C 16-35 december 2016

Cultuurhistorische verkenning

Gaasperplaspark ()

C16-35

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Inhoud

Inleiding 4

Beleidskader 6

Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling 7

Ontwerp en analyse 12

Conclusie en aanbevelingen 59

Bronnen 69

Colofon 70

2

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

3

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Inleiding

De cultuurhistorische verkenning Gaasperplaspark (Floriade ’82) heeft Monumenten en Archeologie geschreven in opdracht van Stadsdeel Zuidoost in het kader van de herziening van het bestemmingsplan Gaasperplas. Daarnaast is het project opwaardering Gaasperplaspark een belangrijke aanleiding voor dit onderzoek. Een gerevitaliseerde Gaasperplas kan bijdragen aan de versterking van Gaasperdam als woon-, leef- en recreatiegebied.

Het accent binnen deze cultuurhistorische verkenning ligt op het Floriadeterrein. Het onderzoek heeft geresulteerd in een beknopte uiteenzetting van de ontstaansgeschiedenis en een overzicht van de in het gebied aanwezige bovengrondse cultuurhistorische waarden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Het is wel van belang dat cultuurhistorische waarden worden betrokken in de planvorming en worden meegewogen in de besluitvorming over de inrichting van een gebied.

Het stadsdeel heeft Monumenten en Archeologie gevraagd aan te geven in hoeverre het ontwerp voor de tentoonstelling die in 1982 werd gehouden, nog herkenbaar is in het huidige park en welke elementen waardevol zijn om te behouden. De cultuurhistorische verkenning begint met een uiteenzetting van de ontstaansgeschiedenis. Daarna volgt een analyse van het ontwerp en een beschrijving op welke wijze de belangrijkste delen daarvan nog herkenbaar zijn in het huidige park. De conclusie omvat een cultuurhistorische waardebepaling van dit deel van het park en aanbevelingen ten aanzien van het beheer en de toekomst van het park.

4

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

5

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

1 Beleidskader

Naar aanleiding van de Modernisering van de Monumentenwet en de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, d.d.17 juni 2011, staatsblad 5 juli 2011, nr 339) dient per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving te worden opgenomen “van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden”. In de toelichting van de Bro staat dat dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Dit vermindert de noodzaak tot het aanwijzen van nieuwe beschermde monumenten omdat aan het belang van de cultuurhistorie dan waarde wordt toegekend via het proces van de ruimtelijke ordening.

Voor Amsterdam komt het verankeren van de cultuurhistorie in het proces van ruimtelijke ordening ook aan bod in de Beleidsnota ‘Ruimte voor Geschiedenis’ (vastgesteld 13 april 2005) en ‘Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam’ (vastgesteld 14 november 2011).

De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland is een geografische uitwerking van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (besluit d.d.21 juni 2010). De kaart geeft in zijn algemeenheid informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten/monumenten, archeologische verwachtingen en structuurdragers als militaire structuren en historische dijken. Deze informatiekaart is voor wat betreft bovengrondse cultuurhistorische waarden vooral gericht op gemeenteoverschrijdende zaken en is daardoor minder geschikt voor het in kaart brengen van de lokale waarden.

6

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling

Stedenbouwkundige context Het Gaasperplaspark ligt ten zuiden van de Gaasperdammerweg en ten westen van de Gaasp, aan het eindpunt van de Metrolijn 53. Het vormt een belangrijk onderdeel van de doorlopende groenstructuur van Amsterdam Zuidoost en is onder de snelweg door verbonden met het Mandelapark aan de ene kant en de Bijlmerweide aan de andere. In de nabije toekomst zal de plas over de snelweg verbonden zijn met het Mandelapark. De woonwijk Nellestein kijkt uit op de westzijde, vormgeven als een boulevard die langs een bastion loopt. Aan de zuid en oostzijde loopt nog een brede parkstrook, die de plas scheidt van Gaasperdam en het waterleidingterrein. Ten zuiden daarvan lopen de Valburgdreef en de Dril rondweg. Het Floriadeterrein beslaat alleen de noordelijke zijde van het park.

Geschiedenis Het besluit tot aanleg van het Gaasperplaspark werd begin jaren zeventig genomen. Het beheer van het park als geheel zou na de sluiting van de Floriade komen te liggen bij de Stichting Groengebied Amstelland, dat in 1982 werd gewijzigd in een recreatieschap. Om dei reden was deze instelling vanaf het begin bij de planvorming betrokken. In dit recreatieschap is de gemeente Amsterdam zelf vertegenwoordigd, evenals de gemeente Amstelveen, Diemen en Ouder-Amstel. Daarnaast hadden indertijd de provincie en het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM) zitting in het bestuur. Het Gaasperplaspark werd dan ook een regionale functie toegedicht. De zandwinningsplaats was tussen 1973 en1975 ontstaan ten behoeve van woonwijken als Nellestein, Holendrecht en Reigersbos. In 1971 werd een basisplan gemaakt dat in 1975 resulteerde in een voorontwerp voor een gebied van 140 ha, waarvan 65 ha wordt ingenomen door de plas zelf. Doel van de aanleg was niet alleen om te voorzien in recreatieve mogelijkheden voor de bevolking, maar ook het behoud van het open landschap en de ontwikkeling van de ecologische of landschappelijk waardevolle gebieden. Voor het behoud van het evenwicht tussen de op de stedelijke bevolking gerichte recreatieve voorzieningen en het behoud van het open landschap brachten de ontwerpers van begin af aan een zonering aan zodat een overgang ontstond tussen `een open weidegebied tot een recreatiegebied waarin een visueel verdichtende werking in het landschap toelaatbaar is`. 1 Reden daarvoor was dat in het parkgebied het historisch gegroeide landschap door de zandwinning toch al was aangetast. Het park moest plaats bieden aan zowel actieve als passieve recreatie zoals fietsen, wandelen, trimmen, zonnen, luieren, watersport en oeverrecreatie als vissen, roeien, surfen, zeilen, enz. ‘Amfibische recreatie’ heette het in de beleidsstukken. Zwemmen was maar beperkt mogelijk door de grote diepte van de plas. Om die reden werd in het noorden van het park een openlucht zwembad geprojecteerd.

