Vastgesteld Bestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk Vastgesteld Bestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk Oud Koog & Rooswijk Inhoudsopgave

Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Plangebied 5 1.3 Planvorm 6 1.4 Vigerende regelingen 7 1.5 Leeswijzer 8 Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele analyse 9 2.1 Geschiedenis van het plangebied 9 2.2 Structuur van het plangebied 10 2.3 Cultuurhistorischeen archeologische waarden 17 2.4 Groen- en waterstructuur 19 2.5 Functionele structuur 21 2.6 Verkeersstructuur 25 Hoofdstuk 3 Beleidskader 27 3.1 Europees beleid 27 3.2 Rijksbeleid 27 3.3 Provinciaal beleid 31 3.4 Regionaal beleid 32 3.5 Gemeentelijk beleid 34 Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten 53 4.1 Algemene uitgangspunten 53 4.2 Specifieke uitgangspunten 57 4.3 Ontwikkelingen 61 Hoofdstuk 5 Onderzoeken 66 5.1 Milieu 66 5.2 Planmer 69 5.3 Water 70 Hoofdstuk 6 Bestemmingsplanregeling 72 6.1 Algemeen 72 6.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 72 6.3 Bestemmingsregeling 74 Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 83 7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 83 7.2 Economische uitvoerbaarheid 97 7.3 Handhaving 97 7.4 Bestemmingsplanprocedure 99 Bijlagen 101 Bijlage 1 Milieuonderzoek 103 Bijlage 2 Natuurwaardenonderzoek 171 Bijlage 3 QRA Garage Bako 189 Bijlage 4 Rapportage route gevaarlijke stoffen Zaanstad 211 Bijlage 5 Bedrijvenlijst 251 Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten 263 Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 265

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 2 Bijlage 8 'Nota Zienswijzen' 269 Bijlage 9 Ambtshalve wijzigingen 313

Regels 321 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 322 Artikel 1 Begrippen 322 Artikel 2 Wijze van meten 328 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 329 Artikel 3 Bedrijf 329 Artikel 4 Cultuur en ontspanning 331 Artikel 5 Gemengd 332 Artikel 6 Groen 335 Artikel 7 Maatschappelijk 337 Artikel 8 Natuur 338 Artikel 9 Recreatie 339 Artikel 10 Sport 340 Artikel 11 Tuin 341 Artikel 12 Verkeer 342 Artikel 13 Verkeer - Railverkeer 344 Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied 345 Artikel 15 Water 346 Artikel 16 Wonen 347 Artikel 17 Leiding - Gas 349 Artikel 18 Leiding - Riool 350 Artikel 19 Waarde - Archeologie 1 351 Artikel 20 Waarde - Archeologie 2 353 Artikel 21 Waterstaat - Waterkering 355 Hoofdstuk 3 Algemene regels 356 Artikel 22 Anti-dubbeltelregel 356 Artikel 23 Algemene bouwregels 357 Artikel 24 Algemene gebruiksregels 358 Artikel 25 Algemene aanduidingsregels 359 Artikel 26 Algemene afwijkingsregels 362 Artikel 27 Overige regels 363 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 364 Artikel 28 Overgangsrecht 364 Artikel 29 Slotregel 365 Bijlagen bij de Regels 367 Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten 368 Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging 369 Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein 375

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 3 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 4 Toelichting procedure

Planfase B&W Raad Raad van State voorontwerp 10 november 2009 ontwerp 13 september 2011 vaststelling beroep

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding

Op 21 november 2000 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad de "Inhaalslag Bestemmingsplannen" vastgesteld. Hiermee heeft het gemeentebestuur besloten tot een grootschalige actualisering van de bestemmingsplannen voor bestaand stedelijk gebied in Zaanstad. Toen de inhaalslag zijn voltooiing naderde heeft het college van burgemeester en wethouders in 2007 het "Actualiseringsplan bestemmingsplannen 2007-2016" vastgesteld. De bedoeling hiervan is om - als vervolg op de 'inhaalslag' - in het licht van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening te komen tot een dekkend netwerk van actuele, meer toekomstgerichte bestemmingsplannen. Het bestemmingsplangebied Oud Koog & Rooswijk is een bestaand woon-werkgebied waar de komende jaren weinig tot geen nieuwe ontwikkelingen verwacht worden. De thans geldende bestemmingsplannen zijn plannen die gedateerd zijn en daardoor niet meer afgestemd zijn op de huidige situatie in het plangebied. 1.2 Plangebied

Het gebied wordt globaal begrensd door: de spoorbaan, de Stationsstraat en de Zaan in het oosten; de Mallegatsloot in het zuiden; de Zuider Watermolensloot in noorden; de spoorbaan, de noordzijde van de wijk Westerkoog, de Guisweg, de A8 en het Guisveld in het westen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 5 1.3 Planvorm

Het doel van dit bestemmingsplan is om een planologisch/juridisch kader te bieden voor het behouden en versterken van de woonfunctie en om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Dit doel zal worden bereikt door de wijze van bestemmen zodanig te kiezen dat wonen en werken aan de hedendaagse wensen wordt aangepast. Gekozen is voor een conserverend bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen. Het bestemmingsplan beschermt het woon- en leefmilieu en vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie. Daarnaast staat het bestemmingsplan in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op met name het behoud van de aanwezige functies.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 6 1.4 Vigerende regelingen

Voor het plangebied vigeren thans de volgende plannen en regelingen: Reconstructie Stationsplein Koog/Zaandijk, vastgesteld op 13-09-1973 en goedgekeurd op 14-05-1974 Globaal bestemmingsplan Rooswijk-Noord, vastgesteld op 09-07-1992 en goedgekeurd op 09-02-1993 Uitwerkingsplan Wilgeroos van bestemmingsplan Rooswijk-Noord, vastgesteld op 01-11-1994, goedgekeurd op 06-12-1994 Uitwerkingsplan Steenroos van bestemmingsplan Rooswijk-Noord, vastgesteld op 25-01-1995 en goedgekeurd op 11-04-1995 Uitwerkingsplan Klaproos van bestemmingsplan Rooswijk-Noord, vastgesteld op 25-01-1995 en goedgekeurd op 11-04-1995 Uitwerkingsplan Stokroos van bestemmingsplan Rooswijk-Noord, vastgesteld op 25-01-1995 en goedgekeurd op 11-04-1995 Uitwerkingsplan Klimroos van bestemmingsplan Rooswijk-Noord, vastgesteld op 19-06-1996 en goedgekeurd op 09-07-1996 Bestemmingsplan Centraal Politiebureau Zaanstad, vastgesteld op 12-01-1989 en goedgekeurd op 18-04-1989 Bestemmingsplan Rooswijk II, vastgesteld op 02-11-1967 en goedgekeurd op 30-07-1968 Bestemmingsplan Westzijderveld, vastgesteld op 30-03-1966 en goedgekeurd op 18-10-1966 Uitbreidingsplan gemeente Zaandijk, vastgesteld op 30-05-1934 en goedgekeurd 22-08-1934 Uitbreidingsplan Westzijderveld 1:2500 (Globaal plan), vastgesteld op 27-02-1969 en goedgekeurd op 17-03-1970 Wijziging van bestemmingsplan Westzijderveld 1:2500, vastgesteld op 13-12-1973 en goedgekeurd op 25-02-1975 Reconstructie Stationsplein Koog / Zaandijk, vastgesteld op 29-08-1973 en goedgekeurd op 14-05-1974 Bestemmingsplan voor de Bebouwde kom van de gemeente Koog aan de Zaan, vastgesteld op 14-05-1970 en goedgekeurd op 15-06-1971 Bestemmingsplan Koogerpark, vastgesteld op 13-08-1981 en goedgekeurd op 20-07-1982 Partiële Herziening 1985 bestemmingsplan Koogerpark deel I plankaart en wijzigingsgebied, vastgesteld op 12-01-1989 en goedgekeurd op 18-04-1989 Uitbreidingsplan Centrum, vastgesteld op 20-05-1959 en goedgekeurd op 08-06-1960 Regeling van de bebouwde kom Centrum - ten noorden van de Zuiderkerkstraat, vastgesteld op 03-05-1961 en goedgekeurd op 25-08-1961 Bouwverordening vastgesteld op 20-11-2003 en in werking getreden op 5 december 2003 Deze bestemmingsplannen en de Bouwverordening worden deels geheel, deels gedeeltelijk door het voorliggende bestemmingsplan vervangen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 7 overzicht vigerende bestemmingsplannen

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en invulling van het plangebied. In hoofdstuk 3 komt het relevante beleid aan de orde dat op verschillende niveaus geldt (rijk, provincie, gemeente). Hoofdstuk 4 beschrijft de diverse beleidsuitgangspunten en uitgangspunten voor het plangebied. De randvoorwaarden (o.a. milieuaspecten, natuurtoets en watertoets) voor het plangebied zijn opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de bestemmingsplanregeling en in het laatste hoofdstuk wordt tenslotte ingegaan op de uitvoerbaarheid en de te doorlopen procedure.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 8 Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele analyse 2.1 Geschiedenis van het plangebied

Gezien de grote verschillen waar het gaat om ontstaansgeschiedenis en stedenbouwkundige structuur worden de buurten Oud Koog en Rooswijk apart beschreven in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.4. In de daarop volgende paragrafen van dit hoofdstuk en het bestemmingsplan wordt verder geen onderscheid gemaakt tussen de buurten Oud Koog en Rooswijk aangezien dit voor het bestemmingsplan niet noodzakelijk en relevant is. 2.1.1 Oud Koog

Het huidige landschap heeft zijn vorm gekregen door een gelijktijdig proces van veenvorming, zee-invloeden en invloeden vanuit rivierstromen. Het proces van natuurlijke landschapsvorming heeft tot ongeveer 1.000 na Christus geduurd. De Zaan is een erfenis uit deze periode.

Rond het jaar 1.000 begon men het natte veenweidegebied, dat ontstaande wasde in de luwte van duinen en strandwallen, te ontginnen. Er werden sloten gegraven voor turfwinning en afvoer van het water. Het verkregen land werd gebruikt voor akkerbouw. Er ontstond een slotenpatroon datde tot op de dag van vandaag in het plangebied terug te vinden en te herkennen is in het plangebied. de

Om het deland te beschermen tegen overtollig water werden in de 13 of 14 eeuw dijken gebouwd langs omliggende wateren, waaronder de Zaan. Langs deze dijk werd toen niet gewoond. Koog aan de Zaan ontstond nadat de dammen aan de westoever van de Zaan in de 15 eeuw waren verbeterd. De oudste bebouwing lag aan de dijk langs de Zaan, ter hoogte van de sluis waar nu de Kogersluisstraat ligt. Oud Koog is ontstaan in de 16 eeuw. In de 17 eeuw groeide de bevolking zodanig dat de hele dijk was volgebouwd met woningen. In het veld achter de dijk verrezen molens, voornamelijk houtzaag-, olie,- pel- en papiermolens. Paden vanaf de dijk gaven toegang tot de molens. Om de steeds groeiende bevolking te kunnen huisvesten bouwde men ook huizen langs de molenpaden. De Hoogstraat, de Lagendijk, de Raadhuisstraat en het Zuideinde zijn onderdelen van de oude bedijkingen met haaks daarop de voornoemde molenpaden die ontginning van de achterliggende gronden mogelijk maakten. De zo ontstane kamstructuur is nogde steeds leesbaar in de loop van de wegen en de manier van verkavelen van de verschillende latere bebouwingen. Koog aan de Zaan werd na 1811 een zelfstandige gemeente, daarvoor maakte het onderdeel uit van de banne Westzaan. De banne Westzaan is een rechtsgebied dat zich westelijk van de Zaan uitstrekte, van Zaandam tot West Knollendam. Deze banne werd formeel tot 1811 vanuit Westzaan bestuurd. Daar berustte het gezag. In de 18 eeuw raakte het sterk geïndustrialiseerd. Kort voor de Tweede Wereldoorlog werkte 70% van de plaatselijke bevolking in een fabriek. In 1957 werd beslotenste dat Koog aan de Zaan een goede plek was voor het doortrekken van de ringweg rond . Een aantal sportverenigingen, enkele huizen en een kleuterschooltje moest hiervoor wijken. Sindsdien doorsnijdt de rijksweg A8 de doorgaande Zaanstructuur en knipt het lint van Koog aan de Zaan in tweeën. Vele richtingen komen samen in dit gedeelte waar oud en nieuw elkaar ontmoeten. Aan het begin van de 21 eeuw heeft het gebied onder de A8 een enorme facelift gekregen onder de projectnaam A8ernA. A8ernA is een geslaagde poging om de verbinding tussen de beide zijden langs de A8 te herstellen en het gebied eronder te activeren. Koog aan de Zaan ligt aan de zuidzijde tegen Zaandam aan en in het noorden tegen Zaandijk, ten oosten ligt de rivier de Zaan. Tegenwoordig valt het uiteen in twee gedeeltes: Oud Koog en Westerkoog. Het station van Koog aan de Zaan is Koog Bloemwijk en ligt precies tussen Oud Koog en Westerkoog. Oud Koog wordt gekenmerkt door de historisch gegroeide oude kern van Koog aan de Zaan, met een vermenging van wonen en werken.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 9 2.1.2 Rooswijk

In 1494 kreeg Heyndrick Pietersz, bijgenaamd Oud-Hein, vergunning een woning op de lage dijk langs de Zaan te bouwen. Na verloop van tijd werden er meer huisjes en huizen gebouwd, het werd een buurtschapje, een gehucht en op den duur een dorp. Zo ontstond Zaandijk, een van de weinige gemeenten waarvan de stichting tot op de dag nauwkeurig bekend kon blijven. Evenals het Koog aan de Zaan maakte Zaandijk deel uit van de banne Westzaan. Zaandijk telde opvallend veel molens. In niet minder dan 13 molens werd papier vervaardigd. De papiermakerij was van groot belang voor Zaandijk, en er werden bovendien zulke hoogwaardige producten gemaakt dat de Zaandijkse watermerken tot ver over de grens werden nagebootst. Het handgeschepte ‘Hollands druk en schrijf' had grote faam. Deze tak van nijverheid heeft welvaart aan het dorp gebracht. Er waren trouwens ook andersoortige bedrijven, zoals olie-, pel- en volmolens waarin lakens met behulp van vele stampers en onder toevoeging van urine werd ‘gevold’ (dichter en sterker gemaakt). Later kwamen er ook cacao- en cacao-afvalmolens. Tot op de dag van vandaag is Zaandijk met de cacaobereiding verweven (Cacao de Zaan). Rooswijk is de grootste (nieuwbouw)uitbreiding van Zaandijk. De ontstaansgeschiedenis van de wijk kenmerkt zich door stapsgewijze toevoegingen aan het woningbestand in noordelijke richting. De eerste bouwplannen voor 'over het spoor' dateren van voor 1930. In de jaren ‘60 en ‘70 kwam er een flinke uitbreiding van Rooswijk tot stand en in de jaren '90 zijn er in drie bouwfasen nog zo’n 1300 woningen in het ‘Guisveld’ aan deze wijk toegevoegd. Door de gefaseerde bouw onderscheiden de buurten uit de jaren ´30, ´70, ´80 en ´90 van de vorige eeuw zich duidelijk van elkaar. De structuur van Rooswijk wordt nog steeds bepaald door het slagenlandschap, dat ten westen van de wijk nog goed te zien is met haar afwateringssloten. De meest oorspronkelijke lijn in dit gebied is de Guisweg, een verbinding tussen oost en west. 2.2 Structuur van het plangebied

2.2.1 Analyse stedenbouwkundige structuur plangebied

Het plangebied is onderverdeeld in deelgebieden en per deelgebied is een korte analyse gemaakt van ruimtelijke kenmerken. De beschrijvingen corresponderen met de verschillende kleuren op de kaart: Oud Koog (geel) Rooswijk (roze/paars) en worden hierbij als twee verbonden, maar afzonderlijke entiteiten beschouwd.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 10 2.2.1.1 Oud Koog overzicht deelgebieden Oud Koog is onderverdeeld in de volgende vier deelgebieden.

Deelgebied 1 Dit deelgebied wordt in het noorden begrensd door de Stationsstraat, in het oosten de Zaan, in het westen de Provincialeweg en in het zuiden door de Kaarssenmakerstraat en een gedeelte van de Boschjesstraat. Kenmerk van dit deelgebied is de verzorgde woningbouw met een groen hart, het Kogerpark. Het gebied heeft alle dorpse kenmerken van de oorspronkelijke deelgemeente Koog aan de Zaan, met onder andere het NS station Koog-Zaandijk, de

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 11 toeristische route voor de Zaanse Schans, school de Piramide, een kinderspeelplaats, seniorenwoningen en molen het Pink.

Deelgebied 2 Dit deelgebied wordt in het noorden begrensdwater in het door Koogerpark de Kaarssenmakerstraat en de Boschjesstraat, in het oostenste de Zaan, in het westen door een gedeelte van de Pinkstraat en in het zuiden door de Sportstraat. Kenmerkend voor dit deelgebied is de industrie. De industriegeschiedenis van Oud Koog en dus Zaanstad kan zich rekenen tot de rijkste van Europa. Van oude industrieën met zaagmolens langs de Zaan tot de industrieën van vandaag de dag zijn de ruimtelijke invloeden merkbaar. De grote korrel van de industriële gebouwen, in dit deelgebied de midden 20 eeuwse voedingsmiddelenindustrie, is van grote stedenbouwkundige waarde, mede door de unieke contrasten met de fijnmazige woonbebouwing langs de linten.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 12 Uitzondering in dit gebied vormde de Dubbele Buurt net achter de Raadhuisstraat. Hier was een zeer bijzondere maar inmiddels verdwenenbedrijvigheid verdubbelingnaast wonen van de woonbebouwing langs het lint aanwezig.

Deelgebied 3 Dit deelgebied onder en rondom het viaduct van de A8 wordt in het noorden begrensd door de Kaarssenmakersstraat en de Sportstraat, in het oosten de Zaan, in het westen de Provincialeweg en in het zuiden door de Verzetsstraat en een gedeelte van de Zuiderkerkstraat. Kenmerkend voor dit deelgebied is de aanwezigheid van detailhandel en het A8ernA-project. Dit gebied wordt gezien als het winkelhart van Oud Koog en is de komende jaren volop in ontwikkeling.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 13 Deelgebied 4 Het zuidelijkste deelgebied van Oud Koogdetailhandel wordt onder in viaducthet noorden A8 begrensd door de Verzetsstraat en een gedeelte van de Zuiderkerkstraat, in het oosten de Zaan, in het westen de Provincialeweg en in het zuiden door Mallegatsloot. De zeer karakteristieke kamstructuur is het kenmerk van dit deelgebied. Het oude lint langs de dijk met rijk gedetailleerde panden met dwars daarop naar beneden aflopend de eenvoudigere woningbouw langs de zogenoemde dwarspaden. Er wordt ingezet op het behouden van de variatie in breedte van de woning (beukmaat) en bouwhoogte.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 14 2.2.1.2 Rooswijk kamstructuur Oud Koog Rooswijk wordt ruimtelijk omgeven door het Guisveld en de spoorlijn. Hoofdentree van het gebied is de Guisweg. De hoofdontsluiting van de wijk is de noord/zuid gelegen Fortuinweg. Dwars op deze hoofdontsluiting liggen de meeste woonstraten, die de structuur van de ontwateringssloten volgen. Het karakter van Rooswijk wordt hoofdzakelijk gevormd door laagbouw.

Deelgebied 0 Dit deelgebied wordt in het noorden begrensd door de Guisweg, in het oosten het Guisveld, in het westen het spoor en in het zuiden door grofweg de snelweg A8. Dit deelgebied is het enige deelgebied in Rooswijk dat niet door woningbouw wordt gedomineerd, maar door groen. Het westelijk gedeelte bestaat voor een deel uit de slagenlandschapstructuur van het Guisveld. Oostelijk ligt een groot sportveldencomplex met onder meer een voetbalveld en een zwembad. Dit deel wordt volledig omgeven door infrastructuur, te weten de Guisweg, Fortuinweg, Coentunnelweg (A8) en de Provincialeweg met het daarnaast gelegen spoor.

Deelgebied 1 Dit deelgebied wordt in het noorden begrensd door grofweg de Simon Gammerkade, in het oosten de Fortuinweg, in het westen het spoor en in het zuiden door de Doctor Jan Mulderstraat. Dit deelgebied is in de jaren 30 met grote architectonische zorg ontworpen. Parallel aan de Doctor Jan Mulderstraat bevinden zich de mooiste voorbeelden van de hier gangbare goed gedetailleerde baksteenarchitectuur. Met een grotere variatie dan in de overige delen van Rooswijk vormen deze woningen - enkel of in rij - een representatieve entree van het gebied.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 15 Deelgebied 2 Dit deel is in de jaren '60 gebouwd,voorbeeld wordt gevormdvan baksteenarchitectuur en begrensd door de drie brede sloten en de bebouwing heeft een grotere korrelgrootte (geveloppervlak) dan deelgebied 1. Hier is naast laagbouw ook hoogbouw gerealiseerd. Door de modernere opzet met stedenbouwkundige aandacht voor licht, lucht en ruimte zijn het hier meer de landschappelijke kenmerken die de kwaliteit bepalen. Dit geldt vooral voor het westelijk gelegen deel tussen Triangelhof, Jan Steijnstraat en de noordelijke waterloop. Hier is het zaak het grote groen en de doorzichten in stand te houden.

Deelgebied 3 Dit deelgebied kenmerkt zich door losse ensembles uit de jaren '70, zoals het woonwijkje rond de Harpstraat. De bebouwing heeft een sterke interne samenhang, een gevolg van het ontworpen eindbeeld. Uitzondering vormt de oostelijke strook van dit gebied met de begraafplaats, een verzameling vrijere volumes waaronder een boerderij en noordelijk in deze strook langs de Provinciale weg een woongebiedje met achterkanten langs het omringende water.

Deelgebied 4 Deelgebied 4, begrensd door Componistenweg, John Lennonstraat en Count Basiestraat, kan het centrum van Rooswijk genoemd worden met onder andere de school De Zoeker en het huidige stadhuis. Zodra de nieuwbouw in het centrum van Zaandam gereed is, zal het stadhuis aan de Bannehof verdwijnen. Het is de bedoeling dat de vrijgekomen ruimte ingevuld wordt met hoofdzakelijk woningbouw. Omdat de plannen nog niet concreet genoeg zijn om in dit bestemmingsplan opgenomen te worden, is de bestaande situatie opgenomen. Voor de ontwikkellocatie wordt een apart (postzegel)bestemmingsplan gemaakt.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 16 Deelgebied 5 Dit laatst gebouwde gebied van de wijk grenstschool Deaan Zoeker het deelgebied 4 en noordwestelijk aan het Guisveld, wat prachtige vergezichten voor randbewoners biedt. De toegankelijkheid en het zicht op dit natuurgebied in combinatie met de in sterke samenhang ontworpen woningbouw vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit. 2.3 Cultuurhistorische en archeologische waarden

2.3.1 Monumenten

Binnen het plangebied bevindt zich een groot aantal beschermde rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten. 2.3.1.1 Rijksmonumenten Museumlaan 18 (39938) Pinkstraat 12 - Oliemolen “het Pink” Zuideinde 20 (39943) Zuideinde 32 (39944) Zuideinde 50 (39945) Zuideinde 13-15 (39942) Zuideinde 83 (518057) - voormalige diaconiehuis Raadhuisstraat 8-10 (39940) Raadhuisstraat 36 (39941) Zuiderkerkstraat 1 (39947) Kerkstraat 12 (39931) Kerkstraat 14 (39932) Kogerkerk Lagendijk 1a-1b (39933) Lagendijk 34 (39935) Lagendijk 41 (518050) Lagendijk 47 (39934) Lagendijk 52-54 (39937)

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 17 Hoogstraat 4 (39924) Hoogstraat 8 (39925) Hoogstraat 12 (39926) Hoogstraat 14 (39927) Hoogstraat 16 (39928) - tuinhek, poort en beeldje 'Faam'

2.3.1.2 Provinciale monumenten Breedweer 41 - pakhuis “de bonte Kieft” Zuideinde 42b - pakhuis “De Memel” Zuideinde 44 (of 42a) - vml zaadpakhuis “De Reus” Zuideinde 44f - vml pakhuis “Suez” Zuideinde 130-132 - pakhuis Raadhuisstraat 4 Lagendijk 64 - pakhuis “Asia” 2.3.1.3 Gemeentelijke monumenten Boschjesstraat 115 - kerk + orgel Boschjesstraat 113 - pastorie Breestraat 80 Raadhuisstraat 38 Raadhuisstraat 86 Sportstraat 2 Sportstraat 12-14 Lagendijk 3a Hoogstraat 7 en 9 Stationsstraat 80

2.3.2 Historisch-geografischewaarden

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad (2006) zijn de volgende gebieden van belang: Hoogstraat, Lagendijk, Raadhuisstraat, Zuideinde en bijbehorende zijpaden Het in Koog aan de Zaan gelegen deel van de Zaandijk is van regionaal belang. De dijk is als dragend structuurelement van het karakteristieke patroon van dijk, wegsloot (inmiddels gedempt) en dwarspaden bepalend geweest voor de het stratenpatroon langs de Zaanoever en voor de historische dorpsstructuur. Bewoning van dit gebied was namelijk pas mogelijk toen de lage dijken langs de Zaan waren aangelegd. Kenmerkend voor dit deel van de dijk, vooral aan de Zaanzijde tussen Hoogstraat 50 en Raadhuisstraat 86 en verder aan beide zijden, is de afwisseling van woonbebouwing, fabrieken en bedrijfsbebouwing, zo karakteristiek voor de Zaandorpen. De bebouwing is van lokale waarde. Stationsstraat Het station in Koog aan de Zaan was niet alleen bedoeld voor Zaandijk en Koog aan de Zaan, maar ook voor Westzaan. Vandaar dat het naast de Guisweg richting Westzaan kwam te liggen. Oorspronkelijk liep hier het uit de tweede helft van de 17e eeuw daterende Bonsempad dat in 1869 werd verbeterd en uitgebreid tot de 400 meter lange Spoorstraat (nu: Stationsstraat). In de loop der tijd is de straat voorzien van een gevarieerde bebouwing. De Stationsstraat is van lokaal belang als een waardevol structuurbepalend element dat in samenhang met de verschillende spoortracé's de ruimtelijke structuur van de Zaanstreek in hoge mate heeft bepaald.

Kogersluisstraat en Sluisstraat Twee dwars op de Hoogstraat geprojecteerde zijpaden, oorspronkelijk behorend tot de langs de Zaan kenmerkende 'kamstructuur' van een dijklint met dwarspaden. In de huidige Sluisstraat bevond zich, tot de demping in de jaren '70, de Kogersluis, de voormalige sluis

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 18 van de Koog die de Zaan met de polder verbond. De plek is mede van belang omdat precies hier het dorp de Koog ontstond. De paden zijn van lokaal belang.

Pellekaanstraat en Parallelweg Tussen 1932 en 1934 werd de provinciale weg (N203) aangelegd. Langs de parallelwegen, vooral langs de Pellekaanstraat en Parallelweg, verrezen luxe middenstandswoningen en villabebouwing ter duiding van het voorname karakter van deze nieuwe weg. Deze concentratie representatieve bebouwing is van lokaal belang.

Dubbele Buurt De Dubbele Buurt aan de Achterweg ontstond tijdens de watersnoodramp in 1666, toen men als gevolg van een dreigende dijkdoorbraak een deel van de wegsloot dempte om de dijk te verstevigen. Landinwaarts groef men een nieuwe wegsloot. De Dubbele Buurt is niet meer als zodanig te herkennen, omdat de fraaie Zaanse panden die er stonden zijn overgebracht naar het Openluchtmuseum in Arnhem en de vrijgekomen grond is ingericht als een met vangrail omgeven parkeerplaats voor het naastgelegen fabrieksterrein. De buurt was één van de mooiste stukjes in Koog aan de Zaan en is vanwege de aanwezige dubbele dijk van regionaal belang.

De Sportstraat In 1925 aangelegde straat met aan de noordzijde in totaal 7 woningen in een ruime verkaveling behorende bij de nabij gelegen Honigfabriek. De bebouwing bestaat uit een drietal dubbelwoningen en een vrijstaande, enkelvoudige woning. Het geknikte tracé van de straat is bijzonder, omdat dit een steeds wisselend beeld verschaft op de zorgvuldig ontworpen bouwmassa's. De Sportstraat is van lokaal belang vanwege de stedenbouwkundige aanleg en verkaveling. De plaatsing van de woningen met tuinen onderstreept de bijzondere verkaveling en geeft de straat het uiterlijk van een straat in een villapark. De bebouwing is eveneens van lokaal belang als voorbeeld van een speciaal voor werknemers van de Honigfabriek gerealiseerde reeks woningen.

Gebied tussen de Zaan, de Verzetstraat, de Breestraat en de Leliestraat De oorspronkelijke structuur van dijklint met dwarspaden is hier nog grotendeels aanwezig. De bebouwing, met name aan weerszijden van de dijk, is eveneens in goede staat. Het gebied als geheel is van lokaal belang.

Tuinpad en Machinistenstraat Twee zijpaden aan het Zuideinde waar nog het oorspronkelijk straatprofiel aanwezig is. De bebouwing is eveneens nog voor het grootste deel in oorspronkelijke staat. Beide straten vertegenwoordigen een lokale waarde.

Mallegatsloot met Mallegatsluis De Mallegatsloot met de Mallegatsluis waren van belang voor de aan- en afvoer van goederen van en naar Westzaan en vertegenwoordigen een lokale waarde.

de de 2.4 Groen- en waterstructuur

Oud Koog In de 14 en 15 eeuw vestigen de eerste bewoners zich aan of in de buurt van de dijk die bescherming moest bieden tegen de Zaan. De landschappelijke cultivering die daarop volgde heeft zijn sporen nagelaten in de verkaveling van de bebouwing en de ontwikkeling van de infrastructuur. Groen en water zijn hierbij als structurerende elementen zo goed als verdwenen en hebben veelal plaatsgemaakt voor verharding. In het zuidelijke deel van het gebied is nog vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 19 een zichtbare verbinding over water tussen de Zaan en de polder. Deze verbinding, de Mallegatsloot, was van belang voor de aan- en afvoer van goederen van en naar Westzaan. De Zaan vormt het hart van de Zaanstreek. De meanderende rivier wordt ook in dit gebied begrensd door een grillige kade. Ruimtelijk ligt deze wijk ingeklemd tussen de Zaan en de spoorlijn. De hoofdroute wordt gevormd door de Provincialeweg aan de westkant en in het oostelijk deel Zuideinde, Raadhuisstraat, Lagendijk en Hoogstraat. Loodrecht hierop liggen de straten die de woonbuurten ontsluiten. Het karakter van Oud Koog wordt gevormd door de bedrijventerreinen en woonmilieus uit verschillende periodes. Het stadsvernieuwingsplan van Koogerpark is in de jaren tachtig gerealiseerd. Het groene karakter van de wijk wordt bepaald door de bomen die vrijwel in alle straten staan, veelal in lanen van dezelfde soort. Langs het Zuideinde staan hoofdzakelijk elsen, iepen en linden, langs de Raadhuisstraat, Lagendijk en Hoogstraat staan linden. In oppervlakte is er weinig groen in de wijk. Verspreid over de wijk liggen enkele gazons, langs de waterwegen zijn deze karakteristiek. Een bijzonder object is een historische tuin aan de Hoogstraat.

Samen met het Koogerpark vormt deze tuin de enige groenvoorziening van formaat in deze wijk. Het Koogerpark is geen groot park en eenvoudig van opzet. Het is ontworpen in een formele stijl met rechte lijnen en een symmetrischemonumentale tuin vormgeving. Het park is ongeveer tien jaar geleden op een sfeervolle en kleurrijke manier gerenoveerd, de kwekerij en ijsbaan zijn toegevoegd en vormen één geheel met de rest van het park. Rooswijk Rooswijk wordt ruimtelijk omgeven door het Guisveld en de spoorlijn. De hoofdontsluiting van de wijk loopt via de Fortuinweg en de Oud Heinstraat. De doorgaande zijstraten staan hier loodrecht op en hieraan liggen de woonstraten. Het rechtlijnige karakter van de wegen sluit aan bij het patroon van de waterlopen. De drie brede sloten liggen in oost-west richting en verdelen de wijk in vier delen. Het karakter van Rooswijk wordt hoofdzakelijk gevormd door laagbouw die voor een klein deel bestaat uit woningen van voor 1950 en een groot deel van na 1950. Aan de noord-west kant van de wijk staan flats aan hoven. De hoven bestaan deels uit parkeerterreinen en deels uit gazons.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 20 De gazons in de wijk en met name die langs de waterlopen geven een groen karakter aan de wijk. Het groen wordt verder gekenmerkt door kleinschalige beplanting in vakken en enkele singels met bosplantsoen. In Rooswijk staan veel straatbomen. Op de gazons en in de verharding staan de bomen soms in regelmatige groepen. Een nadere omschrijving van de wateraspecten is terug te vinden in hoofdstuk 5.3 Water.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Wonen

In het plangebied zijn zowel koop- als huurwoningen aanwezig. De koopwoningen zijn met name vrijstaande of geschakelde eengezinswoningen. Een groot aantal woningen staat geregistreerd als huurwoningen in eigendom van de woningcorporatie Parteon. Dit zijn met name eengezinswoningen en appartementen. De woningvoorraad in Oud Koog kent veel eengezinswoningen en het aandeel koopwoningen ligt iets hoger dan het gemiddelde in Zaanstad. Oud Koog kent een totaal van ongeveer 2080 woningen, waarvan circa 26% appartementen en 74% eengezinswoningen. Rooswijk kent een totaal van circa 2265 woningen, waarvan 52% koopwoningen en 48% huurwoningen, onderverdeeld in 25% appartementen en 75% eengezinswoningen. De woningverdeling geschiedt regionaal door WoningNet. Deze bemiddelt woningen voor corporaties in verschillende regio's in Nederland, waaronder in de regio Amsterdam waar Zaanstad onder valt. WoningNet verzorgt de inschrijving van woningzoekenden, publiceert het actuele woningaanbod en regelt de verdeling van de woningen volgens de regelgeving.

2.5.2 Werken de De verschillende bloeiperioden in de industrie hebben hun sporen nagelaten. De gunstige ligging aan de Zaan heeft, in verband met aan- en afvoer over water, bijgedragen aan een veelheid aan fabrieken, pakhuizen en andere bedrijfsbebouwing. Van de oude industrie is oliemolen Het Pink (gebouwd 1620, herbouwd 1751) aan de Pinkstraat overgebleven. Al vanaf de eerste ontwikkelingen in de 15 eeuw is bedrijvigheid naast woningbouw te vinden. Bij de vroegere molens gaf dit geen problemen. De schaalvergroting van zowel gebouwen als vervoer over de weg hebben echter bijgedragen aan een grotere druk op het gebied waarbij het woongenot in enkele gevallen in het geding is. Met name het zwaardere verkeer en geuroverlast zijn hier debet aan. De (ontwerp) Sectornota Bedrijventerreinen Zaanstad erkent twee binnenstedelijke bedrijventerreinen binnen het plangebied, namelijk: Breedweer en Tate & Lyle. 2.5.3 Voorzieningen

De voorzieningen binnen het plangebied zijn ingedeeld naar commerciële en publieke/ niet-commerciële voorzieningen. 2.5.3.1 Commerciele voorzieningen Detailhandel Rooswijk heeft vooral een woonkarakter met een klein winkelcentrum voor de dagelijkse boodschappen. Hier zijn een bakker, drogist, supermarkt, sigarenwinkel en bloemenzaak gevestigd. Daarnaast bevinden zich in de wijk een kapper en een rijwielhandel. In Oud Koog is meer detailhandel aanwezig. Zo zijn naast een aantal bakkerswinkels, supermarkten en slagers ook een bouwmarkt, een winkel in woondecoratie, een modezaak etc. aanwezig. Aangezien dit soort detailhandel regelmatig wijzigt, is het niet gewenst om alle verschillende soorten te noemen. Het merendeel van de detailhandel is geconcentreerd aan het lint (Raadhuisstraat en Zuideinde) en onder het viaduct van de A8 (Verzetsstraat).

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 21 Horeca Binnen het plangebied bevinden zich enkele horecagelegenheden. Dit betreft onder andere snackbars De Jachthoorn en Mister AKO, café Skylark, eetcafé De Toog (Zuideinde 50) en restaurant Ocean City. 2.5.3.2 Publieke/niet-commerciele voorzieningen Onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen Binnen het plangebied zijn de volgende scholen, instellingen voor buitenschoolse opvang , kinderdagverblijven en peuterspeelzalen aanwezig: Scholen Interconfessionele basisschool De Piramide, Boschjesstraat 66-68, Koog aan de Zaan Openbare basisschool De Lindenboom, Raadhuisstraat 57, Koog aan de Zaan Openbare basisschool De Zoeker, Fortuinweg 12, Zaandijk Speciaal Basis Onderwijs De Boei, Sportstraat 1, Koog aan de Zaan Speciaal Basis Onderwijs Sjalom, Rooswijkplein 10, Zaandijk Pascal College, Locatie Rooswijk, Tamboerijnhof 22, Zaandijk Saenredam College, Elvis Presleystraat 1, Zaandijk Buitenschoolse opvang Hendrik Haan, Boschjesstraat 66-68, Koog aan de Zaan De Zoeker, Fortuinweg 12, Zaandijk De Lindenboom, Raadhuisstraat 57, Koog aan de Zaan De Tamboerijn, Tamboerijnhof 22, Zaandijk Kinderdagverblijven De Koppoter: Sportstraat 3, Koog aan de Zaan Het Hummeltje: Breedweer 2, Koog aan de Zaan Logeer-Huis.nl, Leliestraat 21, Koog aan de Zaan Peuterspeelzalen Het Guishuissie, George Gershwinstraat 207, Zaandijk Bumbalu, Boschjesstraat 66, Koog aan de Zaan De Toverboom, Raadhuisstraat 57, Koog aan de Zaan

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 22 Sociale en culturele voorzieningen In het plangebied bevinden zich 3 huisartsenpraktijken, 5 tandartsen, 1 fysiotherapeut, 2 verloskundigen en een basisschooltweetal apotheken. de Piramide aan In de Rooswijk Boschjesstraat is hetin Koog verpleeghuis aan de Zaan Evean Guisveld gevestigd en Oud Koog heeft het Wijksteunpunt Parkzicht. Het gebied heeft een beperkt aantal culturele voorzieningen, waaronder het Zaandijkse fanfarekorps, Harmonie Apollo en de oefenruimte Lindenboomzaal. Religieuze instellingen zijn de kerk van de Nazarener aan het Zuideinde 22, de RK Parochie HH Martelaren van Gorcum aan de Boschjesstraat 115, de Koogerkerk aan de Kerkstraat 14 en de Vermaning aan de Lagendijk 34 in Oud Koog.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 23 Sport en ontspanning Binnen het plangebied bevindt zich Sportpark De Koog met korfbalvereniging Koog/Zaandijk, zwembad De Zaangolf, tennisparken Westzijderveldde Koogerkerk en KZTV en voetbalclub KFC. Andere sportfaciliteiten zijn sport- en fitness Kuin, Ijsbaan Willem Barentsz Thialf en indoor sport centrum De Wadden. Daarnaast zijn er meerdere gymlokalen in het plangebied gevestigd. In Rooswijk bevindt zich een kinderboerderij en Oud Koog heeft het Koogerpark en Koogeritz, een jongerenontmoetingsplek met onder andere graffiti, een voetbal- en basketbalveld. Verder bevindt zich hier de tuinvereniging Zaandijk. 2.5.4 Toerisme en recreatie

Van de gegroeide menging van grotere industrie en kleinere klassieke Zaanse woningbouw, waaronder een aantal beschermde monumenten, en de lintvormige bebouwing langs de Zaan gaat een toeristische aantrekkingskracht uit. Het molenmuseum aan de Museumlaan 18 en molen Het Pink ondersteunen deze functie. Overige Monumenten en bezienswaardigheden zijn Herberg de Waakzaamheid, Oliemolen de Ooievaar, de Vermaning, Het Koogerpark en de pleisterplaats voor recreatievaart onder de A8. De Zaan, verbinding tussen Amsterdam - Haarlem en het Alkmaarder en Uitgeestermeer, vormt een belangrijke schakel in de toeristische waterverbindingen voor passagiersvaart en toervaartrouten. De Zaan verbindt de kernen en ontsluit toeristische attracties als de Zaanse Schans en het industrieel erfgoed. Aanlegplaatsen ondersteunen de recreatieve functie van de Zaan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 24 2.6 Verkeersstructuur

2.6.1 Ontsluiting

Oud Koog wordt ontsloten door de spoorlijn, de provinciale weg N203, de rijksweg A8 en door de Zaan. De spoorlijn heeft met twee haltes, te weten 'Koog-Zaandijk' en 'Koog-Bloemwijk' een belangrijke ontsluitingsfunctie voor het plangebied, hoewel het station 'Koog-Bloemwijk' niet in het plangebied ligt. De Stationsstraat verbindt station Koog-Zaandijk met het dijklichaam en fungeert door het ontbreken van een aansluiting op de provinciale weg voornamelijk als fiets- en voetgangersroute die veel gebruikt wordt voor de sportgelegenheden ten westen van het spoor en toeristen die de Zaansche Schans bezoeken. De Leliestraat heeft naast de verbinding tussen station Koog-Bloemwijk en het dijklichaam ook een aansluiting op de provinciale weg en door middel van de Willem Alexanderbrug een verbinding met de oostzijde van de Zaan. Rooswijk wordt ontsloten door de spoorlijn met station Koog-Zaandijk, de provinciale weg N203 en de rijksweg A8. De Guisweg N515 is de belangrijkste entree voor Rooswijk. De weg ontsluit zowel het noordelijke deel met hoofdzakelijk woningen als het zuidelijk deel van Rooswijk met hoofdzakelijk sportvelden. De Guisweg, provinciale weg en de A8 zijn stroomwegen voor het doorgaand verkeer met 2 x 2 rijbanen. 2.6.2 Infrastructuur

De externe hoofdinfrastructuur van Zaanstad wordt gevormd door de A8 vanuit het zuiden en de A7 richting het noordoosten. De interne hoofdinfrastructuur bestaat uit de provinciale weg N203 die van noord naar zuid langs het spoor loopt, de provinciale weg N246 die loopt van West-Graftdijk via Westzaan naar Beverwijk en de provinciale weg N515 die zijn aansluiting vindt bij de N246 in Westzaan. Een grote tekortkoming in de wegenstructuur van Zaanstad is het ontbreken van een volwaardige aansluiting van de provinciale weg N203 en de (omgelegde) Guisweg op de A8. Hiervoor is het doortrekken van de A8 naar de A9 van groot belang, aangezien daarmee ook wordt voorzien in een volledige aansluiting van de A8 op de provinciale weg N203. Deze plannen zijn opgenomen in de nota 'Plannen met Zaanstad'. Voor het plangebied betekent het een verbetering van de externe ontsluiting. Echter, omdat de plannen nog niet voldoende concreet zijn, zijn ze niet doorvertaald in het bestemmingsplan. Ook is niet duidelijk of ze de komende planperiode zullen (kunnen) worden gerealiseerd. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Zuider Watermolensloot, de spoorbaan, de Stationsstraat en de Zaan in het noorden en oosten, de Mallegatsloot, de provinciale weg N203, de noordzijde van de wijk Westerkoog, de Guisweg en het Guisveld in het zuiden en westen. Door het plangebied loopt de provinciale weg N203, een gebiedsontsluitingsweg van de categorie A met een zeer hoge verkeersintensiteit. Deze weg is tevens de hoofdontsluitingsweg in het plangebied. Daarnaast loopt door het plangebied een aantal gebiedsontsluitingswegen van de categorie B: de Guisweg, Fortuinweg en John Lennonstraat. Deze kennen een 50 km regime. Het Zuideinde, de Raadhuisstraat, de Lagendijk, de Hoogstraat in Oud Koog en de George Gershwinstraat en de Oud Heinstraat zijn erftoegangswegen met een 30 km regime en een busroute met busvriendelijke maatregelen. Het bedrijf Tate & Lyle is voor expeditieverkeer bereikbaar over de Kaarsenmakerstraat en ontsluit via de Pinkstraat, onder de A8 door, over de Verzetstraat om zo de A8 of de provinciale weg N203 te bereiken. Het bedrijf ADM Cocoa, dat buiten het plangebied ligt maar er wel direct aan grenst genereert expeditieverkeer. Dit verkeer bereikt het gebied vanaf de Guisweg over de Bijenkorfstraat en ontsluit via de Hoogstraat om de route te vervolgen. 2.6.3 Parkeren

In het plangebied is nauwelijks sprake van parkeeroverlast. Tussen de Parklaan en de Lagedijk is betaald parkeren en er zijn geen regelingen voor vergunninghouders. Bij het NS-station Koog Zaandijk is een park en ride voorziening met een parkeercapaciteit van

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 25 150 parkeerplaatsen. De gemeente Zaanstad heeft als beleid dat nieuwe bouwplannen moeten voorzien in de eigen parkeerbehoefte. 2.6.4 Openbaar vervoer

Door het plangebied loopt de spoorwegverbinding die Zaanstad verbindt met Amsterdam en Alkmaar. In het plangebied ligt het NS-station Koog-Zaandijk. Voor de toekomst wordt gestudeerd op een doorsnijding van het spoor om de bereikbaarheid tussen Rooswijk en Oud Koog te verbeteren. Het Zuideinde, Raadhuisstraat, Lagendijk en de Hoogstraat zijn belangrijk voor het buslijnennet van Zaanstad. Er gaat een buslijn vanuit Zaandam Station NS naar Wormerveer Samsonweg en vice versa. Daarnaast gaat er een buslijn vanuit het station Zaandam naar Zaandijk over de Guisweg, Fortuinweg en de John Lennonstraat via Bannehof naar de Oud Heinstraat. Tot slot gaat er een buslijn vanaf station NS Zaandam naar station NS Krommenie over de provinciale weg. Het grootste deel van het plangebied valt binnen de norm die Zaanstad hanteert van een loopafstand van maximaal 400 meter tot een halte. 2.6.5 Fiets

De fietsroute aan de oostzijde van de spoorlijn en aan de westkant van de provinciale weg maakt onderdeel uit van de regionale fietsverbinding Amsterdam-Noord en Wormer. Een andere belangrijke regionale fietsverbinding loopt van oost naar west. Deze fietsverbinding verbindt het oostelijke buitengebied van Zaanstad met Zaandijk en Koog – Zaandijk (Oud Koog en Rooswijk) en sluit aan op de fietsverbinding Amsterdam-Noord en Wormer. In de Fietsnota Zaanstad (2008) is de route via de Guisweg opgenomen als aandachtspunt om een nieuw fietspad aan te leggen als onderdeel van de herinrichting Guisweg Oud Zaandijk. 2.6.6 Ondergrondse infrastructuur

In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatoren, gasstations, elektriciteitskasten, telefoonkasten, KPN en NUON huisjes. De kabels en leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders (KLB). 2.6.6.1 Kabels en leidingen op de verbeelding De externe veiligheid speelt een rol bij leidingen met een bedrijfsdruk van 8 bar of hoger en bij bovengrondse hoogspanningsleidingen van meer dan 50 kV. Dergelijke leidingen zijn niet in het plangebied aanwezig. Daarom zijn deze leidingen niet weergegeven op de verbeelding. In de bestaande situatie wordt voor wat betreft de aanwezige leidingen voldaan aan de NEN-norm ten aanzien van de minimaal aan te houden afstand van 3,5 - 4 meter. Het plan voorziet niet in ontwikkelingen die inbreuk maken op deze minimaal aan te houden afstanden. Komt een bouwinitiatief binnen de toetsingszone, dan moet de veiligheidszone voor dit bouwinitiatief berekend worden. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan de openbare ruimte die de KLB kunnen gebruiken en de ontwikkelaar moet verstrekken voor de aanleg van de voorzieningen (zie technische voorwaarden Zaanstad).

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 26 Hoofdstuk 3 Beleidskader In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied. Dit beleidskader vormt de basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is een onderbouwing van de beleidskeuzes die zijn gemaakt. Het vigerende rijks- en provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is als uitgangspunt genomen voor dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt dus niet afgeweken van het vigerende beleid. 3.1 Europees beleid

3.1.1 Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien), Valletta, 16 januari 1992 (Verdrag van Malta 1992)

Dit is een verdrag van de Raad van Europa. Artikel 5 van het Verdrag van Malta geeft aan dat archeologische vindplaatsen in de bodem behouden moeten blijven (behoud in situ) door het nemen van planologische maatregelen. Is behoud in situ niet mogelijk, dan zullen de vindplaatsen door middel van een archeologische opgraving moeten worden veiliggesteld (behoud ex situ). De overheid moet zorgen dat archeologische vindplaatsen op kaarten worden aangegeven zodat ze zichtbaar zijn en er bij het opstellen van bouwplannen en ruimtelijke ordeningplannen rekening mee kan worden gehouden. 3.1.2 Europees Verdrag inzake de hoofdwaterwegen

Dit verdrag is van toepassing op waterwegen die van internationaal belang zijn en heeft als doel het internationaal vervoer over waterwegen in Europa te vergemakkelijken en doelmatiger en aantrekkelijker te maken. Dat houdt in dat het scheepvaartverkeer op de Zaan niet mag worden belemmerd. 3.1.3 Europese Kaderrichtlijn Water

De kaderrichtlijn heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om: 1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren; 2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen; 3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging; 4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken. Het beleid van deze kaderrichtlijn moet op grond van het Nationaal Bestuursakkoord Water onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. 3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

Het motto van het rijk in haar meest recente nota over de ruimtelijke ordening in Nederland is "decentraal wat kan, centraal wat moet" en is gericht op: versterking van de concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale waarden; borging van de veiligheid. In de nota is tevens het begrip 'Nationale Landschappen' gedefinieerd. De Nationale Landschappen hebben tot doel de specifieke kernkwaliteiten van de landschappen te behouden en te versterken. Het Zaanse buitengebied maakt onderdeel uit van Nationaal

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 27 Landschap Laag Holland, waarvan openheid van het veenweidelandschap één van de kernkwaliteiten is. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.2.2 Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit is sinds februari 2006 van kracht als beleidskader van het rijk voor verkeer en vervoer. Deze nota is de verkeerskundige uitwerking van de Nota Ruimte. De nota geeft onder meer de volgende beleidsdoelen aan: het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling. De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. De overheid wil de groeiende mobiliteit opvangen en tegelijk de leefbaarheid en veiligheid verbeteren. De belangrijkste instrumenten zijn het beter benutten van bestaande infrastructuur en het uitbreiden van infrastructuur waar knelpunten blijven. Het openbaar vervoer blijft een rol spelen bij het bereikbaar en vitaal houden van de stedelijke gebieden. 3.2.3 Basisnet

De ministeries van V&W en VROM werken gezamenlijk aan een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water. Doel van het Basisnet Weg is het voorkomen van toekomstige externe veiligheidsknelpunten langs het hoofdwegennet. Binnenvaart is een bijzonder veilige wijze van transport en daarom zeer geschikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Van al het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor vindt 80% over het water plaats. Met het Basisnet Water worden toekomstige externe veiligheidsknelpunten langs waterwegen voorkomen. Van al het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor vindt circa 5% over het spoor plaats. De groei van het vervoer per spoor is vanwege economische belangen en vanwege transportveiligheid een gewenste situatie. Het spoor loopt in veel gevallen dwars door binnenstedelijk gebied. In veel gemeenten is tot dicht op het spoor gebouwd. Omdat er tot dusver geen harde grenzen aan vervoer en bouwen zijn gesteld, kunnen lokaal ongewenste risico's ontstaan, vooral bij stationsgebieden. Hierover moeten afspraken worden gemaakt die worden vastgelegd in het basisnet. Bij het basisnet wordt een grens gesteld aan de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gemeenten moeten bij bouwplannen rekening houden met dat toekomstige vervoer. Daarmee wordt een robuust systeem gecreëerd voor de komende decennia. De risico's zullen nergens onacceptabel groot worden. Dat is winst ten opzichte van de huidige situatie. 3.2.4 Nationaal Antennebeleid 2000

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie. 3.2.5 Nationaal Waterplan 2009-2015

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op: 1. een goede bescherming tegen overstroming;

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 28 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte; 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit; 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden. Het plan bevat geen uitvoeringsprogramma. De uitvoering van het Nationaal Waterplan verloopt via de beheersplannen van de waterbeheerders. Het Nationaal Waterplan formuleert in hoofdstuk 5 beleid voor een aantal gebieden, maar dit beleid is geen samenvatting van de stroomgebiedsbeheersplannen, maar vormt de beleidsmatige basis voor het opstellen van deze plannen. 3.2.6 Vierde Nota Waterhuishouding

In de Vierde nota waterhuishouding worden aan het stedelijk watersysteem als belangrijke drager voor stadslandschappen ecologische, landschappelijke en recreatieve waarden toegekend die de basis moeten vormen voor een hoogwaardig woon-, werk-, en leefklimaat in de bebouwde kom en de directe leefomgeving. Op het gebied van stedelijk waterbeheer wordt onder andere het beleid met betrekking tot riolering en milieu aangegeven. Met betrekking tot de stedelijke watersystemen worden de volgende doelstellingen gegeven: een netwerk van watersystemen vormt samen met een groen netwerk van natuurterreinen, de ecologische verbindingszone tussen stad en omliggend gebied; bronnen van verontreinigingen zoals overstorten en diffuse verontreinigingen, moeten geminimaliseerd worden om een goede kwaliteit van water en waterbodem te verkrijgen; neerslag wordt niet direct meer afgevoerd maar vastgehouden in oppervlaktewater, geïnfiltreerd in de bodem en gebruikt voor specifieke doeleinden; waterkringlopen moeten zo veel mogelijk gesloten zijn. Voor stedelijke watersystemen kan dit worden vormgegeven door gebieden meer zelfvoorzienend te maken door waterconservering te stimuleren en waterbuffering te bevorderen. grotere stadswateren (zoals de Zaan) vervullen een transportfunctie.

In nieuwbouw gebieden wordt het ambitieniveau van 60% afkoppelen genoemd. Benadrukt wordt dat maatwerk op lokaal niveau belangrijk is in verband met specifieke omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de ondergrond. Hierbij kan maatwerk van het water- en rioleringsysteem een positieve bijdrage leveren aan een maximaal milieurendement. Een belangrijk ander punt dat genoemd wordt met betrekking tot water in stedelijk gebied is het duurzaam bouwen. Hierbij zijn een aantal aspecten van belang die problemen in nieuw stedelijk gebied kunnen voorkomen. Ten eerste wordt het toepassen van andere, minder milieubezwaarlijke bouwmaterialen genoemd, waardoor diffuse verontreinigingen tegen worden gegaan. Verder kan om grondwateroverlast te voorkomen in stedelijk gebied bij hoge of wisselende grondwaterstanden kruipruimteloos worden gebouwd. Een laatste aspect dat is het benutten van regenwater en hergebruik. 3.2.7 Watertoets: ruimte voor water

De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden. Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. De nieuwe 3de handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 29 inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken. Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking. 3.2.8 Nota Belvedere

In juli 1999 is door het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, het ministerie van Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het ministerie van Verkeer en Waterstaat de Nota Belvedère uitgegeven. In deze nota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ordening wordt gesignaleerd dat wanneer geen bewust cultuurhistorisch beleid binnen de ruimtelijke ordening wordt gevoerd, het gevaar bestaat dat alle delen van het land op elkaar gaan lijken. Deze vervlakking en verschraling kan worden tegengegaan door bij het opstellen van inrichtingsplannen gebruik te maken van aanwezige cultuurhistorische (en dus ook archeologische) kenmerken, zoals die bijvoorbeeld staan aangegeven op een cultuurhistorische waardenkaart. Gebouwde monumenten, historisch geografische elementen (b.v. dijken, wegen, verkavelingspatronen) en archeologische monumenten moeten dan ook niet alleen worden beschermd, maar ook worden gebruikt als inspiratiebron voor de inrichting van het landschap. Cultuurhistorie moet een volwaardig onderdeel worden in de planologische procedures en processen. 3.2.9 Een lust, geen last: Visie op de modernisering van de monumentenzorg

In november 2009 stemde de Tweede kamer in met de moderniseringsplannen van de minister van OCW. Het belangrijkste doel is om het behoud en de ontwikkeling van erfgoed te verbinden met vernieuwing waar de samenleving om vraagt. Economie, duurzaamheid en sociale samenhang spelen hierbij een rol. De visie is gebaseerd op drie pijlers: 1. Cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening; 2. Krachtigere en eenvoudigere regelgeving; 3. Bevorderen van herbestemmingen; Pijler 1 stelt de cultuurhistorie centraal. Cultuurhistorie is veel breder dan alleen de van overheidswege beschermde monumenten en gezichten. Ook andere gebieden en gebouwen kunnen cultuurhistorische waarden bezitten. Het is daarom van belang dat er in de ruimtelijke ordening een integrale afweging wordt gemaakt van alle belangen die effect hebben op onze ruimte en de kwaliteit daarvan. Dat wil dus zeggen inclusief de cultuurhistorische waarden. Gemeenten moeten daarom bij het opstellen van ruimtelijke visies en bestemmingsplannen een analyse verrichten van de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Bij beheer en planvorming moet rekening worden gehouden met deze waarden. In pijler 2 staat de vermindering van regeldruk, door vereenvoudiging van de regelgeving, verdergaande decentralisatie, waarbij de rol van de gemeente versterkt wordt. Binnen de ruimtelijke ordening en monumentenzorg moet er meer ruimte komen voor burgers en eigenaren van monumentale panden. Monumentenzorg wordt steeds meer het domein van burgers, zeker op plekken waar er veel lokale verenigingen zijn. De kennis van deze burgers moet beter worden gebruikt. Daarnaast komt er meer verantwoordelijkheid te liggen bij de eigenaren voor de zorg van hun eigen monument. Pijler 3 tenslotte richt zich erop dat veel gebouwen en complexen in de komende tijd hun functie verliezen, zoals fabrieken, kerken en boerderijen. Indien er cultuurhistorische waarden in het geding zijn en behoud wenselijk is, dan moeten nieuwe functies worden gezocht. Dit is vaak een moeilijk en langdurig proces, waarbij veel partijen betrokken zijn. In deze pijler vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 30 worden financiële en procedurele maatregelen voorgesteld die dienstbaar zijn aan dit proces. Daarbij is het wel van belang dat de cultuurhistorische waarden in belangrijke mate worden meegewogen. 3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Provinciale Staten op 21 juni 2010 de Structuurvisie Noord Holland 2040 vastgesteld. De belangrijkste aanleiding is de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in juli 2008. Hierin staat dat provincies verplicht zijn om een structuurvisie voor hun grondgebied te maken. De provinciale rol in de ruimtelijke ordening verandert van een toetsende in een ontwikkelende. De structuurvisie is het middel om hieraan invulling te geven, door onder meer: het bepalen van het ruimtelijke relevante provinciale belang; het opstellen van de sturingsfilosofie van de provincie Noord-Holland; inzet van nieuw instrumentarium; het maken van keuzes binnen de ruimtelijke ordening. De twee huidige streekplannen: te weten het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord en Streekplan Noord-Holland Zuid, verschillen in benadering en instrumentarium. Een structuurvisie biedt de mogelijkheid voor uniformiteit in ruimtelijk beleid en instrumentarium (zowel ruimtelijk als juridisch). Het doel is een structuurvisie op te stellen voor heel Noord-Holland in lijn met het gedachtegoed van de Nota Ruimte, het uitgangspunt van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en de uitkomsten van het Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Op 3 november 2010 is Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) van kracht geworden. De PRVS schrijft voor waaraan de gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. De regels komen voort uit bestaande streekplannen. Aanleiding voor de nieuwe provinciale verordeningen is dat provinciale goedkeuring van bestemmingsplannen met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 niet meer nodig is. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.3.3 Gedragslijn provincie Noord-Holland voor compensatie bij verlies van natuurlijke en landschappelijke waarden

Deze gedragslijn, die kortweg Gedragslijn Compensatie wordt genoemd, geldt vanaf maart 2000 voor alle initiatieven van de provincie of initiatieven van derden waar de provincie bij betrokken is. Onder dit laatste viel niet alleen het goedkeuren van bouwplannen en bestemmingsplannen maar ook het verlenen van medewerking aan een artikel 19 procedure. De gedragslijn volgt in principe het Verdrag van Malta. Bij ingrepen in beschermenswaardige gebieden zal eerst moeten worden gekeken of de ingreep te vermijden is. Blijkt dit niet mogelijk te zijn dan zal compensatie moeten worden gegeven. Compensatie bij het verloren gaan van archeologische waarden kan enkel gebeuren door het laten uitvoeren van archeologische opgravingen. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.3.4 Beleidskader landschap en cultuurhistorie

Het provinciale beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland vormt het toetsingskader voor beeldkwaliteitsplannen. De volgende onderdelen zijn verplicht in beeldkwaliteitsplannen: 1. aandacht voor de ontwikkelingsgeschiedenis 2. aansluiting bij de ordeningsprincipes van het landschap

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 31 3. aansluiting bij de bebouwingskarakteristiek 4. inpassing van het plangebied in de wijdere omgeving 5. aandacht voor de bestaande kwaliteiten van het gebied en voor maatregelen om de negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen. Het gaat bij beeldkwaliteitsplannen niet alleen om de zorgvuldige inpassing en inrichting van nieuwe ontwikkelingen, maar bij voorkeur ook om de locatiekeuzen hiervan. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.3.5 Provinciaal Waterplan

Het motto van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat ze verwacht van rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De 4 strategische waterdoelen worden in het Waterplan als volgt geformuleerd: 1. Provincie waarborgt met waterschappen en Rijkswaterstaat voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principe: preventie (het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening); 2. Provincie zorgt samen met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat dat water in balans en verantwoord benut en beleeft wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem en de beleving van het water worden versterkt door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie; 3. Provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven voor schoon en voldoende water. Dat wordt gedaan door een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem; 4. Provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen en belanghebbenden voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt een integrale gebiedsontwikkeling gehanteerd. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.3.6 Agenda Recreatie en Toerisme 2008-2011

In deze agenda geeft de provincie Noord-Holland aan hoe zij de komende periode (2008-2011) het beleid voor recreatie en toerisme gaat uitvoeren. Via een beleidsverkenning en contacten met het maatschappelijk veld zijn nieuwe maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen, trends en wensen in kaart gebracht. Mede op basis van deze resultaten zijn de agendapunten en bijbehorende doelen voor deze nieuwe agenda Recreatie en Toerisme vastgesteld. Twee thema's staan centraal: 'Recreatie dicht bij huis' en 'Noord-Holland waterrijk van zee en meer'. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionaal structuurplan

Het regionaal structuurplan van de Stadsregio Amsterdam is een afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen het gebied van de Stadsregio. Hoofddoelstellingen zijn: 1. inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen door het bieden van ruimte voor het functioneren van wonen, werken, verplaatsen en recreëren; 2. het creëren van een internationaal aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu voor zowel bedrijven als werknemers, ook op het gebied van wonen en voorzieningen; 3. het tegelijkertijd verhogen van de kwaliteit van het milieu.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 32 Het regionaal structuurplan streeft naar bundeling en concentratie van verstedelijking en intensief ruimtegebruik door verdichting, herstructurering en revitalisering van verouderde woon- of werkgebieden. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.4.2 Waterbeheersplan 4 2010-2015

In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft HHNK de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water. Missie en kerndoelen De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig: Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. Uitgangspunten Het hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid te volgende uitgangspunten: Het beheersgebied van het hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen. Dijkversterking blijft altijd mogelijk. Alle inwoners van het beheersgebied van het hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast. Watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier. Problemen worden opgelost waar ze ontstaan. Met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan. Niet alles kan overal. Samenwerking staat centraal. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening. Het waterbeheer is toekomstgericht. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.4.3 Keur en Beheersplan Waterkeringen 2006-2010 2 In november 2009 heeft het College van Hoofdingelanden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een nieuwe Keur 2009 vastgesteld die van kracht is geworden met het in werking treden van de Waterwet op 22 december 2009. Hierin zijn een aantal wijzigingen ten opzichte van de vorige Keur. Een belangrijke wijziging is de verplichting tot het uitvoeren van compenserende maatregelen bij verhardingstoenames groter dan 800 m . Voorts hanteert het hoogheemraadschap het beleidskader ten aanzien van de waterkeringen zoals vastgelegd in het Beheersplan Waterkeringen 2006-2010. Het Beheersplan Waterkeringen beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Met dit plan geeft het hoogheemraadschap eenduidige doelstellingen en richtlijnen. Het vormt een richtinggevend document voor de uitvoering van de waterkeringstaak.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 33 3.4.4 Toeristisch Actieplan Metropoolregio Amsterdam

Versterking van de economie door extra stimulering van het toerisme is een belangrijke doelstelling voor de metropoolregio Amsterdam. Om de toeristische bedrijfstak voor de hele regio uit te breiden en optimaal te benutten is het Toeristisch Actieplan Metropoolregio Amsterdam (TAMA) met de betrokken gemeenten opgesteld. Het TAMA moet leiden tot: 1. Meer internationale toeristen in de Metropoolregio; 2. Betere spreiding van toeristen over de gehele Metropoolregio. Ook moet het actieplan bijdragen aan een goed leefklimaat voor de inwoners van de Metropoolregio Amsterdam. Toeristische producten en voorzieningen hebben ook voor de eigen bewoners een recreatieve en welzijnsfunctie. Om deze resultaten te bereiken heeft de Metropoolregio een gezamenlijk marketing- en promotiestrategie opgesteld, die parallel aan de ontwikkeling van nieuwe producten wordt uitgevoerd middels het 3-jarige promotieproject: Amsterdam Bezoeken, Holland Zien (ABHZ). De Stadsregio Amsterdam heeft hierin de regie en is aanjager voor nieuwe ontwikkelingen op toeristisch gebied. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Overkoepelende visie

3.5.1.1 Zaans evenwicht Zaanstad werkt op twee fronten aan een evenwichtige ontwikkeling van de stad. Binnen de gemeentegrenzen én als stad in relatie tot de omgeving, de metropoolregio. Dat doel bereiken we door te: 1. Investeren in toekomstbestendigheid, 2. Investeren in de ruimtelijke kwaliteit 3. Investeren in mensen. Toekomstbestendigheid vraagt om een duurzame en gezonde inrichting van de stad en vereist in sociaal en economisch opzicht voldoende diversiteit zodat de samenleving weerbaar is en ingesteld is op veranderingen. Meer ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de positie in de regio, betekent gericht verstedelijken en verlevendigen, een functionele en aantrekkelijke openbare ruimte en voldoende aantrekkelijke woonmilieus. Door te investeren in de sociaal economische positie van de Zaankanters, gemengde veilige wijken en een optimale aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt behouden we een sociaal sterke stad. De inkleuring van deze drie redelijk universele hoofdopgaven is specifiek Zaans. In Zaans Evenwicht worden zes kwaliteiten onderscheiden die kenmerkend zijn voor het typisch Zaanse. Door uit te gaan van eigen kracht onderscheidt Zaanstad zich van andere steden en blijft Zaanstad Zaans, in een dynamische metropoolregio. De kwaliteiten zijn: 1. De Zaankanters (sociaal maatschappelijke voorzieningen en commerciële voorzieningen) 2. Ondernemerschap (blijven stimuleren) 3. Diversiteit in woonmilieus (diversiteit waar mogelijk versterken) 4. Cultuur historisch landschap (verstedelijking met voldoende toegankelijkheid voor het groen) 5. De Zaan (potentierijke plek voor ontwikkeling) 6. De locatie (een dominante plek ik de metropoolregio). Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 34 3.5.2 Strategische nota's

3.5.2.1 Structuurschets Dansen op het veen In 2004 heeft de gemeente haar strategische koers herijkt en aangescherpt. De structuurschets maakt zichtbaar welke gevolgen de ontwikkelingen vanuit de koers hebben op de kaart van Zaanstad, maar blikt ook verder vooruit en anticipeert daarmee op wat Zaanstad tot 2015 en daarna mogelijk nog te wachten staat. Zaanstad wil een instrument dat stuurt met het oog voor dynamiek en ontwikkeling. Hierdoor is gekozen voor een schets; een raamwerk waarbinnen en van waaruit toekomstige plannen bekeken en beoordeeld kunnen worden, maar dat zelf daardoor ook regelmatig aan toetsing en discussie onderhevig blijft. Deze structuurschets vormt de basis voor de komende structuurvisie. Er worden in de schets vier aspecten beschreven die de ruimtelijke ontwikkeling in belangrijke mate beïnvloeden en mede bepalen; 1. de ruimtelijke structuur van Zaanstad; 2. de huidige staat van de stad; 3. beleid vanuit andere overheden; 4. trends en ontwikkelingen. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.2.2 Ontwerp ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans Als opvolger van "Dansen op het Veen" en nadere uitwerking van het visiedocument 'Zaans Evenwicht' wordt nu gewerkt aan de Ruimtelijke Structuurvisie Zaanstad 2020. Belangrijk nieuw element hierin zal de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio zijn. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande die in de ruimtelijke structuurvisie zullen neerslaan. Ontwikkelingen op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is ook een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen. De ruimtelijke structuurvisie wordt breed intern en met externe partners opgesteld. De verwachting is dat deze eind 2011 wordt vastgesteld. In de ruimtelijke planvorming wordt geanticipeerd op de structuurvisie, echter de structuurschets "Dansen op het Veen" is nog steeds leidend voor het ruimtelijk beleid. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.2.3 Ruimtelijke milieuvisie De ruimtelijke milieuvisie is op 24 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van milieu. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en dat het aantal milieubelaste woningen van 60.000 in 2007 wordt teruggebracht naar 30.000 in 2020. In de ruimtelijke milieuvisie is een gebiedsgericht milieubeleid geformuleerd. Niet in elk gebiedstype is dezelfde milieukwaliteit noodzakelijk. In woongebieden en natuurgebieden wordt de hoogste milieukwaliteit nagestreefd. In het Zaans gemengd gebied en in het centrumgebied kan iets flexibeler worden omgegaan met sommige milieuthema's, maar moet de milieukwaliteit in zijn geheel goed zijn. In werkgebieden wordt een redelijke milieukwaliteit nagestreefd, terwijl de milieukwaliteit op industrieterreinen nog wat lager mag zijn, maar in ieder geval moet voldoen aan het wettelijk minimum. In de ruimtelijke milieuvisie zijn per gebiedstype en per milieuthema grenswaarden geformuleerd. Bestemmingsplannen kunnen op bepaalde punten bijdragen aan het realiseren van de Zaanse duurzaamheidsdoelstellingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de bestemming voor duurzame energiebronnen, bestemmingen voor fietsroutes en openbaar vervoerroutes, duurzaam waterbeheer, zongerichte of zuid-verkaveling van bebouwing ten behoeve van passieve

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 35 zonne-energie (gebouworiëntatie), bestemmingen voor compact bouwen / dubbel ruimtegebruik, bestemmingen voor (gescheiden) afvalsystemen, beeldkwaliteit van woon- en leefmilieu, de aanwijzing van bestemmingen voor een ecologische structuur, behoud van natuurwaarden, e.d.. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.2.4 "Sociaal perspectief Zaanstad" Sociale structuurvisie 2009-2020 De Sociale structuurvisie is vastgesteld door de raad op 19 maart 2009. De Sociale structuurvisie geeft de sociale ambitie van Zaanstad weer: Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam als een sociale stad, waar iedereen de kans krijgt zich te ontwikkelen, waar niemand wordt uitgesloten, waar bewoners goed met elkaar omgaan en waar voor iedereen wat te doen is. Zaanstad bouwt voort op de Zaanse sociale infrastructuur die nu al voorhanden is. Daarvoor zijn opgaven benoemd: 1. Zaanstad is ook in de toekomst een vitale stad. Een stad waar kansen voor de talentontwikkeling van jongeren en volwassenen optimaal worden benut. De gemeente zet samen met haar partners in op meer effectiviteit in onderwijs en arbeidsmarkt. 2. Dan gaat het over maatregelen om schooluitval terug te dringen, afspraken met schoolbesturen over het verbeteren van de taal- en leerprestaties, de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden naar de arbeidsmarkt en de inburgering van oud- en nieuwkomers. 3. Zaanstad bouwt een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Niemand wordt uitgesloten, er is voor iedereen wat te doen. De gemeente investeert in kwalitatief goede maatschappelijke en vrijetijdsvoorzieningen. 4. Een goede spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen is noodzakelijk om alle bewoners in staat te stellen mee te doen in hun buurt en stad. Daarvoor worden Woonservicewijken gecreëerd, is er Bredeschoolontwikkeling in elke wijk en zijn er Centra Jong, voor Jeugd en Gezin. 5. Zaanstad blijft een sociale stad. Een stad waar bewoners elkaar gemakkelijk ontmoeten en waar betrokken bewoners leven. De gemeente stimuleert hiervoor ontmoeting, betrokkenheid en initiatieven in buurten en wijken. Door de individualisering staat de sociale samenhang in de diverse wijken onder druk. De gemeente kan die samenhang niet 'maken', maar wel de voorwaarden scheppen. Door bijvoorbeeld de buitenruimte aan te passen, waardoor mensen elkaar gemakkelijker kunnen ontmoeten, leuke buurtactiviteiten te subsidiëren en vrijwilligers te ondersteunen. Het Programma wijkgericht werken is opgezet om in de wijken 1) schoon, heel en veilig; 2) ontmoeten en 3) burgerparticipatie in de wijken te stimuleren. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.2.5 Economische structuurvisie De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 36 3.5.2.6 Woonvisie Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool met Amsterdam als kern te worden. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek: 1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken. 2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad. 3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg. 4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3 Thematische nota's

De gemeentelijke beleidsnota's zijn onderverdeeld naar een viertal thema's, namelijk: 1. milieu en veiligheid; 2. sport, cultuur en toerisme; 3. welzijn en gezondheid; 4. wonen, leven en werken. 3.5.3.1 Milieu en veiligheid 3.5.3.1.1 Luchtkwaliteitsplan Het luchtkwaliteitplan 2010 is in het voorjaar 2010 vastgesteld. Het plan bevat maatregelen op het gebied van duurzame mobiliteit (autogebruik, openbaar vervoer, fiets, alternatieve aandrijving en brandstoffen voor voertuigen) energiebesparing en groen. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.1.2 Beleidslijn geur Vooruitlopend op het opstellen van een afwegingskader voor geur bij ruimtelijke ontwikkelingen is een beleidslijn geur vastgesteld door het college. Doelstelling hiervan is het terugdringen van het aantal ernstig geurgehinderden tot 0 in 2014 door het maken van afspraken met geuremitterende bedrijven over een acceptabel hinderniveau voor geur. Het afwegingskader zal worden opgesteld als er een Europese norm voor geur komt. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.1.3 Nota Kleine windturbines Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden. De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 37 In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'. In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden. 3.5.3.1.4 Beleidskader verantwoording groepsrisico Het college van Zaanstad heeft op 04 juni 2008, registratienummer 36936, het beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad vastgesteld. In het beleidskader is de bestuurlijke visie, hoe binnen de gemeente Zaanstad de verantwoording van het GR wordt uitgevoerd, opgenomen. Het beleidskader bevat naast een drietal trajecten voor de verantwoording van het groepsrisico bij het planvormingsproces tevens een viertal richtsnoeren bij ruimtelijke besluiten over (her)inrichting van een gebied. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.1.5 Route vervoer gevaarlijke stoffen De raad heeft in april 2009 een vanuit veiligheidsperspectief optimale verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. Langs deze route wordt het plaatsgebonden risico nergens overschreden. Voor het groepsrisico worden de richtsnoeren uit het afwegingskader voor het groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen gebruikt. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.1.6 Verordening speelautomaten Het kansspelbeleid van Zaanstad is vastgelegd in de Verordening Speelautomaten (vastgesteld februari 2001). Deze verordening regelt de vestiging van automatenhallen waarin kansspelautomaten staan opgesteld. De vestiging van een speelautomatenhal is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Het kansspelbeleid gaat uit van een maximumstelsel, dit houdt in dat er maximaal twee speelautomatenhallen binnen Zaanstad mogen worden vergund. In de verordening is een gebied aangegeven binnen het centrum van Zaandam waarbinnen speelautomatenhallen zijn toegestaan. Volgens de Verordening Speelautomaten mogen er maximaal twee speelautomatenhallen gevestigd worden binnen een in de verordening aangegeven gebied in Zaandam centrum. Als binnen dit gebied één automatenhal is gevestigd kan voor de vestiging van de tweede hal- onder strikte voorwaarden- worden afgeweken van de locatie-eis. In de huidige situatie zijn binnen de grenzen van de verordening twee speelautomatenhallen vergund. Eén aan de Rozengracht en één aan de Gedempte Gracht. In de toekomst wordt een beoogde wijziging van de Wet op de Kansspelen voorzien. Hierin worden de opstelmogelijkheden van behendigheidsautomaten vergroot. Uitbreiding van locaties waar behendigheidsspelen kunnen worden beoefend is dan mogelijk. 3.5.3.1.7 Nota Prostitutiebeleid Zaanstad Het prostitutiebeleid is vastgelegd in de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld september 2000). Om de beheersbaarheid van deze branche te vergroten is het beleid regionaal afgestemd met de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang, met het politiekorps Zaanstreek-Waterland en met de hoofdofficier van Justitie. De nota stelt een maximum aan het aantal seksinrichtingen en regelt voor een aantal bedrijfstypes ook een locatiebeleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in prostitutiebedrijven, overige seksinrichtingen en de escortbranche. 1. Prostitutiebedrijven/seksclubs: Voor deze verschijningsvorm geldt een maximum stelsel vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 38 van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf is gevestigd op een bedrijventerrein nabij het centrum van Zaandam. Er is ruimte voor een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van zo een bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij horecaconcentraties in het centrum van Zaandam. 2. Overige seksinrichtingen: Voor de uiteenlopende verschijningsvormen die binnen deze categorie vallen geldt een maximumstelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf (een parenclub) is gevestigd in dun bebouwd gebied met verschillende functies in Zaandijk. Er is ruimte voor eventueel een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van een dergelijk bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij het horecaconcentraties in het centrum van Zaandam. 3. Escortbedrijven: Deze bedrijfsvoering heeft geen uitstralingseffecten waardoor de locatie niet van belang is. Zaanstad biedt ruimte aan één escortbedrijf, deze is gevestigd aan de Esdoornlaan in Wormerveer. Dit maximum is hiermee inmiddels bereikt. 4. Overig: Raamprostitutie is in Zaanstad niet toegestaan. Thuiswerkers zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de strikte condities die voor thuiswerkers zijn opgesteld. In dat geval heeft de bedrijfsvoering ook geen uitstralingseffect. Deze categorie valt buiten de vergunningplicht. Sekswinkels worden in vestigingsmogelijkheden in Zaanstad niet ingeperkt. Wel is er een mogelijkheid tot regulering opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) door middel van het aanwijzen van gebieden met een vestigingsverbod. Van deze mogelijkheid is (nog) geen gebruik gemaakt. De vestiging of de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Wanneer in de toekomst het wetsvoorstel “Regulering prostitutie en bestrijding van misstanden seksbranche” in werking treedt heeft dit mogelijk consequenties voor het huidige beleid. 3.5.3.1.8 Coffeeshopbeleid In Zaanstad wordt een beleid gevoerd dat het aantal coffeeshops maximeert (maximumstelsel). Dit Coffeeshopbeleid is vastgesteld in mei 1999. Het maximumaantal coffeeshops dat wordt gedoogd bedraagt 3. Een meerjarige ervaring heeft laten zien dat dit een verantwoord maximum is. Een grotere concentratie van coffeeshops in de periferie van het stadscentrum Zaandam is ongewenst omdat dit een nadelige invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat en kan leiden tot aantasting van de openbare orde. Zaanstad is een langgerekte gemeente met een als stadscentrum aan te merken kern, te weten Zaandam. Om het woon- en leefklimaat van Zaanstad niet aan te tasten, het landelijk karakter en de woongebieden, worden coffeeshops buiten (de periferie van) het stadscentrum Zaandam niet toegelaten. Aan de locatie worden de volgende eisen gesteld: 1. geen vestiging binnen een afstand van 300 meter (loopafstand) van een terrein waarop een school of een jongerencentrum is gevestigd; 2. geen concentratie van coffeeshops, al dan niet in combinatie met andere handelsplaatsen in softdrugs en/of andersoortige horeca in een gebied, als verwacht mag worden dat hierdoor het woon- en leefklimaat in ontoelaatbare mate worden belast; 3. geen vestiging indien de directe omgeving van de coffeeshop bestaat uit (overwegend) woonbebouwing; 4. geen vestiging buiten Zaandam (zie nota); 5. geen vestiging in de onmiddellijke nabijheid van andersoortige horeca als daardoor problemen verwacht kunnen worden voor de openbare orde; 6. bij een coffeeshop is geen terras toegelaten om te voorkomen dat personen ongewild met drugs in aanraking komen of de handel zich naar de straat verplaatst. Er zijn momenteel drie vergunning verstrekt op basis van de bestaande situatie ten tijde van de vaststelling van het coffeeshopbeleid. In Zaandam bevinden zich coffeeshops aan de Rozengracht, de Czarinastraat en de Parkstraat. Er is daarmee geen ruimte voor verdere uitbreiding. Voor wat betreft de toekomstige situatie is er een vergunningplicht in voorbereiding voor de zogenaamde SHG-shops (Smart-, Head- en Growshops).

