<<

Infobestand Pelgrimsroute .

Hoogtekaart Pelgrimswandeling. Rood is hoog en blauw is laag. De oude rivierbedding van de Hunze is herkenbaar als een donkerblauwe rivierbedding.

Warfhuizen Warfhuizen bestaat uit twee kernen op twee wierden die onderdeel vormen van de oude kwelderrug die van Warfhuizen via Zuurdijk en Ewer naar Panser liep. De wierden werden ergens in de middeleeuwen (voor 700) aangelegd aan weerszijden van een kreek die afwaterde op de monding van de Hunze en later werd vergraven tot het Warfhuisterloopdiep, die het Mensingeweersterloopdiep en de Kromme Raken verbindt met het Hunsingokanaal als oude trekvaart tussen en . Op Werfhusen (van werf; "kunstmatige heuvel op de klei" in Duitsland heten de wierde een Warf en huizen; "huizen op de wierde"), de noordelijke en grootste, bevat de oude kerk (het huidige Mariaheiligdom en de kluis) en de eigenlijke dorpskern. De kleinere en zuidelijke heet Burum (van 'bûr'; "buurman", "landman"; "buurtgenoten") en ademt als buurtschap nog steeds de sfeer van vroeger tijden uit. In 1398 komt het dorp voor het eerst voor in de annalen. Op 26 maart 1584 (niet toevallig

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

het feest van de patroonheilige van het dorp) werd het in brand gestoken door boze Friezen uit wraak voor het feit dat Verdugo van hieruit een strooptocht naar Friesland ondernam. 2. Kluizenarij Onze Lieve Vrouwe van de Besloten Tuin De bedevaartkluis in Warfhuizen bouwt voort op de traditie van de Limburgse en Brabantse kluizenaars die ontstond in de tijd van de contrareformatie. De laatste broeder van die traditie is in 1930 gestorven in de Kluis op de Schaelsberg. In tegenstelling tot de meeste kluizen in het buitenland hadden deze kluizen een openbare kapel die vaak een rol speelde in de plaatselijke volksdevotie. Na een geleidelijke neergang sinds de jaren tachtig van de 19e eeuw begon het aantal rooms- katholieke kluizenaars in Europa sinds het einde van de 20e eeuw weer te stijgen. Nederland bleef in eerste instantie bij die ontwikkeling nog wat achter. Wel zijn er altijd leden van kloosterorden geweest die als heremiet leefden, maar de 'kluizenaars zonder meer' waren na 1930 uitgestorven. De oude kluizen stonden leeg en verdwenen grotendeels. Dit was sommige gelovigen een doorn in het oog. In 2001 kon de leegstaande kerk van het Hogelandster dorp Warfhuizen door katholieken worden verworven, en in de travee tegen de toren werd een eenvoudige kluizenaarswoning gerealiseerd, die sindsdien ook door een heremiet (pater Hugo) bewoond wordt. De rest van het gebouw doet dienst als kluiskapel. De heremiet valt onder het bisdom Groningen-Leeuwarden en heeft zijn eeuwige geloften afgelegd in de handen van de bisschop van dat diocees (op 18 november 2012). Sinds het Tweede Vaticaans Concilie het kluizenaarsideaal heeft willen doen heropleven is er in de jaren daarna nieuwe (summiere) regelgeving gekomen. In het kerkelijk wetboek, (de Codex Iuris Canonici, can. 603) wordt voor kluizenaars een striktere vorm van afzondering verlangd dan vroeger in Nederland gebruikelijk was. Zodoende is er in Warfhuizen een afgesloten gebied (clausuur) waarbinnen de kluizenaar werkt en bidt. In de kerk is dit zichtbaar door het grote clausuurhek dat het priesterkoor van het schip scheidt. Officie en gebruiken. Zoals in de contemplatieve kloosters wordt in Warfhuizen het Officie onderhouden. In het Westen wordt dat meestal gebeden volgens de ordening van de heilige Benedictus, maar de kluisbroeder van Warfhuizen is in 2009 overgestapt naar het officie van de heilige Johannes Cassianus uit de 5e eeuw. Cassianus baseerde zijn schema op de gebruiken van de kluizenaars in de Egyptische woestijn, de zogenaamde woestijnvaders. Zodoende is het voor heremieten buitengewoon geschikt. In plaats van de acht (meest korte) psalmofficies van Benedictus schrijft Cassianus twee (langere) waken voor, één aan het begin, en één aan het einde van de nacht. Deze waken worden in Warfhuizen op fluistertoon gezongen in het Latijn. De andere gebedstijden hebben geen officie met Psalmen, maar worden in stilte gebeden door middel van het Jezusgebed. Het Warfhuister officie wijkt zodoende tegenwoordig duidelijk af van dat van de oude Nederlandse kluizenaars, die meestal een (kortere variant van) de getijden van Benedictus gebruikten. Toch blijft de invloed van de Limburgse traditie op de sfeer in de kluis duidelijk merkbaar aan verschillende toevoegingen uit de volksdevotie, zoals het hardop gebeden rozenkransgebed en verschillende litanieën die op verschillende tijden van de dag worden gezongen. Ook de inrichting van de kerk verraadt het voortborduren op 17e eeuwse voorbeelden door barokke elementen. De verering van de heilige Gerlachus van Houthem, van wie een reliekschrijn aanwezig is in het retabel van het rechter zijaltaar, neemt in de kluis een bijzondere plaats in. Ook de heilige Antonius Abt wordt er bijzonder vereerd. Van hem wordt er een reliek op het Heilig Kruisaltaar bewaard. Naast de oude zuidelijke kluizenaarstraditie zijn er in de liturgie nog enkele andere invloeden merkbaar. Het feit dat er enkele vrijwilligers Russisch-orthodox zijn, heeft ertoe geleid dat 's avonds