In 1977 werd op voorstel van de Nederlandse Tuinbouwraad door de gemeenteraad besloten om het noordelijke deel van 50 ha tijdelijk te benutten voor het houden van de Floriade van 1982. Naast Amsterdam, stelden ook Den Haag (Maasweide) en zich kandidaat, maar in Amsterdam vond de raad de meest gunstige voorwaarden voor het houden van de tuinbouwtentoonstelling. Het gebied was met de metro en via de snelweg goed bereikbaar, aangezien de verbindingsweg tussen de A2 en de A1 voor de opening zou klaar komen. Het was geschikt voor beplanting en ook de reputatie van Amsterdam stond garant voor de komst van vele bezoekers. Bovendien had de Floriade van 1972 bewezen dat de hoofdstad over een goede ontwerpafdeling beschikte die voor het ontwerp van de tentoonstelling kon zorgen. Aanvankelijk werd als locatie van deze Floriade ook aan het Amstelpark gedacht waar in 1972 de Floriade was gehouden.

1 Uit: Groen 3 (1982), 133.

7

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Potentiële locatie voor de Floriade 1982, 1976.

In dat geval was een extra terrein aan de overzijde van de Amstel nodig geweest, dat via een brug over de Amstel bereikbaar moest worden gemaakt.

Het lag voor de hand dat het noordoostelijk deel van het Gaasperplaspark voor de aanleg van het tentoonstellingsterrein in aanmerking kwam. Van begin af zou dit deel als eerste worden aangepakt vanwege de ligging dicht bij het eindpunt van de metro en de nieuw te bouwen wijken. Het ontwerpteam maakte voor deze locatie een zodanige opzet voor het park dat de tentoonstelling kon profiteren van de kaders die voor het park nodig waren. Van begin af was ook duidelijk welke delen van de tentoonstelling na sluiting zouden blijven. Dat was een belangrijke les die de ontwerpers uit de totstandkoming en afsluiting van hadden geleerd. Toen was vooraf niet duidelijk hoe het park na de sluiting zou worden gebruikt en welke delen gehandhaafd konden worden. Bij de opzet van de Floriade 1982 stond het uiteindelijke totaalbeeld van het recreatiegebied Gaasperplaspark steeds voorop.

Voor de organisatie van de Floriade 1982 werd een stichting opgericht, dat een werkkapitaal kreeg toebedeeld. Dit moest worden terugverdiend uit de recettes. In 1977 kwam de totale begroting neer op 29 miljoen gulden. Deze zou in 1981 nog oplopen tot 37 miljoen gulden, vooral door de grote stijging van lonen en materiaalprijzen. De totale begroting waarin aankoop van grond, ontwerpkosten, opbouw tentoonstelling en publiciteit en de bijdragen van de inzenders zijn meegenomen zou neerkomen op een bedrag van 65 miljoen gulden. De financiering kwam tot stand door grote bijdragen van de gemeente zelf, onder meer in de vorm van kredieten, het rijk en de provincie. De exposanten waren zelf verantwoordelijk voor de aanleg van hun deel van het park en voor de opbouw en afbraak van de eigen paviljoens. De ontwerpen voor deze onderdelen werden overigens deels ook door de gemeente geleverd. Onder leiding van J.H. van der Meeren werd een team samengesteld, waarvan Pieter van Loon en Ron Koek de belangrijkste ontwerpers waren. Om

8

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie inspiratie op te doen bezochten zij tentoonstellingsparken in Stuttgart, Mannheim, Dortmund, Frankfurt, Bazel en Legoland, maar ook de bezoeken aan de Keukenhof en de heemtuin bij Leiderdorp hebben invloed gehad op het ontwerp. Als projectleider fungeerde J. Dirksen.

Er werden uitzonderlijke methoden toegepast om het park in vijf jaar het aanzien te geven van een park dat er al 25 jaar lag. De gemeente maakte gebruik van groot plantmateriaal door het uitzetten van poten van 15 tot 20 meter lengte. Dit waren stammen van onder meer populieren, iepen en wilgen die van hun takken en wortels waren ontdaan en in gaten van 3 meter diep werden geplaatst om wortel te schieten. In feite waren het bomen die door dunning van parken elders in de stad overtollig waren geworden. Sommigen waren zelfs afkomstig uit Rotterdam. Ze stonden op korte afstand van elkaar en vormden windsingels om de opkomst van kwetsbaardere beplanting te beschermen. Ook werden zware stekken van de hoofdhoutsoorten met kluit en al overgebracht van plekken elders in de stad en met hijskranen in een gat van 12 x 12 meter ingeplant. Hieronder waren veel iepen. Daarnaast werden ook aangekochte bomen als eiken en linden geplant die al een aanzienlijke omvang bezaten. Daarbij werd gestreefd naar een zo gunstig mogelijke wortel en tak massa.