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 39 3.5.3.2 Sport, cultuur en toerisme 3.5.3.2.1 Sport klaar voor de toekomst In 2008 heeft het college de nota sportaccommodaties 'Sport klaar voor de toekomst' en de nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging' vastgesteld. De ruimtelijk relevante onderdelen staan in de nota sportaccommodaties. Daar wordt per sportpark aangegeven wat de toekomstplannen zijn en of het sportpark op de huidige plek blijft bestaan. De belangrijkste ontwikkelingen op dit gebied zijn: verplaatsing voetbalvereniging VVZ van sportpark Oostzijderveld naar nieuw te realiseren sportpark de Kuil (Kuilpad); verplaatsing atletiekvereniging Lycurgus van sportpark Provily (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg); verplaatsing korfbalvereniging Hoger Op en base/softbalvereniging Cromtigers van sportpark Slibkuil (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg); onderzoek naar verplaatsing van voetbalvereniging Blauw Wit (West Knollendam) naar nog nader te bepalen locatie.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.2.2 Nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging' De missie van het sportbeleid is dat we werken aan een samenleving waar iedereen zich thuis voelt en waar gewaakt wordt voor het lichamelijke en psychische welzijn van ons allemaal. Sport is daarbij een speerpunt omdat sport mensen motiveert, activeert en bindt. Inzetten op versterking van de sociale cohesie zien we daarbij als een overkoepelende meerwaarde. We willen steun geven waar dat nodig is. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht en het initiatief van de samenleving. Kansrijke projecten en initiatieven zijn welkom en krijgen de ruimte, maar hebben niet per se de inzet van de gemeente nodig. Samen met partijen in de samenleving willen we werken aan de participatie en ontplooiing van die groepen, die extra inzet nodig hebben. De gemeente erkent dat er in de verschillende gebieden sprake is van verschillende problematiek, terwijl er ook binnen de afzonderlijke gebieden weer verschillen zijn. Maatwerk is een vereiste. Bij de afweging welke initiatieven steun krijgen en welke activiteiten worden vorm gegeven speelt de opgave in het gebied een belangrijke rol. De gemeente vindt het belangrijk dat voor elk gebied voldoende sportaanbod aanwezig is. Dit betekent niet dat al het sportaanbod ook per se in de wijk gerealiseerd wordt. Ten aanzien van accommodaties vindt de gemeente het belangrijk dat het gebruik van de sportaccommodaties is geïntensiveerd en er geen sprake meer is van langdurige leegstand. Daarnaast moeten alle accommodaties goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Onder vernieuwing van de georganiseerde sport verstaan we een grotere samenwerking met onderwijs, het vergroten van het activiteitenaanbod van verenigingen en het inzetten van combinatiefuncties. Op accommodatiegebied betekent vernieuwing ook het zoeken van een flexibel en aanvullend aanbod zoals het 'sportcentrum nieuwe stijl' waarbij parkmanagement een belangrijke rol speelt en het aanbod tegemoet komt aan de gedifferentieerde vraag naar mogelijkheden om te sporten. Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden. De volgende ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats voor de buitensport: 1. de voorbereiding voor de realisatie van een nieuw sportpark op de Omzoom; 2. renovatie en aanleg kunstgrasvelden op sportpark Provily; 3. realisatie van sportpark de Kuil.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 40 Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.2.3 Parels rijgen Als onderdeel van de uitwerking van het Zaans Meerjaren Ontwikkelingprogramma 2005-2009 (Z'MOP II) stelde de gemeenteraad in 2005 de uitvoeringsnotitie ´Parels Rijgen´ vast. Hierin wordt aangegeven hoe het Zaanse erfgoed als specifieke kwaliteit beter benut kan worden voor de stad en de streek. Parels Rijgen betekende een ommekeer in het denken over erfgoed in Zaanstad. Monumentenbeleid ging voortaan niet alleen meer over de zorg voor het beschermen en behouden van erfgoed. Mééliftend op nieuwe ontwikkelingen en samen met andere vakdisciplines werd het Zaanse erfgoed een doelgericht instrument om méér economische activiteit aan te trekken, om de stad sfeervoller en aantrekkelijker te maken en de Zaanstreek als het oudste industriegebied van Europa beter op de kaart te zetten. "Geen last, maar een lust!" Samen met de disciplines stedenbouw en landschap, toerisme, cultuur en evenementen, economie en streekpromotie worden 'rijgsnoeren' ontwikkeld, waarmee Zaanstad haar parels tot een waardevolle ketting kan rijgen. Hiervoor is de samenwerking met partners buiten de gemeente en een interdisciplinaire aanpak binnen de gemeente als geheel van groot belang. De doelstellingen uit de bovenstaande uitvoeringsnotitie zijn vertaald in een uitvoeringsaanpak tot 2010. Hierbij staan (vaak interdisciplinaire) acties weergegeven waarbij cultuurhistorie een impuls geeft aan meerdere werkvelden. Zo kan cultuurhistorie een bijdrage leveren aan het toeristische imago van de gemeente en aan het vestigingsmilieu voor (creatieve) bedrijven en burgers. Met o.a. de organisatie van evenementen, het herbestemmen van erfgoed, het uitgeven van promotiemateriaal en het actief werven van investeerders wordt in deze uitvoeringsaanpak Zaanstad als (industrieel) erfgoed gemeente op de kaart gezet. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.2.4 Toekomst met Historie Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente. Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen). 3.5.3.2.5 Cultuurhistorischewaardenkaart Zaanstad De gemeente Zaanstad vindt het wenselijk dat het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie, historische geografie en stedenbouw- en landschapskunde) integraal onderdeel uitmaakt van haar ruimtelijk ordeningsbeleid. Cultuurhistorische waardenkaarten, cultuurhistorische verkenningen, cultuurhistorische effectrapportages en beeldkwaliteitplannen, zijn hiervoor geschikte middelen. In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Hiermee was Zaanstad de eerste gemeente met een eigen CHW-kaart. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling. vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 41 In de CHW-kaart is opgenomen een overzicht van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen). De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst. Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning). Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast. 3.5.3.2.6 Erfgoedverordening Zaanstad 2010 Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig. Omdat de nieuwe verordening ook een archeologische deel bevat is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening. In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.2.7 Zaanse Smaakmakers, evenementenbeleid in Zaanstad Deze nota vormt het beleidskader om meer strategisch evenementenbeleid in Zaanstad te ontwikkelen met als doelen: Zaanstad extern beter op de kaart, méér economische spin-off en een bijdrage aan sociale binding. Dat betekent, dat een sterker accent komt te liggen op vooral grotere evenementen en niet de evenementen op wijkniveau. Vanaf 2009 zullen de belangrijkste evenementen worden gemonitord om de effecten van het nieuwe beleid te toetsen en daar waar nodig bij te sturen. De nota gaat ook in op fysieke randvoorwaarden, zoals het creëren van aantrekkelijke evenementenlocaties. Specifiek worden daarbij genoemd: het industriële erfgoed, in het bijzonder het Hembrugterrein, en de Zaan. Bij het vaststellen van de meerjarenbegroting 2011 – 2014 zijn enkele evenementen geschrapt, zoals de Wielerronde Noord-Holland en de Atelierroute Zaanstreek. Evenementen in het belang van Zaanstad op de kaart zijn gebleven, zoals de Dam tot Dam, MidzomerZaan en Slag om de Zaan. 3.5.3.2.8 Aanpak toerisme Zaanstreek Het Aanpakplan Toerisme Zaanstreek 2007-2010 is een gezamenlijk product van de Zaangemeenten Zaanstad, Wormerland en Oostzaan, dat tot stand is gekomen in overleg met brancheverenigingen en een platform van toeristische ondernemers. Vanaf 2011 werken Zaanstad en Wormerland samen aan versterking van de economische structuur van de Zaanstreek waarbij de kansrijke groeisector toerisme en recreatie wordt gezien als economisch speerpunt. Een stevig verankerd toeristisch beleid moet zorgen voor méér bezoekers, een langere verblijfsduur, méér inkomsten en werkgelegenheid en een duidelijker imago. Daarnaast biedt het méér draagvlak voor het voorzieningenaanbod. Hierdoor worden de uitstraling en het imago van de Zaanstreek positief beïnvloed. Uitgangspunt voor economische/toeristische versterking zijn de kernwaarden van Zaanstad en Wormerland; vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 42 Industrieel erfgoed, Water en groen en de gunstige ligging in de Metropool Amsterdam Het Zaanse toeristische beleid richt zich op de bijzondere kwaliteitskenmerken van de Zaanstreek, met name de unieke combinatie van stedelijke en landschappelijke aspecten en het contrast tussen de vele industriële monumenten en het groene, waterrijke landschap. Vanuit de ontwikkellijnen Stimulering (regionale stimuleringprojecten, toeristische promotie en Marketing en netwerkontwikkeling) en Facilitering ( enerzijds fysieke en digitale bereikbaarheid en toegankelijkheid, anderzijds bevordering van toeristisch aanbod, voorzieningen en verblijfsaccommodaties) In samenhang met deze ontwikkellijnen worden een aantal maatregelen genomen om de toeristische infrastructuur te verbeteren, onder andere door de aanleg van steigers in de Zaan en het creëren van nieuwe wandel- , fiets- en vaarroutes die worden aangevuld met toeristische bewegwijzering en routeplanners, de opzet van (regionale) vaarverbindingen en uitbreidingen op het gebied van regionaal openbaar vervoer. 3.5.3.2.9 De Zaan treedt buiten haar oevers Deze nota is strikt genomen geen beleidsnota; de nota betreft een herijking van het Zaanoeverproject uit 1989. Het is bedoeling van het gemeentebestuur de Zaan beter te gebruiken. De Zaan wordt gezien als een "identiteitsdrager" waarmee de stad beter voor het voetlicht kan worden gebracht. De Zaan kan beter worden ingezet als verbindende schakel tussen functies als toerisme, wonen, werken, economie, cultuur etc., zo is het gemeentelijke uitgangspunt. De nota is de weerslag van de resultaten van gesprekken met vele betrokkenen. 3.5.3.3 Welzijn en gezondheid 3.5.3.3.1 Beleidskader Jeugd en Onderwijs 2011-2016:Oog voor jongeren Het beleidskader voor jeugd en onderwijs is op 27 januari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad en formuleert de volgende ambitie voor het jeugd- en onderwijsbeleid: Zaanstad wil dat jongeren veilig en gezond opgroeien, wil jongeren kansen bieden om hun talenten te ontwikkelen, een goed opleidingsniveau te behalen en perspectief te hebben op een baan en eigen inkomen. Ook wil Zaanstad zich aan jongeren verbinden door voor en samen met hen een goede woon-, leef-, leer- en werkomgeving te creëren. Er zijn vier doelstellingen geformuleerd om deze ambitie te bereiken: 1. Kinderen en jongeren groeien in Zaanstad gezond en veilig op; 2. Jongeren behalen in Zaanstad een hoger onderwijsniveau; 3. Jongeren veroorzaken minder overlast; 4. Jongeren participeren actief in de Zaanse samenleving. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.3.2 Onderwijshuisvesting De gemeente heeft op grond van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en Wet op de Expertisecentra (WEC) de plicht om te zorgen voor voldoende schoolgebouwen. Deze verplichting strekt zich uit over zowel de capaciteit, spreiding over de stad als de onderhoudstoestand. Daaruit volgt dat schoolgebouwen op enige termijn vervangen, uitgebreid of gerenoveerd worden. Vanwege de kwetsbaarheid van de gebruikers van deze gebouwen worden de eisen aan schoolgebouwen steeds strenger, met een grote invloed op de mogelijkheden om deze gebouwen stedenbouwkundig goed in te passen in de bestaande stad. Het gevolg kan zijn dat nieuwe gebouwen niet meer op de oude schoollocatie gebouwd kunnen worden. De gemeente Zaanstad voert haar wettelijke zorgplicht uit door het opstellen van een jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan. Met het oog op de ontwikkelingen op langere termijn wordt dit middel steeds meer ondersteund door langetermijn-plannen die in samenspraak met de schoolbesturen worden opgesteld in convenanten en Integrale Huisvestingsplannen (IHP). Hierin worden voor een periode van 5-15 jaar de gebouwen en scholen benoemd waarin

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 43 geïnvesteerd gaat worden om de gebouwvoorraad op voldoende niveau te houden / krijgen. Ondanks deze langetermijn-plannen vraagt de wisselende capaciteitsbehoefte van scholen regelmatig om oplossingen op korte termijn, en voor een korte of middellange termijn. Het is niet altijd mogelijk om leerlingenstromen naar het onderwijs goed te voorspellen. In een aantal gevallen is er ook in bestaande wijken op korte termijn behoefte aan meer schoolcapaciteit. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.3.3 Brede School De Brede School in Zaanstad is een samenwerkingsverband (coalitie) tussen partijen die zich bezighouden met opgroeiende kinderen. Doel van de samenwerking is de ontwikkelingskansen van kinderen te optimaliseren. Iedere wijk in Zaanstad heeft een eigen Brede Schoolcoalitie. Dit is een structurele voorziening. In een enkel geval vindt de samenwerking plaats in één gebouw waar alle voorzieningen zijn samengebracht (bijvoorbeeld in Assendelft), maar in de meeste wijken werken de partijen samen vanuit hun eigen accommodaties. Tot de samenwerkende partijen behoren in ieder geval het primair onderwijs, de kinderopvang, welzijn & zorg, sport & recreatie en cultuur. Daarnaast kunnen andere organisaties en instellingen meedoen. Dat is afhankelijk van waar de kinderen in die wijk specifiek baat bij hebben. De Brede Schoolsamenwerking moet in Zaanstad verder aan de volgende uitgangspunten voldoen: De Brede School is er voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 14 jaar en hun ouders/verzorgers; Kinderen krijgen dagvullende programma’s aangeboden, van 7 tot 19 uur. Dat betekent niet direct dat ze twaalf uur per dag aanwezig moeten zijn; Het aanbod is sluitend: kinderen staan dus altijd onder toezicht. De samenwerking richt zich op het bieden van een doorlopende ontwikkelingslijn op maat; In Brede Schoolverband wordt doorlopend gewerkt aan een door alle partners gedeelde pedagogische visie. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.3.4 Nota Gezondheidsbeleid 2008-2015 Centraal doel in de nota Gezondheidsbeleid 2008 – 2012 is het verbeteren van de volksgezondheid in Zaanstad en het verkleinen van de gezondheidsverschillen binnen de bevolking. De gezondheid van de inwoners van Zaanstad kan worden verbeterd door het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving, het bevorderen van een gezonde leefstijl, het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving en het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Door middel van het ontwikkelen van gezondheidsprofielen worden gezondheidsprioriteiten benoemd. Voor de periode 2008 – 2012 zijn dat overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, opvoedingsproblematiek, roken en drugsgebruik en depressie/eenzaamheid. De nota Gezondheidsbeleid hangt nauw samen met het WMO-beleidsplan: ze hebben raakvlakken en overlap: mensen die openstaan voor actieve deelname aan en betrokkenheid bij de maatschappij voelen zich gezonder, en een goede gezondheid maakt deelname aan het maatschappelijke leven mogelijk. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 44 3.5.3.3.5 WMO beleidsplan 2011-2015 Op 21 juli 2011 heeft de gemeenteraad het WMO beleidsplan 2011-2015 vastgesteld, met als titel "Eigen kracht met effectieve ondersteuning". Het belangrijkste doel van dit plan is dat inwoners en instellingen van Zaanstad met elkaar een samenleving vormen waarin iedereen zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Zaanstad gaat hierbij nog meer dan voorheen de eigen kracht van inwoners aanspreken en stimuleren. Door een effectieve ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben, kunnen ze hun zelfredzaamheid vergroten. Het beleidsplan heeft een viertal uitgangspunten: wederzijds aanspreekbaar, klant centraal, wijkgerichtheid, integraliteit. Het plan is opgebouwd vanuit 5 integrale thema’s: Ondersteuning van vrijwilligers(organisaties) en mantelzorgers; Levensloopbestendige wijken; Kansen voor kinderen en jongeren; Zinvolle dagbesteding bieden –meedoen, eenzaamheid terugdringen- ; Zorg voor de kwetsbare inwoners. Binnen ieder thema wordt aangegeven welke ontwikkelingen er zijn, welke ambities de gemeente heeft en welke acties zij gaat ondernemen om die ambities te realiseren. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.4 Wonen, leven en werken 3.5.3.4.1 Bedrijven in woonhuizen Het Bedrijf-aan-huisbeleid van de gemeente Zaanstad bestaat uit twee componenten. In de eerste plaats is in onze brief aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland van 29 september 1987 het beleid omtrent “Bedrijven in woonhuizen en ruimtelijke ordening” vastgelegd. Onderdeel van die brief vormen de randvoorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de toepassing van de door de raad van de gemeente Zaanstad in januari 1983 vastgestelde “Richtlijnen onttrekking woonruimte aan haar bestemming”. Deze twee componenten zijn samengevoegd in een bijlage die is gevoegd bij de door de gemeenteraad op 29 januari 1998 vastgestelde Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening. Het aldus geformuleerde gemeentelijke beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: Ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo’n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis. De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie. De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld. 3.5.3.4.2 Meerjarenplan 2009-2015 Woonservicewijken Zaanstad Een woonservicewijk is een wijk waar mensen zelfstandig kunnen blijven wonen ook als zij minder mobiel zijn of zorg nodig hebben. Het uitgangspunt is om in een woonservicewijk te komen tot een integraal aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking. Een woonservicewijk ziet er als volgt uit: het is een wijk waar informatievoorziening op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanwezig is, waar de openbare ruimte toegesneden is op de minder mobiele gebruiker is, waar de (openbaar) vervoersdiensten beschikbaar en bruikbaar zijn, waar zorg aan huis geleverd wordt en waar er voldoende toegankelijke en veilige woningen vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 45 zijn waarin, indien nodig, ook zorg geboden kan worden. Op dit moment zijn er 6 woonservicewijken in ontwikkeling. Tijdens de Wupweek 2010 in september 2010 is voor in totaal in 13 wijken (waaronder de 6 woonservicewijken) een hoofddoelstelling in het WUP opgenomen om tot een integraal aanbod te komen op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking. De uitrol naar 13 wijken zal gefaseerd plaatsvinden. 3.5.3.4.3 Zaans Afwegingskader Hoogbouw Het Zaans afwegingskader hoogbouw (ZAH) bevat een afwegingskader om toekomstige hoogbouwinitiatieven te kunnen toetsen. Het doel van het ZAH is een instrument in handen te hebben waarin vastligt hoe de gemeente procesmatig en inhoudelijk omgaat met hoogbouwinitiatieven. De definitie van hoogbouw in het ZAH is gebaseerd op de definitie die het bouwbesluit hanteert: hoogbouw is een verticale bouwvorm, bestaande uit meer dan vier gestapelde bouwlagen (met een minimale hoogte van 12 meter), waarvan het programma ook in horizontale vorm uitgevoerd kan worden. Zodoende zijn zendmasten, lichtmasten, windturbines etc. uitgesloten - deze zijn niet in horizontale vorm te realiseren - en maken geen deel uit van het afwegingskader. Hoogbouw is geen doel op zich, Zaanstad wil zich niet profileren als hoogbouwstad. Dit betekent niet dat er geen hoogbouw is of kan komen, het betekent dat de afweging voor wel of geen hoogbouw gemaakt wordt binnen de bestaande beleidskaders. In het afwegingskader worden deze kaders benoemd. Belangrijk instrument in het beoordelen van hoogbouwinitiatieven is het Adviesteam Hoogbouw. Hierin hebben een aantal deskundigen zitting (extern en intern), onder voorzitterschap van de gemeente. Hoogbouwinitiatieven worden door het Adviesteam voorzien van een positief of negatief advies. Daarna wordt het initiatief in de wijk getoetst. Beide adviezen gaan naar het college dat besluit of een initiatief doorgang vindt of niet. 3.5.3.4.4 Beleidsregel grootschalige reclamemasten Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen. Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft als gevolg dat nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad worden toegestaan. Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten. 3.5.3.4.5 Welstandsnota De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken. Aanvragen van bouwvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 46 3.5.3.4.6 Water als bouwgrond De nota water als bouwgrond heeft een tweeledig doel: enerzijds vormt de nota een toetsingskader waaraan toekomstige initiatieven en locaties voor wonen op het water getoetst kunnen worden, anderzijds wil de gemeente initiatieven stimuleren die invulling geven aan de opgave in de woonvisie om nieuwe woonmilieus te creëren. Wonen op het water maakt Zaanstad tot een aantrekkelijker vestigingsplaats binnen de Metropool. Ruimte in Zaanstad is schaars en verschillende functies concurreren. Daarnaast wil Zaanstad meer kwaliteit en diversiteit in het woningaanbod (Woonvisie). Wonen op het water kan hier een belangrijke bijdrage leveren - zowel door efficiënt omgaan met de beschikbare ruimte als door het toevoegen van kwaliteit. Immers watergebonden woonvormen worden in het algemeen als exclusief ervaren ('location' - de plek, en 'sight' - het uitzicht) waardoor bewoners zich kunnen onderscheiden. Zaanstad kan hiermee een nieuw, specifiek woonmilieu binnen de metropolitane regio creëren. De vervlechting van Zaanstad met het water geeft de stad een prachtige kans om op dit terrein spraakmakende initiatieven te stimuleren, te realiseren en te faciliteren. Niet alleen wonen maar ook andere functies zijn mogelijk. Wanneer er belemmeringen voor wonen op het water zijn (bijvoorbeeld door de milieucontouren), kan mogelijk wel worden gedacht aan werken of andere (recreatieve) voorzieningen. Bij bedrijventerreinen aan of in de nabijheid van water kunnen ook tijdelijk werkfuncties op het water worden gerealiseerd. Wanneer de milieuhinder op termijn vermindert of verdwijnt, kan omzetting naar wonen op het water plaats vinden. Initiatieven moeten passen binnen de gemeentelijke beleidskaders en getoetst worden op relevante wet- en regelgeving. Het toetsingskader bevat een drietal stappen. De eerste stap gaat in op locatiecriteria (bouwen binnen rode contouren, nautische - en stedenbouwkundige criteria), de tweede stap geeft aan welke woonmilieus we op het water willen realiseren en de derde stap toetst op thema's als waterbeheer, milieu, bereikbaarheid en nutsvoorzieningen. 3.5.3.4.7 Zaans Blauw Waterplan Zaanstad Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft oa als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om: 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren; 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zonodig in ruimtelijke plannen vast te leggen; 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern. In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren. 3.5.3.4.8 Gemeentelijk rioolplan Het beleid voor de inzamelingen en afvoer van afvalwater is door de gemeente Zaanstad vastgelegd in het "Gemeentelijk Rioolplan 2001-2005". Het plan is door de gemeenteraad op 20 december 2001 vastgesteld. De in het kader van dit bestemmingsplan belangrijkste uitgangspunten van beleid zijn: inzamelen van het echt vuile afvalwater en het laten transporteren naar de rioolwaterzuivering; het afvoeren van relatief schoon regenwater naar het oppervlaktewater; beperken van vuiluitworp naar het oppervlaktewater door afvalwater; beperken van overlast; doelmatig beheer en goed gebruik van de riolering.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 47 3.5.3.4.9 Parkeernota 2009 In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota; Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen; Voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) krijgen ontwikkelaars de keus; óf het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein óf de eis wordt afgekocht bij de gemeente. Het parkeren of realiseren van parkeerplaatsen op het terrein van derden is niet meer mogelijk in dit gebied. Het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, dus ook als de parkeerdruk hoog is. Voor Inverdan-West en Saendelft kan, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven proactief een regiem worden ingevoerd met betaald parkeren of parkeren voor vergunninghouders. Deel twee van de parkeernota zal later worden uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto’s en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand. 3.5.3.4.10 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP) Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen. 3.5.3.4.11 Verkeersplan Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag. De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen. In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004. 3.5.3.4.12 Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek Op 9 oktober 2003 is de Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek (OV-visie) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Hierin is het openbaar vervoerbeleid van de gemeenten Oostzaan en Zaanstad vastgelegd. De gemeente Zaanstad is zelf niet bevoegd voor het openbaar vervoer; het ROA is de formele opdrachtgever. Om bij de aanbesteding van het openbaar busvervoer Zaanse wensen in te kunnen brengen, is in de OV-visie een ideaal openbaar vervoernetwerk geschetst. De basis van

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 48 het ideale busnetwerk wordt gevormd door ontsluitende lijnen die de woongebieden met het ziekenhuis, het centrum van Zaandam en de knooppunten verbinden. Daarnaast zijn er verbindende buslijnen die inwoners over grotere afstand snel vervoeren. In de spitsuren zijn er lijnen die de woongebieden rechtstreeks met een aantal belangrijke werkgelegenheidsgebieden verbinden. In late avonduren is er een aangepast net. Naast deze reguliere lijnen acht de gemeenteraad ook een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV) zeer wenselijk. 3.5.3.4.13 Fietsnota Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden. Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie. De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen. 3.5.3.4.14 Ontwerp Sectornota Bedrijventerreinen Zaanstad De ontwerpnota is op 13 november 2007 door het college vastgesteld op de principes. De ontwerpnota heeft als belangrijkste uitgangspunten: 1. het principe dat binnenstedelijke bedrijventerreinen als werkgebieden worden behouden; 2. dat daarbij wordt ingezet op intensief ruimtegebruik, duurzame ontwikkeling, verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en het beter benutten en beheren van bestaande bedrijventerreinen; 3. dat een richting gekozen waarin binnenstedelijke bedrijventerreinen voor bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 (en eventueel ook 3) worden bestemd en de perifere terreinen gereserveerd dienen te worden voor bedrijven uit hogere milieucategorieën (3 en hoger). De definitieve Nota Bedrijventerreinen Zaanstad wordt naar verwachting eind 2011 vastgesteld. 3.5.3.4.15 Notitie PDV/GDV Naar verwachting wordt in het najaar van 2011 een notitie grootschalige detailhandel ter besluitvorming aan het College aangeboden. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van PDV. PDV staat voor Perifere Detailhandels Vestiging. PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. In de notitie wordt ingegaan op de wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties. GDV staat voor grootschalige detailhandels vestiging. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m2.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 49 3.5.3.4.16 Structuurvisie kantoren Zaanstad Kern van de structuurvisie is dat Zaanstad zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleine kantoren tot een maximumvolume en niet op risico. Het gaat hierbij om maximaal 1.500m2 bvo per jaar, met een maximumgrootte per vestiging van 500m2 (bij uitbreiding 750m2). Kantoorpanden zijn slechts voor eigenbouw of tenminste 75% aantoonbaar doorverhuurd. Concurrentie voor Inverdan vanuit bedrijventerreinen dient beperkt te worden. Daarbij dient paal en perk te worden gesteld aan de vrije verhuur van kantoorruimte bij bedrijfsruimte. 3.5.3.4.17 Notitie schaarstebeleid kantoren De notitie is op 24 november 2009 vastgesteld door het college. Op 7 januari 2010 is de raad om een zienswijze gevraagd, dit heeft echter niet tot andere inzichten geleid. Kern van de notitie is dat het tot nu toe gevoerde schaarstebeleid op het gebied van kantoren wordt bijgesteld. Nog steeds wordt Inverdan als hét kantorengebied van Zaanstad gezien. Om tegemoet te komen aan de vraag van kantoorgebruikers die vestigingseisen hebben die niet in Inverdan geaccommodeerd kunnen worden, wordt op de VVZ-locatie en Poort Clam Dijcke kantoorontwikkeling toegestaan. Op beide locaties kan maximaal 10.000m2 kantoor ontwikkeld worden. Op deze manier wordt de concurrentie met Inverdan beperkt. Hiernaast wordt in het binnenstedelijke gebied ruimte geboden voor lokaal gebonden kantoorhoudende bedrijvigheid. Dit met een maximum van 1.500m2 per jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de Structuurvisie Kantoren (2004). Door kantoorontwikkeling in het binnenstedelijke gebied toe te staan worden kansen geboden voor transformatie op de binnenstedelijke bedrijventerreinen. Wat betreft kantoorontwikkeling op perifere terreinen wordt voortgeborduurd op de Structuurvisie Kantoren; het wordt als een onwenselijke ontwikkeling beschouwd. 3.5.3.4.18 Structuurvisie retail-leisure De ambitie van Zaanstad is het vervullen van een brede en complete verzorgingsfunctie en het bieden van een gezond ondernemersklimaat. 1. Wijk- en buurtniveau De voorzieningen op wijk- en buurtniveau dienen zoveel mogelijk geclusterd te worden om een hart voor de wijk of buurt te creëren. Het gaat hierbij niet alleen om detailhandel, maar ook om gezondheidszorg, onderwijs, sociaal culturele voorzieningen en dergelijke. Wijk- en buurtwinkelcentra moeten op korte afstand van de woning liggen en vanuit de woning makkelijk bereikbaar zijn. Inzet is behoud en versterking van een fijnmazige detailhandelsstructuur. Bovendien moeten deze centra voldoende parkeerplaatsen bieden en er aantrekkelijk uitzien. 2. Grootschalige supermarkten Voor het accommoderen van grootschalige supermarkten dient gericht onderzoek gedaan te worden naar de geschiktheid van mogelijke vestigingslocaties en de consequenties hiervan voor het verzorgingsniveau in buurten en wijken. 3.5.3.4.19 Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid De afgelopen periode is beleid ontwikkeld voor creatieve bedrijvigheid. Dit beleid was echter nog niet verankerd in een beleidskader waarbinnen alle maatregelen en beleidsinstrumenten voor creatieve bedrijvigheid kunnen worden geplaatst. De Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid biedt dit kader. Het doel van de beleidsnotitie is kader en helderheid te bieden, af te bakenen en richting te geven aan de verdere beleidsontwikkeling en het nog uit te werken uitvoeringsprogramma. Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 50 snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfsruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te faciliteren. 3.5.3.4.20 Horecabeleid Het Horecabeleid voor de periode 2008-2011 is vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen: 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment); 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat; 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid); 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat; 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving; 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen. De vestiging van een horecabedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de aanliggende terreinen als (bebouwd) terras. Een beleidsnota voor de vestiging van 'ondersteunende horeca' is in voorbereiding. Het gaat dan om het vrijstellen van de vergunningplicht voor bepaalde mengformules zoals horeca binnen detailhandel. Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu). 3.5.3.4.21 Nota Erfbebouwing De nota is de basis voor de ervenregeling in de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en het koepelbestemmingsplan voor (erf)bebouwing. Deze nota geeft aan hoe om te gaan met de erven die bij grondgebonden woningen behoren, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De nota omschrijft de diverse begrippen zoals het bouwperceel, de woning, het erf het bijgebouw, de aanbouw, de voorgevel en de achtergevel. Vanuit de begrippen zijn een aantal beleidsregels opgesteld. Deze regels geven de bebouwingsmogelijkheden van het erf aan. Deze regels zijn progressief en gemaximaliseerd. Naarmate een erf groter is mag er meer bebouwing aan het erf worden toegevoegd. Per type, grootte is er een maximum aan het aantal vierkante meters dat er mag worden bebouwd. De goothoogte van de regeling sluit aan bij de regels voor het vergunningsvrije bouwen. De hoogte van de erfbebouwing is gerelateerd aan de hoogte van het hoofdgebouw. De nota houdt rekening met de doorzichten die bij bebouwing in het lint behoort. Bijgebouwen zijn slechts aan één zijde van en of achter het hoofdgebouw toegestaan. Hierdoor blijven doorzichten gehandhaafd en blijven vrijstaande woningen ook als vrijstaande woningen gehandhaafd. Een regeling voor erkers is ook meegenomen. In deze regeling is ook een welstandelijk aspect meegenomen. De nota maakt door middel van pictogrammen duidelijk wat er ruimtelijk wordt bedoeld. Hiermee sluit de nota aan op de folders van het Rijk die uitleg geven op de mogelijkheden van het vergunningsvrij bouwen. In 2012 wordt de Nota Erfbebouwing herzien. 3.5.3.4.22 Nota sturend grondbeleid 2005 Vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in de vergadering van 24 maart 2005. De gemeente kiest voor een sturend grondbeleid. Sturend grondbeleid wordt gedefinieerd als: De gemeente stelt zich op als een actor in het maatschappelijk krachtenveld en vervult daarbij een initiërende en regisserende rol. Daarbij onderhandelt zij en werkt zij samen met belanghebbenden (grondeigenaren, ontwikkelaars/bouwers, corporaties) op voet van gelijkheid. Daar waar de gemeente grondpositie heeft of kan verkrijgen zal de gemeente deze inzetten voor het realiseren van haar initiërende en regisserende rol. Onder het doel van het Zaanse grondbeleid wordt verstaan het geven van sturing aan de ruimtelijke ontwikkeling van de stad door het handhaven van het bestaande grondgebruik (en

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 51 opstallen) dan wel het (tijdig) realiseren van gewenste veranderingen daarin, zodanig dat dit past in de doelstellingen die de gemeente geformuleerd heeft in het kader van het ruimtelijk beleid. 3.5.3.4.23 Uitvoeringsnota sturen grondbeleid 2006 Deels vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 30 mei 2006. Deels vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in de vergadering van 21 september 2006. De herijking van het grondbeleid van de gemeente Zaanstad heeft geleid tot het in 2005 vast stellen van de Nota Sturend Grondbeleid. Op een aantal punten diende de Nota Sturend Grondbeleid door ons college nader te worden uitgewerkt. Deze uitwerking vindt plaats in de Uitvoeringsnota Sturend Grondbeleid 2006. In het onderhandelingsakkoord heeft het College richting gegeven aan het opstellen van een nieuw kader voor de sociale grondprijzen en het erfpachtbeleid. In de Uitvoeringsnota Sturend Grondbeleid 2006 wordt hier een eerste aanzet toe gegeven. .

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 52 Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten 4.1 Algemene uitgangspunten

4.1.1 Dansen op het veen

De ruimtelijke structuurschets van Zaanstad, genaamd: 'Dansen op het veen', geeft voor de verschillende delen van het plangebied drie verschillende gebiedstyperingen, namelijk: Rooswijk wordt aangeduid met de gebiedstypering 'Woongebied'. Dit houdt in dat wonen de hoofdfunctie is van dit gebied; het gedeelte van Rooswijk ten noorden van de sportvelden en Oud Koog worden aangeduid als 'Zaans gemengd gebied', wat betekent dat hier een voor Zaanstad typerende menging van wonen en werken plaatsvindt; het bedrijventerrein aan de Lagedijk (Tate & Lyle en Machinefabriek Duyvis) is aangeduid met de gebiedstypering 'Werkgebied'.

4.1.1.1 Woongebied ruimtelijke structuurschets van Zaanstad 'Dansen op het veen' Woongebied is over het algemeen monofunctioneel van opzet, namelijk wonen met mogelijkheden tot begrensde bedrijfsmatige activiteiten aan huis en enige verspreide niet hinderlijke bedrijfjes. De bereikbaarheid is zowel gericht op de auto als het openbaar vervoer. De bebouwingsdichtheid in het plangebied is laag, 30 tot 40 woningen per hectare met een beperkt voorzieningenniveau. Binnen de gebiedstypering 'Woongebied' geldt het profiel 'Nieuw-Tuinstedelijk'. Dat houdt in dat in het plangebied veel woningen met tuinen zijn en dat op overgangen naar het landelijk gebied de bebouwingsdichtheid is verdund.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 53 4.1.1.2 Zaans gemengd gebied Over het algemeen heeft in het plangebied het wonen de overhand, variërend van 40 tot 80%. Het resterende percentage wordt opgevuld door werken. Deze menging zorgt voor afwisseling en levendigheid. De bebouwingsdichtheid is wisselend en varieert tussen de 10 en 30 woningen per hectare, soms nog lager. Het voorzieningenniveau is beperkt, maar voldoet aan de eerste basisbehoefte. De gebiedstypering 'Zaans gemengd gebied' kent aan het gedeelte van Rooswijk ten noorden van de sportvelden en het noorden van Oud Koog het profiel 'Dorp' toe. Het dorpslint Hoogstraat/Lagendijk wordt hierbij gezien als een belangrijke identiteitsdrager voor Zaanstad, die bijdraagt aan een historisch besef van de stad en de wens om het dorp dorps te houden. Het profiel 'Dorp' kenmerkt zich door kleinschaligheid en een eigen karakteristiek waarmee het bijdraagt aan de identiteit van het dorp. De bebouwingsdichtheid is 30-50 woningen per hectare, met mogelijkheden om wonen te combineren met werkgelegenheid (ca. 10-20 arbeidsplaatsen per hectare). Bijzonder kenmerkend is de aanwezigheid van grootschalige en industriële bedrijvigheid in een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Het gedeelte van Oud Koog ten zuiden van de A8 wordt getypeerd als 'Zaans gemengd gebied' met het profiel 'Waterfront', één van de meest kenmerkende profielen van Zaanstad. Gelegen aan de Zaan zorgt de combinatie van plezier- en beroepsvaart voor een aantrekkelijk beeld. Uitgangspunt is het zo goed mogelijk gebruiken van bestaande vaak cultureel interessante en waardevolle gebouwen gecombineerd met nieuwbouw. Door een mix van wonen, bedrijvigheid (waaronder broedplaatsen) en voorzieningen mogelijk te maken wordt ingespeeld op de behoefte aan multifunctionele gebieden. Het voorzieningenniveau ligt op het niveau van het stedelijk/regionale voorzieningenpakket. De openbare ruimte beschikt over weinig groenvoorzieningen en de aanwezigheid, zichtbaarheid en bereikbaarheid van de Zaan is leidend. Het gebied heeft een stedelijke uitstraling en de bebouwingsdichtheid ligt tussen de 80 en 100 woningen per hectare. De bereikbaarheid per auto is matig tot redelijk, per openbaar vervoer goed tot uitstekend. Het parkeren dient in principe in de gebouwde voorzieningen te worden opgelost. 4.1.1.3 Werkgebied In een gebied getypeerd als Werkgebied heeft bedrijvigheid altijd de overhand. Binnen deze typering is voor dit plangebied het profiel 'Industrieel' van toepassing. Kenmerkend voor dit profiel is de grootschaligheid van de bedrijven en de functionele inrichting van het terrein. 4.1.2 Zichtbaar Zaans

In het ontwerp van de ruimtelijke structuurvisie Zaanstad 'Zichtbaar Zaans' zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. De ruimtelijke structuurvisie is breed zowel intern als met externe partners opgesteld. Totdat de nieuwe structuurvisie is vastgesteld, is 'Dansen op het veen' leidend voor het ruimtelijk beleid. Er is echter wel gekeken of het bestemmingsplan niet in de weg staat van de nieuwe visie. De (ontwerp) ruimtelijke structuurvisie geeft voor de verschillende delen van het plangebied de volgende gebiedstyperingen: Oud Koog kent de gebiedstyperingen Zaans gebied, Werkgebied en Recreatiegebied, binnenstedelijk; Rooswijk kent de gebiedstyperingen Woongebied en Recreatiegebied, binnenstedelijk.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 54 4.1.2.1 Werkgebied Binnen het gebiedsprofiel 'Werkgebied' wordt het bedrijventerrein met Tate & Lyle en machinefabriek Duyvis aangeduidRuimtelijke als binnenstedelijk structuurvisie Zaanstad industrieterrein. 'Zaans zicht' Deze binnenstedelijke werkgebieden staan aan de basis van de ontstaansgeschiedenis van de stad en bepalen in hoge mate het beeld van de stad. Deze bedrijven maken van oudsher deel uit van het stedelijke weefsel. Het behoud van deze binnenstedelijke werkgebieden staat voorop. Hier ligt de opgave om de bedrijven en hun omgeving beter op elkaar aan te laten sluiten. De aanwezige bedrijven bieden kansen om over nieuwe en creatieve manieren van milieuzorg na te denken en op deze wijze de milieuoverlast van de bedrijven voor hun omgeving te verkleinen. Dit geeft de omgeving betere ontwikkelingskansen en de bedrijven meer ontwikkelingsruimte. De onderlinge betrokkenheid door bijvoorbeeld het zichtbaar maken van het productieproces kunnen de bedrijven een betere inbedding in de stad geven en op deze wijze nieuwe attracties aan de stad toevoegen. De opgave is hoe de zware industrie meer dan alleen economisch, een bijdrage kan leveren aan de beleving van de stad. Deze kan bijvoorbeeld uitgroeien tot een educatieve of toeristische attractie. De aanwezigheid, zichtbaarheid en bereikbaarheid van de Zaan is leidend. De bereikbaarheid per auto is matig tot goed, per OV en fiets goed tot uitstekend. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de bedrijfsfunctie en het openbare gebied. Om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen, is parkeren op eigen terrein of gebouwd parkeren noodzakelijk. Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid, waarbij gedacht wordt aan 45 arbeidsplaatsen per hectare. Bij herstructurering ligt de nadruk op het behouden van de huidige arbeidsplaatsen. 4.1.2.2 Zaans gebied Oud Koog wordt binnen het gebiedsprofiel Zaans gebied grotendeels aangeduid als 'dorp'. Dit profiel beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zelf zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad en dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 55 De bebouwingsdichtheid is 30-50 woningen per hectare. Dit komt overeen met het gestelde in de structuurvisie 'Dansen op het veen'. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. De aangrenzende buurten zijn beschreven in 'tuinstedelijk'. Dit zijn overzichtelijke kleine eenheden onder de invloedssfeer van de linten. Gestapelde bebouwing komt bij uitzondering voor en is gerelateerd aan bijzondere huisvestingsopgaven, zoals bijvoorbeeld ouderenhuisvesting. De openbare ruimte is kleinschalig met een groene uitstraling, ondersteund door de bomen op eigen terrein. Een uitzondering hierop vormen de dijken die vanwege hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting hebben. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk, al zijn in de vorige eeuw veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn vaak gekoppeld aan de kruisingen tussen het groen- blauwe netwerk en het netwerk van de wijk. Voor de linten langs de Zaan is er een onderscheid tussen de oostzijde en de westzijde. Bij de westzijde ligt het accent op het creëren van bijzondere plekken aan de Zaan, waarbij ontwikkelingen gericht zijn op het netwerk van de aanliggende wijken en versterking van de historische structuren. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting, waarbij de uiteinden vaak zwaar worden belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is redelijk goed. De linten zijn ook drager van de langzaam verkeer structuur, al vormen ze voor fietsers veelal lange routes, die het fietsverkeer in oost-west richting belemmeren. Het zijn over het algemeen aantrekkelijke en veilige routes, maar meer oost-west verbindingen zijn wenselijk. Vervoer over water kan de verbondenheid met de Zaan en de relaties tussen de diverse kernen versterken. De dorpskernen fungeren ook als wijk- en buurtcentra. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid aanwezig is in een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Bij herstructurering wordt ingezet op: Behoud en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid; Zorgdragen voor het instandhouden van een basisvoorzieningenpakket; Vestigen van broedplaatsen, dit vooral in het transitieproces van grootschalige bedrijvigheid naar intensievere werkgelegenheid, in combinatie met wonen. Het behoudt van de industriële bebouwing is het uitgangspunt. De maat van het gebouw en zijn karakter vormen het uitgangspunt bij transformatie. 4.1.2.3 Recreatiegebied, binnenstedelijk Binnen het gebiedsprofiel 'Recreatiegebied, binnenstedelijk' worden de sportvelden in Rooswijk aangeduid als 'sportparken'. Het volkstuinencomplex, de begraafplaats en het Koogerpark worden nader aangeduid als 'parken'. Voor de sportparken ligt de nadruk op de gebruikswaarde voor sport en recreatie. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik door een verantwoorde mix van sport, recreatie en aangrenzende functies. Bij herstructurering binnen de aanduiding 'sportparken' ligt de nadruk op het verhogen van de gebruikswaarde. Het gebruik van voorzieningen van de sportclubs op sportparken (kantines en sporthallen) voor meerdere doeleinden. Aandacht voor het verbinden van de binnenstedelijke groene ruimtes met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden. Onder de aanduiding 'parken' vallen niet alleen de parken, maar ook de begraafplaatsen en volkstuinen. Samen vormen ze een belangrijk onderdeel van het groen- blauwe netwerk in de stad. Het zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden. De nadruk ligt op de gebruikswaarde en de beleving van grootschalig groen in de stad. Voor gebieden met de aanduiding 'parken' geldt dat het verbinden van deze binnenstedelijke groene ruimtes onderling en met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden de

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 56 ecologische kwaliteit van de stad versterkt . Bij herstructurering is de opgave het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere parken. Het behouden van het authentieke karakter van de kleinere oude stadsparken is een belangrijke opgave. 4.1.2.4 Woongebied Binnen het gebiedsprofiel 'Woongebied' wordt het woongedeelte in Rooswijk aangeduid als 'Nieuw tuinstedelijk'. Dit profiel is van toepassing op de meeste naoorlogse wijken met een woonprogramma dat voornamelijk uit laagbouw bestaat. De gemiddelde bebouwingsdichtheid is 30-40 woningen per hectare. In deze monofunctionele wijken zijn de voorzieningen geclusterd in winkelcentra. Verder is er nog enige ruimte voor wat geclusterde voorzieningen. Bij transformatie wordt ingezet op het verbinden van de wijkcentra door middel van de voorzieningen, verkeer- groen- en waterstructuur. Daarnaast is er een grotere differentiatie in dichtheden en woontypologieën gewenst. Hierbij wordt gedacht aan verdichting en gestapelde bouw in de nabijheid van de wijkcentra en bij de aansluiting op stations en/of het stadscentrum. Verdunnen op de overgangen naar het landelijke gebied is mogelijk. Er is een duidelijke samenhang tussen de groene inrichting van de buurten en de voortuinen. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door groene routes, ecologische verbindingen en groene straatprofielen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen. Dit om de noodzaak tot waterberging vorm te geven en voor het creëren van extra blauw-groene ruimte. De bereikbaarheid is gericht op zowel de auto als het openbaar vervoer. Het fietsnetwerk wordt versterkt om het autogebruik binnen de wijk en de wijken onderling terug te dringen. Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Bij verdichting/gestapelde bebouwing is gebouwd parkeren een wens om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Deze parkeeroplossingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bij herstructurering moeten andere, minder dominante parkeeroplossingen voor de auto worden gevonden. Bijzondere openbare ruimtes zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van inrichting. Naast de wijk- en buurtcentra is er mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, evenals voor enkele verspreide niet-hinderlijke bedrijfjes en multifunctionele gebouwen. Het uitgangspunt is ongeveer 10 arbeidsplaatsen per hectare. 4.2 Specifieke uitgangspunten

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met uitgangspunten die op een aantal strategische gebieden zijn geformuleerd. Deze strategische gebieden zijn: 1. archeologie; 2. cultuurhistorie; 3. economisch en maatschappelijk; 4. milieu; 5. openbare ruimte; 6. duurzaamheid; 7. stedenbouw; en 8. wonen. 4.2.1 Archeologie

In de bodem bevinden zich nog veel aanwijzingen uit het verleden. De cultuurhistorische waardenkaart Zaanstad geeft inzicht in de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen de gemeente. Aan deze waarden is beleid gekoppeld voor de te hanteren regels. Zo worden vijf verschillende archeologische waarden onderscheiden met elk een eigen oppervlakte en dieptemaat. De waarden geven daarmee aan voor welk gebied welke waarde geldt en waar een strenger beschermingsregime geldt. Daarmee is reeds inzichtelijk waar de waarden zich bevinden. Afhankelijk van de gebiedsspecfieke kenmerken van een plangebied kunnen één of meerdere archeologische waarden voorkomen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 57 In het bestemmingsplan Oud Koog/Rooswijk bevinden zich oude bewoningslinten. Uit archeologische onderzoeken elders in Zaanstad blijkt dat archeologische sporen langs oude bewoningslinten te verwachten zijn op een diepte van 50 cm. In het groene buitengebied is zijn vanwege het onbebouwde karakter de archeologische vindplaatsen op 30 cm diepte beginnen. 4.2.2 Cultuurhistorie

Vanuit het gemeentelijk beleid geldt als uitgangspunt het cultuurhistorisch erfgoed zien en beleven. Cultuurhistorie bevat namelijk educatieve en recreatieve waarden van het culturele erfgoed. De gebouwde cultuurhistorische waarden (monumenten) worden reeds beschermd via de Monumentenwet of de provinciale dan wel gemeentelijke monumentenverordening / erfgoedverordening. Ter uitvoering van een raadsbesluit worden monumenten - om reden van kenbaarheid - wel op de verbeelding aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' (cw). De planregels bevatten echter geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente (resp. artikel 6 en artikel 9). Om die reden wordt in het bestemmingsplan ook niet het vereiste van een sloopvergunning voor monumenten opgenomen. 4.2.3 Duurzaamheid

Het Nederlandse energiebeleid wordt sterk beïnvloed door internationale ontwikkelingen en het Europese energiebeleid. Deze doelen zijn na het verschijnen van het Kyoto protocol opgenomen in het energiebeleid. Ook de EU heeft doelen gesteld en afspraken gemaakt voor elke lidstaat met betrekking tot duurzame energie. Zo moet Nederland 6 % van het totaal aan opgewekte elektriciteit duurzaam opwekken. Het Ministerie van Economische Zaken heeft echter als doelstelling dat in 2010 9% van de opgewekte elektriciteit duurzaam moet zijn. Verder moet 17% van de elektriciteit duurzaam worden opgewekt in 2020 en moet de totale energie (dus ook warmte) voor 10% uit duurzaam opgewekte energie bestaan (de Lange, 2001). Voor de invulling van deze doelen is in het Nederlandse energiebeleid naar voren gekomen dat ca. 42-45% van de duurzame energie afkomstig zal zijn van het gebruik van biomassa. Voor de productie van elektriciteit verwacht men dat ongeveer ¾ van de gestelde 9% duurzaam afkomstig zal zijn van biomassa. Er zijn verschillende energieproductietechnologieën die als brandstof biomassa gebruiken voorhanden, namelijk verbranding, vergisting en vergassing. De gemeenteraad van Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en behoort tot de top 10 van milieuvriendelijkste gemeenten in Nederland. Om dit te bereiken komen in dit bestemmingsplan een viertal duurzaamheidaspecten omtrent energieopwekking aan de orde. In de navolgende paragrafen worden deze duurzaamheidaspecten uitgewerkt. Windenergie a. Grote windturbines Het bestemmingsplan bestaat hoofdzakelijk uit bebouwde omgeving en biedt geen ruimte voor het oprichten van grote windturbines (40 meter en hoger). Het landschap wordt op veel plaatsen als te kwetsbaar beoordeeld om overal binnen het plangebied grote windturbines op te richten. Daarom is in de ontwerp ruimtelijke structuurvisie Zaanstad 'Zichtbaar Zaans' ervoor gekozen dat grote windturbines primair alleen aan het Noordzeekanaal mogen worden gerealiseerd. b. Kleine windturbines Kleine windturbines worden van oudsher gebruikt op boten, in gebieden waar geen elektriciteitsvoorzieningen zijn en voor agrarische doeleinden. De laatste jaren zijn de kleine windturbines toenemend in beeld om elektriciteit op te wekken in de gebouwde omgeving. Ze worden geplaatst op daken van de wat hogere gebouwen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 58 Sinds eind jaren '90 is gestart met de ontwikkeling van kleine windturbines die geïntegreerd kunnen worden in de gebouwde omgeving. Dit heeft geleid tot een aantal nieuwe interessante ontwerpen, met elk een eigen karakter. Sommige turbines zijn nauwelijks zichtbaar vanaf de grond, andere zijn juist bedoeld om zichtbaar te zijn. Zoals al eerder is opgemerkt wordt het landschap maar ook de bebouwde omgeving op veel plaatsen als te kwetsbaar beoordeeld om zonder meer overal kleine windturbines op kunnen te richten. Daarom is in dit bestemmingsplan ervoor gekozen om kleine windturbines alleen toe te staan binnen de bestemmingen Bedrijf en Sport via een omgevingsvergunningprocedure. Zonnepanelen of -collectoren Het opwekken van elektriciteit met zonlicht is een duurzame methode die vrijwel overal toe te passen is. Elke woning, ieder gebouwencomplex of onbebouwde gronden kunnen PV*-panelen (PV staat voor Photo Voltaïc) geplaatst worden. Met een PV-paneel kunnen zonnestralen opgevangen worden die omgezet worden in elektriciteit. PV-cellen zijn een gemakkelijke en milieuvriendelijke manier om stroom op te wekken. Uit diverse publicaties blijkt dat zonne-energie in zijn geheel en de zonnepanelenindustrie in het bijzonder met name in Duitsland aan een grote opmars bezig is. Als gevolg hiervan nemen ook de investeringen in deze industrietak in andere Europese landen zoals België, Frankrijk, Italië en Spanje fors toe. Deze stormachtige ontwikkeling in deze vrij nieuwe, schone industrietak leek tot voor kort vrijwel aan Nederland voor bij te gaan. Maar daar lijkt verandering in te komen. Met invoering van de Wabo zijn alle zonnencollectoren en zonnepanelen op alle daken (ook aan de straatkant) vergunningsvrij, zolang ze (bij een schuin dak) dezelfde hellingshoek hebben als het dak of (bij een plat dak) op een flinke afstand van de dakrand staan. Een regeling in het bestemmingsplan is daarom niet nodig. 4.2.4 Economisch en maatschappelijk

Het bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van het vigerende beleid van de gemeente Zaanstad. Naast het beleid dat voor de gehele gemeente geldt (Hoofdstuk 3 Beleidskader), zijn op het plangebied de volgende specifieke beleidsuitgangspunten van toepassing: 1. De Structuurvisie kantoren (2004) schrijft voor dat er geen extra kantoren buiten het Inverdan gebied ontwikkeld dienen te worden. Wel is het wenselijk dat op willekeurige locaties in Zaanstad ruimte wordt gecreëerd voor zogenaamde woon-werkeenheden. In verband met de herkenbaarheid en het benodigde aantal parkeerplaatsen moeten deze eenheden vorm krijgen in kleine concentraties, zoals kantoor aan huis of een atelier. 2. Zorgfuncties (huis- en tandartsen en fysiotherapie etc...) en economische functies in de persoonlijke dienstverlening (kappers, pedicure etc...) zijn sterk in opkomst. Deze functies dragen bij aan de het voorzieningenniveau en aan de sfeer en levendigheid in de wijk. Het aantal locaties waar deze functies gehuisvest kunnen zijn, moet minimaal gelijk blijven en waar mogelijk worden uitgebreid. 3. Speelautomatenhallen mogen volgens de verordening speelautomatenhallen slechts gevestigd worden in het centrum van Zaandam, dus niet in het plangebied. 4. In de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad is het maximum aantal prostitutiebedrijven en overige seksinrichtingen gesteld op twee. Voor escortbedrijven geldt een maximum van één. Vanwege het karakter van het plangebied met voornamelijk wonen en kleinschalige bedrijvigheid is de nieuwvestiging van seksbedrijven niet wenselijk. 5. In Zaanstad wordt een coffeeshopbeleid gevoerd dat het aantal coffeeshops maximeert (maximumstelsel). Het maximum aantal coffeeshops dat wordt gedoogd bedraagt drie. Om het woon- en leefklimaat van Zaanstad niet aan te tasten worden coffeeshops buiten de (periferie van) het stadscentrum Zaandam niet toegelaten. Vanwege de juridische status van de coffeeshops en het geformuleerde coffeeshopbeleid zijn er daarom geen coffeeshops binnen het plangebied toegestaan. 6. In principe mogen in woonwijken geen nieuwe horecazaken met vrije sluitingstijden worden gevestigd. In het plangebied kunnen daar waar mogelijk initiatieven met betrekking tot horeca die gericht zijn op de versterking van de toeristische en recreatieve

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 59 aantrekkingskracht van Zaanstad aangemoedigd worden. 7. Uit het concept integraal huisvestingsplan onderwijs volgt in het algemeen de behoefte deze locaties ruim te bestemmen zodat ter plaatse naast onderwijs ook andere functies kunnen worden ondergebracht zoals buitenschoolse opvang, kinderopvang en peuterspeelzaal. 8. Het detailhandelsbeleid streeft naar versterking van bestaande detailhandelsclusters en het tegengaan van versnippering. Voor het gebied rondom het huidige A8ernA-plein is het uitgangspunt dit tot nieuw winkelhart van Oud Koog te ontwikkelen. 9. Een van de uitgangspunten in het Aanpakplan Toerisme Zaanstreek is om in de hele gemeente toerisme en verblijf in de Zaanstreek te bevorderen. Dit kan worden gestimuleerd door bed & breakfast gemeentebreed onder voorwaarden toe te staan vanuit de gedachte dat zo toerisme en verblijf gestimuleerd worden. 4.2.5 Groen

Omdat in het gehele plangebied de openbare ruimte weinig kwaliteit heeft -de buurtjes zijn stenig van karakter en parkeren bepaalt vaak het beeld van de openbare ruimte - is het behoud van structureel dan wel minder structureel groen van belang voor de kwaliteit van de leefbaarheid. Het is van belang dat deze groenvoorzieningen behouden blijven. 4.2.6 Recreatie

Volkstuinen zijn van belang voor de stedelijke leefomgeving en hebben voor veel stadsbewoners een belangrijke betekenis. Vanuit die optiek is in de Nota Ruimte een verzoek aan gemeenten gedaan om volkstuinen bij herstructurering zoveel mogelijk te ontzien en de aanleg van nieuwe volkstuinen te stimuleren. De gemeente Zaanstad sluit zich bij dit verzoek aan en zet zich in voor behoud van de volkstuinen in de stad. De volkstuinen in dit bestemmingsplan behouden dus hun huidige functie. 4.2.7 Stedenbouw

Het bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van de specifieke stedenbouwkundige uitgangspunten voor het plangebied. De volgende uitgangspunten zijn van toepassing: 1. De karakteristieken van het gebied moeten worden behouden door handhaving van het beschreven profiel (zie paragraaf 4.1 Algemene uitgangspunten). 2. De inrichtingstructuur c.q. het verkavelingspatroon van het plangebied moet behouden blijven. Daarnaast is het behouden van open (openbare) ruimte van belang voor de leefbaarheid van een straat en/of wijk. 3. Bij het bepalen van de bouwmogelijkheden worden het bouwvlak en (voor)gevelrooilijn als richtinggevende instrumenten gebruikt. 4. Bebouwing in tuinen (het deel van het erf voor de voorgevelrooilijn) wordt niet wenselijk geacht. Bijbehorende bouwwerken op gronden grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied kunnen immers grote invloed hebben op de begrenzing van de openbare ruimte en het bebouwingsbeeld vanuit de openbare ruimte. 4.2.8 Wonen

4.2.8.1 Bed & Breakfast Het behoud van onder meer bijzondere, historische woningen is van belang voor de kwaliteit van het landschap. Met het oog op de instandhouding is het denkbaar dat in het bestemmingsplan ruimte wordt geboden voor een nevenactiviteit in de vorm van 'Bed & Breakfast' waar reeds wonen is toegestaan. Bed & Breakfast dient binnen de bestaande bebouwing te worden gerealiseerd. 4.2.8.2 Woonschepen Binnen het plangebied zijn geen woonschepen aanwezig. Als gevolg van de vastgestelde woonschepennota en verordening worden in het plangebied geen ligplaatsen voor woonschepen toegestaan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 60 4.2.8.3 Beroeps- of bedrijfsactiviteiten in combinatie met wonen De gemeente vindt het wenselijk om kleinschalige activiteiten aan huis mogelijk te maken. Deze activiteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie Wonen'. Het is een laagdrempelige vorm om een nieuw bedrijfje op te starten. Als een grotere oppervlakte benodigd is, zal het bedrijf in principe moeten verhuizen naar een geschikte locatie elders. Deze regeling is dus duidelijk bedoeld als 'opstapmogelijkheid' voor jonge bedrijven of zeer kleinschalige bedrijven die niet of nauwelijks overlast bezorgen. Dit sluit aan bij de economische uitgangspunten, zoals opgenomen in paragraaf 4.2.4. 4.3 Ontwikkelingen

Voor het gehele plangebied is een analyse gemaakt van specifieke ontwikkelingen, die in deze paragraaf kort aan de orde komen. De aandachtspunten zijn de volgende. 4.3.1 Zaan - IJ

Zaanstad is zich breed aan het oriënteren op de toekomst en wil haar positie binnen de metropoolregio Amsterdam versterken. De karakteristieke Zaanse kwaliteiten en de gunstige ligging binen de regio bieden volop kansen voor een aantrekkelijk en divers vestigingsklimaat, zoals ook verwoord in de nota Zaans evenwicht en de Ruimtelijke en economische structuurvisies. In dat kader is een stedenbouwkundige verkenning gedaan naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de gebieden langs de Zaan en het IJ en naar de mogelijkheden om de relatie tussen Zaanstad en Amsterdam te versterken. Het historisch landschap van Zaan en IJ is daarbij drager. Tate & Lyle is gesitueerd aan het stuk Zaan dat wordt omschreven als 'De wijde Zaan'. Er is onderzocht welke ontwikkelingsmogelijkheden er ontstaan als dit bedrijf zou besluiten zijn bedrijfsactiviteiten te verplaatsen. Het bedrijfsterrein vormt van oudsher een dicht bebouwde stedelijke kaap, waar ook bij herbestemming een dichte stadsbebouwing aantrekkelijk is. Door vroegere vaarten opnieuw uit te graven ontstaat een die rechtstreeks bereikbaar wordt vanaf de Zaan. Daarbij passen hoge en stoere woon- en werkgebouwen, direct aan het water met publieksfuncties in de plint. De vaarten zorgen voor aansluiting op het waternetwerk en een verbinding met het Kogerpark. Zo zou een eigentijds Venetië aan de Zaan ontstaan. De westzijde van de Lagedijk biedt goede kansen voor een aantrekkelijk laagbouwmilieu dat naadloos aansluit op de bestaande wijken. Een voorwaarde voor herontwikkeling is een aanzienlijke beperking van de milieubelasting (geur en geluid) van overige bedrijven in de nabijheid, zoals ADM Cocoa en Gerkens Cacao. Vanuit het milieuplan Zaan & IJ wordt dit gebied niet als bijzonder kansrijk gezien en worden eventuele ontwikkelingen pas op de lange termijn mogelijk geacht. Om deze reden is in het bestemmingsplan uitgegaan van de bestaande situatie. In het ruimteplan Zaan/IJ is ook gekeken naar het stationsgebied Koog-Zaandijk en de verbinding met Zaan/IJ. De kruising van het spoor- en het wegverkeer vormt hierbij een probleem. Hiervoor zijn twee oplossingsrichtingen verkend waarin het knelpunt van de kruising tussen weg en spoor op verschillende manieren is opgelost. De eerste oplossing is een verdiepte ligging van de Provincialeweg, waarin de Guisweg uitsluitend voor Langzaamverkeer wordt bestemd en de auto een nieuwe onderdoorgang krijgt aan de zuidkant van het Station tegenover de Stationsstraat. Hierdoor wordt een aantal woningen aan de Provincialeweg moeilijk bereikbaar. Het alternatief is een verdiepte ligging van het spoor. De oplossing van het knelpunt vraagt verder onderzoek. Voor de ontsluiting van het gebied Zaan/IJ is het van belang dat de route naar het station via de Stationsstraat wordt hersteld. Het gaat hierbij vooral om herinirichting. Het bestemmingsplan staat dit niet in de weg.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 61 4.3.2 Zaans Proeflokaal

Zaanstad kent een lange en rijke geschiedenis met bedrijvigheid, waarbij wonen en werken onlosmakelijk met elkaar verweven zijn. Van deze intensieve historische menging resteren anno 2009 nog tientallen binnenstedelijke bedrijventerreinen. Ondanks de historische verbondenheid tussen deze bedrijven en de stad, begint hun aanwezigheid meer en meer te knellen vanwege de groeiende woningbouwopgave en toenemende milieukwaliteitseisen. Inmiddels loopt Zaanstad tegen de grenzen aan van haar beleid: uitplaatsing van bedrijven legt een claim op het groene buitengebied, is in veel gevallen onbetaalbaar (uitkoop, bodemsanering, etc) terwijl de verwachte afname van milieudruk in sommige gevallen zelfs nihil is (als gevolg van grote hindercirkels, windrichting). Tevens vraagt de behoefte vanuit de bevolking aan meer levendigheid, variatie en leefbaarheid in de eigen leefomgeving om beantwoording. Vanuit dit beeld is in de afgelopen decennia de opvatting gegroeid: functiemenging waar kan, functiescheiding waar nodig. Om aan deze wens tegemoet te komen en om verdere claims op het buitengebied (en daarmee samenhangende verrommeling) te beperken is een andere en meer intensieve aanpak van de binnenstedelijke bedrijventerreinen nodig. De uitdaging van het Zaans Proeflokaal is om wonen werken, milieu en leefbaarheid in combinatie te blijven zien en te herontwikkelen. De verwevenheid is historisch en zal in de toekomst ook manifest zijn. De aanpak van problemen op binnenstedelijke bedrijventerreinen fungeert dan als hefboom voor (binnen)stedelijke ontwikkeling waarmee een groot aantal sociale, economische en milieuproblemen tegelijkertijd opgelost kunnen worden. In het gebied Wijdezaan (waar onder meer Tate & Lyle en Duyvis gevestigd zijn) komen knelpunten op het gebied van geur en geluid samen. Om het gebied beschikbaar te maken voor ontwikkelingen dienen vergaande maatregelen genomen te worden, voor zowel geur als geluid in combinatie met eventueel een vertrek van de bedrijven Tate & Lyle en Duyvis. Vanuit het milieuplan Zaan & IJ wordt dit gebied niet als bijzonder kansrijk gezien en worden eventuele ontwikkelingen pas op de lange termijn mogelijk geacht. Om deze reden is in het bestemmingsplan uitgegaan van de bestaande situatie. 4.3.3 Task Force Ruimtewinst

De provincie Noord-Holland heeft een assist uitgevoerd in het kader van de Task Force Ruimtewinst voor de stationslocatie Koog-Zaandijk. De opdracht aan de Taskforce Ruimtewinst was het schetsen van een toekomstperspectief voor het gebied rond Station Koog-Zaandijk (inclusief Fortuinweg), het bezien van de relatie tussen sport (inclusief sporthal) en woningbouw, het versterken van de aantrekkingskracht van Zaanse Schans en het zoeken van oplossingen rond infrastructuur en bereikbaarheid. Wensen van de gemeente zijn daarbij een sporthal voor de korfbal, het versterken van het imago van Koog-Zaandijk, het komen tot een zoekgebied voor woningbouw en een betere benutting van het stationsgebied. De Task Force Ruimtewinst is met de volgende potentiële oplossingen gekomen: Een combinatie van wonen en sporten met bedrijven op de huidige locatie van de sportvelden; Het verplaatsen van de voetbalvelden naar het gebied tussen de Fortuinweg en het Natura-2000 gebied; Het verplaatsen van het station zuidelijk naar de A8, waar het als transferium, een overstappunt voor automobilisten op het openbaar vervoer, dienst kan doen. Bij een toename van het verkeersaanbod door het doortrekken van de A8 naar de A9 kan dit transferium uitgroeien tot een aantrekkelijke plek voor bijvoorbeeld een grote bioscoop, een grote sportschool of een wellnesscentrum; Het creëren van een wandelroute langs Zaan en industrieel erfgoed naar de Zaanse Schans. De Task Force Ruimtewinst wordt gevolgd door een gebiedsverkenning. Onderdeel van de gebiedsverkenning zal eveneens zijn het project spoorse doorsnijding, de doorsnijding van het spoor ter plaatse van de Guisweg. Onlangs heeft de raad besloten extra krediet beschikbaar te

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 62 stellen voor een nadere bestudering van de gemaakte en besproken plannen. In dit stadium zijn er nog geen concrete ontwikkelingen die kunnen worden vertaald in dit bestemmingsplan. Om deze reden is ervoor gekozen de feitelijk bestaande en vergunde situaties in het bestemmingsplan als zodanig te bestemmen. 4.3.4 Park Rooswijck

In 2009 heeft de belangenvereniging Harpstraat ruim 800 handtekeningen opgehaald om een burgerinitiatief in te kunnen dienen bij de gemeenteraad. De bewonersvereniging Harpstraat heeft het burgerinitiatief aangemeld op 17 december 2009. Het burgerinitiatief bestaat uit het aanleggen van een natuurvriendelijk park op het zogeheten 'Bam terrein' en de aanliggende gronden buiten het Natura 2000 gebied aan de Fortuinweg in Rooswijk te Zaandijk. Het beoogde terrein maakt onderdeel uit van de Task Force Ruimtewinst (TFR). In de TFR wordt dit gebied genoemd als mogelijke locatie om sport te realiseren. Wanneer er een ondertunneling komt van het spoor en woningbouw plaatsvindt in het gebied tussen de A8 en de Guisweg, dan kunnen de sportvelden en/of andere voorzieningen verplaatst worden naar het gebied. Een deel van het terrein is in het huidige bestemmingsplan tot maatschappelijke doeleinden bestempeld. Deze bestemming dient behouden te blijven om het gebied voorde toekomst niet op slot te zetten en zodoende de ontwikkeling in het kader van TFR te frustreren. Beide initiatieven hoeven evenwel niet strijdig met elkaar te zijn. Ruimte voor sport in een parkachtige omgeving is een mogelijke uitwerking voor dit gebied. Een integrale studie binnen het kader van de ontwikkelingen rondom het station Koog-Zaandijk kan de planologische, financiële en ruimtelijke consequenties van sport in combinatie met park goed in beeld te brengen. Pas bij een integrale studie zijn ook de kosten goed in beeld te krijgen. Besloten is om het burgerinitiatief verder te betrekken bij de Task Force Ruimtewinst en de Spoorse Doorsnijding, om zo de planologische, financiële en ruimtelijke consequenties integraal in beeld te brengen. Om deze reden is ervoor gekozen de feitelijk bestaande en vergunde situaties in het bestemmingsplan als zodanig te bestemmen. 4.3.5 Project A8ernA

Door het project A8ernA heeft zich in Oud Koog een nieuw wijkhart met ontmoetingsruimte en winkels ontwikkeld. De aantrekkingskracht van de supermarkt Albert Heijn, het stedenbouwkundig concept en de verkeersstructuur (A8, viaduct, Zaan) maken dit gebied tot een bijzondere plek in Zaanstad met een duidelijke ontwikkelpotentie. Het stedenbouwkundige plan wat hieraan ten grondslag heeft gelegen heeft verschillende prijzen gewonnen. Sleutelwoorden voor het project zijn transparantie en openheid. Naar aanleiding van een bouwaanvraag voor het realiseren van drie winkelunits onder het viaduct is een haalbaarheidsonderzoek gedaan naar uitbreidingsmogelijkheden passend binnen het stedenbouwkundig concept van A8erna. In 2009 zijn deze voorgelegd aan de aanvrager, met als voorwaarde dat een oplossing gezocht zou worden voor de vereiste parkeergelegenheid. De aanvrager is hier destijds niet verder op ingegaan. De wens om uitbreiding van het winkelareaal is echter nog steeds actueel en bestuurlijk bestaat de wens om dit idee op haalbaarheid te (laten) onderzoeken. Uit een aantal zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan is gebleken dat een uitbreiding van de supermarkt op weerstand stuit. Aangevoerd wordt onder andere dat uitbreiding zal leiden tot een verkeers- en parkeerproblematiek, het stedenbouwkundige concept A8erna wordt aangetast en dat auteursrechten van de architect/ ontwerper en de beeldend kunstenaars van A8ernA zullen worden aangetast. Ter tegemoetkoming aan deze ingekomen zienswijzen en ter waarborging van het project A8ernA zijn nadere randvoorwaarden opgenomen alvorens het college plan van de wijzigingsbevoegdheid gebruik kan maken: Het gaat om de volgende voorwaarden

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 63 a. vóór het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient er een stedenbouwkundige uitwerking te worden opgesteld in samenspraak en in overeenstemming met de ontwerpers van het project A8ernA en de daarin opgenomen kunstwerken, waarin de voorgestane uitbreiding wordt uitgewerkt in concrete richtlijnen. Het begrip 'ontwerpers' dient daarbij ruim te worden opgevat: het gaat expliciet om alle bij A8ernA betrokken ontwerpers: de architect van het stedenbouwkundig concept , de beeldend kunstenaars van de aanwezige kunstwerken en de gemeente Zaanstad. in de stedenbouwkundige uitwerking wordt onder andere ingegaan op: de gevolgen van de uitbreiding op de bestaande ruimtelijke kwaliteit; de gevolgen van de uitbreiding op de bestaande functionele inrichting; de gevolgen van de uitbreiding op bestaande/ oorspronkelijke zichtlijnen en de bestaande kunstwerken; de inpassing van parkeervoorzieningen; reclame-uitingen'; materiaal- en kleurgebruik; b. voor parkeren moet worden voldaan aan de voorwaarden uit de Parkeernota 2009; c. maximale bouwhoogte van de uitbreiding mag de bestaande bouwhoogte van de supermarkt bedragen. Bovenstaande voorwaarden zijn opgenomen in een in artikel 12 (Verkeer) opgenomen wijzigingsbevoegdheid opgenomen ex. artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening. Met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid kan - indien aan de hierboven benoemde randvoorwaarden is voldaan - de uitbreiding worden gerealiseerd via een wijzigingsprocedure ex. artikel 3.9a Wro .Artikel 3.9a Wro regelt de procedure van de wijzigingsbevoegdheid en verklaart de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Awb van toepassing. Dat betekent een ter inzage legging gedurende zes weken, gedurende welke termijn belanghebbenden (dus niet een ieder zoals bij het bestemmingsplan) schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren kunnen brengen. Ingevolge art. 8.2, lid 1, onder c Wro, staat tegen een wijzigingsplan rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

4.3.6 Onderwijshuisvesting

Door een afname van het aantal schoolgaande kinderen zal in de gebouwen van De Zoeker aan de Fortuinlaan 12 en 16 in Rooswijk een overcapaciteit gaan ontstaan. De locaties van de scholen voor Speciaal Basis Onderwijs Sjalom (Rooswijkplein 10) en de Mr. G.T.J. de Jonghschool (Tamboerijnhof 22) zullen mogelijk vrijkomen bij een toekomstige verhuizing in het kader van het begeleid Onderwijs en Zorg-project. Deze scholen zullen zich dan mogelijk gezamenlijk kunnen vestigen in de wijk Pelders- / Hoornseveld. In dat geval kunnen de locaties worden ingezet voor huisvesting van basisschool De Zoeker en zal het gebouw van De Zoeker vrijkomen voor een andere functie zoals wonen. Ook de Piramide aan de Boschjesstraat 66 in Oud Koog zal naar verwachting te maken krijgen met overcapaciteit. Een optie is een gezamenlijke huisvesting van De Lindenboom en Piramide op deze locatie. Het gebouw zal daarvoor uitgebreid moeten worden. Voor de Lindenboomschool aan de Raadhuisstraat 57 zal worden onderzocht of deze school kan worden betrokken bij de ontwikkeling van de plannen voor A8erna. Deze ontwikkelingen worden vooralsnog niet opgenomen in het bestemmingsplan. 4.3.7 Herontwikkeling Bannehof

In 2011 zal de gemeente een nieuw stadhuis in gebruik nemen in Inverdan, het nieuwe stadshart van Zaandam. Hierdoor komt het huidige gemeentehuis aan het Bannehof in de wijk Rooswijk vrij voor herontwikkeling. De ontwikkeling zal met een aparte ruimtelijke procedure worden gerealiseerd en daarom is de bestaande situatie opgenomen in dit bestemmingsplan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 64 4.3.8 Projectbesluit Pinkzicht

Op 27 juli 2011 heeft het college van b en w een projectbesluit genomen voor een bouwinitiatief voor het bouwen van 3 eengezinswoningen op de locatie tussen Pinkstraat, Boschjesstraat en Kieftstraat te Koog aan de Zaan. De gemeente Zaanstad heeft geoordeeld dat aangevraagde bouwplan een gewenste ruimtelijke ontwikkeling is en heeft aan dit voornemen haar medewerking willen verlenen. Dit projectbesluit – een zelfstandige procedure op basis van de Wro- was abusievelijk niet in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. De woningen zelf vallen onder artikel 16 Wonen, dat een koppeling kent met de verbeelding waarop de betreffende woningen zijn opgenomen. 4.3.9 Kamers met kansen

Het doel van een Kamers met Kansenproject is beperkt redzame jongeren van 18-25 jaar op weg te helpen naar een zelfstandig bestaan, door hen huisvesting en begeleiding te bieden. In 2008 ondertekenden de gemeente Zaanstad, woningcorporatie Parteon en elf partijen in zorg en welzijn een intentieverklaring om zo'n project in Zaanstad te ontwikkelen. Vier partijen te weten de gemeente Zaanstad, woningcorporatie Parteon, GGD Straathoekwerk en het Regio College gaven er uitwerking aan, wat in oktober 2011 resulteerde in een vastgesteld projectplan. Dat ligt aan de basis van de samenwerkingsovereenkomst, die deze vier partijen en het RIBW ZWWF op 16 januari 2012 tekenden. Woningcorporatie Parteon stelt voor de huisvesting van zelfredzame én beperkt redzame jongeren, een locatie in Koog aan de Zaan beschikbaar. In de 33 zelfstandige en 10 niet-zelfstandige wooneenheden (voor 2 bewoners per eenheid) kunnen in totaal 53 jongeren wonen (waarvan tweederde beperkte redzame jongeren). Het complex aan de Leeghwaterstraat in Koog aan de Zaan g bestaat/bestond uit 45 tweekamerappartementen in een rustige buurt, in de nabijheid van diverse voorzieningen. Parteon wilde al langer iets met het complex, omdat het verouderd is en de leefbaarheid in de buurt onder druk staat. KmK kan een nieuwe impuls aan het gebouw en haar bewoners geven. Het Kamers met kansenproject richt zich op jongeren van 18 tot 25 jaar die in een stabiele woonsituatie in staat en bereid zijn de volgende stappen te zetten naar zelfstandigheid. De nieuwe bewoners zijn gemotiveerd om aan hun toekomst te werken. Een wooncoach van het RIBW ZWWF stimuleert de jongeren, die overdag een opleiding volgen of werken. Met de jongeren worden afspraken gemaakt over hun inspanningen en de regels die in huis gelden. Zij verblijven maximaal twee jaar in dit complex. Voornoemd project wordt direct met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt in het complex aan de Leeghwaterstraat nrs. 6- 100.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 65 Hoofdstuk 5 Onderzoeken In deze paragraaf komen de uitkomsten en de resultaten van de voor het bestemmingsplan verrichte onderzoeken aan de orde. 5.1 Milieu

Voor het plangebied wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. In verband hiermee is een milieuonderzoek uitgevoerd naar de milieueffecten binnen het plangebied. Het plangebied is onderverdeeld in twee deelgebieden, namelijk: 1. Rooswijk, dat kan worden getypeerd als een rustige woonwijk; en 2. Oud Koog, dat bestaat uit woonwijken en gemengd gebied. Binnen het plangebied zijn de volgende milieuaspecten onderzocht: Milieuaspecten van gevestigde bedrijven Geluid Externe veiligheid Geur Luchtkwaliteit Bedrijven Bodem Natuurwaarden Duurzaamheid 5.1.1 Geluid

Binnen het bestemmingsplan zijn de aspecten Industrielawaai, railverkeerslawaai en wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende: Industrielawaai Een klein deel van het bestemmingsplan is gelegen binnen de zones van de industrieterreinen ZBB-Amylum (thans Tate en Tyle B.V.) en Cacao De Zaan (thans ADM Cacoa) . Binnen deze geluidszone zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen voorzien. Railverkeerslawaai Door het bestemmingsplangebied Oud Koog Rooswijk loopt de spoorlijn Zaandam-Uitgeest. Binnen de geluidszone van deze spoorlijn zijn geen geluidgevoelige bestemmingen voorzien. In het gebied met een hogere geluidsbelasting dan 68 dB zijn geen geluidgevoelige functies mogelijk. In het ontwerpbestemmingsplan zijn in genoemd gebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen voorzien. Wegverkeerslawaai Door het bestemmingsplangebied loopt een aantal wegen met een hoge verkeersintensiteit, zoals de Provincialeweg en de A8. Binnen de 53 dB contour van de A8 en de 63 dB contour van de Provinciale weg zijn in principe geen geluidgevoelige functies mogelijk. De 53 db contour van de A8 heeft een groot ruimtebeslag. In het ontwerpbestemmingsplan zijn in het gebied langs de A8 met een geluidsbelasting hoger dan 53 dB gebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen voorzien. 5.1.2 Externe Veiligheid

Binnen het bestemmingsplan zijn de risicodragende activiteiten bij inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen door het bestemmingsplan onderzocht. Het ontwerpbestemmingsplan is door de Veiligheidsregio Zaanstraak Waterland beoordeeld. De veiligheidsregio geeft in haar advies aanbevelingen waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. Het onderzoek naar de risico's van de hoge druk aardgasleidingen ligt ter beoordeling bij de veiligheidsregio. Bevi-inrichtingen Binnen het plangebied bevinden zich twee risicovolle bedrijven:

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 66 1. LPG-tankstation Bako, Fortuinweg 3 2. Tate & Lyle Amylum Nederland b.v., Lagedijk 5 De plaatsgebonden risicocontouren van deze bedrijven zijn op de verbeelding aangegeven. LPG-tankstation Bako Op grond van de regeling 'externe veiligheid inrichtingen' (REVI) geldt er een plaatsgebonden risicocontour met een straal van 45m bij een jaarlijkse doorzet van 1000m3. Deze 1000 m3 is een ondergrens. In de kwalitatieve risicoanalyse (QRA) is van een maximale doorzet van 500 m3 uitgegaan. Ten tijde dat deze QRA werd opgesteld was in het concept REVI sprake van een ondergrens voor de doorzet van LPG van 500 m3 vandaar dat het plaatsgebonden risico bij deze doorzet is berekend. Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico van het tankstation onder de oriënterende waarde ligt. Voor de berekening van het groepsrisico is men uitgegaan van een LPG-doorzet van maximaal 500 m3. Omdat de werkelijke doorzet minder is dan 500 m3 is de uitkomst van de groepsrisicoberekening een overschatting van het groepsrisico. Het groepsrisico van BAKO is daarom verantwoord. Tate & Lyle Amylum Nederland b.v. Door de grote hoeveelheid opgeslagen chemicaliën is het Besluit "externe veiligheid inrichtingen" (BEVI) op dit bedrijf van toepassing. De chemicaliën zijn opgeslagen in de gebouwen 19, 33 en 47. In verband met de realisatie van een apotheek en huisartsenpraktijk aan de Lagendijk 1-3 is het plaats gebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR)van Tate en Lyle onderzocht. Uit het onderzoeksrapport "toetsing van de vestiging van een Ahoed aan het BEVI" blijkt dat er geen plaatsgebonden risico contour aanwezig is voor de opslaggebouwen 19 en 33. Alleen voor gebouw 47 geldt er een kleine PR-contour. Deze contour ligt op het eigen terrein van Tate en Lyle. Het groepsrisico van de chemicaliënopslagen is berekend als nihil. Vervoer van gevaarlijke stoffen Binnen of langs het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd via weg, water en buisleidingen. Weg Op 24 juni 2008 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad ingestemd met de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de nieuwe situatie is het aantal mensen dat blootgesteld wordt aan risico's in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg afgenomen doordat het tracé waarover gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden verkleind is. Door het plangebied loopt de rijksweg A8. Deze weg maakt onderdeel uit van de routering gevaarlijke stoffen. De veiligheidssituatie rond de route voor gevaarlijke stoffen is aanvaardbaar omdat de plaatsgebonden risicocontour niet buiten de weg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt en omdat het groepsrisico binnen 200 m langs de route voor gevaarlijke stoffen zich onder de oriënterende waarde voor groepsrisico bevindt. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. In de strook van 200 meter langs de route worden in principe geen nieuwe extra woningen toegestaan. Mocht dit in de toekomst wijzigen dan zal er een toetsing moeten plaatsvinden aan het PR en GR. Zie ook de bijlage 'Externe veiligheid route gevaarlijke stoffen'. Water Ten westen van het plangebied stroomt de Zaan. Hierover vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen. De zaan is in het basisnet water aangewezen als 'groene' vaarweg hierdoor gelden er geen risicocontouren, en hoeft het groepsrisico langs de zaan niet verantwoord te worden en heeft de Zaan geen plasbrandaandachtsgebied Buisleidingen In het plangebied bevinden zich 40 bar hoge druk aardgastransportleidingen van de Gasunie. De hoge druk aardgastransportleiding komt het plangebied binnen langs de provinciale weg N203. Vervolgens loopt de gasleiding door Oud Koog en verlaat via de Guisweg weer het plangebied. De buisleiding langs de N203 en door Oud Koog betreft een hoge druk aardgasleiding van 40 bar, met een doorsnede van 12 inch. Vanaf de Guisweg betreft het een hoge druk aardgasleiding van 40 bar met een doorsnede van 16 inch. Voor deze buisleidingen

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 67 is een QRA uitgevoerd. Naar aanleiding van de QRA had de veiligheidsregio Zaanstreek waterland geen opmerkingen waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. 5.1.3 Geur

Het plangebied wordt redelijk zwaar belast als gevolg van enkele geuremitterende bedrijven rondom het plangebied. Het betreft voornamelijk bedrijven uit de levensmiddelenindustrie. In de wijken Oud Koog en Rooswijk ligt het percentage mensen dat geurhinder ondervindt volgens de Zaanpeiling 2007 op respectievelijk 85% en 57%. Direct buiten het plangebied bevinden zich de volgende geuremitterende bedrijven: Aarhus Karlhamn, Pielkenrood, ADM Cocoa, Zaanse Olierafinaderij, Cargill. Binnen het plangebied ligt zetmeelfabriek Tate & Lyle. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de milieuvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen. De geuremitterende bedrijven liggen ten oosten van het plangebied. Omdat de heersende windrichting zuidwest is valt de werkelijke geurbelasting gezien de nabijheid van de geuremitterende bedrijven nogal mee. 5.1.4 Luchtkwaliteit

Binnen het plangebied is de luchtkwaliteit voor de stoffen stikstofdioxide, fijn stof, benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en bezo(a)pyreen onderzocht. Hieruit blijkt dat de grenswaarden voor NO2 en Fijnstof in 2009 en 2019 niet worden overschreden. 5.1.5 Bedrijven

Binnen het plangebied is de milieu-invloed van de bestaande bedrijven onderzocht. Hieruit blijkt dat bijna alle bedrijven goed in hun omgeving passen. Enkele bedrijven hebben een milieuzone die iets groter is dan hun afstand tot de dichtstbijzijnde woonbestemming rechtvaardigt. Deze bedrijven krijgen een bestemming op maat. Het betreft de volgende bedrijven: LPG-tankstation Bako, Fortuinweg 3; Tate & Lyle Amylum Nederland b.v., Lagedijk 5; machinefabriek Duyvis, Schipperslaan 15; 5.1.6 Natuurwaarden

In 2009 is een onderzoek verricht naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied "Natuurwaarden Oud-Koog en Rooswijk te Zaandam". Er is een inventarisatie gedaan van de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Het onderzoek leidt tot de volgende conclusies; Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor zwaar beschermde soorten uit de soortengroepen planten, vissen amfibieën, vogels en kleine zoogdieren. De belangrijkste natuurwaarden in het plangebied zijn momenteel aanwezig in het westelijke deel van Rooswijk. Hier kunnen zwaar beschermde soorten voorkomen. Het dicht bebouwde gedeelte van Rooswijk, zeker het nieuwe gedeelte, is voor flora en fauna het minst interessant. Alleen het verblijf van algemene vleermuissoorten en van beschermde vissen in de wateren is hier mogelijk. In de wateren van het plangebied is het voorkomen van de zwaarder beschermde bittervoorn, rivierdonderpad en kleine modderkruiper nergens op voorhand uit te sluiten hoewel sommige typen wateren geen potentie hebben. Alleen in het westen van Rooswijk is enige potentie voor rugstreeppad. In het gehele plangebied kunnen algemene bos-,struweel- en tuinvogels voorkomen. Vooral Rooswijk West heeft tevens broedvogels van meer open terrein, waaronder interessante rietvogels. Verspreid in het plangebied is potentie voor verblijven van verschillende jaarrond

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 68 beschermde vogels. Verspreid in het plangebied komen vleermuissoorten voor, zij gebruiken het terrein als jachtgebied of als verblijfplaats (vooral gebouwen). De oude, bebouwde delen van het plangebied zijn het meest geschikt voor verblijven van deze soortgroep. Potenties voor vleermuizen vallen hier vaak samen met die van broedende gierzwaluwen. In het plangebied komen naar verwachting een aantal licht beschermde niet-vliegende zoogdiersoorten voor. In Rooswijk West komen naar alle waarschijnlijkheid zowel de zwaar beschermde noordse woelmuis als de waterspitsmuis voor. In het kader van de natuurbeschermingswet geldt er een zorgplicht en verbodsbepalingen t.a.v. beschermde flora en fauna. Omdat er geen ingrijpende ontwikkelingen voorzien zijn in het bestemmingsplan gelden er geen beperkingen ten aanzien van de Flora- en Faunawet. Als in de toekomst ontwikkelingen zullen plaatsvinden, zoals het verplaatsen van de sportvelden naar de Fortuinweg, moeten mitigerende maatregelen worden getroffen. 5.1.7 Bodem

