Bloei Van De Nederlandse Walvisvaart

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Bloei Van De Nederlandse Walvisvaart DEZE MAAND 400 JAAR GELEDEN JOOST VERMEULEN 16 februari 1614: Noordse Compagnie opgericht Bloei van de Nederlandse walvisvaart ier eeuwen geleden richtte een groep reders en oliehoudende zaden (lijn-, raap-, kool-, en hennepzaad) over op kooplieden op Vlieland de Noordsche Compagnie het verbouwen van het veel lucratievere graan. Er werd gezocht op. Dit Hollandse kartel had tot doel de winning en naar goedkope, dierlijke alternatieven. Omstreeks 1550 leek verhandeling van traan afkomstig van de jacht op die te zijn gevonden: traan afkomstig van walvissen kon in de walvissen te bevorderen. De Compagnie was ook behoefte voorzien. Vbelangrijk om sterker te staan in conflicten met andere landen In eerste instantie ving men de walvissen vooral in zuidelijke over de visrechten in de wateren boven Noorwegen en rondom wateren, vooral bij de Azoren en rondom Kaap de Goede Hoop. Groenland. De Noordse Compagnie was zeer succesvol: ze nam Maar naarmate de vraag naar dierlijke oliën verder steeg en ook 40% van alle gevangen Groenlandse walvissen voor haar reke- de kennis van de Arctische gebieden toenam, verlegden steeds ning. meer walvisvaarders hun werkterrein naar de ijzige wateren ten Hoe was dit zo gekomen? Vanaf omstreeks 1500 was er in Europa noorden van Noorwegen en de omgeving van Groenland. een tekort aan goedkope oliën en vetten ontstaan. Dit kwam enerzijds door de toenemende vraag van een zich ontwikkelende Vijf walrustanden industrie, anderzijds door het afnemende aanbod aan plant- Dat Nederland vanaf het begin van de 17de eeuw een belangrijke aardige oliën – steeds meer West-Europese boeren gingen van rol speelde in deze Arctische walvisvaart is mede te danken aan 6 GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 1 JANUARI-FEBRUARI 2014 Nederlandse 17de-eeuwse walvisvaarders bij de kust van Spitsbergen. Door Abraham Storck (1690). de beroemde expedities van Balthasar de Moucheron, Willem Ba- Delft en Medemblik deel. In de oprichtingsverklaring van de rentz, Jan Huygen van Linschoten en anderen. Vanaf 1595 hadden Noordse Compagnie wordt vermeld dat de Staten-Generaal aan zij diverse pogingen ondernomen om de zogeheten ‘noordelijke de deelnemende partijen het alleenrecht verleent tot het jagen doorvaart naar Indië’ te verkennen. Deze noordelijke doorvaart op walvissen en robben in de Arctische kustwateren. 'Zulcks tot werd nooit gevonden, maar de expedities leverden een schat aan het verkrijgen van rijcke olieen.' Bovendien werd in deze over- informatie op over de geografie en de fauna van deze gebieden. eenkomst geregeld dat de walvisvloot voortaan kon rekenen op Het gevolg hiervan was dat in 1612 een Hollander op walvissen ondersteuning van de Staatse vloot. ging jagen in de wateren rond Spitsbergen. Dat was schipper Jan Het bestuur van de Noordsche Compagnie was oorspronkelijk van Muyden. Eind mei was hij met zijn schip de Neptunus uit de verdeeld in vijf kamers. Deze waren tamelijk zelfstandig en zetel- haven van Medemblik vertrokken om in het noorden op walvissen den in Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Rotterdam en Delft. De en robben te gaan jagen. Noordse Compagnie had vrijwel meteen succes. In 1614 brach- Op 16 september keerde Jan van Muyden in Amsterdam terug. ten ten minste tien schepen een rijke lading terug naar Holland. Zijn buit bestond slechts uit enkele vaten traan en een vijftal Dit maakte dat andere belangrijke Nederlandse havensteden walrustanden. Deze magere oogst was vooral te wijten aan zich aansloten bij de Compagnie. Zo nam in 1616 de Zeeuw Jan onvoldoende kennis van de fauna en het feit dat er geen ervaren Lampsins een aandeel. In datzelfde jaar kregen ook Vlissingen, harpoeniers waren ingehuurd. Middelburg en Veere een kamer. In 1636 werden twee Friese Ondanks deze eerste