurzame mobiliteit

Duurzame mobiliteit is mobiliteit die past binnen de uitgangshouding van duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij worden de economische, de sociale en de ecologische componenten geïntegreerd benaderd.

Duurzame ontwikkeling

Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Dit begrip is ontleend aan de Agenda 21 van de Verenigde Naties.

Duurzame ruimtelijke ontwikkeling

Duurzame ruimtelijke ontwikkeling is de vertaling van het begrip duurzame ontwikkeling naar het ruimtelijk beleid toe. Dit wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als uitgangshouding genomen voor het formuleren van de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen. Dit is een ruimtelijke ontwikkeling gebaseerd op draagkracht en kwaliteit voor de vrijwaring van een leefbare ruimte voor de volgende generaties, zonder de aanspraken van de huidige generatie te hypothekeren. Deze algemene benadering wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geoperationaliseerd op het niveau van Vlaanderen.

Ecologische basiskwaliteit

De ecologische basiskwaliteit garandeert het voortbestaan van organismen die gebonden zijn aan een milieu waar de invloed van de menselijke activiteit overheerst of laat migraties toe van organismen die gebonden zijn aan meer specifieke biotopen. De ecologische basiskwaliteit heeft voor wat het ruimtelijk aspect betreft, betrekking op het voorkomen van natuurlijke elementen in het landschap en op de structuurkenmerken ervan.

Frictieleegstand

De frictieleegstand is de leegstand die noodzakelijk is om de woningmarkt naar behoren te doen functioneren.

Fysisch systeem

Het fysisch systeem is het geheel van eigenschappen, processen en onderlinge relaties van klimaat, lucht, bodem en water. In ruimtelijke context zijn vooral de bodemeigenschappen en -processen en het watersysteem van belang.

Gebiedsgericht beleid

Gebiedsgericht beleid is beleid dat zich richt op de ruimtelijke kenmerken van een bepaald gebied.

Gemeente Beersel 4 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Hoevetoerisme

Hoevetoerisme is de vorm van toerisme die geïntegreerd is in een actief agrarisch bedrijf. Zie ook het begrip ‘plattelandstoerisme’.

Hoogdynamische recreatie

Onder hoogdynamische recreatieve infrastructuur wordt die infrastructuur verstaan die, omwille van haar intrinsieke aard, in haar onmiddellijke omgeving sterke veranderingen en dynamiek teweegbrengt in de wijze van functioneren van de bestaande ruimtelijke en sociaal-economische structuur en daardoor in belangrijke mate het bestaande ruimtegebruik wijzigt (bv. door een sterk geconcentreerd voorzieningspakket of één grote voorziening op één plaats, door de aanwezigheid van een grote groep mensen per oppevlakte-eenheid…)

Huiskavel

Kadastraal perceel of kadastrale percelen die ofwel behoren bij een vergunde woning ofwel behoren bij de stal of stallen van de landbouw- en/of veeteeltinrichting zoals bedoeld in het mestdecreet en met de vergunde woning, stal of stallen een ononderbroken geheel vormen; de begrenzing van de huiskavel vindt plaats op basis van een duidelijk herkenbaar specifiek gebruik of op basis van een in het landschap duidelijk herkenbaar element.

Inbreiding

Inbreiding is de functionele of morfologische verdichting van het bebouwde weefsel.

Kern van het buitengebied

De beleidscategorie 'kernen van het buitengebied' bestaat uit de hoofddorpen en de woonkernen. In de kernen van het buitengebied wordt, in toepassing van het principe 'gedeconcentreerde bundeling', de ruimtelijke ontwikkeling met betrekking tot het wonen en de verzorgende activiteiten geconcentreerd. Deze dynamiek moet op de schaal en op het tempo van het buitengebied worden gehouden. De specifieke eigenheid van het wonen en werken in het buitengebied moet erkend en in relatie gebracht worden met het duurzaam functioneren van de agrarische en de natuurlijke structuur.

Kernversterkend beleid

Kernversterkend beleid is het beleid dat vooropgesteld wordt voor de kernen van het buitengebied met het oog op de kwalitatieve versterking en vernieuwing van de kernen en het ruimtelijk functioneren ervan. Het kernversterkend beleid is noodzakelijk om de uitbreiding en uitwaaiering van kernen tegen te gaan. Het kernversterkend beleid houdt maatregelen in voor een attractieve woonfunctie, een gedifferentieerde woningvoorraad, het behoud van de economische dynamiek, het behoud van de voorzieningen, de leefbaarheid, de bereikbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit in het algemeen.