Binnen het plangebied is op verschillende locaties de bodem onderzocht. Hieruit blijkt dat op diverse locaties binnen het bestemmingsplan lichte tot sterke verontreinigingen voorkomen. Met ruimtelijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan dient hiermee rekening te worden gehouden. Voor iedere bouwlocatie dient een verklaring van geen bezwaar te worden afgegeven door de gemeente Zaanstad, alvorens er kan worden gebouwd. 5.1.8 Duurzaamheid

Het plangebied zal zoveel mogelijk duurzaam worden ontwikkeld. Op procesniveau zullen de sociaal-culturele, economische en ecologische/milieu (als onderdeel van de fysieke) aspecten integraal worden afgewogen. Deze aspecten zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving in het plangebied. 5.2 Planmer

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of een plan-m.e.r. noodzakelijk is. Dit is het geval als er sprake is van de volgende situatie: 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting; 2. tevens geldt dat, indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is. In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-m.e.r. vallen. Het plangebied grenst aan het natuurbeschermingsgebied Westzaan, dat als Natura 2000 gebied is voorgedragen. Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter en maakt geen activiteiten mogelijk die een significant effect hebben op de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000 gebied. Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden ,dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-m.e.r.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 69 5.3 Water

5.3.1 Organisatie

Het rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteitsbeheer en -kwantiteitsbeheer wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, evenals het beheer van de waterkeringen. Als beheerder zijn zij verantwoordelijk voor de veiligheid tegen overstromingen. Het rioolbeheer wordt uitgevoerd door de gemeente Zaanstad. 5.3.2 Waterkeringen

De Raadhuisstraat, Lagendijk en Hoogstraat maken deel uit van de boezemkeringen van de Schermerboezem en moeten worden aangemerkt als dijk. In de keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier worden waterkeringen onderverdeeld in het dijklichaam en een aangrenzende beschermingszone. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het dijklichaam en de beschermingszone bepaalde handelingen verboden. Het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap kan van deze verboden ontheffing verlenen in de vorm van een watervergunning. 5.3.3 Oppervlaktewater

Het deel van het plangebied gelegen ten westen van de Raadhuisstraat, Lagendijk en Hoogstraat behoort waterhuishoudkundig tot de polder Westzaan. Het waterpeil in de polder Westzaan is NAP –1,04 m. In het oude deel van plangebied ten oosten van de provinciale weg is door verstedelijking relatief weinig water aanwezig. In de nieuwe delen ten westen van de provinciale weg en rond de sportterreinen is wel veel oppervlaktewater aanwezig. De watergangen staan in open verbinding met de landelijke polder Westzaan. De sportterreinen zelf hebben een lager peil, omdat deze in een onderbemaling liggen. De Sluissloot heeft door middel van een sluis een verbinding met de Zaan en een beperkte functie voor de recreatieve scheepvaart. De bebouwing oostelijk van de Raadhuisstraat, Lagendijk en Hoogstraat is buitendijks gebied en hoort waterhuishoudkundig bij het Schermerboezem, waar de Zaan een onderdeel van vormt. Het waterpeil van de Zaan is NAP –0,50 m. Het dempen van water dient één op één gecompenseerd worden. Omdat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren zal toename van verharding, door bijvoorbeeld nieuwbouw, gecompenseerd moeten worden. De nieuwbouw rond het voormalig stadhuis zal op deze compensatie eisen getoetst moeten worden. Het dempen van boezemwater is niet toegestaan. Bijzondere regels gelden ten aanzien van de Zaannormaallijn. Aan de landzijde mag gedempt worden. In de Zaan is het onder voorwaarden toegestaan steigers te bouwen. Ontheffingen voor het bouwen van steigers kunnen verleend worden door het Hoogheemraadschap. Het beleid en voorwaarden voor het verlenen van deze ontheffingen zijn vast gelegd in het beleidsplan van het Hoogheemraadschap “Zorg voor de Zaan”. 5.3.4 Grondwater

Het polderpeil ligt op NAP -1,04m. De hoogte van het maaiveld varieert tussen NAP -0,30 m en NAP. De drooglegging (verschil tussen polderpeil en maaiveldhoogte) in het gebied is dus tussen de 74 cm en 100 cm. De mate van ontwatering (verschil tussen maaiveldhoogte en grondwaterspiegel) varieert in dit plangebied. Er zijn locaties met grondwateroverlast en locaties waar het grondwaterpeil te laag is. Voor de oudere delen langs de Zaan geldt dat het grondwaterpeil weinig beïnvloed wordt door toevoer van regenwater door het grote percentage van verhardingen en weinig beïnvloed wordt door aanvulling uit het oppervlaktewater. De verschillen worden sterk bepaald door de

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 70 grondslag zoals die bij realisatie van deze buurt is aangebracht. Daadwerkelijke aanpassing van het grondwaterniveau is niet mogelijk. Het gebruik van het maaiveld zal afgestemd moeten worden op de hoogte van de grondwaterspiegel. De andere delen in het plangebied zoals rond de Bannehof zijn goed bouwrijp gemaakt en geven qua grondwaterstanden geen problemen voor de aangegeven bestemmingen. De kwaliteit van het grondwater wordt niet gemeten, aangezien het grondwater de bestemming niet beperkt. 5.3.5 Rioleringen

In het overgrote deel van plangebied ligt een gemengd rioolstelsel. In de buurt rond de Bannehof ligt een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater en ingezamelde regenwater worden door vrijverval riolen, enkele opvoergemalen en persleidingen afgevoerd naar het hoofdrioolgemaal van het hoogheemraadschap nabij de begraafplaats op de Guisweg. Dit gemaal verpompt het afvalwater naar Rioolwaterzuiveringinrichting in Amsterdam. In de afgelopen jaren zijn veel oude drempelriolen vervangen door vrijverval riolen. Om aan de landelijke emissie eisen (basisinspanning) te kunnen voldoen zijn binnen het plangebied twee bergbezinkbassins gemaakt welke bij overbelasting van de riolering het eerste surplus aan water (en vuil) opvangen. Na de periode van overbelasting stroomt het water en vuil weer terug in het riool. Bij verdere overbelasting door langdurige of heftige regenval vindt via overstorten lozing van verdund rioolwater op het oppervlaktewater plaats. De bergbezinkbassins zijn gelegen nabij het Koogerpark .Op het eerste bassin is een skatebaan gemaakt, het tweede bassin ligt onder het plantsoen tegenover de molen Het Pink.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 71 Hoofdstuk 6 Bestemmingsplanregeling

6.1 Algemeen

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat: de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang). Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden'. Een bestemmingsplan regelt derhalve: het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen); en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor: het bebouwen van de gronden; het verrichten van werken (aanleggen). Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijke beleid. 6.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft als gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Voor het bestemmingsplan heeft dit consequenties voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door de algemene term omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld met: 'ten behoeve van bouwen en/of slopen'), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels. 6.2.1 Voorgevelrooilijn

Eén van de uitgangspunten voor het begrippenkader is het zoveel mogelijk aansluiten op andere relevante wetgeving zoals de Woningwet, de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor). In de Wabo wordt ervan uitgegaan dat welke woning één voorgevel heeft. Deze voorgevelrooilijn wordt als volgt gedefinieerd: de voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening. Het is dus van belang om in het bestemmingsplan een duidelijke definitie te geven. Dit geldt met name voor de regeling met betrekking tot erfafscheidingen, omdat afhankelijk van de ligging ten opzichte van de voorgevelrooilijn deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet vergunningsvrij zijn. Alle overige bouwwerken worden niet gerelateerd aan de voorgevelrooilijn maar aan het achtererfgebied van de woning. In principe kan een woning op een hoek twee voorgevelrooilijnen hebben: één in het verlengde

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 72 van de voorgevel en één in het verlengde van de zijgevel van de woning, gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied. Gelet op het bovenstaande is de systematiek in het bestemmingsplan als volgt: Op de verbeelding staan bouwvlakken die worden gevormd door voor-, achter- en zijgevelbouwgrenzen. Binnen deze bouwvlakken mogen de hoofdgebouwen worden gebouwd. Er is geen verplichting om in deze grenzen te bouwen, bebouwing kan ook worden opgericht in bijvoorbeeld het midden van het bouwvlak. De voorgevelrooilijn is gedefinieerd als: 'een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.' De voorgevel is in dit geval de naar de weg gekeerde gevel of, als het een gebouw is met meerdere naar de weg gekeerde gevels, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt. Vergunningsplichtige bijbehorende bouwwerken in de zin van bijgebouwen moeten altijd drie meter achter de voorgevel en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd (de voorgevelrooilijn). Gelet op het begrip voorgevelrooilijn dat in de Wabo (en Bor) is geïntroduceerd en afkomstig is uit de gemeentelijke bouwverordening, betekent dat dat op hoekpercelen de zijgevellijn (de lijn, die gelegen is langs de feitelijke zijgevel en het verlengde daarvan op een bouwperceel) ook als voorgevelrooilijn moet worden beschouwd. Het hoekperceel kent dus twee voorgevelrooilijnen. Daarmee zijn bijvoorbeeld erfafscheidingen hoger dan 1 meter, die gelegen zijn voor deze voorgevelrooilijn niet omgevingsvergunningsvrij. 6.2.2 Vergunningsvrij bouwen

Vergunningsvrij bouwen mag in principe vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn. Voor vergunningsplichtige bouwwerken hanteert de gemeente de eis van 3 meter achter de voorgevelrooilijn. Door het hanteren van deze eis is het duidelijk dat bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (aan- of uitbouw) in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, ook gezien vanaf de voorgevel. Het is belangrijk het volgende in overweging te nemen bij vergunningsvrij bouwen. Een 'erf' is dat gedeelte waarop reeds een hoofdgebouw staat dat bijvoorbeeld de bestemming 'Wonen' heeft en waarbij de bebouwingsmogelijkheden in voldoende ruimtelijk opzicht direct behoren bij en in functioneel opzicht ten dienste staan van, en/of in feitelijk opzicht direct aansluitend is aan het hoofdgebouw. Een 'erf' kan samenvallen met een perceel, maar een perceel kan ook meer omvatten. Voor de beantwoording van de vraag of een vergunningsvrij bouwwerk in de zin van het Bor kan worden aangemerkt, is het vereist dat het vergunningsvrije bouwwerk op (rond) hetzelfde perceel staat als dat waarop het hoofdgebouw zich bevindt. De omstandigheid dat iemand eigenaar is van zowel het afgesloten gedeelte van het perceel (bijvoorbeeld een weiland) als van het bebouwde deel van het perceel is voor de beantwoording van de vraag of sprake is van 'een perceel, waarop zich een gebouw bevindt' niet zonder meer doorslaggevend. Ook de omstandigheid dat sprake is van een kadastrale eenheid is niet zonder meer doorslaggevend. 6.2.3 Monumentenvergunning

Met de in werking treding van de Wabo zijn ongeveer 25 vergunningen op het gebied van ruimte, bouwen, natuur, milieu en monumenten geïntegreerd tot een omgevingsvergunning. Ook de monumentenvergunning is onder het stelsel van de omgevingsvergunning gebracht. Het apart aanvragen van de monumentenvergunning en bouwvergunning is niet mogelijk. Binnen de Wabo kan namelijk geen splitsing van vergunningen plaatsvinden als sprake is van een fysiek ondeelbaar bouwplan. Procedureel verandert er het een en ander voor monumenten. Bij provinciale en gemeentelijke monumenten, waarvoor de reguliere procedure van 8 weken gevolgd kan worden, ontstaat een omgevingsvergunning van rechtswege, als niet binnen de beslistermijn de omgevingsvergunning verleend of geweigerd is. Voor rijksmonumenten geldt dit niet. Daar zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd worden met een beroepsprocedure bij daarvoor aangewezen gespecialiseerde rechtbanken. Van rijkswege beschermde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten kennen vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 73 geen vergunningsvrij bouwen. Dit is wel het geval bij gemeentelijke monumenten en gemeentelijke beschermde dorpsgezichten. Bij vergunningsplichtige activiteiten ten aanzien van monumenten of wanneer de activiteiten zich bevinden in een aangewezen beschermd stad- of dorpsgezicht moet een monumentenvergunning worden aangevraagd waarover de gemeentelijke monumentencommissie zal adviseren. 6.3 Bestemmingsregeling

6.3.1 Inleiding

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit 4 onderdelen. In hoofdstuk 1 Inleidende regels staan de begripsbepalingen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bevat de regels die betrekking hebben op alle in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen. In hoofdstuk 3 Algemene regels zijn regels opgenomen die geen betrekking hebben op een specifieke bestemming, maar die gelden voor het gehele plangebied of betrekking hebben op meerdere bestemmingen. Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de Overgangs- en slotregels. 6.3.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend. Dit betekent dat het de bestaande functies vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Dit om te voorkomen dat voor iedere wenselijke ontwikkeling die niet geheel past in het bestemmingsplan een langdurige procedure gevoerd hoeft te worden. Globaliteit houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit houdt in dat de globale bestemming waar mogelijk is verruimd qua bouw- en gebruiksregels én dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan. 6.3.3 Regels algemeen

6.3.3.1 Inleidende regels In de inleidende regels wordt nader ingegaan op de begrippen en de wijze van meten: Begrippen Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd. Wijze van meten Bij het toepassen van de regels wordt op de in artikel geregelde wijze gemeten. 6.3.3.2 Bestemmingsregels a. Hoofdgroepen van bestemmingen In het bestemmingsplan komen de volgende hoofdgroepen van bestemmingen voor (in alfabetische volgorde): Bedrijf (B) Het bedrijventerrein van Tate & Lyle, de hieraan grenzende bedrijven aan de Kaarsenmakerstraat, LPG-tankstation Bako en het terrein van Witco worden als bedrijventerrein getypeerd en hebben de bestemming 'Bedrijf'. Het betreft hier bedrijvigheid van oudsher gevestigd aan de Zaan en direct grenzend aan woonbebouwing. Op deze bedrijvigheid is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein van toepassing. Om te zorgen dat het functioneren van de bedrijven niet in gevaar gebracht wordt en het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast is met behulp van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie ...' aangegeven welk soort bedrijvigheid is toegestaan. Uit de Bedrijvenlijst blijkt dat drie bedrijven een hogere milieucategorie hebben dan toelaatbaar

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 74 is, gezien de gebiedstypering van de omgeving van het bedrijf. Deze bedrijven leveren op de betreffende locaties echter geen knelpunten op. Verplaatsing van deze bedrijven is om milieuhygiënische redenen niet noodzakelijk. Deze bedrijven krijgen een maatbestemming. Dit betekent dat indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid zich op die plek mag vestigen. Het betreft de bedrijven: LPG-tankstation Bako, Fortuinweg 3 Tate & Lyle Amylum Nederland b.v., Lagedijk 5; machinefabriek Duyvis, Schipperslaan 15; Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na beëindigen van een specifiek bestemd bedrijf het bestemmingsplan te wijzigen, zodat de maatbestemming komt te vervallen en de algemene milieucategorie geldt, zoals weergegeven op de plankaart. Het LPG-tankstation heeft de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (vml), de overige hierboven genoemde bedrijven zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ...'. Ook oliemolen het Pink heeft de bestemming bedrijf, omdat ondanks zijn specifieke bouwvorm, een molen oorspronkelijk bedoeld is voor ambachtelijke bedrijvigheid. Mocht de molen vanwege zijn cultuurhistorische waarde ooit verplaatst worden, dan kan de locatie gewoon gebruikt worden ten behoeve van bedrijven met een milieucategorie zoals weergegeven op de verbeelding (in dit geval categorie 1). Wel is een vrijwaringszone opgenomen ten behoeve van bescherming van de molen, deVrijwaringszone - molenbiotoop. Bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein maar die qua milieubelasting overeenkomen met bedrijven die wel daarin zijn opgenomen, kunnen via een omgevingsvergunningsprocedure mogelijk worden gemaakt in artikel 3.4 Afwijken van de gebruiksregels. Ook kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemming voor het bouwen van een wind-energie installatie. Wel moet gekeken worden of er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bezonningssituatie op en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de verkeerssituatie. Voor deze situatie is verder artikel 24 lid 3 van belang. Voor zover de windmolens Besluit. m.e.r (beoordelings)plichtig zijn, zijn ze niet toegestaan op grond van dit bestemmingsplan. Cultuur en ontspanning (CO) De voor Cultuur en ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere culturele voorzieningen, een kinderboerderij, muziek- en dansscholen en fitnesscentra. Culturele voorzieningen kunnen ook voorkomen binnen de bestemming Gemengd. Er mag alleen gebouwd worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Gemengd (GD) Een groot deel van het plangebied door woonbebouwing, afgewisseld met diverse functies, zoals onder meer detailhandel, dienstverlening en kleinschalige bedrijvigheid. Deze gronden hebben de bestemming Gemengd, waarbinnen de volgende functies zijn toegestaan: bedrijven voor zover zij in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging vallen onder milieuhindercategorieën A en B, maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening, detailhandel (volumineuze goederen uitgezonderd), dienstverlening, horeca voor zover behorend tot categorie 1a en b van de Staat van Horeca-activiteiten, kantoren, wonen en culturele voorzieningen. Uitwisseling van functies is goed mogelijk, omdat de invloed op de omgeving als gelijkwaardig wordt geacht. De bestemming draagt daarom bij aan een grote mate van flexibiliteit. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' (su) is een supermarkt toegestaan. Deze is vanwege de omvang en onder meer de verkeersaantrekkende werking, niet overal toegestaan. Het tankstation aan het Zuideinde wordt mogelijk gemaakt met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg (vm). Om het toerisme en verblijf in de Zaanstreek te stimuleren en de toeristische ambitie mede in te vullen is het mogelijk om de functie wonen te combineren met een bed en breakfast. Omdat

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 75 deze vorm van verblijf ondergeschikt is aan de woonfunctie, valt een bed en breakfast niet onder de niet geregeld in de Staat van horeca-activiteiten. Ruimtelijk-functioneel is het denkbaar dat in een gebied met een gemengde bestemming de functie b&b mogelijk is. Het is legitiem om in een gemengde bestemming ruimere mogelijkheden voor een b&b op te nemen dan in een woonbestemming, want in gemengde gebieden wordt bewust gekozen voor een mogelijkheid van verkleuring van functies. Binnen de huidige wijze van gemengd bestemmen worden reeds andere activiteiten dan wonen toegestaan die in veel gevallen de grens van 30% tot max. 65m2 overschrijden, omdat geregeld wordt dat de volledige begane grond gebruikt mag worden van andere activiteiten dan wonen. Uitgaande van een standaard pand van twee lagen kom je dan al gauw uit op 50% van de woning. Ruimtelijk functioneel is het denkbaar dat in een gebied met gemengde bestemming ruimere mogelijkheden voor een bed en breakfast op te nemen dan in een woonbestemming. Voorwaarden zijn dat: 1. B&B is alleen in combinatie met de functie wonen mogelijk. 'Wonen' blijft de primaire functie. B.v. bij een pand van twee lagen met een bedrijf op de begane grond en een woning op de eerste verdieping is een b&b niet wenselijk. Dit zou een te grote opeenstapeling van functies in één pand zijn en een te grote verkeersaantrekkende werking hebben;

2. De bed & breakfast functie beslaat niet meer dan 50% van het bvo (in m²) van het hoofdgebouw tot een maximum van het bvo (in m²) van 1 bouwlaag van het hoofdgebouw. Bij een hoger percentage wordt de logiesfunctie te dominant en is er meer sprake van een horeca-functie. Dit is ongewenst, aangezien b&b bedoeld is als toevoeging aan de functie wonen; 3. De b&b hoeft niet noodzakelijkerwijs op de begane grond plaats te vinden met het wonen erboven, omdat de plattegrond van een pand zich doorgaans beter leent voor kamerverhuur op de verdieping. Ook mag de b&b ondergebracht worden in een aangebouwd, bijbehorend bouwwerk;

4. De toename in parkeerdruk is per gebied bepalend voor de omvang van de te realiseren b&b. Niet elk gebied heeft evenveel capaciteit; 5. Het is ongewenst eigen kookvoorzieningen toe te voegen aan de kamers, omdat dit zelfstandig gebruik van de kamers in de hand werkt.

Groen (G) De groenvoorzieningen binnen het plangebied, dat wil zeggen groen zonder bijzondere natuurwaarde maar wel met een structureel karakter, zijn bestemd als Groen. Deze gronden hebben veelal de functie van groene buffer of afscheiding tussen wegen en/of verschillende functies/wijken. Het betreft bijvoorbeeld gronden gelegen langs wegen, watergangen en parken. De rest van het groen dat in de wijk voorkomt, bijvoorbeeld bermen en smalle stroken langs vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 76 wegen, krijgt de bestemming Verkeer (V) of Verkeer - Verblijfsgebied (V-VB). De aanduiding natuur- en landschapswaarde binnen de bestemming groen is opgenomen voor de instandhouding van de natuur- en landschapwaarden in het westen van het plangebied buiten de bebouwde kom. Dit natuurgebied maakt deel uit van de polder Westzaan, maar valt niet binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied polder Westzaan. Maatschappelijk (M) De gronden die de bestemming Maatschappelijk hebben zijn bestemd voor maatschappelijke functies als begraafplaatsen, kerk, onderwijs- en religieuze voorzieningen, kinder- en naschoolse opvang, dorps- en buurthuizen en bijbehorende speelpleinen. Het betreft daarmee culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste tot en met categorie 2' (h<2) is daarnaast ook horeca toegestaan tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten. Natuur (N) Het gebied tussen het Natura-2000 gebied en de Fortuinweg is bestemd als Natuur. Het betreft hier voormalig agrarische gronden die inmiddels verruigd zijn en waar natuur- en landschappelijke waarden zijn aangetroffen. In het kader van Task Force Ruimtewinst is de locatie een mogelijkheid voor het verplaatsen van de sportvelden aan de Wezelstraat. Omdat echter nog geen duidelijkheid bestaat of en wanneer dit zal gaan gebeuren, is er voor gekozen de bestaande situatie op te nemen. Recreatie (R) De gronden bestemd voor Recreatie zijn bedoeld voor dagrecreatie en volkstuinen. Een volkstuin en de hieraan ten dienste staande gebouwen is een particuliere tuin die niet bij een eigen woning ligt. Op volkstuinen zijn moestuinen toegestaan waar groente en eventueel fruit en kruiden op verbouwd kunnen worden als ook siertuinen met bloemen, heesters, een gazon en zelfs bomen. Sport (S) De sportvelden grenzend aan de Wezelstraat en de Guisweg hebben de bestemming Sport. Deze gronden zijn bestemd voor allerlei soorten sport en sportvoorzieningen, alsmede een zwembad. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn tevens maatschappelijke voorzieningen c.q dienstverlening toegestaan. Bebouwing ten behoeve van de bestemming is toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Net als binnen de bestemming Bedrijf is het mogelijk om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de bestemming ten behoeve van de bouw van windenergie-installaties. Ook voor deze situatie is artikel 24 lid 3 van belang. Voor zover de windmolens Besluit. m.e.r (beoordelings)plichtig zijn, zijn ze niet toegestaan op grond van dit bestemmingsplan. Tuin (T) Stedenbouwkundig gezien is het niet wenselijk om voor de voorgevelrooilijn bebouwing op te richten. Bijbehorende bouwwerken grenzend aan openbaar gebied kunnen immers grote invloed hebben op de begrenzing van en het bebouwingsbeeld vanuit de openbare ruimte. Dit geldt hoofdzakelijk voor zij-aanbouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken die voorbij de zijgevel van het hoofdvolume worden geplaatst. Om deze reden is dat deel van het erf gelegen voor de voorgevelrooilijn bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht. Op de verbeelding in dit bestemmingsplan is de tuinbestemming op conserverende wijze opgenomen. In principe is hier geen erfbebouwing toegestaan. Het is echter denkbaar dat in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld daar waar zijgevels grenzen aan het openbaar gebied, van dit uitgangspunt kan worden afgeweken. Hier is geen algemene regel voor op te stellen, omdat een combinatie van criteria, zoals het soort woning, de samenhang en herkenbaarheid op blok c.q. buurtnivo, de breedte van het openbaar profiel, verkaveling, zichtlijnen en de afstand tussen de woningen. Gezien de wenselijkheid de specifieke situatie mee te laten wegen in de ruimtelijke beoordeling, is maatwerk noodzakelijk. In dit bestemmingsplan is daarom geen algemene regeling opgenomen. Eventuele bebouwing kan mogelijk gemaakt worden door middel van een omgevingsvergunning voor afwijken van het vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 77 bestemmingsplan. Bij de beoordeling of het (mogen) realiseren van een dergelijke aanbouw ruimtelijk wenselijk is zijn de volgende ruimtelijke grootheden/vragen van belang: Betreft het een vrijstaande-, 2 onder 1 kap of een rijwoning? Is er sprake van duidelijke rooilijnen? Wordt de zij-aanbouw of vrijstaand bouwwerk voorbij deze rooilijn gerealiseerd? Hoe is de samenhang en herkenbaarheid daarvan op blok-/buurtniveau (ensemble)? Van welke stedenbouwkundige eenheid maakt de woning onderdeel uit? Wat is de breedte van het openbare profiel? Zijn er specifieke zichtlijnen aanwezig / van belang? Verkaveling van de buurt (eigendom, maat van de percelen etc.). Ligging aan straat of openbaar groen / water. Aanwezigheid openbare route in evt. aanwezig groen. Benoeming van de voorgevel van een woning. Afstand tussen woningen / kavels. Mate van openheid tussen de woningen. Risico “dichtgroeien”, verdichting. Herkenbare specifieke architectonische opbouw buurt. Verkeer (V) Alle wegen binnen het plangebied - met uitzondering van wegen met een functie voor langzaamverkeer en buurtontsluitingwegen - zijn bestemd als verkeer. Het gaat dan met name om wegen die als belangrijkste taak hebben het afwikkelen van (doorgaand) verkeer. Dat zijn de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen. De stroomwegen en de gebiedsontsluitingswegen zijn akoestisch relevante wegen. Daarnaast zijn ook bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals voet- en fietspaden, bermen en parkeer- en groenvoorzieningen. Onder het viaduct van de A8, op maaiveldniveau, is een supermarkt, detailhandel en een skatebaan aanwezig. Deze worden mogelijk gemaakt door een aanduiding op de verbeelding. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de mogelijke uitbreiding van de supermarkt, zie hiervoor paragraaf 4.3.5. Verkeer - Railverkeer (V - R) De bestaande spoorwegen zijn in het bestemmingsplan bestemd als 'Verkeer - Railverkeer'. Ook de naastgelegen bermen, waterlopen (niet zijnde hoofdwatergangen), spoorwegvoorzieningen en stationsvoorzieningen (zoals fietsenstallingen) zijn hierin opgenomen. Op het station is een horecabedrijf of detailhandel toegestaan in het pand waar voorheen de kaartverkoop van treinkaartjes plaatsvond. Verkeer - Verblijfsgebied (V - VB) Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is de verblijfsfunctie het belangrijkst. De functie verkeer is hieraan ondergeschikt, in tegenstelling tot de bestemming Verkeer. Bij Verkeer - Verblijfsgebied gaat het om buurtontsluitingswegen en wegen met een belangrijke functie voor het langzaamverkeer. Water (WA) Het water in het plangebied, waaronder de Zaan, heeft de bestemming Water gekregen. Deze bestemming voorziet eveneens in voorzieningen voor het afmeren van schepen op de daarvoor door burgemeester en wethouders aangewezen locaties. Het is de bedoeling de daar aanwezige bouwkundige voorzieningen te handhaven. Dit betreft vergunningvrije bouwwerken (palen, loopplanken e.d.). Wonen (W) Belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de beschrijving en regulering van de woonbebouwing. Alle woonvormen (met uitzondering van kamerverhuur) en woningtypes zijn ondergebracht in één woonbestemming. Binnen het toegestaan gebruik binnen de bestemming 'Wonen' valt Bed & Breakfast. Bed & Breakfast is een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 78 dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur. Er zijn een aantal ruimtelijke redenen voor beperking van de bouwmogelijkheden. In de eerste plaats kan de beeldkwaliteit geschaad worden. Dat geldt vooral voor allerlei bouwsels aan de straatzijde in de voortuin die beeldverstorend werken. Bebouwing in de achtertuin/erf, voor zover zichtbaar vanaf de straat, heeft geen invloed op de beeldkwaliteit. Een tweede aspect is leefbaarheid en het belang van de openbare ruimte. Totaal volgebouwde bouwvlakken verliezen aan ruimtelijke kwaliteit en geven een verarming van het ruimtelijk aanzicht in de buurt. Gedeeltelijk onbebouwde tuinen en erven hebben daarop een positief effect. Tenslotte wordt het woongenot geschaad bij het onbeperkt volbouwen van tuinen en erven door buren. Dat gaat ten koste van uitzicht, daglichttoetreding, bezonning en leefbaarheid. Hierbij is aangesloten bij de Wabo en dan met name bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan is een huisgebonden beroep en bedrijf regeling opgenomen. Aan de hand van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zgn. 30%-70% regeling. Dat wil zeggen: wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak inclusief bijbehorende bouwwerken beslaat met een maximum van 65 m² dan wordt op het pand geen bedrijfsbestemming gelegd, maar blijft de woonbestemming gehandhaafd. De vestiging van het beroep of bedrijf aan huis mag geen aanzet geven tot verdringing van de woonfunctie. Binnen de reikwijdte van een beroep en bedrijfsactiviteiten aan huis wordt nadrukkelijk inbegrepen de vestiging van dienstverlenende activiteiten zoals een kapsalon, en pedicure/manicure. Bijbehorende bouwwerken (voormalige aanbouwen en bijgebouwen) De Wabo maakt geen onderscheid in aanbouwen/uitbouwen en bijgebouwen. Binnen de bestemmingsregels is de termininologie en systematiek van de Wabo verwerkt. Erfbebouwingsregeling Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 18 september 2007 de nota erfbebouwing Zaanstad 2007 vastgesteld. In deze nota staat aangegeven in welke gevallen met een ontheffing op grond van de Wet ruimtelijke ordening en/of een ontheffing op grond van de bouwverordening medewerking wordt verleend aan de realisering van bijbehorende bouwwerken. Deze regeling wordt in de nieuw vast te stellen bestemmingsplannen opgenomen zodat geen ontheffing meer nodig zal zijn en geen uitzonderingen op het beleid worden gemaakt tenzij er een dringende reden en/of omstandigheden bestaan die een uitzondering rechtvaardigen. Echter deze dienen door de aanvrager zelf te worden aangeleverd en onderbouwd te worden. De bestemming wonen is inclusief een erfbebouwingsregeling waarbij erfbebouwing mag worden opgericht, bijvoorbeeld een schuur, garage of berging. Om de tuinen (deze term staat niet gelijk aan de bestemming 'Tuin') grotendeels open te houden is een trapsgewijze erfbebouwingsregeling opgenomen, namelijk: - oppervlakte achter de achtergevel niet meer dan 300 m², dan mag het achtererf voor maximaal 50% bebouwd worden met daarnaast een maximum van 75 m²; - oppervlakte achter de achtergevel meer dan 300 m², dan mag maximaal 100 m2 bebouwd worden. b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen De in het plangebied voorkomende hoofdgroepen van dubbelbestemmingen al dan niet bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen zijn de volgende. Leiding - Gas (L - G) In het plangebied is een aardgas(transport)leiding aanwezig. Rondom de aardgasleiding is een zone gelegen waarbinnen geen nieuwe bouwwerken mogen worden opgericht. De leidingen en

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 79 zones zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels. Dit betreft een strook met een breedte van 5 m aan weerszijden van de desbetreffende leidingen (de 'belemmeringenstrook'). Ter plaatse zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leidingen toegestaan. Bebouwing ten dienste van de primaire bestemming is slechts toegestaan na advies van de leidingbeheerder. Er geldt een aanlegvergunningvereiste voor werken en werkzaamheden die de leidingen zouden kunnen schaden. Leiding - Riool (L - R) Door het plangebied loopt een ondergrondse (regionale) rioolpersleiding. Met merendeel van deze rioolleiding ligt onder of direct naast wegen. De voorkomende ondergrondse rioolpersleiding heeft een eigen bestemming gekregen. Er mag alleen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Met een ontheffing kan hiervan2 worden afgeweken als hierover advies is verkregen van de leidingenbeheerder. 2 Waarde - Archeologie 1 / Waarde - Archeologie 2 (WR - A 1/WR - A 2) Het verdient vermelding dat de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 en 'Waarde - Archeologie 2 het grootste deel van het plangebied betreft. Deels geldt dat geen ingrepen in de bodem zijn toegestaan met een oppervlakte groter dan 50 m (en dieper dan 50 cm); deels (met name de weilanden) geldt in dat verband een oppervlakte groter dan 2000 m (en dieper dan 30 cm). Daarvan kan onder voorwaarden van worden afgeweken. Het vereiste van een 'aanlegvergunning' geldt voor diverse werken en werkzaamheden die zouden kunnen leiden tot aantasting van de potentiële archeologische waarden. De gebieden worden beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij aanvragen om een omgevingsvergunning. Door middel van deze regeling wordt voorkomen dat zondermeer bekende waarden door bepaalde activiteiten verloren gaan. Binnen de bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze bestemming kan worden verwijderd of verkleind. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en aanpassing van deze bestemming noodzakelijk kan zijn. Waterstaat - Waterkering (WS - WK) Langs hoofdwatergangen zijn onderhouds- en beschermingszones gelegen, waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en het gebruik. Het beleid voor deze zones is gedetailleerd in de keur van het Hoogheemraadschap beschreven, waarbij voor ieder gedeelte van de watergang andere afstandsmaten kunnen gelden. Bij bouwwerkzaamheden moet dan ook advies gevraagd worden aan de waterbeheerder, in dit geval het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zij geven de watervergunning af, die nodig is naast de omgevingsvergunning om te mogen bouwen. Bij de dubbelbestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen indien meerdere dubbelbestemmingen samenvallen. Uit veiligheidsoverwegingen heeft de hoofdgroep 'Waterstaat' voorrang op respectievelijk de hoofdgroep 'Leiding' en de hoofdgroep 'Waarde' 6.3.3.3 Algemene regels Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen. Anti-dubbeltelregel Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld. Algemene aanduidingsregels In het bestemmingsplan zijn de navolgende gebiedsaanduidingen opgenomen. Veiligheidszone - LPG In verband met de aanwezigheid van diverse tankstations waar LPG wordt verkocht

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 80 gelden er diverse veiligheidszones ten aanzien van de aanwezigheid van LPG op de locaties. IN het kader van externe veiligheid geldt er vanaf de vulpunten bij LPG-stations een aan te houden veiligheidszone welke is gerelateerd aan de doorzet. Dze zones houden verband met externe veiligheid en drukken het groepsrisico en plaatsgebonden risico uit. De gronden die vallen binnen deze gebiedsaanduiding zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de LPG-installaties. Binnen het plangebied komt nog een benzineverkooppunt met LPG voor aan de Fortuinweg. De contouren van het plaatsgebonden risico van het LPG verkooppunt zijn gelegen binnen het plangebied en zijn daarom opgenomen op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan. Binnen deze zone is het niet toegestaan nieuwe gebouwen op te richten. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verplaatsen of verkleinen van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - LPG' op de verbeelding, in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet. Hierbij is de voorwaarde dat het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert. Er geldt eveneens een wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - LPG', als het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van LPG wordt beëindigd. Vrijwaringszone - molenbiotoop Voor zinvol molenbehoud is het van belang dat molens kunnen functioneren. Van een molen die stilstaat raakt het mechaniek in verval waarmee de cultuurhistorische waarde van de molen als geheel afneemt en het behoud van de molen wordt bedreigd. Om te kunnen draaien moet een molen beschikken over voldoende windaanvoer en een stabiele windaanvoer. Daarom is een vrije windvang gewenst. Hoog opgaande begroeiïng en bebouwing zijn elementen die de windvang van de molen verminderen. Daarom wordt in een gebied rondom de molen de vrije windvang beschermd door de aanwijzing van een zogenaamde molenbiotoop. Deze molenbiotoop is opgenomen in het bestemmingsplan en houdt in dat er in de nabijheid van molens beperkingen gelden ten aanzien van de hoogte van nieuwe gebouwen. Doorgaans geldt dat tot 100 meter uit de as van de molen niet mag worden gebouwd. Op een afstand tussen de 100 en 400 meter van de molen kan de toegestane hoogte worden berekend aan de hand van de volgende formule: Hx = X/n + C x Z De variabelen hierin zijn:

Algemene gebruiksregels Deze regel vormt het sluitstuk van de bestemmingsplansystematiek in die zin, dat deze regel alle gebruik dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bestemming verbiedt. In dit artikel zijn enkele specifieke vormen van gebruik als verboden gebruik aangemerkt. Daaronder valt onder meer het verbod op seksinrichtingen. Algemene afwijkingsregels Door middel van de algemene afwijkingsregels kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut,

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 81 telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan. Overgangs- en slotregels De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen zeg geheel worden herbouwd. De slotregel geeft de naam van het bestemmingsplan weer.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 82 Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. 7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1.1 Voorontwerp

Over het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Deze keuze is mede gemaakt omdat in het bestemmingsplan de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen en slechts in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad. 7.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:

1. VROM-inspectie, regio Noord-West 2. Rijkswaterstaat, dienst Noord-Holland 3. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 4. Ministerie van Defensie, dienst Gebouwen, Werken en Terreinen 5. Ministerie van Economische Zaken, regio Noord-West 6. Provincie Noord-Holland 7. Wijkoverleg Rooswijk-Zaandijk 8. Wijkoverleg Oud Koog 9. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 10. Kamer van Koophandel Amsterdam 11. KPN 12. KPN Vastnet 13. NUON 14. N.V. Nederlandse Gasunie 15. Waterleidingbedrijf Noord-Holland 16. Milieufederatie Noord-Holland 17. Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Water, Land & Dijken 18. Gemeentelijke monumentencommissie 19. Regionale brandweer Zaanstreek-Waterland 20. GGD Zaanstreek Waterland 21. Stichting Natuur en Milieu 22. Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening 23. Ondernemersvereniging Rooswijk 24. Ondernemersvereniging Rondje Koog 25. Vereniging De Hollandsche Molen 26. Vereniging De Zaanse Molen 27. Vereniging Zaans Erfgoed

De instanties genoemd onder 3, 4, 5, 12, 13, 15 t/m 17, 20 t/m 24 en 26 en 27 hebben niet gereageerd. De instanties genoemd onder de nummers 2, 6 t/m 11, 14, 19 en 25 zonden opmerkingen toe over het voorontwerpbestemmingsplan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 83 7.1.2.1 VROM-inspectie Allereerst wordt opgemerkt dat zowel de VROM-Inspectie als Rijkswaterstaat verzocht zijn te adviseren omtrent het voorontwerp bestemmingsplan. In de reactie van de VROM-Inspectie is tevens de reactie van Rijkswaterstaat verwerkt. Eerstgenoemde coördineert namelijk de algehele rijksreactie op voorontwerp bestemmingsplannen richting gemeenten. Reactie 1 Met betrekking tot het nationaal belang Milieu en veiligheid wordt verzocht duidelijk te maken of de in paragraaf 5.1.2 genoemde doorzet van LPG bij LPG-station Bako inmiddels formeel is beperkt tot 1.000 m³ per jaar. Antwoord 1 gemeente De doorzet van LPG bij LPG-tankstation Bako is inmiddels beperkt tot 1.000 m³, waarmee het voldoet aan de afstandseisen van het Bevi. Reactie 2 De VROM-Inspectie adviseert het beleidskader aan te passen voor wat betreft het nationaal belang Hoofdwatersysteem. Dit betreft de Kaderrichtlijn Water, het Europees Verdrag inzake de hoofdwaterwegen die van internationaal belang zijn, de nieuwe Waterwet, het Nationaal Waterplan en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Antwoord 2 gemeente Deze reactie heeft aanleiding gegeven tot het aanpassen van het in hoofdstuk 3 vervatte beleid inzake water. Reactie 3 Onder paragraaf 5.2.1 wordt ten onrechte verwezen naar het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 als juridische verantwoording voor de watertoets. Antwoord 3 gemeente Deze reactie heeft geleid tot een aanpassing van genoemde paragraaf. Reactie 4 Het gehele bestemmingsplangebied, met uitzondering van een klein deel ten noordwesten van rijksweg A8, valt binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap Laag Holland en verzocht wordt dit gegeven nader te onderzoeken en eventuele bevindingen in het plan te verwerken. Antwoord 4 gemeente Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 18 december 2006 de streekplanherziening ‘Begrenzing nationaal landschap Laag Holland’ vastgesteld. De herziening legt de gedetailleerde begrenzing vast voor het nationaal landschap Laag Holland, zoals voorgeschreven in de Nota Ruimte. Het nationaal landschap betreft in principe het niet bebouwde deel van het veenweidelandschap. Het plangebied ligt niet binnen dit nationaal landschap, maar grenst hieraan ter plaatse van Rooswijk. Nader onderzoek kan op grond van voornoemde achterwege blijven. Reactie 5 De VROM-Inspectie verzoekt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' op blad 3 nabij de westelijke plangrens ter plaatse van de rijksweg A8 te verwijderen, aangezien ter plaatse geen archeologische waarden meer aanwezig zijn vanwege een ingraving ten behoeve van de aanleg van de A8 op een talud, waarbij het oorspronkelijke bodemmateriaal is verwijderd. Antwoord 5 gemeente Deze reactie heeft aanleiding gegeven tot het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' op blad 3 nabij de westelijke plangrens ter plaatse van de rijksweg A8. Met de VROM-Inspectie wordt geoordeeld dat deze dubbelbestemming niet zinvol is vanwege het ontbreken van archeologische waarden ter plaatse. Reactie 6 Op blad 5 ter plaatse van rijksweg 8 is een bouwvlak aangegeven, waarvan de doelstelling niet in het plan wordt beschreven. Verzocht wordt om duidelijkheid hieromtrent.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 84 Antwoord 6 gemeente Het bouwvlak is opgenomen ten behoeve van het ter plaatse aanwezig zijnde viaduct. Deze doelstelling is onvoldoende aangegeven in de toelichting. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn viaducten echter reeds toegestaan. Het opnemen van een bouwvlak ten behoeve van het viaduct is dan ook niet noodzakelijk. Om deze reden is het bouwvlak op de verbeelding komen te vervallen. Reactie 7 Op blad 5 is ter plaatse van de aanduiding 'Speelvoorziening' een maximale bouwhoogte aangegeven van 8 meter. Deze bouwhoogte is hoger dan de onder het viaduct beschikbare ruimte. De toe te laten bouwhoogte moet afhankelijk zijn van de eisen, die in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken aan de bouwwerken worden gesteld. Antwoord 7 gemeente De maximale bouwhoogte van 8 meter geldt voor het viaduct zelf en niet voor de onder het viaduct aanwezig zijnde speelvoorziening. De hoogteaanduiding op de verbeelding is komen te vervallen vanwege het ontbreken van de noodzaak daartoe. De maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen is gesteld op 5 meter. Reactie 8 De VROM-Inspectie adviseert in de bestemmingsomschrijving bij de bestemming 'Verkeer' aan te geven dat genoemde functies aanwezig zijn onder het viaduct van rijksweg 8. Antwoord 8 gemeente Dit advies heeft geleid tot een aanpassing van de bestemmingsomschrijving met de toevoeging dat de in het artikel genoemde functies uitsluitend zijn toegestaan op de als zodanig aangeduide gronden op maaiveldniveau onder het viaduct van de rijksweg A8. Reactie 9 De bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoet niet voor lichtmasten, bewegwijzering, verkeersmanagementsystemen, geluidwerende voorzieningen en ander wegmeubilair. Verzocht wordt om een bouwhoogte van 20 meter. Antwoord 9 gemeente Er is een bepaling toegevoegd die de plaatsing van bouwwerken ten behoeve van het wegverkeer met een maximum bouwhoogte van 20 meter toestaat. Reactie 10 De brug over de Zaan moet worden aangemerkt als bouwwerk geen gebouw zijnde met een bouwhoogte van 7 meter + NAP. Antwoord 10 gemeente Deze reactie heeft geleid tot een aanpassing van artikel 15. De brug over de Zaan is door middel van de aanduiding 'brug' mogelijk gemaakt met een minimum doorvaarthoogte van 2,25 ten opzichte van het waterpeil. Reactie 11 De bescherming van de veiligheid van leidingen, waarin met de artikelen Leiding-Gas en Leiding-Riool wordt voorzien, heeft al een wettelijke basis in de Wet beheer rijkswaterstaatwerken. Met deze wettelijke basis zijn beide dubbelbestemmingen overbodig. Er wordt verzocht deze dubbelbestemmingen en de bijbehorende veiligheidszones ter plaatse van plaatse van rijksweg 8 van de verbeelding te verwijderen en te vervangen door een aanduiding om het tracé van de leiding in het bestemmingsplan zichtbaar te houden. Antwoord 11 gemeente In de desbetreffende dubbelbestemmingen is in beginsel bepaald dat op de gronden gelegen binnen deze bestemmingen niet mag worden gebouwd. Van deze bepaling kan ontheffing worden verleend. Tevens geldt ter plaatse een aanlegvergunningstelsel. Met de Wet beheer rijkswaterstaatwerken wordt hierin niet voorzien. Het verwijderen

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 85 van de dubbelbestemmingen is dan ook niet wenselijk. Reactie 12 Rijksweg 8 ligt binnen het gebied met de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. De rijksweg ligt op een viaduct. De dubbelbestemming zou moeten worden beperkt tot maaiveldniveau waar feitelijk archeologische waarden aanwezig kunnen zijn en dus niet van toepassing moeten zijn op rijksweg 8 of op plaatsen waar door gerealiseerde bouwwerken geen archeologische waarden meer aanwezig zijn, zoals bij de machinekelder van de brug over de Zaan. Antwoord 12 gemeente Deze reactie heeft aanleiding gegeven tot het aanpassen van de planregels. Reactie 13 De dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' zou ter plaatse van het viaduct moeten worden beperkt tot het maaiveldniveau en kan niet gelden voor het viaduct. Antwoord 13 gemeente Deze reactie heeft geleid tot een aanpassing van de planregels. 7.1.2.2 Provincie Noord-Holland Reactie 1 Gedeputeerde Staten van Noord-Holland geeft aan dat in paragraaf 3.3 een overzicht wordt gegeven van de provinciale regels, maar dat de correlatie wordt gemist tussen het voorontwerpbestemmingsplan en de provinciale beleidsregels. Daarnaast wordt aangegeven dat vermoed wordt dat het plangebied binnen de rode contour ligt, maar dat een specifieke beschrijving van de status van het plangebied binnen de Structuurvisie (voorheen Streekplan Noord-Holland Zuid) niet is aangetroffen. Antwoord 1 gemeente Het voorontwerpbestemmingsplan is opgesteld met inachtname van het provinciaal beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen van het provinciaal beleid inclusief de zogenaamde 'rode contour', dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan. Omdat dit in het voorontwerpbestemmingsplan niet het geval is, is hierover niets opgenomen. In paragraaf 3.3 is aan het provinciale beleid toegevoegd dat het bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van het provinciaal beleid. Het plangebied is gelegen binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde rode contour. Reactie 2 In het plan wordt niet aangegeven welke maatregelen nodig zijn ter bescherming van de dieren die zich bevinden in de directe nabijheid van het gebied, het Guisveld. Antwoord 2 gemeente Omdat er geen ontwikkelingen voorzien zijn in het (voor)ontwerpbestemmingsplan gelden er geen beperkingen ten aanzien van de Flora- en Faunawet. Er hoeven dan ook op voorhand geen maatregelen te worden getroffen ter bescherming van flora en fauna in de directe nabijheid van het gebied. Binnen de bestemming 'Groen' is een aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' toegevoegd om de bijzondere waarden van het gebied te borgen. Verder is het niet toegestaan om bouwwerken op te richten en zijn werkzaamheden slechts toegestaan als er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (voorheen aanlegvergunningenstelsel). In het kader van het voorontwerp bestemmingsplan 2009 is door ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot onderzoek verricht naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied (Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad). In dit onderzoek is aangegeven dat het polderlandschap in het westen van Rooswijk behoort tot polder Westzaan, een gebied dat is aangemeld als Natura 2000-gebied. Daarbij is vermeld dat het in het bestemmingsplan gelegen deel van de polder niet binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied valt. Dit is echter niet geheel juist voor wat betreft het plangebied ten tijde van het voorontwerp bestemmingsplan. De uiterste grens van dit gebied was gelegen binnen de begrenzing van het Natura 2000 gebied. Het ontwerp vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 86 bestemmingsplan is hierop aangepast. Het gedeelte dat binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied valt ligt niet langer binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, maar zal onderdeel vormen van het bestemmingsplan Landelijk gebied Westzaan. De grens van het plangebied is daarmee gelijk getrokken aan de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Vanwege het conserverende karakter is het niet nodig extra maatregelen te treffen ter bescherming van de dieren in het nabijgelegen Guisveld. 7.1.2.3 Wijkoverleg Rooswijk - Zaandijk Reactie 1 Het Wijkoverleg Rooswijk (hierna: WOR) adviseert het gebied dat wordt omsloten door de A8, het politiebureau aan de Guisweg, de Fortuinweg, Harpstraat en Triangelhof en het Natura 2000 gebied Guisveld te bestemmen als park Rooswijck en als zodanig in te richten. Antwoord 1 gemeente Voor het Park Rooswijck is een burgerinitiatief ingediend bij de gemeenteraad. Het beoogde terrein maakt onderdeel uit van de Task Force Ruimtewinst (TFR). In de TFR wordt dit gebied genoemd als mogelijke locatie om sport te realiseren. Een initiatief voor een park hoeft hiermee niet in strijd te zijn. Ruimte voor sport in een parkachtige omgeving is een mogelijke uitwerking voor dit gebied.Een integrale studie binnen het kader van de ontwikkelingen rondom het station Koog-Zaandijk kan de planologische, financiele en ruimtelijke consequenties van sport in combinatie met park goed in beeld te brengen. Pas bij een integrale studie zijn ook de kosten goed in beeld te krijgen. Burgemeester en wethouders hebben op 30 maart 2010 ingestemd met het voorstel om het burgerinitiatief verder te betrekken bij de Task Force Ruimtewinst en de Spoorse Doorsnijding, om zo de planologische, financiele en ruimtelijke consequenties integraal in beeld te brengen. De gemeenteraad is hierover schriftelijk geinformeerd. Reactie 2 WOR verzoekt te bevestigen dat er geen binnenplanse ontheffingsmogelijkheid wordt opgenomen voor het vestigen van voetbalvelden of een sportcomplex binnen deelgebied 0 aan de Fortuinweg, aangeduid met de bestemmingen 'Natuur' en 'Maatschappelijk'. Antwoord 2 gemeente Binnen de bestemmingen Maatschappelijk en Natuur is geen binnenplanse ontheffingsmogelijkheid opgenomen. De mogelijkheid tot het vestigen van voetbalvelden of een sportcomplex is niet in de planregels opgenomen. Zoals ook aangegeven in paragraaf 4.3.2 heeft de provincie Noord-Holland een assist uitgevoerd in het kader van de Task Force Ruimtewinst voor de stationslocaie Koog-Zaandijk. De Task Force Ruimtewinst wordt gevolgd door een gebiedsverkenning. In dit stadium van de bestemmingsplanprocedure zijn er echter nog geen concrete ontwikkelingen die kunnen worden doorvertaald in het bestemmingsplan. Om deze reden is ervoor gekozen de feitelijk bestaande en vergunde situaties in het bestemmingsplan als zodanig te bestemmen. Dit betekent niet dat er binnen de planperiode geen functiewijzigingen middels bijvoorbeeld een procedure voor afwijken van het bestemmingsplan kunnen plaatsvinden. Reactie 3 WOR verzoekt te bevestigen dat de bestemming 'Maatschappelijk' in het plangebied ter hoogte van de Fortuinweg ziet op het begrip 1.89 (Maatschappelijke voorzieningen) en niet op 1.88 (Maatschappelijke dienstverlening) van de begripsbepalingen. Antwoord 3 gemeente In artikel 7 van de planregels is bepaald dat de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' bestemd zijn voor Maatschappelijke voorzieningen cq. dienstverlening. Hieronder wordt verstaan: overheids-, welzijns-, ouderen, medische, onderwijs-, culturele en religieuze voorzieningen, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, voorzieningen inzake openbare orde en veiligheid en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 87 dienste van deze voorzieningen. Het is onduidelijk waarom maatschappelijke dienstverlening niet mogelijk zou moeten zijn. Er is geen aanleiding om de regels aan te passen. Reactie 4 In de begripsbepalingen ontbreekt het begrip 'Natuur'. WOR verzoekt aan te geven welke begripsomschrijving van toepassing is en te bevestigen dat deze bestemming de realisatie van een project als park Rooswijck niet in de weg staat. Antwoord 4 gemeente De gronden met de bestemmings Natuur zijn bedoeld voor natuurgebied ten behoeve van behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Deze bestemming maakt de realisatie van een park niet mogelijk. Zie verder ook het eerder gegeven antwoord op reactie 2. Reactie 5 WOR adviseert de begrenzing van het plangebied te controleren en oppervlaktewater te realiseren. Antwoord 5 gemeente In het ontwerp bestemmingsplan is de begrenzing van het plangebied gelijkgetrokken met de begrenzing van het Natura 2000-gebied, waarmee dit gebied buiten het plangebied is komen te liggen. Het realiseren van oppervlaktewater behoort bestemmingsplantechnisch tot de mogelijkheden. Hiervoor geldt wel het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning). De bestemmingsplanprocedure is echter niet bedoeld voor uitvoeringstaken als het realiseren van oppervlaktewater. Reactie 6 WOR verzoekt aan te geven of bij het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan gebruik is gemaakt van het 'Verkennend bodemonderzoek op een weiland ten noorden van de rijksweg 8 te Zaandijk' en de 'Toetsing Europese Richtlijnen en Flora- en Faunawet voor het zuidelijke deel Guisveld in 2002'. Antwoord 6 gemeente Het rapport 'Verkennend bodemonderzoek op een weiland ten noorden van de rijksweg 8 te Zaandijk' is meegenomen in de beoordeling van de bodemsituatie. Het betreft een onderzoek van 8 april 1993 van OMEGAM, waarbij twee weilanden zijn onderzocht. In dit onderzoek heeft toetsing plaatsgevonden aan (inmiddels verouderde) ABC-waarden. Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van streef- en interventiewaarden. Het resultaat van het onderzoek is dat, naast de aangetoonde lichte tot matige verontreinigingen, in twee mengmonsters een sterke verontreiniging is aangetoond. Eén van de twee is sterk verontreinigd met arseen. Tegenwoordig zou echter sprake zijn van een matige verontreiniging. De ander is, ook volgens de huidige normering, sterk verontreinigd met lood. Indien de oude onderzoeksgegevens echter worden getoetst aan de huidige risico beoordelingssystematiek volgt hieruit dat er bij het huidige gebruik geen humane of ecologische risico's zijn. Aanleiding voor het rapport 'Toetsing Europese Richtlijnen en Flora- en Faunawet voor het zuidelijke deel Guisveld in 2002' waren plannen voor het hersitueren van de sportterreinen in Zaanstad-Midden in de randzone van de wijk Rooswijk in het zuidelijke deel van het Guisveld. Destijds was sprake van een andere onderzoeksopdracht dan nu met het bestemmingsplan; het bestemmingsplan voorziet niet in sportterreinen op deze locatie. Reactie 7 WOR verzoekt het gebied tussen de Avia pomp, het begin van de Harpstraat en de zijkant van de flat Triangelhof 1-48 te bestemmen als parkeerplaats. Antwoord 7 gemeente De desbetreffende gronden hebben de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Op deze

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 88 gronden mogen parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Een aanpassing van het bestemmingsplan is hiervoor niet nodig en is dus achterwege gebleven. Reactie 8 De opslag en bewerkingsactiviteiten op het BAM terrein worden niet in het voorontwerp bestemmingsplan genoemd. Antwoord 8 gemeente Het desbetreffende terrein aan de Fortuinweg wordt verhuurd aan de BAM voor het houden van een ketenpark en de opslag van materialen. Dit betreft activiteiten van tijdelijke aard, waardoor opname in het bestemmingsplan achterwege is gebleven. Reactie 9 WOR geeft oplossingsrichtingen aan voor NS Station Koog-Zaandijk, het verlagen van het spoor, het verplaatsen van bedrijven en het veranderen van de A8. Antwoord 9 gemeente De gemeente is het WOR zeer erkentelijk voor het meedenken in voornoemde onderwerpen. Deze bestemmingsplanprocedure is echter niet het juiste instrument om toepassing te geven aan dergelijke initiatieven. Zoals ook aangegeven in ons antwoord op reactie 2 wordt de Task Force Ruimtewinst van de provincie gevolgd door een gebiedsverkenning voor het stationsgebied Koog-Zaandijk. Initiatieven moeten een bepaalde mate van concreetheid hebben alvorens deze kunnen worden opgenomen in een bestemmingsplan. Een bestemmingsplan moet immers maatschappelijk en economisch uitvoerbaar zijn. 7.1.2.4 Wijkoverleg Oud Koog Reactie 1 Wijkoverleg Oud Koog geeft aan in het voorontwerp bestemmingsplan maatregelen te missen om bedrijven in de toekomst aan strakkere banden te binden en deze normen ook te handhaven, zonodig in samenwerking met de provincie. Er is geen milieuzone bepaald om de luchtkwaliteit te verbeteren, het ontbreekt aan initiatieven om CO2 en stofuitstoot te reduceren. Antwoord 1 gemeente De gemeente Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van milieu. Deze ambities zijn opgenomen in de Ruimtelijke milieuvisie. Een van deze ambitities is het terugdringen van de milieubelasting van bedrijven. Een bestemmingsplan kan op bepaalde punten een bijdrage leveren aan de realisering van de duurzaamheidsdoelstelling. Gedacht moet worden aan het mogelijk maken van schone energiebronnen, zon- of zuidgerichte verkaveling of het aanwijzen van een ecologische structuur. Het gaat om zaken die ruimtelijk relevant zijn. De milieuhinder die bedrijven veroorzaken kan alleen worden beperkt op basis van de Wet milieubeheer. Reactie 2 Het ontbreekt aan initiatieven om Oud Koog groener te krijgen. Het wijkoverleg adviseert de bestemmingswijziging van 'Groen' in 'Verkeer-Verblijfsgebied' te heroverwegen. De uitwisselbaarheid van groen en parkeren dient vergezeld te gaan van een compensatie van het verdwijnende groen. Antwoord 2 gemeente De in het bestemmingsplan gebruikte bestemmingen zijn beschreven in hoofdstuk 6 van de toelichting. De groenvoorzieningen met een structureel karakter, maar zonder bijzondere natuurwaarden, zijn bestemd als Groen. Deze gronden hebben veelal de functie van groene buffer of afscheiding tussen wegen en/of verschillende functies/wijken. Het gaat bijvoorbeeld om stroken gelegen langs wegen, watergangen en parken. Dit groen is belangrijk voor de leefbaarheid van een gebied en moet daarom behouden blijven. Gedacht moet worden aan het Koogerpark en het groen ter plaatse van de molen. De rest van het groen dat in de wijk voorkomt, bijvoorbeeld bermen en smalle stroken langs wegen, krijgt de bestemming Verkeer of Verkeer -

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 89 Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming vallen ook parkeerplaatsen en buurtontsluitingswegen. De functies zijn uitwisselbaar: daar waar nu parkeerplaatsen zijn, kan groen worden gerealiseerd en groen kan verdwijnen daar waar een woonstraat verbreed moet worden. Het is voor een goede ruimtelijke ordening niet wenselijk om voor iedere parkeerplaats en ieder grasveldje een ontheffingsprocedure te moeten doorlopen. Het is gebruikelijk om bij herinrichtingsplannen de wijkoverleggen te betrekken en er is altijd de mogelijkheid om in te spreken. Reactie 3 Het wijkoverleg kan zich niet vinden in de bestemmingen voor de Zuiderkerkstraat 3 en het Kerkplein. De bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied' respectievelijk 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'Erf' sluiten meer aan bij de wens van de bewoners in Oud Koog. Antwoord 3 gemeente Zuiderkerkstraat 3 heeft de bestemming 'Wonen'. Ter plaatse is in het verleden een kinderdagverblijf (Klavertje Vier) aanwezig geweest. Dit kinderdagverblijf is inmiddels niet meer aanwezig. De gronden zijn nu gemeentegrond en het is de bedoeling om deze gronden te verkopen ten behoeve van de bouw van een eengezinswoning. Hiervoor zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een woning conform deze randvoorwaarden. Het kerkplein is eigendom van de gemeente en heeft de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Hoewel de aanleg van parkeervoorzieningen binnen deze bestemming in principe mogelijk is, ligt de feitelijke aanleg van parkeervoorzieningen niet voor de hand. Doelstelling van de gemeente is het waarborgen van de openheid van het plein. Eventuele veranderingen van de inrichting van de openbare ruimte komen in overleg met de wijk tot stand. Het op voorhand uitsluiten van bepaalde functies komt de flexibiliteit en daarmee het toekomstgerichte karakter van het bestemmingsplan niet ten goede. De bestemming van het kerkplein blijft dan ook ongewijzigd. Reactie 4 Het wijkoverleg vraagt aan te geven welke de 250 karakteristieke bedrijfspanden zijn en waar de lijst van karakteristieke bedrijfspanden is gepubliceerd. Daarnaast wordt gevraagd of de eigenaren van de aangewezen panden hierover worden geïnformeerd en hoe dit op de plankaart is verwerkt. Antwoord 4 gemeente De lijst van karakteristieke bedrijfspanden is een overzicht van bedrijfspanden met een bijzondere uitstraling, typerend voor de geschiedenis van Zaanstad. Het gaat hier niet om panden met een monumentstatus, maar om panden die worden beschouwd als 'de moeite waard om te behouden'. Het document heeft geen juridische status en de eigenaren van de aangewezen panden zijn hierover niet geïnformeerd. Het is daarom ook niet in de regels of op de verbeelding verwerkt. Aangezien geen sprake is van officieel beleid en het onderscheid tussen monumenten en karakteristieke bedrijfspanden verwarring kan geven, is besloten de lijst niet op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan. Reactie 5 Het wijkoverleg merkt op dat in hoofdstuk 3 (paragraaf 3.5.3.4.8) wordt gesproken over een derde van de vloeroppervlakte van een woonhuis2 en in hoofdstuk 6 (paragraaf 6.2.3.2) over 30%. Antwoord 5 gemeente Het beleid voor bedrijven in woonhuizen gaat er vanuit dat de woonfunctie leidend is en dat de bedrijfsvestiging ondergeschikt is. Van ondergeschiktheid is sprake als de vestiging beperkt blijft tot 65 m en maximaal eenderde van het woonhuis beslaat. Op basis van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zogenaamde 30% - 70% regeling. Dat wil zeggen dat wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak bedraagt, er op het pand geen bedrijfsbestemming wordt gelegd, maar de woonbestemming gehandhaafd

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 90 blijft. Reactie 6 Het wijkoverleg geeft aan dat punt 9 van paragraaf 4.3.1 niet in overeenstemming is met de tekst in paragraaf 4.2.1. Antwoord 6 gemeente De tekst is op dat punt aangepast. Hoewel de doelstellingen om de bestaande detailhandelsclusters te versterken en versnippering tegen te gaan, onveranderd zijn, zijn de gronden en dus ook de open ruimte onder het viaduct bestemd als Verkeer-Verblijfsgebied' met aanduidingen voor de bebouwing: supermarkt (su) en de overige detailhandel (dh). De bebouwing langs en haaks op de Verzetstraat heeft de bestemming 'Wonen'. en de bebouwing ten noorden van het viaduct (Verzetstraat 12-16) 'Gemengd'. Genoemde bestemmingen zijn overeenkomstig de bestaande situatie. Reactie 7 Het wijkoverleg verzoekt om aanpassing van paragraaf 5.1.1 Akoestisch onderzoek - industrielawaai voor wat betreft de binnen de geluidszone geplande 14 appartementen in het voormalige Gemeentearchief en een hotel. Antwoord 7 gemeente De tekst is op dit punt aangepast. Opgemerkt wordt dat voor de wijziging van het voormalige gemeentearchief in appartementen op 17 februari 2010 een projectbesluit genomen is en bouwvergunning eerste fase verleend. Als onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing voor deze bestemmingswijziging is akoestisch onderzoek verricht door de geluidzonebeheerder van de gemeente. De conclusie van dit onderzoek is dat de geluidsbelasting ter plaatse van de appartementen gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. Er was daarom geen hogere geluidgrenswaarde nodig voor deze bestemmingswijziging. Aangezien de vergunning inmiddels verleend is, maakt het bestemmingsplan strikt genomen geen nieuwe geluidsgevoelige bebouwing mogelijk. Een hotel is geen geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder, waardoor geen wettelijke geluidnormen voor een hotel gelden. Er gelden geen restricties voor een hotel in een geluidzone. Reactie 8 Het wijkoverleg constateert dat de in paragraaf 5.1.3 genoemde bedrijven niet overeenkomen met de bedrijven in hoofdstuk 6.3 van het milieuonderzoek en verzoekt aan te geven wat de correcte benaming is. Daarnaast wordt opgemerkt dat ADM Cocoa ten noorden van Oud- Koog ligt en niet ten oosten. Gevraagd wordt waarom er zoveel klachten over stank zijn als de werkelijke geurbelasting zogenaamd meevalt. Antwoord 8 gemeente ADM ligt inderdaad ten noorden van Oud Koog, maar ten opzichte van het totale plangebied liggen de bedrijven die voor geuroverlast zorgen voornamelijk aan de oostkant. Omdat zuidwestelijke wind de heersende windrichting is valt de geurhinder in het plangebied relatief gezien mee. Alleen wanneer de wind van Tate en Lyle richting het plangebied waait is er sprake van geuroverlast. In de milieuvergunning van Tate en Lyle zijn allerlei voorschriften op genomen om geurhinder te reduceren. Reactie 9 In paragraaf 3.7 van het milieuonderzoek ontbreekt de vermelding van het bedrijventerrein Breedweer. Antwoord 9 gemeente Breedweer wordt beschouwd als gemengd gebied. Zo is dat ook in het milieuonderzoek opgenomen. De bedrijven die zich in dit gebied bevinden, hebben de bestemming 'Gemengd' gekregen. De op het terrein aanwezige bedrijvigheid past binnen deze bestemming. Reactie 10

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 91 Het aantal bedrijven met een maatbestemming is niet duidelijk. Antwoord 10 gemeente Er zijn in totaal drie bedrijven met een maatbestemming: tankstation Bako (Fortuinweg 3), zetmeelfabriek Tate en Lyle B.V. (Lagedijk 5) en tankstation Vos (Zuideinde 110). Dit komt overeen met het gestelde in het aangepaste milieuonderzoek. Reactie 11 Het ontbreken van een effectieve 30 km inrichting op 30 km wegen met een busroute maakt dat de geluidsbelasting op deze wegen gelijk is aan die op een 50 km weg. Dit moet worden verwerkt in het milieuonderzoek. Antwoord 11 gemeente In het bestemmingsplan wordt van de formele maximum snelheid ter plaatse uitgegaan. Omdat 30 km wegen geen geluidzone hebben, zijn deze niet in het milieuonderzoek behandeld. Langs dit soort wegen gelden in principe geen ruimtelijke restricties. Reactie 12 Bijlage 4, 5A en 5B ontbreken in het rapport. Er wordt verzocht deze bijdragen toe te voegen. Antwoord 12 gemeente Dit betreft de bijlagen 'Wettelijke normen Wet geluidhinder', 'Tabel Stroom- en ontsluitingswegen' en 'Kaart Stroom- en ontsluitingswegen'. De bijlagen zijn toegevoegd aan het milieuonderzoek. Reactie 13 De geluidsbelasting van de A8 in Oud Koog ligt boven het gewenste niveau. Dit kan verminderd worden door verhoging van de geluidschermen en isolatie van de brugklep. Met Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over nader akoestisch onderzoek. Antwoord 13 gemeente Het beheer van het geluid van de rijksweg A8 is in handen van Rijkswaterstaat. Naar aanleiding van de reactie van het wijkoverleg Oud Koog op het Actieplan geluid van Rijkswaterstaat heeft de gemeente aanvullend onderzoek naar de geluidsbelasting van de A8 laten uitvoeren, waaruit blijkt dat de geluidbelasting binnen het plangebied ter hoogte van de A8 sinds 1996 niet is toegenomen. Het bestemmingsplan vormt overigens geen belemmering voor het eventueel isoleren van de brugklep of het ophogen van de geluidsschermen. Reactie 14 In paragraaf 4.7 van het milieuonderzoek is de bouw van hotel Zoethout niet genoemd als geluidsgevoelige bestemming. Dit moet worden aangepast. Antwoord 14 gemeente Een hotel wordt niet beschouwd als een geluidsgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder (zie ook de reactie op punt 7). Aanpassing van het milieuonderzoek is dan ook niet nodig. Reactie 15 In de paragraaf over industrielawaai (4.8) wordt aangegeven dat het bestemmingsplan niet voorziet in ruimtelijke ontwikkelingen binnen de industrielawaaizones. Er zijn wel ontwikkelingen, namelijk de 14 appartementen in het gemeentearchief, Hotel Zoethout en de appartementen in het Dr. Oetkercomplex (voormalige Honig-fabriek). Antwoord 15 gemeente Voor de genoemde ontwikkelingen zijn geen hogere geluidgrenswaarden industrielawaai verleend, omdat de geluidsbelasting op het complex vanwege gezoneerd industrielawaai lager is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Daarnaast wordt verwezen naar de reactie op punt 7. Reactie 16 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 92 De bijlagen 'Externe veiligheid gevaarlijke stoffen', 'Risico's op en aan de Zaan' en 'Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk' ontbreken en moeten alsnog worden toegevoegd. Antwoord 16 gemeente De noodzakelijke bijlagen zijn toegevoegd aan het milieuonderzoek. Reactie 17 De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' moet worden gewijzigd in 'Groen' ter plaatse van de Boschjesstraat langs de provinciale weg, ten noorden van de supermarkt Verzetstraat, de Breestraat ten zuiden van de Verzetstraat, de Verzetstraat en het pleintje nabij Hyacintstraat 35 en 53. Antwoord 17 gemeente Voor ons antwoord op deze reactie verwijzen wij naar het bovengenoemde antwoord op reactie 2 van het wijkoverleg. Reactie 18 De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Groen' met de mogelijkheid voor een speelvoorziening ter plaatse van de speelplaatsen Pinkstraat, Zuiderkerkstraat, Badhuisstraat en Troelstraplein. Antwoord 18 gemeente Voor ons antwoord op deze reactie verwijzen wij ook naar het bovengenoemde antwoord op reactie 2 van het wijkoverleg. Hieraan wordt nog toegevoegd dat binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' tevens speeltoestellen en speelvoorzieningen zijn toegestaan. Het bestemmingsplan is hierop dan ook niet aangepast. 7.1.2.5 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Reactie 1 Het HHNK adviseert voor een nadere beschrijving van de wateraspecten te verwijzen naar de waterparagraaf. Antwoord 1 gemeente In paragraaf 2.4 is een verwijzing opgenomen naar de waterparagraaf. Reactie 2 Het HHNK vermeldt dat in oktober 2009 het Waterbeheersplan 4 is vastgesteld en dat op 1 januari 2010 de nieuwe Keur 2010 van kracht wordt. Antwoord 2 gemeente Wij zullen bij onze plannen rekening houden met de nieuwe beleidsdocumenten. Deze reactie heeft aanleiding gegeven tot het wijzigen van de toelichting van het bestemmingsplan. Reactie 3 Het HHNK adviseert de toelichting aan te passen voor wat betreft de Keur 2009. Antwoord 3 gemeente De toelichting is conform het advies aangepast. Reactie 4 Het HHNK merkt op dat in het bestemmingsplan niet wordt verwezen naar het geldende beleidskader ten aanzien van de waterkeringen en verzoekt om opname van een passage van het Beheersplan Waterkeringen 2006-2010. Antwoord 4 gemeente De toelichting is hierop aangepast. Reactie 5 Het HHNK verzoekt paragraaf 5.2.4 aan te passen voor wat betreft de sportterreinen. Antwoord 5 gemeente De betreffende paragraaf is conform verzoek aangepast.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 93 Reactie 6 Het HHNK geeft aan niet op hoogte te zijn van de ontwikkelingen hotel Zoethout, het gemeentearchief en de Waakzaamheid. Antwoord 6 gemeente De ontwikkelingen van het gemeentearchief en de Waakzaamheid betreffen interne wijzigingen van bestaande panden zonder dat sprake is van een toename van verharding. Om deze reden is in het kader van de ruimtelijke procedures geen contact geweest met het hoogheemraadschap. Ter plaatse van de ontwikkeling hotel Zoethout was voorheen een fabriek gevestigd. Met de komst van het hotel is geen sprake van een toename van de verharding ten opzichte van de fabriek, zodat ook in dit geval overleg achterwege is gebleven. Reactie 7 Het HHNK adviseert artikel 19.3 van de regels aan te passen. 'Belangen van de waterkering' moet worden gewijzigd in 'belangen van de waterhuishoudkundige situatie'. Antwoord 7 gemeente De bestemming Waterstaat - Waterkering is bedoeld voor het fysiek aanwezige waterstaatswerk. De belangen van de waterhuishoudkundige situatie worden niet geregeld in een bestemmingsplan, vanwege het ontbreken van een ruimtelijke component. Reactie 8 De zone van het waterstaatswerk is niet goed aangegeven op de verbeelding. De zone van het waterstaatwerk betreft niet alleen de dijk zelf, maar ook de zone waarbinnen werkzaamheden invloed kunnen hebben op de stabiliteit van het dijklichaam. Antwoord 8 gemeente Op 18 april 2011 heeft overleg plaatsgevonden met het HHNK over het opnemen van waterkeringen in de Zaanse bestemmingsplannen. Tijdens dit overleg is besloten om alleen het waterstaatswerk op de verbeelding op te nemen en de zinsnede dat 'advies gevraagd moet worden aan de waterbeheerder'. De zone van het waterstaatwerk is aangepast conform de door het hoogheemraadschap aangeleverde gegevens. 7.1.2.6 Kamer van Koophandel Reactie De Kamer van Koophandel geeft aan dat in het plangebied de bedrijfslocatie Honig is gelegen, die in de concept sectornota bedrijventerreinen Zaanstad is aangemerkt als binnenstedelijk bedrijventerrein. Deze locatie moet als zodanig worden opgenomen in de toelichting. Daarnaast moet hoofdstuk 4 van de toelichting worden aangepast voor wat betreft de omschrijving van de gebiedstypering 'Werkgebied'. Antwoord gemeente Bij besluit van 29 december 2009 is een projectbesluit genomen als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening en bouwvergunning eerste fase verleend voor het geheel veranderen van het voormalige fabriekspand van Honig (verbouwen tot appartementen, bedrijfsruimte en parkeerkelder) op het adres Zuideinde 72-100 te Koog aan de Zaan. Van een bedrijfslocatie is dus geen sprake meer. Deze reactie heeft dan ook geen aanleiding gegeven tot het wijzigen van het ontwerp bestemmingsplan. Voor wat betreft de gebiedstypering in hoofdstuk vier van de toelichting wordt opgemerkt dat dit een weergave betreft van de bestaande gebiedstyperingen zoals vermeld in de Structuurvisie Dansen op het Veen en dat hierop geen aanpassing zal plaatsvinden.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 94 7.1.2.7 KPN Reactie KPN verzoekt rekening te houden met het creëren van tracés aan beide zijden van straten in openbare grond, in bermen en in open verhardingen, het handhaven van bestaande tracés, het vrijhouden van toegewezen tracés van bomen en beplanting en het in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van openbare kabelverdeelkasten van KPN. Antwoord gemeente Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen genoemde punten en behoeft op dit punt geen aanpassing. 7.1.2.8 N.V. Nederlandse Gasunie Reactie 1 De Nederlandse Gasunie verzoekt om weergave van het gasontvangststation en leiding W-570-15 op kaartblad 5. Antwoord 1 gemeente Het gasontvangststation is gelegen op het gezoneerde bedrijventerrein van Tate & Lyle. Ter plaatse van het gasontvangststation is ingevolge deze zonering een bedrijf van milieucategorie 3.1. toegestaan. Het gasontvangststation valt hieronder, waardoor het bestemmen met een specifieke aanduiding niet noodzakelijk is. De desbetreffende leiding is conform het verzoek aangepast. Reactie 2 De Gasunie constateert dat de voor aardgastransportleidingen opgenomen dubbelbestemming 'Leiding-Gas' niet de de gebruikelijke strookbreedte van 4 meter ter weerszijden van het hart van de leiding heeft en verzoekt de strookbreedte hierop aan te passen. Antwoord 2 gemeente De gewenste aanpassing is op de verbeelding verwerkt. Reactie 3 De Gasunie doet de aanbeveling om vooruitlopend op de AmvB Buisleidingen (Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen Bevb) de in het plan weergegeven toetsingsafstanden qua breedte te wijzigen in de 1% lethaliteitsgrenzen zoals opgesomd in een bijgevoegde tabel. Antwoord 3 gemeente Deze aanbeveling is overgenomen in het milieuonderzoek. Reactie 4 De Gasunie merkt op dat rekening moet worden gehouden met de geluidsemissie van hun station ter plaatse. Antwoord 4 gemeente Het gasontvangststation is gelegen op een gezoneerd industrieterrein en is passend binnen de ter plaatse vigerende bestemming 'Bedrijf'. Met de geluidsemissie is hiermee rekening gehouden. Reactie 5 De Gasunie verzoekt om opname in de toelichting van een alinea omtrent het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding. Antwoord 5 gemeente Deze reactie heeft aanleiding gegeven tot het aanpassen van het milieuonderzoek op dit punt. Reactie 6 De Gasunie verzoekt om aanpassing van artikel 21.4 van de regels. Het ophogen van de bodem en het uitvoeren van grondbewerkingen wordt aanlegvergunningplichtig gesteld, indien deze plaatsvindt met een hoogte of diepte van meer dan 0,5 meter. Dit is onvoldoende ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 95 personen en goederen in de directe omgeving van de leidingen. Antwoord 6 gemeente Deze reactie heeft geleid tot een aanpassing van het desbetreffende artikel. De hoogte en dieptebepaling zijn komen te vervallen. Reactie 7 De Gasunie verzoekt om toevoeging van de activiteit 'indrijven van voorwerpen' aan het in artikel 21.4 opgenomen aanlegvergunningenstelsel ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leidingen. Antwoord 7 gemeente Deze reactie heeft aanleiding gegeven tot het toevoegen van de gewenste toevoeging. 7.1.2.9 Gemeentelijke monumentencommissie Reactie 1 De commissie adviseert om in hoofdstuk 2 paragraaf 2.3 (Cultuurhistorische en archeologische waarden) meteen te laten volgen op paragraaf 2.1 (Geschiedenis van het plangebied). Antwoord 1 gemeente De bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad worden volgens een vaste structuur opgesteld. Naar onze mening is er in casu geen dringende reden aanwezig om van deze (vaste) structuur af te wijken en derhalve blijft de structuur bestaan. Reactie 2 De commissie mist twee gemeentelijke monumenten in de lijst: Stationsstraat 80 en Weeshuisland 62-64. Antwoord 2 gemeente Stationsstraat 80 is aan de lijst van gemeentelijke monumenten toegevoegd. Weeshuisland 62-64 ligt niet binnen dit bestemmingsplan, maar binnen bestemmingsplan Westerkoog. 7.1.2.10 Brandweer Zaanstad Reactie Brandweer Zaanstad geeft een aantal aandachtspunten aan met betrekking tot bluswater, bereikbaarheid en aanrijtijd. Met betrekking tot externe veiligheid wordt opgemerkt dat hiervoor wordt verwezen naar het advies van de regionale brandweer, maar dat extra aandacht wordt gevraagd voor effectafstanden. Antwoord gemeente Het advies van de brandweer betreft uitvoeringsaspecten, waar in het bestemmingsplan geen plaats voor is vanwege het ontbreken van ruimtelijke relevantie. Deze reactie heeft dan ook niet geleid tot het aanpassen van het ontwerp bestemmingsplan. 7.1.2.11 Regionale Brandweer Zaanstad Waterland Reactie De regionale brandweer adviseert voor de in het plangebied gelegen buisleidingen QRA's (Quantitatieve Risico Analyses) te laten uitvoeren volgens de nieuwe AMvB Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Antwoord gemeente De externe veiligheidsaspecten van het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het besluit is op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Besluit is van toepassing op de aardgastransportleidingen met een werkdruk vanaf 16 bar of meer en buisleidingen met aardolieproducten. Naar aanleiding hiervan wordt momenteel een QRA voor de buisleidingen uitgevoerd.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 96 In zijn algemeenheid wordt ten aanzien van het advies van de regionale brandweer nog het volgende opgemerkt. In het advies wordt een beschrijving van de huidige situatie gegeven en wordt ingegaan op de risicobronnen en hulpverlening, waarbij scenario's worden beschreven. Voorts worden er maatregelen beschreven ter bevordering van de veiligheid. Genoemde onderwerpen hebben betrekking op uitvoeringsaspecten en zijn niet ruimtelijk relevant, waardoor verwerking in het bestemmingsplan niet mogelijk is. 7.1.2.12 Vereniging De Hollandsche Molen Reactie 1 Vereniging De Hollandsche Molen adviseert de vrijwaringszone voor de molenbiotoop aan te passen. Antwoord 1 gemeente In artikel 22 van de planregels is opgenomen dat binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zich geen nieuwe hoge gebouwen mogen bevinden, teneinde de molen als werktuig gelet op de windvang en als waardevol beeldbepalend (landschaps)element te beschermen. In artikel 22.4.2 zijn de maximaal toegestane bouwhoogtes geregeld. Deze hoogtes zijn in overleg met de gemeentelijke beleidsadviseur monumenten tot stand gekomen. De vrijwaringszone is niet aangepast. Reactie 2 De vereniging verzoekt om vastlegging van de molenbiotoop van de buiten het plangebied gelegen molen De Bleeke Dood. Antwoord 2 gemeente Deze reactie heeft geleid tot opname van de gevraagde molenbiotoop. 7.2 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ontwikkeling (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen. waardoor gemeenten in tegenstelling tot de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) over meer mogelijkheden voor kostenverhaal beschikken. Daarnaast biedt de (nieuwe) wetgeving aan de gemeente meer sturingsmogelijkheden doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beide is ook mogelijk. Voor het grootste deel kent het bestemmingsplan een conserverende regeling met uitsluitend ontwikkelingsmogelijkheden op perceelniveau (extra bijbehorende bouwwerken e.d.) en ontwikkelingsmogelijkheden die op grond van voorgaande plannen al gerealiseerd mochten worden. Het opstellen van een een grondexploitatieplan gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening jo. het Besluit ruimtelijke ordening is derhalve niet relevant. 7.3 Handhaving

In algemene zin geldt ook voor het plangebied van bestemmingsplan Oud Koog en Rooswijk dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat. Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 97 Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden als het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid. Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.

Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels. Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving. In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Als bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 98 7.4 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden: Voorbereidingsprocedure Voor het opstellen van van een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 Bro genoemde instanties. Tevens zijn diverse (informele) informatiebijeenkomsten binnen het plangebied georganiseerd voor bewoners, belangstellenden en belanghebbenden. De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro door in de toelichting van het plan op de gemaakt op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt. Vaststellingsprocedure Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd 12 weken na de termijn van terinzagelegging vast. Beroepsprocedure Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de VROM inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de VROM inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 99 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 100 Bijlagen

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 101 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 102 Bijlage 1 Milieuonderzoek

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 103 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 104 Bijlage 1 Milieuonderzoek

Milieuonderzoek ‘Bestemmingsplan Oud Koog Rooswijk’

Datum : Maart 2010 Afdeling : Milieu, vakgroep Ruimtelijk Milieu

1 Inhoudsopgave

Samenvatting milieuonderzoek ...... 4 1 Inleiding...... 8 2 Bedrijven...... 9 2.1 Inleiding...... 9 2.2 Methodiek milieuzonering...... 9 2.3 Richtafstanden ...... 10 2.4 Omgevingstypen...... 10 2.5 Milieucategorieën in gebieden met functiemenging...... 11 2.6 Ontheffing van categorie ...... 11 2.7 Gebiedstypering Oud Koog en Rooswijk...... 12 2.8 Beoordeling gevestigde bedrijven...... 13 3 Geluid ...... 14 3.1 Wettelijk kader...... 14 3.2 Geluidzones...... 14 3.3 Normstelling ...... 15 3.4 Nieuw gemeentelijk geluidbeleid op grond van de ruimtelijke milieuvisie.... 16 3.5 Verkeersgegevens ...... 18 3.6 Wegverkeerslawaai...... 18 3.7 Railverkeerslawaai...... 25 3.8 Industrielawaai...... 27 4 Externe veiligheid...... 28 4.1 Algemeen ...... 28 4.2 Wet- en regelgeving...... 28 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)...... 28 Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)...... 28 Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs)...... 29 4.3 De Structuurvisie Buisleidingen (concept)...... 29 4.4 Het Besluit externe veiligheid buisleidingen...... 29 Normstelling externe veiligheid...... 30 Voor risicovolle activiteiten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten ...... 30 Plaatsgebonden risico...... 30 Groepsrisico ...... 31 Verantwoordingsplicht Groepsrisico...... 32 Overig risico aspecten...... 33 4.5 Situatie planperiode ...... 33 4.5.1 Risicovolle bedrijven ...... 34 4.6 Vervoer gevaarlijke stoffen...... 36 4.7 Vervoer gevaarlijke stoffen over de Zaan...... 37 4.8 Vervoer gevaarlijke stoffen per trein ...... 37 4.9 Buisleidingen ...... 37 5 Geur...... 40 5.1 Landelijk geurbeleid...... 40 5.2 Gemeentelijk geurbeleid...... 40 5.3 Geur in plangebied ...... 42 6 Luchtkwaliteit...... 44 6.1 Toetsingskader ...... 44 6.2 Situatie planperiode ...... 46 7 Bodem ...... 48 7.1 Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart...... 48 7.2 Conclusie ...... 49 8 Natuur...... 50 8.1 Wetgeving ...... 50 8.2 Onderzoek...... 52 9 Duurzaamheid...... 54 9.1 Duurzame ontwikkeling ...... 54

2

Bijlagen

1. Figuur geluidszone industrieterrein zetmeelbedrijven de Bijenkorf B.V. en omstreken 2. Figuur geluidszone industrieterrein Poeldijk 3. Wegverkeersgegevens 2008/2009 en 2018/2019 4. Wettelijke normen Wet geluidhinder 5a. Tabel stroom- en ontsluitingswegen 5b. Kaart stroom- en ontsluitingswegen

3 Samenvatting milieuonderzoek

Door de afdeling Milieu van de gemeente Zaanstad is een onderzoek uitgevoerd naar de milieuaspecten in het bestemmingsplan Oud-Koog/Rooswijk. De belangrijkste conclusies zijn hieronder weergegeven.