mislukking bleef de verwachting van hoge kamers opgericht: Harlingen en Stavoren. winsten onverminderd. Om de riscio’s te spreiden werden in Ne- Als Compagnie verdedigden de kamers samen hun rechten tegen derland twee zogeheten ‘compagnies’ opgericht. In een daarvan anderen die in het octrooigebied op walvissen joegen: Engelsen, waren voornamelijk Amsterdamse en enkele Engelse kooplieden Denen en later ook Fransen. Ook besloot het bestuur wanneer verenigd. De andere had als belangrijkste deelnemers een rijke men de Admiraliteit om ondersteuning moest vragen. Verder zouthandelaar uit Zwolle (Lambert van Tweenhuyzen) en twee maakten de kamers binnen de compagnie afspraken om de Zuid-Nederlandse reders, Jaques Niquet en Jaques Mercy. Beide traan niet beneden een afgesproken minimumprijs te verkopen. compagnies rustten in 1613 twee schepen uit die aan het eind van Hoge boetes en goede afspraken over de onderlinge verdeling het voorjaar vanuit Amsterdam vertrokken. van de winsten moesten er voor zorgen dat de afspraken werden nageleefd. Al deze afspraken betroffen in eerste instantie alleen Enteren de handel in walvistraan, het belangrijkste product. Later werden De Amsterdamse compagnie kon daar ook andere zaken zoals balein, na terugkeer van haar schepen ivoor (van de walrustanden) en redelijk tevreden zijn. Zij brach- bont (ijsberen) aan toegevoegd. ten ruime hoeveelheden traan, Deelnemers droegen per scheeps- baleinen en walvisbeenderen in reis het risico voor de activiteiten Bloei van de het vaderland terug. In een maand van een bepaalde kamer. Om hun tijd hadden ze zeventien grote en risico’s te spreiden hadden kooplie- één jonge walvis, dertig walrussen den vaak in meerdere kamers een en twee witte beren gevangen. De aandeel. Nederlandse tweede compagnie was minder fortuinlijk. Haar schepen waren Overbejaging door Engelsen van hun lading De Noordse Compagnie was gedu- beroofd. Engeland beschouwde rende haar bestaan de belangrijk- walvisvaart namelijk sinds het begin van de ste Europese partij in de Noordse 17de eeuw de wateren boven wateren. Het door de Staten Noorwegen en rondom Groenland Generaal in 1614 verleende octrooi als zijn territorium. De Engelse (alleenrecht) werd in 1617 met vier walvisvaarders waren verenigd in de Moscovy Compgany en wer- jaar verlengd en daarna tot 1642 nog enkele malen vernieuwd. den tijdens hun tochten begeleid door een aantal goed uitgeruste De Noordse Compagnie (ook wel Noordsche-Groenlandse en bewapende marineschepen. Deze dienden niet alleen ter ver- Compagnie of Compagnie van Spitsbergen genoemd), bestond dediging, maar gingen zo ver om andere walvisvaarders te enteren tot 1642. Daarna raakte de Hollandse walvisvaart sterk versnip- en hun lading te confisqueren. perd. In de loop van de 18de eeuw nam het economische belang Om zich tegen de Engelse te kunnen verweren riepen de Neder- van de walvisvaart sterk af. Dit kwam doordat de walvispopulatie landse kooplieden de hulp in van de Staten-Generaal. Die wilde door overbejaging was gedecimeerd; men moest steeds verder hen wel te hulp schieten mits de verschillende belanghebbenden varen, waardoor de jacht niet langer rendabel was. Ook de toege- hun krachten bundelden. Daartoe werd begin 1614 tijdens een nomen internationale concurrentie bracht de Hollanders in het gezamenlijke vergadering van de twee compagnies besloten. Zo nauw. Begin 19de eeuw voeren de laatste Hollandse walvisvaar- werd op 16 februari op Vlieland de Noordse Compagnie opgericht. ders uit. Octrooigebied Illustratie van een walvisvangst uit het Visboeck (1577) van Adriaen Coenen. In dit Aan de Noordse Compagnie namen behalve de oorspronkelijke bijzondere boek heeft de Scheveningse viskoper en afslager Adriaen Coenen tal van reders en kooplieden ook belangrijke partijen uit Amsterdam, zeedieren beschreven én getekend. GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 1 JANUARI-FEBRUARI 2014 7.