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

na de Completen het Jezusgebed wordt gezongen (in het Grieks). Verder is vooral in het gebruikte dialect van het Gregoriaans de invloed van de kartuizertraditie merkbaar. Eucharistische aanbidding Vanaf mei 2009 heeft de bisschop van Groningen-Leeuwarden de kluis van Warfhuizen aangewezen als plaats waar de uitstelling van het heilig Sacrament mag plaatsvinden. Sindsdien is er dagelijks vanaf 16.00 Sacramentsaanbidding, waarin de rozenkrans voor de bedevaartgangers (om 17.00) is opgenomen.

Warfhuizen als Mariabedevaartplaats. De meeste bezoekers van de kerk komen er in het bijzonder om Maria te vereren. Dit is begonnen nadat in 2003 een levensgroot Spaans processiebeeld, de ‘Bedroefde Moeder van Warfhuizen’, in de kapel was geplaatst. Het beeld had zo’n aantrekkingskracht op gelovigen uit binnen- en buitenland dat de kapel een bedevaartsoord werd.

De Kromme Raken. De Kromme Raken is een zijtak van het Reitdiep. Het water wordt ook wel aangeduid met Schouwerzijlsterriet, naar de sluis de Schouwerzijl. Van oorsprong was het de benedenloop van de Hunze, wat nu het Reitdiep heet, die zich, voor deze in de Waddenzee uitmondde. De afstroming van het gebied tussen deze maren is tegenwoordig noord-zuid, richting het Reitdiep en het Hunsingokanaal.

Abel Stok en Abelstokstertil De Abelstokstertil is de brug (til) met de N361 over de Kromme Raken tussen en Wehe-den Hoorn de gemeente in de Nederlandse provincie Groningen. Bij de til staat het in 2007 gebouwde gemaal Abelstok en het bos Abelstok dat deels bestaat uit verwilderde fruitbomen. De naam Abelstok is bij veel Groningers bekend. De herkomst van de naam is onduidelijk. Vermoedelijk is het genoemd naar een paal (stok) die daar in of bij het water was geplaatst namens de abt van het klooster van het Oldenklooster en Nijenklooster (ten noorden van Wehe-den Hoorn). Tot 1826 hadden de boeren van Nijenklooster een servituut met betrekking tot het onderhoud van de Abelstokstertil, daarna nam de provincie het onderhoud over. Abelstok zou dus zijn: abtenstok. De paal zou kunnen zijn bedoeld om een doorwaadbare plek aan te gegeven, het zou een grenspaal kunnen zijn geweest of een plek waar het wegstromende water stokte (Oostfries stuken, Fries stûkje). De aanduiding stok zou ook kunnen verwijzen naar een vlonder of smalle loopbrug met één leuning, Middelnederlands stech, Oostfries steg. De naam is al lang in gebruik en dus – zoals wel wordt gedacht – zeker geen verwijzing naar de nabij gelegen boomgaard, waar bij de ingang de naam Abelstok is aangebracht. Een sage wil doen geloven dat een zekere Abel de naamgever was. Hij had gewed dat hij met een polsstok over het water kon springen. Dat lukte hem inderdaad, maar hij sprong zo ver dat niemand hem nog kon zien, waarop iedereen "Wee, wee" riep. Zo kwam Wehe aan zijn naam. Om aan te geven dat hij goed was overgekomen blies de bakker op zijn hoorn. Zo kreeg Den Hoorn zijn naam. Toen was men gerust gesteld en zei: "d' Mens is er weer" en dat werd: Mensingeweer. De sage werd op rijm gezet door Tonnis van Duinen en staat afgedrukt in de Groninger volksalmanak van 1839.