1.1 Bedrijven Binnen het plangebied is de milieu-invloed van de bestaande bedrijven onderzocht. Hieruit blijkt dat bijna alle bedrijven goed in hun omgeving passen. Enkele bedrijven hebben een milieuzone die iets groter is dan hun afstand tot de dichtstbijzijnde woonbestemming rechtvaardigt. Deze bedrijven krijgen een bestemming op maat. Het betreft de volgende bedrijven:  LPG-tankstation Bako, Fortuinweg 3;  Tate & Lyle Amylum Nederland b.v., Lagedijk 5;  machinefabriek Duyvis, Schipperslaan 15;

1.2 Geluid Binnen het bestemmingsplan zijn de aspecten Industrielawaai, railverkeerslawaai en wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:  Industrielawaai Een klein deel van het bestemmingsplan is gelegen binnen de zones van de industrieterreinen ZBB-Amylum (thans Tate en Tyle Netherlands B.V.) en Cacao De Zaan (thans ADM Cacoa) . Binnen deze geluidszone zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen voorzien.  Railverkeerslawaai Door het bestemmingsplangebied Oud Koog Rooswijk loopt de spoorlijn Zaandam-Uitgeest. Binnen de geluidszone van deze spoorlijn zijn geen geluidgevoelige bestemmingen voorzien. In het gebied met een hogere geluidsbelasting dan 68 dB zijn geen geluidgevoelige functies mogelijk. In het ontwerpbestemmingsplan zijn in genoemd gebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen voorzien.  Wegverkeerslawaai Door het bestemmingsplangebied loopt een aantal wegen met een hoge verkeersintensiteit, zoals de Provincialeweg en de A8. Binnen de 53 dB contour van de A8 en de 63 dB contour van de Provinciale weg zijn in principe geen geluidgevoelige functies mogelijk. De 53 db contour van de A8 heeft een groot ruimtebeslag. In het ontwerpbestemmingsplan zijn in het gebied langs de A8 met een geluidsbelasting hoger dan 53 dB gebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen voorzien.

1.3 Externe veiligheid Binnen het bestemmingsplan zijn de risicodragende activiteiten bij inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen door het bestemmingsplan onderzocht. Het ontwerpbestemmingsplan is door de Veiligheidsregio Zaanstraak Waterland beoordeeld. De veiligheidsregio geeft in haar advies aanbevelingen waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. Het onderzoek naar de risico’s van de hoge druk aardgasleidingen ligt ter beoordeling bij de veiligheidsregio.

1.3.1 Bevi-inrichtingen Binnen het plangebied bevinden zich de volgende twee risicovolle bedrijven;  LPG-tankstation Bako, Fortuinweg 3  Tate & Lyle Amylum Nederland b.v., Lagedijk 5.

De plaatsgebonden risico contouren van deze bedrijven zijn op de plankaart aangegeven.

4 LPG-tankstation Bako Op grond van de regeling ‘externe veiligheid inrichtingen’ (REVI) geldt er een plaatsgebonden risicocontour met een straal van 45m bij een jaarlijkse doorzet van 1000m3. Deze 1000 m3 is een ondergrens. In de kwalitatieve risicoanalyse (QRA) is van een maximale doorzet van 500 m3 uitgegaan. Ten tijde dat deze QRA werd opgesteld was in het concept REVI sprake van een ondergrens voor de doorzet van LPG van 500 m3 vandaar dat het plaatsgebonden risico bij deze doorzet is berekend. Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico van het tankstation onder de oriënterende waarde ligt. Voor de berekening van het groepsrisico is men uitgegaan van een LPG-doorzet van maximaal 500 m3. Omdat de werkelijke doorzet minder is dan 500 m3 is de uitkomst van de groepsrisicoberekening een overschatting van het groepsrisico. Het groepsrisico van BAKO is daarom verantwoord.

Tate & Lyle Amylum Nederland b.v. Door de grote hoeveelheid opgeslagen chemicaliën is het Besluit “externe veiligheid inrichtingen” (BEVI) op dit bedrijf van toepassing. De chemicaliën zijn opgeslagen in de gebouwen 19, 33 en 47. In verband met de realisatie van een apotheek en huisartsenpraktijk aan de Lagendijk 1-3 is het plaats gebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR)van Tate en Lyle onderzocht. Uit het onderzoeksrapport “toetsing van de vestiging van een Ahoed aan het BEVI” blijkt dat er geen plaatsgebonden risico contour aanwezig is voor de opslaggebouwen 19 en 33. Alleen voor gebouw 47 geldt er een kleine PR-contour. Deze contour ligt op het eigen terrein van Tate en Lyle. Het groepsrisico van de chemicaliënopslagen is berekend als nihil.

1.3.2. Vervoer van gevaarlijke stoffen

Binnen of langs het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd via weg, water en buisleidingen.

Weg Op 24 juni 2008 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad ingestemd met de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de nieuwe situatie is het aantal mensen dat blootgesteld wordt aan risico’s in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg afgenomen doordat het tracé waarover gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden verkleind is. Door het plangebied loopt de rijksweg A8. Deze weg maakt onderdeel uit van de routering gevaarlijke stoffen. De veiligheidssituatie rond de route voor gevaarlijke stoffen is aanvaardbaar omdat de plaatsgebonden risicocontour niet buiten de weg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt en omdat het groepsrisico binnen 200 m langs de route voor gevaarlijke stoffen zich onder de oriënterende waarde voor groepsrisico bevindt. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. In de strook van 200 meter langs de route worden in principe geen nieuwe extra woningen toegestaan. Mocht dit in de toekomst wijzigen dan zal er een toetsing moeten plaatsvinden aan het PR en GR. Zie ook de bijlage ‘Externe veiligheid route gevaarlijke stoffen’.

Water Ten westen van het plangebied stroomt de Zaan. Hierover vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen. De zaan is in het basisnet water aangewezen als ‘groene’ vaarweg hierdoor gelden er geen risicocontouren, en hoeft het groepsrisico langs de zaan niet verantwoord te worden en heeft de Zaan geen plasbrandaandachtsgebied.

Buisleidingen In het plangebied bevinden zich 40 bar hoge druk aardgastransportleidingen van de Gasunie. De hoge druk aardgastransportleiding komt het plangebied binnen langs de provinciale weg N203. Vervolgens loopt de gasleiding door Oud Koog en verlaat via de Guisweg weer het plangebied. De buisleiding langs de N203 en door Oud Koog betreft een hoge druk aardgasleiding van 40 bar, met een doorsnede van 12 inch. Vanaf de

5 Guisweg betreft het een hoge druk aardgasleiding van 40 bar met een doorsnede van 16 inch. Voor deze buisleidingen is een QRA uitgevoerd. Naar aanleiding van de QRA had de veiligheidsregio Zaanstreek waterland geen opmerkingen die voor dit bestemmingsplan van belang zijn.

1.4 Geur Het plangebied wordt redelijk zwaar belast als gevolg van enkele geuremitterende bedrijven rondom het plangebied. Het betreft voornamelijk bedrijven uit de levensmiddelenindustrie. In de wijken Oud Koog en Rooswijk ligt het percentage mensen dat geurhinder ondervindt volgens de Zaanpeiling 2007 op respectievelijk 85% en 57%. Direct buiten het plangebied bevinden zich de volgende geuremitterende bedrijven:  Aarhus Karlhamn,  Pielkenrood,  ADM Cocoa,  Zaanse Olierafinaderij,  Cargill. Binnen het plangebied ligt zetmeelfabriek Tate & Lyle. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de milieuvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen. De geuremitterende bedrijven liggen ten oosten van het plangebied. Omdat de heersende windrichting zuidwest is valt de werkelijke geurbelasting gezien de nabijheid van de geuremitterende bedrijven nogal mee.

1.5 Luchtkwaliteit Binnen het plangebied is de luchtkwaliteit voor de stoffen stikstofdioxide, fijn stof, benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en bezo(a)pyreen onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

De grenswaarden voor NO2 en Fijnstof worden in de jaren 2009 en 2019 niet overschreden.

1.6 Bodem Binnen het plangebied is op verschillende locaties de bodem onderzocht. Hieruit blijkt dat op diverse locaties binnen het bestemmingsplan lichte tot sterke verontreinigingen voorkomen. Met ruimtelijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan dient hiermee rekening te worden gehouden. Voor iedere bouwlocatie dient een verklaring van geen bezwaar te worden afgegeven door de gemeente Zaanstad, alvorens er kan worden gebouwd.

1.7 Natuurwaarden In 2009 is een onderzoek verricht naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied “Natuurwaarden Oud-Koog en Rooswijk te Zaandam”. Er is een inventarisatie gedaan van de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Het onderzoek leidt tot de volgende conclusies;  Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor zwaar beschermde soorten uit de soortengroepen planten, vissen amfibieën, vogels en kleine zoogdieren.  De belangrijkste natuurwaarden in het plangebied zijn momenteel aanwezig in het westelijke deel van Rooswijk. Hier kunnen zwaar beschermde soorten voorkomen.  Het dicht bebouwde gedeelte van Rooswijk, zeker het nieuwe gedeelte, is voor flora en fauna het minst interessant. Alleen het verblijf van algemene vleermuissoorten en van beschermde vissen in de wateren is hier mogelijk. In de wateren van het plangebied is het voorkomen van de zwaarder beschermde bittervoorn, rivierdonderpad en kleine modderkruiper nergens op voorhand uit te sluiten hoewel sommige typen wateren geen potentie hebben.  Alleen in het westen van Rooswijk is enige potentie voor rugstreeppad.

6  In het gehele plangebied kunnen algemene bos-,struweel- en tuinvogels voorkomen. Vooral Rooswijk West heeft tevens broedvogels van meer open terrein, waaronder interessante rietvogels. Verspreid in het plangebied is potentie voor verblijven van verschillende jaarrond beschermde vogels.  Verspreid in het plangebied komen vleermuissoorten voor, zij gebruiken het terrein als jachtgebied of als verblijfplaats (vooral gebouwen). De oude, bebouwde delen van het plangebied zijn het meest geschikt voor verblijven van deze soortgroep. Potenties voor vleermuizen vallen hier vaak samen met die van broedende gierzwaluwen.  In het plangebied komen naar verwachting een aantal licht beschermde niet- vliegende zoogdiersoorten voor. In Rooswijk West komen naar alle waarschijnlijkheid zowel de zwaar beschermde noordse woelmuis als de waterspitsmuis voor. In het kader van de natuurbeschermingswet geldt er een zorgplicht en verbodsbepalingen t.a.v. beschermde flora en fauna. Omdat er geen ontwikkelingen voorzien zijn in het ontwerpbestemmingsplan gelden er geen beperkingen ten aanzien van de Flora- en Faunawet.

1.8 Duurzaamheid Het plangebied zal zoveel mogelijk duurzaam worden ontwikkeld. Op procesniveau zullen de sociaal-culturele, economische en ecologische/milieu (als onderdeel van de fysieke) aspecten integraal worden afgewogen. Deze aspecten zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving in het plangebied.

7

1 Inleiding

Voor het plangebied wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. In verband hiermee is een milieuonderzoek uitgevoerd naar de milieueffecten binnen het plangebied. Het plangebied is onderverdeeld in twee deelgebieden, namelijk: Rooswijk, dat kan worden getypeerd als een rustige woonwijk en Oud Koog dat bestaat uit woonwijken en gemengd gebied.

Binnen het plangebied zijn de volgende milieuaspecten onderzocht:  Milieuaspecten gevestigde bedrijven  Geluid  Externe veiligheid  Geur  Luchtkwaliteit  Bedrijven  Bodem  Natuurwaarden  Duurzaamheid De resultaten en de consequenties hiervan zijn in het onderliggende rapport weergegeven.

8 2 Bedrijven

2.1 Inleiding

De functies wonen en bedrijven kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden. Enerzijds kunnen de bestaande bedrijven een belemmering vormen voor nieuwe ontwikkelingen, zoals de bouw van nieuwe woningen in de nabijheid van bedrijven, anderzijds kan oprukkende woningbouw voor een bedrijf een bedreiging vormen voor de bedrijfsactiviteiten. Het kan hierbij ook gaan om maatschappelijke functies, zoals scholen, kerkgebouwen, kinderdagverblijven, bejaardentehuizen en artsenpraktijken. Door het hanteren van bepaalde richtafstanden tussen bedrijven en woningen of andere hindergevoelige bestemmingen, ontstaat de zogenaamde milieuzonering, waarin een goede afstemming plaats vindt tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige objecten. Om in deze zonering wat eenheid te verkrijgen heeft de Vereniging van Nederlandse gemeenten een brochure uitgebracht ´ Bedrijven en milieuzonering´ dat als richtlijn voor de gemeenten geldt. De hierin gehanteerde methodiek wordt ook door de gemeente Zaanstad toegepast en wordt hieronder beschreven.

2.2 Methodiek milieuzonering

De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten is gekoppeld aan een “staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen” en een “staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging” die gebaseerd zijn op de Brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), uitgave 2009. Hierin zijn de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten gerangschikt naar opklimmende milieubelasting. De gemeente Zaanstad hanteert voor de beoordeling van de planologische toelaatbaarheid van horecabedrijven de staat van horecabedrijven.

Op basis van de verwachte belasting voor het milieu zijn de bedrijven opgedeeld in een aantal categorieën. Ten behoeve van de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen kan met behulp van bovengenoemde publicatie voor ieder type bedrijf de indicatieve afstand ten opzichte van woningen en andere hindergevoelige objecten worden bepaald. Het type bedrijf of bedrijfsactiviteit wordt aangegeven met de zogenaamde SBI-code (SBI = Standaard Bedrijfsindeling). Met behulp van een indeling in categorieën wordt aangegeven of de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteit toelaatbaar kan worden geacht. Hoe hoger de categorie, hoe ernstiger de potentiële milieubelasting en hoe groter de richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk of gemend gebied is. De milieubelasting wordt bepaald door verschillende milieuaspecten, zoals gevaar, stof, geur, geluid, verkeer en visueel. Voor elk milieuaspect geldt een aparte richtafstand. Het aspect met de grootste richtafstand is maatgevend voor de zonering. De milieuzonering wordt echter niet alleen gebruikt om in te schatten welk type bedrijf zich op welke locatie in het plangebied mag vestigen. Bestaande bedrijven kennen namelijk eveneens een milieuzone. Binnen deze milieuzone is het, voor een goede ruimtelijke ordening, niet toegestaan om woningen of andere hindergevoelige objecten te bouwen. Bij de realisatie van woningbouw zal dan ook rekening moeten worden gehouden met de milieuzonering van de bestaande bedrijven.

De methode wordt ook gebruikt om inwaartse milieuzonering binnen een bedrijventerrein toe te passen door op een bedrijventerrein aan te geven welke milieucategorie ten opzichte van een rustige woonwijk mogelijk is. Dit is toegepast op het bedrijventerrein waarop de bedrijven Tate & Lyle en Duyvis zich bevinden.

9 2.3 Richtafstanden

De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De richtafstanden zoals die zijn aangegeven in bovenstaande VNG-systematiek lopen uiteen van 0 meter (categorie 1) tot 1.500 meter of meer(categorie 6). Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware en hinderlijke activiteiten. In de VNG brochure zijn de volgende richtafstanden per milieucategorie opgenomen:

Tabel 1.19. Richtafstanden “staat bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein”

Richtafstand Milieucategorie 10 m 1 30 m 2 50 m 3.1 100 m 3.2 200 m 4,1 300 m 4.2 500 m 5.1 700 m 5.2 1000 m 5.3 1500 m 6

NB. De richtafstandenlijsten gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

2.4 Omgevingstypen

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd ten opzichte van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting door geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Omgevingstype bepalend voor de te hanteren richtafstanden. De richtafstanden gelden voor bedrijvigheid ten opzichte van woningen in een een rustige woonwijk. De richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied (dus van 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1).

10 Verdere reducties zijn niet te verantwoorden omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht.

Tabel 1.20. Richtafstanden en omgevingstype

Milieu- richtafstand tot richtafstand tot categorie omgevingstype omgevingstype gemengd rustige woonwijk gebied 1 10 m 0 m 2 30 m 10 m 3.1 50 m 30 m 3.2 100 m 50 m 4,1 200 m 100 m 4.2 300 m 200 m 5.1 500 m 300 m 5.2 700 m 500 m 5.3 1000 m 700 m 6 1500 m 1000 m

Reductie van de richtafstand en het aspect gevaar De reductie met één afstandstap leidt niet tot een lager beschermingsniveau voor gevaar omdat voor activiteiten, waarbij gevaar maatgevend is voor de richtafstanden, vrijwel altijd specifieke regelgeving (zoals het Bevi en het Vuurwerkbesluit) geldt. Bij een klein aantal activiteiten is gevaar bij de bepaling van richtafstanden hét maatgevende milieuaspect zonder dat dit samenhangt met het (mogelijk) van toepassing zijn van het Bevi. Het gaat dan om activiteiten zoals kerncentrales en schietinrichtingen die niet op doorsnee bedrijventerreinen en bedrijvenlocaties voorkomen. Nabij gemengd gebied is daarom een reductie van de richtafstanden met één afstandsstap niet zonder meer mogelijk.

2.5 Milieucategorieën in gebieden met functiemenging In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën: categorie A: toelaatbaar aanpandig aan woningen; categorie B: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen; categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd langs een hoofdweg. Indien een gebied als een gebied met functiemenging wordt aangewezen, dan dient er naast de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk tevens een Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging bij het bestemmingsplan te worden gevoegd.

2.6 Ontheffing van categorie De uitoefening van activiteiten die vallen onder een hogere categorie dan volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan, is niet in alle gevallen ontoelaatbaar. De situatie van een specifiek bedrijf kan namelijk afwijken van de bovenstaande indeling in categorieën. Zo kan een bedrijf door de geringe omvang van (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen, minder hinder veroorzaken dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing in een lagere categorie kunnen indelen. Om een ontheffing te kunnen verlenen moet aan de hand van een onafhankelijk onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

11 Ook bedrijven, waarvan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt aangegeven dat ze passen op een bepaalde locatie, kunnen zich echter niet zonder meer vestigen. Hierover zal het milieuvergunningenspoor uitsluitsel moeten geven. Het bestemmingsplan biedt namelijk een globaal kader voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten, terwijl in het milieuvergunningenspoor de concrete situatie wordt getoetst.

2.7 Gebiedstypering Oud Koog en Rooswijk Het bedrijventerrein van Tate & Lyle, de hieraan grenzende bedrijven aan de Kaarsenmakerstraat, LPG-tankstation Bako, en het terrein van Witco worden als bedrijventerrein getypeerd. Het gebied direct langs de Zaan; de Lage dijk, Hoogstraat, Raadhuisstraat, het Zuideinde, de straten direct aan de A8 (de Verzetstraat en de Sportstraat) en het Breedweer worden als gemengd gebied beschouwd. Het overige gebied wordt als woongebied beschouwd. Op de bedrijventerreinen is de staat van bedrijvigheid bedrijventerreinen van toepassing. Op de overige gebieden zijn de staten van bedrijfsactiviteiten functiemenging en horeca-activiteiten van toepassing.

12 2.8 Beoordeling gevestigde bedrijven

Bedrijven in gemengd gebied Binnen het plangebied is een inventarisatie uitgevoerd van de aanwezige bedrijven. Aan de hand van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is beoordeeld of bedrijven, die zich niet op een bedrijventerrein bevinden, verenigbaar zijn met gevoelige functies.

Bedrijven op bedrijventerreinen Per bedrijf is de milieucategorie bepaald op basis van de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. Afhankelijk van het gebiedstype is bepaald of het bedrijf kan voldoen aan de richtafstand ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning. Indien een bedrijf zich op voldoende afstand van een woning bevindt dan is dat bedrijf toelaatbaar.

Horeca In het plangebied is op een aantal locaties horeca aanwezig. Horecabedrijven kunnen eventueel hinder voor de omgeving veroorzaken, met name door de verkeersaantrekkende werking of door geluid. De mate van hinder is in de regel gerelateerd aan de openingstijden. Om de horecafunctie te reguleren wordt gebruik gemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze staat worden drie categorieën van horeca onderscheiden;  categorie 1: lichte horecabedrijven, zoals restaurants en snackbars.  categorie 2: middelzware horeca, zoals cafés en zalenverhuur,  categorie 3; zware horeca, zoals discotheken en partycentra. Zie bijlage Staat van horeca activiteiten.

De bestemming lichte horeca wordt in dit plangebied in principe overal toelaatbaar geacht. Middelzware horeca is in gemengd gebied mogelijk. Alle zwaardere horeca heeft een maatbestemming nodig.

Bedrijven met een maatbestemming Uit de inventarisatie (zie bijlage bedrijveninventarisatie) van de aanwezige bedrijven blijkt dat drie bedrijven een hogere milieucategorie hebben dan, gezien de gebiedstypering van de omgeving van het bedrijf toelaatbaar, is. Deze bedrijven leveren op de betreffende locaties echter geen knelpunten op. Verplaatsing van deze bedrijven is om milieuhygiënische redenen daarom niet noodzakelijk en is daarnaast financieel niet haalbaar. Deze bedrijven krijgen een maatbestemming. Dit betekent dat indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid zich op die plek mag vestigen. Het betreft de bedrijven:  LPG-tankstation Bako, Fortuinweg 3  Tate & Lyle Amylum Nederland b.v., Lagedijk 5;  machinefabriek Duyvis, Schipperslaan 15;

13 3 Geluid

Ten aanzien van het milieuaspect geluid worden, op grond van de Wet geluidhinder, uitsluitend de geluidgevoelige objecten, zoals woningen en scholen, beschouwd.

3.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hiermee krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheid voor het te voeren geluidbeleid. Doel van de wet is bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van geluid door het stellen van regels voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai is na de wetswijziging de Europese dosismaat Lden van toepassing. Voor industrielawaai geldt nog de oude dosismaat van Letm van 50 dB(A). Ten aanzien van het milieuaspect geluid worden, op grond van de Wgh, uitsluitend de geluidgevoelige objecten, beschouwd.

De volgende bestemmingen zijn geluidgevoelig: Woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven,terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, woonwagenstandplaatsen.

3.2 Geluidzones

Voor het plangebied is onderzocht of de geluidzones, zoals genoemd in de Wet geluidhinder, van toepassing zijn. De geluidszones hebben de betekenis van een aandachtsgebied voor geluid, waarbinnen voor bouwplannen van geluidgevoelige objecten toetsing aan de Wet geluidhinder dient plaats te vinden.

Industrielawaai Rond de industrieterreinen, waar zich bedrijven bevinden die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken volgens artikel 41 van de Wgh, zijn geluidzones vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting als gevolg van dat industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. De zones van de industrieterreinen ZBB- Amylum (thans Tate & Lyle) en Cacao De Zaan (thans ADM Cocoa) liggen in het plangebied. Deze geluidszones zijn in de plankaart opgenomen.

Railverkeerslawaai In het Besluit Geluidhinder Spoorwegen zijn de wettelijke zonebreedtes vermeld per spoortraject. Ter hoogte van het plangebied bedraagt de zonebreedte van het spoortraject 400 m, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de geluidzone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest.

Wegverkeerslawaai In artikel 74 van de Wet geluidhinder zijn de wettelijke zones van wegen vermeld. Een weg bestaande uit één of twee rijstroken in een binnenstedelijk gebied heeft een zone van 200 m aan weerszijden van de weg. Bij drie of meer rijstroken is de zone 350 m aan weerszijden van de weg. Voor de A8 geldt een geluidszone van 600 m. Zonevrijstelling geldt voor wegen in een binnenstedelijk gebied, waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. Zonevrijstelling geldt ook voor de wegen die behoren tot een woonerf, dan wel voor wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt.

14 In het laatste geval is hiervan sprake als de intensiteit van de weg met een klinkerverharding niet meer is dan circa 500 motorvoertuigen per etmaal. In het kader van het Besluit omgevingslawaai heeft de gemeente een geluidbelastingkaart laten maken. Net zoals op de geluidbelastingkaart zijn in het milieuonderzoek de wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km geldt buiten beschouwing gelaten omdat deze wegen akoestisch gezien niet relevant zijn. Er is geen sprake van strijdigheid met het principe van een “goede ruimtelijke ordening” omdat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai langs deze wegen niet wordt overschreden.

3.3 Normstelling

Binnen een geluidszone, die op te vatten is als een aandachtsgebied, mag de geluidsbelasting bij woningen en andere geluidgevoelige objecten in beginsel de in de Wet geluidhinder vermelde grenswaarden niet te boven gaan. Indien maatregelen ter beperking van de geluidsbelasting niet mogelijk zijn dan wel op overwegende bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, landschappelijke, ver- keerskundige of financiële aard, kunnen hogere waarden voor de geluidsbelasting worden vastgesteld.

Industrielawaai De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen, ten gevolge van industrielawaai, is 50 dB(A). In een aantal situaties kunnen echter hogere waarden voor de geluidbelasting worden vastgesteld, indien daarvoor de juiste redenen aanwezig zijn. In het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen zijn de situaties vermeld, waarin een hogere waarde mogelijk is. De wettelijk maximaal toelaatbare grenswaarde voor nieuwe woningen is 55 dB(A).

Railverkeerslawaai De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen vanwege spoorweglawaai is 55 dB. De wettelijke maximaal toelaatbare grenswaarde met ontheffing voor nieuwe woningen is 68 dB. Voor bestaande woningen is de maximale grenswaarde 71 dB. Voor scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen etc. is de voorkeursgrenswaarde 53 dB.

In de onderstaande tabel wordt schematisch de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege spoorweglawaai weergegeven.

Tabel 1. Grenswaarden geluidsbelasting Besluit geluidhinder Geluidgevoelige Voorkeursgrenswaarde Maximale ontheffingswaarde bestemming in dB in dB Nieuwbouw in Nieuwe Wijziging Nieuwbouw in Nieuwe Wijziging zone bestaand spoorlijn en bestaande zone bestaand spoorlijn en bestaande spoor bestaande spoorlijn, spoor bestaande spoorlijn, bouw bestaande bouw bestaande bouw bouw Woningen 55 55 55 68 68 71 Scholen, ziekenhuizen, 53 53 53 68 68 71 verpleeghuizen, etc. Woonwagenterreinen 55 55 55 63 63 63 Terreinen voor 55 55 55 56 66 66 gezondheidszorg

15 Wegverkeerslawaai Voor wegverkeerslawaai wordt onderscheid gemaakt in stedelijke gebieden en buitenstedelijke gebieden. Ingeval van een stedelijk gebied is de maximaal toelaatbare hogere waarde vanwege een bestaande weg voor nieuwe woningen 63 dB en voor vervangende nieuwbouw 68 dB. Voor nieuwe woningen in een buitenstedelijk gebied is de maximaal toelaatbare hogere waarde 53 dB en voor vervangende nieuwbouw 63 dB. In onderstaande tabel wordt schematisch weergegeven de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting met ontheffing afhankelijk van de situatie van de woning en/of de weg.

Tabel 2. Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege verkeerslawaai voor woningen. Situatie woning c.q. weg Voorkeursgrenswaarde Hoogst toelaatbare Hoogst toelaatbare geluidsbelasting met binnenniveau ontheffing Nieuw te projecteren (ook via 48 dB (artikel 82, lid 1) Buitenstedelijk 53 dB 33 dB (artikel 111, lid 2) art. 3.10 Wro) (artikel 76a) Binnenstedelijk 58 dB (artikel 83, lid 1) Nieuw te projecteren langs 48 dB (artikel 82, lid 1) 63 dB (artikel 83, lid 2) 33 dB (artikel 111, lid 2) aanwezige weg (artikel 76a) (artikel 76a) binnenstedelijk (ook via art. 3.10 Wro) Nieuwe weg voor aanwezige 48 dB (artikel 82, lid 1) Binnenstedelijk 63 dB 33 dB (artikel 111, lid 2) of in aanbouw zijn de Buitenstedelijk 58 dB woningen (artikel 83, lid 3) Nieuw te projecteren 48 dB (artikel 82, lid 1) Buitenstedelijk 58 dB 33 dB (artikel 111, lid 2) agrarische dienstwoning 9artikel 83, lid 4) (ook art. 3.10 Wro) (artikel 76a) Nieuw te projecteren 48 dB (artikel 82, lid 1) Binnenstedelijk 68 dB (artikel 33 dB (artikel 111, lid 2) vervangende nieuwbouw 83, lid 5) (ook art. 3.10 Wro) (artikel 76a) Buitenstedelijk 63 dB (artikel 83, lid 6) (zie noot) Nieuw te projecteren 48 dB (artikel 82, lid 1) Buiten bebouwde kom 58 dB 33 dB (artikel 111, lid 2) vervangende nieuwbouw (artikel 83, lid 7) (zie noot) buiten de bebouwde kom (ook art. 3.10 Wro) (artikel 76a

3.4 Nieuw gemeentelijk geluidbeleid op grond van de ruimtelijke milieuvisie.

Op basis van de Ruimtelijke milieuvisie Gemeente Zaanstad heeft de gemeente eigen “hogere geluidgrenswaardenbeleid” vastgesteld, In dit beleid is rekening gehouden met de verschillende gebiedstypen in Zaanstad. In “drukke”gebieden zijn hogere geluidgrenswaarden mogelijk dan in “stille”gebieden. Een belangrijk uitgangspunt van dit beleid is dat indien er op geluidsbelaste locatie gebouwd wordt de initiatiefnemer maximaal 5% van de bouwkosten steekt in het nemen van akoestische maatregelen. Het normenhuis op basis van dit beleid is in onderstaande tabel weergegeven.

Hogere waarden Zaanstad: Maximale waarden wegverkeerslawaai in dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) Sanerings-grenswaarde (60 dB) BASISKWALITEIT AMBITIEWAARDE voorkeursgrenswaarde (48 dB) Bestaande bouw Nieuwbouw maximumgrenswaarde (63 dB)

Woongebied 55 50

Gemengd gebied 60 55

63 55 Centrum gebied Bedrijventerrein / gemengd gebied In principe geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel 63 60 aanwezig/noodzakelijk industrieterrein geen woningen/bedrijfswoningen toegestaan N.v.t. N.v.t.

Agrarisch gebied 50 48

16 Uitzonderingen: 1. Voor woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen die zijn gelegen langs stroom- en gebiedsontsluitingswegen (zie bijlage 5A en 5B Tabel en Kaart stroom- en gebiedsontsluitingswegen) gelden vooralsnog de maximumgrenswaarden zoals vermeld in de Wgh. Deze verruiming van de normen geldt alleen bij de omgevingscategorieën “Woongebied”, “Gemengd gebied” en “Centrumgebied”. De maximumgrenswaarde mag hier niet worden overschreden en het geluidsniveau in de woning moet voldoen aan de binnenwaarde uit het bouwbesluit. In de toekomst moet echter ook in deze situaties de geluidbelasting teruggebracht worden tot de betreffende basiskwaliteit- en/of ambitiewaarden. Hiervoor zal onderzoek worden gedaan naar de technische en organisatorische beheersmaatregelen die op korte en lange termijn genomen kunnen worden om de gewenste geluidsniveaus te realiseren. Daarbij zal een analyse worden gemaakt van de haalbaarheid en betaalbaarheid van die maatregelen. 2. In het geval er sprake is van vervangende (nieuw)bouw, zal getoetst worden aan de Basis kwaliteitswaarde. 3. In het geval de in de Wet geluidhinder opgenomen maximale grenswaarden strenger zijn dan de vastgestelde basiskwaliteit- of ambitiewaarden, zijn de wettelijke (maximale) grenswaarden bepalend. Deze staan vermeld in bijlage 4 Wettelijke normen Wet geluidhinder.

Hogere waarden Zaanstad: Maximale waarden railverkeerslawaai in dB Saneringsgrenswaarde (65 dB voorkeursgrenswaarde (55 dB) BASISKWALITEIT AMBITIEWAARDE maximumgrenswaarde (68 dB) Bestaande bouw Nieuwbouw

Woongebied 60 55

60 55 Gemengd gebied 65 60 Centrum gebied Bedrijventerrein / gemengd gebied In principe geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel 65 60 aanwezig/noodzakelijk industrieterrein geen woningen/bedrijfswoningen toegestaan N.v.t. N.v.t.

Agrarisch gebied 65 55

Hogere waarden Zaanstad: Maximale waarden industrielawaai in dB Saneringsgrenswaade (55 dB(A)) BASISKWALITEIT AMBITIEWAARDE Voorkeursgrenswaader (50 dB(A)) maximumgrenswaarde (55 Bestaande bouw Nieuwbouw dB(A)) Woongebied 55 50

Gemengd gebied 55 50

Centrum gebied 55 50

Bedrijventerrein / gemengd gebied In principe geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel 60 55 aanwezig/noodzakelijk industrieterrein geen woningen/bedrijfswoningen toegestaan N.v.t. N.v.t.

Agrarisch gebied 50 50

17 3.5 Verkeersgegevens

Railverkeerslawaai In het akoestisch spoorboekje Aswin versie 2008 zijn de railverkeerintensiteiten voor de baanvakken ter hoogte van het plangebied opgenomen. Het betreft het baanvak 411. Het baanvak 411 is gelegen tussen het station Zaandam en Uitgeest.

Bij Aswin versie 2008 wordt de prognose 2010-2015 niet meer meegeleverd. Dit is een uitvloeisel van het Reken- en Meetvoorschrift 2006 waarin gesteld wordt: "Omdat er omtrent de prognose voor het maatgevend jaar in de toekomst geen generieke uitspraken kunnen worden gedaan, is dat deel van het emissieregister vervallen." Er ligt een wetsvoorstel (04/2008) ten aanzien van de geluidproductieplafonds ter advies bij de Raad van State. Er wordt verwacht dat de plafonds worden gebaseerd op de waarden van peiljaar 2007 plus 1.5 dB. In overleg met het ministerie van VROM en ProRail Capaciteitsmanagement is er voor de volgende tijdelijke constructie gekozen: Ter indicatie van de toekomstige geluidproductieplafonds kunnen de waarden van peiljaar 2006 plus 1.5 dB gebruikt worden. Deze waarden zullen de uiteindelijke geluidproductieplafonds gemiddeld het best benaderen. Deze voorlopige methode is indicatief en kan toegepast worden tot het moment van inwerking treden van de Geluidproductieplafonds. De invoering van een geluidproductieplafond vormt geen belemmering van het bestemmingsplan.

Tabel 3. Railverkeerintensiteiten situatie 2006 voor baanvak 411 Voertuigen Aantallen (bakken/uur) Categorie & omschr. Dag Avond Nacht 1 blokgeremd rijtuigmaterieel 3,55 2,98 1,16 2 schijf+blokgeremd rijtuigmaterieel 15,77 13,28 1,39 3 schijfgeremd rijtuigmaterieel 41,49 33,43 12,14 4 blokgeremd wagensmaterieel 6,20 5,72 0,51 5 blokgeremd dieselmaterieel 0,07 0,15 0,00 6 schijfgeremd dieselmaterieel 0,21 0,10 0,04 7 schijfgeremd metro- en sneltrammaterieel 0,00 0,00 0,00 8 schijfgeremd intercity- en stoptreinmaterieel 70,55 54,43 17,29 9 schijf+blokgeremd hogesnelheidsmaterieel 0,00 0,00 0,00 10 Light Rail 0,00 0,00 0,00 11 Stil goederenmaterieel 0,00 0,00 0,00

3.6 Wegverkeerslawaai

Door de afdeling Verkeer van de dienst Wijken van de gemeente Zaanstad zijn verkeersgegevens bepaald voor de wegen met een geluidzone binnen het plangebied. Per deelgebied is de geluidsbelasting beoordeeld. Volgens het Reken- en meetvoorschrift Geluidhinder 2006 kan als het maatgevende jaar worden aangehouden De wegen met een maximum snelheid van 30km per uur zijn buiten beschouwing gelaten omdat deze wegen geen geluidszone hebben waardoor de grenswaarden van de Wet geluidhinder niet gelden en omdat deze wegen een geluidsbelasting onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB veroorzaken op de eerstelijns bebouwing.

18

Figuur 30 km gebieden.

Uit de figuur 30 km gebieden blijkt dat bijna het gehele plangebied 30 km gebied is met uitzondering van de hoofdontsluitingswegen , de Provinciale weg en de rijksweg A8.

Figuur milieurelevante wegen

In deze figuur zijn alle in het rekenmodel voor wegverkeerlawaai akoestisch relete wegen weergegeven. De verkeersintensiteiten van de wegvakken van de in bovenstaande figuur weergegeven wegen zijn in de bijlage ‘verkeersgegevens 2008/2009 en 2018/2019 vermeld.

19 Het wegverkeerslawaai is met behulp van het rekenprogramma Geonoise voor de jaren 2008/2009 en 2018/2019 berekend. Voor deze berekening zijn de verkeersgegevens uit het Zaans verkeersmodel gebruikt (Zie bijlage verkeersgegevens 2008/2009 en Prognose 2018/2019).

Op de rekenresultaten is een aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder toegepast. Voor wegen met een maximumsnelheid hoger dan 70km/uur is deze aftrek 2 dB voor wegen met een maximum snelheid tot 70 km/uur is deze aftrek 5 dB.

Binnen het plangebied komen de volgende wegen voor:  Snelweg A8,  De Provinciale weg met een maximum snelheid van 70 km/uur,  De wegen met een snelheid tussen de 70- en 30 km.

Omdat voor de A8 een ander beoordelingskader geldt dan voor de wegen met een snelheid tussen 30 en 70 km wordt het wegverkeerslawaai van deze wegen apart weergegeven. Wegen met een maximumsnelheid groter dan 30 km/uur hebben een geluidszone. Binnen zo’n zone mogen geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd worden indien de wegverkeerslawaaibelasting op de gevel minder is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 decibel (dB). Is de geluidsbelasting hoger dan kan de gemeente onder voorwaarden een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen tot het wettelijk maximum van 63 dB. De A8 is een autosnelweg. Het gebied langs een autosnelweg wordt als buitenstedelijk gebied gezien waar een maximale ontheffingswaarde van 53 dB geldt. Binnen de 53 dB contour (het rode gebied) is woningbouw in principe niet mogelijk. In het groene gebied is de geluidbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 decibel en is de bouw van geluidgevoelige bestemmingen zonder restrictie mogelijk. In het gele gebied kunnen geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd worden indien er een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde wordt verleend. In het rode gebied zijn in principe geen geluidgevoelige functies, zoals wonen onderwijs gezondheidszorg en dergelijke, mogelijk.

20 Figuur geluidcontouren A8 2008-2009 Wegverkeerslawaai A8 2008-2009 inclusief aftrek art 110g Wg

21 Figuur geluidcontouren A8 2018-2019

Uit beide figuren blijkt dat het ruimtebeslag van het gebied waarbinnen geluidgevoelige bestemming niet mogelijk zijn groot is. Omdat de A8 reeds met stil asfalt is uitgevoerd, zijn alleen met overdracht- en stedenbouwkundige maatregelen nieuwe geluidgevoelige functies nabij de A8 mogelijk. Een geluidscherm is een overdrachtsmaatregel. Het geluidsscherm langs de A8 stopt ten westen van de Provinciale weg. Indien dit scherm verder wordt doorgetrokken dan neemt de geluidsbelasting ter hoogte van de sportvelden af.

Wegen met een maximumsnelheid tussen 30 en 70km/uur Indien dit soort wegen binnen de bebouwde kom ligt wordt het gebied langs deze wegen gezien als stedelijk gebied waar een maximale ontheffingswaarde van 63 dB mogelijk is. Binnen de 63 dB contour (het rode gebied) is woningbouw zonder stedenbouwkundige maatregelen niet mogelijk.

22 Figuur wegverkeerslawaai 2008/2009 wegen met een maximumsnelheid tot 70km/uur

23 Figuur wegverkeerslawaai 2018/2019 wegen met een maximumsnelheid tot 70 km/uur

24 Conclusie Omdat er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn in de geluidbelaste gebieden vormt het wegverkeerlawaai geen belemmering voor het bestemmingsplan. Het Breedweer heeft geheel een gemengde bestemming en maakt dus woningbouw mogelijk. Dat is akoestisch gezien mogelijk omdat de wegverkeerlawaaibelasting beneden de wettelijke voorkeurswaarde is.

3.7 Railverkeerslawaai.

Met het rekenprogramma Geonoise is de geluidsbelasting van de spoorlijn berekend Het programma maakt gebruik van het meet- en rekenvoorschrift railverkeerlawaai 2006.

Figuur railverkeerlawaai 2009

Woningbouw in het gebied met een geluidsbelasting tussen de 55- en 68 dB is onder voorwaarden mogelijk. In de onderstaande figuur betreft dit het gele gebied. Het ruimte beslag van het gebied waarbinnen geen geluidgevoelige objecten gerealiseerd kunnen worden is gering.

25 Figuur prognose railverkeerlawaai 2018-2019

De gemeente Zaanstad is bevoegd om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde tot de maximale grenswaarde te verlenen. Uit beide figuren kan worden afgeleid dat het railverkeerlawaai geen belemmeringen opwerpt tegen ruimtelijke ontwikkelingen omdat het bestemmingsplan niet voorziet in geluidgevoelige bestemmingen langs het spoor.

26

3.8 Industrielawaai

Binnen het plangebied liggen de geluidszones van de gezoneerde industrieterreinen; ZZB Amylum (thans Tate & Lyle) en Cacao de Zaan (thans ADM Cocoa).

Figuur Gezoneerde bedrijfsterreinen.

De zone grens is de vastgestelde 50 dB(A) contour die in de figuur als zwarte lijn is weergegeven. Binnen deze zones zijn in principe geen geluidgevoelige bestemmingen toegestaan. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de zone van een industrieterrein, waarbij een hogere grenswaarde gewenst is, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de hogere grenswaarde vast te stellen. Behalve in geval dat de geluidszone rond een industrieterrein moet worden vastgesteld of moet worden gewijzigd, want dan zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om de hogere waarde vast te stellen. Het ruimte beslag van beide geluidszones is aanzienlijk. De verwachting is dat de bedrijven Tate & Lyle en ADM Cocoa op termijn door verbeteringen in de bedrijfsvoering stiller zullen worden.

Omdat het bestemmingsplan geen ruimtelijke ontwikkelingen binnen de industrielawaaizones voorziet, vormt industrielawaai geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Het Breedweer heeft geheel een gemengde bestemming en maakt dus woningbouw mogelijk. Dit is mogelijk omdat het Breedweer niet binnen een geluidszone van en gezoneerd industrieterrein ligt.

Zie ook bijlagen “figuur geluidszone industrieterrein Poeldijk en figuur geluidszone industrieterrein zetmeelbedrijven de Bijenkorf B.V. en omstreken”.

27 4 Externe veiligheid

4.1 Algemeen

Het milieuonderwerp externe veiligheid behandelt het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Als burgers (verhoogde) risico’s1 in hun woonomgeving lopen, dienen die onderzocht en inzichtelijk en openbaar gemaakt te worden en te worden getoetst aan de daarvoor geldende regelgeving. 4.2 Wet- en regelgeving

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De regelgeving voor de opslag of de handelingen met gevaarlijke stoffen is opgenomen in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (hierna Bevi). Het Besluit is op 28 oktober 2004 van kracht geworden en is op 13 februari 2009 aangepast. Het besluit geeft uitwerking aan het Europees (Seveso II richtlijn) en nationale beleid (NMP 4). Het heeft tot doel de risico´s, waaraan individuele en groepen burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door risicovolle bedrijven of het transport van gevaarlijke stoffen, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het Besluit is van toepassing op de inrichtingen die overlijdensrisico’s voor personen buiten de inrichting als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen veroorzaken. In het Bevi is aangegeven welke bedrijven onder de reikwijdte van het besluit vallen. Het gaat onder andere om  LPG-tankstations,  bedrijven waar meer dan 10.000 kilo (of liter) verpakte gevaarlijke stoffen en/of bestrijdingsmiddelen en/of gevaarlijke afvalstoffen in één opslagvoorziening aanwezig zijn,  grote ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen waar gerangeerd wordt met wagons met gevaarlijke stoffen,  Bedrijven waarop het Besluit risico zware ongevallen 1999 (Brzo'99) van toepassing is, vallen ook onder de reikwijdte van het Bevi. Voor sommige bedrijfstypen zijn vaste afstanden gegeven (categoriale inrichtingen), voor andere bedrijfstypen moeten de aan te houden afstanden worden berekend (niet- categoriale inrichtingen). In het Bevi zijn zowel bevoegdheden aangewezen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) als bevoegdheden die op grond van de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) worden uitgeoefend. Het Besluit verplicht gemeenten die een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken met externe veiligheid rekening te houden. Het is erop gericht, dat de geldende normen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico worden nageleefd bij beslissingen over risicobronnen, zoals milieuvergunningen en bij beslissingen over de ruimtelijke ordening in de omgeving van die risicobronnen. Hiermee worden de aan te houden afstanden tussen bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en (beperkte) kwetsbare objecten gewaarborgd.

Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) Ter uitvoering van het Bevi is de ‘Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna Revi) op 23 september 2004 van kracht geworden. Hierin zijn voor categoriale bedrijven de aan te houden afstanden en voor de niet-categoriale bedrijven de regels voor de berekening van de aan te houden afstanden opgenomen. Tevens is in het Revi een uniforme wijze voor het maken van risicoberekeningen opgenomen.

1 Risico = de kans x het effect van een mogelijke calamiteit. Bij het verkleinen van het groepsrisico dient de motivatie gericht te zijn op het verkleinen van beide factoren.

28 Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) De regels voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vastgesteld in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen van 4 augustus 2004 (Stcrt. 2004,147). De werkingsduur van de circulaire is in 2008 verlengd (Stcrt.2008, 137). De circulaire is gebaseerd op de Nota risico normering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs) en sluit zoveel mogelijk aan op het Bevi. In de circulaire staan analoog aan Bevi grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, betreffende routering van het transport van gevaarlijke stoffen. Deze circulaire komt te vervallen wanneer het landelijke Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor en het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden vastgesteld. Het concept van het besluit is reeds gepubliceerd. 4.3 De Structuurvisie Buisleidingen (concept)

Het rijksbeleid voor buisleidingen staat in het structuurschema buisleidingen uit 1985. Het structuurschema buisleidingen uit 1985 geeft op de lange termijn een inzicht in het rijksbeleid, een procedureel kader voor de tracering, de aanleg van buisleidingen en een toetsingskader voor de beoordeling van de ruimtelijke consequenties bij tracering, aanleg, gebruik en beheer van buisleidingen. Momenteel wordt door VROM gewerkt aan een opvolger van het structuurschema uit 1985, namelijk de Structuurvisie Buisleidingen. Deze zal een lange termijnvisie (komende 20 tot 30 jaar) voor het transport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2) door buisleidingen bevatten, zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Naar verwachting is in de tweede helft van 2010 de nieuwe structuurvisie buisleidingen klaar. Met de structuurvisie buisleidingen zal op hoofdlijnen aangeven worden waar provincies en gemeenten ruimte moeten reserveren. Provincies en gemeenten kunnen zelf meebepalen waar de leidingen precies komen te liggen. Zij moeten deze buisleidingen zoveel mogelijk met al bestaande buisleidingen laten samengaan om de ruimte verspilling te voorkomen. De nieuwe structuurvisie buisleidingen is nog niet klaar. Daarom heeft het rijk besloten om het beleid van het oude structuurschema buisleidingen uit 1985 vanaf 30 december te laten doorgaan in afwachting van de nieuwe structuurvisie. Naar verwachting wordt nieuwe structuur visie in de tweede helft van 2011 gepubliceerd. Overigens volgens het concept visiekaart ‘landelijke transportleidingen’ zal geen toekomstige buisleidingentracé binnen de gemeentegrenzen van Zaanstad komen. Dit houdt in dat Zaanstad waarschijnlijk geen ruimte voor toekomstige buisleidingen hoeft reserveren.

4.4 Het Besluit externe veiligheid buisleidingen De externe veiligheidsaspecten van het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het besluit is op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Besluit is van toepassing op de aardgastransportleidingen met een werkdruk vanaf 16 bar of meer en buisleidingen met aardolieproducten. De regels in het besluit buisleidingen zijn gericht tot de exploitant van een buisleiding en het bevoegd gezag voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit bevat de regels voor de risiconormering en -zonering langs buisleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Het Besluit sluit qua systematiek geheel aan bij het Bevi en de circulaire voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit houdt in dat ook voor buisleidingen basis veiligheidsniveau van 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico (PR) voor zowel bestaande situaties als bij nieuwe ruimtelijke plannen geldt. Verder wordt verantwoording van het groepsrisico verplicht gesteld wanneer een nieuw besluit wordt genomen. Bijvoorbeeld het bevoegd gezag dat een besluit neemt over de aanleg van een nieuwe leiding of van een nieuw ruimtelijk plan is ook verantwoordelijk voor de verantwoording van het groepsrisico.

29 Normstelling externe veiligheid De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen of transport van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (hierna PR) en het groepsrisico (hierna GR). De begrippen zijn vastgelegd in het Bevi en de Circulaire rvgs en zal worden opgenomen in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Voor risicovolle activiteiten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Bij de normering van risico’s worden twee paramaters gehanteerd namelijk het Plaatsgebonden risico, afgekort PR2 en het Groepsrisico, afgekort GR3. In op grond van het Bevi en de daaraan gekoppelde ministeriële regeling (Revi) moet in bestemmingsplannen de afstand tot (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen en moet het groepsrisico binnen het invloedsgebied verantwoord worden.

De volgende objecten zijn kwetsbare objecten4: (niet limitatieve opsomming!)  woningen, gebouwen voor (gedeeltelijk) verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten zoals, ziekenhuizen, scholen, bejaardencentra, gevangenissen;  hotels en kantoorgebouwen met meer vloeroppervlak dan 1500 m2, (meer dan 50 personen);  complexen met meer dan 5 winkels en meer dan 1000 m2 (restaurants met meer dan 50 personen) of een winkel met een vloeroppervlak van 2000 m2, mits het een supermarkt, hypermarkt of warenhuis betreft;  grote campings en andere recreatieterreinen voor verblijfsrecreatie (meer dan 50 personen).

Beperkt kwetsbare objecten2: (niet limitatieve opsomming!)  verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;  dienst- en bedrijfswoningen van derden;  hotels, kantoorgebouwen, restaurants, winkels, bedrijfsgebouwen, sport- , kampeer- en recreatieve terreinen voor zover zij niet onder de hiervoor genoemde kwetsbare objecten vallen;  sporthallen, zwembaden en speeltuinen;  objecten, zoals genoemd bij kwetsbare objecten die op grond van verblijftijd per dag van de waarin verblijvende personen gelijkgesteld kunnen worden;  objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) gaat uit van de kans op een dodelijk slachtoffer buiten de inrichting of transportader. Het geeft per locatie de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

2 Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of in de omgeving van een inrichting zou verblijven, komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een transportmiddel waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. 3 Het groepsrisico voor inrichtingen geeft, gelet het aantal mensen dat werkelijk in de buurt verblijft, de kans aan dat een groep personen overlijdt ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De hierbij gehanteerde oriënterende waarde maakt geen onderscheid tussen kwetsbare - en niet kwetsbare objecten. 4 Opsomming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten komt uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen, versie oktober 2004.

30 Voor het plaatsgebonden risico is gekozen voor een basisveiligheidsniveau. Deze basisnorm bepaalt dat het risico om te overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden niet hoger mag zijn dan één op een miljoen per jaar (10-6 /jaar). Voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico zijn grens - en richtwaarden opgesteld. De grenswaarden zijn harde normen waarvan niet mag worden afgeweken en de richtwaarden moeten zoveel als mogelijk worden nageleefd. Indien een richtwaarde wordt overschreden, dient de noodzaak hiertoe zeer zorgvuldig overwogen te worden. De plaatsgebonden risiconorm van 10-6/jaar is voor de kwetsbare bestemming zoals woningen of ziekenhuizen een grenswaarde. De PR- norm van 10-6/jaar is voor de beperkt kwetsbare bestemmingen zoals bedrijven een richtwaarde. In nieuwe situaties mag het plaatsgebonden risico voor de kwetsbare bestemmingen niet hoger zijn dan één op een miljoen per jaar (10-6 /jaar). Voor bestaande situaties tot 1 januari 2010 geldt de tijdelijke norm van één op de honderdduizend per jaar (10-5). In 2010 moet ook in bestaande situaties worden voldaan aan de norm van 10-6 /per jaar. In nieuwe situaties mag het plaatsgebonden risico ook voor de beperkte kwetsbare bestemmingen niet hoger zijn dan één op een miljoen per jaar (10-6 /jaar), maar hiervan kan, door zwaar wegende redenen, (gemotiveerde) worden afgeweken. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour op de plankaart die punten met een gelijk risico met elkaar verbindt). Dat wil zeggen dat de PR-norm van 10- 6/jaar als een afstandcontour rondom een risicobron wordt weergegeven. Binnen deze contour is een nieuwe kwetsbare bestemming niet toegestaan. Een nieuwe beperkt kwetsbare bestemming is in principe ook niet toegestaan. Groepsrisico Naast het plaatsgebonden risico bestaat het groepsrisico (GR). Het groepsrisico beoogt het ontstaan van groepen slachtoffers en de hiermee samenhangende maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het risico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval met gevaarlijke stoffen 10, 100 of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Dit risico is daardoor een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Het groepsrisico maakt geen onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen. Het GR legt dus een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van een risicobron. De omvang van het groepsrisico wordt binnen het invloedsgebied van een risicobron bepaald. Hierbij wordt de personendichtheid binnen het invloedsgebied bepaald. Het invloedsgebied begint bij de risicobron en eindigt bij 1% letaliteitsgrens of de effectenafstand van 1% letaliteit tenzij anders bepaald. De effectafstand van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De 1% letaliteitgrens is de grens van het gebied waar 1% van de blootgestelde aanwezigen als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen overlijdt. In afwijking hiervan ligt voor LPG- tankstations de grens van het invloedsgebied op 150 meter. Dit komt overeen met 100% letaliteitsgrens.

31 Voor het bepalen van de personendichtheid binnen het invloedsgebied wordt de aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen geïnventariseerd. In artikel 1, eerste lid, onderdelen a en m, van het Bevi is bepaald wat een kwetsbare5 bestemming respectievelijk een beperkt kwetsbare bestemming is6. Het groepsrisico kan niet in contouren worden uitgedrukt, maar wordt als een curve in een grafiek met twee logaritmische geschaalde assen weergegeven, de zogenoemde fN-curve. Op de x-as van de grafiek wordt de cumulatieve frequentie (f) van een ongeval per jaar uitgezet en op de y-as het aantal dodelijke slachtoffers (N). Het verloop van deze curve geeft een beeld van het groepsrisico. De curve geeft dus het verband tussen de omvang van de getroffen groep (N) en de kans (f) dat in een keer een groep van ten minste die omvang slachtoffer wordt. Voor de beoordeling van het groepsrisico bestaat geen harde norm. Wel een verantwoordingsplicht. Het groepsrisico kent een oriëntatiewaarde. Dit is geen harde norm, maar is een soort ijkpunt voor de omvang van het groepsrisico. Overheden moeten bij besluiten iedere verandering van het groepsrisico boven of onder deze waarde verantwoorden. Bij het opstellen van een bestemmingplan of het verlenen van een milieuvergunning (artikelen 12 en 13 van het Bevi en de Crvgs) is het invullen van de verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag een belangrijke verplichting Verantwoordingsplicht Groepsrisico In artikel 13 het Bevi en de Crvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico bij de plannen in het kader van de Wro opgenomen. Ook zal deze in de toekomstige regelgeving zoals het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) worden geïntegreerd. Bij deze verantwoordingsplicht moet het bevoegde gezag bij besluiten iedere verandering van het groepsrisico boven of onder de oriënterende waarde onderbouwen en verantwoorden. Met de verantwoordingsplicht wordt beoogd een situatie te creëren waarbij zoveel mogelijk de risico’s zijn afgewogen en is geanticipeerd op de mogelijke gevolgen van een ongeval.

5 Bron: het Bevi, versie oktober 2004: niet limitatieve opsomming van de kwetsbare bestemmingen

 woningen, gebouwen voor (gedeeltelijk) verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten zoals, ziekenhuizen, scholen, bejaardencentra, gevangenissen;  hotels en kantoorgebouwen met meer vloeroppervlak dan 1500m2, (meer dan 50 personen);  complexen met meer dan 5 winkels en meer dan 1000 m2(restaurants met meer dan 50 personen) of een winkel met een vloeroppervlak van 2000 m2, mits het een supermarkt, hypermarkt of warenhuis betreft;  grote campings en andere recreatieterreinen voor verblijfsrecreatie (meer dan 50 personen). 6 Bron: het Bevi, versie oktober 2004: niet limitatieve opsomming van de beperkt kwetsbare bestemmingen

 Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;  dienst- en bedrijfswoningen van derden;  hotels, kantoorgebouwen, restaurants, winkels, bedrijfsgebouwen, sport- , kampeer- en recreatieve terreinen voor zover zij niet onder de hiervoor genoemde kwetsbare objecten vallen;  sporthallen, zwembaden en speeltuinen;  objecten, zoals genoemd bij kwetsbare objecten die uit hoofde van verblijftijd per dag van de daarin verblijvende personen gelijkgesteld kunnen worden;  objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. 

32 De wettelijke onderdelen van de verantwoordingsplicht bij ruimtelijke besluiten (artikel 13 Bevi) zijn7:

 Vaststelling personendichtheid binnen het invloedsgebied (effectenafstand 1% letaliteit, tenzij anders bepaald) van een risicobron;  Vaststelling omvang van het groepsrisico voor en na de realisatie van een ruimtelijk plan);  De maatregelen ter beperking van de risico’s (bron- en omgevingsmaatregelen);  De mogelijkheden om de omvang van een ongeval of ramp te beperken;  De mogelijkheden tot zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied;  De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico ( de mogelijke alternatieven voor een ruimtelijk plan);  De mogelijkheden en maatregelen ter beperking van het GR in de nabije toekomst.

Bij het invullen van de verantwoordingplicht stelt het bevoegd gezag het bestuur van de regionale brandweer in gelegenheid om advies uit te brengen over de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een ongeval, hulpverlening en zelfredzaamheid. Met de verantwoording van het groepsrisico bij de ruimtelijke besluitvorming wordt het risico dat na alle maatregelen resteert door het bevoegd gezag aanvaard.

Overig risico aspecten

Straling afkomstig van Hoogspanningsmasten en UMTS antennes.

Een aspect dat weliswaar niet onder het kopje van externe veiligheid valt, doch dat wel direct in het verlengde ligt van de hier opgenoemde risico´s. Straling van hoogspanningsleidingen Momenteel beraadt het ministerie VROM zich over het nemen van maatregelen ter beperking van nieuwbouw in de omgeving van Hoogspanningsleidingen. Aanleiding voor dit voornemen is het resultaat van het onderzoek `Planning new dwellings near overhead powerlines’, waarin een statistisch verband wordt aangetoond tussen het wonen onder hoogspanningsleidingen en een toename van het aantal gevallen van leukemie bij kinderen van 0 t/m 15 jaar. In afwachting van deze maatregelen is op 17 februari 2004 door de gemeente Zaanstad een interim-beleid vastgesteld, waarin, binnen de stralingscontour van hoogspanningsmasten van 0,4 μTesla, geen medewerking zal worden gegeven aan het bouwen van nieuwe gebouwen, waarin kinderen in de leeftijd van 0 t/m 15 jaar langdurig verblijven. Te denken valt hierbij aan woningen, scholen, kinderdagverblijven enz. Straling van UMTS antennes Het overheidsbeleid m.b.t. basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000 (NAB). Essentie van het beleid is dat alleen voor de antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist (voor masten tussen de 5 en 40 meter geldt de ‘lichte’ bouwvergunning en voor hogere antennemasten de ‘reguliere’ bouwvergunning. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije antennemasten zijn, in het kader van het NAB uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele telefonie. 4.5 Situatie planperiode Binnen het plangebied zijn de volgende soorten risicovolle bronnen aanwezig;  Risicovolle bedrijven,  een route voor vervoer van gevaarlijke stoffen en een hoge druk aardgasleiding. Binnen de planperiode worden geen wijzigingen in de aanwezigheid van deze risicobronnen verwacht.

7 Bron: Handreiking verantwoordingplicht groepsrisico, versie 1.0 van nov. 2007.

33 4.5.1 Risicovolle bedrijven Alle risicovolle bedrijven binnen het plangebied zijn op de risicokaart van de provincie Noord-Holland weergegeven. Op deze kaart staan alle bedrijven waarop, het registratiebesluit risicovolle bedrijven van toepassing is. En de routes voor gevaarlijke stoffen.

Risicokaart Provincie Noord-Holland

Binnen het plan gebied Bevinden zich de volgende risicovolle bedrijven: 1. LPG-tankstation Bako Fortuinweg 3, 2. Tate & Lyle Amylum Nederland B.V. Lagedijk 5.

LPG-tankstation Bako Op grond van de regeling ‘externe veiligheid inrichtingen’ (REVI) geldt er een plaatsgebonden risicocontour met een straal van 45m bij een jaarlijkse doorzet van 1000m3. Deze 1000 m3 is een ondergrens. In de kwalitatieve risicoanalyse (QRA) is van een maximale doorzet van 500 m3 uitgegaan. Ten tijde dat deze QRA werd opgesteld was in het concept REVI sprake van een ondergrens voor de doorzet van LPG van 500 m3 vandaar dat het plaatsgebonden risico bij deze doorzet is berekend.

Bij LPG-tankstation Bako heeft de gemeente de doorzet van LPG beperkt tot maximaal 1000 m3. Bij een dergelijke geldt een minimale afstand van het vulpunt tot kwetsbare objecten van 45 m. Er bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze risicocontour.

Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico van het tankstation onder de oriënterende waarde ligt. Voor de berekening van het groepsrisico is men uitgegaan van een LPG-doorzet van maximaal 500 m3. Omdat de werkelijke doorzet minder is dan 500 m3 Is de uitkomst van de groepsrisicoberekening een overschatting van het groepsrisico. Het groepsrisico van BAKO is daarom verantwoord.

34

Figuur plaatsgebonden risicocontour met een straal van 45 m.

Tate & Lyle Amylum Nederland B.V. Lagedijk 5 Door de grote hoeveelheid opgeslagen chemicaliën is het Besluit “externe veiligheid inrichtingen” (BEVI) op dit bedrijf van toepassing. De chemicaliën zijn opgeslagen in de gebouwen 19, 33 en 47. In verband met de realisatie van een apotheek en huisartsenpraktijk aan de Lagendijk 1-3 is het plaats gebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR)van Tate en Lyle onderzocht. Uit het onderzoeksrapport “toetsing van de vestiging van een Ahoed aan het BEVI” blijkt dat er geen plaatsgebonden risico contour aanwezig is voor de opslaggebouwen 19 en 33. Alleen voor gebouw 47 geldt er een kleine PR-contour. Deze contour ligt op het eigen terrein van Tate en Lyle. Het groepsrisico van de chemicaliënopslagen is berekend als nihil.

35 Figuur plaatsgebonden risicocontour en invloedsgebied

Vanwege de realisatie van een huisartsengroepspraktijk in een bestaand fabriekscomplex van Tate & Lyle aan de Lagedijk 1-3 is het plaatsgebonden risico en groepsrisico van Tate en Lyle op deze locatie onderzocht. (Oranjewoud/Save, Toetsing van de vestiging van een Ahoed aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, 164107 060591-V95, ir. B.J. Wiekema, Deventer, 31 mei 2006). De analyse van de chemicaliën opslagen bij Tate & Lyle en daaraan gekoppelde risicoberekeningen laten zien dat de 10-6 plaatsgebonden risico contour van Tate & Lyle op eigen bedrijfsterrein blijft. De locatie van de huisartsengroepspraktijk ligt buiten deze contour en voldoet derhalve aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het groepsrisico van de chemicaliënopslagen is berekend als nihil

4.6 Vervoer gevaarlijke stoffen

Route vervoer gevaarlijke stoffen In de circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen wordt de risicobenadering uitgewerkt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen mag in principe over alle openbare vervoersmodaliteiten (weg, rail, water) plaatsvinden tenzij dit expliciet verboden is. Als het gaat om binnenwateren is de circulaire van toepassing op die binnenwateren waarop ook de Binnenschepenwet of het Binnenvaart politiereglement van toepassing is. Op 24 juni 2008 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad ingestemd met de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Door het adviesbureau Arcadis is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van het aanpassen van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De onderzoeksresultaten zijn in het rapport van Arcadis, ‘Externe veiligheid route gevaarlijke stoffen’ van 16 mei 2008, nummer 141223/EA8/0H4/000669/sfo, beschreven. In het onderzoek is, op basis van de risico’s, een afweging gemaakt tussen enkele varianten. Langs de nieuwe route is nergens sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico, dit in tegenstelling tot de berekende groepsrisico’s langs de huidige routering. In de nieuwe route is gekozen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door minder dichtbevolkte gebieden. Zie bijlage “Externe veiligheid route gevaarlijke stoffen”.

36 Figuur route gevaarlijke stoffen over de weg

In de nieuwe situatie is het aantal mensen dat blootgesteld wordt aan risico’s i.v.m. het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg afgenomen doordat het tracé waarover gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden verkleind is.

De veiligheidssituatie rond de route voor gevaarlijke stoffen is aanvaardbaar omdat de plaatsgebonden risicocontour niet buiten de weg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt en omdat het groepsrisico binnen 200 m langs de route voor gevaarlijke stoffen zich onder de oriënterende waarde voor groepsrisico bevindt.

4.7 Vervoer gevaarlijke stoffen over de Zaan Westelijk van het plangebied stroomt de zaan. Over de zaan worden gevaarlijke stoffen vervoerd. In het Basisnet Water is de Zaan als ‘groene vaarweg’ aangewezen. Een groene vaarweg heeft geen plaatsgebonden risicocontouren en geen plasbrandaandachtsgebied. Het groepsrisico hoeft langs een groene vaarroute niet verantwoord te worden.

4.8 Vervoer gevaarlijke stoffen per trein Er worden per 1 januari 2010 in Zaanstad geen gevaarlijke stoffen meer over het spoor vervoerd. 4.9 Buisleidingen In het plangebied bevinden zich 40 bar hoge druk aardgastransportleidingen van de Gasunie en 8 Bar gasleidingen van de netbeheerder. De hoge druk aardgastransportleiding komt het plangebied binnen langs de provinciale weg N203. Vervolgens loopt de gasleiding door Oud Koog en verlaat via de Guisweg weer het plangebied. De buisleiding langs de N203 en door Oud Koog betreft een hoge druk aardgasleiding van 40 bar, met een doorsnede van 12 inch. Vanaf de Guisweg betreft het een hoge druk aardgasleiding van 40 bar met een doorsnede van 16 inch. Formeel geldt voor deze buisleidingen nog de circulaire ‘Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen’ uit 1984. Op grond van deze circulaire geldt voor de toetsingsafstand een waarde van 40 meter aan weerszijden van de aardgasleiding. Om mogelijke knelpunten in de toekomst te voorkomen heeft het ministerie van VROM gemeenten gevraagd bij nieuwe ruimtelijke plannen al rekening te houden met de nieuwe AMvB Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Om deze reden wordt momenteel een QRA voor de buisleidingen uitgevoerd.

37

Figuur hoge druk aardgasleidingen

Aardgasleidingen tot 8 Bar hebben een zakelijk recht strook van 4m van af het midden van de leiding. Binnen deze strook is bebouwing niet toegestaan. Voor 40 Bar gasleidingen geldt dat indien er kwetsbare objecten geïntroduceerd worden binnen het invloedsgebied van deze leidingen, er een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd en dat het bevoegd gezag het groepsrisico verantwoord.

Voor de hoge druk aardgasleidingen geld op grond van het nieuwe externe veiligheidsbeleid de volgende veiligheidsafstanden.

Leiding nr. Diameter Ontwerpdruk Belemmerde 1% In inches Bar strook (m) letaliteitsgrens W-570-01 16 40 4 80 W-570-15 4 40 4 30 W-570-07 12 40 4 70

38 Binnen het plangebied komen geen hoogspanningsleidingen voor die een beperking voor het bouwen van kwetsbare objecten oplevert.

39 5 Geur

5.1 Landelijk geurbeleid

Het landelijke geurbeleid ligt vast in de Ministeriele brief van 30 juni 1995. Hierin is het volgende opgenomen:  Als er geen hinder is zijn geen maatregelen nodig  Nieuwe hinder moet worden voorkomen  Bij hinder moeten maatregelen worden getroffen op basis van Beste Beschikbare Technieken (BBT). De mate van hinder kan worden bepaald via Telefonisch Leefbaarheids Onderzoek (TLO), klachtenregistratie, hinderenquête etc.  De mate van hinder die acceptabel is wordt vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan Decentrale overheden kunnen dus zelf gemotiveerd geurbeleid vaststellen en hiernaar handelen.

Op 30 juni 1995 gold de doelstelling van NMP2 (uit 1989):  (landelijk beoordeeld) maximaal 12% geurgehinderden t.g.v. industrie in 2000  Geen ernstig gehinderden in 2010

Aangezien de decentrale overheden zelf gemotiveerd geurbeleid kunnen vaststellen heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad op 7 april 2009 het geurbeleid vastgesteld.

5.2 Gemeentelijk geurbeleid Zaanstad heeft lokaal geurbeleid opgesteld waarbij het aspect hinderbeleving een belangrijke rol speelt. Er is daartoe een instrument ontwikkeld om de geursituatie in beeld te brengen, de Geurmaatlat. Vervolgens is het gebruik van de Geurmaatlat in de praktijk toegepast in een drietal proefgebieden. Knelpunt bij het ontwikkelen van het beleid bleek de onbetrouwbaarheid van veldmetingen voor geur. Dit knelpunt lijkt voorlopig niet op te lossen. Zaanstad heeft echter toch behoefte aan enerzijds het terugdringen van de geurhinder in Zaanstad en anderzijds mogelijkheden voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Het vastgestelde geurbeleid beoogt een pragmatische oplossing voor de korte termijn. Met deze tussenstap wordt beoogd de doelstelling van de ruimtelijke milieuvisie om de leefbaarheid te verbeteren serieus invulling te geven.

Drie sporenaanpak voor geur In het vastgestelde geurbeleid wordt uitgegaan van een driesporenaanpak, namelijk:

1. Pragmatische oplossing uitrollen over Zaanstad voor de korte termijn Bij de revisie van de vergunning Wet milieubeheer wordt aandacht besteed aan alle milieuaspecten van de inrichting. Enkele geuremitterende bedrijven hebben in 2007 een revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer aangevraagd. Aangezien er in 2007 nog geen lokaal geurbeleid was, dat zou kunnen worden vertaald naar de milieuvergunning, is voor deze bedrijven een pragmatische oplossing gezocht. Er is in de milieuvergunning van deze bedrijven een acceptabel hinderniveau per bedrijf afgesproken op basis van een geuronderzoek. De te vergunnen situatie wordt in procesbeschrijvingen en geurreducerende maatregelen (die meer dan BBT kunnen zijn) vastgelegd. Deze werkwijze sluit aan bij het landelijke beleid en waarborgt dat de geurhinder in de komende jaren zal afnemen.

De bovengenoemde werkwijze zal worden toegepast bij de revisie van de milieuvergunningen van alle geuremitterende bedrijven in Zaanstad. Daarmee zou de geurbelasting in 10 jaar tijd behoorlijk kunnen worden teruggebracht. Hoeveel dat is, is

40 pas te berekenen als alle vergunningen zijn gereviseerd. De werkzaamheden die hiervoor moeten worden verricht zijn: - Bij de revisievergunning een acceptabel geurhinderniveau met alle geuremitterende bedrijven in Zaanstad vaststellen. Dit gebeurt bij voorkeur op basis van een hedonische waarde bij 98 percentiel (maximale geurconcentratienorm die niet meer dan 2% van de tijd mag worden overschreden). Als dat niet mogelijk blijkt zal dit gebeuren door het uitvoeren van een geuronderzoek in ouE (odour units) in combinatie met een telefonisch leefbaarheidonderzoek (TLO). - De te vergunnen situatie in procesbeschrijvingen, absoluut emissieplafond en geurreducerende maatregelen vastleggen. Indien het niet mogelijk blijkt het aantal ernstig geurgehinderden te reduceren tot 0, in gesprek gaan met het bedrijf over de mogelijke vervolgstappen die de Wet milieubeheer biedt, waarbij uiteindelijk intrekking van de vergunning het uiterste middel kan zijn.

Het jaar 2014 is de eindtermijn voor de wettelijke actualisatieplicht van vergunningen. Dit betekent dat eind 2014 de voorgestelde beleidslijn moet zijn gerealiseerd. De aanpak via de revisievergunning is voor de gemeente een minimale inzet om de geurhinder aan te pakken. Als er eerder aanleidingen zijn, bijvoorbeeld wijzigingen in de bedrijfsvoering, wensen voor bedrijfsuitbreiding, gebiedsontwikkeling of mediation met de buurt, kan dit kansen bieden om de geurproblematiek sneller aan te pakken. Om te monitoren of de doelstelling wordt gehaald wordt gebruik gemaakt van de Zaanpeiling. Deze werkwijze is weliswaar geen afwegingkader voor geur bij ruimtelijke ontwikkeling, maar waarborgt wel dat de geurhinder in de komende jaren zal afnemen, waardoor de ruimtelijke ontwikkeling weer mogelijkheden krijgt.

Bedrijven kunnen alleen maatregelen in de vergunning opgelegd krijgen als die tegen aanvaardbare kosten zijn te realiseren. Hoe hoog de kosten per bedrijf zullen zijn is pas in beeld te brengen als de maatregelenpakketten, om het overeen te komen acceptabele geurhinderniveau te bereiken, bekend zijn. Als de kosten zodanig hoog zijn, dat het voortbestaan van het bedrijf in het geding dreigt te komen, zijn de maatregelen niet af te dwingen. Een bijdrage van een overheid of een ontwikkelende partij kan dan nog een optie zijn.

2. Op termijn wordt geurbeleid op basis van de Geurmaatlat mogelijk Als de Europese norm voor veldmetingen is vastgesteld en de omzetting naar een nationale norm heeft plaatsgevonden kan de geursignaleringskaart worden ontwikkeld en zal op termijn (mogelijk 2013) een lokaal geurbeleid op basis van de Geurmaatlat wel mogelijk zijn.

Draagvlak Het draagvlak voor de beleidslijn om geurreductie via het vergunningverleningtraject te realiseren zal bij de bedrijven wisselen. Bij de voorgestelde werkwijze moet rekening worden gehouden met de hinderbeleving van omwonenden. Dat betekent dat het bedrijf dit aspect moet onderzoeken, bijvoorbeeld door het uitvoeren van een telefonisch leefbaarheidsonderzoek (TLO). Hieraan zijn kosten verbonden. Bedrijven die een bedrijfscultuur hebben van maatschappelijk verantwoord ondernemen en innovatie zullen met deze werkwijze geen probleem hebben en zelfs verheugd zijn een bijdrage te kunnen leveren aan een beter leefmilieu voor de omgeving. Andere bedrijven, die bijvoorbeeld verouderde technologie bij hun bedrijfsvoering gebruiken en/of gehuisvest zijn in nagenoeg afgeschreven gebouwen zullen meer moeite hebben met deze aanpak. Bewoners zullen tevreden zijn als de geurhinder in hun omgeving vermindert. Ontwikkelaars en corporaties zullen ook blij zijn dat de geurhinder zal afnemen; dit geeft voor deze partijen wellicht ontwikkelingskansen. Bij corporaties zal bovendien het aantal klachten over geur vermoedelijk afnemen.

41 Uitgangspunt is en blijft, dat het bedrijf dient te voldoen aan de Best Beschikbare Techniek (BBT). Getracht wordt echter om in combinatie met andere maatregelen verder te gaan dan BBT.

Aanpak en uitvoering De belangrijkste punten uit het vastgestelde gemeentelijke geurbeleid zijn:  Afspraken maken met alle geuremitterende bedrijven bij het traject van de revisievergunning over een acceptabel hinderniveau op basis van een geuronderzoek in combinatie met een geurbelevingsonderzoek.  Het acceptabele hinderniveau uitdrukken in een hedonische waarde bij 98 percentiel. Indien dat niet mogelijk blijkt het emissieplafond uitdrukken in odour units (ouE)  De te vergunnen situatie in procesbeschrijvingen, absoluut emissieplafond en geurreducerende maatregelen vastleggen in de milieuvergunning.  Indien bij een inrichting het niet mogelijk blijkt het aantal ernstig geurgehinderden te reduceren tot 0 in gesprek gaan met het bedrijf over de mogelijke vervolgstappen die de Wet milieubeheer biedt, waarbij uiteindelijk intrekking van de vergunning het uiterste middel kan zijn.  Een verkenning uitvoeren naar de mogelijkheid voor het opstellen van een zonebeheersysteem voor geur in Zaanstad.

In het vastgestelde geurbeleid is weliswaar geen afwegingkader voor geur bij ruimtelijke ontwikkeling, maar waarborgt wel dat de geurhinder in de komende jaren zal afnemen, waardoor de ruimtelijke ontwikkeling weer mogelijkheden krijgt. Er kan op basis van het vastgestelde geurbeleid voor nieuwe ontwikkelingen geen toetsing van de milieukwaliteit voor geur plaatsvinden. Toetsing voor nieuwe ontwikkelingen dient plaats te vinden volgens de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. Hierin zijn voor het aspect geur richtafstanden opgenomen voor allerlei bedrijfsmatige activiteiten. Afhankelijk van de gebiedtypering kan terugschaling plaatsvinden van de richtafstand. Dit zal per geval apart moeten worden bekeken. Daarnaast zijn er bedrijven die vallen onder een Bijzondere Regeling in het kader van de Nederlandse emissierichtlijnen (NeR). Een Bijzondere Regeling is een afwijking ten opzichte van de algemene, brongerichte eisen voor een bepaald productieproces, proceshandeling of branche. Indien sprake is van een bedrijf uit een bedrijfstak waarvoor een Bijzondere Regeling in de NeR is opgenomen, wordt de Bijzondere Regeling voor de desbetreffende bedrijfstak gevolgd. In een Bijzondere Regeling worden uitspraken gedaan over het hinderniveau en het bijbehorende standaard maatregelenpakket. In dit standaard maatregelenpakket van de Bijzondere Regeling zijn de technische, financiële en sociaaleconomische aspecten al verwerkt. Uitgangspunt is dat toepassing van de BR leidt tot een acceptabel hinderniveau.

5.3 Geur in plangebied

Het plangebied wordt redelijk zwaar belast als gevolg van enkele geuremitterende bedrijven rondom het plangebied. Het betreft voornamelijk bedrijven uit de levensmiddelenindustrie. In de wijken Oud Koog en Rooswijk ligt het percentage mensen dat geurhinder ondervindt volgens de Zaanpeiling 2007 op 85% respectievelijk 57%. In de buurt van het plangebied bevinden zich de volgende geuremitterende bedrijven.  Karlhamns vetten,  vatenfabriek Pielkenrood,  ADM Cocoa,  Zaanse Olierafinaderij,  Cargill Nederland B.V. het voormalige Gerkens Cacao  Tate & Lyle.

42

Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de milieuvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen.

Toetsing volgens de Geurmaatlat De Geurmaatlat zal mogelijk op termijn (2013) wel kunnen worden toegepast voor toetsing van nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Momenteel is door het ontbreken van een goede geursignaleringskaart de kwantitatieve beoordeling volgens de Geurmaatlat niet toe te passen.

Milieuvergunning In de aanpak van de geurbelasting worden bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de vergunningverlening Wet milieubeheer maatregelen ter beperking van de geurverspreiding voorgeschreven.

Figuur geuremitterende bedrijven

De geuremitterende bedrijven liggen ten oosten van het plangebied. Omdat de heersende windrichting zuidwest is valt de werkelijke geurbelasting gezien de nabijheid van de geuremitterende bedrijven nog al mee. In de aanpak van de geurbelasting worden bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de vergunningverlening Wet milieubeheer maatregelen ter beperking van de geurverspreiding voorgeschreven. Op de langere termijn mag dan ook verwacht worden dat de geuremissies van de bedrijven zullen afnemen.

43 6 Luchtkwaliteit

6.1 Toetsingskader

Wet luchtkwaliteit De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:  negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken  mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit Ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijkerwijs effect hebben op de luchtkwaliteit moeten getoetst worden aan de Wet luchtkwaliteit.

Wet luchtkwaliteit Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe ‘Wet luchtkwaliteit’ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:  een project ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging,  sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde  een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt  een project is opgenomen in een regionaal Programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De ‘Wet luchtkwaliteit’ voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het NSL. De Programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

AMvB ‘Niet In Betekenende Mate’ (Nibm ) In de Algemene Maatregel van Bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit Nibm) en de ministeriële regeling Nibm (Regeling Nibm) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip Nibm. Een project is Nibm indien de bijdrage van het project minder is dan 3% van de grenswaarde. In de Regeling Nibm is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegde gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project Nibm bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van ‘in betekenende mate’ (Ibm) projecten in meerdere Nibm-projecten te voorkomen is een anti-cumulatie-artikel opgenomen. In de Handreiking Nibm is de toepassing van het Besluit Nibm en de Regeling Nibm toegelicht en uitgewerkt. De bijdrage van Nibm-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen. Projecten die wel ‘in betekenende mate’ bijdragen, zijn vaak al opgenomen in het NSL. Het NSL is erop gericht om overal de Europese grenswaarden te bewerkstelligen. Daartoe is een pakket aan maatregelen opgenomen in het NSL: zowel (generieke) rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket maatregelen zorgt ervoor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd. Bovendien worden alle huidige overschrijdingen tijdig opgelost, d.w.z. binnen de gestelde termijn na verlening van derogatie door de EU.

44 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) De ‘Wet luchtkwaliteit’ (2007) bevat een gebiedgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De Programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Met name doordat projecten waarvan vastgesteld is dat deze ‘Niet in betekenende mate’ (Nibm) bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het programma samen om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren. Als de gewenste verbetering van de luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in het NSL- Programma, in een gebied niet wordt gehaald, moet dat leiden tot extra maatregelen of het vervallen van projecten.

Projectsaldering luchtkwaliteit 2007 De vernieuwde ministeriële regeling ‘Projectsaldering luchtkwaliteit 2007’ is op 15 november 2007 in werking getreden. De regeling werkt de regels voor saldering uit de ‘Wet luchtkwaliteit’ uit. In de tijd tot inwerkingtreding van het NSL kan een project doorgang vinden als: door het nemen van onlosmakelijk met het project verbonden maatregelen, de luchtkwaliteit verbetert, of de luchtkwaliteit niet in betekenende mate (NIBM) verslechtert, of projectsaldering wordt toegepast.

Saldering is de mogelijkheid om ruimtelijke plannen uit te voeren die: in betekenende mate (IBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging, zorgen voor overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide en niet in het NSL zijn opgenomen.

Zonder saldering zouden de plannen niet uitgevoerd kunnen worden. Saldering moet plaatsvinden in een gebied dat een functionele of geografische relatie heeft met het plangebied. Het gaat daarbij ook om plannen die de luchtkwaliteit ter plekke iets kunnen verslechteren, maar in een groter gebied per saldo verbeteren. Binnen het NSL is het mogelijk om een plan te vervangen door een plan van gelijke of kleinere omvang. Overheden moeten de maatregelen die de luchtkwaliteit in het grotere gebied per saldo verbeteren, zo veel mogelijk tegelijkertijd met dit project realiseren. De regeling stelt eisen aan overheden om ruimtelijke besluiten goed te onderbouwen en te motiveren. Ook moeten zij rekening houden met andere aspecten zoals blootstelling en goede ruimtelijke ordening.