Recommended publications
  • General Index
    General Index Italicized page numbers indicate figures and tables. Color plates are in- cussed; full listings of authors’ works as cited in this volume may be dicated as “pl.” Color plates 1– 40 are in part 1 and plates 41–80 are found in the bibliographical index. in part 2. Authors are listed only when their ideas or works are dis- Aa, Pieter van der (1659–1733), 1338 of military cartography, 971 934 –39; Genoa, 864 –65; Low Coun- Aa River, pl.61, 1523 of nautical charts, 1069, 1424 tries, 1257 Aachen, 1241 printing’s impact on, 607–8 of Dutch hamlets, 1264 Abate, Agostino, 857–58, 864 –65 role of sources in, 66 –67 ecclesiastical subdivisions in, 1090, 1091 Abbeys. See also Cartularies; Monasteries of Russian maps, 1873 of forests, 50 maps: property, 50–51; water system, 43 standards of, 7 German maps in context of, 1224, 1225 plans: juridical uses of, pl.61, 1523–24, studies of, 505–8, 1258 n.53 map consciousness in, 636, 661–62 1525; Wildmore Fen (in psalter), 43– 44 of surveys, 505–8, 708, 1435–36 maps in: cadastral (See Cadastral maps); Abbreviations, 1897, 1899 of town models, 489 central Italy, 909–15; characteristics of, Abreu, Lisuarte de, 1019 Acequia Imperial de Aragón, 507 874 –75, 880 –82; coloring of, 1499, Abruzzi River, 547, 570 Acerra, 951 1588; East-Central Europe, 1806, 1808; Absolutism, 831, 833, 835–36 Ackerman, James S., 427 n.2 England, 50 –51, 1595, 1599, 1603, See also Sovereigns and monarchs Aconcio, Jacopo (d. 1566), 1611 1615, 1629, 1720; France, 1497–1500, Abstraction Acosta, José de (1539–1600), 1235 1501; humanism linked to, 909–10; in- in bird’s-eye views, 688 Acquaviva, Andrea Matteo (d.
    [Show full text]
  • How Spitsbergen Was Discovered Author(S): Martin Conway Source: the Geographical Journal, Vol
    How Spitsbergen Was Discovered Author(s): Martin Conway Source: The Geographical Journal, Vol. 21, No. 2 (Feb., 1903), pp. 142-150 Published by: geographicalj Stable URL: http://www.jstor.org/stable/1775397 Accessed: 25-06-2016 03:28 UTC Your use of the JSTOR archive indicates your acceptance of the Terms & Conditions of Use, available at http://about.jstor.org/terms JSTOR is a not-for-profit service that helps scholars, researchers, and students discover, use, and build upon a wide range of content in a trusted digital archive. We use information technology and tools to increase productivity and facilitate new forms of scholarship. For more information about JSTOR, please contact [email protected]. The Royal Geographical Society (with the Institute of British Geographers), Wiley are collaborating with JSTOR to digitize, preserve and extend access to The Geographical Journal This content downloaded from 137.99.31.134 on Sat, 25 Jun 2016 03:28:06 UTC All use subject to http://about.jstor.org/terms 142 HOW SPITSBERGEN WAS DISCOVERED. Pacific side, and at last reached a settlement of the Spaniards. He reported his discoveries at Mexico, and another expedition was sent under a Franciscan, and then another under Coronado, the governor of New Galicia, and they penetrated not only into this country which has been described to you, but further on until they reached the country of the Zunis. Well, we have these three narratives: we have the narrative of Cabeza de Vaca, I think, if I remember rightly, written by himself; we have the narrative of the Franciscan Niza; and we have the narrative of Coronado, most ably written by another hand, and giving an account of the Indians.