Kleine landschapselementen

Kleine landschapselementen zijn waardevolle punt-, lijn- of strookvormige ecotopen met inbegrip van de bijhorende vegetaties waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet resultaat zijn van menselijk handelen, en die deel uitmaken van de natuur zoals: bermen, bomen, bronnen, dijken, graften, houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsrandbegroeiingen, sloten, struwelen, poelen, veedrinkputten en waterlopen.

Laagdynamische recreatie

Onder laagdynamische recreatieve infrastructuur wordt verstaan de infrastructuur die omwille van haar intrinsieke aard, in haar onmiddellijke omgeving eerder beperkte veranderingen teweegbrengt in de bestaande ruimtelijke en sociaal-economische structuur en in het bestaande ruimtegebruik.

Landschap

Het landschap is de resultante van de dynamische wisselwerking tussen de fysische omstandigheden (het abiotisch en biotisch milieu) en de menselijke activiteiten.

Gemeente Beersel 5 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Landschapselement

Een landschapselement is een discreet object in het landschap : een gebouw, een perceel, een boom, een meer, een rivier, …

Lijninfrastructuur

Lijninfrastructuur is het geheel van verkeersinfrastructuur en haar omgeving bedoeld voor verkeer en vervoer van mensen, goederen en berichten. Het omvat autowegen, waterwegen, spoorwegen, luchthavens, pijpleidingen, elektriciteitsleidingen en infrastructuur t.b.v. telecommunicatie.

Lint

Een lint is één van de beleidscategorieën voor het voeren van een gedifferentieerd ruimtelijk beleid t.a.v. de nederzettingsstructuur van het buitengebied. In dit beleid worden volgende categorieën onderscheiden: kernen (hoofddorp en woonkern), lint, verspreide bebouwing en bebouwd perifeer landschap. Een lint is een bebouwde omgeving aan één of aan beide zijden van een straat met een typische lineaire structuur en die niet als woonkern is geselecteerd.

Lintbebouwing

Lintbebouwing is een nederzettingsvorm die bestaat uit vrijwel aaneengesloten bebouwing, bestaande uit alleenstaande gezinswoningen en/ of bedrijfsgebouwen langs wegen, waarbij achterliggende gronden onbebouwd blijven. Het begrip lintbebouwing heeft geen beleidsmatige betekenis.

Locatiebeleid

Het locatiebeleid is het beleid dat er op gericht is nieuwe verkeersgenererende activiteiten te voorzien op die locaties waar de capaciteit en kwaliteit van het vervoerssysteem (langzaam verkeer inbegrepen) dit toelaten. Met locatiebeleid wordt aldus het mobiliteitsprofiel van de activiteit afgestemd op het bereikbaarheidsprofiel van de locatie.

Lokaal bedrijf

Een lokaal bedrijf is een bewerkend en verwerkend bedrijf (inclusief tertiaire dienstverlening) dat een verzorgend karakter heeft ten aanzien van de omgeving, dat wat schaal betreft aansluit bij de omgeving (schaal van de kern, schaal van het stedelijke gebied, ...) en beperkt is van omvang.

Markant erfgoed

Beersel hanteert de term markant erfgoed, als een uitbreiding op de selecties van het (voorlopig) beschermd erfgoed. Indien een onroerend ensemble niet is aangeduid als (voorlopig) beschermd erfgoed, kan het opgenomen worden in de gemeentelijke lijst van markant erfgoed en dit op basis van een (bouw)historisch onderzoek met evaluatie van architecturale kwaliteit, zeldzaamheid, materiële staat, bakenwaarde,…De gemeente zal voor het markant erfgoed een gemeentelijk erfgoedbeleid hanteren. Om zich van de instandhouding te verzekeren, kunnen bestemmingswijzigingen voor het markant erfgoed doorgevoerd worden. Bestemmingswijzigingen dienen volledig te passen binnen het kader dat in het ruimtelijk structuurplan wordt uitgewerkt.

Mobiliteitsbeleid

Het mobiliteitsbeleid is het beleid dat zich richt op het geheel van de mobiliteitsproblematiek. Het mobiliteitsbeleid omvat :

de maatregelen gericht op het al dan niet voldoen aan de behoefte aan verplaatsingen (mobiliteitsvraag); de maatregelen gericht op het aanbieden van verplaatsingsmogelijkheden (mobiliteitsaanbod); het beheer van de feitelijke verkeersdeelname en omgevingseffecten (mobiliteitsbeheer).