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

Nijenklooster. Dit klooster lag bij Kloosterburen en werd waarschijnlijk in 1175 gesticht als dochterklooster van Mariëngaarde in het Friese Hallum en was gewijd aan Sint Johannes de Evangelist. In 1204 volgde de aansluiting bij de orde van de premonstratenzers; de mannen verhuisden naar Nijenklooster. Beide kloosters zouden in 1290 samen 240 inwoners hebben gehad. De abdij bezat ongeveer 600 hectare cultuurgrond en delen van nabijgelegen kweldergronden. Bovendien behoorde ongeveer een derde van het eiland Rottumeroog tot het kloosterbezit. Het had voorwerken te Schouwen bij Warfhuizen, Zuurdijk (Sydewere) en vermoedelijk ook te Kloosterburen (Feddemahuis en De Baat). Volgens overleveringen was er ook een voorwerk te Grijssloot. De korenmolen van Molenrij wordt in 1543 vermeld. De veenderijen lagen in Kropswolde. Het klooster speelde een rol van betekenis in de waterstaatsorganisatie; de abt was voorzitter (eerste schepper) van het Schouwerzijlvest. Daaraan herinneren onder andere de toponiemen Abtssloot en Abelstokstertil, een brug die vermoedelijk genoemd is naar een oversteekplaats of bruggetje met de naam *Abtsstok. De abt trad verder op als scheidsrechter bij rechtszaken in het onderkwartier de Marne. De dorpskerk was geïncorporeerd bij het klooster, dat tevens enkele prebendes te en Warfhuizen bezat. De gebouwen werden omstreeks 1579 grotendeels verwoest. Het klooster bezat een refugium te Groningen in de Turftorenstraat (hoek Uurwerkersgang), dat tot 1607 in gebruik bleef. De kloostergemeenschap werd omstreeks 1609 opgelost

Molenrij. Het dorp is ontstaan rond een tweetal molens die hier stonden nabij de maar. Molenrij vormde vroeger een laad- en losplaats voor agrarische producten uit omtrek. De huidige Hoofdstraat vormde lange tijd een grindweg, die in 1875 werd voorzien van klinkers. In het dorp bevond zich vroeger een cichorei- en mosterdfabriek (bekend van de Marnemosterd) aan het einde van het huidige Mosterdpad. Verder bevond zich er onder andere een leerlooierij. Het haventje van Molenrij en de aangelegen arbeidershuisjes stond vroeger lokaal ook wel bekend als Balkan, als referentie aan de vele conflicten die bewoners (met uitgebreide gezinnen) onderling hadden over de beperkte ruimtes bij de kleine huisjes. Tegenwoordig is het een recreantenhaven die alleen nog dient voor de pleziervaart. Tot in de jaren 1970 waren er echter ook enkele graanhandelaren en scheepsbouwers gevestigd in de haven van Molenrij. Het woord rij of rijge duidt op een rij huizen. De aanduiding komt wel in meerdere Groningse plaatsnamen voor. In dit geval duidt het waarschijnlijk op een rij huizen nabij een molen. De eerste vermelding vond namelijk plaats in de 18e eeuw, toen er nog maar 1 molen stond.

Kloosterburen. De naam verwijst naar de twee kloosters die hier vroeger hebben gestaan, Oldeklooster (gesticht rond 1175, dat in de volgende etappe N4.3 aan de orde komt) en Nijenklooster (1204), beide behorende tot de orde der Premonstratenzers. Kloosterburen is één van de katholieke enclaves op dat voor de rest gereformeerd of hervormd is. Het is samen met Ter Apel de enige plaats in Groningen met een eigen carnavalsvereniging. Redelijk uniek is de dorp coöperatie Sint Jan Klooster&buren dat gericht is op zorg, wonen, energie(zelfvoorzienend), natuur en cultuur. Deze coöperatie wil in de traditie staan van het klooster en gericht op opbouw van de samenleving. Zo heeft men zelf het verzorgingstehuis opgekocht. Kloostertuin. In het hart van Kloosterburen ligt, op het voormalige terrein van het Oldenklooster (Norbertijner) klooster SintJan, de Hof van Heden. In deze tuin (circa 1 hectare) worden verleden, heden en toekomst in een boeiend samenspel bijeengebracht. De Hof van Heden is verdeeld in drie segmenten. In de zogeheten ‘Bostuin’ zijn principes uit de permacultuur gebruikt bij de aanleg. De ‘Kloostertuin’ brengt Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