Besluit gevoelige bestemmingen Op 15 januari 2009 is het Besluit ‘gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)’ in Staatsblad nr. 14 gepubliceerd, waarna het besluit op 16 januari 2009 in werking getreden is. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde ‘gevoelige bestemmingen’, zoals een school, kinderopvang en een verzorgingstehuis, een verpleegtehuis of een bejaardentehuis, in de nabijheid van snelwegen en provinciale wegen beperkt, indien op de locatie een overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit plaatsvindt. Dit geldt voor ‘gevoelige bestemmingen’ die worden gerealiseerd binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of 50 meter vanaf de rand van een provincialeweg.

Grenswaarden voor de luchtkwaliteit In de onderstaande tabel is een overzicht van de plandrempels en de grenswaarden weergegeven, zoals die in het Wet milieubeheer, bijlage 2, zijn opgenomen. Een plandrempel geeft het kwaliteitsniveau aan van de buitenlucht dat bij overschrijding aanleiding geeft tot het opstellen van een plan waarin wordt aangegeven op welke wijze voldaan wordt aan de grenswaarden.

45

Tabel: Overzicht van de plandrempels en grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit

Jaar/ Type norm 2009 2010 Stof Grenswaarde (humaan; 24 uurgemiddelde dat 3 keer per jaar mag worden SO2 125 125 overschreden in μg/m3)* Grenswaarde (humaan; uurgemiddelde dat 18 keer per jaar mag worden 200 200 overschreden in μg/m3) Plandrempel voor zeer drukke verkeerssituaties (uurgemiddelde dat 18 keer per NO2 210 200 jaar mag worden overschreden in μg/m3) Grenswaarde (humaan; jaargemiddelde in μg/m3) 40 40 Plandrempel (jaargemiddelde in μg/m3) 42 40 Grenswaarde (humaan; jaargemiddelde in μg/m3) 40 40 Plandrempel (jaargemiddelde in μg/m3) Grenswaarde (humaan; 24 uurgemiddelde dat 35 keer per jaar mag worden PM10 50 50 overschreden in μg/m3) Plandrempel (humaan; 24 uurgemiddelde dat 35 keer per jaar mag worden

overschreden in μg/m3) CO Grenswaarde (humaan; 98 percentiel van 8 uurgemiddelde in mg/m3 ***) 10 10 Benzeen Grenswaarde (humaan; jaargemiddelde in μg/m3) 10 5 BaP Grenswaarde (humaan; jaargemiddelde in ng/m3)** 1 1 * μg/m3 = microgram per kubieke meter. ** ng/m3 = nanogram per kubieke meter. *** mg/m3 = milligram per kubieke meter

6.2 Situatie planperiode

De luchtkwaliteit in het plangebied wordt hoofdzakelijk bepaald door de achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen. De achtergrondconcentratie wordt grotendeels veroorzaakt door bronnen buiten het plangebied zoals, uit Amsterdam, Schiphol en het . Lokale bronnen zoals het wegverkeer dragen bij aan de luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit binnen het plangebied is berekend volgens de wettelijk voorgeschreven standaard rekenmethode één. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het programma Geoair over de jaren 2008/2009 en 2018/2019. De verkeersgegevens uit het Zaanse verkeersmodel zijn gebruikt voor de berekeningen. (Zie bijlage verkeersgegevens 2008 en Prognose 2018).

Het effect van de A8 op de luchtkwaliteit is berekend volgens standaardrekenmethode twee. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het programma ISL II.

De berekende concentraties stikstofdioxide (NO2) en Fijnstof (PM10) zijn als onder- of overschrijding van de wettelijke grenswaarden weergegeven. In de jaren 2008/2009 en 2018/2019 worden de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet overschreden. De overige stoffen zoals genoemd in de Wet luchtkwaliteit zitten ruim onder de wettelijke grenswaarden. Zie onderstaande figuur.

46 Figuren luchtkwaliteitscontouren NO2 contouren 2008/2009 PM10 contouren 2008/2009

In de figuren zijn de contouren groen gekleurd. Dit betekent dat de wettelijke grenswaarden niet worden overschreden.

De contouren van de jaren 2018/2019 geven hetzelfde beeld. Hoewel door de autonome groei van het wegverkeer de verkeersintensiteit toeneemt, vindt er een verbetering van de luchtkwaliteit plaats doordat het wagenpark op termijn schoner wordt.

47 7 Bodem

Het plangebied bestaat uit de wijken Rooswijk en Oud Koog aan de Zaan en uit het noordwestelijke deel (de sportvelden) van Westerkoog. Rooswijk is hoofdzakelijk een woongebied met aan de zuidwestzijde weilanden. Laatstgenoemde vallen binnen het beschermde natuurgebied polder Westzaan. Oud Koog aan de Zaan wordt in tweeën verdeeld door de rijksweg A8. Het zuidelijk deel bestaat vooral uit woningbouw. Het noordelijk deel bestaat uit een mix van industrie en woningbouw. Enkele grote bedrijven zijn hier aan de Zaan gevestigd (geweest), bijvoorbeeld Tate & Lyle (voorheen Amylum en Zbb), Honig en machinefabriek Duyvis. Verder is de industrie vooral gevestigd tussen de sportvelden en de spoorbaan.

7.1 Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart

De gemeente is verdeeld is zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied zijn verschillende zones van toepassing. Hieronder volgt een beschrijving van de gemiddelde bodemkwaliteit van de bovengrond (tot 0,5 meter beneden maaiveld). Uitgezonderd het noordelijk deel van Rooswijk is het hele plangebied gemiddeld genomen licht verontreinigd met zware metalen, PAK en/of minerale olie. Plaatselijk kunnen echter ook matige tot sterke verontreinigingen voorkomen. Dit geldt vooral voor Oud Koog aan de Zaan en het zuidelijk deel van Rooswijk. Het noordelijk en westelijk deel van Rooswijk is het verleden gesaneerd middels ophoging met een laag schoon zand.

Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, en demping, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er moet een dubbele toets uitgevoerd worden. Er dient te worden beoordeeld in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis. In de loop van 2009 worden kaarten met de bodemkwaliteit, de zoneverdeling en een toepassingskaart op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd. Voor de toekenning van bodemfuncties heeft de indeling op gebiedsniveau en niet op perceelniveau plaatsgevonden.

Storten, dempingen en ophogingen Ter plaatse van Rooswijk zijn in het verleden sloten gedempt met huishoudelijk afval, bouw- en sloopafval, slakken, sintels en bedrijfsafvalstoffen. Tevens bevindt zich hier de voormalige stortplaats van Zaandijk. Voordat gestart is met de bouw is het terrein opgehoogd met zand. Ook ter plaatse van de zuidelijker gelegen sportvelden en de omgeving van het politiebureau zijn in het verleden sloten gedempt en heeft stort plaatsgevonden van vooral huishoudelijk afval. De stort ter plaatse van de sportvelden staat bekend als stortplaats Wezelstraat.

Het dempings- en stortmateriaal is verontreinigd met zware metalen en PAK en op grond van het historisch onderzoek ‘asbest in de Zaanstreek’ uit 2007 ook verdacht op het voorkomen van asbest. Analytisch onderzoek naar asbest is echter niet uitgevoerd.

Oud Koog aan de Zaan is een stedelijk gebied dat al gedurende enkele eeuwen in gebruik is. Als gevolg hiervan is sprake van een stedelijke ophooglaag. Stedelijke ophooglagen zijn veelal verontreinigd met zware metalen en PAK. Dit is het resultaat van het ophogen van het terrein met verontreinigde materialen en de wisselende activiteiten die hebben plaatsgevonden. Ook zijn er sloten gedempt met verontreinigd materiaal.

48 Lokale verontreinigingen Op de plaatsen waar industrie gevestigd is of is geweest is veelal sprake van bodemverontreiniging. Vooral in de strook tussen de sportvelden en ter plaatse van Tate & Lyle is de bodem sterk verontreinigd met zware metalen, PAK en/of olieproducten.

In het zuidelijk deel van Oud Koog aan de Zaan heeft de voormalige gasfabriek van Koog aan de Zaan gestaan. Deze stond aan de Anemoonstraat. De tuinen bij de woningen zijn in het verleden gesaneerd door middel van een ontgraving. De sterke restverontreiniging van cyanide, PAK en olieproducten in het grondwater wordt momenteel beheerst door grondwateronttrekking via een nazorgplan. Het terreindeel dat zich Bevindt tussen de Anemoonstraat en de Provincialeweg wordt gesaneerd zodra het daar gevestigde bedrijf gesloopt wordt.

Op de plaats waar in het verleden de zogenaamde Koogerbom is geruimd (Provincialeweg, ter hoogte van de voormalige gasfabriek) vindt monitoring plaats van een grondwaterverontreiniging met olieproducten en PAK.

Verder zijn in het plangebied meerdere ernstige verontreinigingen in de grond aanwezig. Geen van deze locaties komt in aanmerking om op basis van spoedeisendheid te saneren.

7.2 Conclusie

Op basis van de hierboven genoemde informatie blijkt dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de huidige functies. Er bestaat er in de huidige situatie geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of sanerende maatregelen.

In geval van de aanvraag van een bouwvergunning, grondverzet of een bestemmingswijziging kan het echter wel noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen uit te voeren. Bij bestemmingswijziging moet de kwaliteit van de grond in de nieuwe bestemming voldoen aan de maximale waarden die horen bij de functie volgens de bodemfunctiekaart op de betreffende locatie.

Gezien de aanwezige verontreinigingen en (voormalige) bedrijfsactiviteiten moet voor elk bouwplan een historisch onderzoek en een bodemonderzoek volgens geldende regelgeving worden uitgevoerd.

49 8 Natuur

8.1 Wetgeving EG Vogelrichtlijn (VR) De in 1979 door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde Vogelrichtlijn (79/409/EEG) heeft tot doel: de bescherming van en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese unie in het wild levende vogels en hun habitats. Op grond van de VR worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. Deze gebieden maken deel uit van Natura 2000, het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden in Europa duurzaam te beschermen. De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de VR betreffen naast het aanwijzen van Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden voor de vogels niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende factoren in de gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten die door de VR beschermd worden. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft geen delen van Zaanstad aangewezen/aangemeld als Speciale Beschermingszone in de zin van artikel 4 van de VR. Op 1 oktober 2005 zijn de verplichtingen die voortvloeien uit de VR omgezet in nationale wetgeving met de inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998.

EG Habitatrichtlijn (HR) De in 1992 vastgestelde HR (92/43/EEG) is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. De richtlijn heeft betrekking op zowel de bescherming van soorten als op bescherming van gebieden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden, die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszone. Met betrekking tot deze zones worden dan juridische of contractuele maatregelen genomen of worden eventuele beheersplannen opgesteld. Doel hiervan is deze zones op langere termijn te behouden, waarbij menselijk activiteiten geïntegreerd worden vanuit een optiek van duurzame ontwikkeling. Al deze door de lidstaten aangewezen Speciale Beschermingszones vormen samen het Europese netwerk van beschermde gebieden: “Natura 2000”. Ook alle Speciale Beschermingszones van de Vogelrichtlijn behoren tot dit netwerk. Binnen de gemeente Zaanstad zijn echter geen Vogelrichtlijngebieden gelegen.

De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de HR betreffen naast het aanwijzen van Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van beschermde soorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende factoren in de gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de soorten die door de HR beschermd worden. In Zaanstad zijn enkele gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de HR. Dit is gebeurd op grond van het voorkomen van de Noordse woelmuis en het voorkomen van typische veenvegetaties- en verlandingen. Het betreft de volgende gebieden: bijna de gehele polder Westzaan ten westen van de bebouwingsgrens van Zaandam, Koog aan de Zaan, Zaandijk en Wormerveer tot aan de Nauernasche Vaart. Ook het Noorderveen ten westen van de Nauernaschevaart behoort tot het aangewezen gebied. Verder is de gehele Kalverpolder ten noorden van de Leeghwaterweg, behoudens de gedeelten direct grenzend aan de Zaanse Schans, Habitatrichtlijngebied. Buiten de gemeentegrens is het belangrijk te noemen het gedeelte van de Oostzanerveld ten oosten van de A8 en de A7. In bovengenoemde Habitatrichtlijngebieden mag de kwaliteit in ieder geval niet verslechteren. Indien van ruimtelijke ingrepen effecten op de kwaliteit worden verwacht, dient een ontheffingsprocedure te worden doorlopen. Op 1 oktober 2005 zijn de verplichtingen die voortvloeien uit de HR omgezet in nationale wetgeving met de inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998.

50 Natuurbeschermingswet Nederland heeft sinds 1967 een Natuurbeschermingswet. Deze wet regelde de bescherming van bepaalde aangewezen natuurgebieden, waarbij onderscheidt werd gemaakt tussen Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten. Ook werd met behulp van voorgenoemde wet een aantal soorten planten en dieren beschermd die niet werden beschermd door wetten die eerder tot stand waren gekomen, zoals de Vogelwet. De Natuurbeschermingswet 1967 voldeed echter niet aan de verplichtingen die in internationale verdragen en Europese verordeningen aan de bescherming van gebieden en soorten worden gesteld. Daarom is in 1998 een nieuwe natuurbeschermingswet tot stand gekomen die zich alleen richt op gebiedsbescherming, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998. De verplichtingen voor soortbescherming zijn overgenomen door de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 moest de bescherming van natuurgebieden, zoals vastgelegd in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, in nationale wetgeving vastleggen. Omdat bleek dat de omzetting van Europese regels in deze wet onvoldoende was, is in 2001 een wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 aangeboden aan de Tweede Kamer. De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 is 1 oktober 2005 in werking getreden. De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn hoeft daarom niet meer rechtstreeks te worden toegepast. Er is immers nationale wetgeving die voldoende garanties biedt voor de bescherming van Europese natuur in Nederland.

De bescherming van Natura 2000 gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) volgens de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past een vergunningenstelsel toe. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de minister van LNV. Daarnaast zal Nederland in de komende jaren voor alle gebieden die samen Natura 2000 vormen beheersplannen opstellen die duidelijk maken welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om die gebieden. De Gemeente Zaanstad kent geen Vogelrichtlijngebieden, maar wel Habitatrichtlijngebieden. Deze worden genoemd onder het kopje ‘ EGHabitatrichtlijn (HR)’.

Voor de bescherming van bestaande Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten heeft het in werking treden van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 een aantal gevolgen. Allereerst verdwijnt het verschil tussen Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten, beide vallen nu onder de noemer Beschermde natuurmonumenten. Verder wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden die binnen en buiten de Natura 2000-gebieden liggen:

Het beschermingsregime van de gebieden die binnen de Natura 2000-gebieden liggen die al onder de oude wet zijn aangewezen is komen te vervallen. De natuurwaarden en het natuurschoon waarvoor deze gebieden waren aangewezen zijn opgenomen in de doelstellingen voor instandhouding van het betreffende Natura 2000-gebied. Voor gebieden die buiten de Natura 2000-gebieden liggen, geldt dat handelingen in of rondom Beschermde Natuurmonumenten die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis of voor dieren en planten in dat gebied, of die het Beschermde Natuurmonument ontsieren, zijn verboden, tenzij de minister van LNV of de provincie een vergunning heeft verleend.

Zaanstad kent alleen het natuurmonument De Ham en de Crommenije ten westen van Krommenie. Deze is buiten het Natura 2000-gebied gelegen zodat het tweede aandachtspunt hierboven op dat gebied van toepassing is. Vergunningen worden in beginsel alleen verleend in geval van een zwaarwegend openbaar belang van de ruimtelijke ingreep.

51 Flora- en faunawet (Ffwet) De Flora- en faunawet is vastgesteld op 1 april 2002 en heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. Deze bescherming houdt onder meer in dat handelingen waarmee beschermde dieren worden verontrust, verjaagd, gevangen of gedood zijn verboden. Ook het verontrusten en beschadigen van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde dieren is verboden. Een van de uitgangspunten van de wet is dat iedereen de plicht heeft om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving. Dit betekent dat ieder die weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of het nalaten daarvan nadelige gevolgen voor planten en dieren kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel zich in te spannen om de nadelige gevolgen daarvan te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Deze zogenaamde zorgplicht geldt voor alle wilde planten en dieren, ongeacht de beschermingsstatus. De beschermde soorten worden voor een deel in de wet genoemd en voor een deel in diverse besluiten en regelingen ter uitwerking daarvan. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) kan soorten bij algemene maatregel van bestuur aanwijzen als beschermde soort.

Bij ruimtelijke ingrepen en projecten, zoals wegenaanleg of woningbouw, waarbij als neveneffect beschermde soorten negatief worden beïnvloed, is de minister van LNV het bevoegde gezag. In de Ffwet wordt niet aangegeven welke concrete activiteiten wel en niet zijn toegestaan. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden toegebracht aan beschermde planten of dieren, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (het “nee, tenzij”-principe). Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten. Vaak kunnen ruimtelijke ingrepen zodanig worden uitgevoerd dat geen schade wordt toegebracht aan beschermde soorten en hoeft vooraf niets te worden geregeld. Als schade aan beschermde soorten onvermijdelijk is en er geen vrijstelling geldt, dient een ontheffing te worden aangevraagd op grond van artikel 75 van de wet bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor regulier voorkomende werkzaamheden en ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstellingsregeling. Er zijn twee soorten vrijstellingen:  een algemene vrijstelling (voor algemene soorten);  een vrijstelling op voorwaarde, dat wordt gehandeld conform een goedgekeurde gedragscode (voor zeldzamer soorten).

Bij de vrijstellingsregeling zijn twee criteria belangrijk: de zeldzaamheid van de aangetroffen soort en de ingrijpendheid van de werkzaamheden. Hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter de regeling.

8.2 Onderzoek In 2009 is een onderzoek verricht naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied “Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaandam”. Er is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Gezien het stedelijke karakter van de omgeving heeft het onderzoek zich toegespitst op:  de aanwezigheid van beschermde planten, amfibieën en vleermuizen;  aanwezige (potentiële) nestplaatsen van gierzwaluwen;  mogelijke aanwezigheid van de zandhagedis en beschermde vlinders en libellen op het spoorwegemplacement. De belangrijkste natuurwaarden in het plangebied zijn momenteel aanwezig in het westelijke deel van Rooswijk. Hier kunnen zwaar beschermde soorten voorkomen. Het dichtbebouwde gedeelte van Rooswijk, zeker het nieuwe gedeelte, is voor flora en fauna het minst interessant. Alleen het verblijf van algemene vleermuissoorten en van beschermde vissen in de wateren is hier mogelijk. In de wateren van het plangebied is het voorkomen van de zwaarder beschermde bittervoorn, rivierdonderpad en kleine modderkruiper nergens op voorhand uit te sluiten hoewel sommige typen wateren geen potentie hebben.

52 Alleen in het westen van Rooswijk is enige potentie voor rugstreeppad. In het gehele plangebied kunnen algemene bos-,struweel- en tuinvogels voorkomen. Vooral Rooswijk West heeft tevens broedvogels van meer open terrein, waaronder interessante rietvogels. Verspreid in het plangebied is potentie voor verblijven van verschillende jaarrond beschermde vogels. Verspreid in het plangebied komen vleermuissoorten voor, zij gebruiken het terrein als jachtgebied of als verblijfplaats (vooral gebouwen). De oude, bebouwde delen van het plangebied zijn het meest geschikt voor verblijven van deze soortgroep. Potenties voor vleermuizen vallen hier vaak samen met die van broedende gierzwaluwen. In het plangebied komen naar verwachting een aantal licht beschermde niet-vliegende zoogdiersoorten voor. In Rooswijk West komen naar alle waarschijnlijkheid zowel de zwaar beschermde Noordse woelmuis als de waterspitsmuis voor. Voor de resultaten van het onderzoek en de aanbevelingen zie de bijlage “Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaandam”.

53 9 Duurzaamheid

Uitgangspunten duurzaam bouwen De milieudoelstellingen zijn vastgelegd in de afspraken met de Rijksoverheid. De gemeente beoogt een voorbeeldgemeente te zijn op het gebied van duurzaamheid. In het ISV-meerjarenprogramma zijn doelstellingen opgenomen met betrekking tot duurzaam bouwen voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw. Om de marktpositie in het plangebied te versterken moet de kwaliteit met betrekking tot duurzaam bouwen en milieu een niveau hoger liggen dan de wettelijke regelingen. Voor het plangebied wordt gestreefd naar:  Zongericht verkavelen; oriënteren van gevels en daken op het zuiden.  Passief benutten van zoninstraling (PZE): bandbreedte ca. 20° t.o.v. zuid  PV-toepassingen (PV-panelen voor stroom, zonnecollectoren voor warm water): bandbreedte ca. 45° t.o.v. zuid  Hoge Bebouwingsdichtheid; 30 – 35 woningen per ha; hoge dichtheid van bebouwing vormt een gunstige randvoorwaarde voor elk leidingnet; gunstig effect op leidingverlies en exploitatieperspectief.  Plaatsing van kleine windturbines op daken.  Energieprestatie op locatie (EPL); energieprestatie op wijkniveau.  EPL nieuwbouw: EPL=7  EPL bestaande bouw: EPL=6,5  Energievisie uit laten voeren; uitzoeken mogelijkheden voor een optimale energie-infrastructuur  Energieprestatiecoëfficiënt; energieprestatie van bijvoorbeeld een gebouw of woning.  EPC tenminste 10% strenger dan vigerend Bouwbesluit: volgens huidig Bouwbesluit (2004)  woonfunctie EPC≤0,9; kantoorfunctie EPC≤1,35; voor andere functies zie Bouwbesluit Afdeling 5.3 Artikel 5.11-5.12 vervolgens minimaal10% strenger.

9.1 Duurzame ontwikkeling

Het plangebied zal, indien er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zoveel mogelijk duurzaam worden ontwikkeld. Op procesniveau zullen de sociaal-culturele, de economische en de ecologische/milieu (als onderdeel van de fysieke) aspecten integraal worden afgewogen. Deze aspecten zijn van invloed op de leefomgevingskwaliteit in het plangebied. Een daadwerkelijk duurzaam ontwikkeld gebied zal zich positief onderscheiden van andere ontwikkelingslocaties in de regio.

54 Bijlage 1. Geluidzone industrieterrein Zetmeelbedrijven De Bijenkorf BV en omstreken (momenteel Tate & Lyle)

55 Bijlage 2. Geluidzone industrieterrein Poeldijk

56 Bijlage 3. Wegverkeersgegevens 2008/2009 en 2018/2019

Verkeersgegevens 2008-2009 fractie Fractie middel- Fractie Intensiteit lichte zware zware Fractie Straatnaam motorvoertuigen voertuigen voertuigen voertuigen bussen Coentunnelweg 28200 0,931 0,042 0,026 0,001 Coentunnelweg 28200 0,928 0,043 0,027 0,001 Coentunnelweg 34780 0,93 0,042 0,026 0,001 Coentunnelweg 34028 0,924 0,046 0,029 0,001 Fortuinweg 9200 0,975 0,013 0,004 0,008 Fortuinweg 4232 0,973 0,014 0,005 0,009 Fortuinweg 4416 0,974 0,014 0,004 0,008 Fortuinweg 5244 0,978 0,011 0,004 0,007 Fortuinweg 4416 0,974 0,014 0,004 0,008 Fortuinweg 5244 0,978 0,011 0,004 0,007 Fortuinweg 5060 0,977 0,012 0,004 0,007 Fortuinweg 2576 0,968 0,014 0,005 0,013 Fortuinweg 2576 0,968 0,014 0,005 0,013 Fortuinweg 3128 0,969 0,015 0,005 0,011 Fortuinweg 6256 0,969 0,015 0,005 0,011 George Gershwinstr -1 -1 -1 -1 -1 Guisweg 3515 0,96 0,024 0,006 0,01 Guisweg 5510 0,964 0,023 0,006 0,007 Guisweg 9215 0,961 0,027 0,007 0,005 Guisweg 5510 0,964 0,023 0,006 0,007 Guisweg 5700 0,978 0,017 0,004 0,001 Guisweg 4180 0,97 0,023 0,006 0,001 Guisweg 7905 0,948 0,035 0,015 0,001 Guisweg 5985 0,979 0,016 0,004 0,001 Guisweg 6175 0,979 0,016 0,004 0,001 Guisweg 7998 0,959 0,028 0,012 0,001 Guisweg 7905 0,958 0,028 0,012 0,001 John Lennonstraat 3036 0,953 0,02 0,007 0,021 John Lennonstraat 3680 0,961 0,016 0,005 0,017 John Lennonstraat 1380 0,915 0,03 0,01 0,044 Kaarsenmakerstraat 1760 0,93 0,041 0,027 0,001 Kaarsenmakerstraat 1584 0,924 0,045 0,03 0,001 Leliestraat 5580 0,977 0,014 0,007 0,001 Leliestraat 5580 0,977 0,014 0,007 0,001 Leliestraat 5580 0,977 0,014 0,007 0,001 Leliestraat 5580 0,977 0,014 0,007 0,001 Leliestraat 5580 0,977 0,014 0,007 0,001 Leliestraat 5580 0,977 0,014 0,007 0,001 Pinkstraat 4005 0,959 0,024 0,016 0,001 Pinkstraat 4005 0,969 0,018 0,012 0,001 Provincialeweg 9200 0,961 0,021 0,014 0,005 Provincialeweg 10830 0,959 0,022 0,015 0,004 Provincialeweg 10028 0,956 0,024 0,016 0,004 Provincialeweg 12285 0,95 0,028 0,018 0,004 Provincialeweg 10830 0,959 0,022 0,015 0,004 Provincialeweg 14229 0,952 0,027 0,018 0,004 Provincialeweg 13468 0,949 0,029 0,019 0,004

57 Provincialeweg 13468 0,949 0,029 0,019 0,004 Provincialeweg 14229 0,952 0,027 0,018 0,004 Provincialeweg 11880 0,959 0,023 0,014 0,004 Provincialeweg 12240 0,951 0,028 0,017 0,004 Provincialeweg 12960 0,962 0,021 0,013 0,004 Provincialeweg 13320 0,954 0,026 0,016 0,004 Provincialeweg 9200 0,961 0,021 0,014 0,005 Provincialeweg 9384 0,953 0,026 0,017 0,005 Provincialeweg 11340 0,961 0,022 0,013 0,004 Provincialeweg 12420 0,964 0,02 0,012 0,004 RYKSWG 22654 0,925 0,045 0,028 0,001 RYKSWG 22936 0,926 0,045 0,028 0,001 Verzetsstraat 3589 0,972 0,017 0,009 0,001 Verzetsstraat 5335 0,954 0,027 0,018 0,001 Verzetsstraat 5335 0,954 0,027 0,018 0,001 Verzetsstraat 5432 0,955 0,027 0,017 0,001 Verzetsstraat 5626 0,956 0,026 0,017 0,001 WILLEM ALEXANDERBRUG 7200 0,976 0,014 0,008 0,001 ZAANDIJK 2 3990 0,953 0,027 0,018 0,001 ZAANDIJK 2 5734 0,902 0,059 0,038 0,001 ZAANDIJK 2 5734 0,902 0,059 0,038 0,001 ZAANDIJK 2 5368 0,94 0,036 0,023 0,001 ZAANDIJK 2 5368 0,94 0,036 0,023 0,001 ZAANDIJK-WEST 3 6392 0,949 0,038 0,012 0,001 ZAANDIJK-WEST 3 5546 0,956 0,032 0,011 0,001 ZAANDIJK-WEST 3 5546 0,956 0,032 0,011 0,001

Verkeersgegevens 2018-2019 fractie Fractie middel- Fractie Intensiteit lichte zware zware Fractie Straatnaam motorvoertuigen voertuigen voertuigen voertuigen bussen RYKSWG 30080 0,912 0,054 0,033 0,001 RYKSWG 29140 0,912 0,054 0,033 0,001 Guisweg 3800 0,959 0,025 0,006 0,009 Guisweg 6555 0,965 0,024 0,006 0,006 Guisweg 10070 0,956 0,032 0,008 0,004 Guisweg 6270 0,963 0,025 0,006 0,006 ZAANDIJK-WEST 3 7050 0,948 0,038 0,013 0,001 ZAANDIJK-WEST 3 6486 0,95 0,037 0,012 0,001 Fortuinweg 9579 0,974 0,014 0,005 0,008 Fortuinweg 4557 0,973 0,014 0,005 0,008 Fortuinweg 4743 0,974 0,014 0,004 0,008 Fortuinweg 5580 0,978 0,012 0,004 0,007 Fortuinweg 4743 0,974 0,014 0,004 0,008 Guisweg 6175 0,975 0,019 0,005 0,001 Guisweg 4275 0,965 0,027 0,007 0,001 Fortuinweg 5580 0,978 0,012 0,004 0,007 Fortuinweg 5394 0,977 0,012 0,004 0,007 John Lennonstraat 3069 0,951 0,022 0,007 0,021 John Lennonstraat 3720 0,959 0,018 0,006 0,017 Fortuinweg 2697 0,968 0,015 0,005 0,012 Fortuinweg 2697 0,968 0,015 0,005 0,012

58 Fortuinweg 3255 0,968 0,016 0,005 0,011 Fortuinweg 6417 0,967 0,016 0,005 0,011 George Gershwinstr -1 -1 -1 -1 -1 Provincialeweg 10396 0,953 0,025 0,017 0,004 Provincialeweg 10830 0,955 0,024 0,016 0,004 Provincialeweg 11040 0,949 0,028 0,019 0,004 Provincialeweg 12285 0,946 0,03 0,02 0,004 Provincialeweg 10830 0,955 0,024 0,016 0,004 Coentunnelweg 36472 0,916 0,051 0,032 0,001 Coentunnelweg 36190 0,922 0,047 0,029 0,001 ZAANDIJK 2 3990 0,949 0,03 0,02 0,001 ZAANDIJK-WEST 3 6486 0,95 0,037 0,012 0,001 ZAANDIJK 2 6392 0,899 0,06 0,039 0,001 Guisweg 9393 0,95 0,034 0,014 0,001 Guisweg 6650 0,977 0,017 0,004 0,001 Guisweg 6935 0,978 0,017 0,004 0,001 Provincialeweg 15624 0,946 0,031 0,02 0,003 Provincialeweg 14833 0,943 0,032 0,021 0,003 Provincialeweg 14833 0,943 0,032 0,021 0,003 Provincialeweg 15624 0,946 0,031 0,02 0,003 John Lennonstraat 1395 0,912 0,033 0,011 0,044 Provincialeweg 13230 0,942 0,034 0,02 0,004 Provincialeweg 14400 0,945 0,032 0,019 0,003 Provincialeweg 13230 0,942 0,034 0,02 0,004 Provincialeweg 14400 0,945 0,032 0,019 0,004 Leliestraat 5580 0,973 0,017 0,009 0,001 Leliestraat 5580 0,973 0,017 0,009 0,001 Leliestraat 5580 0,973 0,017 0,009 0,001 Leliestraat 5580 0,973 0,017 0,009 0,001 Leliestraat 5580 0,973 0,017 0,009 0,001 WILLEM ALEXANDERBRUG 7200 0,974 0,015 0,009 0,001 Leliestraat 5580 0,973 0,017 0,009 0,001 Provincialeweg 10396 0,954 0,025 0,017 0,004 Verzetsstraat 3395 0,968 0,02 0,011 0,001 Verzetsstraat 5335 0,954 0,027 0,018 0,001 Verzetsstraat 5335 0,954 0,027 0,018 0,001 Verzetsstraat 5432 0,954 0,027 0,017 0,001 Provincialeweg 11040 0,949 0,028 0,019 0,004 Verzetsstraat 5626 0,956 0,026 0,017 0,001 Coentunnelweg 43052 0,919 0,049 0,03 0,001 Coentunnelweg 42488 0,918 0,049 0,031 0,001 ZAANDIJK 2 6392 0,899 0,06 0,039 0,001 ZAANDIJK 2 6160 0,934 0,039 0,025 0,001 Pinkstraat 4005 0,955 0,026 0,017 0,001 Pinkstraat 4005 0,966 0,02 0,013 0,001 Kaarsenmakerstraat 1760 0,924 0,045 0,03 0,001 Kaarsenmakerstraat 1584 0,916 0,05 0,033 0,001 ZAANDIJK 2 6160 0,934 0,039 0,025 0,001 Guisweg 8928 0,956 0,03 0,013 0,001 Guisweg 9393 0,959 0,028 0,012 0,001 Provincialeweg 12690 0,94 0,035 0,021 0,004 Provincialeweg 12690 0,94 0,035 0,021 0,004

59 BIJLAGE 4: WETTELIJKE NORMEN WET GELUIDHINDER

Wegverkeerslawaai In de Wet geluidhinder is voor wegverkeerslawaai een voorkeursgrenswaarde van 48 dB opgenomen. Voor woningen gelden daarnaast de navolgende maximaal toelaatbare grenswaarden.

Nieuwe woning / bestaande weg Maximale grenswaarde Nieuw te bouwen woningen Stedelijk 63 dB Buitenstedelijk 53 dB Nieuw te bouwen agrarische bedrijfswoning Stedelijk n.v.t. Buitenstedelijk 58 dB Vervangende nieuwbouw Stedelijk 68 dB Langs auto(snel)weg 63 dB Buiten de bebouwde kom 58 dB

Bestaande woning / nieuwe weg Maximale grenswaarde Bestaande woningen Stedelijk 63 dB Buitenstedelijk 58 dB Gelijktijdig met wegaanleg te bouwen woning Stedelijk 58 dB Buitenstedelijk 53 dB

Ingeval van reconstructie van een weg gelden voor woningen de navolgende voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden.

Situatie woning/weg Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Heersende geluidbelasting 48 dB Verhoging tot maximaal 5 dB < 48 dB mogelijk; verhoging > 5 dB mogelijk mits: compensatie elders en beschikbaarheid financiële middelen Eerder is een hogere waarde Laagste van: Stedelijk 63 dB vastgesteld en heersende Heersende waarde voor Buitenstedelijk 58 dB geluidbelasting is > 48 dB reconstructie of eerder vastgestelde hogere waarde Niet eerder is een hogere De heersende waarde voor Stedelijk 63 dB waarde vastgesteld en reconstructie Buitenstedelijk 58 dB heersende geluidbelasting > 48 dB

Voor andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen gelden de navolgende voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden.

Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Andere geluidgevoelige Onderwijsgebouwen, zieken- gebouwen en 48 dB of verpleeghuizen: woonwagenstandplaatsen Stedelijk gebied 63 dB Buitenstedelijk gebied 58 dB; Andere gezondheidszorggebouwen en woonwagenstandplaatsen 53 dB Andere geluidsgevoelige terreinen dan 53 dB 58 dB woonwagenstandplaatsen

Voor andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen gelden in geval van een reconstructie van een weg de navolgende waarden.

60 Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Geluidbelasting voor 48 dB respectievelijk 53 dB Verhoging maximaal 5 dB reconstructie is niet hoger dan 48 dB (andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen) en niet hoger dan 53 dB (andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen) Nog niet eerder een hogere De heersende waarde Verhoging maximaal 5 dB en, waarde vastgesteld, maar indien heersende waarde niet heersende waarde is hoger hoger is dan 53 dB: 58 dB dan dan voorkeursgrenswaarde wel 63 dB voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in buitenstedelijk respectievelijk stedelijk gebied, 53 dB voor andere gezondheidszorggebouwen; Indien heersende waarde wel hoger dan 53 dB: 68 dB voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen en 58 dB voor andere gezondheidszorggebouwen Eerder is een hogere waarde Laagste van de heersende Verhoging maximaal 5 dB en vastgesteld en heersende waarde of de eerder maximaal tot de hierboven geluidbelasting is hoger vastgestelde hogere waarde genoemde waarden dan wel, indien eerdere hogere waarden dan die waarden zijn vastgesteld, die eerder vastgestelde waarden

Railverkeerslawaai Voor railverkeerslawaai zijn in de Wet geluidhinder de navolgende voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden opgenomen.

Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Woningen 55 dB 68 dB Andere geluidsgevoelige 53 dB 68 dB gebouwen Geluidsgevoelige terreinen 55 dB 63 dB

61 Industrielawaai Voor het aspect industrielawaai zijn in de Wet geluidhinder de navolgende voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen aanwezige dan wel nieuw te bouwen woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen opgenomen.

Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Nieuw te bouwen woningen 50 dB(A) 55 dB(A) Andere geluidsgevoelige 50 dB(A) 55 dB(A) voor geluidsgevoelige gebouwen en terreinen terreinen en andere gezondheidszorggebouwen; 60 dB(A) voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen Vervangende nieuwbouw 50 dB(A) 60 dB(A) voor zover niet eerder woningen of andere een hogere waarde is geluidsgevoelige vastgesteld, anders 65 dB(A) gebouwen Bij wijziging zone, in geval De eerder vastgestelde hogere Verhoging met maximaal 5 van reeds eerder waarde dB(A) tot maximaal 55 dB(A) vastgestelde hogere voor geprojecteerde woningen waarde en 60 dB(A) voor bestaande woningen Bij wijziging zone, in geval 50 dB(A) 55 dB(A) voor geprojecteerde niet reeds eerder een woningen 60 dB(A) voor hogere waarde is bestaande woningen vastgesteld Geprojecteerde woningen 50 dB(A) 55 dB(A) Woningen aanwezig of in 50 dB(A) 60 dB(A) aanbouw Andere geluidsgevoelige 50 dB(A) 55 dB(A) voor geluidsgevoelige gebouwen en terreinen terreinen en andere gezondheidszorggebouwen, 60 dB(A) voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen

62 BIJLAGE 5A. OVERZICHT STROOM- EN GEBIEDSONTSLUITINGSWEGEN

STROOMWEGEN

WEG PLAATS Rijksweg A8 Diverse Rijksweg A7 Diverse N 246 / Kanaalweg Assendelft N 203 (Krommenie-Uitgeest) Krommenie Pr. Bernhardweg Zaandam Thorbeckeweg Zaandam Leeghwaterweg Zaandam

GEBIEDSONTSLUITINGSWEGEN

WEG PLAATS N 246 Assendelft Noorderveenweg Assendelft Dorpsstraat Assendelft Zaandammerweg Assendelft Saendelverlaan Assendelft

WEG PLAATS

Provincialeweg N 203 Koog a/d Zaan N 515 (Guisweg) Koog a/d Zaan Verzetstraat Koog a/d Zaan Pinkstraat Koog a/d Zaan Kaarsenmakerstraat Koog a/d Zaan Leliestraat Koog a/d Zaan

WEG PLAATS Provincialeweg N 203 Krommenie Padlaan Krommenie Badhuislaan Krommenie Iepenstraat Krommenie Weverstraat Krommenie Eikenlaan Krommenie Rosariumlaan Krommenie Waterjuffer Krommenie Jupiterstraat Krommenie Neptunuslaan Krommenie Ruimtevaartlaan Krommenie Zilverschoonlaan Krommenie Noordervaartdijk Krommenie

WEG PLAATS

N 246 Westzaan N 515 (Guisweg) Westzaan J.J. Allanstraat Westzaan Zuideinde Westzaan

63

WEG PLAATS

N 246 Wormerveer Provincialeweg N 203 Wormerveer Prinses Irene Brigadeweg Wormerveer Zuideinde Wormerveer Zaanweg Wormerveer Noordeinde (Marktstraat- Wormerveer Kerkstraat) Kerkstraat Wormerveer Westerstraat Wormerveer Lindenlaan Wormerveer

WEG PLAATS

Dr. J.M. den Uylweg Zaandam Provincialeweg N 203 Zaandam Leeghwaterweg Zaandam Ramsbeek Zaandam Waal Zaandam Rijn Zaandam Dr. H.G. Scholtenstraat Zaandam Heijermansstraat Zaandam H. Gerhardstraat Zaandam Kepplerstraat Zaandam Wibautstraat Zaandam Vermiljoenweg Zaandam De Weer Zaandam P.J. Troelstralaan Zaandam Zuidervaart Zaandam Poelenburg Zaandam Weerpad Zaandam Watering Zaandam Twiskeweg Zaandam Koningin Julianaweg Zaandam Pr. Bernhardweg Zaandam Vincent van Goghweg Zaandam Albert Heijnweg Zaandam Houtveldweg Zaandam De Wildeman Zaandam De Glazenmaker Zaandam Noorder IJ en Zeedijk Zaandam Paltrokstraat Zaandam Veldbloemenweg Zaandam Westzijde Zaandam Peperstraat Zaandam Sav. Lohmanstraat Zaandam De Binding Zaandam

WEG PLAATS

Provincialeweg N 203 Zaandijk Guisweg Zaandijk Fortuinweg Zaandijk

64 BIJLAGE 5B. KAART STROOM- EN GEBIEDSONTSLUITINGSWEGEN

L:\DW\RW&M\Milieu\1 MILIEU NIEUWE INDELING\6. Milieuplanologie\Bestemmingsplannen\Oud Koog Rooswijk\2011-03-10 Milieuonderzoek.doc

65

Bijlage 2 Natuurwaardenonderzoek

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 171 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 172 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

Inventarisatie naar (potentieel) voorkomen van (beschermde) flora en fauna ten behoeve van bestemmingsplanwijziging

R. de Beer

2009

Opdrachtgever Gemeente Zaanstad

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau

Bovendijk 35-G Hazenkoog 35-A 2295 RV Kwintsheul 1822 BS Alkmaar www.vandergoesengroot.nl

G&G-advies 2009

Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

Inhoudsopgave

1 Inleiding ...... 3 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek ...... 3 1.2 Het plangebied ...... 3 1.3 Gebiedsbeschrijving ...... 4 1.4 Bestemmingsplannen en Flora- en faunawet ...... 4 1.5 Leeswijzer...... 5 2 Beschermingskader...... 6 2.1 De Conventie van Bern ...... 6 2.2 Habitatrichtlijn...... 6 2.3 Vogelrichtlijn ...... 6 2.4 Natuurbeschermingswet 1998 ...... 7 2.5 Flora- en faunawet...... 7 2.5.1 Zorgplicht...... 7 2.5.2 Verbodsbepalingen ...... 7 2.5.3 Vrijstellingen...... 7 2.5.4 Ontheffingsmogelijkheid...... 8 2.6 Rode lijsten...... 8 3 Methode ...... 9 3.1 Eerder onderzoek ...... 9 3.2 Veldbezoek ...... 9 4 Resultaten ...... 10 4.1 Algemeen ...... 10 4.2 Beschrijving per soortgroep ...... 10 4.2.1 Flora...... 10 4.2.2 Vissen...... 10 4.2.3 Amfibieën ...... 11 4.2.4 Broedvogels ...... 11 4.2.5 Vleermuizen ...... 12 4.2.6 Overige zoogdieren ...... 13 5 Conclusies ...... 14 6 Literatuur ...... 15

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 2 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

♣ Een veldbezoek op 10 maart 2009 waarbij het 1 Inleiding gehele plangebied is bekeken en er is ingeschat welke (beschermde) waarden in het gebied kunnen 1.1 Aanleiding en doel van het voorkomen. Doel van dit onderzoek is het verkrijgen van een alge- onderzoek meen beeld van aanwezige (beschermde) natuurwaar- den in het bestemmingsplangebied. Op het moment dat Gemeente Zaanstad is momenteel bezig met het op- specifieke uitwerking van plannen aan de orde is, dient stellen van een bestemmingsplan voor de wijken Oud ter plekke aanvullend gericht onderzoek te worden Koog en Rooswijk. uitgevoerd. Wettelijk gezien is het bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarbij natuurwaarden in het geding (kunnen) zijn, noodzakelijk dat onderzoek moet 1.2 Het plangebied worden verricht naar die waarden. Op grond van dit onderzoek kan vervolgens worden vastgesteld of In Figuur 1 is de ligging van het plangebied aange- ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet zijn geven. Op de kaart staan een aantal deelgebieden aan- vereist (zie §1.4). gegeven die alleen voor deze rapportage, om prak- Vanwege eerder genoemde wettelijke verplichting tische reden, zijn onderscheiden om plaatsen en heeft de gemeente aan bureau Van der Goes en Groot gebieden meer gedetailleerd te kunnen aanduiden. opdracht verleend tot een beoordeling te komen van de Het plangebied beslaat delen van Koog aan de geschiktheid en de (mogelijke) aanwezigheid van Zaan en Zaandijk. Het gebied wordt doorsneden door (beschermde) flora en fauna in het plangebied. de vierbaans Coentunnelweg (A8) en wordt oostelijk Dit onderzoek is onderverdeeld in twee deelonder- begrensd door de Zaan. Aan de westkant ligt het uit- zoeken: gebreide open gebied van Polder Westzaan. Een klein ♣ Het ophalen van gegevens van de internetpagina’s deel van deze polder behoort zelfs tot het plangebied. van het ‘Natuurloket’ en gegevens verzameld bij de Het grootste deel van het plangebied is dicht bebouwd Provinciale Natuur Informatie (PNI) of ander met woonhuizen en bedrijventerrein. Hieronder wordt onderzoek; een korte beschrijving gegeven per deelgebied.

N Rooswijk, Nieuw

Rooswijk

Rooswijk, Sportvelden Oud Koog, Noord

Oud Koog, Zuid

Figuur 1. Ligging van het plangebied met onderverdeling van (voor deze rapportage) onderscheiden deelgebieden.

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 3 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

Rooswijk noordelijk liggen ook enkele stukken met wat hogere bomen (Schietwilgen en populieren).

Rooswijk, Nieuw Een dicht bebouwd gebied met veel nieuwere be- bouwing dan de voorgaande. De aangeplante bomen zijn veelal jong en dun. In het gebied liggen een aantal brede waterpartijen met beschoeide oeverranden zon- der veel oevervegetatie. De grens tussen de bebouwing en Polder Westzaan is zeer abrupt (Figuur 3)

Figuur 2. Situatie tussen politiebureau en A8 in het westelijke 1.4 Bestemmingsplannen en deel van Rooswijk Flora- en faunawet 1.3 Gebiedsbeschrijving In de Handreiking ‘Bestemmingsplan en Natuur- wetgeving’ op de website van LNV wordt de rol van gemeenten in de Nederlandse Natuurbeschermings- Oud Koog, Zuid wetgeving precies aangegeven In deze handreiking Zuidelijk van de A8 ligt het oudste deel van het plan- staat (pag. 29) “uit art. 9 van het Besluit ruimtelijke gebied met daarin oorspronkelijke bebouwing van de ordening volgt dat bij het opstellen van plannen reke- stad, grenzend aan de Zaan. Het gebied is zeer dicht ning moet worden gehouden met de uitvoerbaarheid bebouwd met nauwelijks ruimte voor groen. Slechts van het plan. De uitvoerbaarheid wordt in dit licht her en der, bijvoorbeeld in het noorden bij het kerkje (ook) beoordeeld op grond van de verplichtingen van aan de Zuiderkerkstraat en bij de Dahliastraat in het de Flora- en faunawet. Plannen, zoals bijv. het bestem- zuiden zijn enkele stukken met oude bomen te vinden. mingsplan waarvoor bij de uitvoering- (eigen Tussen de huizen staat veelal lage tot middelhoge toevoeging) vervolgens op voorhand in redelijkheid rijbeplanting. geen ontheffing Flora- en faunawet zal kunnen worden

verkregen, worden strijdig geacht en artikel 9 van het Oud Koog, Noord Besluit op de ruimtelijke ordening. Zij worden ook Dit deel van het plangebied lijkt op het zuidelijke deel strijdig geoordeeld met het zorgvuldigheidsbeginsel alleen zijn er meer bedrijven gevestigd. Ook liggen ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuurs- binnen dit deelgebied enkele wateren en het Koogpark recht”. met hoge bomen en een plantsoen. Met andere woorden: voor een bestemmingsplan

zelf is geen ontheffing Flora- en faunawet noodzakelijk Rooswijk, Sportvelden maar voor goedkeuring is het wel noodzakelijk dat Dit sportveldencomplex ligt westelijk van het spoor. aangenomen mag worden dat bij uitvoering van het Naast sportvelden liggen in dit gebied enkele kleine plan, als dergelijke ontheffingen noodzakelijk zijn, (soms verlaten) bedrijventerreinen, een groot zwembad deze ook kunnen worden verkregen. en langs de A8 een riet/grasveld met jonge bomen en Als in een plangebied zwaar beschermde natuur- water. De Sportterreinen zijn grotendeels breed om- waarden in het geding zijn, het bestemmingsplan zoomd met boomsingels met soms vrij dikke bomen. ongunstige gevolgen heeft voor dergelijke waarden en Dit geeft dit deelgebied een lommerrijk aanzien. In het niet voorziet in een gunstige staat van instandhouding gebied liggen een aantal brede wateren met lage, hier en daar beschoeide oeverkanten en smalle oeverzones.

Rooswijk Dit gebied valt uiteen in een dicht bebouwd gebied in het oosten en een open polderlandschap met veel riet in het westen. Het polderland behoort tot Polder West- zaan. Polder Westzaan is een gebied dat is aangemeld als Natura 2000-gebied. Het in het bestemmingsplan omvatte deel van deze polder valt niet binnen de om- grenzing van het Natura 2000-gebied. De bebouwing in Rooswijk is ongeveer 40 jaar oud met spaarzaam aanwezige bomen in rijbeplanting. Tus- sen de bebouwing en de polder ligt een groot politie- bureau omgeven door waterpartijen (zie Figuur 2). Figuur 3. Abrupte overgang tussen Polder Westzaan en het Tussen dit politiegebouw en de hogere bebouwing van nieuwe gedeelte van Rooswijk.

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 4 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad voor deze waarden (veelal door mitigatie en compen- satie) dan wordt geen ontheffing verkregen en is het plan onuitvoerbaar. Aangezien het grootste gedeelte van het plangebied reeds bebouwd en ingericht is wordt over het algemeen niet verwacht dat een nieuw bestemmingsplan (zwaar beschermde) natuurwaarden onder druk zal zetten. Uitzondering is het deel van Polder Westzaan westelijk in deelgebied Rooswijk waar door plannen wel belangrijke natuurwaarden kunnen worden aangetast.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het juridische beschermingskader geschetst. In hoofdstuk 3 worden de methodieken en de gebruikte literatuur voor dit onderzoek aangegeven. In hoofdstuk 4 worden resultaten van eerder onderzoek samengevat en besproken en aangevuld met indrukken uit het veldbezoek. Daarbij wordt bekeken in hoeverre de situatie van toen nog geldend is. Tot slot worden in hoofdstuk 5 de conclusies samengevat.

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 5 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

habitats van Bijlage I van de Habitatrichtlijn en de 2 Beschermingskader leefgebieden van de soorten die zijn genoemd in Bij- lage II. In dit hoofdstuk wordt een algemeen beeld geschetst Op 19 mei 2003 heeft Nederland 141 gebieden aan- van het beschermingskader voor flora en fauna. Bij de gemeld en op 7 december 2004 heeft de Europese conclusies zal nader worden ingegaan op de voor dit Commissie alle door de lidstaten aangemelde gebieden onderzoek relevante onderdelen. op de communautaire lijst voor de Atlantische bio- geografische regio geplaatst2. Daarmee zijn deze ge- bieden beschermd volgens de regels uit artikel 6 van de 2.1 De Conventie van Bern Habitatrichtlijn, met uitzondering van lid 1, dat pas na aanwijzing van kracht is. In november 2006 is voor de Nederlandse gebieden de aanwijzingsprocedure ge- De Conventie van Bern, die tot stand is gekomen bin- start. nen de Raad van Europa, is op 1 juni 1982 in werking De aanwijzing van gebieden als speciale bescher- getreden. De Europese Gemeenschap als zodanig is bij mingszone heeft een aantal gevolgen. Zo dienen de deze Conventie verdragspartij, waardoor de Conventie EU-landen maatregelen te treffen zodat de natuurlijke rechtskracht heeft voor zowel de Europese instellingen habitats en de habitats van de soorten zich verder kun- als voor de Lidstaten van de Europese Unie. Dat be- nen ontwikkelen. Binnen de aangewezen gebieden tekent dat de bepalingen van deze Conventie moeten kunnen plannen of projecten die een aantasting of een worden omgezet in het recht van de Europese Unie en verstoring teweeg kunnen brengen alleen worden toe- in het nationale recht van de EU landen. Nederland gestaan indien ze een dwingende reden van groot heeft het verdrag geratificeerd op 28 oktober 1980. openbaar belang vertegenwoordigen en indien is In Bijlage II en Bijlage III van het verdrag van aangetoond dat er voor het plan of project in kwestie Bern staan de soorten die op grond van de Conventie geen alternatief is. Bovendien moeten als vergoeding bescherming moeten genieten. Voor de soorten van voor de natuurwaarden die worden aangetast compen- Bijlage III geldt niet dat de verdragspartijen wettelijke serende maatregelen worden getroffen om de samen- en bestuursrechterlijke maatregelen moeten treffen om hang van het Natura-2000-netwerk te waarborgen. de bescherming van het leefgebied van deze soorten te De Habitatrichtlijn heeft ook een Bijlage IV. In garanderen. Deze verplichting geldt wel voor de soor- deze Bijlage zijn soorten opgenomen waarvoor geen ten van Bijlage II. Voor die van Bijlage III beperkt de verplichting geldt om hun leefgebied als speciale be- Conventie zich tot het opleggen van de verplichting schermingszone aan te wijzen, maar die wel op een om wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen te andere wijze bescherming behoeven. Zo dienen de EU- nemen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van landen voor deze soorten onder meer een verbod in te deze soorten. Voor soorten van Bijlage II gaat de be- stellen op de beschadiging of de vernieling van hun scherming veel verder omdat in art. 6 van de Con- voortplanting- en rustplaatsen en moet een verbod ventie een aantal stringente verbodsbepalingen is gelden op het vangen en doden van deze dieren. genoemd die de verdragspartijen in hun nationale Bijlage V gaat over soorten waarvan de onttrekking rechtsregels moeten omzetten. Voor de soorten van aan de natuur en de exploitatie aan beheersmaatregelen Bijlage III gelden deze verbodsbepalingen niet. kunnen worden onderworpen.

2.2 Habitatrichtlijn 2.3 Vogelrichtlijn De Habitatrichtlijn1 wordt algemeen beschouwd als de De Vogelrichtlijn3 verplicht de lidstaten van de Euro- richtlijn waarin de bepalingen van de Conventie van pese Unie de instandhouding te garanderen van alle Bern in het Europees Gemeenschapsrecht zijn omge- natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het zet. De bepalingen van de Habitatrichtlijn zelf dienen Europese grondgebied van de lidstaten waarop het door de landen van de EU in hun eigen nationale Europese verdrag van toepassing is. Artikel 4 van de rechtsregels te worden geïmplementeerd. In Nederland Vogelrichtlijn bevat de verplichting tot het aanwijzen is dat gedaan in de Natuurbeschermingswet 1998, die van zogenaamde “speciale beschermingszones” op 1 oktober 2005 van kracht is geworden. (SBZ’s). Deze worden Vogelrichtlijngebieden ge- Het doel van de Habitatrichtlijn is gericht op de noemd. In Nederland zijn dat er momenteel 77. Ook de realisering van een coherent Europees ecologisch net- bepalingen van de Vogelrichtlijn zijn geïmplementeerd werk, Natura 2000 genaamd. Hiervoor dienen de EU- in de Natuurbeschermingswet 1998. landen in overleg met de Europese Commissie speciale beschermingszones aan te wijzen. Als speciale be- schermingszone worden aangewezen de natuurlijke

2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 63 1 nr. 92/43/EEG; PbEG 1992, L 206 3 nr. 79/409/EEG; PbEG 1979, L 103/1

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 6 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

De Vogelrichtlijn kent een aantal bijlagen waarin bestuur kan aanwijzen als beschermde soort. Hier is vogelsoorten worden genoemd waarvoor in het kader met drie publicaties invulling aan gegeven4. van de richtlijn speciale maatregelen worden getroffen: ♣ Bijlage 1 – Vogelsoorten waarvoor in de leefgebie- den speciale beschermingsmaatregelen worden 2.5.1 Zorgplicht getroffen, opdat deze soorten daar waar zij nu voor- komen, kunnen voortbestaan en zich kunnen voort- Een belangrijke bepaling is de zorgplicht in artikel 2, planten. dat stelt “dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan ♣ Bijlagen 2 en 3 behandelen de vogelsoorten, welke vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige onder voorwaarden door jacht, het gevangen nemen gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroor- of anderszins aan de populatie onttrokken mogen zaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te worden. laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden ge- vergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelij- kerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die 2.4 Natuurbeschermingswet gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk 1998 te beperken of ongedaan te maken.”

In deze wet is de bescherming van gebieden geregeld en hierin zijn sinds 1 oktober 2005 ook de bepalingen 2.5.2 Verbodsbepalingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. De Natuurbeschermingswet kent drie typen gebieden, De Flora- en faunawet bepaalt dat het verboden is waarvan het eerste het meest voorkomt: planten, behorende tot een beschermde inheemse plan- ♣ Natura 2000-gebieden (opnieuw begrensde samen- tensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te stelling van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden). steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of ♣ Beschermde natuurmonumenten. op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te ver- ♣ Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uit- wijderen (art. 8). voering van verdragen of andere internationale ver- Het is verboden dieren, behorende tot een be- plichtingen (met uitzondering van verplichtingen schermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te zoals Wetlands. sporen, dan wel opzettelijk te verontrusten (artt. 9 en 10). Het aanwijzingsbesluit is voor Natura 2000-gebieden Verder is het verboden van beschermde diersoorten van groot belang, omdat het onder meer het referentie- nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of kader biedt voor het beheerplan, de beoordeling van verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te projecten en activiteiten en de vergunningverlening; dit halen of te verstoren (art. 11) en iets dergelijks geldt referentiekader wordt gevormd door de instandhou- voor eieren (art. 12). dingsdoelstellingen en de begrenzing van het gebied Vogelnesten die buiten het broedseizoen in gebruik (in de vorm van een kaart met een toelichting). zijn vallen onder de definitie van vaste rust- of verblijf- De instandhoudingsdoelstellingen zoals bedoeld in plaatsen en zijn daarom jaarrond beschermd. artikelen 19d en 19f van de Natuurbeschermingswet 1998 beschrijven de doelen voor de instandhouding van leefgebieden, natuurlijke habitats en populaties in het wild levende plant- en diersoorten, zoals vereist 2.5.3 Vrijstellingen door de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze natuur- waarden moeten in een gunstige staat van instandhou- Bij Algemene Maatregel van Bestuur is de Mol vrij- ding gebracht of gehouden worden. gesteld van de verboden van de artikelen 9 t/m 11 en daarnaast zijn Bosmuis, Veldmuis en Huisspitsmuis vrijgesteld in of op gebouwen of daarbij behorende erven5. 2.5 Flora- en faunawet In een ministeriële regeling zijn vervolgens nog andere algemene soorten aangewezen die alleen vrij- De Flora- en faunawet wordt gezien als het nationale wettelijke kader dat de bepalingen van de Habitat- 4 richtlijn en de Conventie van Bern in nationaal recht Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, heeft omgezet. Staatsblad 2000, nr. 523; Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten, Staatscourant 13 november 2001, nr. 220; De Flora- en faunawet bepaalt dat de Minister van Regeling aanwijzing beschermde dier- en plantensoorten Flora- LNV een in Nederland in het wild vóórkomende en faunawet, Staatscourant 13 maart 2002, nr. 51 planten- of diersoort bij algemene maatregelen van 5 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, Staats- blad 2000, 525, art. 16e

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 7 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad gesteld zijn van de verboden van de artikelen 8 t/m 12, 2.6 Rode lijsten indien het gaat om werkzaamheden in het kader van natuurbeheer, van bestendig beheer of onderhoud, van De Conventie van Bern, de Habitatrichtlijn en de Flo- bestendig gebruik of van ruimtelijke ontwikkeling en 6 ra- en faunawet zijn juridische teksten met verbindende inrichting . Voor deze soorten hoeft dan geen onthef- kracht. Dit geldt niet voor de Rode lijsten. De Rode fing te worden aangevraagd, maar de zorgplicht blijft lijsten hebben vooral een signaalfunctie en zijn op de onverminderd gelden. Dit wordt het “lichtste bescher- eerste plaats bedoeld als een instrument om de aan- mingsregime” genoemd, geldend voor de z.g. “tabel dacht in beleid en beheer te richten op bedreigde en 1”-soorten (zo genoemd naar de toelichting bij de kwetsbare soorten binnen een bepaalde plant- of dier- bovengenoemde Regeling en ook gehanteerd in de groep. Een soort kan aan het feit dat hij op de Rode LNV-brochure “Buiten aan het werk?”). Broedvogels lijst voorkomt geen rechten ontlenen want de Rode lijst vallen hier niet onder. heeft uitsluitend een beleidsmatig karakter. De

betekenis van de Rode lijsten ligt in het feit dat van

provinciale overheden en gemeenten mag worden 2.5.4 Ontheffingsmogelijkheid verwacht dat zij bij hun beleid rekening houden met de soorten die op een Rode lijst staan. In die zin zijn de De realisatie van activiteiten, zoals het aanleggen van Rode lijsten voor de lagere overheden en terrein- woningbouw- of bedrijventerreinen, heeft veelal beherende instanties een indicator voor de betekenis beschadiging of de vernieling tot gevolg van de voort- van deze terreinen. Daarnaast zijn ze een richtsnoer planting- en rustplaatsen van de in het gebied voor- voor inrichting en beheer. In 2004 zijn de Rode lijsten komende beschermde soorten. In bepaalde gevallen in gewijzigde vorm opnieuw vastgesteld9. moet dan ontheffing volgens artikel 75 van de Flora- 7 en faunawet aangevraagd worden. Als er andere beschermde soorten voorkomen dan de soorten die zijn vrijgesteld van de verboden, kan de voorgenomen (bouw)activiteit alleen worden gereali- seerd als een ontheffing is verleend. De vraag of de ontheffing kan worden verleend zal worden beoordeeld door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voed- selkwaliteit, op basis van de twee andere bescher- mingsregimes8: ♣ Zwaar beschermingsregime, geldend voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor apart aangewezen soorten in een vernieuwde “bijlage 1” van het Besluit vrijstellingen beschermde dier- en plantensoorten. Zij vormen samen de “tabel 3”- soorten. Ook vogels vallen hieronder. ♣ Minder zwaar beschermingsregime, geldend voor de overige beschermde soorten (“tabel 2”), maar niet de eerdergenoemde algemene soorten (“tabel 1”). ♣ Indien men in het bezit is van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode hoeft bij werkzaamheden in het kader van natuurbeheer, van bestendig beheer of onderhoud en van bestendig gebruik voor deze tabel 2-soorten en ook voor vogels geen ontheffing aangevraagd te worden.

6 Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, Staatscourant 2 februari 2005, nr. 23 7 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, Staats- blad 2000, 525 8 wijziging in Besluit vrijstelling beschermde dier- en planten- soorten in Staatsblad 2004, 501, vnl. artt. 16b en 16c 9 Staatscourant 11 november 2004, nr. 218: 21

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 8 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

3 Methode 3.1 Eerder onderzoek

In het kader van de Provinciale Natuurinformatie (PNI) zijn van het open, niet bebouwde deel van het plan- gebied in 1983, 1994 en 2001 alle lijn- en vlakvormige elementen op flora geïnventariseerd. In 1994, 2001 en 2006 zijn in de toen open gebieden de broedvogels geteld. Het nieuwe deel van Rooswijk dat in 1983 nog open was en is geïnventariseerd op flora, is sindsdien uiteraard dusdanig veranderd dat gegevens niet meer bruikbaar zijn. Andere inventarisaties die zijn gebruikt betreffen een muizen- en vleermuizenonderzoek in het zuidelijke Guisveld (GROOT & VAN STRAATEN, 2002) en een inventarisatie naar flora, kleine zoogdieren en am- fibieën in westelijk Rooswijk en langs de A8 in 2007 (SLUIS, 2007). Ook een inventarisatie van de Achter- sluispolder, zuidelijk in Zaandam uit 2004 (SLUIS & DAMM, 2004) en een visbemonstering alhier in 2006 (VAN STRAATEN, 2006) leveren informatie over te verwachten fauna in het plangebied. Ook de internetpagina’s van het Natuurloket zijn geraadpleegd omtrent zwaarder beschermde soorten uit de diverse soortgroepen. Deze informatie betreft zowel waarnemingen in het plangebied als daarbuiten. Infor- matie is opgevraagd voor de RD- kilometerhokken met X=114 en 115 en Y=496 tot 498.

3.2 Veldbezoek

Het plangebied is op 10 maart 2009 bezocht. Tijdens het bezoek werd een indruk verkregen van aanwezige biotopen en werd geprobeerd eventuele incidentele waarnemingen te doen van beschermde flora en fauna. Op basis van de aangetroffen biotopen is per soort- groep een inschatting gemaakt van het mogelijk voorkomen van in ieder geval die beschermde soorten waarvoor, indien aanwezig, ontheffing moet worden aangevraagd bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Ook werd tijdens dit veldbezoek de geldigheid of de veranderin- gen ten opzichte van de eerder uitgevoerde onder- zoeken ingeschat.

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 9 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

de A8 kan de soort opduiken. De Rietorchis staat in 4 Resultaten tabel 2 van de Flora- en faunawet, als deze soort wordt aangetroffen en groeiplaatsen bedreigd worden, dient 4.1 Algemeen ontheffing te worden aangevraagd.

Andere beschermde plantensoorten De gebruikte onderzoeken betreffen alleen het relatief In het plangebied zijn nog een aantal andere, licht open gebied westelijk van Rooswijk. Hier zijn van een beschermde, soorten te verwachten. In 2007 werd in aantal beschermde planten- en diersoorten gegevens Rooswijk-West de Aardaker gevonden. Deze vlinder- beschikbaar. De gegevens van het natuurloket geven bloemige klimplant met helderrode bloemen groeide in weinig specifieke informatie. Voor de opgevraagde een rietkraag nabij het politiebureau. blokken worden alleen beschermde planten uit tabel 2 In de oeverzone van de bredere wateren zou (al of en 3 van de Flora en faunawet aangegeven, het betreft niet verwilderd uit vijvers) de Gewone dotterbloem hier waarschijnlijk in ieder geval de Rietorchis. Ook kunnen groeien. In het gehele plangebied in plant- worden in twee blokken zwaar beschermde zoogdieren soenen en in bosjes zou Breedbladige wespenorchis gevonden, waarschijnlijk (foeragerende) vleermuizen. kunnen verschijnen en, vooral in wegbermen, zou Veel soortgroepen zijn niet of slecht onderzocht in de Gewone vogelmelk kunnen voorkomen. Hier en daar opgevraagde blokken. in ruderale stukken is de Grote kaardenbol mogelijk. De combinatie van gegevens uit de veldonderzoe- Voor het verstoren van groeiplaatsen van al deze ken en het Natuurloket, aangevuld met indrukken uit soorten is geen ontheffing vereist. het veldbezoek levert de onderstaande inschatting omtrent van het voorkomen van beschermde soorten per soortgroep. 4.2.2 Vissen

Naast een aantal niet beschermde algemene vissoorten 4.2 Beschrijving per soortgroep zijn in het plangebied een paar zwaarder beschermde soorten te verwachten, namelijk Bittervoorn, Kleine 4.2.1 Flora modderkruiper en Rivierdonderpad. Als in het kader van plannen aan oevers en wateren Algemeen gewerkt gaat worden die geschikt zijn voor deze soor- Het grootste deel van het onderzoeksgebied heeft een ten dient vervolgonderzoek plaats te vinden. Als één of nitrofiele flora met algemene soorten. De meest inte- meerdere van deze soorten daarbij wordt gevonden en ressante plantensoorten kunnen worden verwacht in hinder kan ondervinden, dient ontheffing te worden het westen van Rooswijk in de uitlopers van Polder aangevraagd. Westzaan en in het zuidelijk deel van het sportcomplex bij Rooswijk. Tijdens het PNI onderzoek werden in Bittervoorn Rooswijk West langs enkele waterkanten veenmossen De optimale biotoop van deze soort bestaat uit sloten gevonden en soorten als Echte koekoeksbloem, met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie. De Waterkruiskruid en Kale Jonker. Verder werden hier waterbodem mag niet te slikkig zijn. De Bittervoorn enkele brakke indicatoren als Echt lepelblad (1983, heeft een hoge mate van specialisatie als het gaat om Rooswijk-nieuw), Moeraszoutgras en Zilte rus de voortplanting. Ze leven namelijk in symbiose met aangetroffen. Opvallend is de afwezigheid van de zoetwatermosselen zoals Zwanenmossel en Schilders- (licht) beschermde Zwanenbloem in de onderzoeken. mossel (Unio en Anadonta). Hierbij worden eieren De brakheid van het water kan een reden zijn voor de door de Bittervoornvrouwtjes in de mossel afgezet absentie van deze soort. door middel van een lange legbuis. De verspreiding van de Bittervoorn hangt dus sterk samen met het Rietorchis voorkomen van enkele soorten zoetwatermosselen. Op het talud van de A8 werden in 2007 op een aantal In een onderzoek in een parkwater zuidelijk in plaatsen Rietorchissen gevonden. Tijdens het PNI Zaandam is in 2006 Bittervoorn gevangen (VAN onderzoek werd in het voormalige polderland van het STRAATEN, 2006), deze soort komt ook in de gehele nieuwe Rooswijk ook op een aantal locaties deze soort Polder Westzaan voor. Gezien dit voorkomen en de aangetroffen. Gezien deze verspreiding en het gegeven verbindingen van deze wateren met water in het plan- dat deze soort op onvoorspelbare plekken spontaan kan gebied, kan deze zwaar beschermde vissoort in het verschijnen, moet in het hele gebied westelijk van de gehele plangebied worden verwacht, zeker als oudere bebouwing van Rooswijk en langs het gehele onderwatervegetatie aanwezig is. Ook de oeverzone talud van de A8 westelijk van het spoor rekening ge- van de Zaan kan wat dit betreft geschikt zijn. houden worden met deze soort. Ook in het zuidelijke Uitzondering zijn erg smalle wateren of water met deel van het sportcomplex van Rooswijk, op ruderale erg dikke baggerlagen of veel bladeren en bladval. Ook verlaten bedrijventerreinen en bij de snelwegafrit van sterk beschaduwd water is ongeschikt.

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 10 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

Kleine modderkruiper verspreid in het plangebied zijn voorgenoemde soorten De Kleine modderkruiper is een vissoort die een voor- plaatselijk ook te verwachten, zeker als sprake is van keur heeft voor een wat zandige bodem met enige een ontwikkelde oevervegetatie. Groene kikkers en modder in de nabijheid. Daarnaast is een goed ontwik- soms Bruine kikker zijn ook ’s winters in dit water kelde water- en/of oevervegetatie in combinatie met aanwezig. een glooiend verloop van de oever gunstig voor deze Met name in de singels rond het sportvelden- soort. complex maar ook hier en daar in bosjes of tuinen Voor wat betreft het voorkomen in het plangebied kunnen Gewone pad en Kleine watersalamander geldt in grote lijnen hetzelfde als voor de Bittervoorn; geschikt landbiotoop vinden om te overwinteren. in open, wat bredere, onbeschaduwde wateren, zeker Bij het onderzoek in Rooswijk West in 2007 als deze een ontwikkelde onderwater- en oever- werden geen zwaar beschermde Rugstreeppadden vegetatie bezitten, mag de soort worden verwacht. gehoord. In dat onderzoek werden de diepte van de wateren, de steile en soms beschoeide oevers en de Rivierdonderpad beperkte aanwezigheid van watervegetatie als De Rivierdonderpad is een kleine vis van gemiddeld beperkingen voor deze soort (en andere amfibieën) 12 cm lang, zonder duidelijke schubben. De soort komt genoemd. De soort komt echter wel in de nabijheid van van origine voor in stromende wateren met een het plangebied voor, bijvoorbeeld in delen van Polder grindige of stenige bodem. De soort heeft zich van Westzaan en is erg mobiel. Aan de randen van het daar uitgebreid en komt nu ook voor in polders. Hierbij plangebied in Rooswijk West moet dus wel rekening is steeds de relatie met steen- of puinstort op de oevers gehouden worden met deze soort, zeker als ergens zeer duidelijk. Dit substraat is erg belangrijk voor de zand wordt opgebracht, of anderszins terrein wordt ei-afzet en als schuilplaats voor kleinere dieren. De vergraven. Deze soort wordt niet verwacht in Oud soort kan overal in bredere wateren in het plangebied Koog of in het dicht bebouwde deel van Rooswijk. worden verwacht als steen of puin in water of oever aanwezig is. Ook de oeverzone van de Zaan kan wat dit betreft geschikt zijn voor de soort. 4.2.4 Broedvogels

Overal in het plangebied kunnen algemene bos-, tuin- 4.2.3 Amfibieën en struweelvogels tot broeden komen. Soorten als Merel, Kool- en Pimpelmees, Winterkoning, Heggen- Bij het onderzoek in 2007 zijn amfibieën geïnven- mus, Houtduif, Turkse tortel, Spreeuw zullen algemeen tariseerd in Rooswijk West. In dit onderzoek werden aanwezig zijn. Ook tal van andere soorten zullen Meerkikker en Bastaardkikker vastgesteld. Deze plaatselijk voorkomen. In het PNI- onderzoek dat de wateren bieden naar verwachting ook geschikt voort- open poldergebieden van Rooswijk West beslaat plantingswater voor andere algemene soorten zoals worden in het open polderlandschap vooral weide- Gewone pad, Bruine kikker en Kleine watersalaman- vogels (Kievit en Scholekster) en eendensoorten der. Deze soorten zijn alle licht beschermd. gevonden,waaronder de Slobeend. De uitgebreide In andere onbeschoeide of laag beschoeide wateren rietkragen van dit gebied (zie Figuur 4) bleken

Figuur 4. Het open polderlandschap westelijk in Rooswijk bevat veel rietkragen en riet- ruigtes, geschikt voor rietvogels en Noordse woelmuis.

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 11 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad daarnaast geschikt voor een aantal interessante soorten Uilen zoals Blauwborst, Snor, Sprinkhaanzanger en Riet- Voor de Ransuil geldt hetzelfde als voor de in bomen zanger. Het is niet geheel uitgesloten dat de zeldzame broedende roofvogels. Steenuil en Kerkuil worden niet Roerdomp dit gebied gebruikt om te foerageren of (in verwacht in het plangebied maar dezelfde schuren als de buurt) te broeden. Polder Westzaan is aangemeld als die geschikt worden geacht voor Torenvalk zouden Natura 2000- gebied met een complementaire doel- ook geïnspecteerd of onderzocht moeten worden op stelling voor Roerdomp en Snor. deze soorten. In vooral de oudere bebouwing van het plangebied kan Gierzwaluw broeden. Met name Oud Koog (zuid In het algemeen geldt dat in bomen met een stam- en noord) en in mindere mate het oudere deel van diameter groter dan 25 cm (vooral in wilgen en popu- Rooswijk is geschikt voor deze soort. Ook Spreeuwen, lieren) overal in het plangebied rekening moet worden Kauwen en Huismussen kunnen gevestigd zijn in gehouden met (Grote bonte) specht en eventueel in bebouwing. bomen broedende roofvogels zoals Sperwer, Boom- Vogels vallen onder het zwaardere beschermings- valk, Ransuil en Buizerd. Bomen met kraaiennesten en regime van de Flora- en faunawet. Men dient activi- andere grote nesten zouden moeten worden onderzocht teiten waarbij nesten verstoord kunnen worden buiten voor ze worden gekapt. Als oude schuren, loodsen of het broedseizoen plaats te doen vinden. In de wet gebouwen met holtes en gaten worden gesloopt zou op wordt ‘broedseizoen’ niet nader gespecificeerd maar Torenvalk en uilen moeten worden gelet. het gaat globaal om de periode tussen 15 maart en 15 juli. Naast deze verbodsbepaling zijn (in gebruik zijnde) 4.2.5 Vleermuizen verblijfplaatsen van een aantal soorten vogels jaarrond beschermd. Het gaat om een aantal soorten roofvogels, Vleermuizen zijn een groep zwaar beschermde uilen en spechten. Voor verstoring of vernieling van zoogdiersoorten. dergelijke verblijfplaatsen is ontheffing noodzakelijk. Vleermuizen kunnen een gebied gebruiken als In het plangebied moet rekening gehouden worden jachtgebied waarbij vooral luwe, insectenrijke plekken met (Grote bonte) specht, roofvogels en uilen. worden bezocht, of als verblijfplaats waarbij gebouwen of bomen met geschikte holtes, gaten of spleten kun- (Grote bonte) specht nen worden gebruikt. Door het jaar heen bestaan er Voor wat betreft het plangebied kan de (Grote bonte) verschillende soorten vleermuisverblijven, zo zijn er specht slechts zeer plaatselijk in Oud Koog worden kraamverblijven, paarverblijven, tijdelijke verblijven verwacht. Alleen in of bij het Koogpark, en in stukken en winterverblijven. Vooral de aanwezigheid van met dikkere bomen kan de soort broeden. Rond het vleermuisverblijven is in dit onderzoek interessant sportveldencomplex en het gebied rond het politie- omdat deze jaarrond zwaar zijn beschermd. Omdat bureau van Rooswijk moet overal rekening gehouden vleermuizen voor hun jachtgebieden veelal kunnen worden met de soort, zeker als dikke bomen met zacht uitwijken naar andere vergelijkbare foerageergebieden hout (Schietwilg of populier) aanwezig zijn. In de worden ze veelal niet bedreigd als foerageergebied dichter bebouwde gebieden van Rooswijk, de open (kleinschalig) wordt veranderd. poldergebieden en in het nieuwe deel van deze wijk is In een onderzoek in het zuidelijke Guisveld in 2002 weinig potentie. (GROOT & VAN STRAATEN, 2002) werden redelijke aantallen foeragerende vleermuizen gevonden. Soorten Roofvogels die werden vastgesteld waren de Gewone dwergvleer- Er kunnen in het plangebied in bomen broedende roof- muis, Ruige dwergvleermuis en de Laatvlieger. Er vogels aanwezig zijn zoals Buizerd, Sperwer en Boom- werden in dit onderzoek geen Water- of Meervleermui- valk. Voor wat betreft deze vogels geldt in grote lijnen zen vastgesteld terwijl deze wel in Polder Westzaan hetzelfde als spechten. De vogels gebruiken meestal voorkomen, het gebied is zelfs ondermeer voor de grotere bomen en gebruiken veelal dezelfde nesten Meervleermuis aangemeld als Natura 2000-gebied. (horsten) in opeenvolgende jaren. Soms worden oude In een ander onderzoek in de Achtersluispolder, kraaiennesten gebruikt om te broeden. De sportvelden zuidelijk in Zaanstad werden naast eerder genoemde van Rooswijk en de stukken van het plangebied met soorten wel foeragerende Water- en Meervleermuizen, hogere dikke bomen zijn geschikt voor deze groep. alsmede Grootoorvleermuizen gevonden. (SLUIS & Ook de Torenvalk, die veelal in holten of nestkas- DAMM, 2004). ten broedt, kan voorkomen. Deze soort kan ook broe- Het plangebied is door de vele aanwezige (ook den in verlaten schuren of loodsen. Overal in het plan- oudere) bebouwing vooral geschikt voor gebouw- gebied kan deze soort opduiken als nestkasten of bewonende vleermuizen. Het gaat dan vooral om gebouwen aanwezig zijn met grote holtes. Het best Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Meervleer- geschikt is de zone rond de sportvelden van Rooswijk muis. Ook de Ruige dwergvleermuis en de Grootoor- en de zone rond Polder Westzaan. vleermuis maakt soms gebruik van gebouwen als (tijdelijke) verblijfplaats. In dikkere bomen met

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 12 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

(spechten)holten moet daarbij rekening gehouden worden met Watervleermuis, Grootoorvleermuis en Ruige dwergvleermuis. De meest geschikte delen van het plangebied zijn die met de oudere gebouwen in Oud Koog. Het minst geschikt is het nieuwe deel van Rooswijk. In elk gebouw met holtes, spleten, bereikbare ruimtes onder dakbedekking, ventilatiegaten, spouw- gaten en dergelijke, moet rekening gehouden worden met verblijfplaatsen van vleermuizen. Oudere, dikkere bomen die vooral zijn te vinden in Oud koog en Rooswijk en rond de sportvelden daar, zijn mogelijk geschikt voor vleermuizen, als ze geschikte holten bevatten.

4.2.6 Overige zoogdieren

In de verschillende deelgebieden is een aantal alge- mene zoogdiersoorten te verwachten. Soorten als Egel, Haas, Konijn en Mol kunnen overal worden verwacht. (Kleine) roofdieren als Vos, Wezel en Hermelijn worden ook verwacht, vooral in het poldergebied in Rooswijk West. In dit gebied werden in 2007 ook verschillende soorten kleine zoogdieren gevangen, namelijk Gewone bosspitsmuis, Huisspitsmuis en Bosmuis. Deze soorten en ook de Veldmuis zullen in andere delen van het plangebied ook voorkomen. In 2002 werd in het poldergebied van Rooswijk ook Dwergmuis gevangen, deze soort komt vrijwel uitsluitend voor in rietland. Ook de Woelrat wordt vooral in het opener gebied van Rooswijk verwacht. De zwaar beschermde Noordse woelmuis is in 2002 in vrij groot aantal gevangen in en bij het bestem- mingsplangebied in Polder Westzaan. Ook in 2007 werd deze soort weer aangetroffen. Ook de zwaar beschermde Waterspitsmuis werd hier eenmaal gevangen. Verlandende rietkragen met voldoende dekking vormen geschikt leefgebied voor deze soorten en zijn op een aantal plaatsen aanwezig in het plangebied.

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 13 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

wateren geen potentie hebben. 5 Conclusies ♣ Alleen in het westen van Rooswijk is enige potentie voor Rugstreeppad. In Tabel 1 worden de hiervoor besproken natuur- ♣ In het gehele plangebied kunnen algemene Bos-, waarden per onderscheiden deelgebied samengevat. struweel- en tuinvogels voorkomen. Vooral Roos- Deze tabel betreft een grove inschatting, per project of wijk West heeft tevens broedvogels van meer open ingreep zal ter plekke op maat de potentie voor de terrein, waaronder interessante rietvogels. Ver- diverse groepen worden vastgesteld. spreid in het plangebied is potentie voor verblijven ♣ Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor van verschillende jaarrond beschermde vogels. zwaar beschermde soorten uit de soortgroepen ♣ Verspreid in het plangebied komen vleermuis- planten, vissen, amfibieën, vogels en (kleine) soorten voor, zij gebruiken het terrein als jacht- zoogdieren. gebied of als verblijfplaats (vooral gebouwen). De ♣ De belangrijkste natuurwaarden in het plangebied oude, bebouwde delen van het plangebied zijn het zijn momenteel aanwezig in het westelijke deel van meest geschikt voor verblijven van deze soort- Rooswijk. Hier kunnen zwaar beschermde soorten groep. Potenties voor vleermuizen vallen hier vaak uit al de genoemde soortgroepen voorkomen. samen met die van broedende Gierzwaluwen. ♣ Het dicht bebouwde gedeelte van Rooswijk, zeker ♣ In het plangebied komen naar verwachting een het nieuwe gedeelte, is voor flora en fauna het aantal licht beschermde niet-vliegende zoogdier- minst interessant. Alleen het verblijf van algemene soorten voor. In Rooswijk West komen naar alle vleermuissoorten en van beschermde vissen in de waarschijnlijkheid zowel de zwaar beschermde wateren is hier mogelijk. Noordse woelmuis als de Waterspitsmuis voor. ♣ In de wateren van het plangebied is het voorkomen van de zwaarder beschermde Bittervoorn, Rivier- donderpad en Kleine modderkruiper nergens op voorhand uit te sluiten hoewel sommige typen

Tabel 1. Verwachte en aangetroffen zwaar en zwaarder(tabel 2 en 3 Flora- en faunawet) beschermde planten- en diersoorten in het bestem- mingsplangebied ‘Oud Koog’ en Rooswijk’. Een onderverdeling is gemaakt naar de in de rapportage gemaakte indeling van deelge- bieden. Per deelgebied is aangegeven wat de waarschijnlijkheid is van het voorkomen. +=waarschijnlijk aanwezig, eerder vastgesteld of te verwachten, +/-=mogelijk (plaatselijk) aanwezig, -=niet te verwachten. FF = Flora- en faunawet (2= overig, 3 = streng beschermd (HR IV/ bijlage 1 AMvB)); HR = Habitatrichtlijn, met vermelding van de bijlage; RL = Rode lijst, met vermelding van categorie (BE = bedreigd, KW = kwetsbaar. *=genoemd in de aanmelding voor Natura 2000-gebied Polder Westzaan. FF RL HR zuid Noord (West) (Sport- velden) velden) (nieuw) Rooswijk Rooswijk Rooswijk Rooswijk Oud koog Oud Oud Koog Koog Oud

Flora Rietorchis 2 - - + - + Vissen Bittervoorn* 3 II KW +/- +/- + +/- + Kleine modderkruiper* 2 II +/- +/- + +/- + Rivierdonderpad 2 +/- +/- + +/- + Amfibieën Rugstreeppad 3 IV - - +/- - +/- Broedvogels Roerdomp* 2/3 BE - - +/- - - Snor* 2/3 KW - - + - - (Grote bonte) specht 2/3 +/- +/- + - + Roofvogels (bomen) 2/3 +/- +/- + - + Torenvalk 2/3 +/- +/- + - + Ransuil 2/3 KW +/- +/- +/- - + Uilen (overig) 2/3 KW - +/- +/- - +/- Vleermuizen Gewone dwergvleermuis 3 IV + + + +/- +/- Ruige dwergvleermuis 3 IV + + + +/- +/- Laatvlieger 3 IV + + + +/- +/- Meervleermuis* 3 II, IV + + + +/- +/- Watervleermuis 3 IV - - +/- - +/- Grootoorvleermuis 3 IV +/- +/- +/- - +/- Overige zoogdieren Noordse woelmuis* 3 II, IV KW - - + - - Waterspitsmuis 3 KW - - + - -

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 14 Natuurwaarden Oud Koog en Rooswijk te Zaanstad

Groot, Alkmaar. 6 Literatuur SLUIS, D., Fietspad langs de A8 te Zaanstad, inventari- satie beschermde flora en fauna 2007. G&G- BROEKHUIZEN, S., B. HOEKSTRA, V. VAN LAAR, C. rapport 2007-64, Van der Goes en Groot, SMEENK & J.B.M. THISSEN (RED.), 1992. Atlas Alkmaar van de Nederlandse zoogdieren. 3e herziene druk. SOVON VOGELONDERZOEK NEDERLAND, 2002. Atlas KNNV Uitgeverij, Utrecht. van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. – GITTENBERGER, E. & A.W. JANSSEN, 2004. De Neder- Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch landse zoetwatermollusken. KNNV uitgeverij, Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & Euro- Naturalis & EIS, Utrecht. pean Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. GROEN, F, VAN & J.J. SPAARGAREN, 2007. Habitat- STRAATEN, M. VAN, 2006. Vijfhoekpark te Zaandam, toets Fietspad langs de A8 te Zaandijk.: Effecten visseninventarisatie. Van der Goes en Groot, van de aanleg van een fietspad op een Natura- Alkmaar. 2000 gebied. Van der Goes en Groot, Alkmaar. STUMPEL, TON, STRIJBOSCH, HENK. 2006. Veldgids GROOT, J., M. VAN STRAATEN, 2002. Muizen- en Amfibieën en reptielen. KNNV Uitgeverij, vleermuizenonderzoek Rooswijk-west (gemeente Utrecht. Zaanstad. Inventarisatie 2002. Van der Goes en

Groot, Alkmaar.