Gemeente Beersel 6 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Nederzettingsstructuur

De nederzettingsstructuur is het patroon dat gevormd wordt door het geheel van alle bebouwingsvormen in een bepaald gebied. De nederzettingsstructuur van het buitengebied wordt beleidsmatig geoperationaliseerd door de beleidscategorieën: de kernen (woonkernen en hoofddorpen), de gehuchten en linten, de verspreide bebouwing en de perifeer bebouwde landschappen.

Open ruimte

Een open ruimte is een ruimte die weinig of niet bebouwd is. Open ruimte is een ruimtelijk begrip, in tegenstelling tot buitengebied, dat een beleidsmatig begrip is.

Open ruimteverbinding of -corridor

Een open ruimteverbinding is een niet of weinig bebouwde ruimte in de buurt van sterk bebouwde gebieden. Open ruimteverbindingen voorkomen het aan elkaar groeien van de bebouwde gebieden en verzorgen een verbindingsfunctie ten aanzien van de structuurbepalende elementen van het buitengebied.

Plannen van aanleg

De plannen van aanleg worden in de wet op de stedenbouw (decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) omschreven; bedoeld zijn het gewestplan, het algemeen plan van aanleg (APA) en bijzonder plan van aanleg (BPA).

Plattelandstoerisme

Plattelandstoerisme is de vorm van toerisme waarbij gebruik gemaakt wordt van de specifieke toeristisch- recreatieve infrastructuur in het buitengebied. Zie ook het begrip ‘hoevetoerisme’.

Poort

Op Vlaams niveau zijn poorten plaatsen waar ontwikkelingen worden gestimuleerd omwille van de bestaande of potentiële positie in het internationale communicatienetwerk (water, weg, spoor, lucht, telcommunicatie). Zij zijn een element van de economische structuur op internationaal niveau en kunnen internationale investeringen aantrekken. Het zijn die plaatsen waar vanuit ruimtelijk oogpunt het wenselijk is de ontwikkeling en de verdichting te stimuleren omwille van:

de aanwezigheid van hoogwaardige ontsluitings- en verbindingsfunctie (water-, weg-, spoor, pijpleiding, telematica-infrastructuur); de omgevingskwaliteiten (met name stedelijkheid in de stationsomgevingen), de infrastructuren in de zeehavens (kaaimuren, kranen, opslagruimtes, logistiek,...), de hoogwaardige luchthaveninfrastructuren en luchthavengebonden functies (hotels, businesspark,...); de draagkracht van de omgeving zowel op milieuhygiënisch, als op ruimtelijk vlak.

Poorten zijn aldus een beleidsmatig begrip.

Reconversie / reconversieregio / reconversiegebied

Een reconversiegebied of reconversieregio is een gebied of een regio waar de bestaande productiestructuur een drastische en structurele wijziging heeft ondergaan. Hierdoor dienen bestaande nog bruikbare elementen van de productiestructuur en de infrastructuur aangepast te worden om opnieuw een bijdrage te kunnen leveren aan de regionale economie.

Recreatief medegebruik

Recreatief medegebruik heeft betrekking op de vormen van openluchtrecreatie die plaats vinden in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie of hoofdgebruik, en waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

Gemeente Beersel 7 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Regionaal bedrijventerrein

Regionale bedrijventerreinen zijn uitgeruste terreinen bestemd voor de inplanting van economische activiteiten die de schaal van hun omgeving overschrijden.

Richtinggevend gedeelte

Het richtinggevend of indicatief gedeelte van een ruimtelijk structuurplan formuleert op basis van de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur en de trends (het informatief gedeelte) en vanuit de uitgangshouding, een visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Beersel. In het richtinggevend gedeelte wordt de visie in ruimtelijke termen vertaald in ruimtelijke principes voor de gewenste ruimtelijke structuur en op basis van de ruimtelijke principes wordt een gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt voor de structuurbepalende componenten.

Het indicatief of richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan is dat deel waarvan door de overheid slechts bij gemotiveerde beslissing kan afgeweken worden.

Ruimtelijke kwaliteit

Het begrip ruimtelijke kwaliteit wordt opgevat als de waardering van de ruimte. Kwaliteit in de zin van 'waardering' spreekt een oordeel of een wenselijkheid uit. Ruimtelijke kwaliteit handelt niet in de eerste plaats om de hoedanigheid van het object op zich (de intrinsieke kenmerken van een landschap, van een binnenstad, van een stedelijke ruimte, ...) maar om de waarde die eraan wordt gehecht. Die waardering wordt in belangrijke mate mee bepaald door de betrokkenheid van de beoordeler (bewoner, doelgroep, gemeenschap, ...) en niet door de kenmerken van de ruimte zelf. Die waardering is sociaal-cultureel bepaald en is bijgevolg tijdsafhankelijk.

