Bloei Van De Nederlandse Walvisvaart
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
DEZE MAAND 400 JAAR GELEDEN JOOST VERMEULEN 16 februari 1614: Noordse Compagnie opgericht Bloei van de Nederlandse walvisvaart ier eeuwen geleden richtte een groep reders en oliehoudende zaden (lijn-, raap-, kool-, en hennepzaad) over op kooplieden op Vlieland de Noordsche Compagnie het verbouwen van het veel lucratievere graan. Er werd gezocht op. Dit Hollandse kartel had tot doel de winning en naar goedkope, dierlijke alternatieven. Omstreeks 1550 leek verhandeling van traan afkomstig van de jacht op die te zijn gevonden: traan afkomstig van walvissen kon in de walvissen te bevorderen. De Compagnie was ook behoefte voorzien. Vbelangrijk om sterker te staan in conflicten met andere landen In eerste instantie ving men de walvissen vooral in zuidelijke over de visrechten in de wateren boven Noorwegen en rondom wateren, vooral bij de Azoren en rondom Kaap de Goede Hoop. Groenland. De Noordse Compagnie was zeer succesvol: ze nam Maar naarmate de vraag naar dierlijke oliën verder steeg en ook 40% van alle gevangen Groenlandse walvissen voor haar reke- de kennis van de Arctische gebieden toenam, verlegden steeds ning. meer walvisvaarders hun werkterrein naar de ijzige wateren ten Hoe was dit zo gekomen? Vanaf omstreeks 1500 was er in Europa noorden van Noorwegen en de omgeving van Groenland. een tekort aan goedkope oliën en vetten ontstaan. Dit kwam enerzijds door de toenemende vraag van een zich ontwikkelende Vijf walrustanden industrie, anderzijds door het afnemende aanbod aan plant- Dat Nederland vanaf het begin van de 17de eeuw een belangrijke aardige oliën – steeds meer West-Europese boeren gingen van rol speelde in deze Arctische walvisvaart is mede te danken aan 6 GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 1 JANUARI-FEBRUARI 2014 Nederlandse 17de-eeuwse walvisvaarders bij de kust van Spitsbergen. Door Abraham Storck (1690). de beroemde expedities van Balthasar de Moucheron, Willem Ba- Delft en Medemblik deel. In de oprichtingsverklaring van de rentz, Jan Huygen van Linschoten en anderen. Vanaf 1595 hadden Noordse Compagnie wordt vermeld dat de Staten-Generaal aan zij diverse pogingen ondernomen om de zogeheten ‘noordelijke de deelnemende partijen het alleenrecht verleent tot het jagen doorvaart naar Indië’ te verkennen. Deze noordelijke doorvaart op walvissen en robben in de Arctische kustwateren. 'Zulcks tot werd nooit gevonden, maar de expedities leverden een schat aan het verkrijgen van rijcke olieen.' Bovendien werd in deze over- informatie op over de geografie en de fauna van deze gebieden. eenkomst geregeld dat de walvisvloot voortaan kon rekenen op Het gevolg hiervan was dat in 1612 een Hollander op walvissen ondersteuning van de Staatse vloot. ging jagen in de wateren rond Spitsbergen. Dat was schipper Jan Het bestuur van de Noordsche Compagnie was oorspronkelijk van Muyden. Eind mei was hij met zijn schip de Neptunus uit de verdeeld in vijf kamers. Deze waren tamelijk zelfstandig en zetel- haven van Medemblik vertrokken om in het noorden op walvissen den in Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Rotterdam en Delft. De en robben te gaan jagen. Noordse Compagnie had vrijwel meteen succes. In 1614 brach- Op 16 september keerde Jan van Muyden in Amsterdam terug. ten ten minste tien schepen een rijke lading terug naar Holland. Zijn buit bestond slechts uit enkele vaten traan en een vijftal Dit maakte dat andere belangrijke Nederlandse havensteden walrustanden. Deze magere oogst was vooral te wijten aan zich aansloten bij de Compagnie. Zo nam in 1616 de Zeeuw Jan onvoldoende kennis van de fauna en het feit dat er geen ervaren Lampsins een aandeel. In datzelfde jaar kregen ook Vlissingen, harpoeniers waren ingehuurd. Middelburg en Veere een kamer. In 1636 werden twee Friese Ondanks deze eerste mislukking bleef de