7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van – pag. 3

JO¨ RG KASTNER Het blauw van Rembrandt 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 5

Het blauw van Rembrandt

roman naar de aantekeningen vandeschilderentuchthuisopzichter cornelis bartholomeusz. suythof

opgeschreven in , aan boord van het zeilschip tulpenburgh en te batavia in de jaren 1670-1673 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 8

N

W O

Z

meter 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 9

1 Dam 26 Rozengracht 2 Kalverstraat 27 3 Korenbeurs 28 Jordaan 4 Oude Waag 29 Leidsegracht 5 Koopmansbeurs 30 Leidsestraat 6 Damrak 31 Nieuwe Prinsengracht 7 Stadhuis 32 Nieuwe Keizersgracht 8 Nieuwe Kerk 33 Nieuwe Herengracht 9 Oude Kerk 34 Botermarkt 10 Nieuwe Waag 35 De Plantage 11 Anthonisbreestraat 36 Nieuwe Vaart 12 Zuiderkerk 37 Kattenburg 13 38 Wittenburg 14 Rembrandthuis 39 Oostenburg 15 Waleneiland 40 Zeilmakerij (a), werf (b), 16 Rapenburg dok (c) van de VOC 17 Uilenburg 41 Marineloods ’s Lands 18 Marken Magasyn 19 Vlooienburg 42 West-Indisch Huis 20 Kloveniersburgwal 43 Oost-Indisch Huis 21 Singel 44 OudeWaal 22 Bickerseiland 45 Nieuwe Waal 23 Herengracht 46 ’s Lands Dok 24 Keizersgracht 47 Volewijck 25 Prinsengracht 48

Amsterdam rond 1650

Tot 1585 Tot 1657

Water Tot 1613 Na 1657 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 11

proloog Het trouweloze hart

illem had last van een beklemd gevoel. Het leek wel alsof er een Wmolensteen op zijn borst lag, die hem de adem benam. En hij had het ijskoud. Het was de kilte van de dood, die hem beroerde toen hij met zijn gasten de eetzaal verliet om hun enkele wandtapijten te laten zien, die hij onlangs verworven had. Hij deed dat niet uit praalzucht, maar omdat hij echt zielsblij was met de kunstwerken en er trots op was. In tijden als deze, vol oorlogen en intriges, had een mens meer dan ooit behoefte aan de ontspanning die het bekijken van een mooi schilderij of een prachtig wandkleed bood. Willems zonen Maurits en Justines gingen het gezelschap voor, en het vormde een halve cirkel rond de stadhouder van de Nederlanden. Zijn lijfwachten bleven op de achtergrond. Ze wisten dat de Prins van Oranje er niet van hield als ze te dicht bij hem kwamen. Hij voelde zich een man van het volk en gedroeg zich ook zo; altijd had hij een open oor voor re- kwestranten. Daarbij paste niet dat hij zich door een groep hellebaardiers liet afschermen. Hij wilde zijn gasten net een volgend wandtapijt laten zien, toen er onrust onder de wachten ontstond. De commandant van de kleine bewakings- troep sprak opgewonden met een man die blijkbaar probeerde zich tussen de soldaten door te wurmen. Willem informeerde wat er aan de hand was. ‘Deze meneer wil u spreken, hoogheid,’ antwoordde de commandant, op de vreemdeling wijzend. ‘Hij wil gewoonweg niet begrijpen dat u met iets anders bezig bent.’ Willem kwam twee passen op de bewakers toe en nam de rustverstoorder op. De man was nog jong, nauwelijks ouderdantwintig,endroegonder zijn zware mantel kleding van Franse snit. Hij leek buitengewoon ver- zorgd. Zijn donkere huidskleur deed vermoeden dat hij een buitenlander was, misschien uit Zuid-Frankrijk of Italie¨.Deuiterlijkekalmtevande vreemdeling was echter schijn. Willem zag een onzekere flikkering in