JANSSEN, J.A.M., J.H.J SCHAMINÉE, 2004. Europese Natuur in Nederland, Soorten van de habitatricht- lijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht. KAPTEYN, K., 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Pro- vincie Noord-Holland, Noordhollandse Zoogdier- studiegroep, Het Noordhollands Landschap, Haarlem. LIMPENS, H., K. MOSTERT & W. BONGERS (RED.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen: onderzoek naar verspreiding en ecologie. Utrecht. MEIJDEN, R. VAN DER, 2005. Heukels’ Flora van Nederland. 23e druk. Wolters–Noordhoff, Groningen. NIE, H.W. DE & G. VAN OMMERING, 1998. Bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport nr. 33, IKC Natuurbeheer, Wageningen. Nie, H.W. de & W.A.M. van Emmerik, 2006. De zoet- watervissen van Nederland, ecologisch bekeken. Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven. NÖLLERT, A, C. NÖLLERT, 2001. Amfibieëngids van Europa. TIRION Uitgevers bv, Baarn. PAULISSEN, M.P.C.P., & E.P.A.G. SCHOUWENBERG, 2007. Zouttolerantie van zoetwatergevoede na- tuurdoeltypen, verkenning en kennislacunes, Alterra-rapport 1545, Alterra, Wageningen. RUITENBEEK, W., C. SCHARRINGA & P.J. ZOMERDIJK, 1990. Broedvogels van Noord-Holland. Provincie Noord-Holland, Haarlem. SDU UITGEVERS, 2002-2007. Flora- en faunawet, bewerkt en toegelicht door M.A. Huber, mr. drs. D. van der Meijden, J.A.M. van Spaandonk & mr. A.S. Vreugdenhil. Koninklijke Vermande, Den Haag. SLUIS, D. & T. DAMM, 2004. Achtersluispolder te Zaandam, inventarisatie beschermde flora en fauna 2004, Rapport 2004-36, Van der Goes en

Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009 15

Bijlage 3 QRA Garage Bako

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 189 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 190 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam projectnr. 180597 080500 - AA15 revisie 01 19 mei 2008

Save Postbus 321 7400 AH Deventer (0570) 66 39 93

Opdrachtgever

Gemeente Zaanstad Ebbenhout 29 1507 EA Zaanstad

datum vrijgave beschrijving revisie 01 goedkeuring vrijgave

19 mei 2008 Concept BW JJ

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Inhoud Blz.

1 Inleiding 2

2 Beschouwde situatie 3 2.1 Gegevens tankstation 3 2.2 Gegevens omgeving 5

3 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen 6 3.1 Plaatsgebonden risico 6 3.2 Groepsrisico 8

4 Toetsing LPG-tankstation "Garage Bako" 10 4.1 Plaatsgebonden risico 10 4.2 Groepsrisico 10

5 Conclusie 12

Bijlage 1 : Berekeningsmethodiek GR voor LPG-tankstation "Garage Bako" te Zaandam

Bijlage 2 : Scenario's

blad 1 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

1 Inleiding

De Gemeente Zaanstad heeft binnen zijn gemeentegrenzen diverse risicobronnen zoals LPG-tankstations en PGS15-opslagen. Om de risico's van deze bronnen inzichtelijk te krijgen is aan Oranjewoud/Save opdracht verstrekt tot het uitvoeren van diverse QRA's. De Gemeente Zaanstad wil door de uitvoering van deze QRA's inzicht krijgen in de mogelijke beperkingen met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van deze risicobronnen. Eén van de risicobronnen binnen de gemeentegrenzen van Zaanstad is het LPG-tankstation "Garage Bako" gelegen aan de Fortuinweg 3 te Zaandijk.

Door de aanwezigheid van LPG en benzine kent elk LPG-tankstation een brand- en explosierisico. Dit risico is het hoogst op het tankstation en het risico neemt af met toenemende afstand. De Nederlandse overheid heeft in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vastgesteld welk risiconiveau als acceptabel voor een LPG-tankstation wordt beschouwd. De normering in dit Besluit is gebaseerd op het Nederlandse beleid ten aanzien van externe veiligheid.

In de onderliggende rapportage worden de berekende risico's als gevolg van het LPG- tankstation "Garage Bako" beschreven. In hoofdstuk 2 wordt de beschouwde situatie weergegeven. Het veiligheidsbeleid staat in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 vermeldt de berekening van het groepsrisico. De onderzoeksconclusie is gegeven in hoofdstuk 5.

blad 2 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

2 Beschouwde situatie

Het LPG-tankstation "Garage Bako" is gelegen aan de Fortuinweg 3 te Zaandijk. De omgevingsplattegrond van het tankstation is weergegeven in figuur 2.1, een detailplattegrond van het tankstation is opgenomen als figuur 2.2.

Figuur 2.1 Omgevingsplattegrond LPG-tankstation "Garage Bako"

2.1 Gegevens tankstation

Naar opgave van de gemeente is de gemiddelde doorzet van het LPG-tankstation in de jaren 2005 - 2007 gemiddeld 200 m3/ jaar. Dit tankstation valt daarmee in de categorie "tot 500 m3 per jaar". Volgens de rekenvoorschriften moet dan worden uitgegaan van een doorzet aan LPG van 500 m3/jaar. Deze doorzetbegrenzing mag echter alleen worden gehanteerd als ook in de vergunning van het tankstation dit is vastgelegd. Aangenomen is dat dit geregeld is c.q. geregeld gaat worden.

blad 3 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Overige kenmerken van het tankstation zijn: Afstand tussen opslagvat en LPG-vulpunt 57 meter Afstand tussen opslagvat en LPG-afleverpunt 31 meter Inhoud opslagvat 20 m3 Inhoud tankauto 60 m3 Hoogte gebouw verkooppunt 5 meter Afstand LPG-afleverzuil - LPG-vulpunt > 17,5 meter Afstand benzine-afleverzuil - LPG-vulpunt > 5 meter Afstand benzinetankauto - LPG-vulpunt is < 25 meter Is de afstand tussen LPG-vulpunt en gebouw > 10 meter Brandcategorie 4 6,00⋅10-7 Aanrijdingscategorie 3 2,30⋅10-7

De brand- en aanrijdingscategorie zijn bepaald op basis van omgevingskenmerken. Zie hiervoor bijlage 1.

LPG Tank

Vulpunt

Figuur 2.2 Plattegrond LPG-tankstation "Garage Bako"

Voor een toetsing aan het Bevi is het nodig en voldoende (zie hoofdstuk 3) de omgevingsbebouwing te kennen binnen een straal van 150 meter rondom het vulpunt en de LPG-opslagtank. In paragraaf 2.2 zijn de diverse bebouwingsvlakken, zoals deze voor de berekening zijn gebruikt, beschreven.

blad 4 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

2.2 Gegevens omgeving

Binnen de 150-metercontour van het LPG-vulpunt en 150 meter vanaf het LPG-reservoir liggen diverse woningen. Voor de invoering van het aantal personen in de omgeving van het tankstation is gebruikgemaakt van de door de Gemeente Zaanstad aangeleverde GBKN van de omgeving. Het aantal personen dat aanwezig is in de woningen gedurende de dag- en nachtperiode is vastgelegd in de Handreiking verantwoordingplicht groepsrisico welke is opgesteld door VROM, deze schrijft voor dat er gedurende de dagperiode 50% van de bewoners aanwezig is en gedurende de avond en nachtperiode 100% aanwezig is. In de tabel en bijbehorende opsomming is per ingevoerd bebouwingsvlak het aantal aanwezige personen gedurende de dag- en nachtperiode gegeven. Tabel 2.1 geeft deze informatie.

Tabel 2.1 Omgevingsbebouwing van LPG-tankstation "Garage Bako" Object Aantal personen dag Aantal personen nacht

Triangelhof 26-51 31 62 Triangelhof 1, 2, 22-25 7 14 Flats Triangelhof 1a, 1-48 59 118 Triangelhof 52-57, 59-61, 72-76 18 36 Paukenhof 1-48, 49-96 115 230 Tamboerijnhof 97-144 10 19 Jan Steijnstraat 55-149 114 228 Grote Bleeker 1-18, 1-8 31 62

Toelichting op gebruikte bevolkingsgegevens: • Triangelhof 26-51: 26 woningen x 2,4 personen = 62 personen • Triangelhof 1, 2, 22-25: 6 woningen x 2,4 personen = 14 personen • Flats Triangelhof 1a, 1-48: 49 woningen x 2,4 personen = 118 personen • Triangelhof 52-57, 59-61, 72-76: 15 woningen x 2,4 personen = 36 personen • Paukenhof 1-48, 49-96: 96 woningen x 2,4 personen = 230 personen • Tamboerijnhof 97-144: Binnen de 150 metercontour van het LPG-tankstation ligt een zesde deel van deze flat daadwerkelijk binnen deze contour. Het aantal woningen binnen de contour bedraagt daardoor 8 woningen wat gelijk staat aan 19 personen • Jan Steijnstraat 55-149: 95 woningen x 2,4 personen = 228 personen • Grote Bleeker 1-18, 1-8: 26 woningen x 2,4 personen = 62 personen.

blad 5 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

3 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 mei 2004 is gepubliceerd in het Staatsblad 2004 onder nummer 250. Bij dit Besluit behoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), die in de Staatscourant van 23 september 2004 (nr. 183) is gepubliceerd. In deze Regeling zijn de aan te houden afstanden tussen objecten en LPG- tankstationonderdelen aangegeven. In het Revi zijn de bijbehorende toetsingscriteria voor dit type inrichtingen vastgelegd. De criteria zijn gedefinieerd op basis van het plaatsgebondenrisiconiveau en op het groepsrisico. De consequenties van de toetsing zijn in het Bevi vastgelegd.

3.1 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) presenteert de overlijdenskans van een persoon in de vorm van contouren op een plattegrond rondom de beschouwde activiteit. Het risico wordt berekend door te stellen dat een persoon zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Door middel van risicocontouren wordt aangegeven tot waar de risico's van een bepaald niveau reiken. De grootte van het plaatsgebonden risico is onafhankelijk van de feitelijke omgeving en zegt niets over het aantal personen dat bij een ongeval getroffen kan worden. De toetsingscriteria ten aanzien van het plaatsgebonden risico zijn gekoppeld aan de risiconiveaus van 10-5 en 10-6 per jaar. Het Bevi vermeldt als de consequentie van de toetsing aan de acceptatiegrenzen hetgeen omschreven is in tabel 3.1 voor bestaande en nieuwe situaties. In de onderhavige situatie is er sprake van een bestaande situatie.

Tabel 3.1 PR-toetsingscriteria voor geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten in bestaande en nieuwe situaties Kwetsbare objecten BESTAANDE SITUATIES PR hoger dan 10-5/jaar PR 10-5 tot 10-6/jaar PR lager dan 10-6/jaar

Maatregelen voor Niet toegestaan Toegestaan 1 januari 2010

Beperkt kwetsbare objecten PR hoger dan 10-5/jaar PR 10-5 tot 10-6/jaar PR lager dan 10-6/jaar

BBT (BEST BESCHIKBARE BBT (BEST BESCHIKBARE Toegestaan TECHNIEKEN) toepassen TECHNIEKEN) toepassen

blad 6 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Kwetsbare objecten NIEUWE SITUATIES PR hoger dan 10-5/jaar PR 10-5 tot 10-6/jaar PR lager dan 10-6/jaar

Niet toegestaan Niet toegestaan Toegestaan

Beperkt kwetsbare objecten PR hoger dan 10-5/jaar PR 10-5 tot 10-6/jaar PR lager dan 10-6/jaar

In beginsel niet toegestaan In beginsel niet toegestaan Toegestaan

Tabel 3.1 geeft aan, dat de acceptatiegrenzen afhankelijk zijn van het feit of de omliggende objecten worden gekwalificeerd als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. In tabel 3.2 is een overzicht gegeven van soorten objecten waarvan de kwetsbaarheid is vastgelegd.

Tabel 3.2 Voorbeelden van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Kwetsbare objecten Beperkt kwetsbare objecten

Woningen Verspreidliggende woningen Ziekenhuizen, verpleeghuizen Dienst-/bedrijfswoningen Bejaardenhuizen Objecten met infrastructurele waarde Scholen Sporthal/zwembad Kantoren/hotels met bvo > 1.500 m2 Kantoren/hotels <1.500 m2 bvo Winkelcomplexen, winkels > 2.000 m2 Overige winkels Kampeer/recreatie > 50 personen Sportterreinen

In het Bevi is vermeld dat bij bestaande situaties voor kwetsbare objecten er feitelijk grenswaarden zijn die niet mogen worden overschreden en dat er voor beperkt kwetsbare objecten richtwaarden zijn. Indien er een overschrijding van de grenswaarde wordt geconstateerd, worden er risicoreducerende maatregelen verlangd voor een vastgelegde datum. Bij overschrijding van de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten is er geen datum aan de vervolgacties gekoppeld. Voor nieuwe situaties geldt bij overschrijding geen toestemming voor nieuwbouw.

Voor LPG-tankstations is het niet toegestaan de ligging van de 10-5- en 10-6-contouren per situatie te berekenen. Deze berekeningen zijn reeds uitgevoerd en in afstanden uitgedrukt. Deze gegevens zijn in het Revi opgenomen.

Voor LPG-tankstations zijn de toetsingscriteria afhankelijk gesteld van de doorzet aan LPG. Dit omdat de overslag van LPG vanuit de tankauto naar het opslagreservoir op het tankstation risicobepalend is. Het Revi maakt onderscheid tussen een doorzet kleiner dan 1.000 m3/jaar, een doorzet tussen 1.000 en 1.500 m3/jaar en een doorzet groter dan 1.500 m3/jaar. Voor een doorzet groter dan 1.500 m3/jaar dient er een QRA te worden uitgevoerd, voor de beide andere doorzetcategorieën gelden de afstanden als aangegeven in tabel 3.3.

blad 7 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Tabel 3.3 Afstanden in meters tot kwetsbare objecten, waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 10-5 en 10-6 per jaar voor LPG-tankstations LPG-tankstation Doorzet (m3/jaar) Afstand (m) vanaf Afstand (m) vanaf Afstand (m) vulpunt ondergronds reservoir vanaf afleverzuil

PR = 10-5 < 1.500 25 15 0 PR = 10-6 < 1.000 45 25 15 PR = 10-6 1.000 – 1.500 110 25 15

De afstanden (tabel 3.3) gelden ook voor beperkt kwetsbare objecten. Dan is echter geen sprake van een grenswaarde, maar van een richtwaarde.

Wijziging Revi Op 3 april 2007 is de Regeling tot wijziging van de Revi gepubliceerd. De Regeling is op 1 juli 2007 in werking getreden. Voor bestaande situaties is een afstandentabel toegevoegd als reactie op een convenant met de LPG-branche. In dit convenant zijn technische maatregelen afgesproken waardoor het losproces van LPG veiliger wordt, hetgeen resulteert in een verkleining van de veiligheidsafstanden. De afstanden gelden alleen voor bestaande situaties.

Tabel 3.4 Afstanden in meters tot kwetsbare objecten, waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 10-6 per jaar voor LPG-tankstations volgens het nieuwe Revi LPG-tankstation Doorzet (m3/jaar) Afstand (m) vanaf Afstand (m) vanaf Afstand (m) vulpunt ondergronds reservoir vanaf afleverzuil

PR = 10-6 1.000 - 1.500 40 25 15 PR = 10-6 500 - 1.000 35 25 15 PR = 10-6 < 500 25 25 15

De gewijzigde risicoafstanden uit tabel 3.4 uit de Revi zijn tot 2010 alleen van toepassing op bestaande situaties. Voor nieuwe situaties verandert op 1 juli 2007 niets. Hiervoor gelden de vigerende risicoafstanden zoals weergegeven in tabel 3.3. Onder nieuwe situaties wordt verstaan: • de verlening van een Wm-vergunning voor een LPG-tankstation; • en situaties waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien.

3.2 Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is in feite een vertaling van het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen tegelijkertijd het (dodelijke) slachtoffer zou

blad 8 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

kunnen worden. Het voor een situatie berekende groepsrisico wordt in een grafiek weergegeven, waarin op de horizontale as het berekende aantal slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve frequentie daarvan is weergegeven. Het ijkpunt voor het groepsrisico wordt aangeduid als oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico voor bedrijven is 10-3/N2 met N het aantal slachtoffers. Het Bevi vermeldt, dat het GR moet worden getoetst aan de oriëntatiewaarde en dat door het bevoegd gezag een verantwoording ten aanzien van de acceptatie van het berekende GR moet worden opgesteld. Naarmate de afstand tot een LPG-tankstation toeneemt, neemt het overlijdensrisico af. In het Revi is aangegeven tot op welke afstand het overlijdensrisico een bijdrage aan de grootte van het groepsrisico leveren kan.

Dit gebied wordt in het Revi als invloedsgebied aangeduid. Dit houdt tevens in dat de inventarisatie van aanwezigen rondom een tankstation voor groepsrisicoberekeningen kan worden beperkt tot dit gebied.

Tabel 3.5 geeft de grootte van het invloedsgebied weer. Voor LPG-tankstations is de grens van het invloedsgebied niet verschillend voor de verschillende doorzetten.

Tabel 3.5 Grens invloedsgebied voor groepsrisicoberekeningen voor LPG-tankstations Type inrichting Afstand tot grens invloedsgebied

LPG-tankstation (< 1.500 m3/jaar) 150 meter

blad 9 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

4 Toetsing LPG-tankstation "Garage Bako"

4.1 Plaatsgebonden risico

In hoofdstuk 2 is aangegeven, dat het plaatsgebondenrisiconiveau van 10-6/jaar afhankelijk is van de doorzet aan LPG op het tankstation. Voor een LPG-tankstation met een doorzet kleiner dan 500 m3/jaar, moet een afstand van 25 meter worden gehanteerd. Deze afstand mag alleen worden toegepast als in de milieuvergunning van het tankstation is vastgelegd, dat de doorzet begrensd is tot 500 m3/jaar en als er sprake is van een bestaande situatie die niet wijzigt. Zoals beschreven in paragraaf 2.2 is voor deze QRA gerekend met een maximale doorzet aan LPG van 500 m3 per jaar.

In tabel 4.1 is het resultaat van de toetsing voor het plaatsgebonden risico vermeld.

Tabel 4.1 Geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR = 10-6-contour voor het LPG-tankstation Toetsing voor 500 m3/jaar Toetsafstand Kwetsbare objecten Beperkt kwetsbare (m) binnen toetsafstand objecten binnen toetsafstand

LPG-vulpunt 25 nee nee LPG-reservoir 25 nee nee LPG-afleverzuil 15 nee nee

In de huidige situatie ligt het vulpunt op circa 30 meter afstand van de dichtstbijzijnde bebouwing. Deze afstand is groter dan de vereiste 25 meter welke het Bevi voorschrijft als minimaal vereiste afstand van een vulpunt tot een kwetsbaar object.

4.2 Groepsrisico

Het groepsrisico behorende bij het LPG-tankstation is voor de bestaande bevolkingssituatie berekend voor een doorzet van 500 m3 LPG/jaar. De wijze, waarop het groepsrisico berekend is, is uitgelegd in bijlage 1 van dit rapport. In essentie komt het neer op het bepalen van ongevalsscenario's, het berekenen van de bijbehorende effecten en het combineren van de effecten met het aantal aanwezigen in het bedreigde gebied. In bijlage 2 is aangegeven dat de scenario's omgevingsbrand en aanrijding tijdens het lossen van LPG beschouwd moeten worden. Deze scenario's worden qua frequentie bepaald door de feitelijke omgeving (zie bijlage).

blad 10 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Het aldus berekende groepsrisico is gegeven in figuur 4.1.

Figuur 4.1 Berekende groepsrisico

Uit figuur 4.1 blijkt dat het berekende groepsrisico net onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico blijft. Bij de invulling van deze verantwoordingsplicht moet het bevoegd gezag tenminste aandacht besteden aan de zelfredzaamheid en de bereikbaarheid van de locatie in geval van een calamiteit op het tankstation.

blad 11 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

5 Conclusie

De toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen van het LPG-tankstation "Garage Bako" heeft geleid tot de volgende conclusies:

Plaatsgebonden risico De situatie voldoet aan het Bevi. Volgens opgaaf van de gemeente bedraagt de gemiddelde LPG-doorzet van het tankstation in de jaren 2004 - 2006 minder dan 500 m3 per jaar en wordt vergunningtechnisch de doorzet begrensd tot 500 m3 per jaar. In deze QRA is het tankstation daarom berekend met een maximale LPG-doorzet van 500 m3 per jaar. De toetsafstand voor een tankstation in een bestaande situatie met een doorzet van 500 m3 per jaar bedraagt 25 meter. Binnen 25 meter van het tankstation bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Groepsrisico Het berekende groepsrisico ligt net onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico dient echter te allen tijde door het bevoegd gezag te worden verantwoord.

blad 12 van 12

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Bijlage 1 : Berekeningsmethodiek GR voor LPG-tankstation "Garage Bako" te Zaandam

Inleiding Het groepsrisico (GR) wordt berekend door het uitvoeren van een risicoanalyse. Dit is een analyse van de bedrijfsactiviteiten leidend tot de definitie van een groep representatieve ongevalsscenario's. De wijze waarop in Nederland kwantitatieve risicoanalyses worden uitgevoerd is beschreven in PGS 3 'Richtlijn voor kwantitatieve risicoanalyses'. Bij een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) wordt uitgegaan van het plaatsvinden van ongewenste gebeurtenissen tijdens de normale bedrijfssituatie. Ongewenste gebeurtenissen zijn gebeurtenissen, die direct leiden tot het vrijkomen van gevaarlijke stoffen. De achterliggende gebeurtenissen zijn breuk en lekkage. Oorzaken daar weer van worden niet in beschouwing genomen.

Voor risicoberekeningen ten aanzien van LPG-tankstations is een aantal afspraken gemaakt over de wijze van berekenen. Deze berekeningsmethodiek met de PGS 3 als basis, heeft het RIVM vastgelegd in het document "Specifieke risicoberekeningen Bevi", versie 2.1. De groepsrisicoberekeningen in dit onderzoek zijn hierop gebaseerd. De gehanteerde scenario's en frequenties worden toegelicht in de volgende paragrafen.

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Scenario's LPG-tankstation De scenario's die gelden voor een LPG-tankstation zijn samengevat in onderstaande tabel.

Nr. Scenario Frequentie (1/jr)

Opslagvat onder druk O.1 instantaan falen 5,0.10-7 O.2 10-minutenuitstroming 5,0.10-7 O.3 lekkage 1,0.10-5 O.4 vloeistofleiding - breuk (10 m) 5,0.10-6 O.5 vloeistofleiding - lek (10 m) 1,5.10-5 O.6 afleverleiding - breuk (75 m) 3,75.10-5 O.7 afleverleiding - lek (75 m) 1,125.10-4

Tankauto T.1 instantaan falen (vulgraad 100%) 5,0.10-7 x AF T.2 grootste aansluiting (vulgraad 100%) 5,0.10-7 x AF B.1 BLEVE tankauto (vulgraad 100%) 5,8. 10-10 x UUR x 0,05 E.1 aanrijding NB S.1 brand onder auto en omgevingsbrand NB

Overslag L.1 slangbreuk d.s.b. sluit 0,88 x 0,1 x 35 x 0,5 x 4,0.10-6 L.2 slangbreuk d.s.b. sluit niet 0,12 x 0,1 x 35 x 0,5 x 4,0.10-6 L.3 slanglekkage 35 x 0,5 x 4,0.10-5

Pomp P.1 breuk pomp d.s.b. sluit 0,94 x 35 x 0,5/8766 x 1,0.10-4 P.2 breuk pomp d.s.b. sluit niet 0,06 x 35 x 0,5/8766 x 1,0.10-4 P.3 lekkage pomp 35 x 0,5/8766 x 4,4.10-3

AF = Aanwezigheidsfractie: het aantal uren aanwezigheid gedeeld door het aantal uren per jaar UUR = Aantal uur dat de tankauto aanwezig is d.s.b. = Doorstroombegrenzer

N.B.: De scenario’s aanrijding en brand leiden beide tot een BLEVE van de tankauto. Elders in deze tekst is de te hanteren frequentie voor beide aangegeven.

Berekening aanwezigheidsfractie Een verlading van LPG duurt gemiddeld 0,5 uur. Bij een doorzet van 500 m³ per jaar vinden er 35 verladingen plaats. Op basis hiervan is het aantal losuren en de aanwezigheidsfractie AF:

Doorzet (m3/jaar) Losuren/jaar Aanwezigheidsfractie

500 17,5 0,002

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

BLEVE LPG-tankauto ten gevolge van brand in de omgeving Het scenario BLEVE van de LPG-tankauto kan ontstaan door brand in de omgeving tijdens het verladen van LPG. De frequentie voor dit scenario is afhankelijk van een aantal toetsingafstanden. Voor omgevingsbranden zijn er 6 categorieën bepaald door de afstand tussen de opstelplaats van de LPG-tankauto (= vulpunt) tot de LPG-afleverzuil, de benzine-afleverzuil, opstelplaats van de benzinetankauto en een tot de inrichting behorend gebouw. Hiervoor gelden onderstaande toetsingsafstanden.

Object Toetsingsafstand (m)

LPG-afleverzuil 17,5 Benzinevulpunt 5 Opstelplaats benzinetankauto 25

Gebouw zonder brandbescherming hoogte < 5 m 10 5 m < hoogte < 10 m 15 hoogte > 10 m 20

Gebouw met brandwerende voorzieningen (en maximaal 50% gevelopeningen) hoogte < 5 m 5 5 m < hoogte < 10 m 10 hoogte > 10 m 15

Afstand van vulpunt tot object is GROTER dan de toetsingsafstand voor dat Brandcategorie object ? en frequentie LPG-afleverzuil Benzine- Opstelplaats Gebouwen afleverzuil benzinetankauto Ja of Nee Nee Ja of Nee Nee 1 Ja of Nee Ja Nee Nee Nee Ja Ja Nee 2,0⋅10-6 jr-1

Nee Nee Nee Ja 2 Nee Ja Nee Ja Ja Ja Ja Nee 1,0⋅10-6 jr-1

Nee Nee Ja Ja 3 Ja Nee Nee Ja 8,0⋅10-7 jr-1

Nee Ja Ja Ja 4 Ja Ja Nee Ja 6,0⋅10-7 jr-1

Ja Nee Ja Ja 5 4,0⋅10-7 jr-1

Ja Ja Ja Ja 6 2,0⋅10-7 jr-1

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Aan de toetsingsafstanden voor de LPG-afleverzuil en de benzine-afleverzuil wordt niet voldaan aan de overige afstanden wordt wel voldaan, dit leidt tot een brandcategorie 4.

LPG-tankstation "Garage Bako" te Zaandam Uit de bovenstaande tabel volgt dat de brandcategorie die geldt voor dit tankstation, 4 is. De vermelde frequenties zijn op basis van 100 afleveringen vastgesteld.

In de Revi-benadering is tevens nog gehanteerd, dat de tankauto bij het plaatsvinden van dit scenario niet altijd vol is, onderstaande verdeling is verondersteld.

Vullingsgraad tankauto Kans Hoeveelheid in tankauto

100 % 0,19 26.700 kg 67 % 0,46 17.800 kg 33 % 0,73 8.900 kg

De uiteindelijke BLEVE-frequentie door brand is weergeven voor brandcategorie 2 in onderstaande tabel:

Brand onder auto en omgevingsbrand

B.2 BLEVE tankauto 100% vulgraad 0,33 x 0,19 x 35/100 x 6,0⋅10-7 x 0,05 B.3 BLEVE tankauto 67% vulgraad 0,33 x 0,46 x 35/100 x 6,0⋅10-7 x 0,05 B.4 BLEVE tankauto 33% vulgraad 0,33 x 0,73 x 35/100 x 6,0⋅10-7 x 0,05

In de berekening van de brandfrequentie is met de factor van 0,05 reeds rekening gehouden met het effect van het toepassen van coatings op tankauto's. Het hanteren van deze correctiefactor is toegestaan wanneer er sprake is van een bestaande situatie, die niet wijzigt of vanaf 1 januari 2010 voor alle situaties.

Voor een doorzet van 500 m3 per jaar is het aantal afleveringen gelijk aan 35.

BLEVE LPG-tankauto ten gevolge van externe beschadiging Voor de aanrijding worden drie mogelijkheden beschouwd. De frequenties hebben betrekking op 100 verladingen per jaar.

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Typering opstelplaats tankauto Aanrijdings- Frequentie categorie (1/jaar)

Geïsoleerde opstelplaats, waarbij een aanrijding van opzij 1 2,5. 10-9 tegen de leidingkast niet aannemelijk is, ook niet met lage snelheid Opstelplaats op een wegrijstrook naast een weg, waar de 2 4,8. 10-8 toegestane snelheid kleiner is dan 70 km/uur Alle overige situaties 3 2,3. 10-7

Als aanrijdingscategorie geldt voor dit tankstation categorie 3.

Voor de berekening van deze frequentie is rekening gehouden met de vulgraad van de tankauto. De uiteindelijke BLEVE-frequentie door externe beschadiging is in onderstaande tabel weergeven voor dit tankstation.

BLEVE door externe beschadigingen

B.5 BLEVE tankauto 100% vulgraad 0,33 x 35/100 x 2,3. 10-7 B.6 BLEVE tankauto 67% vulgraad 0,33 x 35/100 x 2,3. 10-7 B.7 BLEVE tankauto 33% vulgraad 0,33 x 35/100 x 2,3. 10-7

Voor een doorzet van 500 m3 per jaar is het aantal afleveringen gelijk aan 35.

projectnr. 180597 080500 - AA15 Toetsing aan het Bevi van het LPG-tankstation Garage Bako te Zaandam 19 mei 2008, revisie 01

Bijlage 2 : Scenario's

De scenario's die gelden voor een LPG-tankstation betreffen de scenario's van de LPG-opslagtank, de LPG-tankauto, de LPG-pomp en de LPG-losslang. In onderstaande tabel B.2.1. zijn de scenario's en frequentie van optreden die van toepassing zijn bij een doorzet van 500 m3 LPG per jaar samengevat. Hierbij is er vanuit gegaan dat de tank van de LPG-tankauto voorzien is van een hittewerende coating en een verbeterde losslang.

Tabel B.2.1 Scenario's met bijbehorende frequenties Nr. Scenario Frequentie (1/jr)

Opslagtank O.1 instantaan falen 5,00⋅10-7 O.2 10 minuten volledige uitstroming 5,00⋅10-7 O.3 10 mm-gat uitstroming 1,00⋅10-5 O.4 vloeistofleiding - breuk 2,85⋅10-5 O.5 vloeistofleiding - lek 8,55⋅10-5 O.6 afleverleiding - breuk 1,55⋅10-5 O.7 afleverleiding - lek 4,65⋅10-5

Falen tankauto T.1 instantaan falen - vulgraad 100% 1,00⋅10-9 T.2 grootste aansluiting- vulgraad 100% 1,00⋅10-9

BLEVE tankauto B.1 BLEVE door externe brand tijdens verlading 5,08⋅10-10 vulgraad 100% B.2 BLEVE door externe brand vulgraad 100% 6,58⋅10-10 B.3 BLEVE door externe brand vulgraad 67% 1,59⋅10-9 B.4 BLEVE door externe brand vulgraad 33% 2,53⋅10-9 B.5 BLEVE door impact vulgraad 100% 2,66⋅10-8 B.6 BLEVE door impact vulgraad 67% 2,66⋅10-8 B.7 BLEVE door impact vulgraad 33% 2,66⋅10-8

Lospomp P.1 breuk pomp - doorstroombegrenzer sluit 1,88⋅10-7 P.2 breuk pomp - doorstroombegrenzer sluit niet 1,20⋅10-8 P.3 lek pomp 8,78⋅10-6

Losslang L.1 breuk losslang - doorstroombegrenzer sluit 6,16⋅10-6 L.2 breuk losslang - doorstroombegrenzer sluit niet 8,40⋅10-7 L.3 lek losslang 7,00⋅10-4

Bijlage 4 Rapportage route gevaarlijke stoffen Zaanstad

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 211 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 212 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN RAPPORTAGE

GEMEENTE ZAANSTAD DE HEER DRS. A.L.J. HUGENS

16 mei 2008 141223/EA8/0H4/000669/sfo EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN Inhoud

1 Inleiding______4 1.1 Aanleiding ______4 1.2 Doelstelling ______4 1.3 Leeswijzer______4

2 Wet- en regelgeving ______5 2.1 Inleiding ______5 2.2 Normen ______5

3 Uitgangspunten ______7 3.1 Inleiding ______7 3.2 Inventarisatie bebouwing/aanwezigheidsgegevens ______9 3.2.1 Huidige bebouwing ______9 3.2.2 Bouwplannen ______9 3.3 Transport gevaarlijke stoffen huidige routering ______9 3.4 Transport gevaarlijke stoffen per variant______10 3.5 Prognoses vervoer voor toekomst ______12 3.6 Tijdstip vervoer ______13 3.7 Kilometrering/wegvakken______14 3.8 Ongevalskansen en uitstromingsfrequentie ______14

4 Resultaten ______15 4.1 Inleiding ______15 4.2 Huidige routering ______15 4.2.1 Plaatsgebonden risico______15 4.2.2 Groepsrisico______16 4.3 Variant 1 ______17 4.3.1 Plaatsgebonden risico______17 4.4 Groepsrisico______18 4.5 Variant 2 ______19 4.5.1 Plaatsgebonden risico______20 4.5.2 Groepsrisico______21 4.6 Samenvatting van de resultaten______22

5 Samenvatting en conclusies ______24 5.1 Inleiding ______24 5.2 Beoordeling routeringvarianten ______24 5.2.1 Bestaande routering gemeente Zaanstad______24 5.2.2 Routeringsvariant 1______25 5.2.3 Routeringsvariant 2______26 5.3 Conclusie ______26

Bijlage 1 Referenties______28

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 2 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Bijlage 2 Wegnummers op kaart______29

Bijlage 3 Uitgangspunten vervoerscijfers ______30

Bijlage 4 Externe veiligheidsrisico’s in kaart gebracht ______31

Colofon______37

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 3 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

HOOFDSTUK 1 Inleiding

1.1 AANLEIDING

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg brengt risico’s met zich mee. In het kader van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft de gemeente Zaanstad een route aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

In verband met nieuwe risico-inzichten en een veranderende infrastructuur en omgeving overweegt Zaanstad aanpassing van de route voor gevaarlijke stoffen door de gemeente. Om een goede afweging te maken wil de gemeente Zaanstad inzichtelijk hebben hoe de risico’s van de verschillende transportassen zich tot elkaar verhouden.

1.2 DOELSTELLING

Doelstelling is het in beeld brengen van de plaatsgebonden risicocontouren en het groepsrisico langs de aangewezen routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door de gemeente Zaanstad.

Om een afweging te kunnen maken tussen verschillende routes worden ook de risico’s van de volgende alternatieven in kaart gebracht: 1. De bestaande routering zonder de N515 tussen N246 en A7, en de N203 tussen Guisweg en Den Uijlweg (Inverdan). Het verkeer neemt dan de volgende route: a. via de Albert Heijnweg en de Hoofdtocht; b. via de Zuidelijke Randweg. 2. Idem als alternatief 1, met als aanvulling dat het traject (N203) langs het Trias College ook uit de routering wordt geschrapt, waarbij aangenomen wordt dat het verkeer vervolgens de volgende route neemt: a. via de Albert Heijnweg en de Hoofdtocht; b. via de Zuidelijke Randweg.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de feitelijke situatie (bestaande transportstromen en aanwezige bebouwing) en de toekomstige situatie (geprognosticeerd vervoer van gevaarlijke stoffen en voorziene bebouwing in de toekomst).

1.3 LEESWIJZER

In hoofdstuk 2 wordt de wetgeving op het gebied van risico’s van transport van gevaarlijke stoffen weergegeven. De uitgangspunten worden in hoofdstuk 3 besproken. De resultaten zijn weergegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 volgen de conclusies.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 4 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

HOOFDSTUK 2 Wet- en regelgeving

2.1 INLEIDING

Voor externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor opslag van gevaarlijke stoffen en vervoer van gevaarlijke stoffen. De richtlijnen voor het vervoer zijn vastgelegd in de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen [1]. In deze circulaire zijn normwaarden gegeven voor twee verschillende typen risico’s; het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

2.2 NORMEN

Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door te stellen dat een (fictieve) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt als een kans per jaar.

-6 Voor nieuwe kwetsbare bestemmingen geldt dat deze niet binnen de PR 10 contour -6 gebouwd mogen worden. De grenswaarde van het PR 10 per jaar geldt voor nieuwe situaties. Hierbinnen mogen geen kwetsbare bestemmingen worden toegevoegd en ook -8 nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen zijn in beginsel niet toegestaan. Als het PR 10 per jaar is, wordt het als verwaarloosbaar beschouwd. De PR-contour is een isocontour; alle punten met een gelijk risico worden met elkaar verbonden en worden bepaald door de kans van optreden van de diverse ongevalscenario’s.

Groepsrisico Het groepsrisico (GR) wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevalfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Bij het aangeven van representatieve aantallen personen wordt gewerkt vanuit zowel de kwetsbare als de beperkt kwetsbare bestemmingen. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe groot het aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Bij het bepalen van het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde (OW). Vastgelegd is dat de kans op een ongeval met tien doden slechts eenmaal in de 100.000 jaar mag voorkomen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. De normwaarde van het groepsrisico geeft aan hoe het groepsrisico zich verhoudt tot de OW. Een normwaarde kleiner dan één impliceert dat het groepsrisico beneden de OW ligt. Een waarde groter dan één betekent dat het groepsrisico boven de OW ligt.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 5 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Voor het groepsrisico geldt tevens een verantwoordingsplicht bij een wijziging van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie. De verantwoordingsplicht bestaat uit verschillende stappen: . Vaststellen van de risico’s van de huidige situatie. . Vaststellen van het risico na realisatie van de nieuwe plannen. . Ruimtelijke onderbouwing van het plan. . Maatregelen ter beperking van de risico’s. . Mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 6 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

HOOFDSTUK 3 Uitgangspunten

3.1 INLEIDING

Het doel is inzichtelijk maken wat de invloed is van de verschillende routeringsvarianten op de externe veiligheidssituatie in de gemeente Zaanstad. Het onderzoeksgebied wordt bepaald door doorgaande transportroutes in de gemeente Zaanstad. In onderstaande kaarten zijn de verschillende routeringvarianten ingetekend:

Afbeelding 3.1 De huidige routering in Zaanstad

In de bovenstaande kaart is met oranje het omleidingsalternatief langs de Zuidelijke Randweg ingetekend. Deze weg is geen deel van de huidige routering in de gemeente Zaanstad.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 7 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Afbeelding 3.2 Routeringsvariant 1

Afbeelding 3.3 Routeringsvariant 2

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 8 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

3.2 INVENTARISATIE BEBOUWING/AANWEZIGHEIDSGEGEVENS

3.2.1 HUIDIGE BEBOUWING

Op basis van optische homogeniteit zijn bebouwingsvlakken in een zone van 200 meter langs de weg ingetekend op satellietfoto’s van Google Earth Professional (GEP). Dat betekent dat vlakken met gelijksoortige bebouwing zijn ingetekend, waarbij de grootte van de vlakken afhankelijk is van de homogeniteit van bebouwing. De coördinaten van de bebouwingsblokken zijn via het World Geodetic System (GDS) omgezet naar rijksdriehoek (RD) coördinaten. De maximale afwijking bij deze omzetting van de coördinaten bedraagt 15 tot 20 cm. De RD coördinaten zijn vervolgens ingevoerd in het risicoberekeningsprogramma RBMII.

Met de hulp van Bridgis, een specialist in het toegankelijk maken van geografische informatie, is vervolgens nagegaan hoeveel mensen er wonen/werken in de betreffende vakken. De aanwezigheidsgegevens zijn ingelezen in het rekenmodel RBMII. De in het model ingevoerde bebouwing met aanwezige personen komt daardoor zoveel mogelijk overeen met de werkelijk aanwezige bebouwing en aanwezige personen in Zaanstad.

Speciale objecten/kwetsbare bestemmingen, zoals scholen, ziekenhuizen et cetera, binnen 200 meter van de transportassen zijn geïnventariseerd door de gemeente Zaanstad. Aanwezigheidsgegevens voor deze objecten zijn niet beschikbaar. Deze zijn bepaald op basis van kengetallen uit de PGS 1 (het groene boek) [2].

Voor werkende personen wordt verondersteld dat zij ’s nachts niet aanwezig zijn. Voor bewoners wordt verondersteld dat overdag 70% van de mensen aanwezig is en ‘s nachts 100% [3].

3.2.2 BOUWPLANNEN

De gemeente Zaanstad heeft bouwplannen binnen 200 meter van de weg aangeleverd. Het gaat om de volgende plannen: . Tuinen van zuid: in totaal 500 woningen. . Conrad: in totaal 320 woningen. . Slachthuisbuurt: in totaal 150 woningen. . Poelenburg: in totaal 300 woningen. . Langs de N246 bij Krommenie: in totaal 230 woningen. . Kreekrijk: in totaal 750 woningen. . Bedrijventerrein HoogTij: ontwikkeling van onder andere een hotel met 10.000 m2 en penitentiaire inrichting met 1.000 gedetineerden, 150 jeugdgedetineerden en 1.000 man personeel. . Ontwikkeling perifere detailhandel aan de Zuidelijk Randweg. . Zuiderhout: Foodcourt met Mc Donalds/Kentucky Fried Chicken/wokrestaurant.

3.3 TRANSPORT GEVAARLIJKE STOFFEN HUIDIGE ROUTERING

In 2005 is het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen in de regio Zaanstad-Waterland geteld [4]. Deze tellingen zijn voor deze studie ondergebracht in de categorieën die worden gehanteerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg en tevens geëxtrapoleerd naar het vervoer per jaar (zie voor de telmethode bijlage 3).

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 9 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Het wegvak N203: N203/A9 –N203/N8 is niet meegenomen in het onderzoek naar het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de regio Zaanstad-Waterland. Voor dit wegvak is uitgegaan van telcijfers uit een eerder rapport van ARCADIS in de gemeente Zaanstad [5]. Voor het rapport is niet uitgegaan van de vervoerscijfers uit het project Basisnet, omdat deze maar voor een klein deel van de onderzochte wegen beschikbaar zijn (uitsluitend de A8). Er is gekozen om het aantal verschillende informatiebronnen zoveel mogelijk te beperken. Mede omdat anders verschillen in de uitkomsten van de berekeningen bepaald kunnen zijn door verschillen in waarnemingsmethoden.

Uit de tellingen is gebleken dat binnen de relevante categorieën met name vervoer van brandbare vloeistoffen (LF1 en LF2) en brandbare gassen plaats heeft. In onderstaande tabel wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen per wegvak uiteengezet. Tabel 3.1 Wegnr. Wegvak LF1 LF2 GF3 LT1 LT2 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 1814 1346 644 0 0 Routering: Tankwagens per 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 234 410 351 0 0 jaar per wegvak (2005) 3 N246: N246/Pontplein - N203/Albert Heijnweg 117 234 234 0 0 (inclusief wgnr. 16) 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 410 410 176 0 0 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 117 59 468 0 0 6 N203: N203/N515 - Zaandam 468 59 59 0 0 7 N203: N203/A9 –N203 / N81 739 633 369 53 70 8 N515: N515/N203 - N515/A7 176 0 59 0 0 9 N515: N246/N515 - N203/N515 59 0 0 0 0 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 644 410 59 0 0 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 234 234 234 0 0 12 A8: A8/N246 - A7/A8 995 468 117 0 0 13 A8: N516/A8 - A7/A8 644 293 468 0 0 14 N8: N8/A8 - N8/N203 819 468 176 0 0 15 N246: N203/N246 - Krommenie 1872 878 234 0 0

Voor de exacte ligging van de beschreven wegen wordt doorverwezen naar bijlage 2. De wegnummers in de tabellen van dit rapport corresponderen met de nummers in deze kaart.

3.4 TRANSPORT GEVAARLIJKE STOFFEN PER VARIANT

Om een afweging te maken tussen verschillende routes zijn de risico’s van twee varianten berekend. De verdeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de verschillende varianten is afgestemd met de gemeente Zaanstad. Hierbij wordt opgemerkt dat het totale aantal vervoersbewegingen per variant niet perse gelijk hoeft te blijven. Door aanpassing van de routering kan een tankwagen bijvoorbeeld over meer wegdelen moeten rijden. Hierdoor ontstaat bij optelling van de transportbewegingen de schijn dat het transport toeneemt. Dit is niet het geval. Wel neemt de belasting van het wegennetwerk toe, gemeten naar intensiteit per wegdeel, doordat tankwagen over meer verschillende wegen omrijden. Het omgekeerde kan natuurlijk ook voorkomen.

1 De telcijfers uit [5] hebben betrekking op het jaar 2007.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 10 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

De volgende varianten zijn berekend: Variant 1 . De N515 (wegnummers 8 en 9) is verwijderd uit de routering. De verwachting is dat alle verkeer daarbij gebruik maakt van de A8 (wegnummer 12). . De N203 langs het stadscentrum (wegnummer 6) is verwijderd uit de routering. Uitgegaan wordt van een ‘worst case’-benadering dat al het verkeer over dit wegdeel doorgaand verkeer betreft, dat richting de A9 bij Beverwijk gaat. Door het schrappen van de N203 langs het centrum gaat dit doorgaande verkeer niet meer via de A8 (wegnummer 12), de N8 (wegnummer 14) en de N203 (wegnummer 7) richting Beverwijk. Dit verkeer verplaatst zich in plaats daarvan naar de N246 richting Beverwijk (wegnummers 2 en 3) . Voor het eerste deel van de nieuwe route zijn er verder twee alternatieven: a. al het vervoer gaat via de Albert Heijnweg/Hoofdtocht (wegnummers 4 en 16); b. al het vervoer gaat via de Zuidelijke Randweg (de alternatieve route). Tabel 3.2 Wegnr. Wegvak LF1 LF2 GF3 LT1 LT2 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 1814 1346 644 0 0 Variant 1: Tankwagens per jaar 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 702 468 410 0 0 per wegvak (2005) 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke 585 293 293 0 0 Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 410 410 176 0 0 5 N203: Kanaalzijde - N516/N203 117 59 468 0 0 6 N203: N203 / N515 – Zaandam centrum 0 0 0 0 0 7 N203: N203 / A9 –N203 / N8 271 575 311 53 70 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0 0 0 0 0 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0 0 0 0 0 10 N246: A8/N246 - N246/Provinciale weg 644 410 59 0 0 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 234 234 234 0 0 12 A8: A8/N246 - A7/A8 703 410 117 0 0 13 A8: N516/A8 - A7/A8 644 293 468 0 0 14 N8: N8/A8 - N8/N203 351 410 118 0 0 15 N246: N203/N246 - Krommenie 1872 878 234 0 0 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - 585 293 293 0 0 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 585 293 293 0 0

Variant 2 . Het traject langs het Trias College (wegnummer 7) wordt ook uit de routering geschrapt. Aangenomen wordt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen doorgaand verkeer is en via het zuidoosten de gemeente binnenkomt (via de A8). Het vervoer van LT-stoffen vormt hierop een uitzondering. Er is van uitgegaan dat dit bestemmingsverkeer is voor bedrijven in de omgeving als bijvoorbeeld Eurocol B.V. aan de Industrieweg. . Uitgangspunt is dat het doorgaande verkeer wordt afgewikkeld via de N246 richting Beverwijk, net als bij variant 1. Het vervoer van LT-stoffen verplaatst naar de N246 door Krommenie (wegnummer 15). Het bovenstaande heeft gevolgen voor het verkeer over de N8, N203 en de gehele A8 door Zaanstad, omdat de noordelijke verbinding van de gemeente met de A9 wordt afgesloten. Voor het eerste deel van de nieuwe route over de N246 zijn er weer twee alternatieven: a. via de Albert Heijnweg/Hoofdtocht (wegnummers 4 en 16); b. via de Zuidelijke Randweg (de alternatieve route).

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 11 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Tabel 3.3 Wegnr. Wegvak LF1 LF2 GF3 LT1 LT2 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 2085 1921 955 0 0 Variant 2: Tankwagens per jaar 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 973 1043 779 0 0 per wegvak (2005) 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke 856 868 604 0 0 Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 681 985 487 0 0 5 N203: Kanaalzijde - N516/N203 117 59 468 0 0 6 N203: N203 / N515 – Zaandam centrum 0 0 0 0 0 7 N203: N203/A9 –N203/N8 0 0 0 0 0 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0 0 0 0 0 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0 0 0 0 0 10 N246: A8/N246 - N246/Provinciale weg 644 410 59 0 0 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 234 234 234 0 0 12 A8: A8/N246 - A7/A8 432 0 0 0 0 13 A8: N516/A8 - A7/A8 373 0 0 0 0 14 N8: N8/A8 - N8/N203 80 0 0 0 0 15 N246: N203/N246 - Krommenie 1872 878 234 53 70 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - 856 868 604 0 0 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 856 868 604 0 0

3.5 PROGNOSES VERVOER VOOR TOEKOMST

In het kader van de ontwikkeling van Basisnet weg (het Ministerie van V&W werkt aan een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke goederen) zijn groeiscenario’s bepaald voor het vervoer van gevaarlijke stoffen tot 2020 (bijlage 3). Uitgaande van een scenario met hoge groei (Global Economy Scenario: GE) wordt het vervoer over de wegen in 2020 als volgt. Tabel 3.4 Wegnr. Wegvak LF1 LF2 GF3 LT1 LT2 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 2105 1562 644 0 0 Routering: Tankwagens per 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 272 475 351 0 0 jaar per wegvak (GE 2020) 3 N246: N246/Pontplein - N203/Albert Heijnweg 136 272 234 0 0 (inclusief wegnr. 16) 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 475 475 176 0 0 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 136 68 468 0 0 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum 543 68 59 0 0 7 N203: N203/A9 –N203 / N8 858 735 369 79 104 8 N515: N515/N203 - N515/A7 204 0 59 0 0 9 N515: N246/N515 - N203/N515 68 0 0 0 0 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 747 475 59 0 0 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 272 272 234 0 0 12 A8: A8/N246 - A7/A8 1155 543 117 0 0 13 A8: N516/A8 - A7/A8 747 340 468 0 0 14 N8: N8/A8 - N8/N203 951 543 176 0 0 15 N246: N203/N246 - Krommenie 2173 1019 234 0 0

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 12 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Tabel 3.5 Wegnr. Wegvak LF1 LF2 GF3 LT1 LT2 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 2105 1562 644 0 0 Variant 1: Tankwagens per jaar 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 815 543 410 0 0 wegvak (GE 2020) 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke 679 340 293 0 0 Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 475 475 176 0 0 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 136 68 468 0 0 6 N203: N203/N515 - Zaandam 0 0 0 0 0 7 N203: N203/A9 –N203 / N8 315 668 311 79 104 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0 0 0 0 0 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0 0 0 0 0 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 819 410 117 0 0 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 272 272 234 0 0 12 A8: A8/N246 - A7/A8 816 476 117 0 0 13 A8: N516/A8 - A7/A8 747 340 468 0 0 14 N8: N8/A8 - N8/N203 408 476 118 0 0 15 N246: N203/N246 - Krommenie 2173 1019 234 0 0 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - 679 340 293 0 0 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 679 340 293 0 0

Tabel 3.6 Wegnr. Wegvak LF1 LF2 GF3 LT1 LT2 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 2420 2230 955 0 0 Variant 2: Tankwagens per jaar 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 1130 1211 779 0 0 wegvak (GE 2020) 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke 994 1007 604 0 0 Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 791 1144 487 0 0 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 136 68 468 0 0 6 N203: N203/N515 - Zaandam 0 0 0 0 0 7 N203: N203/A9 –N203 / N8 0 0 0 0 0 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0 0 0 0 0 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0 0 0 0 0 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 819 410 117 0 0 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 272 272 234 0 0 12 A8: A8/N246 - A7/A8 502 0 0 0 0 13 A8: N516/A8 - A7/A8 432 0 0 0 0 14 N8: N8/A8 - N8/N203 93 0 0 0 0 15 N246: N203/N246 - Krommenie 2173 1019 234 79 104 16 Alternatief 1: N203/ Albert Heijnweg - 994 1007 604 0 0 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 994 1007 604 0 0

3.6 TIJDSTIP VERVOER

Uitgangspunt is dat het grootste deel, namelijk 70%, van het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt gedurende de dagperiode. Een ander uitgangspunt is dat al het vervoer gedurende de werkweek plaatsvindt. Deze uitgangspunten voor het tijdstip van het vervoer komen overeen met de uitgangspunten van het Basisnet weg en zijn standaard uitgangspunten voor risicoberekeningen van vervoer per weg.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 13 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

3.7 KILOMETRERING/WEGVAKKEN

Om alternatieven met elkaar te kunnen vergelijken worden risico’s in kaart gebracht per wegvak (tussen twee kruispunten). Ieder van de wegvakken is tenminste één kilometer lang.

3.8 ONGEVALSKANSEN EN UITSTROMINGSFREQUENTIE

Voor de berekening van de risico’s als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg wordt gebruik de landelijke gemiddelde ongevalskans als beschreven in het Achtergronddocument van RBM II[6]. Dit geeft de volgende initiële ongevalkansen: . Autosnelweg (100 km/uur): 8,3 10-8 per voertuigkilometer. . Buiten bebouwde kom (70 – 80 km/uur provinciale weg): 3,6 10-7 per voertuigkilometer. . Binnen bebouwde kom (30 - 50 km/uur): 5,9 10-7 per voertuigkilometer.

In overleg met de gemeente Zaanstad is elke weg aan de hand van de website www.maximumsnelheden.info ingedeeld in een wegcategorie2. Daarbij zijn de wegen gecategoriseerd op basis van de toegestane maximumsnelheid. In het geval dat voor een weg meerdere maximumsnelheden gelden, is gekozen voor de snelheid die voor het grootste deel van het wegtraject geldt. In de onderstaande tabel is per weg aangegeven in welke categorie deze valt: Tabel 3.7 Wegnr. Wegvak Wegcategorie 1 Buiten bebouwde kom Wegcategorie per weg N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 Buiten bebouwde kom 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke Binnen bebouwde kom Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg Buiten bebouwde kom 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 Binnen bebouwde kom 6 N203: N203/N515 - Zaandam Buiten bebouwde kom 7 N203: N203/A9 –N203 / N8 Buiten bebouwde kom 8 N515: N515/N203 - N515/A7 Buiten bebouwde kom 9 N515: N246/N515 - N203/N515 Buiten bebouwde kom 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg Buiten bebouwde kom 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg Buiten bebouwde kom 12 A8: A8/N246 - A7/A8 Autosnelweg 13 A8: N516/A8 - A7/A8 Autosnelweg 14 N8: N8/A8 - N8/N203 Buiten bebouwde kom 15 N246: N203/N246 - Krommenie Buiten bebouwde kom 16 Alternatief 1: N203/ Albert Heijnweg - Binnen bebouwde kom Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg Binnen bebouwde kom

2 Met uitzondering van de Thorbeckeweg waar ten opzichte van de gegevens op de kaart de maximumsnelheid is teruggebracht van 100 naar 80 km/uur.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 14 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

HOOFDSTUK 4 Resultaten

4.1 INLEIDING

De risico’s zijn bepaald met het risicoberekeningprogramma RBMII3 versie 1.1.1 build 7. Dit programma geldt als het door de minister aangewezen programma voor het bepalen van externe risico’s.

4.2 HUIDIGE ROUTERING

4.2.1 PLAATSGEBONDEN RISICO

Huidige situatie Het plaatsbonden risico (PR) wordt weergegeven als een afstand ten opzichte van de as van de weg, waarop de kans op een dodelijk slachtoffer als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen gelijk is. Op basis van de getelde cijfers in 2005 is die afstand voor een kans van 10-8 als volgt weergegeven in onderstaande tabel. Een PR 10-6 contour is op grond van de modelberekeningen niet aanwezig. -8 Tabel 4.8 Wegnr. Wegvak PR10 (meters) PR-contouren op basis van 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 158 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 138 geteld vervoer (2005) 3 N246: N246/Pontplein - N203/Albert Heijnweg 82 (inclusief wegnr. 16) 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 107 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 92 6 N203: N203/N515 - Zaandam 74 7 N203: N203/A9 –N203/N8 138 8 N515: N515/N203 - N515/A7 74 9 N515: N246/N515 - N203/N515 n.a. 10 N246: A8/N246 - N246/Provinciale weg 68 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 122 12 A8: A8/N246 - A7/A8 54 13 A8: N516/A8 - A7/A8 111 14 N8: N8/A8 - N8/N203 110 15 N246: N203/N246 - Krommenie 121

3 Er is gebleken dat RBM-versie 1.1.1 build 7 lage groepsrisico’s berekent bij invoering van bedrijvigheid ten opzichte van bestanden met alleen woonbebouwing. Dit is bekend bij de helpdesk RBM en wordt aangepast in de volgende versie van RBMII. Om deze reden worden alle vlakken ingevoerd als woonbebouwing waarbij voor bedrijvigheid wordt gecorrigeerd voor de verblijftijd.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 15 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Toekomstige situatie Op basis van de prognoses voor 2020 worden de volgende risico’s berekend. Uit de berekeningen blijkt dat geen van de wegvakken een PR 10-6 contour heeft. -8 Tabel 4.9 Wegnr. Wegvak PR10 (meters) PR-contouren op basis van 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 158 2 138 toekomstig vervoer (prognoses N246: N246/Pontplein - N246/A9 3 N246: N246/Pontplein - N203/Albert Heijnweg 82 2020) (inclusief wegnummer 16) 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 107 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 92 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum 74 7 N203: N203/A9 –N203/N8 139 8 N515: N515/N203 - N515/A7 74 9 N515: N246/N515 - N203/N515 n.a. 10 N246: A8/N246 - N246/Provinciale weg 68 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 122 12 A8: A8/N246 - A7/A8 54 13 A8: N516/A8 - A7/A8 111 14 N8: N8/A8 - N8/N203 110 15 N246: N203/N246 - Krommenie 121 De bovenstaande tabellen laten zien dat het plaatsgebonden risico nauwelijks toeneemt als gevolg van de toekomstprognoses van het vervoer.

4.2.2 GROEPSRISICO

Huidige situatie De hoogte van het groepsrisico (GR) per wegvak ten opzichte van de oriëntatiewaarde is als in onderstaande tabel: Tabel 4.10 Wegnr. Wegvak GR t.o.v. de oriëntatiewaarde GR op basis van geteld vervoer 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 0,1076 2 (2005) N246: N246/Pontplein - N246/A9 0,0000 3 N246: N246/Pontplein - N203/Albert Heijnweg 0,0919 (inclusief wegnr. 16) 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 0,0383 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 0,0034 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum 1,2430 7 N203: N203/A9 –N203/N8 1,2960 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0,0294 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0,0000 10 N246: A8/N246 - N246/Provinciale weg 0,0000 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 0,0006 12 A8: A8/N246 - A7/A8 0,0152 13 A8: N516/A8 - A7/A8 0,0010 14 N8: N8/A8 - N8/N203 0,0000 15 N246: N203/N246 - Krommenie 0,3261

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 16 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Toekomstige situatie Op basis van de prognoses voor 2020 wordt per wegvlak het volgende groepsrisico berekend. Tabel 4.11 Wegnr. Wegvak GR t.o.v. de oriëntatiewaarde GR op basis van toekomstig 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 0,2672 2 vervoer (prognoses 2020) N246: N246/Pontplein - N246/A9 0,0000 3 N246: N246/Pontplein - N203/Albert Heijnweg 0,0919 (inclusief wegnr. 16) 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 0,0383 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 0,0049 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum 1,2430 7 N203: N203/A9 –N203/N8 1,2960 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0,0294 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0,0000 10 N246: A8/N246 - N246/Provinciale weg 0,0000 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 0,0006 12 A8: A8/N246 - A7/A8 0,0364 13 A8: N516/A8 - A7/A8 0,0010 14 N8: N8/A8 - N8/N203 0,0000 15 N246: N203/N246 - Krommenie 0,3261 In de huidige en toekomstige situatie is er sprake van twee overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De toename van het groepsrisico in de toekomstige situatie is vooral het gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen langs de wegen.

4.3 VARIANT 1

De huidige routering zonder: . de N515 tussen N246 en A7 (wegnummers 8 en 9), . de N203 langs het centrum (wegnummer 6).

Het verkeer neemt dan de N246 richting de A9 bij Beverwijk: . via de Albert Heijnweg en Hoofdtocht (alternatief 1); of . via de Zuidelijke Randweg (alternatief 2).

4.3.1 PLAATSGEBONDEN RISICO

Huidige situatie Het plaatsgebonden risico per kilometer op basis van de getelde cijfers in 2005 is als volgt. Op grond van de modelberekeningen is een PR 10-6 contour niet aanwezig. -8 Tabel 4.12 Wegnr. Wegvak PR10 (meters) PR-contouren op basis van 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 158 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 145 geteld vervoer (2005) 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 90 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 107 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 92 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum n.a. 7 N203: N203/A9 –N203/N8 132 8 N515: N515/N203 - N515/A7 n.a. 9 N515: N246/N515 - N203/N515 n.a. 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 68

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 17 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Wegnr. Wegvak PR10-8 (meters) 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 122 12 A8: A8/N246 - A7/A8 54 13 A8: N516/A8 - A7/A8 111 14 N8: N8/A8 - N8/N203 98 15 N246: N203/N246 - Krommenie 121 16 Alternatief 1: Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 87 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 88 De Zuidelijke Randweg (alternatief 2) is geen onderdeel van de huidige routering. Het omleidingsverkeer leidt tot het ontstaan van een 10-8 contour van 88 meter.

Toekomstige situatie Op basis van de prognoses voor 2020 worden de volgende risico’s berekend. Uit de berekeningen blijkt dat langs geen van de wegvakken een PR 10-6 contour ligt. -8 Tabel 4.13 Wegnr. Wegvak PR10 (meters) PR-contouren op basis van 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 158 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 145 toekomstig vervoer (prognoses 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 90 2020) 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 107 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 92 6 N203: N203/N515 - Zaandam n.a. 7 N203: N203/A9 –N203/N8 132 8 N515: N515/N203 - N515/A7 n.a. 9 N515: N246/N515 - N203/N515 n.a. 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 68 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 122 12 A8: A8/N246 - A7/A8 54 13 A8: N516/A8 - A7/A8 111 14 N8: N8/A8 - N8/N203 98 15 N246: N203/N246 - Krommenie 121 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg -Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 87 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 88 De bovenstaande tabellen tonen dat het plaatsgebonden risico nauwelijks toeneemt als gevolg van de toekomstprognoses.

4.4 GROEPSRISICO

Huidige situatie De hoogte van het groepsrisico (GR) per wegvak ten opzichte van de oriëntatiewaarde is als in onderstaande tabel: Tabel 4.14 Wegnr. Wegvak GR t.o.v. de oriëntatiewaarde GR op basis van geteld vervoer 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 0,1076 2 (2005) N246: N246/Pontplein - N246/A9 0,0000 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke 0,0204 Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 0,0383 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 0,0034 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum 0,0000

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 18 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Wegnr. Wegvak GR t.o.v. de oriëntatiewaarde 7 N203: N203/A9 –N203/N8 1,0920 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0,0000 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0,0000 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 0,0000 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 0,0006 12 A8: A8/N246 - A7/A8 0,0152 13 A8: N516/A8 - A7/A8 0,0010 14 N8: N8/A8 - N8/N203 0,0000 15 N246: N203/N246 - Krommenie 0,3261 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - 0,1132 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 0,0113

Toekomstige situatie Op basis van de prognoses voor 2020 wordt per wegvak het volgende groepsrisico berekend. Tabel 4.15 Wegnr. Wegvak GR t.o.v. de oriëntatiewaarde GR op basis van toekomstig 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 0,2672 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 0,0000 vervoer (prognoses 2020) 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke 0,0519 Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 0,0383 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 0,0049 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum 0,0000 7 N203: N203/A9 –N203/N8 1,0920 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0,0000 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0,0000 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 0,0000 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 0,0006 12 A8: A8/N246 - A7/A8 0,0364 13 A8: N516/A8 - A7/A8 0,0010 14 N8: N8/A8 - N8/N203 0,0000 15 N246: N203/N246 - Krommenie 0,3261 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - 0,1132 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 0,0144

4.5 VARIANT 2

Bovenop het schrappen van de N515 en de N203 langs het stadcentrum wordt in variant 2 ook het traject langs het Trias College uit de routering verwijderd (wegnummer 7). Aangenomen wordt dat het verkeer vervolgens de N246 richting de A9 bij Beverwijk neemt: . via de Albert Heijnweg en Hoofdtocht (alternatief 1); of . via de Zuidelijke Randweg (alternatief 2).

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 19 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

4.5.1 PLAATSGEBONDEN RISICO

Huidige situatie Het plaatsgebonden risico per kilometer op basis van de getelde cijfers in 2005 is als volgt. Een PR 10-6 contour is op grond van de modelberekeningen niet aanwezig. -8 Tabel 4.16 Wegnr. Wegvak PR10 (meters) PR-contouren op basis van 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 173 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 172 geteld vervoer (2005) 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 114 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 142 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 92 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum n.a. 7 N203: N203/A9 –N203/N8 n.a. 8 N515: N515/N203 - N515/A7 n.a. 9 N515: N246/N515 - N203/N515 n.a. 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 68 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 122 12 A8: A8/N246 - A7/A8 n.a. 13 A8: N516/A8 - A7/A8 n.a. 14 N8: N8/A8 - N8/N203 n.a. 15 N246: N203/N246 - Krommenie 122 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg -Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 111 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 112

Toekomstige situatie Op basis van de prognoses voor 2020 worden de volgende risico’s berekend. Uit de berekeningen blijkt dat geen van de wegvakken een PR 10-6 contour heeft. -8 Tabel 4.17 Wegnr. Wegvak PR10 (meters) PR-contouren op basis van 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 173 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 172 toekomstig vervoer (prognoses 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 114 2020) 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 142 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 92 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum n.a. 7 N203: N203/A9 –N203/N8 n.a. 8 N515: N515/N203 - N515/A7 n.a. 9 N515: N246/N515 - N203/N515 n.a. 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 68 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 122 12 A8: A8/N246 - A7/A8 n.a. 13 A8: N516/A8 - A7/A8 n.a. 14 N8: N8/A8 - N8/N203 n.a. 15 N246: N203/N246 - Krommenie 123 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg -Hoofdtocht/Zuidelijke 111 Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 112 Wederom neemt het plaatsgebonden risico nauwelijks toe als gevolg van de geprojecteerde groei van de vervoerscijfers.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 20 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

4.5.2 GROEPSRISICO

Huidige situatie De hoogte van het groepsrisico (GR) per wegvak ten opzichte van de oriëntatiewaarde is als in onderstaande tabel: Tabel 4.18 Wegnr. Wegvak GR t.o.v. de oriëntatiewaarde GR op basis van geteld vervoer 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 0,1596 2 (2005) N246: N246/Pontplein - N246/A9 0,0000 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke 0,0420 Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 0,1058 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 0,0034 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum 0,0000 7 N203: N203/A9 –N203/N8 0,0000 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0,0000 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0,0000 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 0,0000 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 0,0006 12 A8: A8/N246 - A7/A8 0,0000 13 A8: N516/A8 - A7/A8 0,0000 14 N8: N8/A8 - N8/N203 0,0000 15 N246: N203/N246 - Krommenie 0,3261 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 0,2335 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 0,0232

Toekomstige situatie Op basis van de prognoses voor 2020 wordt per wegvlak het volgende groepsrisico berekend: Tabel 4.19 Wegnr. Wegvak GR t.o.v. de oriëntatiewaarde GR op basis van toekomstig 1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 0,3963 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 0,0000 vervoer (prognoses 2020) 3 N246: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke 0,1070 Randweg 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 0,1058 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 0,0049 6 N203: N203/N515 – Zaandam centrum 0,0000 7 N203: N203/A9 –N203/N8 0,0000 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0,0000 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0,0000 10 N246: A8/N246 - N246 /Provinciale weg 0,0000 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 0,0006 12 A8: A8/N246 - A7/A8 0,0000 13 A8: N516/A8 - A7/A8 0,0000 14 N8: N8/A8 - N8/N203 0,0000 15 N246: N203/N246 - Krommenie 0,3261 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - 0,2335 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg 0,0298 Door de wijzingen in routeringvariant 2 wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico nergens meer overschreden.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 21 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

4.6 SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN

De resultaten van de berekeningen overzichtelijk weergegeven in de onderstaande tabellen. Als eerst volgt een overzichtstabel van de berekende PR 10-8 contouren in meters per variant: Tabel 4.20 Routering 20202 Routering Variant 1 2020 Variant 1 Variant 2 2020 Variant 2 Overzichtstabel PR 10-8 contour Nr. Wegvak

1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 158 158 158 158 173 173 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 138 138 145 145 172 172 3 N246: N246/Pontplein - Hoofdtocht/Zuidelijke 82 82 90 90 114 114 Randweg 4 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 107 107 107 107 142 142 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 92 92 92 92 92 92 6 N203: N203/N515 - Zaandam 74 74 n.a. n.a. n.a. n.a. 7 N203: N203/A9 –N203/N8 138 139 132 132 n.a. n.a. 8 N515: N515/N203 - N515/A7 74 74 n.a. n.a. n.a. n.a. 9 N515: N246/N515 - N203/N515 n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. 10 N246: A8/N246 - N246/Provinciale weg 68 68 68 68 68 68 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 122 122 122 122 122 122 12 A8: A8/N246 - A7/A8 54 54 54 54 n.a. n.a. 13 A8: N516/A8 - A7/A8 111 111 111 111 n.a. n.a. 14 N8: N8/A8 - N8/N203 110 110 98 98 n.a. n.a. 15 N246: N203/N246 - Krommenie 121 121 121 121 122 123 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - 82 82 87 87 111 111 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg n.a. n.a. 88 88 112 112 Uit de tabel blijkt dat het plaatsgebonden risico (10-8 contour) niet stijgt met de groei van het vervoer tot 2020. De verklaring hiervan moet gezocht worden dat bij wegen met zeer lage vervoersaantallen, het plaatsgebonden risicocontour volledig bepaald wordt door het vervoer van GF3 (lees LPG). Het Centraal Plan Bureau heeft in het kader van Basisnet vastgesteld dat de vervoersintensiteit van LPG tot 2020 niet toeneemt [7].

4 In de huidige routering is wegvak 3 en alternatief 1 als één weg berekend. Voor de berekening van de verschillende routeringsvarianten is deze weg opgedeeld in twee delen: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg en N203/Albert Heijnweg - Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 22 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Voor het groepsrisico is ook een overzichtstabel opgesteld, waarin de hoogte van het groepsrisico per variant is weergegeven: Tabel 4.21 Routering 2020 Routering Variant 1 2020 Variant 1 Variant 2 2020 Variant 2 Overzichtstabel groepsrisico Nr. Wegvak t.o.v. de oriëntatiewaarde

1 N516: N516/A8 - N516/N203 (Thorbeckeweg) 0,1076 0,1076 0,1076 0,2672 0,1596 0,3963 2 N246: N246/Pontplein - N246/A9 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 3 N246: N246/Pontplein - Hoofdtocht/Zuidelijke 0,0919 0,0919 0,0204 0,0519 0,0420 0,1070 Randweg5 4 N203: N516/N203 - N203/Albert Heijnweg 0,0383 0,0383 0,0383 0,0383 0,1058 0,1058 5 N203: Kanaalzijde – N516/N203 0,0034 0,0034 0,0034 0,0049 0,0034 0,0049 6 N203: N203/N515 - Zaandam 1,2430 1,2430 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 7 N203: N203/A9 –N203/N8 1,2960 1,2960 1,0920 1,0920 0,0000 0,0000 8 N515: N515/N203 - N515/A7 0,0294 0,0294 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 9 N515: N246/N515 - N203/N515 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 10 N246: A8/N246 - N246/Provinciale weg 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 11 N246: Pontplein - N246/Provinciale weg 0,0006 0,0006 0,0006 0,0006 0,0006 0,0006 12 A8: A8/N246 - A7/A8 0,0152 0,0152 0,0152 0,0364 0,0000 0,0000 13 A8: N516/A8 - A7/A8 0,0010 0,0010 0,0010 0,0010 0,0000 0,0000 14 N8: N8/A8 - N8/N203 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 0,0000 15 N246: N203/N246 - Krommenie 0,3261 0,3261 0,3261 0,3261 0,3261 0,3261 16 Alternatief 1: N203/Albert Heijnweg - 0,0919 0,0919 0,1132 0,1132 0,2335 0,2335 Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg 17 Alternatief 2: Zuidelijke Randweg n.a. n.a. 0,0113 0,0144 0,0232 0,0298

5 In de huidige routering is wegvak 3 en alternatief 1 als één weg berekend. Voor de berekening van de verschillende routeringsvarianten is deze weg opgedeeld in twee delen: N246/Pontplein – Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg en N203/Albert Heijnweg - Hoofdtocht/Zuidelijke Randweg.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 23 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

HOOFDSTUK

5 Samenvatting en conclusies

5.1 INLEIDING

Voor alle wegvakken van de verschillende routeringvarianten is het groepsrisico en het plaatsgebonden risico berekend, zowel voor de huidige situatie als voor de toekomstige situatie in 2020. Op basis van de berekende risico’s kan een afweging gemaakt worden tussen de varianten. Per variant wordt er ook kort stil gestaan bij de twee alternatieve routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

5.2 BEOORDELING ROUTERINGVARIANTEN

5.2.1 BESTAANDE ROUTERING GEMEENTE ZAANSTAD

Plaatsgebonden risico Voor de bestaande routering is geen plaatsgebonden risico 10-6 contour gevonden. Dit geldt ook voor de toekomstige situatie in 2020.

Groepsrisico De berekening van het groeprisico laten zien dat in de bestaande routering de oriëntatiewaarde wordt overschreden. Het hoogste groeprisico per kilometer ligt op een factor 1,29 boven de oriëntatiewaarde (7: langs het Trias College N203/A9 – N203/N8). Daarna volgt een wegvak van de N203 (6: N203/N515 – stadscentrum Zaandam). Het hoogste groeprisico per kilometer ligt bij dit wegvak op een factor 1,24 boven de oriëntatiewaarde.

Consequenties voor de ruimtelijke ontwikkelingen Het huidige vervoer van gevaarlijke stoffen legt geen belemmering op aan de in paragraaf 3.2.2 vastgestelde ontwikkelingen, als gevolg van de wettelijke normen voor het plaatsgebonden risico (hoofdstuk 2). Immers is er voor de huidige routering geen 10-6 contour gevonden. Wel stijgt het groepsrisico langs drie wegen (wegnummers 1, 5 en 12) mede als gevolg van de realisatie van het bouwplan Tuinen van zuid (1), Conrad (1), Poelenburg (1), de ontwikkeling van Foodcourt Zuiderhout (5) en van de Slachthuisbuurt (12). De realisatie van de plannen leidt echter nergens tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Dit is echter geen grenswaarde, een stijging van het groepsrisico wordt altijd gevolgd door een verantwoording waarin maatregelen worden genomen om de risico’s zoveel mogelijk te reduceren dan wel te beheersen (hoofdstuk 2). Voor het nemen van maatregelen is het wel raadzaam om meer gedetailleerde berekeningen uit te voeren ter hoogte van de ruimtelijke ontwikkeling, zodat precies inzichtelijk kan worden gemaakt wat het effect is van het plan op de toename van het groepsrisico.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 24 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

5.2.2 ROUTERINGSVARIANT 1

Alternatief A: via de Albert Heijnweg (4) en de Hoofdtocht (16)

Plaatsgebonden risico Voor variant 1A is geen plaatsgebonden risico 10-6 contour gevonden. Dit geldt ook voor de toekomstige situatie in 2020.

Groepsrisico In routeringsvariant 1A is de N203 vanaf de kruising met de N515 tot het stadscentrum Zaandam (6) afgesloten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierdoor valt de overschrijding van het groeprisico op dit wegvak weg. Doordat het doorgaande verkeer over wegnummer 6 nu niet meer via de A8 richting de A9 rijdt, is ook het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het Trias College afgenomen. Hierdoor daalt het groepsrisico ter hoogte van het Trias College tot op de oriëntatiewaarde, als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.

Consequenties voor de ruimtelijke ontwikkelingen Het plaatsgebonden risico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen. Wel stijgt het groepsrisico langs verschillende wegen (wegnummers 1, 3, 5 en 12), mede door de ontwikkeling van de bouwplannen nabij de Thorbeckeweg (1), van het bedrijventerrein HoogTij (3), van Foodcourt Zuiderhout (5) en van de Slachthuisbuurt (12). Voor vaststelling welke maatregelen moeten worden genomen (in het kader van de in hoofdstuk 2 genoemde Verantwoordingsplicht Groepsrisico), is wederom een meer gedetailleerde studie nodig van de ruimtelijke ontwikkelingen. De plannen leiden echter niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde langs de onderzochte wegen. Idem als eerder.

Alternatief B: via de Zuidelijke Randweg (17)

Plaatsgebonden risico De berekeningen tonen aan dat er langs de wegen uit variant 1B geen plaatsgebonden risico 10-6 contour ligt, zowel nu als in 2020.

Groepsrisico Het verschil met routeringsvariant 1A zit in de keuze voor de Zuidelijke Randweg (wegnummer 17) als onderdeel van de routering. Hierdoor valt de N203 langs de Albert Heijnweg (4) en de Hoofdtocht (16) buiten de routering. Dit betekent dat de tankwagens door een gebied komen te rijden met een lagere personendichtheid wat tot uiting komt in een lager groepsrisico.

Consequenties voor de ruimtelijke ontwikkelingen Wel heeft de keuze voor de Zuidelijke Randweg gevolgen voor de ontwikkeling van de winkels en Foodcourt Zuiderhout nabij deze weg, zonder dat er sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde langs de Zuidelijke Randweg. Wel moet een stijging van het groepsrisico gevolgd worden door een verantwoording waarin maatregelen worden genomen om risico’s zoveel mogelijk te beperken dan wel te beheersen. Hiervoor is een gedetailleerde studie nodig van het effect van de ruimtelijke ontwikkelingen op de toename van het groepsrisico.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 25 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

5.2.3 ROUTERINGSVARIANT 2

Alternatief A: via de Albert Heijnweg (4) en de Hoofdtocht (16)

Plaatsgebonden risico Voor de variant is geen plaatsgebonden risico 10-6 contour gevonden. Dit geldt ook voor de toekomstige situatie in 2020.

Groepsrisico Het verkeer rijdt in variant 2A niet meer langs het Trias College (7). Dit leidt tot een aanzienlijke daling van het hoogste groeprisico per kilometer. Wel stijgt het groepsrisico langs een aantal andere wegen, als gevolg van de omleiding van het doorgaande verkeer. Bijvoorbeeld langs de Thorbeckeweg (1), waar het groepsrisico stijgt tot een factor 2 onder de oriëntatiewaarde. In variant 2A zijn de hoogste groepsrisico’s uit de routering gehaald, de belangrijkste knelpunten van de huidige routering. Dit is alleen wel ten koste gegaan van de risico’s langs wegen in het zuiden van de gemeente Zaanstad, bijvoorbeeld langs de Thorbeckeweg en de Hoofdtocht (16)

Consequenties voor de ruimtelijke ontwikkelingen Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen. Voor het groepsrisico geldt dat met de veranderingen in variant 2A het plan rond de Slachthuisbuurt (12) niet meer leidt tot een toename van het groepsrisico. Dit omdat in variant 2 het vervoer over de A8 sterk afneemt. Hierdoor is langs dit wegdeel geen groepsrisicocurve berekend (het groepsrisico is nul), ook niet in de toekomstige situatie. De realisatie van de bouwplannen nabij de Thorbeckeweg (1), van HoogTij (3) en van Foodcourt Zuiderhout (5) leiden overigens nog steeds tot een stijging van het groepsrisico. De oriëntatiewaarde wordt nergens overschreden als gevolg van de plannen.

Alternatief B: Via de Zuidelijke Randweg (17)

Plaatsgebonden risico Er is geen plaatsgebonden risico 10-6 contour gevonden, ook niet in de toekomstige situatie.

Groepsrisico Voor variant 2B geldt hetzelfde verhaal als voor variant 1B. De N203 langs de Albert Heijnweg (4) en de Hoofdtocht (16) vallen weg uit de routering. Hierdoor rijden de tankwagens met gevaarlijke stoffen door een gebied waar minder mensen aanwezig zijn.

Consequenties voor de ruimtelijke ontwikkelingen Wederom heeft de keuze voor de Zuidelijke Randweg gevolgen voor de realisatie van de detailhandel en de ‘Foodcourt’ langs deze weg. De stijging van het groepsrisico ter hoogte van de bouwplannen moet dan ook gevolgd worden door een verantwoording inclusief maatregelen ter beperking en beheersing van risico’s.

5.3 CONCLUSIE

Op basis van de risico’s (het plaatsgebonden en groepsrisico) kan een afweging gemaakt worden tussen de varianten.

De wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (de aanwezigheid van kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour) wordt nergens overschreden.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 26 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

Vanuit het groepsrisico en het plaatsgebonden risico bezien is routeringsvariant 2B de optimale route. Langs deze route is nergens sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. In tegenstelling tot de berekende groepsrisico’s langs de huidige routering en variant 1. Verder worden, in vergelijking met variant 2B, wegen gekozen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen die door minder dichtbevolkte gebieden lopen. Dit is daarom de variant met de laagste risico’s.

Overigens levert in alle varianten het vervoer van gevaarlijke stoffen geen belemmeringen op voor de realisatie van de vastgestelde ruimtelijke ontwikkelingen. Wel moet bij stijging van het groepsrisico als gevolg van de realisatie van een plan, de Verantwoordingsplicht Groepsrisico worden doorlopen.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 27 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

BIJLAGE 1 Referenties

1 Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Tweede Kamer, Staatscourant augustus 2004. 2 PGS1, Groene boek, Methoden voor het bepalen van mogelijke schade (groene boek), Ministerie van VROM, Den Haag, maart 2005. 3 Handleiding risicoberekeningen BEVI, concept versie 3.0, RIVM, 1 januari 2008. 4 Registratie Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Eindrapportage, Regio Zaanstreek-Waterland, december 2005. 5 Verantwoording groepsrisico halte Krommenie-Assendelft en Saendelft, ARCADIS in opdracht van gemeente Saendelft, 6 februari 2007. 6 Achtergronddocument RBMII, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 23 november 2004. 7 Groeiscenario’s vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, Centraal Planbureau, 2006.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 28 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

BIJLAGE 2 Wegnummers op kaart

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 29 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

BIJLAGE 3 Uitgangspunten vervoerscijfers

Telplanmethodiek vervoer van gevaarlijke stoffen De interpretatie van de telgegevens is conform de telplanmethodiek van DVS. Uitgangspunten bij omrekening van de tellingen naar jaarintensiteiten zijn de volgende: 1. een beladingspercentage van 60%; 6 2. 70% van het transport vindt overdag plaats; 3. 30% van de transporten vindt ’s avonds; 4. geen weekendtransport; 5. aantal vervoersdagen per jaar.

