Geschiedenis Van De Benediktijnenkloosters in De Provincie Groningen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/148452 Please be advised that this information was generated on 2021-09-24 and may be subject to change. 1 Geschiedenis van de Benediktijnenkloosters in de provincie Groningen C.I.DAMEN Geschiedenis van de Benediktijnenkloosters in de provincie Groningen PROMOTOR: PROF. DR. J. С. P. A. VAN LAARHOVEN Geschiedenis van de Benediktijnenkloosters in de provincie Groningen Proefschrift TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE GODGELEERDHEID AAN DE KATHOLIEKE UNIVERSITEIT VAN NIJMEGEN OP GEZAG VAN DE RECTOR MAGNIFICUS MR. W. С L. VAN DER GRINTEN, HOOGLERAAR IN DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID, VOLGENS BESLUIT VAN DE SENAAT IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN OP 28 APRIL 1972 DES MIDDAGS TE 4 UUR DOOR Cornelius Ignatius Damen o.s.b. GEBOREN TE TREEBEEK ТЕ ASSEN BIJ VAN GORCUM & COMP. N.V. - DR. H. J. PRAKKE & H. M. G. PRAKKE De publicatie van deze studie werd mogelijk gemaakt door financiële steun van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek (Z.W.O.) Inhoudsopgave Inleiding I Bronnen en literatuur 1 II De politieke en godsdienstige toestand in de Friese gouwen in de twaalfde eeuw 30 III De oorsprong der Groningse benediktijnenkloosters ... 42 A De stichtingen van Sint Hathebrand 43 1 De bronnen 43 2 Hathebrand's leven 46 3 De stichtingen van Hathebrand 48 В De andere Ommelandse benediktijnenkloosters .... 51 1 Selwerd 51 2 Rottum 53 3 Menterwold 54 4 Trimunt 54 5 Ten Boer 55 IV Groei en bloei in de dertiende en veertiende eeuw .... 56 1 Bewoners 56 2 Bezittingen 58 3 Intern kloosterleven 61 4 Maatschappelijke rol 63 5 Relaties met Munster en Rome 67 Samenvatting 69 Va De vijftiende eeuw. De kloosters 71 1 Bewoners 72 2 Bezittingen 75 3 Intern kloosterleven 82 4 Geestelijke literatuur 89 Vb De vijftiende eeuw. De relaties met de buitenwereld . 105 1 Maatschappelijke rol 105 2 Relaties met Munster 108 3 Relaties met Rome 109 4 De Saksisch-Gelderse oorlog 111 Samenvatting van hoofdstuk Va en Vb 115 Vla De zestiende eeuw. De kloosters 119 1 Bewoners 119 2 Bezittingen 124 3 Intern kloosterleven 130 4 Cultureel leven 141 VIb De zestiende eeuw. Externe geschiedenis 145 1 Maatschappelijke rol 145 2 Relaties met Munster en Rome 148 3 In de politieke maalstroom 154 Samenvatting van hoofdstuk Vla en VIb 168 Na de secularisatie 171 Nabeschouwing 178 Zusammenfassung 182 Abtenlijsten 184 Synchronische lijst van de abten 210-211 Aantekeningen 212 Kaarten: Oost-Friesland 48 Provincie Groningen, uitslaande kaart achterin. Inleiding De aanmoediging tot het bestuderen van de geschiedenis der benediktijnen in Nederland heb ik gekregen van twee ordebroeders die zich op dit ge bied verdienstelijk gemaakt hebben, Dom J. Huyben, eertijds prior van Egmond, en Dom Paulus Volk uit Maria Laach. Een speurtocht van enke le jaren in binnen- en buitenlandse archieven leverde zoveel materiaal, dat het noodzakelijk bleek de stof te verdelen. Ik heb daarom een verdeling naar de huidige provincies aangehouden en voor dit proefschrift de kloos ters in de provincie Groningen gekozen. Vooreerst omdat de geschiedenis van deze groep me bijzonder boeide. Vervolgens omdat hier, meer dan in de andere provincies een samenhang bleek te bestaan. Niet alleen behoor de dit gebied kerkelijk tot een enclave van het bisdom Munster; in de tijd dat de te behandelen kloosters bestonden, voltrok zich ook de moeizame staatkundige ontwikkeling die uiteindelijk zou voeren tot de vorming van wat wij nu kennen als de provincie Groningen. De bestuurders der kloos ters waren bij deze ontwikkeling nauw betrokken. Toch kan dit boek zich slechts aanbieden als een bijdrage, en wel in tweeërlei opzicht. Een bijdrage tot de geschiedenis van de provincie en tot de geschiedenis van de benediktijnen in Nederland. De geschiedenis van de provincie Groningen is nog niet geschreven. Daardoor ontbreekt in deze studie misschien nog te veel de lokale of regi onale achtergrond. Zelfs voor het speciale aspect van de kerkgeschiedenis ontbreekt nog in vele opzichten het voorbereidende werk. Met name zou voor een betere situering van de benediktijnenkloosters een soortgelijke studie van de andere grote orden, de cisterciënsers en de premonstraten- sers of norbertijnen, ondernomen moeten worden. Wat met betrekking tot de gewestelijke geschiedenis gezegd is, geldt ook ten aanzien van de ordesgeschiedenis. De eigen aard van de monnikenor de lag, en ligt gedeeltelijk nog in het ontbreken van een centraal bestuur. Elk klooster is autonoom en onafhankelijk. Dit in tegenstelling tot de mo- déme orden en congregaties, maar ook tot de meer verwante instituten, de cisterciënsers en de