Poten van Iepen

De tentoonstelling ging op 8 april 1982 open. De presentaties werden ondergebracht in hoofdgroepen zoals boomkwekerij, glastuinbouw, groente en fruit en bloementeelt. Daarbij werd bekeken welke delen het eerst moesten worden ingeplant, zodat er over de hele tentoonstellingsperiode steeds wat te beleven viel. De aan een plantensoort gewijde verenigingen namen specifieke onderdelen voor hun rekening, zoals de vereniging Ericultura dat deed voor de Heidetuin. Blijvende onderdelen als de azaleatuin en het Vasteplanteneiland in het door berkenbomen gedomineerde deel kwamen door de inbreng van inzenders tot stand. Belangrijke onderdelen die door binnenlandse instellingen en bedrijven werden tentoon gesteld waren de graftekens met daaromheen passende grafbeplanting, de bollenvelden en de heemtuinen. De vele buitenlandse inzendingen van onder meer Japan, Italië en Engeland waren vooral aan de oostzijde van het park, in de strook met weiden langs de Gaasp te vinden.

Het merendeel van de bezoekers was niet werkzaam in de tuinbouw en kwam naar de tentoonstelling om zich te vergapen aan de schoonheid van de uiteenlopende gewassen. Een tuintenstoonstellingspark moet daarom min of meer het karakter van een evenemententerrein hebben en daartoe werden speciale voorzieningen ter vermaak opgenomen. Een spoorlijntje zorgde voor transport en bracht de bezoekers langs de hoogtepunten van de tentoonstelling; een 65 m hoge toren met een rond draaiende uitzicht stond in de centrale speelweide en bood uitzicht over het gehele park en de omgeving. Verder lag dicht bij het bastion een cirkelvormig eiland waarop een molen stond en een restaurant en waarom heen de bezoekers zich in een door een paard

9

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie getrokken trekschuit konden laten vervoeren. Toen de Floriade op 10 oktober 1982 haar poorten sloot, hadden 4,5 miljoen bezoekers de tentoonstelling bezocht.

Na de Floriade De Stichting Groengebied Amstelland van het begin bij de totstandkoming van het park betrokken. De werkelijke overdracht gebeurde echter pas in 1990 toen de gemeente Amsterdam het park voor een symbolisch bedrag van fl 1,- aan het recreatieschap in erfpacht gaf. De onderhandelingen over de overdracht verliepen niet vlekkeloos, omdat beide partijen investerings- en beheerkosten zo veel mogelijk bij de ander wilden leggen. Die waren dan ook niet afgerond nadat de daadwerkelijke overdracht had plaats gevonden. Als basis van de overdracht diende de in 1987 opgestelde Concept Beheersvisie Gaasperplaspark waarbij de regionale functie van het park het uitgangspunt was. Het Groengebied Amstelland constateerde dat het Floriade-deel om een beheersniveau vroeg dat sterk afweek van de budgetten die zij voor andere recreatieparken reserveerde, vooral door de aanwezigheid van de bijzondere elementen als de rozentuin en de siertuinen. Van een overdacht kon volgens hen alleen sprake zijn als Amsterdam de beheerkosten van deze elementen voor haar rekening nam. Amsterdam wilde op haar beurt onderdelen als de camping, het planetarium en de ponymanege niet afstaan door de inkomsten die zij uit de erfpacht genoot. In de beheersvisie werd voorgesteld de bijzondere elementen te behouden zij het op een aangepast beheersnvieau, gefinancierd door Amsterdam. Maar uit een gemeentebesluit uit 1989 blijkt dat Amsterdam daar niet in meeging vanwege de hoge beheerskosten. Toen met het oog op de aanleg van de zuidelijke en oostelijke oever van het Gaasperplaspark, in 1994 in opdracht van het recreatieschap een nieuw Beheersplan Recreatiegebied Gaasperplas door de Grontmij werd opgesteld, omvatte dit echter wel het behoud van de bijzondere elementen. Zij werden, zoals de opstellers ervan stelden, als een meerwaarde van het park gezien. Het gaat hierbij om de hoofdentree, het rosarium, de heidetuin, de coniferentuin, de grassentuin, de azaleatuin, de rotstuin, de vaste planten cirkels, de duin- en dijkflora, de hagen in de grote speelweiden en deels in het weidegebied. Overtollige sierbestrating zou echter worden verwijderd, evenals veel dwaalpaden die alleen voor een tentoonstellingsterrein betekenis hebben. Ook in dit plan werd de nadruk gelegd op het recreatieve en regionale karakter van het park. De huidige beheerder vraagt zich in een notitie uit 2008 af of, gezien het schaarse budget dat voor het beheer beschikbaar is, het behoud van al deze elementen nog wel haalbaar is. In de loop der tijd zouden in ieder geval ook 15 steigers en bruggen worden weggehaald, hier en daar vervangen door een duiker.

De belangrijkste aanleiding voor de opstelling van het Beheerplan van 1994 was de aanleg van het zuidelijke en oostelijk deel van het park in 1991. Belangrijk onderdeel daarvan was het voorzien in een inpandige zwemplaats voor 3000 recreanten in de zuidoosthoek van de plas. De zwemgelegenheid aan de westzijde, dichtbij Nellestein, waarvan massaal gebruik werd gemaakt, moest vanwege de slechte waterkwaliteit

10

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie verdwijnen. Toezicht, bereikbaarheid, ontsluiting waren aan de zuidzijde beter te realiseren en sanitair kon gemakkelijk worden toegevoegd. Verderop zal naar aanleiding van het ontwerp en analyse worden ingegaan op de mate waarin bij de opeenvolgende beheersvisies van de oorspronkelijke uitgangspunten werd afgeweken. In 1993 heeft een renovatie plaats gevonden van het kleine rosarium rond de historische schaal. Het strandje bij Nellestein was toen al opgeheven. In 1986 richten omwonenden de Vereniging Vrienden van het Gaasperplas op. Zij ging eind jaren negentig met het recreatieschap in gesprek over de bijdrage die zij zouden kunnen leveren aan het beheer. Zij wilden op een constructieve manier meedenken en hielden nauwlettend in de gaten of werd vast gehouden aan de zonering van het park. Op dit ogenblik leidt de vereniging echter een sluimerend bestaan.