Groeiprognoses Basisnet weg In het kader van Basisnet weg zijn door het Centraal Plan Bureau groeiscenario’s opgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen tot 2020 [7]. In deze studie wordt uitgegaan van het hoogste groeiscenario, genaamd het Global Economy (GE)-scenario. Hiertoe horen de volgende jaarlijkse groeipercentages (per stofcategorie):

Tabel 5.22 Stofcategorie LF1 LF2 LT1 LT2 GF3 Jaarlijkse groei in procenten 1,0% 1,0% 2,7% 2,7% 0%7 Groeipercentages GE-scenario

6 In een eerdere fase van het Basisnet werd uitgegaan van een beladingsgraad van 50%. 7 Het Centraal Plan Bureau stelt dat door technische ontwikkelingen aan de LPG-tankwagens, onder andere een hittewerende coating, de jaarlijkse groei van LPG tankwagens op nul gehouden moet worden.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 30 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

BIJLAGE 4 Externe veiligheidsrisico’s in kaart gebracht

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 31 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 32 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 33 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 34 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 35 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 36 EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN

COLOFON EXTERNE VEILIGHEID ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN RAPPORTAGE

OPDRACHTGEVER:

GEMEENTE ZAANSTAD DE HEER DRS. A.L.J. HUGENS

STATUS:

Vrijgegeven Versie 1.0

AUTEUR:

De heer drs. A.W.R. van Dijk ARCADIS Nederland BV

GECONTROLEERD DOOR:

De heer drs. J.W.J. Oostra ARCADIS Nederland BV

VRIJGEGEVEN DOOR:

De heer H. Eker Gemeente Zaanstad

16 mei 2008 141223/EA8/0H4/000669/sfo

ARCADIS NEDERLAND BV Piet Mondriaanlaan 26 Postbus 220 3800 AE Amersfoort Tel 033 4771 000 Fax 033 4772 000 www.arcadis.nl Handelsregister 9036504

©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.

141223/EA8/0H4/000669/sfo ARCADIS 37

Bijlage 5 Bedrijvenlijst

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 251 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 252 Inventarisatie bedrijven Oud Koog Rooswijk 2009

Lijst 1 Bedrijven gekwalificeerd conform de staat van bedrijfsactiviteiten voor gebied met functiemenging

Straat NR Naam bedrijf Aard bedrijf SBI milieu Code categorie 2008 Anemoonstraat 2 Het Autohuis garagebedrijf 45 B Anemoonstraat 5 Fitnesscentrum Unique Sportschool 9313 B Aris van der Leystraat 2 Soleil kapper 9602 A Bannehof 1 Gemeente Zaanstad Bannehof zakelijke dienstverlening 74 A Boschjesstraat 59 A. Heimensen aannemer 43 B Boschjesstraat 66 De Piramide onderwijs 85 A Boschjesstraat 66 Hendrik Haan kinderopvang 8891 A Boschjesstraat 66 Peuterspeelzaal Bumbalu kinderopvang 8891 A Breedweer 2 Kinderdagverblijf 'Het Hummeltje' kinderopvang 8891 A Breedweer 16 Zaanlandia B.V. koeriersbedrijf 532 A Breedweer 53 De Wadden Sport & Wellness BV sporthal 931 B Breedweer 53 Pousada Vila do Sol Los Mandalas reisbureau 47 A Breedweer 60 Bouwbedrijf Henk IJskes B.V. aannemer 43 B Breedweer 75 De Rooij Loodgieters BV aannemer 43 B Breestraat 57 De Top Reklameburo zakelijke dienstverlening 74 A Breestraat 61 Kapsalon 'Het Steegje' kapper 9602 A Breestraat 73 W. Finke Glas, Verf , Behang en Belettering aannemer 43 B Claude Debussystraat 160 Apotheek Guisveld apotheek 4773 A Dr J J van der Horststr 2 Kuin Wellness instituut Wellness 9313 B Dr Jan Mulderstraat 9 Rijwielhandel P. Molenaar detailhandel 47 A Elvis Presleystraat 1 Saenredam College onderwijs 85 B Emmastraat 3 Opslag opslag 47 A Emmastraat 5 Opslag opslag 47 A Emmastraat 7 Opslag opslag 47 A Fortuinweg 12 Basisschool de Zoeker onderwijs 85 B George Gershwinstr 196 Bakker Jan bakker 1071 B George Gershwinstr 207 Buurtcentrum het Guishuis buurthuis 94991 B George Gershwinstr 207 Evean Verpleeghuis Guisveld verpleeghuis 871 B George Gershwinstr 207 Fysiotherapie Rooswijk fysiotherapeut 8691 A George Gershwinstr 207 Het Guishuis verpleeghuis 871 B George Gershwinstr 207 Stichting Welsaen het Guishuis verpleeghuis 871 B Guishof 1 Politie Zaanstreek-Waterland openbaar bestuur 84 B Hoogstraat 1 The Fresh Advertising Connection zakelijke dienstverlening 74 A Hoogstraat 5 T. Kee Tandartsenpraktijk tandarts 8621 A Hoogstraat 8 Bouwkundig Adviesbureau J. van Leeuwen zakelijke dienstverlening 74 A Hoogstraat 10 Intertouch onderwijs 85 A Hoogstraat 11 Dijkhuis & Koeman notariskantoor zakelijke dienstverlening 74 A Hoogstraat 12 Bart Leusink Netwerk Communicatie B.V. zakelijke dienstverlening 74401 A Hoogstraat 13 Evean fysiotherapeut 8691 A Hoogstraat 17 Dierenarts A.J. Schut dierenarts 47 A verhuur en handel Hoogstraat 19 Beudeker Makelaars vastgoed 41 68 A Hoogstraat 20 R.J. Walpot huisarts 8621 A Hoogstraat 21 Chris Alberts Belastingadviseur zakelijke dienstverlening 74 A verhuur en handel Hoogstraat 26 Holland Docks B.V. vastgoed 41 68 A verhuur en handel Hoogstraat 26 I.E. Kuijt Zaandijk vastgoed 41 68 A Hoogstraat 29 Hairstyling Nely kapper 9602 A Hoogstraat 34 Gemeente Zaanstad Gemeentearchief zakelijke dienstverlening 74 A Hoogstraat 48 Yoga Sonja Smit sportschool 9313 B Hoogstraat 52 Effect Hypotheken Zaanstad fin. dienstverlening 74 A Hoogstraat 52 Max & Co. Interieurontwerpers zakelijke dienstverlening 74875 A verhuur en handel Hoogstraat 52 Snepvangers Makelaardij B.V. vastgoed 41 68 A Hoogstraat 29A Kledingzaak detailhandel 45 A Hyacinthstraat 2 Snackbar 'De Jachthoorn' snackbar 561 A Jan van Vleutenstraat 2 R.A.W. Studio studio 602 A John Lennonstraat 1 AccSal Accountants B.V. zakelijke dienstverlening 74122 A John Lennonstraat 165 Etos Zaandijk drogist 47 A John Lennonstraat 263 Hairworks at Home kapper 9602 A John Lennonstraat 265 Rooswijk Supermarkten B.V. supermarkt 471 B John Lennonstraat 267 Mister AKO snackbar 561 A John Lennonstraat 269 Ocean City restaurant 561 A John Lennonstraat 271 Techador Monique detailhandel 47 A John Lennonstraat 273 Ferry's Bloemen en Planten detailhandel 47 A Jonge Zwaanstraat 20 Installatieburo Fa. Broekkamp aannemer 43 B Julianastraat 11 Van der Knaap V.O.F. detailhandel 47 A Julianastraat 15 Logdata B.V. kantoor 74 A Julianastraat 15 Veria B.V. detailhandel 47 A Kerkstraat 12 Hervormde Gemeente Koog-Zaandijk kerk 9491 A Kogersluisstraat 27 Wegen Textiel detailhandel 47 A Lagedijk 1 Aarsen AssurantiÙn fin. dienstverlening 74 A Lagedijk 1 Amadeus Data Architectuur BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Balansz zakelijke dienstverlening 74503 A Lagedijk 1 Barbarian Capital BV kantoor 74 A Lagedijk 1 BeQuaam B.V. zakelijke dienstverlening 74503 A Lagedijk 1 Bouricius Eltemo BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Brikx B.V. ICT bedrijf 62 A Lagedijk 1 Centerfood BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Daxx nl B.V. ICT bedrijf 62 A Lagedijk 1 Daxx Soft B.V. ICT bedrijf 62 A Lagedijk 1 Daxx Web Industries B.V. ICT bedrijf 62 A Lagedijk 1 De Docentenbank B.V. zakelijke dienstverlening 74503 A Lagedijk 1 Eltemo BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Famous Composer Holding BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Focus Care Pharmaceuticals B.V. kantoor 74 A Lagedijk 1 Food Center B.V. kantoor 74 A Lagedijk 1 Fysiotherapiepraktijk Bervoets fysiotherapeut 8691 A Lagedijk 1 Hanshogervorstfotografie zakelijke dienstverlening 74811 A Lagedijk 1 Haptotherapie Anke Berentschot consultatiebureau 8691 A Lagedijk 1 I.G.C. Zaandam B.V. zakelijke dienstverlening 74201 A Lagedijk 1 In Goede Handen B.V. consultatiebureau 8691 A Lagedijk 1 Koog aan Zee kantoor 74 A Lagedijk 1 Mandy Pijl kantoor 74 A MDW Food & Beverage Trading International (Holland) Lagedijk 1 BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Media 647 kantoor 74 A Lagedijk 1 Medizaan Fysiotherapie kantoor 74 A Lagedijk 1 Michelle's Palace kantoor 74 A Lagedijk 1 Oosterveld Bouwconsult zakelijke dienstverlening 74201 A Lagedijk 1 Qunius BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Rijnrechts B.V. fin. dienstverlening 74 A Lagedijk 1 Roelands Coaching zakelijke dienstverlening 74503 A Lagedijk 1 Sander Borsje interieur- en projectbouw kantoor 74 A Lagedijk 1 Seniorstaff BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Serra Trucks BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Sipsu Ventures BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Solide Strategie kantoor 74 A Lagedijk 1 Studio Christiaan de Bruijne zakelijke dienstverlening 74875 A Lagedijk 1 Tania Vastgoed BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Ter Sprake onderwijs 85 B Lagedijk 1 Tofhold BV kantoor 74 A Lagedijk 1 Twenty Nails & Wellness kantoor 74 A Lagedijk 1 Van Der Woude Benefits B.V. fin. dienstverlening 74 A Lagedijk 3 Groesbeek Apotheek kantoor 74 A Lagedijk 3 Huisartsen Koog-Zaandijk kantoor 74 A Lagedijk 5 Nederlandse Glucose Industrie B.V. kantoor 74 A Lagedijk 33 Bureau Prosper zakelijke dienstverlening 74876 A Lagedijk 33 Stichting Moer-Staal stichting 942 A Lagedijk 34 Doopgezinde Gemeente kerk 9491 A verhuur en handel Lagedijk 43 FippFinance vastgoed 41 68 A Lagedijk 52 Fred Snel Muziekprodukties studio 602 A Lagedijk 64 Reconex kantoor 74 A Lagedijk 64 The-End.nl detailhandel 47 A Lagedijk 64 Wilko B.V. aannemer 43 B Lagedijk 66 Skylark café 563 A Leliestraat 21 Logeer-Huis.nl kinderopvang 8891 B Leliestraat 23 Poppen Atelier Elja poppen attelier 47 A Leliestraat 25 T. Smit-Gans detailhandel 47 A Leliestraat 27 Schoonheidssalon 'Liselotte' schoonheidssalon 9602 A Leliestraat 59 Brakenhoff Bakker 1071 B Loodwitmolenpad 9 Melk Loodgieters aannemer 43 B Museumlaan 16 Vanhier zakelijke dienstverlening 74122 A Museumlaan 18 Molenmuseum museum 9102 A Museumlaan 18 Stichting Wind Molen Compagnie stichting 942 A Museumlaan 18 Vereniging de Zaansche Molen vereniging 94 A Parallelweg 10 Flentrop Orgelbouw B.V. orgelbouw 322 B Parallelweg 38 Verzekeringsadvies Jobing B.V. fin. dienstverlening 74 A Parallelweg 146 Huisartspraktijk M.Budde & B.P.C. Wouters huisarts 8621 A Parallelweg 152 J.A. Sminia Praktijk voor Fysiotherapie fysiotherapeut 8691 A Parallelweg 152 Mw B.Movig consultatiebureau 8691 A Parkzicht 47 Mw.C.W.Ligtvoet en R.C.Kremers fysiotherapeut 8691 A Pellekaanstraat 26 Auto Koog garagebedrijf 45 B Pellekaanstraat 30 A. van Buuren Meubelen detailhandel 47 A Raadhuisstraat 6 Firma W.C. Moos detailhandel 47 A Raadhuisstraat 13 Olthof & Partners fin. dienstverlening 74 A Raadhuisstraat 16 Klaas Veenstra detailhandel 47 A Raadhuisstraat 19 Apotheek Groesbeek B.V. apotheek 4773 A Raadhuisstraat 23 Mw.M.A. Schroeder-Marchant tandarts 8621 A Raadhuisstraat 33 Van de Stadt Schoenhandel detailhandel 47 A Raadhuisstraat 37 Reisburo Touring B.V. reisbureau 47 A Raadhuisstraat 39 Inter Coiffure kapper 9602 A Raadhuisstraat 41 De Muziek Freak detailhandel 47 A Raadhuisstraat 43 Rentenaar V.O.F. detailhandel 47 A Raadhuisstraat 46 Het Coaching Huis B.V. zakelijke dienstverlening 74141 A Raadhuisstraat 48 Rentenaar Hengelsport detailhandel 47 A Raadhuisstraat 57 OBS de Lindenboom onderwijs 85 A Raadhuisstraat 57 Peuterspeelzaal De Toverboom kinderopvang 8891 A Raadhuisstraat 70 K. Woudt & Zn. B.V. detailhandel 47 A Raadhuisstraat 86 Rangkuti-Acupunctuurkliniek consultatiebureau 8691 A Raadhuisstraat 86 Socon Beheer B.V. consultatiebureau 8691 A Raadhuisstraat 92 Lunch-Express Zaanstad restaurant 561 A Raadhuisstraat 100 M.J. Deijle Beheer B.V. aannemer 43 B Raadhuisstraat 102 JB Kapsalon kapper 9602 A Raadhuisstraat 106 Deijle Bouw aannemer 43 B Raadhuisstraat 110 Deijle Elektrotechniek aannemer 43 B Raadhuisstraat 24A Rum Pages kantoor 74 A Raadhuisstraat 36A Illustration Factory ICT bedrijf 62 A Raadhuisstraat 44A Calvi kantoor 74 A Reeelenstraat 1 N.M. Havik Holding B.V. zakelijke dienstverlening 74152 A Reeelenstraat 1A Twiske Adviesgroep fin. dienstverlening 74 A Rooswijkplein 10 Sjalom SBO onderwijs 85 B Sportstraat 1 SBO de Boei onderwijs 85 B Sportstraat 3 De Koppoter kinderopvang 8891 B Stationsplein 1 Edmashop Broodjeszaak cafetaria 563 A Stationsstraat 5 Tandartsenpraktijk Zaanstad B.V. tandarts 8621 A Stationsstraat 7 Banketbakkerij de Wijn bakker 1071 B Stationsstraat 13 Hondentrimsalon "Favoriet" kapper 9602 A Stationsstraat 15 Becker Nederland kantoor 74 A Stationsstraat 17 Rolientje detailhandel 47 A Stationsstraat 19 Politie Zaanstreek-Waterland openbaar bestuur 84 B Stationsstraat 21 Taskit B.V. kantoor 74 A Stationsstraat 43 Angler Des. Bur. voor Creatieve Communicatie zakelijke dienstverlening 74401 A Verzetsstraat 6 V.O.F. Bloemenhandel Klavertje 8 detailhandel 47 A Verzetsstraat 8 Gorter viswinkel 47 A Verzetsstraat 10 Koog Supermarkten B.V. supermarkt 471 B Verzetsstraat 12 Drogisterij de Kruidentuin V.O.F. drogist 47 A Verzetsstraat 12 Slagerij S. Kelder slager 47 A Wilhelminastraat 2 W & N Intercoiffure kapper 9602 A Zuideinde 1 Firma C. de Kloe & Zn. detailhandel 47 A Zuideinde 7 CJK Advies fin. dienstverlening 74 A Zuideinde 7 Tweehuis-Vastgoed verhuur en handel 41 68 A vastgoed Zuideinde 22 Kerk van de Nazarener kerk 9491 A Zuideinde 31 H. Heijn Bestratingen aannemer 43 B Zuideinde 37 Taxibedrijf Oudkoog (Tbo) taxibedrijf 493 A Zuideinde 38 Le Cockelon detailhandel 47 A Zuideinde 44 B.V. Autobedrijf K. Booij en Zonen garagebedrijf 45 B Zuideinde 44 Booij Lastechniek B.V. garagebedrijf 45 B Zuideinde 44 V.O.F. Beijer-Schavemaker H.O.N. B.B. Hal detailhandel 47 A Zuideinde 48 Groepspraktijk voor Logopedie consultatiebureau 8691 A Zuideinde 50 Eetcafé de Toog café, restaurant 563 A Zuideinde 51 Saen Hypotheken & Verzekeringen B.V. fin. dienstverlening 74 A verhuur en handel Zuideinde 51 Saen Makelaars B.V. vastgoed 41 68 A Zuideinde 83 Otto Workforce.EU arbeidsbureau 74 A Zuideinde 91 Garage Joep Karel (Zaandam) B.V. garagebedrijf 45 B Zuideinde 91 Ton Laan Techniek B.V. garagebedrijf 45 B Zuideinde 105 Top Electronics detailhandel 47 A

Zuideinde 110 Vos Olie en Gas Produkten B.V. lpg-tankstation 474 Maatbestemming Zuideinde 120 Artinez traiteur 562 B Zuideinde 123 De Koger B.V. zakelijke dienstverlening 74501 A Zuideinde 123 Gero Administratie en advieskantoor B.V. zakelijke dienstverlening 74125 A Zuideinde 123 Uitzendburo Techniek & Industrie B.V. zakelijke dienstverlening 74503 A Zuideinde 123 Zaanstreek Uitzendburo B.V. zakelijke dienstverlening 74501 A Zuideinde 131 De Lekkere Dingen Bakker bakker 1071 B verhuur en handel Zuideinde 136 Pakhuis de Boterton vastgoed 41 68 A Zuideinde 138 Schoonheidssalon Liselotte schoonheidssalon 9602 A Zuideinde 139 Uitzendbureau 65plus zakelijke dienstverlening 74501 A Zuideinde 142 Videoland Koog aan de Zaan detailhandel 47 A Zuideinde 143 Esther Dahrs kapper 9602 A Zuideinde 143 't Kleine Slagertje slager 47 A Zuideinde 144 Chios-Koopcentrum detailhandel 47 A Zuideinde 146 Aldi Markt supermarkt 471 B

Lijst 2 Horecabedrijven gekwalificeerd conform de staat van horecabedrijven.

Straat NR Naam bedrijf Aard bedrijf SBI Horeca Code categorie 2008 Hyacinthstraat 2 Snackbar 'De Jachthoorn' snackbar 561 1a John Lennonstraat 267 Mister AKO snackbar 561 1a John Lennonstraat 269 Ocean City restaurant 561 1b Lagedijk 66 Skylark café 563 2 Raadhuisstraat 57 De Lindenboomzaal zalenverhuur 5540 2 Raadhuisstraat 92 Lunch-Express Zaanstad restaurant 561 1b Stationsplein 1 Edmashop Broodjeszaak cafetaria 563 1a Zuideinde 50 Eetcafé de Toog café, restaurant 563 2 Zuideinde 120 Artinez traiteur 562 1a

Lijst 3 Bedrijven op een bedrijventerrein gekwalificeerd conform de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen

Straat NR Naam bedrijf Aard bedrijf SBI milieu Code categorie 2008 Fortuinweg 3 Bako B.V. tankstation 473 3.1 Kaarsenmakerstraat 1 Pouw Bedrijfswagens garagebedrijf 45 2 Kaarsenmakerstraat 1 MultiRent Zaanstad * Autoschowroom 451 2 Kaarsenmakerstraat 3 Gamma Bouwmarkt * bouwmarkt 4752 2 Lagedijk 5 Tate & Lyle Netherlands B.V. zetmeel fabriek 1062 4.2 Lagedijk 5 Liander Gasontvangstation Gasontvangstation 35.D5 3.1 Raadhuisstraat 106 Deijle Bouw aannemer 42 3.1 Schipperslaan 15 B.V. Machinefabriek P.M. Duyvis machinefabriek 28 3.2 Wezelstraat 6 tot 10 Witco Parafinefabriek 204903 3.2 Guisweg 101 Liander 50 kv Schakelstation 35 3.1

* Pouw bedrijfswagens en Multirent Zaanstad hebben, voorzover de panden binnen de “bedrijfszone B1” liggen, milieucategorie 1 omdat de naar de woningen gekeerde gevel deels gesloten is en omdat alle activiteiten van de bedrijven aan de Kaarsenmakerstraat zich aan de zuidzijde van het perceel plaatsvinden.

Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de planregels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst 1uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden ; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 263 categorie te beschouwen; b. overige lichte horeca: restaurants; c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. 2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. 3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend. Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde horecabedrijven en activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 264 Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 265 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 266 Toelichting op Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging

De Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de VNG Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten en speciaal bedoeld voor gebieden met een functiemenging, VNG uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering, editie 2009

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ‘gemengd gebied’ en ‘gebied met functiemenging’. Het begrip ‘gemengd gebied’ wordt gebruikt om de richtafstanden aan te geven tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca, kleine bedrijvigheid). Het begrip ‘gebied met functiemenging’ wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn.

Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan: - stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden met dorpskernen; - horecaconcentratiegebieden; - woon-werkgebieden met kleinschalige, vooral ambachtelijke bedrijvigheid; - gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies; - lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.

In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden desgewenst ook milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Het kan gaan om gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van bedrijvigheid is wenselijk, omdat de activiteiten in dergelijke functiemengingsgebieden qua schaal vaak verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

De activiteiten in de staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C met de volgende betekenis voor de toelaatbaarheid:

Categorie A Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen –in gebieden met functiemenging– kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C De activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden: 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid; 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats; 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig; 4. activiteiten uit de categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Bij de totstandkoming van de ‘bedrijvenlijst – functiemenging’ is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst openomen. Verder legt het bestemmingsplan voor detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke functies zoals kerkgebouwen, buurthuizen, kinderopvang, verpleeghuizen, scholen enzovoort geen relatie met de bedrijvenlijst. Deze functies zijn daarom niet opgenomen in de lijst. Tenslotte wordt de bedrijvenlijst niet toegepast op horecabedrijven. Indien van toepassing in een plangebied wordt voor de toelaatbaarheid van horeca wordt gebruik gemaakt van een Staat van horeca-activiteiten. Deze lijst is meer gedifferentieerd en toegespitst op de plaatselijke situatie dan de grovere indeling van de VNG bedrijvenlijst – functiemenging. De ‘bedrijvenlijst – functiemenging’ is niet uitputtend. In de planregels wordt geregeld dat ook bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, die niet in de lijst zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed met bedrijven uit desbetreffende categorie gelijkgesteld kunnen worden. Bijlage 8 'Nota Zienswijzen'

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 269 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 270 Het ontwerpbestemmingsplan Oud Koog / Rooswijk heeft van 29 september 2011 tot en met 9 november 2011 ter inzage gelegen.

Gedurende deze termijn van terinzagelegging zijn 18 zienswijzen ingediend. De ingekomen zienswijzen zijn in dit document samengevat en direct aansluitend, per onderdeel, cursief van beantwoording voorzien. Uit diverse reacties komt voor een aantal onderwerpen dezelfde opmerking of vraagstelling naar voren. Om herhaling van dezelfde beantwoording te voorkomen is hiervoor een algemene beantwoording geformuleerd.

Indeling van deze nota Deel A bevat de algemene beantwoording van onderwerpen die meerdere malen naar voren zijn gebracht. Deel B is een samenvatting van alle ingediende zienswijzen waarop direct aansluitend (cursief weergegeven) de gemeentelijke reactie wordt gegeven. Elke reactie wordt afgesloten met een conclusie. Deel C tenslotte is een overzicht van de ambtshalve wijzigingen die ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden voorgesteld.

Deel A Algemene beantwoording

Zoals hiervoor is aangegeven, is voor een aantal onderwerpen dezelfde vraagstelling of opmerking naar voren gebracht. Het betreft de volgende onderwerpen: 1. Projectbesluit Pinkzicht; 2. Negatieve effecten van bestaande bedrijven (o.a. geur-, geluidoverlast); 3. Groen in het plangebied Oud Koog- Rooswijk 4. Uitbreidingsplannen AH Vos

Ad.1. Op 27 juli 2011 heeft het college van b en w een projectbesluit genomen voor een bouwinitiatief voor het bouwen van 3 eengezinswoningen op de locatie tussen Pinkstraat, Boschjesstraat en Kieftstraat te Koog aan de Zaan. De gemeente Zaanstad heeft geoordeeld dat aangevraagde bouwplan een gewenste ruimtelijke ontwikkeling is en heeft aan dit voornemen haar medewerking willen verlenen. Dit projectbesluit – een zelfstandige procedure op basis van de Wro- is abusievelijk niet in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen en zal alsnog in het bestemmingsplan worden opgenomen dat ter vaststelling aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. In de toelichting zal het initiatief worden opgenomen in paragraaf 4.3.8. De woningen zelf vallen onder artikel 16 Wonen, dat een koppeling kent met de verbeelding waarop de betreffende woningen worden opgenomen. Ter bescherming van de windvang van molen het Pink is in het ontwerpbestemmingsplan een zogenaamde ‘ molenbiotoop’ opgenomen in artikel 23 lid 4 van de regels. Deze molenbiotoop houdt de ruimte voor de molen vrij ten behoeve van een goede windvang en een goede zichtbaarheid. Gebleken is dat de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen molenbiotoop te rigide is en in feite de met het projectbesluit voorgestane woningbouw onmogelijk maakt. Van belang is verder dat ‘ Vereniging de Hollandsche Molen’ in het kader van het projectbesluit heeft geoordeeld dat de betreffende molenbiotoop reeds in het verstedelijk gebied ligt en al voor een groot deel bebouwd is. Ook is de molen verhoogd (Molen het Pink is een zogenaamde ‘ Stellingmolen’, deze bevindt zich op een stelling met een hoogte van 7 m) en vangt zo de wind. Tevens ligt er in het verlengde van de molen – geprojecteerde nieuwbouw een kerk, die een eventuele verandering in windvang ondervangt, omdat deze kerk boven de overige bouwmassa in de omgeving uitsteekt. De aanvaardbaarheid van het bouwplan t.o.v. de molen is daarmee aangetoond. In het vast te stellen bestemmingsplan zal een aangepaste ‘ vrijwaringszone- molenbiotoop’ worden opgenomen, in die zin dat het college met omgevingsvergunning kan afwijken, indien toepassing van de toegestane hoogte/ afstandsmaten in verband met nieuwe op richten te bebouwing deze nieuwe bebouwing onevenredig zou schaden, waarbij de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing of beplanting, zoals ook het geval is bij het project Pinkzicht.

Ad.2. Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het anderzijds bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

In het bestemmingsplan kan de afstand tussen milieugevoelige en milieubelastende activiteiten worden vastgelegd. Het regelen van die afstand wordt ook wel milieuzonering genoemd. De noodzaak van milieuzonering in ruimtelijke plannen en de wijze waarop deze vorm krijgt is af te leiden uit het criterium ‘ goede ruimtelijke ordening’, uit artikel 3.1 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving. Instrumenten van ruimtelijke ordening en milieu kunnen elkaar daarbij ondersteunen. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen: • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen (en andere milieugevoelige objecten); • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Door middel van functieaanduidingen is per bestemmingsvlak in de Bedrijfsbestemming aangegeven welke categorie van bedrijven waar is toegestaan. Daarbij wordt uitgegaan van milieuzonering: het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. Gebruik is daarbij gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk van 2009" (VNG-publicatie). Dit is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Om een milieuzonering in een concrete situatie te kunnen uitwerken bevat de VNG-publicatie bouwstenen. Het biedt een manier voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven. Dit doet de methode door richtafstanden te geven, waardoor een fysieke buffer ontstaat waarmee overlast van de verschillende milieuaspecten bij gevoelige bestemmingen getracht wordt te voorkomen, het scheiden van milieubelastende functies en milieugevoelige functies. Door hantering van dit zoneringsmodel wordt voor nieuwe situaties met behulp van het planologisch instrumentarium nieuwe hinder voorkomen en hebben bedrijven anderzijds geen last van deze gevoelige functies. Het grootste deel van de aanwezige bedrijven binnen het plangebied past binnen de voorgestelde milieuzonering. Een aantal bedrijven (o.a. Tate) past niet binnen de algemeen toelaatbare milieucategorie op basis van het bestemmingsplan. Deze bedrijven worden op de verbeelding aangeduid met een specifieke maatbestemming. Bij uit- en verplaatsing en bedrijfsbeëindiging kan op dezelfde locatie slechts een soortgelijk of minder hinderlijk bedrijf terugkomen. Op deze manier is de toename van milieuhinder uitgesloten.

Het bestemmingsplan is dus het instrument waarmee ruimtelijke afweging plaats vindt tussen veelal botsende claims uit de samenleving. Het voorliggende bestemmingsplan Oud Koog/ Rooswijk maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk: er worden zowel geen nieuwe woningen (uitgezonderd het project Pinkzicht dat via een separate planogische procedure mogelijk is gemaakt met een eigen afwegingskader) als ook geen nieuwe bedrijven toegestaan. Uitgangspunt is dan ook consoliderend bestemmen: bestaande bouw – en gebruiksmogelijkheden worden overgenomen. Zo ook dus voor de bestaande bedrijven. De activiteiten die zij mochten uitoefenen op basis van de vigerende regelingen worden in dit nieuwe bestemmingsplan 1:1 overgenomen. Dit is uitsluitend een ruimtelijke afweging: welke bedrijven wil de gemeente Zaanstad in het onderhavige plangebied toestaan? De benodigde milieuvergunning van het bedrijf is vervolgens het maatwerk, waarmee aan de hand van de precieze aard en omvang van het bedrijf, kan worden beoordeeld wat acceptabel en toelaatbaar is. Ofwel: voor het toestaan van een bedrijf/bedrijfsactiviteiten moet het passen in het bestemmingsplan en voldoen aan de vervolgens op te leggen maatwerkvoorschriften die via de milieuvergunning worden opgelegd. Een groot aantal zienswijzen ziet op beleving van overlast in het plangebied. Hoewel de gemeente Zaanstad onderschrijft dat dit erg vervelend kan zijn voor omwonenden, wordt opgemerkt dat de activiteiten van de in het gebied gevestigde bedrijven voldoen aan de verleende milieuvergunningen. Regelmatig wordt gecontroleerd of de betreffende bedrijven nog voldoen aan de verleende milieuvergunning. In gebieden waar bedrijven en woningen dicht op elkaar staan, zoals het onderhavige plangebied is overlast natuurlijk nooit te voorkomen, los van het feit dat overlast subjectief is en de ene persoon sneller overlast zal ervaren dan de ander.

Ad.3. Oud Koog kent relatief weinig groen, hetgeen te maken heeft met de opzet van de wijk. Bestemmingsplantechnisch wordt bij het bestemmen van groen onderscheid gemaakt tussen structureel groen (groen van enige omvang dat een duidelijk structurerende werking heeft in een wijk, waaronder parken, groen dat fungeert als buffer tussen wegen, functies of wijken) en niet structureel groen (grasveldjes, kleine strookjes snippergroen enzovoorts). Dit wil niet zeggen dat het niet structurele groen geen waarde heeft, maar er wordt door een verschillende wijze van bestemmen wel een duidelijk onderscheid gemaakt. Het structurele groen heeft een bestemming Groen gekregen. Voor niet structureel groen is de keuze gemaakt om dit op te nemen in de bestemming ‘ Verkeer- verblijfsgebied’. Zodoende ontstaat er bestemmingsplantechnisch flexibiliteit om ondergeschikte wijzigingen zonder separate planologische procedures mogelijk te maken. Echter, belangrijke wijzigingen op inrichtingsniveau in de wijk, zullen altijd kenbaar gemaakt worden aan de buurt.

Naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen heeft er een aanvullende studie van het betreffende gebied plaatsgevonden, die heeft geleid tot het wijzigen van de bestemming Verkeers- Verblijfsgebied in de bestemming Groen voor de volgende percelen:

- pleintje Hyacintstraat; - Breestraat ten zuiden van de Verzetstraat; - Boschjesstraat ter hoogte van de kerk; - Plein voor wooncomplex Leeghwaterstraat

In het kader van de flexibiliteit zijn binnen beide bestemmingen overigens speelvoorzieningen toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 5 m. Voor het overige is de bestemming Verkeers- Verblijfsgebied voor de in de zienswijzen aangedragen gronden gehandhaafd, omdat deze niet vielen aan te merken als structureel groen.

Ad.4. Ten behoeve van de mogelijke uitbreiding van de Albert Heijn onder de A8 is in het ontwerpbestemmingsplan in artikel 23 lid 5 een mogelijkheid opgenomen om met gebruikmaking van een ontheffing (na 1 oktober 2010 wordt de term omgevingsvergunning gehanteerd) de bestaande supermarkt uit te breiden. De supermarkt en omgeving maken deel uit van het project A8ernA. Door dit project heeft zich in Oud Koog een nieuw wijkhart met ontmoetingsruimte en winkels kunnen ontwikkelen. Het hieraan ten grondslag liggende stedenbouwkundige plan heeft verschillende prijzen gewonnen. Er bestaat een actuele vraag van de Albert Heijn om uit te breiden en bestuurlijk bestaat de wens om dit te faciliteren. Uit een aantal zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan blijkt dat een uitbreiding van de supermarkt op weerstand stuit. Aangevoerd wordt onder andere dat uitbreiding zal leiden tot een verkeers- en parkeerproblematiek, het stedenbouwkundige concept A8erna wordt aangetast en dat auteursrechten van de architect/ ontwerper A8ernA zullen worden aangetast.

Het bestemmingsplan zal (ambtshalve alsmede naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen) als volgt worden aangepast: - de figuur van de ontheffing/afwijken met omgevingsvergunning zal worden omgezet in een wijzigingsbevoegdheid, immers het bestemmingsplan bevat de mogelijkheid om de bestemming Verkeer te wijzigen in een bestemming ‘supermarkt’. - de wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen in artikel 12, ‘Verkeer’ - de overige in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen voorwaarden in artikel 23.5.2 worden als volgt aangepast: - onderdeel c “het stedenbouwkundig concept van A8erna met ruimte, openheid en transparantie niet onevenredig worden aangetast’ wordt verwijderd. Niet duidelijk is immers wat hieronder exact moet worden verstaan. Ter waarborging van dit stedenbouwkundige concept dient een mogelijke uitbreiding van de Albert Heijn door initiatiefnemer te worden uitgewerkt in samenspraak/ samenwerking met de ontwerpers van het project A8ernA en de daarin opgenomen kunstwerken. Deze voorwaarde wordt expliciet als volgt opgenomen in de regels: - ‘vóór het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient er een stedenbouwkundige uitwerking te worden opgesteld in samenspraak en in overeenstemming met de ontwerpers van het project A8ernA en de daarin opgenomen kunstwerken, waarin de voorgestane uitbreiding wordt uitgewerkt in concrete richtlijnen. In de stedenbouwkundige uitwerking wordt onder andere ingegaan op: - 1. de gevolgen van de uitbreiding op de bestaande ruimtelijke kwaliteit; - 2. de gevolgen van de uitbreiding op de bestaande functionele inrichting; - 3. de gevolgen van de uitbreiding op bestaande/ oorspronkelijke zichtlijnen en de bestaande kunstwerken; - 4. de inpassing van parkeervoorzieningen; - 5. reclame-uitingen'; - 6. materiaal- en kleurgebruik; - Onderdeel d’ in de directe omgeving wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt aangepast/ geconcretiseerd. Er wordt een bepaling toegevoegd die als volgt luidt: qua parkeren moet worden voldaan aan eisen uit de Parkeernota 2009. a. vóór het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient er een stedenbouwkundige uitwerking te worden opgesteld in samenspraak en in overeenstemming met de ontwerpers van het project A8ernA en de daarin opgenomen kunstwerken, waarin de voorgestane uitbreiding wordt uitgewerkt in concrete richtlijnen. In de stedenbouwkundige uitwerking wordt onder andere ingegaan op: b. voor parkeren moet worden voldaan aan de voorwaarden uit de Parkeernota 2009; de bouwhoogte van de uitbreiding mag maximaal de bestaande bouwhoogte van de supermarkt bedragen.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW In het ontwerpbestemmingsplan heeft de Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, 1 Ghazi/ gemeente Zaanstad het projectbesluit (met wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, registratienum betrekking tot het project Pinkzicht) te Koog beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. mers aan de Zaan, bekend onder besluit bestemmingsplan. 2011/238052 - 2010318 niet verwerkt. Ik zou u willen 2011/243258 verzoeken om zo spoedig mogelijk het ontwerpbestemmingsplan met dit projectbesluit in overeenstemming te brengen. In het ontwerpbestemmingsplan heeft de Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, gemeente Zaanstad met betrekking tot de wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, omgeving van oliemolen het Pink te beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. Pinkstraat 12 een vrijwaringszone – bestemmingsplan. molenbiotoop verwerkt, de hiervoor geldende regels conform artikel 23.4 van de bijbehorende algemene aanduidingsregels. Deze ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ houdt in feite geen rekening met de huidige situatie en bebouwing rondom oliemolen ‘Het Pink’. Het lijkt erop dat er in deze een standaard ‘vrijwaringszone- molenbiotoop’ beleidsregel is ingezet, zonder aandacht te hebben voor de specifieke eigenschappen van de locatie. De situatie rondom Oliemolen ‘het Pink’ vraagt om maatwerk qua beleid. Op basis van de volgende argumenten zou Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, ik u willen vragen om de voorgestelde wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, beleidsregels ‘Vrijwaringszone – beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. Molenbiotoop’ in het bestemmingsplan. ontwerpbestemmingsplan te wijzigen, in overeenstemming te brengen met de aan de locatie gebonden kenmerken Voorgesteld beleid is te rigide in verband Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, met de reeds aanwezige (jaren 30) wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, bebouwing. Zo zijn er diverse bouwmassa’s beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. binnen 50 meter van de molen die hoger bestemmingsplan. dan 9 m zijn. Er is al sprake van bouwmassa’s (woningen) op 50 m van de woning met een bouwhoogte van 9 meter. Tussen tijde 50 en 100 meter van de molen bestaan er diverse bouwmassa’s met een hoogte van 10 meter en hoger, zo heeft mijn woning aan de Boschjesstraat 113 een hoogte van 12 meter. Dergelijke bebouwing zou binnen het voorgestelde beleid niet meer mogelijk zijn. In het door u voorgenomen beleid is Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, bijvoorbeeld geen regeling opgenomen om wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, bij eventuele herbouw tot de oorspronkelijke beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. hoogte weer te bebouwen. Dit is zeer bestemmingsplan. onverstandig en onpraktisch gezien de huidige bebouwingshoogtes rondom de molen. In feite zou ik mijn eigen woning op basis van voorgesteld beleid niet mogen herbouwen. Zo ook vele anderen die binnen 100 m van de molen wonen. Dit kan niet de bedoeling zijn van nieuw beleid. Voorts is er momenteel in het voorgestelde Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, beleid geen duidelijke regeling opgenomen wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, om bebouwing, welke mag worden beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. opgericht op grond van een bouw – of bestemmingsplan. omgevingsvergunning te beschermen. Ik verwijs hiermee naar mijn bouwvergunning met kenmerk 20101318, wat op zo’n 80 m van de molen ligt. Het ontbreken van beleid kan in de toekomst tot juridisch zeer complexe en zeer ongewenste situaties leiden. Graag wil ik u dan ook vragen om eerder aangevraagde dan wel verleende bouw- of omgevingsvergunningen te beschermen. Ten slotte voorziet de huidige regeling in Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, geen mogelijkheden om af te wijken van de wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, vrijwaringszone – molenbiotoop. Ook als beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. aangetoond kan worden dat de bebouwing bestemmingsplan. geen invloed zal hebben op de windvang van de molen/ Als voorbeeld stel ik mijn bouwvergunning met kenmerk 201001318. Gemeente Zaanstad heeft in haar ruimtelijke onderbouwing van de vergunning gesteld dat Oliemolen het Pink in sterk verstedelijkt gebied ligt. Dat te bebouwen nieuwe massa (o.a. bouwvergunning 201001318) goed aansluit op de massa in de omgeving. Dat de molen verhoogd is opgesteld en zo, ondanks de hoge bebouwing dicht op de molen, goed de wind blijft vangen. Zo is de kerk in de directe omgeving met 20 m hoogte de bepalende bebouwing dat verandering in de windvang van de molen opvangt. Het lijkt mij evident voor (toekomstige) gemeentebesturen om in het nieuw beleid ruimte te houden om uitgaande dergelijke locatieaspecten situatieafhankelijke overwegingen te houden. Gelet op de reeds aanwezige bebouwing is Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, te overwegen en te verdedigen om geen wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, ‘Vrijwaringszone –molenbiotoop’ op te beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. nemen voor oliemolen het Pink. Deze schiet bestemmingsplan. immers in haar doel geheel voorbij gezien de bestaande locatiefactoren, bovenstaande argumenten. Naar mijn mening is de meest praktische oplossing een vastlegging van de bestaande bebouwing en de reeds vergunde bebouwing rondom de molen. Dat toekomstige ontwikkelingen rondom de molen per casus door gemeente Zaanstad beoordeeld gaan worden. Medio 2009/2010 heb ik het perceel Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen (kadastrale nummers C5191, 05568 en aangenomen. C5939 ) uitgaande van met diens expliciete mogelijkheden tot bouw. Op basis van deze bouwmogelijkheden, vigerend bestemmingsplan, is indertijd o.a. de aankoopsom van de genoemde percelen opgemaakt. Zie voor de bestaande bouwrechten op het perceel het vigerend bestemmingsplan bijlage 1. Inmiddels heb ik vernomen dat het Voor de beantwoording van deze zienswijze Het bouwplan wordt Toelichting, bouwplan (eerste fase vergunning en wordt verwezen naar de algemene opgenomen in het vast regels, projectbesluit met uw kenmerk 20101318) beantwoording onder 1. te stellen verbeelding. in het vast te stellen bestemmingsplan Oud bestemmingsplan. Koog & Rooswijk zal gaan inpassen. Mijn dank hiervoor. Als de gemeente om onverklaarbare redenen, onverhoopt over zou gaan tot het niet inbestemmen van het bouwplan ga ik er vanuit dat in ieder geval de vigerende bebouwingsmogelijkheden in het bestemmingsplan zal worden opgenomen. Derhalve minimaal behoud van mijn bouwrechten qua omgang, hoogte en functie. Dit gelet op de zeer negatieve financiële consequenties in het geval u mijn bouwrechten op het perceel zou weg bestemmen.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW De perceelsgrens tussen de Raadhuisstraat Ondergronden voor het bestemmingsplan Het bouwvlak voor Verbeelding 2 CB nummers 30-36 en 36 is niet goed worden ontleend aan het GBKN. nr.36 wordt aan de Homburg/ weergegeven (zie bijgevoegde tekening) Wel wordt het bouwvlak voor nr. 36 aan de achterzijde vergroot. registratienum achterzijde vergroot, enerzijds omdat die mer ruimte er fysiek is en anderzijds omdat het 2011/255380 om een achterzijdesituatie gaat.

Het bouwvlak op nummer 36a (zelfstandig Ingevolge het vigerende bestemmingsplan Geen Geen kadastraal perceel) is niet conform de is het gebouw op 36 a geen zelfstandige bestaande situatie weergegeven (= woning, woning en kan deze ook geen woonfunctie zie bijgevoegde tekening). krijgen. Ook is er geen bouwvergunning bekend. Volgens de inventarisatielijst ‘Bedrijven Oud Koog Rooswijk’2009’ (te vinden in de bijlagen behorende bij de toelichting) zit op het betreffende adres een bedrijf genaamd ‘Illustration Factory’

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW De bouwhoogte van de panden op de Duke De bouwhoogte van de bedoelde woningen In artikel 23 wordt Regels 3 BC Tonia Ellingtonstraat 31-49 is op de plankaart 9 is 9 m (tot aan het platte dak). Het onder ‘algemene Kalf/ meter, terwijl de huidig vergunde hoogteverschil zoals aangegeven in de bouwregels’ de registratienum dakopbouwen op de nummers 31 -37 en zienswijze wordt veroorzaakt door een volgende bepaling mer nummer 49 hoger zijn, namelijk 9,355 m opstaande dakrand. Deze dakrand is opgenomen: 2011/255379 voor de nummers 31-37. Nummer 49 is mij ingevolge de definities een ‘ ondergeschikt Het is toegestaan de in niet bekend, maar de hoogte hiervan is ook bouwdeel’ en wordt niet meegeteld bij het dit plan aangegeven hoger dan 9 m. Dit wordt veroorzaakt door bepalen van de bouwhoogte. Een dergelijke bouw- en/of splitlevel begane grond, daarmee is geen bepaling wordt nog toegevoegd aan artikel bestemmingsgrenzen rekening gehouden in het huidige 2, ‘ Wijze van meten’. te overschrijden ten ontwerpbestemmingsplan. Verzocht wordt behoeve van: de bouwhoogte aan te passen naar de c. plinten, pilasters, hoogte benodigd voor de extra bouwlaag, kozijnen, minimaal 9,355 m. gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen; d. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen; e. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Ruil kavels Pinkzicht met grond vooraan Zoals onder de algemene beantwoording Geen Geen 4 Fokkema/ Pinkstraat/ speeltuin, in verband met onder 1 is aangegeven, wordt het registratienum mogelijke consensus van het bouwplan zogenaamde bouwplan Pinkzicht mer Pinkzicht. Door de speeltuin naar achteren planologisch mogelijk gemaakt door een 2011/255373 te verplaatsen worden de funderingen van zogenaamd projectbesluit. Op dat de naastgelegen panden ontzien. projectbesluit wordt een beslissing genomen op basis van het bouwplan zoals dat wordt aangevraagd/ ingediend. Het projectbesluit wordt vergezeld door een zogenaamde ‘ goede ruimtelijke onderbouwing’, waarin de haalbaarheid van het project moet worden aangetoond, o.a. met betrekking tot de milieutechnische, stedenbouwkundige en economische aspecten . De gemeente Zaanstad heeft geoordeeld dat aangevraagde bouwplan een gewenste ruimtelijke ontwikkeling is en heeft aan dit voornemen haar medewerking willen verlenen. Een onderzoek naar mogelijke alternatieven is bij een dergelijk projectbesluit niet aan de orde. Bij de uitvoering van het bouwplan wordt uiteraard rekening gehouden met de fundering van naastgelegen panden.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Op onze inrit tussen Zuideinde 38 en De bestemming Tuin ziet op ondergeschikte Geen Geen 5 Autobedrijf K Zuideinde 44 is in het bestemmingsplan een onbebouwde gronden ten dienste van de Booij/ tuin geprojecteerd hetgeen ons inziens nabijgelegen hoofd- bestemming. Het gaat registratienum gewijzigd moet worden. hier niet zozeer om tuinen als bedoeld in mer het normale spraakgebruik, maar om 2011/256981 gronden die zijn gelegen voor de voorgevelrooilijn van de daarachter gelegen bebouwing en die in principe vrij van bebouwing moeten blijven. Voor zover indiener zienswijze er op doelt dat de inrit gebruikt moet kunnen blijven worden ten behoeve van de garage staat de bestemming Tuin hier niet aan in de weg. Een zelfde situatie dient zich aan in de Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen Machinistenstraat, waar voor de inrit tussen wordt verwezen naar de beantwoording Machinistenstraat 10 en 12 naar ons hierboven. parkeerterrein eveneens een tuin is geprojecteerd. Ons inziens moet hier eveneens het ontwerpbestemmingsplan worden aangepast.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Milieu: Onvoldoende bescherming tegen Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen 6 D. negatieve effecten bedrijven wordt verwezen naar de algemene Dirkzwager/ Het is noodzakelijk dat op een aantal beantwoording onder 2. registratienum terreinen de voornemens, die Zaanstad mer nota bene zelf heeft neergelegd, ook 2011/305532 worden uitgevoerd. Dat geldt met name voor geluids-, stank- en lichtoverlast en het reduceren van de veiligheidsrisico's. De gezondheid van mens en dier en het milieu worden bij voortdurende belasting ernstig beschadigd. Ik mis in dit bestemmingsplan zijn Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen maatregelen om de bedrijven, die hier toch wordt verwezen naar de algemene overmatig gevestigd zijn en waarbij beantwoording onder 2. Zaanstad voor een aantal zelf vergunningverlener is, in de toekomst aan strakkere normen te binden en deze normen ook daadwerkelijk te handhaven, waar nodig in samenwerking met de Provincie. Het ontbreekt aan initiatieven om C02 en Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen stofuitstoot te reduceren. En dat terwijl de wordt verwezen naar de algemene GGD-cijfers voor Oud Koog er niet om beantwoording onder 2. Daarbij wordt nog liegen. Er zijn heel veel ouderen en opgemerkt dat de gewenste maatregelen kinderen met COPD, maar Tate & Lyle zien op het milieuvergunningenspoor en het wordt niet aan stringentere normen bestemmingsplan voor deze problematiek gebonden en gaat door met het uitstoten geen oplossing kan bieden. van stof. Er wordt onvoldoende aandacht besteed aan het tijdig en regelmatig verschonen van de filters. Er is met de directie van het bedrijf in het verleden een convenant afgesloten. Dat was erop gericht dat er halfjaarlijks zou worden geëvalueerd, maar daaraan is onvoldoende gevolg gegeven: Ik betreur het dat deze onderneming en een aantal andere vrijwel ongehinderd hun gang kunnen gaan. Ik mis een omschrijving wat betreft de Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe Geen Geen beperking van geluid en fijn stof uitstoot van situaties als bedoeld in de Wet geluidhinder. de rijksweg A8. De geluidsbelasting van de Nader akoestisch onderzoek is in het kader A8 in Oud Koog ligt boven het gewenste van het bestemmingsplan dan ook niet niveau. Dit kan verhinderd worden door noodzakelijk. verhoging van de geluidsschermen en isolatie van de brugklep. Met Rijkswater- staat zijn afspraken gemaakt over nader akoestisch onderzoek. Tekst hierop aanpassen en uitkomsten van het nadere onderzoek verwerken en opnemen. Groen: Op verschillende plaatsen in de Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Verbeelding toelichting wordt aangegeven dat er in Oud wordt verwezen naar de algemene krijgen een Koog weinig groen is en het aanwezige beantwoording onder 3. bestemming ‘Groen’: groen behouden moet blijven. Zie bij - pleintje voorbeeld: Hyacintstraat; - BIz 20 In oppervlakte weinig groen. - Breestraat ten Verspreid over de wijk enkele gazons, langs zuiden van de waterwegen zijn deze karakteristiek Verzetstraat; - BIz 61 Hfst.4.2.5 Groen: Het behoud van - Boschjesstraat ter structureel dan wel minder structureel groen hoogte van de is van belang voorde kwaliteit van de kerk; leefbaarheid. Het is van belang dat deze - Plein voor groenvoorzieningen wooncomplex behouden blijven. Leeghwaterstraat. - BIz 77 Hfst.6.3.3 Groen: Groen met een structureel karakter, bijvoorbeeld gronden gelegen langs wegen, watergangen en parken. Vervolgens ontbreekt het aan initiatieven om Oud Koog groener te krijgen, in tegendeel veel groen krijgt de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied en kan dus eenvoudig omgezet worden in parkeerplaatsen, b.v. om de uitbreiding van de supermarkt mogelijk te maken. Ik wil u adviseren om de wijziging van de bestemming Groen in Verkeer - Verblijf voor een negental terreinen in Oud Koog niet goed te keuren. A8ernA: In Hfst. 4.3.5 (bIz 64/65) wordt Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, ingegaan op het project A8emA en de wens wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, van het bestuur een uitbreiding van de beantwoording onder 4. wordt een regels supermarkt mogelijk te maken. In 2008, wijzigingsbevoegdheid 2009 en 2010 zijn voorbereidingsbesluiten opgenomen om onder genomen om ongewenste ontwikkelingen in voorwaarden een het gebied te voorkomen. Daarbij is door uitbreiding van de het bestuur steeds aangegeven, dat ér supermarkt mogelijk te eerst een totaal visie op het A8emA gebied maken. en directe omgeving moet komen: Ik vind bijvoorbeeld niet terug de mogelijkheid om het winkelgebied uit te breiden naar de Verzetstraat. Het huidig woongebouw zal binnen korte termijn aan vervanging toe zijn en dit bied gelegenheid om het winkel gebied uit te breiden. Om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen stel ik voor aan hfdst. 23.5.2 van de Bestemmingsplanregels toe te voegen: a. De uitbreiding van de winkelfuncties in het A8emA gebied moet passen binnen de totaalvisie voor het gebied; b. Het kunstwerk (kolommen met tekst) moet altijd vrij toegankelijk blijven voor het publiek; c. Over de aard, omvang en vorm van de uitbreiding van de winkelfunctie wordt overleg gepleegd met de wijkbewoners. Kerkplein: In de aangegeven bestemming Zoals reeds is aangegeven in het Geen Geen voor het Kerkplein kan ik me niet vinden. De vooroverleg is het Kerkplein eigendom van huidige invulling van het kerkplein is na heel de gemeente Zaanstad en heeft dit een veel commotie en overleg tot stand bestemming Verkeers-Verblijfgebied. gekomen. In antwoord 3 op pagina 90 van Hoewel de aanleg van de toelichting wordt weliswaar aangegeven parkeervoorzieningen in deze bestemming dat het de doelstelling van de gemeente is in principe mogelijk is, ligt de feitelijke de openheid van het plein te waarborgen aanleg van parkeervoorzieningen niet voor maar dit is geen garantie, dat er geen de hand. Doelstelling van de gemeente is voorstellen tot verandering zullen komen. Ik het waarborgen van de openheid van het zou deze mogelijkheid tot verandering in bij plein. Eventuele veranderingen van de voorbeeld parkeerplaatsen voor de inrichting van het plein komen in overleg uitbreiding van de supermarkt, uit willen met de wijk tot stand. Het op voorhand sluiten door een aanvullende passage in de uitsluiten van bepaalde functies komt de bestemmingsregels resp. wijziging van de flexibiliteit en daarmee het toekomstgerichte bestemming in "Maatschappelijk". karakter van het bestemmingsplan niet ten goede. De bestemming van het Kerkplein blijft dan ook ongewijzigd.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Cliënte heeft kennis genomen van het Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen 7 Ontwerpbestemmingsplan Oud Koog & aangenomen. Van Bremer Rooswijk, dat tot en met 9 november a.s. ter en de Zwaan inzage ligt en dat uitgangspunten en namens NL voornemens bevat die niet verenigbaar zijn Architects/ met de rechten, belangen en opvattingen registratienum van cliënte. In reactie op het mer Ontwerpbestemmingsplan breng ik 2011/309438 namens cliënte de volgende zienswijze onder uw aandacht. Project A8ernA Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen In het Ontwerpbestemmingsplan (pag. 13) aangenomen. wordt het in 2006 in gebruik genomen Project A8ernA als 'kenmerkend voor het Deelgebied 3' aangeduid en elders (pagina 64) wordt het omschreven als 'een nieuw wijkhart met ontmoetings-ruimte en winkels'. 'Het stedenbouwkundige plan dat eraan ten grondslag ligt heeft verschillende prijzen gewonnen'. Eén daarvan is een prestigieuze Europese prijs: de European Prize for Urban Space 2006. De toen regerende wethouder en locoburgemeester H.J. Egberts heeft de prijs in Barcelona in ontvangst mogen nemen. 'Sleutelwoorden voor het project zijn transparantie en openheid', zo vervolgt het Ontwerpbestemmingsplan (idem pagina 64). Cliënte is naast de architect van de nieuwbouw ook de ontwerper van de openbare ruimte onder en rondom de A8 (inclusief het Kerkplein). Cliënte heeft aldus een beeldbepalende bijdrage geleverd aan de inrichting van deze ruimte onder de A8. Cliënte maakt zich evenwel grote zorgen Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, om de in het Ontwerpbestemmingsplan wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, beschreven wens om de uitbreiding van het beantwoording onder 4. wordt een regels winkelareaal onder de A8 te faciliteren, door wijzigingsbevoegdheid maximaal de helft van het plein daar aan op opgenomen om onder te offeren (pagina's 64, 65). voorwaarden een Ofschoon het Ontwerpbestemmingsplan uitbreiding van de geen gedetailleerde informatie bevat over supermarkt mogelijk te de wijze waarop deze uitbreiding gestalte maken. zou moeten krijgen, staat wel vast dat een dergelijke ingrijpende uitbreiding van het winkelareaal niet alleen de geroemde openheid en transparantie zal doen verdwijnen, maar ook dat de auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten van NL Architects B.V. onvermijdelijk zouden worden geschonden. Zowel de door NL Architects B.V. ontworpen gevels, als de door Ruygrok gecreëerde lichtsculpturen zouden fundamenteel worden aangetast door de ingrijpende verkleining van het plein. De openheid en transparantie die het project kenmerken, zouden voorts niet uitsluitend door de halvering van het plein verdwijnen, maar ook door het onvermijdelijk opofferen van de omringende ruimte aan de bij een toegenomen omvang van het winkelareaal vereiste additionele parkeergelegenheid. Cliënte is van mening dat het niet getuigt Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, van wijs bestuur wanneer thans een wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, ontwerpbestemmingsplan zou worden beantwoording onder 4. wordt een regels vastgesteld, waarvan reeds nu zeer wijzigingsbevoegdheid waarschijnlijk is dat de uitvoering in strijd zal opgenomen om onder komen met de auteursrechtelijke voorwaarden een persoonlijkheidsrechten van cliënte en uitbreiding van de waarvan het handhaven door cliënte zal supermarkt mogelijk te leiden tot ongewenste kosten en tenminste maken. tot langdurige onzekerheid. Naast de juridische bezwaren zou cliënte de verwoesting van het gelauwerde project en van een kenmerkend project dat met recht als het hart van de wijk wordt aangeduid, zeer betreuren. Op grond van al het voorgaande verzoek ik Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, u om de zienswijze van cliënte gegrond wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, te verklaren en Ontwerpbestemmingsplan beantwoording onder 4. wordt een regels Oud Koog & Rooswijk zodanig gewijzigd wijzigingsbevoegdheid vast te stellen dat aan de bezwaren van opgenomen om onder cliënte tegemoet gekomen wordt. voorwaarden een uitbreiding van de supermarkt mogelijk te maken.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Graag brengen wij via dit schrijven onze Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen 8 Homburg / zienswijze in op het aangenomen. registratienum Ontwerpbestemmingsplan Oud Koog & mer Rooswijk. Wij hebben het ontwerp 2011/309439 beoordeeld op het punt van het bevorderen van een goed woon- en leefmilieu en het behouden van het karakter van Oud Koog. Wegverkeerslawaai: Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe Geen Geen Op pag. 14 t/m 20 van het Milieuonderzoek situaties als bedoeld in de Wet geluidhinder. wordt gesproken over wegverkeerslawaai. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet Voor 30 km wegen wordt simpelweg noodzakelijk. aangenomen dat er geen geluidsoverlast is. Het ontbreken van een effectieve 30 km inrichting maakt dat de geluidsbelasting op deze wegen gelijk is aan die op een 50 km weg. Dit is met name het geval wanneer er sprake is van zogenaamde busvriendelijke inrichting.Tekst hier aanpassen. Consequenties hiervan uitwerken en vermelden. Geluidsbelasting van de A8: Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe Geen Geen Op pag. 20 t/m 22 van het Milieuonderzoek situaties als bedoeld in de Wet geluidhinder. wordt gesproken over de geluidsbelasting Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet van de A8. In Oud Koog ligt die boven het noodzakelijk. gewenste niveau. Dit kan verminderd worden door verhoging van de geluidsschermen en isolatie van de brugklep. Met Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over nader akoestisch onderzoek. Tekst hierop aanpassen en uitkomsten van het nadere onderzoek verwerken en opnemen. Groen: Op verschillende plaatsen in de Voor de beantwoording van deze zienswijze Verbeelding Verbeelding toelichting wordt aangegeven dat er in Oud wordt verwezen naar de algemene Koog weinig groen is en het beantwoording onder 3. aanwezige groen behouden moet blijven. Zie bijvoorbeeld: - Blz 20 In oppervlakte weinig groen. Verspreid over de wijk enkele gazons, langs waterwegen zijn deze karakteristiek - Blz 61 Hfst.4.2.5 Groen: Het behoud van structureel dan wel minder structureel groen is van belang voor de kwaliteit van de leefbaarheid. Het is van belang dat deze groenvoorzieningen behouden blijven. - Blz 77 Hfst.6.3.3 Groen: Groen met een structureel karakter, bijvoorbeeld gronden gelegen langs wegen, watergangen en parken. Vervolgens ontbreekt het aan initiatieven om Oud Koog groener te krijgen, in tegendeel veel groen krijgt de bestemming 'Verkeer — Verblijfsgebied' en kan dus eenvoudig omgezet worden in parkeerplaatsen, b.v om de uitbreiding van de supermarkt mogelijk te maken. Wij adviseren u met klem om de wijziging van de bestemming Groen in Verkeer — Verblijfsgebied voor een negental terreinen in Oud Koog niet goed te keuren. A8ernA Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, in Hfst. 4.3.5 (blz 64/65) wordt ingegaan op wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, het project A8ernA en de wens van het beantwoording onder 4. wordt een regels bestuur eenuitbreiding van de supermarkt wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. opgenomen om onder In 2008, 2009 en 2010 zijn voorwaarden een voorbereidingsbesluiten genomen om uitbreiding van de ongewenste ontwikkelingen in het supermarkt mogelijk te gebied te voorkomen. Daarbij is door het maken. bestuur steeds aangegeven, dat er eerst een totaal visie op het A8ernA gebied en directe omgeving moet komen. Wij hebben deze visie tot nu toe niet gezien. Om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen stellen wij u voor aan hfdst. 23.5.2 van de Bestemmingsplanregels toe te voegen: a. De uitbreiding van de winkelfuncties in het A8ernA gebied moet passen binnen de totaal visie voor het gebied; b. Het kunstwerk (kolommen met tekst) moet altijd vrij toegankelijk blijven voor het publiek; c. Over de aard, omvang en vorm van de uitbreiding van de winkelfunctie en de te nemen verkeersmaatregelen wordt overleg gepleegd met het wijkoverleg en wijkbewoners. In de aangegeven bestemming voor het Zoals reeds is aangegeven in het Geen Geen Kerkplein kunnen wij ons niet vinden. De vooroverleg is het Kerkplein eigendom van huidige invulling van het kerkplein is na heel de gemeente Zaanstad en heeft dit een veel commotie en overleg tot stand bestemming Verkeers-Verblijfgebied. gekomen. In antwoord 3 op de vragen van Hoewel de aanleg van het Wijkoverleg Oud Koog bij het parkeervoorzieningen in deze bestemming voorontwerp (zie pagina 90 van de in principe mogelijk is, ligt de feitelijke toelichting) wordt weliswaar aangegeven aanleg van parkeervoorzieningen niet voor dat het de doelstelling van de gemeente is de hand. Doelstelling van de gemeente is de openheid van het plein te waarborgen het waarborgen van de openheid van het maar dit is geen garantie, dat er geen plein. Eventuele veranderingen van de voorstellen tot verandering zullen komen. inrichting van het plein komen in overleg Wij zouden deze mogelijkheid tot met de wijk tot stand. Het op voorhand verandering in bij voorbeeld uitsluiten van bepaalde functies komt de parkeerplaatsen voor de uitbreiding van de flexibiliteit en daarmee het toekomstgerichte supermarkt, uit willen sluiten door een karakter van het bestemmingsplan niet ten aanvullende passage in de goede. De bestemming van het Kerkplein bestemmingsregels resp. wijziging van de blijft dan ook ongewijzigd. bestemming in "Maatschappelijk". Onderstaand onze overige opmerkingen en Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen voorstellen tot aanpassing. Wij hebben ons aangenomen. hierbij beperkt tot de zaken die op Oud Koog betrekking hebben Toelichting: Dit is juist. De tekst zal op dit onderdeel In de toelichting wordt Toelichting - blz . 22: huisartsen worden verduidelijkt/ aangepast. de tekst ‘huisartsen’ Met 3 huisartsen wordt vermoedelijk 3 onder paragraaf 2.5.3.2 huisartsenpraktijken bedoeld. vervangen door ‘huisartspraktijken’. - blz.24: Parkeren wijzigen in: Dit is juist. De tekst zal op dit onderdeel In de toelichting wordt Toelichting Op het Zuideinde, de Raadhuisstraat, de worden verduidelijkt/aangepast. de tekst onder Lagedijk en de Hoogstraat is betaald paragraaf 2.6.3. parkeren en er zijn geen regelingen voor vervangen door ‘Op het vergunninghouders. Zuideinde, de Raadhuisstraat, de Lagedijk en de Hoogstraat is betaald parkeren en er zijn geen regelingen voor vergunninghouders’. - blz. 77: Hfst 6.3.3.2 Groen: Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Verbeelding - Niet alleen groen in bermen en stroken wordt verwezen naar de algemene krijgen een langs wegen hebben de bestemming beantwoording onder 3. bestemming ‘Groen’: Verkeer - Verblijf gekregen; zie onze - pleintje opmerkingen bij de Verbeelding Hyacintstraat; (plankaart). - Breestraat ten - De uitwisselbaarheid van groen en zuiden van de parkeren dient vergezeld te gaan van een Verzetstraat; compensatie van het verdwijnende groen, - Boschjesstraat ter resp. van een minimaal percentage te hoogte van de kerk; behouden groen binnen Verkeer — Verblijf. - Plein voor De genoemde flexibiliteit mag niet wooncomplex betekenen, dat zonder verdere inspraak alle Leeghwaterstraat. groen omgezet kan worden in parkeren = stenen. Bijlage 1 Milieuonderzoek Het is voor sommige wegen onvermijdelijk Geen Geen "Bestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk" dat zij naast een stroomfunctie ook een - blz. 63: Bijlage 5A: Een aantal van de gebiedsontsluitingsfunctie hebben, vandaar genoemde wegen in Koog aan de Zaan zijn dat de wegen waar dit voor geldt zowel zijn slechts voor een gedeelte opgenomen in de tabel onder gebiedsontsluitingswegen. ‘Stroomwegen’ als onder Tekst svp aanpassen.. ‘Gebiedsontsluitingswegen’. Verbeelding (plankaarten: Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen De volgende terreinen dienen een andere aangenomen. bestemming te krijgen dan de aangegeven bestemming Verkeer of Verkeer – Verblijf: Bestemming Groen voor: Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Verbeelding - Groen Boschjesstraat langs Provinciale wordt verwezen naar de algemene krijgen een weg beantwoording onder 3. bestemming ‘Groen’: - Groen ten noorden van de supermarkt - pleintje Verzetstraat (A8) Hyacintstraat; - Groen Breestraat ten zuiden van de - Breestraat ten Verzetstraat zuiden van de - Groen Verzetstraat Verzetstraat; - Pleintje Hyacintstraat tussen nr. 35 en nr. - Boschjesstraat ter 53 hoogte van de kerk; - Plein voor wooncomplex Leeghwaterstraat.

Bestemming Groen met mogelijkheid voor Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Verbeelding een speelvoorziening voor: wordt verwezen naar de algemene krijgen een - Speelplaats Pinkstraat beantwoording onder 3. bestemming ‘Groen’: - Speelplaats Zuiderkerkstraat - pleintje - Speelplaats Badhuisstraat Hyacintstraat; - Speelplaats Troelstraplein - Breestraat ten zuiden van de Verzetstraat; - Boschjesstraat ter hoogte van de kerk; - Plein voor wooncomplex Leeghwaterstraat.

Het kerkplein in Oud Koog heeft de Zoals reeds is aangegeven in het Geen Geen bestemming Verkeer — Verblijf gekregen. vooroverleg is het Kerkplein eigendom van De bestemming Maatschappelijk met de de gemeente Zaanstad en heeft dit een aanduiding erf sluit meer aan bij de wens bestemming Verkeers-Verblijfgebied. van de bewoners in Oud Koog. Hoewel de aanleg van parkeervoorzieningen in deze bestemming in principe mogelijk is, ligt de feitelijke aanleg van parkeervoorzieningen niet voor de hand. Doelstelling van de gemeente is het waarborgen van de openheid van het plein. Eventuele veranderingen van de inrichting van het plein komen in overleg met de wijk tot stand. Het op voorhand uitsluiten van bepaalde functies komt de flexibiliteit en daarmee het toekomstgerichte karakter van het bestemmingsplan niet ten goede. De bestemming van het Kerkplein blijft dan ook ongewijzigd. Wij verzoeken u onze vragen te Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen beantwoorden en daar waar nodig het aangenomen. bestemmingsplan aan te passen.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Wij hebben het ontwerpbestemmingsplan Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen 9 de heer en Oud Koog en Rooswijk ingezien op de aangenomen. mevrouw avond in het Bannehof. Wij hopen dat door Melk/ het gebruikmaken van deze mogelijkheid tot registratienum indiening van een mer zienswijze onze opmerkingen en suggesties 2011/309440 zullen leiden tot een wijziging van bovengenoemd plan. Wij hopen dat de opmerkingen en suggesties een goed woon- en leefmilieu en het behouden van het karakter van Oud Koog zal bevorderen. Wij vinden het belangrijk dat het beleid Onderhavig bestemmingsplan maakt los Geen Geen toegespitst moet zijn op het behoud van de van de ontwikkeling Pinkzicht – waarvoor woon-werk (met de nadruk zoveel mogelijk een separate planologische procedure is op woonfunctie) functie en het tegengaan gevolgd met een eigen afwegingskader – van ongewenste ontwikkelingen. De geen enkele ontwikkeling mogelijk en is gemeente heeft als taak negatieve effecten consoliderend van aard. Uit de ten behoeve van bijvoorbeeld de al bestaande en van het bestemmingsplan verrichte mogelijk nieuwe bedrijvigheid en bebouwing onderzoeken blijkt dat het plan in actief te beperken, tevens te zorgen dat de overeenstemming is met de daarvoor eisen neergelegd in de Natura 2000 en geldende wet- en regelgeving, waaronder Habitat- en vogelrichtlijn zoveel mogelijk onder andere in deze zienswijze naar wordt positief worden aangewend, ter beveiliging verwezen. Voor het overige wordt verwezen en uitbreiding van de Ecologische naar de algemene beantwoording onder 2. Hoofdstructuur. Dat missen we hier in het voorgelegde plan. Het is noodzaak dat de initiatieven, die de gemeente Zaanstad zelf heeft neergelegd, ook worden uitgevoerd en dus GEHANDHAAFD! Van dit laatste merken wij weinig hier in Oud Koog. Denk daarbij aan de minimalisering voor geluids-, stank- en lichtoverlast en het reduceren van de veiligheidsrisico's van de omliggende en soms in andere plangebieden liggende bedrijven. De gezondheid van mens, dier en het milieu worden hier op Oud Koog en Rooswijk voortdurend ernstig beschadigd. Wat wij missen in dit bestemmingsplan zijn Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen maatregelen om de bedrijven, die hier toch wordt verwezen naar de algemene overmatig gevestigd zijn en waarbij beantwoording onder 2. Zaanstad voor een aantal zelf vergunningverlenende is, in de toekomst aan strakkere normen te binden en deze normen ook daadwerkelijk te handhaven, waar nodig in samenwerking met de Provincie Noord- Holland. Er is bijvoorbeeld geen milieuzone bepaald Getoetst moet worden of het Geen Geen om de luchtkwaliteit hier daadwerkelijk te bestemmingsplan uitvoerbaar is, onder verbeteren. Er zijn geen voorschriften andere gelet op het bepaalde in de Wet opgenomen voor schoner goederenvervoer luchtkwaliteit (zie onder andere paragraaf over de weg of over het water, of - een 5.1.4. van de toelichting). Dat is het geval. andere benadering - juist een beloning in de Voor het overige wordt verwezen naar de vorm van bijvoorbeeld lagere algemene beantwoording onder 2. afmeerkosten voor de groenere schepen en het gebruik van walstroom. Het ontbreekt hier ook aan initiatieven om Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen CO 2 en stofuitstoot te reduceren. En dat wordt verwezen naar de algemene terwijl de GGD-cijfers voor Koog er niet om beantwoording onder 2. liegen. Er zijn heel veel ouderen en kinderen met COPD, maar Tate & Lyle wordt niet aan stringentere normen gebonden en gaat door met het veelvuldig uitstoten van stof. Er wordt daar onvoldoende aandacht besteed aan het tijdig en regelmatig verschonen van de filters. Vorige week maandag drie stofexplosies op een dag. Het dak van de auto zit geheel onder de kleverige rommel, ook de kozijnen zitten onder maar nog erger is dat de planten en bomen er ook weer onder zitten zodat zij geen zuurstof kunnen maken en dat kleverige goedje ademen we ook in! Er is met de directie van het bedrijf in het verleden een convenant afgesloten. Wat erop gericht was dat er halfjaarlijks zou worden geëvalueerd, maar daaraan is ons inziens onvoldoende gevolg gegeven. Wij vinden het een zeer kwalijke zaak dat deze onderneming en een aantal anderen hier ongehinderd hun gang kunnen gaan. Verder zijn verspreid over de wijk een groot Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Toelichting, aantal gazons en groenstroken, langs weg- wordt verwezen naar de algemene krijgen een bestemming verbeelding en waterwegen niet meer als zodanig beantwoording onder 3 en 4. ‘Groen’: en regels aangemerkt. Het behoud van structureel - pleintje groen is juist hier van zeer groot belang Hyacintstraat; voor de kwaliteit van de leefbaarheid in - Breestraat ten onze wijk. Het is dus dan ook van zuiden van de belang dat deze, nu al minimale Verzetstraat; groenvoorzieningen behouden blijven en - Boschjesstraat ter niet als geplaveid of mogelijk in de toekomst hoogte van de kerk; bebouwbaar worden aangegeven. Wij - Plein voor begrijpen de hang naar het zo breed wooncomplex mogelijk houden van het voorliggende plan Leeghwaterstraat. maar het ontbreekt naar onze mening aan voldoende initiatieven om de Koog groener In de toelichting, — lees leefbaarder - te krijgen voor haar verbeelding en regels inwoners. wordt een Tenslotte zijn die hier 24/7 uur per dag wijzigingsbevoegdheid aanwezig. Dus graag voor veel opgenomen om onder bestemmingen Verkeer/Verblijf ( terug) voorwaarden een omzetten naar `Groen', zodat het niet uitbreiding van de binnen enkele jaren worden omgetoverd in supermarkt mogelijk te parkeerplaatsen en bebouwing. Hoe graag maken. bijvoorbeeld ook ondernemer V os AH naar zijn zeggen- om de uitbreiding van zijn supermarkt zit te springen. Ga eens praten met de omwonenden ook op grotere afstand. Ook bij ons in de Koogerparkbuurt ondervinden wij de nadelen van de nu elke zondag open zijnde winkel. Dronken lui lallend, barbecueënd, overal parkerend en vernielend in het park. Wij adviseren u ook met klem om de wijziging van de voor de gehele gemeente bestemming als Toerisme en Recreatiegebied zo spoedig mogelijk terug te draaien. Met betrekking tot AH Vos nog het Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, volgende. In 2008, 2009 en 2010 zijn wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, daarover voorbereidingsbesluiten genomen beantwoording onder 4. wordt een regels. om ongewenste ontwikkelingen in dat wijzigingsbevoegdheid gebied te voorkomen.Daarbij is door het opgenomen om onder bestuur steeds aangegeven, dat er eerst voorwaarden een een totaal visie op het A8ernA gebied en uitbreiding van de directe omgeving moet komen. Wij hebben supermarkt mogelijk te deze visie tot nu toe niet gezien, maar maken. stellen voor aan het voorliggende bestemmingsplan het volgende toe te voegen: dat over de aard, omvang en vorm van een eventuele uitbreiding van de winkelfunctie wordt overlegd met het wijkoverleg, de andere winkeliers in het gebied en de wijkbewoners. Dat het kunstwerk daar en de ruimte rondom de twee andere winkels altijd vrij toegankelijk moet blijven voor het publiek en dat een eventuele uitbreiding van de winkelfunctie in het A8ernA gebied moet passen binnen de totaal visie voor het gehele gebied. In de aangegeven `bestemming voor het Zoals reeds is aangegeven in het Geen Geen Kerkplein' kunnen wij ons ook niet zo vooroverleg is het Kerkplein eigendom van vinden. De huidige invulling van het de gemeente Zaanstad en heeft dit een kerkplein is na heel veel trammelant en bestemming Verkeers-Verblijfgebied. overleg tot stand gekomen. Hoewel de aanleg van Daarbij zijn de daar aanwezige bomen ook parkeervoorzieningen in deze bestemming niet helemaal goed behandeld, ook vinden in principe mogelijk is, ligt de feitelijke wij elders op de Koog geen enkele aanleg van parkeervoorzieningen niet voor aanduiding van bijvoorbeeld monumentale de hand. Doelstelling van de gemeente is bomen of boomgroepen, terwijl die er wel het waarborgen van de openheid van het degelijk zijn. Wij begrijpen dat de plein. Eventuele veranderingen van de doelstelling de gemeente Zaanstad is de inrichting van het plein komen in overleg openheid van het plein te garanderen maar met de wijk tot stand. Het op voorhand dit is geen garantie dat er geen voorstellen uitsluiten van bepaalde functies komt de tot verandering zullen komen. Wij willen flexibiliteit en daarmee het toekomstgerichte graag vastgelegd zien dat er op het karakter van het bestemmingsplan niet ten Kerkplein geen parkeerplaatsen voor de goede. De bestemming van het Kerkplein uitbreiding van eventuele winkels gaat blijft dan ook ongewijzigd. Monumentale plaatsvinden. Er is en wordt al genoeg bomen worden in Zaanstad beschermd via waardevols naar de galamise geholpen. de zogenaamde ‘Bomenlijst’, die een koppeling kent met de APV. Additionele bescherming via het bestemmingsplan is niet noodzakelijk/ heeft geen toegevoegde waarde. Het stukje groen tegenover ons pandje aan In het vigerende bestemmingsplan is voor Geen Geen de Jonge Zwaanstraat 5, hoek Jan de het betreffende perceel de mogelijkheid Wittestraat tegenover nr. 27 staat als zijnde opgenomen een woning te bouwen. Deze bebouwd. Het hoort groen te zijn. De bouwmogelijkheid is in dit bestemmingsplan gemeente Zaanstad heeft het kortgeleden overgenomen. kompleet omgewoeld. Alle bomen en Voor wat betreft de aangehaalde struiken en het gras eruit gehaald. Al een verrommeling van het terrein, is het paar maal over gebeld, helaas geen bestemmingsplan – hoe vervelend de antwoord. Voor deze onfortuinlijke actie zat overlast ook is – niet het aangewezen het gras nog in het maaibeleid en werd er instrument om deze overlast nader te eenmaal per maand gemaaid. Nu is dat regelen/ beperken. door terreinoneffenheden volkomen onmogelijk. Dus alles groeit hier weelderig. Ook het grofvuil uit de buurt. Bankstellen, zakken met ondefinieerbare zaken. De gemeente dumpt er zelf voor de renovatie van de speeltuin in het park ook haar spullen en laat daarna de boel de boel. De buurtbewoners hebben ín dit geval de overgebleven stukken steen, bindbanden van om de pallets tegels en de pallets zelf maar opgeruimd want anders zitten we er nog langer er tegen aan te kijken. De plaatselijke loodgieter gebruikt zijn deel van dat erf ook voor afvalopslag. Weken kunnen we tegen kapotte pleepotten met of zonder stortbak aankijken, afgedankte CV ketels, gootwerk, dakbedekking met en zonder teer en of asbest en nu liggen er weer rollen met plastic leiding. Nee, erg gezellig en als er eenmaal rotzooi ligt is het voor velen onder ons een uitnodiging om er een nog grotere bende van te maken. Moet kunnen toch, men ruimt het wel op. Geen enkel initiatief om te bepalen dat in Ten behoeve van dit bestemmingsplan is Geen Geen verband met het bergen van regenwater de overleg gevoerd met het Waterschap. De in achtererven het bestemmingsplan opgenomen van de woningen met niet meer dan regelingen zijn door het Waterschap bijvoorbeeld een derde tegels belegd mag akkoord bevonden. Over het algemeen kan worden. Geen nog gesteld worden dat er in het geval van waterberging en geen positieve beleidsregel grootschalige ontwikkelingen die leiden tot erin voor het plaatsen van zonnecollectoren meer verharding altijd watercompensatie- op de daken van de huizen en schuren. eisen gesteld worden, maar daarvan is in dit Zaanstad op naar de top van de Randstad. onderhavige bestemmingsplan geen Het wordt meer: neer naar de afgrond. sprake. Zonnecollectoren zijn onder voorwaarden (zie het Besluit omgevingsrecht) vergunningsvrij en worden niet getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan staat zonnecollectoren dus niet in de weg. Niet genoemd is de hogere geluidsbelasting Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe Geen Geen op 30 km wegen met een busroute. situaties als bedoeld in de Wet geluidhinder. Het ontbreken van een effectieve 30 km Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet inrichting zorgt echter dat de noodzakelijk. geluidsbelasting op deze wegen gelijk is aan die op een 50 km weg, veel te hoog. Vroeger werden geluidsbelastingen nog bij elkaar opgeteld maar dat doen we niet meer, veel te ingewikkeld en te confronterend. Degenen die er wonen hebben zelf toch de keuze gemaakt daar te willen wonen, dus dan moeten ze ook maar `genieten' van wat de omgeving produceert. De geluidsbelasting in het hele gebied is door de omliggende bedrijven al behoorlijk aan de maat, maar ook daar wordt geen omlaagstelling gedaan. Ergens in de tekst staat dat het zelfs naar 68 dB(A) wordt gesteld. Dat is toch echt niet de bedoeling. Overlast van de omliggende bedrijven, een groot aantal weekenden ook nog in het Park omdat anderen zo nodig feesten moeten, de A8, het spoor en de Provinciale weg en dan ook nog het vliegverkeer. We worden wel bezocht hoor hier. Misschien wil de burgemeester eens van bed wisselen, kan ze het hier ervaren. Het bijna dag en nachtelijke gebrom van waarschijnlijk het proefdraaien van vliegtuigmotoren op Schiphol. Erg fijn. En dan nog het prettige chloorachtige Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen geurtje vanuit het Westelijke Havengebied wordt verwezen naar de algemene Amsterdam. Goed voor je interne computer. beantwoording onder 2. Maar, hoe eerder aangetast, hoe beter. Geven ze niet zoveel tegengas meer. Wel zo makkelijk, redeneert de gemeente Zaanstad. Chloorachtige benzine geuren, niet te versmaden toch? Degenen die het voor het zeggen hebben zijn reeds weg uit de gemeente of gaan nog en de rest zal hen een zorg zijn. De geluidsbelasting van de A8 in Oud Koog Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe Geen Geen ligt boven het gewenste niveau. Dit kan situaties als bedoeld in de Wet geluidhinder. verminderd worden door het verbeteren en Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet opnieuw aanbrengen van geluidsschermen noodzakelijk. en bijvoorbeeld aanpassingen aan de brugklep. Misschien een idee om met Rijkswaterstaat eens om de tafel gaan zitten over een geluidsonderzoek en de daarna te nemen maatregelen. Want zelfs op de vrije zater- en zondagen worden we hier op verkeerslawaai getrakteerd. Wij ontvangen graag bevestiging van Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen ontvangst en reactie op onze opmerkingen aangenomen. en zienswijze. Hartelijke dank voor uw aandacht en excuus voor de wat nijdige opmerkingen maar we zijn het hier wel goed zat soms.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW De korfbalvereniging KZ/ Hiltex, bij u ook Er is zijn weliswaar studies gedaan naar de Geen Geen 10 dhr. drs. A. bekend als Koog Zaandijk, heeft kennis mogelijkheid van een nieuwe sporthal, maar Ankum genomenvan het ontwerp bestemmingsplan deze zijn zodanig globaal van aard geweest namens KZ/ Oud Koog & Rooswijk. Wij hebben dat het niet mogelijk is om een sporthal Hiltex / geconstateerd dat in dit ontwerp direct te bestemming in dit registratienum bestemmingsplan nog geen rekening wordt bestemmingsplan. Zo moeten allerlei mer gehouden met het door het College onderzoeken naar de milieutechnische 2011/309707 van B&W en de gemeenteraad zelf haalbaarheid (o.a. luchtkwaliteit, geluid, uitgesproken voornemen om ter plekke van flora- en fauna, parkeren, sportpark De Koog aan de Wezelstraat een verkeersaantrekkende werking), de nieuw sporthalcomplex te realiseren. Ik stedenbouwkundige randvoorwaarden en verwijs u naar diverse stukken en notulen de economische uitvoerbaarheid nog waarin dit voornemen is vastgelegd. worden verricht. Ook voor de opname van een (meer flexibele) wijzigingsbevoegdheid – waarvan de uitvoerbaarheid ook moet zijn aangetoond en nader onderzoek noodzakelijk is – ontbreken nog teveel gegevens. Als er ter zijner tijd behoefte is aan een nieuwe sporthal en er is voldaan aan de wettelijke onderzoeksverplichtingen kan deze worden gefaciliteerd via een separate planologische procedure

We achten het van het grootste belang dat Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen de bouw van een nieuw sporthalcomplex zo wordt verwezen naar de beantwoording snel mogelijk gestart kan worden en geen hierboven. planologische vertraging oploopt. Wij dienen hierbij dan ook een zienswijze in, waarbij we u verzoeken om aanpassing van het bestemmingsplan op de mogelijke komst van een sporthal op dit complex met een bouwhoogte van 12 meter. Wij vertrouwen er op dat u ons verzoek zult Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen honoreren, omdat hiermee uw eigen besluit aangenomen. zosnel mogelijk kan worden uitgevoerd.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Ik heb kennis genomen van het Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, 11 bestemmingsplan voor Oud Koog. Hierin wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, B de Boer/ viel mij onder andere de uitbreiding van de beantwoording onder 4. wordt een regels registratienum AH in A8ernA op. De huidige AH- winkel wijzigingsbevoegdheid mer trekt al diepe sporen door de wijk Oud opgenomen om onder 2011/309942 Koog. Grote extra parkeerdruk, veel voorwaarden een verkeersbewegingen in een klein uitbreiding van de oppervlakte met bijkomstig een zeer supermarkt mogelijk te gevaarlijk kruispunt. Verdere verhoging maken. hiervan is beslist ongewenst. Door uitbreiding van AH zal dit toch een nog grotere aantrekking hebben van publiek met de daaruit voortvloeiende randverschijnselen. Verders doet het mij en velen met mij Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, verdriet dat ons kunstproject van de heer wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, Ruigrok en van den Berg uit ons gezicht beantwoording onder 4. wordt een regels verdwijnt. De mogelijkheid voor een ieder wijzigingsbevoegdheid om van afstand het kunstproject te lezen opgenomen om onder wordt dan ontnomen. Met de uitbreiding voorwaarden een wordt grote inbreuk gemaakt op het project uitbreiding van de A8ernA. Verder zouden er afspraken zijn supermarkt mogelijk te tussen de kunstenaars en de gemeente in maken. jaren dat het kunstproject in de huidige staat gehandhaafd zou blijven. Beslist een nee tegen uitbreiding AH!