11 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 12

zijn smalle ogen, en het viel hem op dat zijn oogleden af en toe trilden. Deze man leek onder grote druk te staan. De Prins van Oranje trok een vriendelijk gezicht en wilde de vreemdeling naar zijn bedoelingen vragen. Maar nog voordat hij de eerste lettergreep kon uitbrengen, verstijfde hij. Zijn blik viel op de hand die onder de man- tel van de indringer vandaan kwam en een zwaar voorwerp bevatte. Het licht dat door de grote ramen naar binnen viel werd weerkaatst op het me- talige oppervlak van het voorwerp. Toen Willem eindelijk begreep dat de man een pistool op hem richtte, werd hij al verblind door de steekvlam en bijna tegelijkertijd hoorde hij de luide knal van het schot. Hij voelde een klap tegen zijn rechterwang en direct daarna een stekende pijn, terwijl hij omringd werd door vlammen, die vlak voor zijn gezicht opflakkerden. Zijn plooikraag had door de steekvlam uit het pistool vlam gevat. Eindelijk ontwaakte hij uit zijn verstijving en begon wanho- pig naar de vlammen te slaan. Tegelijk keek hij de vreemdeling aan. Die stond iets voorovergebogen en staarde naar de hand waarin hij zojuist nog een pistool had vastgehouden. Het wapen was verdwenen, en van de hand resteerde niets dan enkele bloedige flarden vlees. Het pistool was door de lading buskruit uit elkaar geklapt, evenals de hand van de pleger van de aanslag. Twee bedienden kwamen direct aanrennen en hielpen Willem de vlam- men te doven. Ook de aanvaller werd omringd, en wel door Willems be- wakers. Steeds weer staken ze hun hellebaarden en zwaarden in het lichaam van de man, zelfs nog toen hij met een groteske draai op de grond zakte en zonder te bewegen voor de soldatenlaarzen bleef liggen. De brand in Willems kraag was geblust, maar de pijn in zijn keel en mond was ondraaglijk. Krachteloos zakte hij op de grond, alsof hij zich in de dood met zijn moordenaar wilde verenigen.

Verward sloeg Willem zijn ogen op. De nacht had allang plaatsgemaakt voor de ochtendschemering. Een licht branderig gevoel op zijn rechter- wang hield de herinnering levend. Het was nu meer dan twee jaar geleden dat hij de aanslag als door een wonder had overleefd. De huurmoordenaar daarentegen, een Spanjaard die Juan Jaureguy heette, had het leven gela- ten onder de slagen van de zwaarden en hellebaarden van de bewakers. Een heel peloton artsen had zich direct rond Willems ziekbed geschaard en allemaal hadden ze zich vol vertrouwen getoond, maar in werkelijk-

12 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 13

heid had geen van hen geloofd dat de stadhouder der Nederlanden, die door een kogel door zijn rechterwang en gehemelte was getroffen, aan de ijzige greep van de dood zou kunnen ontsnappen. Nog altijd liepen Willem de rillingen over de rug bij de gedachte aan de lange weken waarin hij op bed had gelegen, op bevel van de artsen geen woord had mogen spreken en de belangrijkste regeringszaken met gebaren en enkele met onvaste hand genoteerde aanwijzingen had moeten regelen. Met zijn gezondheid was het nooit meer helemaal goed gekomen, maar dat ontmoedigde hem niet. Nog altijd voerde hij de vrijheidsstrijd van de Nederlanden tegen Spanje aan, en nog altijd zocht hij zonder enige angst voor heimelijke moordenaars de ontmoeting met degenen die hem een verzoek wilden doen. En dat terwijl het aanbod van Philips nog altijd onveranderd van kracht was. Philips II, de koning van Spanje, had degene die Willem zou doden een beloning van 25.000 gouden kronen in het vooruitzicht gesteld, in baar geld dan wel in grondbezit. En de moordenaar zou, als die nog geen edele was, na het volbrengen van zijn daad in de adelstand verheven worden. Het doden van Willem was vanwege Philips’ belofte geen misdaad; de Spaanse koning had de gehate rebel in de ban gedaan en hem vogelvrij verklaard. Willem glimlachte toen hij uit bed stapte en naar het raam liep. Het aan- bod van koning Philips had hem laten zien hoe waardevol hij was. Maar belangrijker was nog dat Philips bang voor hem was. Als stadhouder van de Nederlanden was hij militair opperbevelhebber van de zeven noorde- lijke provincie¨n, die zich in 1579 in de Unie van Utrecht aaneengesloten hadden en zich twee jaar later met het Plakkaat van Verlatinge plechtig van de Spaanse koning afgescheiden hadden. Hij had de Spanjaarden diverse gevoelige nederlagen toegebracht. Hij trok de zware gordijnen opzij om de nieuwe dag te begroeten. Maar midden in die beweging hield hij stil. Er streek een ijzige tocht langs hem heen die hem deed huiveren, net zoals de kilte die hij twee jaar geleden op die ongeluksdag in Antwerpen ondervonden had. Willem schudde het gevoel van beklemming van zich af en duwde het venster open. Hier was hij in Delft, niet in Antwerpen, en de binnenstro- mende ochtendlucht kondigde een warme zomerdag aan. Er was geen re- den voor sombere gedachten, hield hij zichzelf voor, en na een kleine hartversterking nam hij aan een lessenaar plaats om belangrijke corres-