    [Show full text]
  • Northern European
    february 2020 february NEW RESEARCH ON ART AND ITS HISTORY FEBRUARY 2020 the burlington magazine no. 1403 vol. 162 vol. 1403 no. Northern European art Van Gogh’s Oslo self-portrait | A rediscovered bust by Niclaus Gerhaert | Winckelmann and England Pieter de Hooch in Delft | Van Dyck in Munich | Tony Garnier in Lyon | Nam June Paik in London COVER_FEB20.indd 2 20/01/2020 20:17 Exhibitions conservation service (on materials grandfather clock with a ship 17. Stranded whale they also adapted ‘fluitschips’, their and technique). This sturdy volume automaton have been thoughtfully near Beverwyck, reliable transport ships for the Baltic 1 by Jan Jansson will sit prominently on the Van Dyck installed. The exhibition provides after Jan Pietersz trade, so that these vessels could hunt shelf and be frequently consulted in insights into the history and Saenredam. 1618. whales in the Arctic. Merchants sent the future. character of Dutch whaling and the Engraving, 38.6 by 58.6 cm. (New these modified whaling ships to the 1 Catalogue: Van Dyck: Gemälde von opportunities it provided for artists Bedford Whaling spawning and feeding grounds that the Anthonis van Dyck. Edited by Mirjam to demonstrate their creativity, Museum). Dutch had discovered at Spitsbergen Neumeister with contributions by Eva Ortner, Jan Schmidt and Julia Thoma. issues that were explored further Island (known today as Svalbard) and 420 pp. incl. 400 col. ills. (Alte Pinakothek in an accompanying symposium.2 Jan Mayen Island, recognisable by its and Hirmer Verlag, Munich, 2019), €39.90. ISBN 978–3–7774–3336–3. The paintings vary in quality, towering volcano, Beerenberg.
    [Show full text]
  • Development and Achievements of Dutch Northern and Arctic Cartography
    ARCTIC’ VOL. 37, NO. 4 (DECEMBER 1984) P. 493.514 Development and Achievements of Dutch Northern and Arctic Cartography. in the Sixteenth and Seventeenth :Centuries GUNTER. SCHILDER* ther north, as far as the Shetlands the Faroes, in line with INTRODUCTION and the expansion of the Dutch .fishing and trading areas. The During the sixteenth and .seventeenth. centuries, the Dutch Thresmr contains a number of coastal viewsfrom the voyage made. a vital contribution to. the mapphg of the northern and around the North Capeas far as ‘‘Wardhuys”. Although there arctic regions, and their caPtographic work piayed a decisive is no mapofthis region, there is.a map of the coasts of Karelia part in expanding. the ,geographical .knowledgeof that time. and Russia to the east of the White Sea asfar as the Pechora, Amsterdam became the centre.of international map production accompanied by a text with instructionsfor navigation as far as and the map trade. Its Cartographers and publishers acquired Vaygach and Novaya Zemlya (Waghenaer, 1592:fo101-105). their knowledge partly from the results of expeditions fitted A coastal view.of the latter is also given.s The fact that Wag- out by theirfellow countrymen and, partlyfrom foreign henaer had access to original sources is shown by the inclusion voyages of discovery. This paper will describe the growing- in the Thresoor of the only known accountof Olivier Brunel’s Dutch..awarenessof .the northern and arctic regions. stage by voyage to-NovayaZemlya in 1584 (Waghenaer, ‘1592:P104).6 stage and region by region, with the aid of Dutch. maps. Anotherimportant document is WillemBiuentsz’s map of northern Scandinavia, which extends as faras the entrance to THE PROGRESS OF DUTCH KNOWLEDGE IN THE NORTH .the White Sea, and shows.al1 the reefs and shallows(Fig.
    [Show full text]
  • Truffle Hunting with an Iron Hog: the First Dutch Voyage up the Delaware River”
    “Truffle Hunting with an Iron Hog: The First Dutch Voyage up the Delaware River” Jaap Jacobs, MCEAS Quinn Foundation Senior Fellow Presented to the McNeil Center for Early American Studies Seminar Series Stephanie Grauman Wolf Room, McNeil Center, 3355 Woodland Walk 20 April 2007, 3PM (Please do not cite, quote, or circulate without written permission from the author) 2 Truffle Hunting with an Iron Hog: The First Voyage up the Delaware River The French historian Emmanuel Le Roy Ladurie is one of the many who divided the devotees of Clio into two opposing groups, for which he employed a tasteful, if slightly airy, metaphor: the truffle hunters and the parachutists. The first keep their nose to the ground, in search for a minute fact buried in the mud. The second float with their head in the clouds, taking in the whole panorama, without seeing too much detail.1 Far be it from me to criticize eminent Frenchmen, but continuing Le Roy Ladurie’s metaphor, I would like to point out that parachutists reach firm ground in the end, although it may be an uncomfortable experience if their parachute fails. And truffle hunters may board aircraft, take off, jump out, and enjoy the view. In short, many historians have both a taste for exquisite morsels and for grand views. On this occasion, I would like to serve you a truffle dish in the form of a recently discovered document, a deposition made to Amsterdam notary Jacobus Westfrisius. The document refers to events that took place in the second decade of the seventeenth century.