11

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

2 Ontwerp en analyse

Programma van eisen

Plattegrond van de Floriade op een flyer uit 1982

De voorzieningen in het Gaasperplaspark zijn, hoe kan het anders vooral gericht op waterrecreatie. Ten zuiden van de plas kwam een jachthaven en is de huisvesting van een kanovereniging te vinden. Omdat de plas zelf vanwege de grote diepte en de grote temperatuurwisselingen die daardoor ontstaan, ongeschikt werd geacht om in te zwemmen was oorspronkelijk aan de noordzijde, op een min of meer apart vormgegeven eiland, een openlucht zwembad geprojecteerd. Daar werd al snel vanaf gezien. Daarvoor in de plaats kwam een 5 hectare grote Waterspeelplaats die na de Floriade in gebruik werd genomen. Aan de westzijde, bij Nellestein, was het water minder diep en kon daarom als zwemwater fungeren. Dat hield op toen aan de zuidoever uiteindelijk toch een zwemgelegenheid werd ontworpen, in een uitgegraven inham, van het diepe water begrensd met eilanden, en voorzien van een breed strand.

Aan de noordzijde van het park waren de meer stedelijke, parkachtige voorzieningen gedacht. Het planetarium moest een belangrijke attractie worden. In het verlengde van de centraal gelegen speelweide, op de plek waar de centrale tentoonstellingshal stond, kwam een grote vlonder die kon dienen als aanlegplaats. Het terrein dat voor een camping gereserveerd was, werd tijdens de Floriade gebruikt voor een tijdelijke

12

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie expositiehal. De verharding van het terrein dat hiervoor nodig was, werd later gebruikt voor de vaste kampeerplaatsen; het overige deel is gereserveerd voor tenten. Aan de noordoostzijde verscheen een ponycentrum voor invaliden. Het tracé van het treintje werd gebruikt voor de aanleg van de ruiterpaden. Boerderij Langerlust werd door het ontwerpbureau voor en tijdens de tentoonstelling gebruikt voor onderhoud en beheer. Het is nu in gebruik als vergader- en trouwlocatie. Zoals gezegd, al voor de aanleg van het tentoonstellingsterrein was bepaald welke onderdelen na sluiting zouden worden gehandhaafd. Daaronder bevonden zich niet alleen vlonders, plankieren, parkmeubilair en bruggen, maar ook enkele hoofdmomenten van de tentoonstelling zoals de Valleizone met de Azalea-, Heide- en Varentuinen, het Rosarium met pergola en het Berkeneiland met vaste planten.

De opzet van het Floriadeterrein zoals dit na de tentoonstelling moest worden behouden.

13

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Overzicht van blijvende elementen

De tentoonstellingpaviljoens en het grote parkeerterrein verdwenen, evenals de uitkijktoren en het treintje. Het parkeerterrein besloeg indertijd de nu lege velden langs de Gaasperdammerweg. Het restaurant bij het bastion aan de noordwestkant van de Floriade had een permanent karakter moeten krijgen. De gemeente en eigenaar konden over de mogelijkheid van parkeren echter niet tot een vergelijk komen, omdat de gemeente voor deze voorziening niet een aparte parkeerplaats wilde aanleggen. De bezoekers moesten gebruik maken van de parkeergarages van Nellestein. Het tijdelijke restaurant in de vorm van een grote tent op de gedachte plek werd na de Floriade afgebroken.

Ontwerp Gaasperplas Zoals in de groenstructuur van Zuidoost als geheel een zonering werd aangehouden van stedelijk naar natuurlijk, zo is ook de noordelijke zijde van het Gaasperplaspark stedelijker van karakter. De zuidelijke- en oostelijk oevers konden robuuster van opzet zijn. Verschillende ontwerpers hebben aan de uitwerking van het Gaasperplaspark gewerkt. Nellestein, inclusief het bastion is een ontwerp van Kees Hund; het zuidelijk deel is vermoedelijk ontworpen door Noortje de Haan en het noordelijk deel waarin de Floriade werd gehouden, is van J.H. van der Meeren en Pieter van Loon. Aan de zuidzijde stond flexibiliteit voorop en vrije recreatie, aan de noordzijde was in de functionele en ruimtelijke opbouw de invloed van de stad bepalend. De termen waarmee de zonering werd aangeduid verliep van cultuurlijk, via halfnatuurlijk naar natuurlijk.

Een belangrijk uitganspunt voor het park was dat de opzet flexibel moest zijn en zich moest kunnen aanpassen aan veranderende behoeften; er moest voldoende beschutting zijn en variatie naar grootte en gebruik van de ruimtes. De stad moest uit het zicht worden gehouden door groene buffers. Uit onderzoek bleek dat recreanten het liefst langs de bosrand verblijven. Daarom werd geprobeerd zoveel mogelijk bosrand te creëren. Er werd een evenwicht gezocht tussen de ruimtes die van de plas waren afgekeerd en ruimtes die eruit op uitkwamen; tussen kleine ruimtes voor het zonnen en grotere voor sport en spel. Voor de ruimtelijke verschillen werden middelen als coulissen, waterpartijen, singels e.d. ingezet.

14

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

In het navolgende rapport ligt de nadruk op de noordoever. Hier wordt daarom kort ingegaan op de inrichting van de zuid- en oostoever. Een vergelijking met een ontwerptekening uit 1974 laat zien dat van het oorspronkelijk ontwerp sterk werd afgeweken, evenals overigens dat bij het noordelijk deel het geval is. De zuidoever is geheel georiënteerd op de plas.