13 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 14

pondentie af te handelen. Hij werkte graag in de stilte van de hof van St.- Agatha, dat ooit een belangrijk klooster was geweest en waarvan het noordoostelijke gedeelte nu de Prinsenhof herbergde. Later die ochtend, toen de warmte van de ochtend al plaatsgemaakt had voor zomerse hitte, ontving hij Rombout Uylenburgh, de burgemeester van Leeuwarden, om met hem de Friese politieke en religieuze kwesties te bespreken. Hun levendige gesprek werd onderbroken door het trom- petgeschal dat het middagmaal aankondigde. Op weg naar de eetzaal werd Willem vergezeld door zijn vrouw Louise, zijn dochter Anna en zijn zus Catharina, de gravin van Schwarzburg. Enkele rekwestranten hadden het middaguur afgewacht om Willem hun verzoeken voor te leggen, maar hij wilde zijn gasten niet laten wachten en paaide hen met de belofte hen na het middagmaal aan te horen. Alleen een jonge Fransman, die hem al enkele malen belangrijke berichten had overgebracht en die hij ook al met geld ondersteund had, liet hij bij zich komen. Deze man, Franc¸ois Guyon, had zich tot het calvinisme bekeerd en had verteld dat zijn vader in Doˆlevanwegezijnnieuwegeloofzelfsge- folterd en vermoord was. ‘Wat is er, Guyon?’ vroeg Willem. ‘Breng je berichten mee uit Frankrijk die geen uitstel dulden?’ Guyon, een magere man van een jaar of 25, nam zijn donkerblauwe vilt- hoed af, maakte een buiging en schudde zijn hoofd. ‘Ik heb geen nieuws, hoogheid. Maar ik hoop op mijn volgende reis weer nieuwe dingen te weten te komen. En daarvoor heb ik een paspoort nodig.’ Zijn stem klonk merkwaardig hol en onzeker, alsof hij zelf maar al te goed wist dat dit niet het juiste moment was om Willem lastig te vallen met een kwestie rond een paspoort. ‘Later, na de maaltijd,’ zei Willem lichtelijk geı¨rriteerd, en hij maakte de Fransman duidelijk dat hij bij de andere rekwestranten op hem moest wachten. Guyon trok zich met een ontstemde blik terug. Toen Willem met zijn begeleiders de eetzaal betrad, zei Louise zachtjes tegen hem: ‘De man met wie je zojuist in gesprek was, staat me niet aan. Hij gedroeg zich vreemd.’ Willem antwoordde lachend: ‘Hij is geen slechte man. Ik heb hem al di- verse malen ontmoet. Als hij iets tegen mij in zijn schild zou voeren, dan had hij dat allang in daden kunnen omzetten. Hij kwam zojuist alleen een