    [Show full text]
  • Muscovy and the English Quest for a Northeastern Passage to Cathay (1553-1584)
    Title <ARTICLE>Muscovy and the English Quest for a Northeastern Passage to Cathay (1553-1584) Author(s) Baron, Samuel H. Citation Acta Slavica Iaponica, 3, 1-17 Issue Date 1985 Doc URL http://hdl.handle.net/2115/7944 Type bulletin (article) File Information KJ00000034092.pdf Instructions for use Hokkaido University Collection of Scholarly and Academic Papers : HUSCAP 1 Muscovy and the English Quest for a Northeastern Passage to Cathay (1553-1584) Samuel H. Baron The many accounts we have of early Anglo-Russian relations invariably begin with the Willoughby-Chancellor expedition of 1553 that opened a route to the White Sea and brought in its wake the establishment of the Muscovy Company. Thereafter, attention generally focuses on the vicissitudes of the company, the course of diplomatic relations between the two countries, and the intimate connections between the foregoing. l I propose to examine another dimension of the story that has received less scrutiny than it deserves. This paper is the first installment of a two-part study of English efforts from the mid-sixteenth century to 1615 to explore the seas and coasts of northern Russia east of the White Sea, with a view to the discovery of a passage to the orient and, secondarily, the development of trade relations with northeastern Russia.2 1 The two most important works are I. Liubimenko, Les relations commerciales et politiques de I'Angleterre avec la Russie avant Pierre Ie Grand (Paris, 1933); T. S. Willan, The Early History of the Russia Company 1553-1603 (Manchester, 1956). Other studies and the main sources on which they are based are listed in "Ivan the Terrible, Giles Fletcher and the Muscovite Merchantry: A Reconsideration," Chapter N of my Muscovite Russia: Collected Essays (London, 1980), notes 5 and 6.
    [Show full text]
  • Aanteekeningen Op Hamelbergs Werken
    AANTEEKENINGEN OP HAMELBERGS WERKEN DOOR W. R. MENKMAN J. H. J. Hamelberg heeft zich op twee wijzen verdienstelijk ge- maakt ; hij was de stuwende kracht in het, helaas niet lang geleefd hebbende, Geschied-, Taal-, Land- en Volkenkundig Genootschap der Nederlandsche Antillen èn de auteur van „De Nederlanders op de West-Indische Eilanden". De meeste waarde voor de kennis der geschiedenis van onze ei- landen in de Caraibische Zee heeft wel gehad zijn arbeid in het Alg. Rijksarchief te 's-Gravenhage, van 1900 en 1901; hij heeft toen een aantal documenten, op die geschiedenis betrekking heb- bend, aan het licht gebracht, welke anders misschien nog heel lang in vergetelheid zouden zijn blijven sluimeren. Ook uit andere bron- nen echter heeft H. veel verzameld, dat aan onze kennis der histo- rie van ons eilandengebied ten goede gekomen is. Zijn toelichtingen en commentaren op de door hem gepubli- ceerde of geciteerde gegevens zijn niet altijd even gelukkig en dat is niet te verwonderen. De geschiedenis onzer Nederlandsche An- tillen te zien in het veel grootere verband der koloniale geschiede- nis in het algemeen, de onze en die van andere naties, is niet ge- makkelijk en H. had niet veel gelegenheid gehad tot vóórstudie. De loopbaan welke hij achter den rug had, toen hij zich aan het schrijven zette, had hem niet met speciale historische onderwerpen bekend kunnen maken en in West Indië was ook in zijn tijd al heel weinig studiemateriaal te vinden. Uit verschillende jaarverslagen van het bovengenoemde ge- nootschap blijkt dit laatste wel zeer duidelijk. Het derde verslag (1899) behandelt o.a.