kruiden, vergeten groenten, verfplanten en bloemen tot leven. En in de ‘Boomgaard’ zijn oude fruitrassen te vinden. Sint Willibrorduskerk. In 1842 werd een eenvoudig katholiek zaalkerkje (waterstaatskerk) gebouwd, dat in 1868 werd vervangen door de huidige katholieke Sint Willibrorduskerk die werd ontworpen door een van Nederlands bekendste architecten; Pierre Cuypers. Hotel Klooster. Nadat de aartsbisschop van Utrecht en de bisschop van ’s Hertogenbosch hun toestemming hadden verleend, werd er opnieuw een “klooster” gesticht in Kloosterburen. In 1926/27 werd aan de Damsterweg een zusterhuis gebouwd door de Rooms-Katholieke kerk, dat bekend stond als het Theresiagesticht. De eerste zusters arriveerden op 27 april 1927. De zusters begonnen gelijk met hun werk. Het Sint-Theresiahuis werd een pension voor zieken. De zusters zorgden niet alleen voor de pensiongasten, maar namen ook het werk van de kleuterschool, naaischool en wijkverpleging op zich. Zo burgerden de zusters al snel in. De volgende veertig jaar bleven ze hun harde werk voort zetten. In 1967 veranderden de dames hun zusterkleding voor burgerkleding. Daarnaast werden de zusters ook ouder en geleidelijk aan niet snel meer vervangen door jonge zusters. Het “klooster” verloor in de late zestiger jaren zijn functie en is nu een hotel maar met nog steeds met een origineel kapel. Ned. Herv Kerk Kloosterburen. Alleen de zware zadeldaktoren uit 1685 is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken. In de toren hangt een in 1501 door Geert van Wou gegoten klok, waarschijnlijk afkomstig uit de toren van de Der Aa-kerk te Groningen. Kloosterburen is sinds eeuwen een rooms katholieke enclave in het verder overwegend calvinistische Groningen. In 1175 werd het Praemonstratenzer klooster 'Oldenklooster' gesticht. De kloosterlingen legden nadruk op eenvoud, soberheid, isolement en hard werken. Na de reductie van 1594 werd het klooster grotendeels verwoest, alleen de kloosterkerk bleef tot 1811 in gebruik. De Nederlands Hervormde kerk aan de Sint Jansstraat is van 1843. Hij verving zijn in 1815 gesloopte voorganger. De kerk ligt op een verhoogd voormalig kerkhof, nu ingericht als plantsoen. Het kerkgebouw oogt eenvoudig, met door lisenen gelede muren. De vensters hebben spitse bogen. De zadeldaktoren uit 1658, sinds 1975 eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken, staat op restanten van het vroegere Premonstratenzer klooster ‘Oldenklooster’. Dat klooster werd gesticht in 1175. Na de Reductie van Groningen in 1594 werd het klooster grotendeels verwoest en bleef alleen de kloosterkerk over. Deze bleef tot 1811 in gebruik. In de toren hangt een klok uit 1501, gegoten door Geert van Wou, een van de belangrijkste luidklokkengieters die Europa gekend heeft, zeker de belangrijkste van zijn tijd. Hij had een eigen bronsgieterij te Kampen. Geert van Wou dankt zijn reputatie vooral aan zijn zware klokken, die hij veelal goot voor steden in Duitsland. Deze klok is waarschijnlijk afkomstig uit de toren van de Der Aa-kerk te Groningen kerk. Verder zien we in de toren een mechanisch smeedijzeren uurwerk uit 17e eeuw. De plaatsing van het uurwerk aan noord- en zuidkant, gedeeltelijk de galmgaten bedekkend, is allesbehalve fraai te noemen. Het interieur is aantrekkelijker dan de buitenkant; het is licht en sfeervol door de lichte tinten in combinatie met de roodbruine plavuizen. De mooie kansel is nadrukkelijk aanwezig onder het houten tongewelf. Binnen vinden we een orgel met één klavier; de gebroeders Van Oeckelen bouwden dit orgel in 1898. Het orgel werd geschonken door mejuffrouw K.J. Borgman geb. Faber zoals een opschrift luid en duidelijk laat zien. Het verving een instrument van Petrus van Oeckelen uit 1847. Mogelijk is dit het orgel Van Oeckelen te koop aanbod in de Kerkelijke Courant van 12 maart 1898. Het orgel is in 1993 gerestaureerd door Bakker & Timmenga.