Meer natuurlijke en cultuurlijke oevers zouden elkaar af moeten wisselen. Het dijklichaam van de Gooiseweg vormt daarbij voor een soort van achtergrond. Een doorgaande hoofdroute met een fietspad en een parallel daaraan lopend voetpad loopt langs de oever om de oriëntatie op de plas te versterken. De bedoeling was dat er vanaf deze route veel zicht was op de plas, maar in werkelijkheid valt dat wat tegen. De oostzijde bestaat uit een natuurlijke oever met brede rietkraag met daarachter nog weidegebied, dat open moet open blijven. Hier kwam ook een surfoever en een dagkampeerterrein. Deze laatste twee elementen en de zwemplek aan de zuidzijde zijn cultuurlijk ingericht. De zwemplek heeft een naar binnen gekeerd karakter en is uitgegraven in de bestaande oever. Een smal schiereiland grenst de plek af van het open water en maakt wandeling rond het water mogelijk. De oevers hebben een flauw talud voor beter overzicht van het strand. De zwemplek voor kleine kinderen is door een palenrij afgescheiden. Voor de zwemplek is een afrit van Gooiseweg gemaakt. De hoofdingang van de zwemplek ligt tegenover het parkeerterrein, dat vanuit die afslag is te bereiken. Voorbij de zwemplek, richting Nellestein, heeft de zuidoever weer een natuurlijk karakter. Langs de oever loopt een voetpad. De parkstrook bestaat hier uit ingesloten laagtes, natuurlijke bosjes en aangeplante bosvakken.

Ontwerp Floriade 1982

Hoofdopzet Het terrein waarop de Floriade 1982 werd gehouden in het noordelijk deel van het Gaasperplaspark beslaat ongeveer 50 ha, de waterspeelplaats dat door een sloot daarvan wordt afgezonderd omvat 5 ha. Aan dit deel van het Gaasperplaspark lag een structuurplan ten grondslag dat de basis vormde voor het ruimtelijk ontwerp

15

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie waarin verschillende ruimtelijke eenheden zijn te onderscheiden. Hoewel het ontwerp in de loop van de planvorming veranderde, bleef de hoofdgedachte achter het ontwerp steeds dezelfde.

Zonering

16

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Het park is vormgegeven in een overgang van een cultuurlijke zone aan de noordzijde, aansluitend op de bebouwing van Nellestein en de ingang van de Metro, naar een natuurlijk zone aan de zuidoostzijde met het oevergebied en de weilanden langs de Gaasp. Deze zonering bepaalde waar het maaiveld moest worden opgehoogd en bepaalde de keuze van zowel de hoofdsoorten beplanting, de heesterbeplanting als de bodemvegetatie in de verschillende delen. In de cultuurlijke zone bevinden zich de hoofdentree en het platanenplein dat als verdeelpunt voor de bezoekers fungeerde en de valeizone met de siertuinen (Heidetuin, Azaleatuin, Coniferentuim, Grassentuin, Rotstuin, Varentuin en Rosarium). In de natuurlijke zone kwamen de lig- en speelweiden en de weiden voor agrarisch gebruik te liggen. Daarbinnen vormden zones met bijzondere vegetatietypen zoals de Vaste plantentuinen, de dijk-, duin- en laagveenflora en de grienden gebieden met een geheel eigen identiteit.

In de opeenvolgende beheersvisies werd min of meer vastgehouden, al werden de namen veranderd in buitenste zone, middengebied en oeverzone die niet geheel de oorspronkelijk zonering volgden. Op basis van de ontwikkelingsvisie werden daarbinnen weer parkzones, natuurzones, weidegebied en intensieve oeverzone onderscheiden. De wijze van beheer is op deze zonering afgestemd.

Zonering zoals aangegeven in de ontwikkelingsvisie van de Concept Beheersvisie Gaasperplaspark, 1987

De ontwerpers gebruikten de niveauverschillen als middelen om de verschillende delen van elkaar af te schermen en voor het bieden van beschutting. Voor de enscenering van verassende doorzichten gebruikten zij van openingen in de beplantingsvakken. Sommige doorzichten en overgangen tussen de open ruimtes zijn nu

17

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie niet meer herkenbaar. Opvallend is het veelvuldig voorkomen van de cirkelvormige ruimtes, soms uitgetrokken tot een ellips, dan weer in zijn meest zuivere vorm zoals bij het eiland ten zuiden van het bastion.

Zicht vanaf het hoog overlopend, brede voetpad richting de plas

De ruimtes die hiermee werden vorm gegeven, maakt het etaleren van de verschillende bloemassortimenten gemakkelijker. De impact van de bloemenpracht in een helder gedefinieerde ruimte is op die manier groter.

De weiden met bloemenvelden

De uitkijktoren aan de oever van de plas vormde als vanzelf het middelpunt van de grote ligweide die daar in een halve cirkel om heen is gelegd, nog eens benadrukt door de rijen populieren. De cirkel vormige ruimtes werden omheind door strak geknipte hagen. Tussen twee van die hagen werd de entree tot het veld gelegd. Van die hagen is het merendeel ondanks het achterstallig onderhoud nog wel herkenbaar.

18

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Ronde hagen die de ingang naar twee ligweiden markeren

Doorsteek van centrale ligweide naar westelijk ligweiden tijdens de Floriade

Overgang tussen de centrale ligweiden

19

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

De keuze van de beplanting was sterk bepalend voor de sfeer die in de verschillende delen van het park werd opgeroepen. In aquarellen werd geprobeerd weer te geven hoe het park zich in de loop der tijd zou voordoen.