    [Show full text]
  • 1998-02: Overpeinzingen Bij Een Oude Schoolplaat
    OVERPEINZINGEN BIJ EEN OUDE SCHOOLPLAAT (2) /. T. Bremer Ter Walvisvaart naar Spitsbergen Ter Walviscbvaart ... Meter 't is een eensaem landt, een landt daer sen niet langer op Spitsbergen verwerkt, maar op het woeste Beeren schip zelf (spek in vaten) en vervolgens in traankoke­ en 't Koude Noordgeblaes, met ijs en snee rijen in de Zaanstreek. De oorzaak was overbevissing regeeren in de buurt van Spitsbergen en Jan Mayen, zodat daer 't weynigh daegs en doer de droeve nacht men steeds verder van land af moest jagen (zee­ of gheduerich sich vertoont en stadich houdt de ijsvisserij). wacht... In de loop van de 18e eeuw verplaatste de walvisvaart zich naar de wateren rondom Groenland (Straat Da­ ghedicht aen allezeevaerende luyden vis). In de tweede helft van de 18e eeuw werden de tot Leyden gedruckt bij Willem Christiaan 1634 vangsten minder, terwijl de (Engelse) concurrentie steeds sterker werd. Mede door overheidssteun kon De Nederlandse walvisvaart speelde zich in de 17e het bedrijf door de Hollanders tot 1872 worden eeuw voornamelijk af bij Spitsbergen (Svalbard) en voortgezet.1 het Jan Mayeneiland, genoemd naar Jan Jacobsz May van Schellinkhout. Op beide eilanden stonden in de De walvisvaart, sedert de 1 Ie eeuw beoefend door de eerste helft van de 17e eeuw zomernederzettingen Basken, later ook door Spanjaarden en Portugezen, met grote woontenten (later houten huizen) en Fransen en Engelsen, werd tegen het einde van de traanovens. De nederzetting op het Amsterdamse ei­ 16e eeuw vrijwel uitsluitend door Engelsen en Hol­ land in de Spitsbergenarchipel kreeg de toepasselijke landers uitgeoefend. De Hollanders ontplooiden naam Smeerenburg; de smerigheid en de stank van de vooral na bericht van Heemskerk en Barentsz (1596) traankokerijen was enorm.
    [Show full text]
  • University of Groningen Arctic Whaling Jacob, H.K. S'; Snoeijing, K
    University of Groningen Arctic whaling Jacob, H.K. s'; Snoeijing, K Published in: EPRINTS-BOOK-TITLE IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 1984 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Jacob, H. K. S., & Snoeijing, K. (1984). Arctic whaling: proceedings of the International Symposium Arctic Whaling February 1983. In EPRINTS-BOOK-TITLE (8 ed.). s.n.. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 25-09-2021 HISTORICAL SURVEY OF THE EUROPEAN WHALING INDUSTRY by Richard Vaughan Defining the Arctic is not just a question oflatitude. Southampton Island in the north of Hudson Bay, surrounded by ice in winter and the centre of a historic Arctic whale fishery, is in the same latitude, namely just south of the Arctic Circle, as Iceland.
    [Show full text]
  • Supplement: Sea Ice Observations and Sources
    1 SUPPLEMENT: SEA ICE OBSERVATIONS AND SOURCES I. Observations from Voyages of Exploration 1576 Frobisher Sources Richard Collinson, ed., The Three Voyages of Martin Frobisher: In Search of a Passage to Cathaia and India by the North-West, A.D. 1576-8, Reprinted from the First Edition of HakLuyt’s Voyages, with SeLections from Manuscript Documents in the British Museum and State Paper Office (London: Hakluyt Society, 1867). James McDermott, ed., The Third Voyage of Martin Frobisher to Baffin IsLand, 1578 (London: Hakluyt Society, 2001). Vilhjamur Stefansson, ed., The Three Voyages of Martin Frobisher, 2 vols. (London: Argonaut Press, 1938). George Best, A True Discourse of the Late Voyages of Discoverie, for the Finding of a Passage to Cathaya, by the Northweast, Under the Conduct of Martin Frobisher GeneralL (London: Henry Bynnyman, 1578). E Greenland “sayling norhweast from Englande upon the firste of July, at length he hadde sighte of a highe and ragged lande, whiche he judged Freeselande (whereof some auhtours have made mention), but durst not approche the same by reason of the greate store of ise that lay alongst the coast, and the great mistes that troubled them not a little.” (George Best, “A True Discourse of the Late Voyages of Discoverie,” in The Three Voyages of Martin Frobisher, ed. Richard Collinson (London: Hakluyt Society, 1867), 71. “and on the 11th day of July they had sight of land unknown to them, for they could not come to set fote theron for the marveilous haboundance of monstrous great ilands of ise which lay dryving all alongst the coast therof.