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

Grijssloot ligt op een oude kwelderwal, de derde kwelderwal die zich in de middeleeuwen (waarschijnlijk in de 10e eeuw) heeft gevormd. Op die kwelderwal werden vervolgens wierden opgeworpen. Bij vrijwel alle boerderijen in de streek zijn die nog terug te vinden. De wierden zijn betrekkelijk laag, omdat goed tweehonderd jaar na de bouw van deze wierden de eerste zeedijk gereed kwam. Daarmee verdween de behoefte om de wierden steeds verder op te hogen. De herkomst van de naam is onduidelijk, omdat er zich in de omgeving - anders dan men zou verwachten - geen water bevindt met de naam Grijssloot. Volgens Van der Aa heette Grijssloot vroeger Grijscheloo, iets wat niet door andere bronnen wordt gestaafd.[1] Wel was er in 1417 sprake van des Grijse moncke venne, een weiland dat eigendom was van de abt van Oldeklooster. Vroeger liep de huidige Schaapweg (vanaf Leens) verder door als de Baatweg en verder noordwaarts richting de Monnikenweg naar Kloosterburen langs de oostzijde van boerderij Framaheerd. Met behulp van een bootje moest dan het iets noordelijker stromende Uilenestermaar (vroeger ook Hakkevoortstocht of Bakboortstocht genoemd) worden overgestoken. In de jaren 1980 is deze verbinding iets oostelijker hersteld als fietspad. Ten westen van de oude Baatweg stond volgens overleveringen een kapel (of kluizenarij) van de grijze monniken of Cisterciënsers. Deze kloosterorde had verder echter geen bezittingen in de Marne. De naam Grijssloot zou volgens Van der Aa zijn afgeleid via de 'Grijze-Munniken- Schipsloot'

Starkenborgh, ook Huis te Wehe, Borgweer of Nijenklooster genoemd, was een borg gelegen ten noordwesten van Wehe-den Hoorn en ten zuiden van de Hoornse Vaart.

Ludolf van Starkenborgh had in 1649, na het overlijden van zijn vader Lambert van Starkenborg, borgheer van Verhildersum, de jurisdictie van Wehe en Zuurdijk gekregen. De borg werd daarna gebouwd in opdracht van Ludolf en zijn echtgenote Anna Catharina de Mepsche. Starkenborgh (Borgweer) werd voor de eerste maal als borg genoemd in 1679. Vanaf die tijd bleef de borg in het bezit van zijn nakomelingen, totdat na het overlijden van zijn naamgenoot Ludolf van Starkenborg in 1821, diens zoon Edzard in 1832 de borg liet afbreken, evenals de beide schathuizen aan weerszijden van de oprijlaan direct voor de borg. Hij liet vervolgens aan het begin van de oprijlaan een nieuw huis de Weerborg bouwen. Dit huis was geen lang leven beschoren. Na het vertrek van Edzard als burgemeester van Leens in 1839 werd het landgoed verkocht en werd de Weerborg in 1840 gesloopt. De borgstee is nog te herkennen aan de grachten en is tegenwoordig wandelgebied. Aan noordwestzijde van de borgstee werd later boerderij Rayland gebouwd en aan noordoostzijde een waterzuiveringsinstallatie (1982).

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

Leens. Leens ligt geologisch op nieuwe kweldergronden, die in de negende eeuw bewoond zijn geraakt. Op de hoogste kwelderruggen werden rijen wierden gebouwd, die de huizen en akkers tegen hoogwater beschermden. Leens ligt halverwege een wierdenrij die begint bij Wehe en eindigt voorbij van Vierhuizen, waar enkele wierden in de Lauwerszee zijn verdwenen. Binnen het dorpsgebied vinden we aan de oostkant de Tuinsterwierden en aan de westkant De Houw. Bij het gedeeltelijk afgraven van de Tuinsterwierde zijn belangrijke archeologische vondsten gedaan. In het directe achterland ligt de wierde van De Ewer, die behoort tot een oudere wierdenrij uit het begin van de jaartelling. De bewoners van deze wierde zullen een sleutelrol hebben vervuld bij het opkomen van Leens als nieuwe hoofdplaats van het gebied.