Beplanting met gevarieerd plantmateriaal – na 5 jaar en na 20 jaar

In het cultuurlijke deel werd voor de hoofdbeplanting gekozen voor verfijnde, en soms ook uitheemse soorten zoals bolacacias, de leilindes, de metasequoia en platanen. In de vallei die volgt op de entree staan vleugelnoten en beuken, terwijl in de natuurlijke zone windsingels van els, es en populier staan en voor de hoofdbeplanting onder meer esdoorns, eiken, haagbeuk en berk zijn geselecteerd. Afhankelijk van het soort boom werd in Amsterdam gezocht naar plekken waar bomen uitgegraven konden worden. Zo werden in de omgeving van de Poel in Amstelveen plaggen met berkenstoel uitgestoken om als decor voor het Vastenplanten-eiland te dienen. De heesterbeplanting en de onderbegroeiing met kruidachtigen moesten eveneens het karakter van de verschillende delen ondersteunen. Sierheesters zijn te vinden in de cultuurlijke zone, terwijl in het middengebied en het oostelijk deel respectieflijk besdragende struiken en elzen- essen/hakhoutsingels zijn te vinden. Hetzelfde geldt voor de keuze van de bodembedekkers, die niet alleen bepaald werd door de overgang van een cultuurlijke naar een natuurlijke zone, maar ook door de verschillende vegetatietypen als duinvallei, rivierdijk, laagveen, enz. De bodembedekkers zorgden bovendien voor een geleidelijke overgang tussen de bospaden en het bos. Bij de begroeiing van de oevers van de Gaasperplas was het belangrijk in hoeverre uitzicht op het water wenselijk was.

20

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Hoofdstructuur hoofdbeplanting

In hun analyse van het Floriade/park hebben Bas Koppers, Conny den Hollander en Dorine van der Wielen het ruimtelijk effect van de huidige beplanting vergeleken met de beplanting ten tijde van de tentoonstelling. Ze onderscheiden vier zones in het park: de waterspeelplaats, een Engelse landschapszone rond de ligweiden, een agrarische zone aan de oostzijde en een gesloten parkzone. Alleen in de agrarische zone is nog iets herkenbaar van de vroegere landschappelijke verkaveling. Ze laten zien hoe dat het concept van de zonering herkenbaar bleef, maar dat in de huidige groenstructuur losse bomen en bomenrijen zijn opgenomen in het aangrenzende bos. Daardoor zijn de vormen van de beplantingsvakken sterker geworden. Naar hun mening is dat niet ten koste gegaan van de beleving van het park. Ruimtes zijn duidelijker geworden en steviger omrand, waardoor zij door hun formaat ´voelen als prettige kamers´. Ook de vormgeving van de zichtlijnen is daardoor sterker geworden. Sommige van die zichtlijnen zijn inde loop der tijd dicht gegroeid en overgangen tussen de open ruimtes minder subtiel zijn geworden. Door overmatige oeverbegroeiing is ook het zicht op het water op veel plaatsen in het park verdwenen.

21

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Groenstructuur kaarten van 1982 en 2014

22

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Ruimte-massakaart 1982 en 2014

23

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Infrastructuur De belangrijkste ontsluiting van het Gaasperplaspark voor het autoverkeer gebeurt vanaf de Loosdrechtdreef. Hieraan is ook de camping aangelegd. De bezoekers konden ook met de Metro komen, waarvan de toegang dicht bij de entree van het tentoonstellingsterrein ligt. Aanvankelijk was het de bedoeling om het raster van dreven consequent over het gebied van het Gaasperplaspark te laten lopen, waardoor het noordelijk deel van het park door de Loosdrechtdreef afgescheiden werd van de zone rond de plas. Op aandringen van de ontwerpers werd het tracé naar boven verschoven, wat het voor de Bijlmer ongebruikelijk bochtig verloop van de Langbroekdreef en Loosdrechtdreef verklaart en de parallelle ligging van snelweg (de Gaasperdammerweg) en de dreef.

In de schetsontwerpen voor de Floriade hadden de ontwerpers de hoofdingang tot de Floriade meer naar het oosten geprojecteerd, in het verlengde van een onderdoorgang van de Gaasperdammerweg. Het zwembad met ligweiden besloeg het gehele noordwestelijke deel. Ook op een zogenoemde praatprent is dat goed te zien. Het smalle voetpad dat in de ontwerpschets parallel aan de metro loopt, werd uiteindelijk de hoofdentree tot de tentoonstelling. Kennelijk wilden zij de ingang meer naar de metro verplaatsen, waar in aansluiting op de uitgang van het metrostation een entreeplein met de loketten werd ontworpen. De plek die aanvankelijk als hoofdingang was bedoeld is nu een donker gat waarin het fietspad vanuit het noorden komen, verdwijnt.

Schetsontwerp Floriade 1982

24

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Ontwerptekening Gaasperplas met aanduiding van de zones, 1979

25

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

De zogenoemde ‘praatprent’, waarop de ontwerpers losjes de verschillende functies In een structuur hebben ondergebracht.

26

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Ontsluiting van het park voor de fiets vanuit de noordzijde.

Entree op uitsnede luchtfoto van de Floriade, 1982

De entree splitst zich nu in een diagonaal over het voor de latere waterspeelplaats bedoelde eiland, richting de kas voor bloemisterijen en een kleine waterspeelplaats en in een met leilinden begeleide laan langs het metrostation. Deze met fraai vormgeven, geometrische elementen vormgegeven route doet nu wat kaal en rechtlijnig aan in vergelijking met het park als geheel. Het pad eindigt onder het platanenplein, de zogenoemde Esplanade, dat bedoeld was als verdeelpunt voor de tentoonstellingsbezoekers.