Ruimtelijke structuur

Ruimtelijke structuur is de samenhang tussen ruimtelijke elementen en activiteiten. Structuur heeft tegelijkertijd en in samenhang betrekking op het morfologische (hoe iets is) en op het functioneren (de processen achter iets). Ruimtelijke structuren komen voor op alle schaalniveaus (bv. de ruimtelijke structuur van de tuin, van de wijk, van de kern, van de provincie of van het Vlaams Gewest).

Ruimtelijk structuurplan

Een ruimtelijk structuurplan is een plan waarin de keuzes met betrekking tot de ruimtelijk-structurele ontwikkeling van een bepaald gebied aangegeven worden, de ruimtelijke potenties worden belicht en waarin richtlijnen en organisatieprincipes voor grond- en ruimtegebruik worden aangegeven. Het heeft betrekking op het gehele grondgebied en op alle ruimtebehoevende activiteiten waarvan de ordening aan een respectievelijk bestuursniveau is toevertrouwd. Het beoogt tevens de bevordering van de doeltreffendheid en van de interne samenhang van het ruimtelijk beleid.

Ruimtelijk uitvoeringsplan

Een ruimtelijk uitvoeringsplan is een instrument om uitvoering te geven aan een ruimtelijk structuurplan. Het planningsdecreet van 24 juli 1996 voorziet hiervoor twee uitvoeringsinstrumenten: de plannen van aanleg en verordeningen.

Samenhangend netwerk

Een netwerk bestaat uit takken en knopen. In een wegennetwerk zijn de takken wegen en de knopen kruispunten of knooppunten. Een netwerk is samenhangend als men van elke knoop naar om het even welke andere kan gaan via de takken van het netwerk.

Sectoraal

Een sectorale benadering is een benadering vanuit één bepaalde sector zonder daarbij expliciet of impliciet rekening te houden met andere sectoren.

Gemeente Beersel 8 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Speelruimteweefsel

Een ruimtelijk netwerk met formele kindvoorzieningen (speelterreinen, speelbossen, jeugdlokalen,…), informele kindvoorzieningen (woonstraten, pleinen, groene ruimte, bibliotheek, zwembad, buurthuis,…) en verbindingen (trage wegen, autoluwe straten, overbruggen van barrières, kindroutes…)

Stationsomgeving

Een stationsomgeving is een omgeving binnen de stedelijke gebieden en de stedelijke netwerken die een strategische ligging heeft rond de hoofdstations en waar een hoge dichtheid en de lokalisatie van personenvervoergerichte activiteiten wordt nagestreefd. Stationsomgeving is aldus een beleidsmatig begrip.

Strategisch project voor het buitengebied

Strategische projecten voor het buitengebied zijn projecten in het buitengebied die betrekking hebben op het behoud, de ontwikkeling en de verweving van de natuurlijke, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en de infrastructuur.

Strategisch stedelijk project

Strategisch stedelijk projecten zijn projecten die de grote potenties van de stedelijke gebieden op een gecoördineerde wijze en efficiënt moeten illustreren en op korte en halflange termijn kunnen worden uitgevoerd. Ze moeten het kwaliteitsniveau van de gewenste ontwikkeling van het stedelijk gebied weergeven. De strategische stedelijke projecten hebben de volgende kenmerken :

ze werken op zich vernieuwend/stimuleren een vernieuwingsproces in het stedelijk gebied; ze hebben een performante voorbeeld- en signaalfunctie voor andere delen van het stedelijk gebied; ze stellen een kwaliteitsnorm voor de aanpak op andere plaatsen in het stedelijk gebied; ze zijn structurerend voor het geheel of voor delen van het stedelijk gebied; ze hebben een functionele, ruimtelijke en administratief-institutionele complexiteit die de mogelijkheden van het lokale bestuur voor de realisatie ervan overstijgen; zij hebben een integraal karakter (economisch, sociaal, ruimtelijk) dat een meerwaarde oplevert voor het stedelijk gebied.

Structuurplanning

Structuurplanning is een dynamisch en continu proces van visie- en beleidsvorming met betrekking tot de kwaliteit van de ruimte en de realisatie ervan. Het tot stand komen van een structuurplan vormt het moment in dit proces waarop belangrijke uitspraken worden gedaan. Het Ruimtelijk Structuurplan Beersel is het resultaat van een structuurplanningsproces op het niveau Beersel.