De Leenster parochie werd waarschijnlijk omstreeks 800 gesticht door de heilige Liudger, de zogenaamde 'Apostel der Groningers', of door een van zijn opvolgers. De kerk fungeerde als centrum van het decanaat, later de proosdij De Marne. Hiertoe moet aanvankelijk ook het Humsterland hebben behoord. Toen later de Lauwerszee doorbrak, werden de banden met het gebied ten zuiden van het Reitdiep doorgesneden. De dorpen van de Marne sloten zich aan bij . De naam Leens komt in de oudste kloosterregisters niet voor. De oudste vermeldingen zijn Lindenge (1224) en Lydenze (1381). Dit betekent 'aanwoners van een waterloop (lida). Welke waterloop hiermee bedoeld werd, is niet bekend. De kerk, gewijd aan Sint Pieter, werd gebouwd op de grens tussen de beide wierdedorpen Tuins en De Houw op een planmatig aangelegde rechthoekige wierde. Deze dorpen worden al aan het einde van de 10e eeuw genoemd. Het grondgebied van deze parochie strekte zich uit vanaf de waddenkust tot de Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

oevers van het latere Reitdiep. Kloosterburen, Hornhuizen, Vliedorp en Zuurdijk waren waarschijnlijk dochterparochies. In Grijssloot bevond zich wellicht een kapel of voorwerk. De proosdijgoederen van Leens waren omvangrijk en werden na de Reductie door de provincie in beslag genomen. Het systematisch bedijken en drooglegging van de kwelders begon omstreeks de elfde eeuw. Het voltooien van de dijkring rond 1200 is vooral te danken aan de waterschappen of zijlvesten. Daarbij namen Benedictijner monniken en lekenbroeder van Olde- en Nijenklooster het voortouw. Ook de afdamming van de Hunze bij Schouwerzijl en Nijernklooster was grotendeels hun werk. Minder groot was hun rol in het westelijk gedeelte van de Marne. Hier vormden Leens, Ulrum en Vierhuizen één zijlvest, dat zijn water loosde via . Na de Reductie van 1594 bleef Leens een van de plaatsen met een kleine katholieke minderheid. De Petruskerk werd in gebruik genomen door de Nederduits Gereformeerde Kerk (later de Nederlandse Hervormde Kerk). De katholieken moesten uitwijken naar schuilkerken, vaak ondergebracht in boerderijen. In de 19e eeuw kwamen de katholieken onder de parochie Wehe den Hoorn te vallen. In de 17e en 18e eeuw werd het dorpsleven gedomineerd door adellijke grootgrondbezitters, met name de families Tjarda van Starkenborg op Verhildersum en Von Inn- und Kniphausen op de Asingaborg. De boerenstand moest veelal dansen naar de pijpen van de heren. De patriottenbeweging, die met de macht van adel afrekende, had in Leens veel aanhang. De Afscheiding binnen de Nederlandse Hervormde Kerk in 1834, geïnspireerd door ds. Hendrik de Cock uit Ulrum, kreeg in Leens veel aanhang; een aanzienlijk deel van het hervormde kerkvolk verliet zomer 1835 in zijn voetspoorde Hervormde Kerk. Daarbij speelde vooral het verzet van de 'kleine luiden' tegen het liberalisme en de vrijzinnigheid van de herenboeren een belangrijke rol. Ten tijde van de Doleantie (de kerkscheuring onder leiding van Abraham Kuyper in 1886) werd er ook in Leens een gemeente van de Gereformeerde Kerken in Nederland gesticht. Daarnaast was er in liberale en intellectuele kringen rond 1835 veel verzet tegen het regeringsbeleid. De gevolgen van economische recessie weet men aan de hoge (grond)belastingen. Petities bij de Koning en de Gouverneur hadden niet het gewenste resultaat. Leens stond vanwege zijn oproerigheid(met een verwijzing naar de Belgische Opstand zelfs even bekend als ‘Klein Brussel’. Door het instorten van de wereldgraanmarkt rond 1880 en de daaropvolgende Landbouwcrisis kwam het Marnegebied opnieuw in zwaar weer. De introductie van stoomdorsmachines, bezuinigingen op de lonen en later ook de toepassing van kunstmest droegen bij aan het herstel en aan een volgende bloeiperiode, die aanhield tot 1920. Landgoed Verhildersum. Dit landgoed bestaat uit een borg, beeldentuin, boomgaard, museumboerderij, koetshuis historische gewassen etc. Borg Verhildersum. De Borg staat als schitterende diamant midden in het landgoed. Door de eeuwen heen hebben er verschillende families gewoond en heeft de Borg zowel innerlijk als uiterlijk meerdere veranderingen ondergaan. In 1953 zijn de laatste bewoners vertrokken en nu bieden de ingerichte kamers een bijzondere kijk in het leven op een landgoed in de 19e eeuw. Nog voor 1400 werd Verhildersum gebouwd als steenhuis; een bouwwerk van ongeveer 7 bij 11 meter, met muren van wel één meter dik. Een steenhuis had vaak een vierkante bouw en was bedoeld als vluchttoren voor levende have, de oogst en de familie bij aanvallen. Gezien de vele keren dat de Borg door de eeuwen heen is aangevallen en beschadigd is geraakt, was dit ook wel nodig. In de 15e eeuw werd de verdedigingstoren een woonhuis en in de 16e eeuw werd hij zelfs uitgebreid met twee vleugels en een poortgebouw. Deze werden enige decennia later echter ook weer afgebroken, om de Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