27

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Esplanade en halte floriadetrein, 1982

Esplanade in 2016

Dicht bij dit plein stond een treinstation. De bezoeker kon dus vanaf de Esplanade kiezen voor een wandeling door het park of de trein nemen om het geheel in zich op te nemen. Nu verloopt de verbinding tussen deze hoofdentree en het hoofdfietspadennet echter wat ongemakkelijk. Voor de voetgangers is er een smal voetpad dat naar het bastion leidt en niet in verhouding staat tot de betekenis van dit onderdeel van het park. Als fietspad bemoeilijkt deze route nu de verbinding tussen verdeelplein en bastion. Dat heeft alles te maken met het verschil in gebruik tussen het padennetwerk van de tentoonstelling en het gebruik van de paden in het huidige park.

Evenals dat bij andere naoorlogse parken het geval is, hebben de ontwerpers in het ontwerp voor de uiteindelijke situatie in de padenstructuur een scheiding aangebracht tussen voet-, rijwiel- en ruiterpaden. De ontwerpers wilden dat de gebruikers van de verschillende verkeerstromen zo min mogelijk van elkaar merkten. De rijwielpaden maken deel uit van de algehele fietspadenstructuur van zuidoost. De twee hoofdroutes kruisen elkaar ten zuidwesten van de Camping. Ten zuiden van de Valleizone loopt een recreatieve route in noordwest-zuidoostelijke richting die beide hoofdroutes door het park met elkaar verbindt.

28

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Themakaart infrastructuur ui 1979, bedoeld voor de situatie na de Floriade

De drie verschillende routes waren tijdens de tentoonstellingsperioden nog niet als zodanig in gebruik. De fietspaden werden gebruikt voor het opvangen van de grootste stroom bezoekers en voor de aan- en afvoer van de materialen en hadden een breedte van 3,60 m. In het voetpadennet werd onderscheid gemaakt tussen voetpaden en dwaalpaden. Het hoofdpadennet (de latere fietsroutes) beschrijft een achtje, al herkenbaar op de praatprent, voor de ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer tijdens de tentoonstelling. Vanuit Nellestein aan de westkant wordt het park door een fietspad ontsloten dat zich voorbij het bastion uitsplitst in een noordelijk en een zuidelijk route door het park. Door de bomen aan weerszijden van dit fietspad kreeg het enige allure mee. Het fietspad doorsnijdt daar de trap die van het bastion naar de plas leidt. Door de aanwezigheid van het tijdelijke restaurant kon het fietspad niet direct voor het bolwerk naar het noorden afbuigen. Toen het fietspad nog als hoofdroute van de Floriade fungeerde was de samenkomst van de hoofdentree, de Esplanade en de route naar het bastion geen probleem. Als fietspad scheert het nu langs de Esplanade en het bolwerk zonder met elk van de elementen verbonden te zijn. Het zuidelijke fietspad, het Meibergpad, vervolgt na de ligweiden zijn weg richting Driemond en Weesp; de noordelijke route – het Geerdinkhofpad - komt bij het Ponycentrum uit.

29

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Verloop van fiets- en voetpaden bij het bolwerk

Uitsnede luchtfoto Floriade, 1982

Trap vanaf het bolwerk naar de plas

30

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Geerdinkhofpad, 2016

In de beheersvisies van 1987 en 1994 werd de ontsluiting van het park ook als een van de problemen aangemerkt. De opstellers van de Beheersvisie van 1987 zijn erg kritisch over de opzet van het park: de ruimtelijke opbouw zou onduidelijk zijn, de beplanting zou geen richting geven en de waterlopen zijn te grillig om de structurende rol over te nemen. Het beheersplan van 1994 stelde voor om het brede pad van de hoofdentree ook als fietspad te gebruiken, hetgeen uiteindelijk niet gebeurd is. Ook stelden zij voor om een doorgaande open ruimte, de zogenoemde ‘Ruggengraat’, rond het centrale, oost-west lopende fietspad te creëren om de oriëntatie binnen het park te verbeteren en de noord-zuid verbinding bij het kampeerterrein zou doorgetrokken moeten worden naar de centrale ligweide. Maar daar is nu geen sprake van. Eeen derde voorstel uit deze beheersvisie is ook nog niet uigevoerd. De opstellers hadden de doorstroom van het fietsverkeer willen verbeteren door het fietspad dat vanuit de Loosdrechtdreef het park inkomt, door te trekken over de centrale ligweide. Dat voorstel is niet gerealiseerd. Eveneens werd afgezien van het idee het zuidelijk lopende fietspad dichter bij de plas te liggen om het zicht op de plas te verbeteren.

31

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

De ontsluiting volgens de Beheersvisie van 1994. Ook is aangegeven welke oevers konden verlanden.

De ongebruikelijke breedte van de fietspaden wordt verklaard door hun tijdelijke functie als hoofdontsluitingsroute voor de tentoonstelling, al zijn de randen van de paden inmiddels wel begroeid geraakt. Wat dat betreft is het tekenend dat in het oorspronkelijk ontwerp verharding van dit deel van het park werd berekend op 2,5 ha, maar door de ingebruikname als Floriadepark zou toenemen tot 6 ha.

De wandelpaden spelen in samenhang met de beplanting een belangrijke rol in de aaneenschakeling van doorzichten en ruimtelijke ervaringen. Daarbij wordt met name in het oostelijk deel van het park goed gebruik gemaakt van de aanzienlijke hoogteverschillen. Openingen in bosranden tussen de open ruimtes onderling en naar het water worden vanaf de hoger gelegen paden sterk ervaarbaar. Al zijn de overgangen tussen beboste delen en de open ruimtes niet altijd meer goed zichtbaar.

Voor een tuinbouwtentoonstelling zijn de dwaalpaden een belangrijk element. Hierdoor waren de bezoekers in staat om dicht bij de tentoongestelde gewassen te komen. Aan sommige onderdelen zoals de Primula en Hostatuin is heel wat ontwerpaandacht besteed waarbij het padennet in natte delen een aanvulling kon krijgen in een reeks plankieren. Veel van deze dwaalpaden bestaan nog steeds. Andere, zoals bij de Hostatuin, zijn na de sluiting van de Floriade verdwenen. Ook in de opeenvolgende beheersvisies wordt aangegeven dat deze paden in de toekomst zullen verdwijnen.