Verdichting

Verdichting is één van de sleutelbegrippen in een ruimtelijk beleid waar openheid en stedelijkheid voorop staat. Verdichting betekent voor het ruimtelijk beleid in de stedelijke gebieden en de kernen van het buitengebied het volgende:

het concentreren van het wonen en het werken in de stedelijke gebieden en de kernen van het buitengebied; het differentiëren van de woningvoorraad; het versterken van de multifunctionaliteit door verweving; het opleggen van minimale dichtheden.

Verkeersafwikkeling

De verkeersafwikkeling is een kwaliteitsmaat voor de doorstroming van het verkeer.

Gemeente Beersel 9 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Verkeersleefbaarheid

Verkeersleefbaarheid verwijst naar een bepaalde toestand van een bepaald gebied, waarbij de draagkracht van het gebied al (niet-verkeersleefbaar) dan niet (verkeersleefbaar) overschreden wordt door de negatieve impact van het verkeer (zowel rijdend als stilstaand) dat er doorheen gaat of er zijn bestemming vindt.

Vernieuwbouw

Vernieuwbouw staat voor een bestaand vergund gebouw dat geheel of gedeeltelijk weder opgebouwd wordt binnen het bestaande bouwvolume om het geschikt te maken of te houden voor de in de vergunning aangegeven functie. Het oorspronkelijke gebouw blijft niet noodzakelijk herkenbaar na de verbouwingswerkzaamheden.

Verspreide bebouwing

Verspreide bebouwing is één van de beleidscategorieën voor het voeren van een gedifferentieerd ruimtelijk beleid t.a.v. de nederzettingsstructuur van het buitengebied. Verspreide bebouwing wordt als beleidscategorie omschreven als de bebouwing die niet behoort tot: de kernen (hoofddorp en woonkern), lint, verspreide bebouwing en bebouwd perifeer landschap. Het begrip verspreide bebouwing heeft aldus een beleidsmatige betekenis.

Verweven

Het in elkaars nabijheid brengen van functies en activiteiten op een dusdanige wijze dat er ruimtelijke meerwaarden, vormen van synergie en complementariteit ontstaan. De wijze waarop het verweven haalbaar is, heeft te maken met het karakter (hinder of positieve effecten die nabijheid van andere functies of gebruik teweegbrengen) en het structurerend vermogen van de activiteiten. Ruimtelijke meerwaarden zijn onder meer het concentreren van activiteiten en het creëren van ruimtelijke nabijheid met voordelen ten aanzien van bereikbaarheid en mobiliteit.

Woningpatrimonium

Het woningpatrimonium is het geheel van voor het wonen beschikbare gebouwen.

Woongelegenheid

Een woonruimte voor één persoon of één groep van personen met een minimale zelfstandigheid die (samen) in deze ruimte gedurende de grootste tijd van het jaar al of niet met georganiseerde hulp eten, slapen en zich ontspannen (=wonen). Hierin zijn begrepen de ééngezinswoningen, appartementen, studio's (serviceflats, studio's voor begeleid zelfstandig wonen, gewone studio's,..) en studentenkamers. Rusthuizen, weeshuizen en andere opvangcentra met verschillende kamers worden als één woongelegenheid voor een collectief gezin of huishouden beschouwd.

Woonkern

Een woonkern of morfologische agglomeratie is het landschapsdeel dat aaneensluitend bebouwd is door huizen met hun hovingen, openbare gebouwen, kleine industriële of handelsuitrustingen met inbegrip van de tussenliggende verkeerswegen, parken, sportterreinen enz. Het wordt begrensd door landbouwgrond, bossen, braak en woeste gronden waartussen zich eventueel een 'verspreide bebouwing' bevindt. Zowel steden, dorpen als gehuchten kunnen woonkernen vormen. Ze kunnen ook de vorm aannemen van de in ons land zo veelvuldig voorkomende lintbebouwing.

Een woonkern is één van de beleidscategorieën voor het voeren van een gedifferentieerd ruimtelijk beleid t.a.v. de nederzettingsstructuur van het buitengebied.

Zoneren

Indelen van een gebied in strikt gescheiden zones waaraan een eigen, eenduidige bestemming wordt toegekend.

Gemeente Beersel 10 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012 Begrippenlijst

Zonevreemd

Een gebouw, activiteit of functie, kan pas als zonevreemd worden beschouwd, wanneer zowel de juridische toets, met name het al dan niet overeenstemmen met bestaande voorschriften, als de planologische toets, met name de (on)verenigbaarheid met verschillende activiteiten en functies, duidelijk daartoe besluiten.

Gemeente Beersel 11 ruimtelijk structuurplan – ontwerp D+A Consult versie BD 2012