14 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 15

beetje stuntelig over; waarschijnlijk was hij geschrokken van al die deftige lieden.’ Pas na het eten, toen er voor de eetzaal opnieuw diverse rekwestranten op hem afkwamen, moest hij weer aan Guyon denken. De Fransman stond in een rij met wachtenden en leek zijn ziel in lijdzaamheid te bezitten. Willem besprak een militaire kwestie met een officier uit Wales en wendde zich daarna tot een Italiaanse koopman, die beweerde over be- langrijkeinformatieoverdezeehandel in het Middellandse-Zeegebied te beschikken. Willem wilde daarover niet in het openbaar praten en trok zich met de Italiaan in zijn werkkamer terug. Toen hij afscheid nam van de koopman en hem naar de deur bracht, stond daar al een Engelse officier te wachten, de grijsharige captain Wil- liams. Hij ging op e´e´n knie zitten om zijn verzoek aan Willem te doen. Op dat moment dook Franc¸ois Guyon op, en Willem kon nog maar e´e´ndingdenken:Het is precies zoals in Antwerpen. Guyon hield een zwaar, dubbelloops pistool in zijn rechterhand en richtte het op Willem. Een steekvlam, kruitdamp, de oorverdovende knal van het schot... Direct voelde Willem een harde klap in zijn maagstreek. Een razende, gloeiend hete pijn, die zich snel rond de wond uitbreidde, stuitte op de kille tocht die hij die ochtend gevoeld had. De dood hield Willem in zijn ijzige greep en was niet van plan hem nog eens te laten ont- snappen.

Nog voordat zijn lijfarts ter plaatse was, overleed de Prins van Oranje aan zijn zware verwonding. De schutter werd gevangengenomen. Zijn echte naam luidde Balthasar Ge´rard – Balthasar Gerardts in het Nederlands – en hij was afkomstig uit het vrije graafschap Bourgondie¨. In werkelijkheid hing hij het katho- lieke geloof aan en was hij een trouw onderdaan van de Spaanse koning. Hij had zich in Delft als gevluchte hugenoot voorgedaan en zo Willems vertrouwen weten te winnen. Vermoedelijk had hij zijn daad al veel eerder uitgevoerd als hij een geschikt wapen had bezeten. Het dubbelloops pistool had hij kort tevoren verworven, en nog wel van een familielid van een lijfwacht van Willem, onder het voorwendsel dat hij het wapen nodig had als bescherming tegen het gajes dat de stegen van Delft ’s avonds onveilig maakte. Balthasar Ge´rard kwam niet in het genot van de beloning die voor de

15 7/5/2009 – 09-0556 Karakter – Blauw van Rembrandt – pag. 16

moord op Willem uitgeloofd was, maar zijn vader werd door Philips in de adelstand verheven en kreeg landerijen in Bourgondie¨ toebedeeld. De moordenaar werd na zware folteringen ter dood veroordeeld. Het vonnis werd slechts vier dagen na de moord voor het raadhuis van Delft ten uit- voer gebracht, op 14 juli 1584. Een grote mensenmenigte verdrong zich op het plein, en bij velen wedijverde het verdriet om Willem met de voor- pret om zijn moordenaar te zien lijden en sterven. Tot teleurstelling van de kijklustigen betoonde Ge´rard zich standvastig en bedaard. Hij beet op zijn tanden toen de hand waarmee hij het dodelijke schot gelost had, op het schavot voor het raadhuis met een gloeiende ijzeren staaf werd weggebrand totdat er nog slechts een verkoolde stomp restte. Pas toen verschillende plekken van zijn lichaam met gloeiende tangen werden bewerkt en er stukken vlees uit hem werden getrokken, slaakte hij ge- smoorde kreten van pijn. De beulsknechten begonnen hem daarna levend te vierendelen door zijn lichaam van onderaf open te snijden. Nu richtte hij zich op, staarde met ogen vol haat naar de menigte en schreeuwde: ‘Ik vervloek jullie allemaal, zielloze calvinisten! Jullie, jullie kinderen en kindskinderen. Binnen hon- derd jaar zal mijn vloek over jullie komen, en over allen die in de van God verlaten Nederlanden leven!’ Zijnstemstierfwegingerocheltoenzijnbuikopengesnedenwerdenzijn hart uit zijn lichaam getrokken werd. Het ‘trouweloze hart’, zoals in het vonnis stond, werd driemaal in zijn gezicht geslagen. Ten slotte werd zijn hoofd afgehakt, werden de vier delen van zijn lichaam losgesneden en ver- volgens aan de vier bastions van de stad opgehangen. Het verzamelde volk volgde de terechtstelling met voldoening, maar toch was er een duistere schaduw in het leven van de mensen getrokken, en nog lang werd zowel in Delft als in de Nederlanden over de vloek van Balthasar Gerardts ge- sproken.

16