premonstratensers. Van een ordesbewustzijn kan bij de benediktijnen in die eeuwen nauwelijks gesproken worden. Voor zover kloosters samengingen, geschiedde dat geheel op vrijwillige basis. Pogin gen van Rome, daarin verandering te brengen, vonden toen in de Neder landen weinig weerklank. Vanuit de „ordesgeschiedenis" is er derhalve weinig documentatie te verwachten. De verleiding, om slechts één klooster uit te kiezen en daarop alle aan dacht te richten, is dan ook zeer groot geweest. Het werk zou veel gemak kelijker en aangenamer geweest zijn. Maar de leemten in onze bronnen zouden zich nog meer getoond hebben. Het te geven beeld zou zeer onvol ledig en eenzijdig geweest zijn. Bij de behandeling van alle benediktijnen- kloosters uit het aangegeven gebied daarentegen kan men onvolledigheid op bepaalde punten in het ene klooster soms compenseren met gegevens over een ander. Ook komt op deze wijze de rol van de kloosters in het kerkelijke, politieke en maatschappelijke leven van het aangeduide gebied beter tot zijn recht. De beoefenaar van de streekgeschiedenis zal hier bo vendien vele personalia en toponymica vinden, die hem bij zijn onderzoek kunnen helpen. Wij moeten daarom vooral steunen op de bronnen die ons uit klooster lijke, gewestelijke en diocesane archieven en uit kronieken resten. Dat is een beperking die nog verscherpt wordt door de lacuneuze aard van deze bronnen. In het eerste hoofdstuk wordt een inventarisatie gegeven van het nog voorhanden zijnde materiaal. De daar telkens herhaalde opmerking dat de besproken teksten tot nu toe niet of nauwelijks gebruikt zijn, moge deze studie rechtvaardigen. De kloosterarchieven en de „landsarchieven" (als we hiermee de gro- ningse archieven gemakshalve even mogen aanduiden) zouden tesamen met enkele familie-archieven reeds een politieke en sociaal-economische geschiedenis van de kloosters mogelijk gemaakt hebben. De Duitse en Romeinse archivalia leveren vooral het materiaal voor de interne situatie: bestuur, ordetucht en de plaats in het kerkelijk leven. Datzelfde geldt van de kapittelverslagen die pas sinds kort door edities be reikbaar zijn. Het belang van de Munsterse archivalia moet daarbij bijzon der onderstreept worden. Ook het Oorkondenboek van Groningen en Drente kan ten aanzien van de in- en uitwendige geschiedenis der kloosters moeilijk overschat worden. Maar zelfs dit is meest nog onontgonnen terrein. De kronieken zijn door hun subjectieve inslag een moeilijker waardeer bare en hanteerbare groep. Zij zijn vooral van belang voor de eigen tijd en situatie. Bij elke auteur ligt dat anders. De brieven geven vaak details en kunnen het reeds bekende soms op verrassende wijze corrigeren, aanvullen of verduidelijken. Het belangrijkste aspect in een kloostergeschiedenis, namelijk het gehal- te van het innerlijk leven der bewoners, kan vooral uit de vrijwel onbeken de kapittelrecessen en meer nog uit de wel bekende, maar bijna niet ge kende geestelijke geschriften worden afgelezen. Doch juist op dit punt is ons materiaal het schaarst. Een ernstige moeilijkheid komt voort uit de ongelijke verdeling van het beschikbare materiaal over de vier eeuwen geschiedenis die wij willen be handelen. Uit de twaalfde eeuw hebben wij geen eigentijdse gegevens; uit de dertiende stammen enkele oorkonden, een paar opmerkingen uit de ka pittelrecessen en wat losse mededelingen uit kronieken. In de veertiende eeuw begint het oorkonde-materiaal iets rijker te vloeien, maar boven de twintig stukken komen we amper uit. Eerst in de vijftiende eeuw kunnen we ons een beter beeld vormen. Een vloed van oorkonden, de kapittelver- slagen en enkele kronieken geven een veelzijdiger beeld. In de laatste eeuw die ons zal bezighouden, is de oogst het grootst. Oorkonden van al lerlei aard en talrijke kronieken stellen ons in staat, het leven van nabij te volgen; kapittelverslagen tonen ons de op- en neergang; de uitgewisselde brieven brengen ons in bijna direct contact met de mensen. In deze ongelijkheid krijgen wij toch weer een correctie in die zin dat de abdijen slechts geleidelijk door rijkdom en invloed aan betekenis wonnen. De geleidelijke toename van materiaal is dus niet helemaal toevallig. Zij beantwoordt min of meer aan de langzaam stijgende belangrijkheid der kloosters in de Ommelanden. Rest nog een woord te zeggen over de gevolgde methode. Hoofddoel van deze studie is de kloostergeschiedenis. Deze beslaat een periode van onge veer vier eeuwen. ledere verdeling heeft iets willekeurigs. Toch is hier een verdeling naar eeuwen aangehouden, een verdeling die door het zoeven gezegde over het voorhanden materiaal gerechtvaardigd moge worden. Zo ontstond de volgende opbouw. Aan het eigenlijke corpus gaan drie hoofd stukken vooraf waarin behandeld worden het