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Onlangs zijn per brief geïnformeerd over het Het bouwinitiatief voor de bedoelde locatie Het bouwvlak wordt Verbeelding 12 ontwerpbestemmingsplan Oud Koog en dat in het ontwerpbestemmingsplan is verwijderd van de De Leeuw / Rooswijk. Wij zijn van mening dat het opgenomen is onlangs afgewezen. Het verbeelding, de registratienum ontwerpbestemmingsplan zodanig is bestemmingsplan wordt conform de bestaande situatie mer gewijzigd dat eerder ingediende ingediende zienswijze aangepast. wordt is/ wordt 2011/310258 bouwplannen niet meer in strijd zijn met het opgenomen. fungerende bestemmingsplan en/of dat er meer mogelijkheden zijn voor nieuwe en al ingediende bouwplannen. Wij spreken specifiek onze zorg uit over het realiseren van bouwplan 81139 Zuideinde 63-67 die het nieuwe bestemmingplan mogelijk maakt. Bij deze maken wij bezwaar tegen de artikelnummers die in het ontwerpbestemmingsplan Oud Koog en Rooswijk zijn opgenomen die het alsnog mogelijk maken om bouwplan 81139 Zuideinde 63-67 uit te kunnen voeren. Tot slot verzoeken wij u om ons schriftelijk te informeren over het verdere verloop in deze.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW Het Wijkoverleg Oud Koog heeft kennis Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen 13 genomen van het ontwerpbestemmingsplan aangenomen. Wijkoverleg Oud Koog & Rooswijk. Bij brief van 10 Oud Koog/ januari 2010 heeft het Wijkoverleg Oud registratienum Koog al gebruik gemaakt van de mer mogelijkheid tot inspraak op het 2011/309625 voorontwerp van het bestemmingsplan.' Onze opmerkingen en suggesties hebben slechts beperkt geleid tot wijziging van het plan. Daarom maken wij gebruik van onze mogelijkheid tot indiening van ëen zienswijze, waarbij wij onze eerdere opmerkingen aanvullen met nieuwe argumenten. Wij hebben het voorontwerp beoordeeld op het punt van het bevorderen van een goed woon- en leefmilieu en het behouden van het karakter van Oud Koog. Wij zijn het eens met het standpunt dat het Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen beleid gericht moet zijn op het behoud van aangenomen. de woon-werkfunctie en het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen . De overheid heeft de taak negatieve effecten van o.m. bestaande en nieuwe bedrijvigheid waar mogelijk actief te beperken en te zorgen dat de eisen, neergelegd in de Natura 2000 en Habitat- en vogelrichtlijn, zoveel mogelijk positief worden aangewend, ter beveiliging en uitbreiding van de Ecologische Hoofdstructuur. Milieu: Onvoldoende bescherming tegen Voor de beantwoording van deze zienswijze Geen Geen negatieve effecten bedrijven wordt verwezen naar de algemene Het is noodzakelijk dat óp een aantal beantwoording onder 2. terreinen de voornemens die Zaanstad nota bene zelf heeft neergelegd, ook worden uitgevoerd. Dat geldt met name voor geluids-, stank-en lichtoverlast en het reduceren van de veiligheidsrisico's. De gezondheid van mens en dier en het milieu worden bij voortdurende belasting ernstig beschadigd. Wat wij missen in dit bestemmingsplan zijn maatregelen om de bedrijven, die hier toch overmatig gevestigd zijn en waarbij Zaanstad voor een aantal zelf vergunningverleenster is, in dé toekomst aan strakkere normen té binden en déze normen ook daadwerkelijk te handhaven waar nodig in samenwerking met de Provincie. Er is bijvoorbeeld geen milieuzone bepaald om de luchtkwaliteit hier daadwerkelijk te verbeteren. Er zijn geen voorschriften opgenomen voor schoner goederenvervoer over de weg of over het water, of een andere benadering - juist een beloning in de vorm van bijvoorbeeld lagere afmeerkosten voor de groenere schepen en het gebruik van walstroom. Het ontbreekt aan initiatieven om C02 en stofuitstoot te reduceren. En dat terwijl de GGD-cijfers voor Oud Koog er niet om liegen. Er zijn heel veel ouderen en kinderen met COPD, maar Tate & Lyle wordt niet aan stringentere normen gebonden en gaat door met het uitstoten van stof. Er wordt onvoldoende aandacht besteed aan het tijdig en regelmatig verschonen van de filters. Er is niet de directie van het bedrijf in het verleden een convenant afgesloten."Dat was erop gericht dat er halfjaarlijks zou worden geëvalueerd, maar daaraan is onvoldoende gevolg gegeven. Wij betreuren het dat deze onderneming en een aantal andere vrijwel ongehinderd hun gang kunnen gaan. Groen: Op verschillende plaatsen in de Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Verbeelding toelichting wordt aangegeven dat er in Oud wordt verwezen naar de algemene krijgen een bestemming Koog weinig groen is èn het aanwezige beantwoording onder 3. ‘Groen’: groen behouden moet blijven. Zie bij - pleintje voorbeeld: Hyacintstraat; - Biz 20 In oppervlakte weinig groen. - Breestraat ten Verspreid over de wijk enkele gazons, langs zuiden van de waterwegen zijn Verzetstraat; deze karakteristiek - Boschjesstraat ter - Biz 61 Hfst.4.2.5 Groen: Het behoud van hoogte van de kerk; structureel dan wel minder structureel groen - Plein voor is van belang voor de kwaliteit van de wooncomplex leefbaarheid. Het is van belang dat deze Leeghwaterstraat. groenvoorzieningen behouden blijven. - Blz 77 Hfst.6.3.3 Groen: Groen met een structureel karakter, bijvoorbeeld gronden gelegen langs wegen, watergangen en parken. Vervolgens ontbreekt het aan initiatieven om Oud Koog groener te krijgen, in tegendeel veelgroen krijgt de bestemming 'Verkeer - Verblijf' en kan dus eenvoudig omgezet worden in parkeerplaatsen, b.v. om de uitbreiding van de supermarkt mogelijk te maken. Wij adviseren u met klem om de wijziging van de bestemming Groen in Verkeer – Verblijf voor een negental terreinen in Oud Koog niet goed te keuren. A8ernA Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, In Hfst. 4.3.5 (blz 64/65) wordt ingegaan op wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, het project A8ernA en de wens van het beantwoording onder 4. wordt een regels. bestuur een uitbreiding van de supermarkt wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. In 2008, 2009 en 2010 opgenomen om onder zijn voorbereidingsbesluiten genomen om voorwaarden een ongewenste ontwikkelingen in het gebied te uitbreiding van de voorkomen. Daarbij is door het bestuur supermarkt mogelijk te steeds aangegeven, dat er eerst een totaal maken. visie op het A8ernA gebied en directe omgeving moet komen. Wij hebben deze visie tot nu toe niet gezien. Om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen stellen wij u voor aan hfdst. 23.5.2 van de Bestemmingsplanregels toe te voegen: a. De uitbreiding van de winkelfuncties in het A8ernA gebied moet passen binnen de totaalvisie voor het gebied; b. Het kunstwerk (kolommen met tekst) moet altijd vrij toegankelijk blijven voor het publiek; c. Over de aard, omvang en vorm van de uitbreiding van de winkelfunctie wordt overleg gepleegd met het wijkoverleg en/of wijkbewoners. Spoorse doorsnijding: Nu de vervanging Het gaat hier om een (niet voldoende Geen Geen van de spoorwegovergang Guisweg door concreet) project dat verder geen gevolgen een ongelijkvloerse kruising niet doorgaat heeft voor de regelingen in het dient naar onze mening de tekst van de bestemmingsplan. De toelichting kan op dit toelichting en de bijlagen hierop aangepast onderdeel gehandhaafd blijven. te worden. Kerkplein: In de aangegeven bestemming Zoals reeds is aangegeven in het Geen Geen voor het Kerkplein kunnen wij ons niet vooroverleg is het Kerkplein eigendom van vinden. De huidige invulling van het de gemeente Zaanstad en heeft dit een Kerkplein is na heel veel commotie en bestemming Verkeers-Verblijfgebied. overleg tot stand gekomen. Hoewel de aanleg van In antwoord 3 op pagina 90 van de parkeervoorzieningen in deze bestemming toelichting wordt weliswaar aangegeven dat in principe mogelijk is, ligt de feitelijke het de doelstelling van de gemeente is de aanleg van parkeervoorzieningen niet voor openheid van het plein te. waarborgen maar de hand. Doelstelling van de gemeente is dit is geen garantie, dat er geen voorstellen het waarborgen van de openheid van het tot verandering zullen komen. Het plein. Eventuele veranderingen van de Wijkoverleg zou deze mogelijkheid tot inrichting van het plein komen in overleg verandering in bij voorbeeld met de wijk tot stand. Het op voorhand parkeerplaatsen voor de uitbreiding van de uitsluiten van bepaalde functies komt de supermarkt, uit willen sluiten door een flexibiliteit en daarmee het toekomstgerichte aanvullende passage in de karakter van het bestemmingsplan niet ten bestemmingsregels resp. wijziging van de goede. De bestemming van het Kerkplein bestemming in "Maatschappelijk". blijft dan ook ongewijzigd. Onderstaand onze overige opmerkingen en Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen voorstellen tot aanpassing. Wij hebben ons aangenomen. hierbij beperkt tot de zaken die op Oud Koog betrekking hebben Toelichting: Dit is juist. De tekst zal op dit onderdeel In de toelichting wordt Toelichting - blz . 22: huisartsen worden verduidelijkt/ aangepast. de tekst ‘huisartsen’ Met 3 huisartsen wordt vermoedelijk 3 onder paragraaf 2.5.3.2 huisartsenpraktijken bedoeld. vervangen door ‘huisartspraktijken’. - blz.24: Parkeren wijzigen in: Dit is juist. De tekst zal op dit onderdeel In de toelichting wordt Toelichting Op het Zuideinde, de Raadhuisstraat, de worden verduidelijkt/aangepast. de tekst onder Lagedijk en de Hoogstraat is betaald paragraaf 2.6.3. parkeren en er zijn geen regelingen voor vervangen door ‘Op het vergunninghouders. Zuideinde, de Raadhuisstraat, de Lagedijk en de Hoogstraat is betaald parkeren en er zijn geen regelingen voor vergunninghouders’. - blz. 77: Hfst 6.3.3.2 Groen: Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Verbeelding - Niet alleen groen in bermen en stroken wordt verwezen naar de algemene krijgen een bestemming langs wegen hebben de bestemming beantwoording onder 3. ‘Groen’: Verkeer - Verblijf gekregen; zie onze - pleintje opmerkingen bij de Verbeelding Hyacintstraat; (plankaart). - Breestraat ten - De uitwisselbaarheid van groen en zuiden van de parkeren dient vergezeld te gaan van een Verzetstraat; compensatie van het verdwijnende groen, - Boschjesstraat ter resp. van een minimaal percentage te hoogte van de kerk; behouden groen binnen Verkeer — Verblijf. - Plein voor De genoemde flexibiliteit mag niet wooncomplex betekenen, dat zonder verdere inspraak alle Leeghwaterstraat. groen omgezet kan worden in parkeren = stenen. Bijlage 1 Milieuonderzoek "Bestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk" - blz 15 & 18: wegverkeerslawaai: Niet genoemd is de hogere geluidsbelasting op - Het bestemmingsplan voorziet niet in Geen Geen 30 km wegen met een busroute. Het nieuwe situaties zoals bedoeld in de Wet ontbreken van een effectieve 30 km geluidhinder. Nader akoestisch onderzoek inrichting maakt dat de geluidsbelasting op is dan ook niet noodzakelijk. Los daarvan deze wegen gelijk is aan die op een 50 km gaat het hier om een 30 kmweg die weg. akoestisch gezien niet relevant is. Tekst hier aanpassen. Consequenties hiervan uitwerken en vermelden. Het is voor sommige wegen onvermijdelijk - blz. 63: Bijlage 5A: Een aantal van de dat zij naast een stroomfunctie ook genoemde wegen in Koog aan de Zaan zijn gebiedsontsluitingsfunctie hebben en slechts voor andersom, vandaar dat de wegen waar dit een gedeelte gebiedsontsluitingswegen. voor geldt zowel zijn opgenomen in de tabel Geen Geen Tekst svp aanpassen. onder ‘Stroomwegen’ als onder - blz. 20-22: De geluidsbelasting van de A8 ‘Gebiedsontsluitingswegen’. in Oud Koog ligt boven het gewenste niveau. - het bestemmingsplan voorziet niet in Dit kan verminderd worden door verhoging nieuwe situaties zoals bedoeld in de Wet van de geluidsschermen en isolatie van de geluidhinder. Nader akoestisch onderzoek brugklep. Met Rijkswaterstaat zijn afspraken is dan ook niet noodzakelijk. gemaakt over nader akoestisch onderzoek. Tekst hierop aanpassen en uitkomsten van het nadere onderzoek venwerken en opnemen. Geen Geen Verbeelding (plankaarten: Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen De volgende terreinen dienen een andere aangenomen. bestemming te krijgen dan de aangegeven bestemming Verkeer of Verkeer – Verblijf: Bestemming Groen voor: Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Verbeelding - Groen Boschjesstraat langs Provinciale wordt verwezen naar de algemene krijgen een bestemming weg beantwoording onder 3. ‘Groen’: - Groen ten noorden van de supermarkt - pleintje Verzetstraat (A8) Hyacintstraat; - Groen Breestraat ten zuiden van de - Breestraat ten Verzetstraat zuiden van de - Groen Verzetstraat Verzetstraat; - Pleintje Hyacintstraat tussen nr. 35 en nr. - Boschjesstraat ter 53 hoogte van de kerk; - Plein voor wooncomplex Leeghwaterstraat.

Bestemming Groen met mogelijkheid voor Voor de beantwoording van deze zienswijze De volgende percelen Verbeelding een speelvoorziening voor: wordt verwezen naar de algemene krijgen een bestemming - Speelplaats Pinkstraat beantwoording onder 3. ‘Groen’: - Speelplaats Zuiderkerkstraat - pleintje - Speelplaats Badhuisstraat Hyacintstraat; - Speelplaats Troelstraplein - Breestraat ten zuiden van de Verzetstraat; - Boschjesstraat ter hoogte van de kerk; - Plein voor wooncomplex Leeghwaterstraat.

Het kerkplein in Oud Koog heeft de Zoals reeds is aangegeven in het Geen Geen bestemming Verkeer — Verblijf gekregen. vooroverleg is het Kerkplein eigendom van De bestemming Maatschappelijk met de de gemeente Zaanstad en heeft dit een aanduiding erf sluit meer aan bij de wens bestemming Verkeers-Verblijfgebied. van de bewoners in Oud Koog. Hoewel de aanleg van parkeervoorzieningen in deze bestemming in principe mogelijk is, ligt de feitelijke aanleg van parkeervoorzieningen niet voor de hand. Doelstelling van de gemeente is het waarborgen van de openheid van het plein. Eventuele veranderingen van de inrichting van het plein komen in overleg met de wijk tot stand. Het op voorhand uitsluiten van bepaalde functies komt de flexibiliteit en daarmee het toekomstgerichte karakter van het bestemmingsplan niet ten goede. De bestemming van het Kerkplein blijft dan ook ongewijzigd. Wij verzoeken u onze vragen te Deze reactie wordt voor kennisgeving Geen Geen beantwoorden en daar waar nodig het aangenomen. bestemmingsplan aan te passen.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW 14 Mij lijkt het verkeersmatig niet handig als er Voor de beantwoording van deze zienswijze In de toelichting, Toelichting, Wiewel/ bij de uitbreiding van Albert Heijn meer wordt verwezen naar de algemene verbeelding en regels verbeelding, Woltring/ verkeer door kruispunten moet. Ook wil ik beantwoording onder 4. wordt een regels. registratienum het plein, de school en parkeerterrein van wijzigingsbevoegdheid mer het geheel niet kwijt. Zoals het nu is is het opgenomen om onder 2011/303908 goed, ruimte voor iedereen. Als men alles voorwaarden een gaat verbouwen wordt alles veel te krap, uitbreiding van de raken we tevens zon in onze achtertuinen supermarkt mogelijk te kwijt etc. Hierbij teken ik dus bezwaar aan maken. tegen de bestemmingsplannen van deze buurt.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW 15 In het nieuwe bestemmingsplan staat als De goot/ nokhoogte van de woning wordt De goot/nokhoogte Verbeelding. Van Vlierden/ goothoogte van mijn woning 6 m en aangepast naar 7/10 m. wordt aangepast op de registratienum nokhoogte 9 m. In werkelijkheid zijn de verbeelding mer maten als volgt: 2011/255167 - bovenkant vloer +/- 0,25 m boven de kruin van de dijk tijdens bouw 1936, nu ongeveer gelijk. - Bovenkant vloer begane grond is peil; - Vloerverdieping is 3,20 m plus peil; - Bovenverdieping is 6,35 m plus peil; - Nok is 10,10 m plus peil. Verder vind ik dat er te weinig ruimte voor Voor de beantwoording van deze De volgende percelen Verbeelding groen in de plannen is opgenomen. zienswijze wordt verwezen naar de krijgen een bestemming Kennelijk beseft de moderne algemene beantwoording onder 3. ‘Groen’: stadsontwikkelaar niet hoe belangrijk ruimte - pleintje en groen voor het welzijn van een mens zijn Hyacintstraat; en prevaleert weer het geld en ontaarden - Breestraat ten bouwprojecten in onspeelse kind- en zuiden van de mensonvriendelijke verdwaalwijken. Aan Verzetstraat; welzijn van dieren wordt helemaal niet meer - Boschjesstraat ter gedacht. Zelfs de pietjes lijden aan hoogte van de kerk; hyperventilatie door dicht opeengebouwde - Plein voor confectie eengezinsbergdozen met weinig wooncomplex groen. Jammer! Leeghwaterstraat.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW 16 Het huidige park in Oud Koog heeft de Voor het Koogerpark is een maximaal Geen Geen Tempelaar/ bestemming groen gekregen. Wat mij bebouwingspercentage opgenomen van registratienum bevreemdt is dat de verleende 5%, een maximale goothoogte van 4 m en mer bouwvergunning betreffende de muziektent een maximale bouwhoogte van 6 m. Het 2011/255376 niet is vermeld. betreffende bouwplan past hier ruimschoots binnen.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW 17 dhr. Hierbij een schriftelijke bevestiging van mijn Aangegeven is dat de termijn om Geen Geen K. Maurice telefonisch onderhoud dat ik op 9 november zienswijzen in te dienen uiterlijk tot en met 9 names 2011 had met Dhr. C. Brak van de november mogelijk was. Nu de zienswijze KFC/registrati gemeente aangaande bovenstaand op 11 november is opgesteld en na 9 enummer ontwerpbestemmingsplan. Dhr. R. november is ontvangen, is deze niet 2011/312199 Frusch heeft mij dezelfde dag telefonisch ontvankelijk. gevraagd mijn zienswijze schriftelijk te bevestigen. Het punt is als volgt, ik schrijf u vanuit de Aangezien de zienswijze niet ontvankelijk Geen Geen hoedanigheid als Voorzitter van de is, wordt er ook geen inhoudelijke reactie Voetbalvereniging KFC, gevestigd aan de gegeven. Wezelstraat. Zoals bekend veronderstelt en in het ontwerpbestemmingsplan benoemd zijn de terreinen van KFC onderhavig aan de plannen van de zogenoemde Task Force Ruimtewinst (TFR). Binnen de ideeën van TFR worden op termijn de voetbalvelden van KFC anders ingericht (o.a. woningbouw). De velden van KFC zouden in dat plan dan gevestigd moeten worden achter het politiebureau Rooswijk, aan de Fortuinweg in Rooswijk. Inmiddels heeft KFC van de gemeente Aangezien de zienswijze niet ontvankelijk Geen Geen Zaanstad (juni 2011 van Dienst Wijken is, wordt er ook geen inhoudelijke reactie afdeling sport) een brief gekregen waarin gegeven. wordt aangegeven dat zeker tot 2020 KFC op de huidige locatie zal blijven zitten. Er is (nog) geen uitspraak over wat er daarna gaat gebeuren. Om die reden wend ik mij tot u. Immers, in het ontwerpbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk is artikel 14 opgenomen. Daarin wordt aangegeven dat een deel van het terrein als bestemming Maatschappelijk heeft en dat het belangrijk is dit ook zo te behouden om het gebied voor de toekomst niet 'op slot' te zetten en daarmee de ontwikkeling van TFR (en daarmee een verhuizing van KFC van de Wezelstraat naar de Fortuinweg) te frustreren. Het punt dat ik namens KFC - wil maken is Aangezien de zienswijze niet ontvankelijk Geen Geen dat in het besluit u neemt -t.a.v. dit is, wordt er ook geen inhoudelijke reactie ontwerpbestemmingsplan ten allen tijde gegeven. artikel 14 overeind moet blijven. Immers, mocht eventueel het TFR-plan doorgang vinden (na 2020) en er is geen Maatschappelijke bestemming meer voorhanden aan de Fortuinweg, dan is er geen alternatief meer voorhanden voor de velden van een inmiddels meer dan 100 jaar oude voetbalvereniging met meer dan 1000 leden! Dat kan geen waarheid worden! Ik ga er van uit dat u, namens Aangezien de zienswijze niet ontvankelijk Geen Geen voetbalvereniging KFC, mijn zienswijze is, wordt er ook geen inhoudelijke reactie zoals aangegeven in uw gegeven. besluitvorming meeneemt. Graag verneem ik uw reactie.

Appellant Zienswijze Reactie gemeente Zaanstad Gevolgen voor Actie voor bestemmingsplan OKRW 18 Hierbij tekenen wij bezwaar aan tegen Aangezien de zienswijze niet ontvankelijk Geen Geen Familie verdere uitbreiding van de AH Vos aan de is, wordt er ook geen inhoudelijke reactie Hoeksema/ Verzetstraat in Oud Koog. O.i. is de plek gegeven. registratienum niet geschikt voor een nog grotere mer supermarkt.. Er zijn te weinig 2011/314947 parkeerplaatsen waardoor vaak gevaarlijke situaties ontstaan. Door het viaduct, de lichtinval op de weg, de grote vrachtwagen die er rijden op de weg, is de weg, inclusief de 2 oversteekplaatsen, onoverzichtelijk. Neem daarbij een kinderdagverblijf en een aantal basisscholen dicht in de buurt en u kunt zich voorstellen hoeveel fietsers, waaronder veel kinderen dagelijks onder het viaduct door rijden. Zelfs nu al leidt dit vaak tot zeer ongewenste situaties. Ik hoop dat bovenstaande u uitnodigt om voordat er een besluit wordt genomen, eerst een aantal keer ter plekke te gaan kijken.

Bijlage 9 Ambtshalve wijzigingen

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 313 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 314 OVERZICHT VAN AMBTSHALVE WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET ONTWERPBESTEMMINGSPLAN

Ambtshalve wijzigingen 1. Toelichting - Toelichting geactualiseerd en aangepast aan recente wets- en beleidswijzigingen; - Verschrijvingen, redactionele onduidelijkheden, achterhaalde data, tekstuele onvolkomenheden e.d. gecorrigeerd; - In paragraaf 4.3.9 is een tekstbijlage over ‘Kamers met kansen’ toegevoegd; - Bijlagen: · bijlage ‘Nota van zienswijzen’ toegevoegd, waarin de zienswijzen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn samengevat en voorzien van een reactie; · bijlage ‘Ambtshalve wijzigingen’ toegevoegd;

2. Verbeelding: 1. De goot/nokhoogte van het perceel Jan de Wittestraat 77 wordt aangepast conform de bestaande goot/nokhoogte naar 5,5/9 m;

3. Planregels: Algemeen 1. In de regels zijn kleine tekstuele aanpassingen aangebracht; 2. In de bestemmingsomschrijvingen is waar het gaat om toegestane functies die zijn benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten- Bedrijventerrein, Staat van Bedrijfsactiviteiten- Functiemenging en Staat van Horeca-activiteiten en waar de zinsnede is toegevoegd ‘alsmede voor bedrijven die niet in de lijst onder de betreffende categorie zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed met dergelijke bedrijfs- of horecabedrijven (afhankelijk van de bestemmingsomschrijving) kunnen worden gelijkgesteld’ verwijderd. Uit de bestemmingsomschrijving moet direct duidelijk worden welke bestemmingen zijn toegestaan. Het toestaan van bedrijfs- of horeca-activiteiten die ‘naar aard en invloed gelijk kunnen worden gesteld’ vergt in feite een nader afwegingsmoment en is op basis van jurisprudentie alleen toegestaan via de figuur van een omgevingsvergunning. In de artikelen waar dat het geval is, worden deze bedrijfs- of horeca-activiteiten mogelijk gemaakt via een omgevingsvergunning; 3. In de bouwregels is bij de diverse enkelbestemmingen de volgende uniforme zinsnede opgenomen: het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden; indien die aanduiding niet is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%; 4. In de bouwregels is voor zover daar sprake van is de volgende uniforme zinsnede opgenomen: ‘gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd’; 5. In de bouwregels zijn de bepalingen over de maximale bouwhoogte en maximale goothoogte in diverse artikelen omwille van de uniformiteit in 2 separate bepalingen opgenomen; 6. In artikel 1 zijn enkele definities geschrapt die in de regels verder niet meer terugkomen; Specifiek 7. In artikel 1 is de definitie van Bed & Breakfast aangepast; 8. De bij de regels behorende bijlage 3 ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten- Bedrijventerrein bleek verouderd, de juiste bijlage is achter de regels ingevoegd; 9. In artikel 2.1 ‘Afstanden’ is de zinsnede toegevoegd ‘gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk’; 10. In artikel 2 is in de wijze van meten een lid toegevoegd luidende: ‘de begrenzing van de bestemmingen; 11. In artikel 2 is in de wijze van meten een lid toegevoegd luidende: ‘brutovloeroppervlakte van een gebouw’; 12. In artikel 3 ‘Bedrijf’’ is de bepaling t.a.v. bedrijfswoningen gewijzigd in ‘bestaande bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; 13. In artikel 3.2.2. is de bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde aangepast, onder meer in die zin dat ook silo’s en kranen tot 30 m bouwhoogte mogelijk worden gemaakt; 14. In artikel 3.3 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor windenergie- installaties. Omdat deze installaties onder voorwaarden Besluit m.e.r.plichting kunnen zijn, waarvoor een onderzoeksverplichting geldt, wordt in de algemene gebruiksregels in artikel 24 lid 3 een bepaling opgenomen die nieuwe inrichtingen en activiteiten die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. uitsluit; 15. De wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.5 is uitgebreid, waardoor de Staat van- Bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd (deze mogelijkheid was in het ontwerp opgenomen in artikel 27, algemene wijzigingsregels); 16. In artikel 4.2.2 is de term ‘Bouwwerken ten behoeve van een kinderboerderij’ vervangen door ‘Gebouwen ten behoeve van een kinderboerderij en het begrip bouwwerk in dit artikel overal vervangen door het begrip gebouw’; 17. De specifieke gebruiksregel uit artikel 4.3. onder a is omwille van de leesbaarheid opgenomen in artikel 4 lid 1 onder e; 18. In artikel 5.1 is de zinsnede ‘in combinatie met’ verwijderd, aangezien de onder wonen genoemde functies ook zelfstandig zijn toegestaan; 19. Artikel 5.1 onder a is aangevuld met de in artikel 5.4.1 onder d genoemde beperking, het laatst genoemde artikel is verwijderd; 20. Artikel 5.1 onder b is aangevuld met de in artikel 5.4.1 onder a genoemde beperking, het laatst genoemde artikel is verwijderd; 21. Artikel 5 lid 1 onder g is aangevuld met de in artikel 5.4.1 onder b genoemde beperking, het laatst genoemde artikel is verwijderd; 22. In artikel 5 lid 2 sub 2 onder a is het begrip woning vervangen door hoofdgebouw; 23. In artikel 5.4.1. onder c is aangepast in die zin dat ‘ten aanzien van in de in lid 5.1. onder b tot en met i genoemde functies’ komt te luiden ‘ten aanzien van de in de in lid 5.1 onder b tot en met k geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond’. Als gevolg van de diverse aanpassingen is dit artikel terecht gekomen in artikel 5.4.1 onder a; 24. In artikel 5.4.1 onder f is de regeling voor Bed & Breakfast aangepast. Als gevolg van de diverse aanpassingen is dit artikel terecht gekomen in artikel 5.4.1 onder b; 25. In artikel 5.4.1 onder g is de regeling voor beroep en bedrijf aan huis aangepast. Als gevolg van de diverse aanpassingen is dit artikel terecht gekomen in artikel 5.4.1 onder c; 26. Artikel 5.5 onder a en b zijn aangepast als gevolg van de aanpassing onder punt 2; 27. In artikel 6 lid 1 is in de bestemmingsomschrijving ‘water’ toegevoegd omwille van de flexibiliteit; 28. artikel 6.2.1 onder a is als volgt aangepast: : gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'park' tot het maximaal daar aangegeven bebouwingspercentage; 29. artikel 6.2.1 onder b is als volgt aangepast: de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; 30. Artikel 6.3 is verwijderd waardoor de volgende bepalingen worden vernummerd; 31. Artikel 7 lid 1 onder c is verwijderd; 32. Artikel 7 lid 1 onder b wordt ingevoegd en luidt: horeca, maximaal categorie 1a, ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming; 33. Artikel 7 lid 1 onder c wordt ingevoegd en luidt: detailhandel, ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming; 34. Artikel 7 lid 1 onder d wordt ingevoegd en luidt: kantoorruimte, ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming; 35. Artikel 7 lid 1 onder c en d zijn verwijderd; 36. Artikel 7.3 is verwijderd; 37. In artikel 9.2 1 is de terminologie ‘van de bebouwing’ vervangen door ‘van gebouwen’; 38. Aan artikel 10.2.2. onder c is toegevoegd ‘en ballenvangers’; 39. De specifieke gebruiksregel uit artikel 10.4. onder a is omwille van de leesbaarheid opgenomen in artikel 10 lid 1 onder e; 40. Aan artikel 11 lid 1 onder b is toegevoegd “uitsluitend’; 41. In artikel 11 lid 2 is onder g de volgende bepaling toegevoegd: voor carports geldt de bestaande maatvoering als maximale maatvoering; 42. Artikel 12 lid 1 onder b is als volgt aangepast: ‘ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel' (dh) ook voor detailhandel op maaiveldniveau onder het viaduct van de rijksweg A8 met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen en met dien verstande dat detailhandel in de vorm van een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt' (su); 43. Artikel 12 lid 1 onder d is verwijderd; 44. Aan artikel 12 lid 2 sub 1 onder b wordt toegevoegd: ‘met dien verstande dat voor de supermarkt de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt’; 45. In artikel 13 lid 1 onder b is het artikel aangevuld met de volgende zinsnede: een station met de daarbij behorende horecabedrijven die in de Staat van Horeca-activiteiten vallen onder categorie 1, subcategorie 1a en detailhandel; 46. Artikel 13.3 is verwijderd; 47. Aan artikel 16 lid 1 is onder d toegevoegd: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk' (m-1) tevens voor ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening’ ten behoeve van het project ‘Kamers met Kansen’; 48. Artikel 16.2.2. onder b is aangepast, de tekst komt als volgt te luiden: ‘het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van het buiten het bouwvlak gelegen deel van de in lid 1 genoemde gronden tot een maximum van 75 m²; indien het buiten het bouwvlak gelegen deel meer is dan 300 m², mag maximaal 100 m² worden bebouwd; 49. De inleiding van artikel 16 lid 4 komt als volgt te luiden: Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huisgebonden beroep of bedrijf behorende tot ten hoogste categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging, mits; 50. Artikel 16 lid 4 onder b komt als volgt te luiden: het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m²; 51. Er een nieuw sublid c wordt ingevoegd dat als volgt luidt: de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie; 52. Artikel 16 lid 4 onder d komt te luiden: wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 53. Artikel 16 lid 4 onder g wordt ingevoegd dat als volgt luidt: het aantal slaapplaatsen voor bed & breakfast niet meer is dan 6; 54. artikel 17 lid 2 komt als volgt te luiden: In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming; 55. in artikel 17 lid 3 is ‘onder a en b’ verwijderd; 56. artikel 18 lid 2 komt als volgt te luiden: In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming; 57. In artikel 18 lid 3 is onder a en b verwijderd; 58. In artikel 19 lid 5 is de verwijzing naar Waarde- Archeologie 2 aangepast naar Waarde – Archeologie 1; 59. De volgorde van de regels in Hoofdstuk 3, algemene regels is aangepast naar analogie van de SVBP 2008 waardoor de diverse in dit hoofdstuk opgenomen artikelen zijn vernummerd; 60. Artikel 24 lid 1 is verplaatst naar artikel 27 onder lid 1; 61. Artikel 24 lid 2 is vernummerd tot artikel 23 en komt als volgt te luiden: Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van: a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen; b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen; c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen. 58. Aan artikel 25 (vernummerd tot 24) is in lid 2 toegevoegd ‘nieuwe bedrijfswoningen’ gelet op het bepaalde onder punt 12; 59. Aan artikel 26, algemene afwijkingsregels is een lid 2 toegevoegd dat aangeeft onder welke nadere voorwaarden met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de planregels; 58. Aan artikel 26 lid 1 onder f is de volgende bepaling toegevoegd: met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt. 59. Artikel 27 is verwijderd.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 319 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 320 Regels

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 321 Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk van de gemeente Zaanstad. 1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0479.STED3753BP-0301 de bijbehorende regels en bijlagen. 1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 Achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt. 1.6 Archeologische waarde

Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.8 Bebouwingsbeeld

Het aanzicht van bebouwing dat wordt bepaald door de aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen – die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte, nokrichting, kapvormen en maaswijdten tussen bouwwerken (doorzichten). 1.9 Bebouwingspercentage

Een met een maatvoeringsaanduiding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend. 1.10 Bed & Breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan een steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 322 1.11 Bedrijf

Onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.12 Bedrijfswoning of dienstwoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt. 1.13 Bestemmingsgrens

De grens van een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.14 Bezonningssituatie

Het aantal bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober ter plaatse van de vensterbank aan de binnenkant van het raam, uitgaande van een zonshoogte van meer dan 10º, waarbij ook gekeken wordt naar de bezonning van buitenruimten met een recreatief karakter. 1.15 Bijbehorende bouwwerken

Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel verbonden met een zich op hetzelfde perceel bevinden hoofdgebouw, daar al of niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak. 1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak. 1.18 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen. 1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 323 1.22 Carport

Een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig. 1.23 Culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen. 1.24 Dagrecreatie

Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat. 1.25 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 1.26 Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst. 1.27 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.28 Detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven. 1.29 Dienstverlening

Inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet-commerciële diensten. 1.30 Eerste bouwlaag of plint

De bouwlaag op de begane grond. 1.31 Erf

Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt. 1.32 Garage(box)

Een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bestemd tot of in gebruik als stallingplaats. 1.33 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 324 1.34 Groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en openbare speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren, paden en ondergrondse infrastructurele voorzieningen. 1.35 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken. 1.36 Horeca(bedrijf)

Een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten: a. het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen; b. het exploiteren van zaalaccommodatie; c. het verstrekken van nachtverblijf; één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie (met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie). 1.37 Huisgebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt geen detailhandel of horeca bedoeld, als ook de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.38 Huisgebonden beroep

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel, als ook de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.39 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied. 1.40 Maatschappelijke voorzieningen cq. dienstverlening

Overheids-, welzijns-, ouderen, medische, onderwijs-, culturele en religieuze voorzieningen, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, voorzieningen inzake openbare orde en veiligheid en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, en overige openbare (speel)voorzieningen. . 1.41 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen die voorkomen in dat gebied.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 325 1.42 (Openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorbouwwerken, gasreduceerstations, pompstations, schakelbouwwerken, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, sluizen, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en overige voorzieningen ten behoeve van het (openbaar) nut en de waterhuishouding. 1.43 Oevervoorziening

De grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein. 1.44 Ondergeschikte bouwdelen a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen; b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen; c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

1.45 Openbaar toegankelijk gebied

Onder openbaar toegankelijk gebied vallen wegen, water en openbaar groen in de zin van het Besluit omgevingsrecht. 1.46 Peil

Onder het peil wordt verstaan: a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang van het bouwwerk direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is; b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang; c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld; d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil. 1.47 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.48 Spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer. 1.49 Sport(voorzieningen)

Een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport en sportieve recreatie (zoals bijvoorbeeld een zwembad) al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 326 1.50 Verbeelding

Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk (STED3753) met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven 1.51 Verkeersvoorzieningen

Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen , verkeerslichten enz. 1.52 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt. 1.53 Voorgevelrooilijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 1.54 Waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers. 1.55 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor permanente huisvesting van één afzonderlijk huishouden of daarmee gelijk te stellen woonvorm, niet zijnde kamerverhuur; onder woning of wooneenheid worden mede zorgwoningen begrepen. 1.56 Zorgwoning

Een woning bestemd voor personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar zorgverlening of begeleiding mogelijk is. 1.57 Zijgevel

Een gevel die de achter- en voorgevel met elkaar verbindt.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 327 Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk. 2.2 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.3 Begrenzing van de bestemmingen

Voorzover niet in maten op de verbeelding vastgelegd, door middel van meting op de verbeelding vanaf het hart van de lijn met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter. 2.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager. 2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen. 2.6 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.7 Brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld. 2.8 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.9 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.10 Hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken) as van de windturbine. 2.11 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.12 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 328 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein, met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 1 (b< 1) zijn uitsluitend bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein; b. ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 2 (b< 2) zijn uitsluitend bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein; c. ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 3.1 (b< 3.1) zijn uitsluitend bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein; d. ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 3.2 (b< 3.2) zijn uitsluitend bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein; e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (vml) is tevens een tankstation met lpg toegestaan; f. uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - ... zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan met een SBI-code zoals genoemd in onderstaande tabel: Specifieke vorm van bedrijf SBI-code Specifieke vorm van bedrijf - 1 1062 Specifieke vorm van bedrijf - 2 28 g. bestaande bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan; d. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden; indien die aanduiding niet is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen; b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen; c. de bouwhoogte van silo's en kranen mag niet meer dan 30 meter bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 meter

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 329 bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Algemeen Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.2.2 onder b teneinde de bouw van windenergie-installaties toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 15 meter mag bedragen.

3.3.2 Voorwaarden Bij de toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 3.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van: a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen; b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen; c. de verkeerssituatie.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken vanhet bepaalde in lid 3.1 onder a tot en met d ten behoeve van bedrijven die niet in de desbetreffende Staat van Bedrijfsactiviteiten of niet onder de toegelaten categorie (-en) zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed op de omgeving met de toegestane bedrijven gelijkgesteld kunnen worden; b. Bij toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 3.4 onder a wordt getoetst of geen blijvende, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat: a. na beëindiging van de specifiek bestemde bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in 3.1 onder f de specifieke vorm van bedrijvigheid komt te vervallen en uitsluitende de algemeen toelaatbare milieucategorie geldt, zoals weergegeven op de verbeelding; b. de van de planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein wordt gewijzigd, in die zin dat : 1. aan de desbetreffende Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein bedrijven en/of bedrijfsvormen worden toegevoegd; 2. in de desbetreffende Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein opgenomen bedrijven en bedrijfssoorten worden ingedeeld bij een andere categorie.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 330 Artikel 4 Cultuur en ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. culturele voorzieningen; b. muziek- en dansscholen oefenruimten en creativiteitscentra; c. welness, fitness- en healthcentra met inbegrip van sauna's en beautycentra; d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' (kb) is tevens een kinderboerderij toegestaan; met de daarbij behorende en ondergeschikte: e. horeca zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten categorie 1, subcategorie 1a f. detailhandel; g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan; d. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden; indien die aanduiding niet is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%; 4.2.2 Gebouwen ten behoeve van een kinderboerderij Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een kinderboerderij gelden de volgende bepalingen: a. per gebouw mag de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² bedragen; b. de totale oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen; c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 meter bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;

4.3 Afwijken van de gebruiksregels a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken vanhet bepaalde in lid 4.1 onder e ten behoeve van horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten of niet onder de toegelaten categorie (-en) zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed op de omgeving met de toegestane horecabedrijven gelijkgesteld kunnen worden; b. Bij toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 4.3 onder a wordt getoetst of geen blijvende, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 331 Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' (-w) wonen niet is toegestaan; b. bedrijven uit de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging genoemde categorieen A en B; c. culturele voorzieningen; d. dienstverlening; e. maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening; f. detailhandel met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen; g. horeca zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten subcategorie 1a + b; h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' (h<2) tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 2 van Staat van Horeca-activiteiten; i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' (su) is tevens een supermarkt toegestaan; j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' (vm) voor een verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG; k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage' (ga) zijn tevens garageboxen toegestaan; l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan; d. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden; indien die aanduiding niet is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%. 5.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. binnen de bouwvlakken en op de bij het hoofdgebouw behorende erven die liggen binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd; b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van het achter de achtergevel van de woning gelegen deel van de in lid 5.1 bedoelde gronden tot een maximum van 75 m². Indien het oppervlak van het erf achter de achtergevel van de woning meer is dan 300 m², mag maximaal 100 m² worden bebouwd; c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning + 0,30 meter; d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van de woning; e. de nok van een bijbehorend bouwwerk ligt minstens 1,50 meter onder de nok van de woning; f. bijbehorende bouwwerken moeten ten minste 3 meter achter de voorgevelrooilijn liggen of indien grenzend aan openbaar gebied, in het verlengde van de zijgevel; g. bijbehorende bouwwerken gebouwd aan de eerste bouwlaag met een diepte van maximaal

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 332 3 meter achter de oorspronkelijke achtergevellijn zijn toegestaan; h. naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan aan één zijde van de woning niet grenzend aan openbaar gebied; i. de maximale breedte van naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van de woning met een maximum van 5 meter. 5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen a. de bouwhoogte van erfafscheidingen vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Algemeen Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder g ten behoeve van het maken van een aanbouw aan de eerste bouwlaag van de achtergevel van de woning over de volledige diepte van het perceel tot een maximum van 50% van de oorspronkelijke achtergevelbreedte.

5.3.2 Voorwaarden Bij toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 5.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van: a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen; b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen; c. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

5.4.1 Toegestaan gebruik Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval aangemerkt dat: a. ten aanzien van de in lid 5.1 onder b tot en met k genoemde functies geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond. Dit geldt niet voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-1' (sgd-1); b. het is toegestaan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor het gebruik als Bed & Breakfast mits: 1. het desbetreffende perceel uitsluitend voor wonen wordt gebruikt; 2. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 3. er maximaal 50% van het bruto woonoppervlak en maximaal één bouwlaag als Bed & Breakfast wordt gebruikt; 4. het aantal slaapplaatsen niet meer is dan 10 ; 5. er in de omgeving geen onevenredige verkeers- en parkeerdruk optreedt. c. het is toegestaan hoofdgebouwen te gebruiken als kantoor en/of praktijkruimte ten behoeve van huisgebonden bedrijf en beroep, mits: 1. het desbetreffende perceel uitsluitend voor wonen wordt gebruikt; 2. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 3. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor-en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 65 m²; 4. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 333 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 6. er geen horeca plaatsvindt; 7. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; 8. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken vanhet bepaalde in lid 5.1 onder b ten behoeve van bedrijven die niet in de desbetreffende Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging of niet onder de toegelaten categorie (-en) zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed op de omgeving met de toegestane bedrijven gelijkgesteld kunnen worden; b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken vanhet bepaalde in 5.1 onder g en h ten behoeve van horecabedrijven die niet in de desbetreffende Staat van Horeca-activiteitenof niet onder de toegelaten categorie (-en) zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed op de omgeving met de toegestane bedrijven gelijkgesteld kunnen worden;

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 334 Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. voet- en fietspaden en steigers; c. water; d. ter plaatse van de aanduiding geluidsscherm (gs) tevens voor geluidsschermen; e. ter plaatse van de aanduiding ijsbaan (ij) tevens voor een ijsbaan; f. ter plaatse van de aanduiding park (p) tevens voor een park; g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen geldt het volgende: a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van2 de aanduiding 'park' tot het maximaal daar aangegeven bebouwingspercentage; b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; d. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 25 m bedragen. 6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de maximale bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 meter bedragen; c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Algemeen Het is verboden ter plaatse van de aanduiding natuur- en landschapswaarde (nlw) zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren.

6.3.2 Uitzondering Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud of beheer betreffen; b. het activiteiten betreffen die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Natuurbeschermingswet 1998 of het landschapsonderhoud; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; e. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 335 6.3.3 Voorwaarden voor verlening De in lid 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a. de landschappelijke waarden; b. de natuurlijke waarden. Er dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder in het geval van ingrepen in het watersysteem.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 336 Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen cq. dienstverlening; b. horeca, maximaal categorie 1, ondergeschikt , gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming; c. detailhandel, ondergeschikt , gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming; d. kantoorruimte, ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming; e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste tot en met categorie 2' tevens voor horecabedrijven die in de Staat van Horeca-activiteiten vallen onder ten hoogste categorie 2; f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

7.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan; d. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden; indien die aanduiding niet is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%. 7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 meter bedragen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 337 Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. natuurgebied ten behoeve van behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden; b. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; c. water; d. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.3.1 Algemeen Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren.

8.3.2 Uitzondering Het in lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud of beheer betreffen; b. het activiteiten betreffen die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheerplan ex Natuurbeschermingswet 1998 of het landschapsonderhoud; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; e. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen. 8.3.3 Voorwaarden voor verlening De in lid 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a. de landschappelijke waarden; b. de natuurlijke waarden; c. de cultuurhistorische waarden; d. de instandhoudingsdoelstelling van het gebied. Er dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder in het geval van ingrepen in het watersysteem.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 338 Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. dagrecreatie; b. volkstuinen; c. groenvoorzieningen; d. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

9.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de totale oppervlakte van gebouwen op de volkstuinpercelen mag per perceel niet meer dan 25 m² bedragen; b. de goothoogte van gebouwen op de volkstuinpercelen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; c. de bouwhoogte van gebouwen op de volkstuinpercelen mag niet meer dan 4 meter bedragen. 9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 meter bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 339 Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sport(voorzieningen); b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m) tevens voor maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening; met de daarbij behorende en ondergeschikte: c. horeca zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten categorie 1, subcategorie 1a d. detailhandel; e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

10.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden; indien die aanduiding niet is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is op de verbeelding de maximale bouwhoogte aangegeven. 10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de maximale bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 meter bedragen; c. de maximale bouwhoogte van lichtmasten en ballenvangers mag niet meer dan 20 meter bedragen; d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Algemeen Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 en lid 10.2.2 onder d teneinde de bouw van windenergie-installaties toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 15 meter mag bedragen.

10.3.2 Voorwaarden Bij de toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 10.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van: a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen; b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen; c. de verkeerssituatie.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 340 Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voor- en zijtuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' is een carport toegestaan; c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker/serre toegestaan; b. de breedte van de erker/serre mag niet meer bedragen dan 65 % van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw; c. de voorzijde van de erker/serre mag niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw beslaan; d. de hoogte van de erker/serre mag niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter bedragen; e. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker/serre is toegestaan tot een maximum van 65% van de diepte van de erker/serre; f. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen; g. voor carports geldt de bestaande maatvoering als maximale maatvoering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.3.1 Algemeen Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van het maken van een bijbehorend bouwwerk, zoals bedoeld in artikel 16.2.2, aan de zijgevel van het hoofdgebouw grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied.

11.3.2 Voorwaarden Bij toepassing van het bepaalde in lid 11.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van: a. het bebouwingsbeeld van het aangrenzende gebied; b. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen; c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen; d. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 341 Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor het verkeer met een primair doorgaand karakter (stroomfunctie); b. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel' (dh) ook voor detailhandel op maaiveldniveau onder het viaduct van de rijksweg A8 met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen en met dien verstande dat detailhandel in de vorm van een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt' (su); c. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sz) ook voor een speelvoorziening op maaiveldniveau onder het viaduct van de rijksweg A8; met de daarbij behorende: d. groenvoorzieningen; e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; f. verkeersvoorzieningen; g. water; h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

12.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen, tenzij anders is weergegeven op de verbeelding; b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 25 m² bedragen, met dien verstande dat voor de supermarkt de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt. 12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen; b. de helling van bruggen mag niet meer dan 4% bedragen; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling en -afwikkeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting mag niet meer dan 20 meter bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

12.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande supermarkt bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro- wijzigingsbevoegdheid' de bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemming 'supermarkt' onder de volgende voorwaarden: a. vóór het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient er een stedenbouwkundige uitwerking te worden opgesteld in samenspraak en in overeenstemming met de ontwerpers van het project A8ernA en de daarin opgenomen kunstwerken, waarin de voorgestane uitbreiding wordt uitgewerkt in concrete richtlijnen. In de stedenbouwkundige uitwerking wordt onder andere ingegaan op:

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 342 1. de gevolgen van de uitbreiding op de bestaande ruimtelijke kwaliteit; 2. de gevolgen van de uitbreiding op de bestaande functionele inrichting; 3. de gevolgen van de uitbreiding op bestaande/ oorspronkelijke zichtlijnen en de bestaande kunstwerken; 4. de inpassing van parkeervoorzieningen; 5. reclame-uitingen'; 6. materiaal- en kleurgebruik; b. voor parkeren moet worden voldaan aan de voorwaarden uit de Parkeernota 2009; c. de bouwhoogte van de uitbreiding mag maximaal de bestaande bouwhoogte van de supermarkt bedragen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 343 Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor a. railverkeer; b. spoorvoorzieningen, waaronder een station met de daarbij behorende horecabedrijven die in de Staat van Horeca-activiteiten vallen onder categorie 1, subcategorie 1a en detailhandel; c. groenvoorzieningen; d. openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; e. verkeersvoorzieningen; f. water; g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

13.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden; indien die aanduiding niet is aangegeven, bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is op de verbeelding de maximale bouwhoogte aangegeven. 13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 10 meter bedragen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 344 Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een buurtontsluitingsfunctie; b. voet- en fietspaden; c. groenvoorzieningen; d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; e. verkeersvoorzieningen; f. water; g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

14.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

14.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 25 m² bedragen. 14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen; b. de helling van bruggen mag niet meer dan 4% bedragen; c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 meter bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 345 Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water met een functie voor de waterhuishouding, - berging, - lopen, - werken en de waterrecreatie en beroepsmatig varen; b. waterstaatkundige werken; c. ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven' (pah) is tevens een passantenhaven toegestaan; met de daarbijbehorende: d. oeverstroken, groenvoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken; e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 bedragen met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'brug', waar de doorvaarthoogte niet minder mag bedragen dan 2,25 meter ter opzichte van het waterpeil; b. de helling van bruggen mag niet meer dan 4% bedragen.

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.3.1 Toegestaan gebruik a. bruggen over de Zaan zijn slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br).

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 346 Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' (dv) tevens voor dienstverlening; c. ter plaatse van de aanduiding 'garage' (ga) tevens voor garageboxen; d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m) tevens voor maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening; e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1' (m-1) tevens voor ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening; f. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' (prr) tevens voor praktijkruimte; g. ter plaaste van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' (nv) tevens voor nutsvoorzieningen; h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

16.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

16.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. het bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden uitgebreid; b. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan; e. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is ten hoogste de bestaande bouwhoogte toegestaan zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan of zoals weergegeven op de verbeelding. 16.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. binnen de bouwvlakken en op de bij de woning behorende erven die liggen binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd; b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van het buiten het bouwvlak gelegen deel van de in lid 1 genoemde gronden tot een maximum van 75 m²; indien het buiten het bouwvlak gelegen deel meer is dan 300 m², mag maximaal 100 m² worden bebouwd; c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning + 0,30 meter; d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van de woning; e. de nok van een bijbehorend bouwwerk ligt minstens 1,50 meter onder de nok van de woning; f. bijbehorende bouwwerken moeten ten minste 3 meter achter de voorgevelrooilijn liggen of indien grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, in het verlengde van de zijgevel; g. bijbehorende bouwwerken gebouwd aan de eerste bouwlaag met een diepte van maximaal 3 meter achter de oorspronkelijke achtergevellijn zijn toegestaan; h. naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan aan één zijde van de woning niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied; i. de maximale breedte van naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van de woning met een maximum van 5 meter.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 347 16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.3.1 Algemeen Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder g ten behoeve van het maken van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk aan de eerste bouwlaag van de achtergevel van de woning over de volledige diepte van het perceel tot een maximum van 50% van de oorspronkelijke achtergevelbreedte.

16.3.2 Voorwaarden Bij toepassing van het bepaalde in lid 16.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van: a. het bebouwingsbeeld van het aangrenzende gebied; b. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen; c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen; d. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.

16.4 Specifieke gebruiksregels

16.4.1 Toegestaan gebruik Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huisgebonden beroep of bedrijf behorende tot ten hoogste categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, mits: a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m²; c. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie; d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; f. geen horeca en geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd bed en breakfast en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; g. het aantal slaapplaatsen voor bed & breakfast niet meer is dan 6; h. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 348 Artikel 17 Leiding - Gas

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. de instandhouding en de bescherming van gasleidingen; b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing: a. in de eerste plaats de bepalingen van Artikel 21 Waterstaat - Waterkering; b. in de tweede plaats de bepalingen van Artikel 17 Leiding - Gas; c. in de derde plaats de bepalingen van Artikel 18 Leiding - Riool; d. in de vierde plaats de bepalingen van Artikel 19 Waarde - Archeologie 1 of Artikel 20 Waarde - Archeologie 2.

17.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende primaire bestemmingen toe te staan. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.

17.3.1 Voorwaarden Bij toepassing van het bepaalde in lid 17.3 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de leiding en de externe veiligheid. Voorts dient advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4.1 Algemeen Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren.

17.4.2 Uitzondering Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van (openbare) nutsvoorzieningen. 17.4.3 Voorwaarden De in lid 17.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de leidingen en advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 349 Artikel 18 Leiding - Riool

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. de instandhouding en de bescherming van rioolleidingen; b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing: a. in de eerste plaats de bepalingen van Artikel 21 Waterstaat - Waterkering; b. in de tweede plaats de bepalingen van Artikel 17 Leiding - Gas; c. in de derde plaats de bepalingen van Artikel 18 Leiding - Riool; d. in de vierde plaats de bepalingen van Artikel 19 Waarde - Archeologie 1 of Artikel 20 Waarde - Archeologie 2.

18.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende primaire bestemmingen toe te staan. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.

18.3.1 Voorwaarden Bij toepassing van het bepaalde in lid 18.3 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de leidingen en advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4.1 Algemeen Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren.

18.4.2 Uitzondering Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van (openbare) nutsvoorzieningen. 18.4.3 Voorwaarden voor verlening De in lid 18.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de leidingen en advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 350 Artikel 19 Waarde - Archeologie 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing: a. in de eerste plaats de bepalingen van Artikel 21 Waterstaat - Waterkering; b. in de tweede plaats de bepalingen van Artikel 17 Leiding - Gas; c. in de derde plaats de bepalingen van Artikel 18 Leiding - Riool; d. in de vierde plaats de bepalingen van Artikel 19 Waarde - Archeologie 1.

19.2 Bouwregels

19.2.1 Vaststelling archeologische waarden Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

19.2.2 Voorwaarden Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 19.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kan het bevoegde gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of te (laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 19.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden Het bepaalde in lid 19.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van van meer dan 0,50 meter onder het maaiveld; b. de bouw van een bouwwerk of groepen bouwwerken waarvan de maximale of totale oppervlakte kleiner is dan 50 m²; c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.

19.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 1, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.4.1 Algemeen Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 50 centimeter te wijzigen of te verstoren.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 351 19.4.2 Uitzondering Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en beheer betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens verleende vergunning; d. een oppervlakte hebben die minder dan 50 m² bedraagt. 19.4.3 Vergunning De in lid 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

19.4.4 Vaststelling archeologische waarden De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld.

19.4.5 Voorwaarden Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien: a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 352 Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing: a. in de eerste plaats de bepalingen van Artikel 21 Waterstaat - Waterkering; b. in de tweede plaats de bepalingen van Artikel 17 Leiding - Gas; c. in de derde plaats de bepalingen van Artikel 18 Leiding - Riool; d. in de vierde plaats de bepalingen van of Artikel 20 Waarde - Archeologie 2.

20.2 Bouwregels

20.2.1 Vaststelling archeologische waarden Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

20.2.2 Voorwaarden Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 20.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kan het bevoegde gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of te (laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 20.2.3 Uitzondering Het bepaalde in lid 20.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van van meer dan 0,30 meter onder het maaiveld; b. de bouw van een bouwwerk of groepen bouwwerken waarvan de maximale of totale oppervlakte kleiner is dan 2.000 m²; c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.

20.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 2, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4.1 Algemeen Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 30 centimeter te wijzigen of te verstoren.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 353 20.4.2 Uitzondering Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en beheer betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens verleende vergunning; d. een oppervlakte hebben die minder dan 2000 m² bedraagt. 20.4.3 Vergunning De in lid 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

20.4.4 Vaststelling archeologische waarden De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld.

20.4.5 Voorwaarden Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien: a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 354 Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering; b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing: a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21 (Waterstaat - Waterkering); b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 17 (Leiding - Gas); c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 18 (Leiding - Riool); d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 19 (Waarde - Archeologie 1); e. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 20 (Waarde - Archeologie 2).

21.2 Bouwregels

21.2.1 Algemeen Op en onder de in lid 21.1 genoemde gronden mogen ten dienste van de waterkering en de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd en gronden worden ontgraven of opgehoogd, mits de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad.

21.2.2 Voorwaarden Om te beoordelen of de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad, dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 355 Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 356 Artikel 23 Algemene bouwregels

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van: a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen; b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen; c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 357 Artikel 24 Algemene gebruiksregels 1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. 2. Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, escortbedrijf of seksinrichting; b. het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan; c. het gebruiken en laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning; d. het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken zonder dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; e. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor eht wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, dan wel daarvoor worden gebruikt op de gronden waar dit niet uitdrukkelijk is toegestaan; f. nieuwe bedrifswoningen. 3. nieuwe inrichtingen en activiteiten die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. zijn niet toegestaan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 358 Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

25.1 Geluidzone - industrie

25.1.1 Aanduidingsregels Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

25.1.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie - het niet is toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

25.1.3 Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.1.2 teneinde het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bebouwing overeenkomstig de andere bestemmingen toe te staan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

25.2 Veiligheidszone - LPG

25.2.1 Aanduidingsregels Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

25.2.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 25.2.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

25.2.3 Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.2.2 en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' de in de onderliggende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het woon- en leefklimaat daardoor niet verslechterd.

25.2.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in die zin dat: a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - LPG' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert; b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - LPG', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 359 25.3 Vrijwaringszone - bevi

25.3.1 Aanduidingsregels Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - bevi' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met bevi-inrichtingen.

25.3.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 25.3.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

25.3.3 Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.3.2 en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - bevi' de in de onderliggende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het woon- en leefklimaat daardoor niet verslechterd.

25.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop

25.4.1 Aanduidingsregels Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het beschermen van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

25.4.2 Bouwregels Binnen de in lid 25.4.1 bedoelde zone gelden in afwijking van de onderliggende bepalingen de volgende maximale hoogtematen, welke worden berekend met behulp van de volgende formule: H(x) = x/n+c*z , waarin:

H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters) x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters) n = een constante van 50 in meters; c = een constante met de waarde 0,2; z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling).

25.4.3 Afwijken van de bouwregels a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in artikel 25.4.2 bedoelde afstands- en/of hoogtematen indien de belangen in verband met nieuw op te richten bebouwing onevenredig worden geschaad waarbij - ter beoordeling van een deskundige - de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en/ of beplanting en de windvang of het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de bebouwing en/ of beplanting; b. alvorens omtrent het verlenen van een vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de molen. 25.4.4 Strijdig gebruik a. Binnen de in lid 25.4.1 bedoelde zone is het niet toegestaan bomen, heesters en andere opgaande beplanting aanwezig te hebben met een hoogte die hoger is dan de hoogte die in 25.4.2 als maximum is aangegeven. b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bestaande beplanting met een grotere

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 360 hoogte op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 361 Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat: a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd; c. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits afwijkingen in situering niet meer dan 2 meter bedragen óf de voorgeschreven oppervlaktematen en bebouwingspercentages met ten hoogste 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte), waarbij de eventuele in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingsbevoegdheden buiten beschouwing blijven; d. de in de planregels toegestane maximale bouwhoogte met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen, en met ten hoogste 5 meter ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes, zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie; e. de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen mogen met ten hoogste 2 meter worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen; f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.

26.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. de woonsituatie; c. de milieusituatie; d. de verkeersveiligheid; e. de sociale veiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 362 Artikel 27 Overige regels

27.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

27.2 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 363 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

28.2 Afwijken van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.

28.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Het gebruiken en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

28.4 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 28.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

28.5 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 28.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

28.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht

28.6.1 Uitzondering ten aanzien van bouwwerken Artikel 28.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

28.6.2 Uitzondering ten aanzien van gebruik Artikel 28.3 is niet van toepassing op het gebruik of laten gebruiken dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 364 Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk van de gemeente Zaanstad. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van <……> De voorzitter, de griffier,

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 365 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 366 Bijlagen bij de Regels

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 367 Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten Categorie I "lichte horeca" Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende categorieën onderscheiden: 1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca - automatiek; - broodjeszaak; - cafetaria; - croissanterie; - koffiebar; - lunchroom; - ijssalon; - snackbar; - tearoom; - traiteur. 1b. Overige lichte horeca - bistro; - grand-café; - restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); - hotel. 1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking - bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m²; - restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives). Categorie 2 "middelzware horeca" Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar; bierhuis; biljartcentrum; café; proeflokaal; shoarma/grillroom; zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen). Categorie 3 "zware horeca" Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: dancing; discotheek; nachtclub; partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 368 Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 369 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 370 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING - nummer CATEGORIE 01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW 014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw: 014 016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B 014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B 0142 0162 KI-stations B

15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN 151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking: 151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B 1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg B 1581 1071 1 meel/week 1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. B 1584 10821 3 < 200 m² 1584 10821 6 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B 1593 t/m B 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d.

17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL 174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B 176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B

18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT 181 141 Vervaardiging kleding van leer B 182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) C 20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK

20 16 - E.D. 203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B 205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B

22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 221 581 Uitgeverijen (kantoren) A 2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B 2223 1814 A Grafische afwerking A 2223 1814 B Binderijen B 2224 1813 Grafische reproduktie en zetten B 2225 1814 Overige grafische aktiviteiten B 223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media A

24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN 2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken: 2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken C

VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN

26 23 - GIPSPRODUKTEN 2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B 262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken: 262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B 267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven: 267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B 2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING - nummer CATEGORIE VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL.

28 25 - MACH./TRANSPORTMIDD.) 281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B 284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B 2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B 287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B

30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS 30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie B

VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN

33 26, 32, 33 - INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. B 33 26, 32, 33 A reparatie

36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A 362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. B 363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B 3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B

PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM

40 35 - WATER 40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: 40 35 C1 - < 10 MVA B 40 35 D0 Gasdistributiebedrijven: 40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A 40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B 40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 40 35 E2 - blokverwarming B

41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER 41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 41 36 B1 - < 1 MW B

45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID 45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B

HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN;

50 45, 47 - BENZINESERVICESTATIONS 501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B 5020.4 45204 B Autobeklederijen A 5020.5 45205 Autowasserijen B 503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B

51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING 511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) A 5134 4634 Grth in dranken C 5135 4635 Grth in tabaksprodukten C 5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C 5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C 514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen C 5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie: 5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton C 5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen: 5153 5153 1 - algemeen C

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING - nummer CATEGORIE 5153 4673 2 - indien b.o. =< 2000 m2 B 5153.4 5153.4 4 zand en grind: 5153.4 46735 6 - indien b.o. =< 200 m² B 5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: 5154 5154 1 - algemeen C 5154 4674 2 - indien b.o. =<2.000 m² B 5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen C 518 466 2 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid C 519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C

52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN 527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A

55 55 - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING 5552 562 Cateringbedrijven B

60 49 - VERVOER OVER LAND 6022 493 Taxibedrijven B 6024 494 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² C 603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B

61, 62 50, 51 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT 61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A

63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 6321 5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C 6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A 633 791 Reisorganisaties A 634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A

64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE 641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C 642 61 A Telecommunicatiebedrijven A 642 61 B0 zendinstallaties: 642 61 B2 - FM en TV B

65, 66, 67 64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN 65, 66, 67 64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B

70 41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED 70 41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed A

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE

71 77 - GOEDEREN 711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B 712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C 713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C 714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C

72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE 72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A 72 58, 63 B Datacentra B

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING - nummer CATEGORIE 73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK 732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A 74 74 - 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 74 80t/m82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, A 74 80t/m82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C 7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A 75 84 - 75 84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN 7525 8425 Brandweerkazernes C

90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING 9001 3700 B rioolgemalen B

Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 375 vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 376 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE

LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE 01 LANDBOUW 0112 0113 4 -champignonkwekerijen (algemeen) 30 10 30 C 10 30 2 0112 0113 5 -champignonkwekerijen met mestfermentatie 100 10 30 C 10 100 3.2 0112 0163 6 -bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 10 30 C 10 30 2 014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw: 014 016 1 -algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.>500 m² 30 10 50 10 50 D 3.1 014 016 2 - algemeen (o.a. loonbedriijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 30 2 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: 014 016 3 b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 3.1 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: 014 016 4 b.o. <=500 m² 30 10 30 10 30 2

05 03 - VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN 0501.1 0311 Zeevisserijbedrijven 100 0 100 C 50 R 100 3.2 0501.2 0312 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 C 10 50 3.1 0502 032 0 Vis- en schaaldierkwekerijen 0502 032 1 - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 100 30 50 C 0 100 3.2 0502 032 2 - visteeltbedrijven 50 0 50 C 0 50 3.1

14 08 WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. 1421 0812 0 Steen-, grit en krijtmalerijen (open lucht) 1421 0812 1 - algemeen 10 100 200 10 200 D 4.1 1421 0812 2 - steenbrekerijen 10 200 700 Z 10 700 5.2

VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN 15 10, 11 - EN DRANKEN 151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking: 151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2 151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100 C 50 R 300 4.2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 151 101 4 1000 m² 100 0 100 C 50 R 100 3.2 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. 151 101 5 <= 1000 m² 50 0 50 C 30 50 3.1 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. 151 101 6 <= 200 m² 30 0 50 10 50 3.1 151 101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van 151 108 8 kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 50 3.1 152 102 0 Visverwerkingsbedrijven: 152 102 2 - conserveren 200 0 100 C 30 200 4.1 152 102 3 - roken 300 0 50 C 0 300 4.2 152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 300 10 50 C 30 300 D 4.2 152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 100 3.2 152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1 1531 1031 0 Aardappelprodukten fabrieken: 1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 300 30 200 C 50 R 300 4.2 1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50 R 50 3.1 1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken: 1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 50 10 100 C 10 100 3.2 1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 50 10 100 C 10 100 3.2 1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 10 100 C 10 100 3.2 1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 300 10 200 C 30 300 4.2 1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 10 100 C 10 300 4.2 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke 1541 104101 0 oliën en vetten: 1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 30 100 C 30 R 200 4.1 1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 50 300 C Z 50 R 300 4.2 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en 1542 104102 0 vetten: 1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 10 100 C 100 R 200 4.1 1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 10 300 C Z 200 R 300 4.2 1543 1042 0 Margarinefabrieken: 1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 100 10 200 C 30 R 200 4.1 1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 200 10 300 C Z 50 R 300 4.2 1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 C 50 R 100 3.2 1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 100 0 300 C Z 50 R 300 4.2 1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 50 50 300 C 50 R 300 4.2 1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 C 50 R 100 3.2 1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2 1561 1061 0 Meelfabrieken: 1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2 1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200 C 50 R 200 4.1 1561 1061 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 C 50 200 D 4.1 1562 1062 0 Zetmeelfabrieken: 1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200 C 30 R 200 4.1 1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2 1571 1091 0 Veevoerfabrieken: - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, 1571 1091 3 veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 100 200 C 30 300 4.2 1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200 C 30 200 4.1 1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2 1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 C 30 200 4.1 1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week, bij gebruik van 1581 1071 1 charge-ovens 30 10 30 C 10 30 2 1581 1071 2 - v.c. >= 2500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2 1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2 1583 1081 0 Suikerfabrieken: Verwerking cacaobonen en vervaardiging 1584 10821 0 chocolade- en suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van 1584 10821 2 chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 30 50 30 100 3.2 1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 30 50 30 R 300 4.2 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: 1584 10821 5 p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 100 3.2 1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1 1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen: 1586 1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2 1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 D 4.1 1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 R 200 4.1 1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken: 1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2 1589.2 1089 2 - met poederdrogen 300 50 50 50 R 300 4.2 1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1 1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 30 200 C 30 300 4.2 1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: 1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200 C 30 R 200 4.1 1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 300 50 300 C 50 R 300 4.2 1596 1105 Bierbrouwerijen 300 30 100 C 50 R 300 4.2 1597 1106 Mouterijen 300 50 100 C 30 300 4.2 1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2

16 12 - VERWERKING VAN TABAK 160 120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 C 30 200 4.1 17 13 - 17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL 171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2 172 132 0 Weven van textiel: 172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2 172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 30 300 Z 50 300 4.2 173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1 174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1 1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen 176, 177 139, 143 en artikelen 0 10 50 10 50 3.1

VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN 18 14 - VERVEN VAN BONT 181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van 183 142, 151 artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1

19 15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE (EXCL. KLEDING) 191 151, 152 Lederfabrieken 300 30 100 10 300 4.2 192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 D 3.1 193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1

HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING 20 16 - ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. 2010.1 16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2 2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven: 2010.2 16102 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1 2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1 202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2 203, 204, Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige 205 162 0 artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2 203, 204, Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige 205 162 1 artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1 21 17 -

VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN 21 17 - PAPIER- EN KARTONWAREN 2111 1711 Vervaardiging van pulp 200 100 200 C 50 R 200 4.1 2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken: 2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 R 50 3.1 2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200 C Z 50 R 200 4.1 2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2 212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2 2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken: 2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 C 30 R 100 3.2 2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 C Z 30 R 200 4.1

UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN 22 58 - REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2 2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2 2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 2223 1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1 2223 1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2 2224 1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2 2225 1814 Overige grafische activiteiten 30 0 30 10 30 D 223 182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1

AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; 23 19 - BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN 2320.1 19201 Aardolieraffinaderijen 1500 100 1500 C Z 1500 R 1500 6 2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2 2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50 R 300 4.2 2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 0 200 50 R 300 D 4.2 233 201, 212, 244 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 10 10 100 1500 1500 D 6

VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE 24 20 - PRODUKTEN 2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen: 2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 C 200 R 200 D 4.1 2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: 2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 100 30 300 C 300 R 300 D 4.2 2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken: 2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 10 200 C 300 R 300 D 4.2 2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken: 2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200 C 100 R 200 4.1 2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 200 0 300 C Z 200 R 300 4.2 2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): 2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 300 0 200 C 100 R 300 4.2 242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken: 243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 30 200 C 300 R 300 D 4.2 2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken: 2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 200 10 200 C 300 R 300 4.2 2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken: 2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1 2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 100 200 C 100 R 300 4.2 2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50 C 50 R 300 4.2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken: 2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2 2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2 2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1 2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 30 100 C 200 R 200 D 4.1 Kunstmatige synthetische garen- en 247 2060 vezelfabrieken 300 30 300 C 200 R 300 4.2

VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN 25 22 - RUBBER EN KUNSTSTOF 2511 221101 Rubberbandenfabrieken 300 50 300 C 100 R 300 4.2 2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1 2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50 R 200 4.1 2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2 252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven: 252 222 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 R 200 4.1 252 222 2 - met fenolharsen 300 50 100 200 R 300 4.2 - productie van verpakkingsmateriaal en 252 222 3 assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1

VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, 26 23 - CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN 261 231 0 Glasfabrieken: 261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2 261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 30 100 300 C Z 50 R 300 4.2 261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 100 100 30 300 4.2 2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1 262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken: 262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2 264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1 264 233 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 R 200 4.1 2651 2351 0 Cementfabrieken: 2652 235201 0 Kalkfabrieken: 2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 2653 235202 0 Gipsfabrieken: 2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1 2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken: 2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 100 200 30 200 4.1 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 2661.1 23611 2 100 t/d 10 100 300 30 300 4.2 2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken: 2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2 2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 30 200 300 Z 30 300 4.2 2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2 2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales: 2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 100 R 100 3.2 2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 30 200 300 Z 50 R 300 4.2 Vervaardiging van produkten van beton, 2665, 2666 2365, 2369 0 (vezel)cement en gips: 2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2 2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 30 200 300 Z 200 R 300 4.2 267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 267 237 1 m² 10 30 100 0 100 D 3.2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 267 237 2 m² 10 30 50 0 50 3.1 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 267 237 3 t/j 10 100 300 10 300 4.2 2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1 2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken: 2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 300 100 100 30 300 4.2 2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): 2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 100 200 300 C Z 30 300 4.2 2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 C 50 200 4.1 2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2 2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1 2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 200 100 300 Z 50 300 4.2

27 24 - VERVAARDIGING VAN METALEN

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 271 241 0 Ruwijzer- en staalfabrieken: 271 241 2 - p.c. >= 1.000 t/j 1500 1000 1500 C Z 300 R 1500 6 272 241 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en 273 243 0 profielzetterijen: 273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 300 30 300 4.2 274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken: 274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 100 100 300 30 R 300 4.2 274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: 2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: 2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2 2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: 2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2

VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. 28 25, 31 - MACH./TRANSPORTMIDD.) 281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen: 281 251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2 281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1 281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1 281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 50 200 300 Z 30 300 4.2 2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven: 2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 300 30 R 300 4.2 2821 2529, 3311 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 100 500 50 R 500 5.1 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren 2822, 2830 2521, 2530, 3311 en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1 284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1 284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., 284 255, 331 B1 p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1 2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: 2851 2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2 2851 2561, 3311 10 - stralen 30 200 200 30 200 D 4.1 2851 2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2 2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2 2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2 2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, 2851 2561, 3311 5 polijsten) 30 50 100 30 100 3.2 2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2 2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2 2851 2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, 2851 2561, 3311 9 verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 100 3.2 2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, 2852 2562, 3311 2 p.o. <200m2 10 30 50 10 50 D 3.1 287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: 287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1 287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, 287 259, 331 B p.o. <200 m2 30 30 50 10 50 3.1

VERVAARDIGING VAN MACHINES EN 29 27, 28, 33 - APPARATEN 29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: 29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 D 3.2 29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 30 200 30 200 D 4.1 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 29 28, 33 3 MW 50 30 300 Z 30 300D 4.2

VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES 30 26, 28, 33 - EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken incl. 30 26, 28, 33 A reparatie 30 10 30 10 30 2

VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. 31 26, 27, 33 - MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. 311 271, 331 reparatie 200 30 30 50 200 4.1

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1 313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 R 200 D 4.1 314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2 315 274 Lampenfabrieken 200 30 30 300 R 300 4.2 3162 2790 Koolelektrodenfabrieken 1500 300 1000 C Z 200 R 1500 6

VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, 32 26, 33 - TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. 321 t/m Vervaardiging van audio-, video- en telecom- 323 261, 263, 264, 331 apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1 3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1

VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN 33 26, 32, 33 - OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten 33 26, 32, 33 A en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 30 2

VERVAARDIGING VAN AUTO'S, 34 29 AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven 341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200 C 30 R 200 D 4.1 341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 200 30 300 Z 50 R 300 4.2 3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 R 200 4.1 3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1 343 293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2

VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN 35 30 - (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) 351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: 351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1 351 301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2 351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1 - metalen schepen>=25m en/0f proefdraaien 351 301, 3315 4 motoren >=1MW 100 100 500 C 50 500 5.1 352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: 352 302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 352 302, 317 2 1 MW 50 30 300 Z 30 R 300 4.2 353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: 353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1 354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2 355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2

VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE 36 31 - GOEDEREN N.E.G. 361 310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2 361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1 362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2 363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2 364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1 365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1 3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2 3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1

37 38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING 372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen: 372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 30 100 300 10 300 4.2 372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50 R 300 4.2 372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 200 200 300 C 50 300 4.2

PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, 40 35 - AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch 40 35 A0 vermogen >= 50 MWe) 40 35 A4 - kerncentrales met koeltorens 10 10 500 C 1500 1500 D 6 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 40 35 B0 MWe:

- covergisting, verbranding en vergassing van 40 35 B1 mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30 R 100 3.2 - vergisting, verbranding en vergassing van 40 35 B2 overige biomassa 50 50 100 30 R 100 3.2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE Elektriciteitsdistributiebedrijven, met 40 35 C0 transformatorvermogen: 40 35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2 40 35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1 40 35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100 C 50 100 3.2 40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 0 0 300 C Z 50 300 4.2 40 35 D0 Gasdistributiebedrijven: 40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 0 300 C 100 300 4.2 40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 C 50 R 50 3.1 40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 40 35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2

41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER 41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of 41 36 A2 straling 10 0 50 C 30 50 3.1 41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 41 36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2 41 36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2 41 36 B3 - >= 15 MW 0 0 300 C 10 300 4.2

45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID 45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2 45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 50 3.1 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 45 41, 42, 43 2 1000 m² 10 30 50 10 50 3.1 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 45 41, 42, 43 3 1000 m² 0 10 30 10 30 2

HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, 50 45, 47 - MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS 501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 10 10 100 10 100 3.2 5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2 5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1 5020.5 45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE Handel in auto- en motorfietsonderdelen en - 503, 504 453 accessoires 0 0 30 10 30 2

51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING 5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of 5121 4621 1 meer 100 100 300 Z 50 R 300 4.2 5122 4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2 5123 4623 Grth in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2 5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en 5125, 5131 46217, 4631 consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, 5132, 5133 4632, 4633 eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 50 3.1 5134 4634 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2 5135 4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2 5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2 5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2 5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2 514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2 5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 5148.7 46499 1 ton 10 0 30 10 V 30 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 5148.7 46499 2 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1 5148.7 46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2 5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen: 5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1 5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: 5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 R 200 D 4.1 5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 300 D 4.2 5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2 5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen: 5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 30 300 300 10 300 4.2 5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE 5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen: 5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 50 3.1 5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 30 2 5153.4 46735 4 zand en grind: 5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 0 30 100 0 100 3.2 5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 30 2 Grth in ijzer- en metaalwaren en 5154 4674 0 verwarmingsapparatuur: 5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1 5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2 5155.1 46751 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 R 100 D 3.2 5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2 5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2 5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 10 30 100 30 100 3.2 5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 50 3.1 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 5157.2/3 4677 0 1000 m² 10 30 100 10 100 D 3.2 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. 5157.2/3 4677 1 <= 1000 m² 10 10 50 10 50 3.1 518 466 0 Grth in machines en apparaten: 518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2 518 466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, 519 466, 469 vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. Auto’s en 527 952 motorfietsen) 0 0 10 10 10 1

LOGIES-, MAALTIJDEN- EN 55 55 DRANKENVERSTREKKING 5552 562 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2

60 49 - VERVOER OVER LAND 6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 0 10 100 C 0 100 D 3.2 6023 493 Touringcarbedrijven 10 0 100 C 0 100 3.2 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder 6024 494 0 schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 0 0 100 C 30 100 3.2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder 6024 494 1 schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0 0 50 C 30 50 3.1 603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2

63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. 311.1 52241 0 zeeschepen: 6311.1 52241 2 - stukgoederen 0 30 300 C 100 R 300 D 4.2 6311.1 52241 7 - tankercleaning 300 10 100 C 200 R 300 4.2 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. 6311.2 52242 0 binnenvaart: 6311.2 52241 1 - containers 0 10 300 50 R 300 4.2 6311.2 52242 10 - tankercleaning 300 10 100 200 R 300 4.2 6311.2 52242 2 - stukgoederen 0 10 100 50 R 100 D 3.2 6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 30 200 300 30 300 4.2 6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 50 300 200 50 R 300 4.2 6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 50 300 300 50 300 4.2 6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1 6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2 6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2 6323 5223 B Helicopterlandplaatsen 0 50 500 50 500 5.1

64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE 641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2 642 61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, 71 77 - MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. 712 7712, 7739 personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1 713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1 714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2

COMPUTERSERVICE- EN 72 62 - INFORMATIETECHNOLOGIE 72 58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE

73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en 731 72 - ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk 732 722 onderzoek 0 0 10 0 10 1

63, 69tm71, 73,74,77,78, 74 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1 7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2 7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 50 30 200 C 50 R 200 4.1 7484.4. 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1

OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, 75 84 SOCIALE VERZEKERINGEN 7522 8422 Defensie-inrichtingen 30 30 200 C 100 200 D 4.1 7525 8425 Brandweerkazernes 0 0 50 C 0 50 3.1

90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking 9001 3700 A0 voorbezinktanks: 9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 10 100 C 10 200 4.1 9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 10 200 C Z 10 300 4.2 9001 3700 A3 - >=300.000 i.e. 500 10 300 C Z 10 500 5.1 9001 3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2 9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1 9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1 9002.1 381 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2 9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven: 9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2 9002.2 382 A3 - verwerking radio-actief afval 0 10 200 C 1500 1500 6 - pathogeen afvalverbranding (voor 9002.2 382 A4 ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1 9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2

SBI-CODE SBI-CODE AFSTANDEN 1993 2008 OMSCHRIJVING IN METERS GROOTSTE nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR AFSTAND CATEGORIE - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch 9002.2 382 A6 vermogen > 75 MW 300 200 300 C Z 50 300 D 4.2 9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2 9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 300 200 300 10 300 4.2 9002.2 382 C0 Composteerbedrijven: 9002.2 382 C1 - niet belucht v.c. < 5.000 ton/jr 300 100 50 10 300 4.2 9002.2 382 C2 - niet belucht v.c. <5.000 tot 20.000 ton/jr 700 300 100 30 700 5.2 9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2 9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1 9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 R 200 4.1

92 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE 921, 922 591, 592, 601, 602 Studio’s (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 C 10 30 2

93 OVERIGE DIENSTVERLENING 9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1 9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1 9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2 9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2 9301.3 96013 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1

Eindnoten

1. Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken ver-bonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstij-den van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar mid-dels de vergunning op grond van de APV.

vastgesteldbestemmingsplan Oud Koog & Rooswijk 395 gemeente Zaanstad

Stadhuisplein 100, 1506 MZ Zaandam Postbus 2000, 1500 GA Zaandam

T14 075 [email protected] www.zaanstad.nl gemeente Zaanstad

Stadhuisplein 100, 1506 MZ Zaandam Postbus 2000, 1500 GA Zaandam

T14 075 [email protected] www.zaanstad.nl