destijds in de mode zijnde L-vormige bouw te krijgen. In 1792 werd ook de Oostvleugel afgebroken en kreeg de Borg zijn huidige vorm. Door de eeuwen heen hebben er meerdere families op de Borg gewoond. De bekendste daarvan is de Familie Tjarda van Starkenborgh. De eerste (geschreven) vermelding van Verhildersum dateert van 1400. De Borg is dan in bezit van de Familie Onsta, ook wel aangeduid met Ferhildema, een verwijzing naar Verhildersum. Ferhildema komt waarschijnlijk van “waar Vrouw (Fer) Hilde woont”. Verhildersum ging in de loop der eeuwen over op verschillende kinderen van de familie. Dochter Hidde Onsta trouwde in de 16e eeuw met Ludolph Tjarda van Starkenborgh. Zo kwamen: de Borg, met bijgebouwen, zijn prachtige landerijen en de diverse rechten die aan het landgoed verbonden waren, in bezit van de Familie Tjarda van Starkenborgh. Nadat Verhildersum eeuwenlang in bezit was geweest van deze familie, werd de Borg in 1822 verkocht aan notarisfamilie Van Bolhuis. Nadat de dochter Geertje Van Olst Van Bolhuis, die getrouwd was met Mr. Hendrik Frima, de Borg erfde in 1861, bleef Verhildersum nog geruime tijd in bezit als buitenhuis. In 1953 werd de Borg verkocht aan de Gemeente Leens. Nadat de Borg niet meer als woonhuis in gebruik was, werd het in 1957 een museum. DoeZoo Insecternwereld. Een zeer boeiend park met zeer bijzondere diersoorten. Uilen, slangen, vogels, eekhoorns, insecten, etc. Petruskerk Leens. Op het hoogste punt van de wierde van Leens staat de dorpskerk die dateert uit ongeveer 1100. Oorspronkelijk was dit een Rooms Katholieke kerk en na de Reformatie werd dit de Hervormde kerk. De Katholieken wijdden deze kerk aan de apostel Petrus. Als Christelijke kerk is deze kerk nog veel ouder en stamt ze uit de tweede helft van de 8ste eeuw, toen Liudger hier het Evangelie verspreidde. Toen was het een houten kerkje dat waarschijnlijk met riet was gedekt. Het werd vervangen door een tufstenen. Deze vulcanische steensoort kwam uit het Eifelgebergte en werd via Deventer per schuit hierheen vervoerd. Na verloop van tijd nam de bevolking toe en was de kerk te klein geworden. Omstreeks 1200 werd ze vergroot tot een kruiskerk. De Petruskerk fungeerde sindsdien als hoofdkerk van het Marnegebied en Leens groeide daardoor uit tot hoofddorp van de streek. De bisschop van Munster streefde er naar om deze streek voor het Christendom te behouden. Daarom besloot hij om aan enkele aanzienlijke personen een deel van zijn macht en bevoegdheden over te dragen. Die personen werden eerst dekens genoemd en later proosten. Dekens (proosten) kregen het gezag over de parochiekerken in hun decanaat of proosdij. Het was vooral een kerkelijk ambt en men was ook belast met de kerkelijke rechtspraak (seend). Het ging om zaken als ontwijding van de kerk, verstoring van zaken als zondagsrust, openbare orde enzovoorts. Over de zaken waarover mocht worden rechtgesproken kreeg men instructies (zogenaamde seendbrieven). In de 13e eeuw waren in de Groninger Ommelanden vijf proosdijen: Oldehove, , Leens, Loppersum en Farmsum. De proosdij Leens werd voor het eerst in 1381 genoemd en bestond oorspronkelijk uit 13 kerspels of parochies. Maddens werd later verzwolgen door de Lauwerszee en Asterdijk en Westerdijk werden samengevoegd tot Zuurdijk zodat er 11 overbleven. De proost had aanzienlijke inkomsten en probeerde zijn aanzien te vergroten door de plaatselijke kerk groter en mooier te maken. Het was geen wonder dat aanzienlijke leken probeerden het ambt van proost in handen te krijgen. In de proosdij Leens is het vooral het geslacht Onsta geweest dat verscheidene generaties aaneen proost was. Rond 1200 was het niet langer nodig om de kostbare tufsteen van elders aan te voeren. De eigen streek leverde de grondstof (klei) om zelf de benodigde baksteen te maken. Veel van de benodigde klei werd gewonnen ten zuiden van het Douwensterpad bij Leens. De nieuwe stenen werden “kloosterstenen” genoemd en de grootte werd aangepast aan het formaat van de tufsteen. De nieuwe steensoort was