verwachting van hoge kamers opgericht: Harlingen en Stavoren. winsten onverminderd. Om de riscio’s te spreiden werden in Ne- Als Compagnie verdedigden de kamers samen hun rechten tegen derland twee zogeheten ‘compagnies’ opgericht. In een daarvan anderen die in het octrooigebied op walvissen joegen: Engelsen, waren voornamelijk Amsterdamse en enkele Engelse kooplieden Denen en later ook Fransen. Ook besloot het bestuur wanneer verenigd. De andere had als belangrijkste deelnemers een rijke men de Admiraliteit om ondersteuning moest vragen. Verder zouthandelaar uit Zwolle (Lambert van Tweenhuyzen) en twee maakten de kamers binnen de compagnie afspraken om de Zuid-Nederlandse reders, Jaques Niquet en Jaques Mercy. Beide traan niet beneden een afgesproken minimumprijs te verkopen. compagnies rustten in 1613 twee schepen uit die aan het eind van Hoge boetes en goede afspraken over de onderlinge verdeling het voorjaar vanuit Amsterdam vertrokken. van de winsten moesten er voor zorgen dat de afspraken werden nageleefd. Al deze afspraken betroffen in eerste instantie alleen Enteren de handel in walvistraan, het belangrijkste product. Later werden De Amsterdamse compagnie kon daar ook andere zaken zoals balein, na terugkeer van haar schepen ivoor (van de walrustanden) en redelijk tevreden zijn. Zij brach- bont (ijsberen) aan toegevoegd. ten ruime hoeveelheden traan, Deelnemers droegen per scheeps- baleinen en walvisbeenderen in reis het risico voor de activiteiten Bloei van de het vaderland terug. In een maand van een bepaalde kamer. Om hun tijd hadden ze zeventien grote en risico’s te spreiden hadden kooplie- één jonge walvis, dertig walrussen den vaak in meerdere kamers een en twee witte beren gevangen. De aandeel. Nederlandse tweede compagnie was minder fortuinlijk. Haar schepen waren Overbejaging door Engelsen van hun lading De Noordse Compagnie was gedu- beroofd. Engeland beschouwde rende haar bestaan de belangrijk- walvisvaart namelijk sinds het begin van de ste Europese partij in de Noordse 17de eeuw de wateren boven wateren. Het door de Staten Noorwegen en rondom Groenland Generaal in 1614 verleende octrooi als zijn territorium. De Engelse (alleenrecht) werd in 1617 met vier walvisvaarders waren verenigd in de Moscovy Compgany en wer- jaar verlengd en daarna tot 1642 nog enkele malen vernieuwd. den tijdens hun tochten begeleid door een aantal goed uitgeruste De Noordse Compagnie (ook wel Noordsche-Groenlandse en bewapende marineschepen. Deze dienden niet alleen ter ver- Compagnie of Compagnie van Spitsbergen genoemd), bestond dediging, maar gingen zo ver om andere walvisvaarders te enteren tot 1642. Daarna raakte de Hollandse walvisvaart sterk versnip- en hun lading te confisqueren. perd. In de loop van de 18de eeuw nam het economische belang Om zich tegen de Engelse te kunnen verweren riepen de Neder- van de walvisvaart sterk af. Dit kwam doordat de walvispopulatie landse kooplieden de hulp in van de Staten-Generaal. Die wilde door overbejaging was gedecimeerd; men moest steeds verder hen wel te hulp schieten mits de verschillende belanghebbenden varen, waardoor de jacht niet langer rendabel was. Ook de toege- hun krachten bundelden. Daartoe werd begin 1614 tijdens een nomen internationale concurrentie bracht de Hollanders in het gezamenlijke vergadering van de twee compagnies besloten. Zo nauw. Begin 19de eeuw voeren de laatste Hollandse walvisvaar- werd op 16 februari op Vlieland de Noordse Compagnie opgericht. ders uit. Octrooigebied Illustratie van een walvisvangst uit het Visboeck (1577) van Adriaen Coenen. In dit Aan de Noordse Compagnie namen behalve de oorspronkelijke bijzondere boek heeft de Scheveningse viskoper en afslager Adriaen Coenen tal van reders en kooplieden ook belangrijke partijen uit Amsterdam, zeedieren beschreven én getekend. GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 1 JANUARI-FEBRUARI 2014 7.