    [Show full text]
  • The Rise and Fall of the Hull Whaling Trade During the Seventeenth Century John C
    Conflict, cooperation and competition: The rise and fall of the Hull whaling trade during the seventeenth century John C. Appleby Ce document examine la montée et le déclin du commerce de pêche à la baleine à Hull au dix-septième siècle. Commençant par les voyages de pêche, y compris à la baleine, du port nordique à la fin du seizième et début du dix-septième siècle, il examine aussi bien la rivalité et la concurrence néfaste entre les aventuriers de Hull et la Compagnie de Moscovie de Londres, que le conflit entre les anglais et les hollandais pour l'accès aux baies du Spitzberg. Après un début prometteur, qui a été soutenu pendant les années 1630, le commerce de la pêche à la baleine de Hull a ensuite rencontré des difficultés. En dépit des efforts de le maintenir au cour des décennies tourmentées 1640 et 1650, ce commerce nouveau et potentiellement lucratif a été effectivement abandonné dès la deuxième moitié du dix-septième siècle. England played a leading role in the development of Arctic whaling at Spitsbergen during the early seventeenth century. Although the origins of the trade are obscure, the exploitation of these rich northern waters was European in scope. It also formed part of a broader European encounter with the Arctic in which exploration, particularly the search for a northern passage to Asia, was underwritten by commercial and fishing enterprise. At various times during this period the marine resources of the Arctic attracted the interest of maritime communities within and beyond the confines of the North Sea. The international dimensions of the commercial penetration of the north led to the participation of Spanish, French, Dutch, Danish, German and English vessels in whale hunting at Spitsbergen, in circumstances that provoked fierce rivalry between competing venturers and companies.
    [Show full text]
  • Joris Carolus, Discoverer of Edge Island Author(S): Martin Conway Source: the Geographical Journal, Vol
    Joris Carolus, Discoverer of Edge Island Author(s): Martin Conway Source: The Geographical Journal, Vol. 17, No. 6 (Jun., 1901), pp. 623-632 Published by: geographicalj Stable URL: http://www.jstor.org/stable/1775214 Accessed: 27-06-2016 04:21 UTC Your use of the JSTOR archive indicates your acceptance of the Terms & Conditions of Use, available at http://about.jstor.org/terms JSTOR is a not-for-profit service that helps scholars, researchers, and students discover, use, and build upon a wide range of content in a trusted digital archive. We use information technology and tools to increase productivity and facilitate new forms of scholarship. For more information about JSTOR, please contact [email protected]. The Royal Geographical Society (with the Institute of British Geographers), Wiley are collaborating with JSTOR to digitize, preserve and extend access to The Geographical Journal This content downloaded from 198.91.37.2 on Mon, 27 Jun 2016 04:21:39 UTC All use subject to http://about.jstor.org/terms JORIS CAROLUS, DISCOVERER OF EDGE ISLAND. 623 the anthropogeographer of the influence of physical environment, for nowhere else in modern times has that progressive Anglo-Saxon race been so long and so completely subjected to retarding conditions; and at no other time could the ensuing result present so startling a contrast to the achievement of the same race elsewhere as in this progressive twentieth century. JORIS CAROLUS, DISCOVERER OF EDGE ISLAND. A FORGOTTEN ARCTIC EXPLORER. By Sir MARTIN CONWAY. IN the year 1614 one Joris Carolus claimed to have reached lat. 83? N.
    [Show full text]