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

duurzamer en veel goedkoper omdat er geen verre reis mee gemaakt behoefde te worden. De zachtere tufsteen werd na verloop van tijd steeds meer gebruikt. De kloosters die rond die tijd in groeiend aantal op het Groninger platteland kwamen, waren sterke pleitbezorgers om deze steensoort te gebruiken. In de Marne stonden toen kloosters in Oldenklooster en Nijenklooster. Aan de Rooms Katholieke erediensten in deze kerk kwam bij de Reformatie een eind. Protestanten namen de kerkgebouwen in bezit. Met de Beeldenstorm werden de kerken ontdaan van alles wat daarmee te maken had. Daardoor versoberde de inrichting van de kerk sterk. In 1594 vond in deze provincie de Reductie plaats waarbij een eind kwam aan het Katholicisme. Op plaatsen waar eerder parochies waren werden Protestantse kerkgemeenten gevormd en werden predikanten aangesteld.

Stort. t Stort is een streekje vlak bij Leens op het punt waar het Warfhuisterloopdiep samenkomt met de Hoornse Vaart en samenvloeit tot het Hunsingokanaal. Iets zuidoostelijker ligt het gehucht Douwen en verder naar het westen de buurt Leenstertillen. Naast het buurtje ligt over de Hoornse Vaart de Hellenstertil, die lokaal Scheeftil wordt genoemd. Vanuit 't Stort loopt het Scheeftilsterpad naar Leens. Het Hunsingokanaal werd gegraven in 1873. De uitgegraven grond werd op het naastgelegen weiland gestort, daaraan dankt het streekje zijn naam. Op de grond aan het kanaal werd een rijtje van 7 landarbeidershuisjes gebouwd. In 1928 kwam daar nog een armenhuis (het 't Blokhoes) bij. De inwoners van het buurtje werden in Leens dan ook wat neerbuigend behandeld. In de jaren 1970 verdwenen veel bewoners en werden veel huizen recreatiewoningen. Het armenhuis werd verbouwd tot een eengezinswoning en kreeg de naam 'Blokhoes'. Van de 7 arbeiderswoningen zijn er 5 verbouwd tot vaak riante permanente woningen. Douwen. Douwen ligt ten zuidoosten van Leens en ten zuidwesten van Wehe-den Hoorn, ten oosten van de samenvloeiing van het Warfhuisterloopdiep en de Hoornse Vaart tot het Hunsingokanaal. Het gehucht grenst in het westen aan het gehucht 't Stort. Douwen valt onder Zuurdijk en bestaat uit een drietal verspreid gelegen boerderijen: Ten noorden van het Warfhuisterloopdiep staat aan het einde van een graspad (Trekweg 2) een oude kop-rompboerderij (voor het eerst genoemd in 1746), die al sinds 1977 niet meer in gebruik is en vanaf de weg nauwelijks te zien is. Ten zuiden van het Loopdiep staat bij de brug boerderij Douwen (Douwensterweg 3). Deze boerderij was vóór de reductie van 1594 in het bezit van het klooster Bloemhof uit Wittewierum en tot 1874 waren nog 4 jukkken land eigendom van het Kalendebroederschap van de Marne. Vermoedelijk stond de boerderij vroeger op een later afgegraven grote wierde, die zich uitstrekte tot aan noordzijde van het veel later gegraven Warfhuister Loopdiep. De huidige schuren dateren van 1818 en het woonhuis van 1960. Ten zuidoosten van boerderij Douwen staat boerderij Moestop (Douwensterweg 2). De boerderijen zijn over het water verbonden door de brug Douwstertil, Douwenstertil of Douwertil. Ten westen van Douwen stroomt de Zwaluwetocht (een restant van de Swalve) in het Hunsingokanaal. Deze tocht liep vroeger door naar Verhildersum om uit te stromen in het Molenrijstermaar, dat toen nog Hornhuistermaar heette. Met het graven van het Hunsingokanaal is het noordelijke deel van de Zwaluwetocht onderdeel geworden van de Hoornse Vaart.

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42