32

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Ontwerp voor de Hosta en Primulatuin en de huidige situatie

33

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Het huidige netwerk van paden op het Floriade 1982 terrein, meet daarop aangegeven welke dwaalpaden nog aanwezig zijn en welke verdwenen.

Het onderscheid tussen de verschillende verkeersstromen is verder benadrukt door het verschil in bestrating. De fietspaden en hoofdvoetpaden zijn geasfalteerd. Toen gebeurde dat nog zonder toeslag van de rode kleur die in combinatie met de tentoonstellingsvakken hinderlijk zou werken. In het Amsterdamse Bos zijn de beheerders erin geslaagd deze kleur tot op vandaag uit het Bospark te weren. De voetpaden werden wel afgestroomd met groen porfiersplit al is daar nu niet veel meer van te merken. Verder zijn voor de verschillende pleinen en paden belangrijke tentoonstellingsonderdelen een grote diversiteit aan materialen toegepast zoals klinkers, tegels en granietkeien. Veel daarvan is uit overwegingen van beheer verwijderd. In sommige delen van het park zijn de met klinkers en granietkeien vormgegeven overgangen tussen de paden en de bruggen te vinden. De overgangen tussen verharding en grasvelden zijn niet meer ervaarbaar.

34

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Verschillende soorten wegverhardingen in het park

Water Een belangrijk kenmerk van het Gaasperplaspark is het waterrijke karakter met waterlopen die het park dooraderen en het park opdelen in verschillende eilanden. Een groot deel ervan was bevaarbaar en werd ontsloten vanuit de plas; waar intensieve en waar extensieve oeverrecreatie mogelijk was, was van te voren bepaald. Door de grillige oeverlijn probeerden de ontwerpers deze zo lang mogelijk te maken en door de verschillende soorten insteken geschikt te maken voor verschillend gebruik. De oevers laten een afwisseling tussen beschoeide en zogenoemde ‘zachte’ oevers zien.

35

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Zoneringskaart water- en oeverrecreatie, 1979

De opstellers van de Beheersvisie uit 1987 meenden echter dat de oeverlijnen vaak te grillig waren en de vaarroute werd te weinig gebruikt. Anders dan wat in Engelse landschapsparken gebruikelijk is, hebben de waterlopen door het grillige verloop in dit park geen grote structuur dragende functie. De opstellers pleiten ervoor de bereikbaarheid van de oevers te vergroten en deze zo open mogelijk te houden door waar mogelijk beplanting te verwijderen. Het beheer zou matig extensief moeten zijn. In het huidige beheer wordt dat als normaal aangemerkt, het vervangen van beschoeiingen wordt op sommige plaatsen achterwege gelaten.

36

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Bruggen bij de Grienden

De waterstructuur maakte ook de bouw van een grote hoeveelheid bruggen nodig, die in een deel van het park hoog genoeg moesten zijn voor het vaarverkeer en om onderdoor te schaatsen. Tijdens de Floriade voeren kleine rondvaartboten rond die een aanlegplaats hadden aan de westzijde van het middenveld. Die doet nu dienst als hondenzwemplaats. Voor de rondvaartboten werd de doorvaarthoogte op 1,75 m gebracht; een derde bruggetje, het zogenoemde Giethoornbruggetje, kreeg zelfs een overspanning van 2 meter hoewel het water niet bedoeld was voor recreatie. De andere bruggen liggen op een hoogte van 1 meter zodat schaatsers eronder door kunnen; de bruggen in het natuurlijke deel van het park liggen vrijwel op maaiveldhoogte. De draagconstructie is doorgaans van beton, de brugleuningen zijn van tropische houtsoorten als azobé of billinga. In de loop der tijd zijn er iets van 15 bruggen en steigers verwijderd.

Van de vele steigers zijn er enkele bewaard, zoals de grote steiger die ook voor invalide vissers bruikbaar moest zijn en die de grote ligweide met de plas verbindt. Door de vele begroeiing is deze nauwelijks zichtbaar. De steiger met tunnel het speeleiland is verdwenen. Hiervoor kwam een naaktstrand in de plaats.

Uitwerking van het ontwerp en huidige situatie Na de sluiting van de Floriadetentoonstelling zijn de tentoonstellingspaviljoens verwijderd, voor het spoortracé kwam een ruiterpad, de camping werd aangelegd en de open ruimtes voor de expositie van de bloemen werden omgevormd tot ligweiden. Toch zijn nog veel onderdelen van de Floriade herkenbaar. In het vervolg worden de verschillende onderdelen beschreven en wat daar in de huidige situatie nog van over is.

Tot de cultuurlijke zone van het park behoren de waterspeelplaats - indertijd omschreven als een ´Terrein van Bizondere doeleinden ´ - , de entreezone, de vallei en het bolwerk met speeleiland. De waterspeelplaats vormt een min of meer zelfstandig eiland, van de rest afgescheiden door een bevaarbare waterloop. Dit gebied waarin ook het Planetarium staat, kreeg een eigen entree, aan weerszijden beplant met populieren. Op de plek van de bloemisterijenkas kwam bij een recente herinrichting, aansluitend op de centrale cirkel met stenen banken, een vijvertje. Het gemetselde kanalenstelsel - het zongenoemde Molendorp – is er nog steeds. De slootoversteken in de vorm van hangbruggen en boomstammen en een houten speelboot zijn verdwenen.

37

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Waterspeelterrein na de sluiting van de Floriade 1982

Omdat het bedrijf Zeiss een van de sponsoren was en Amsterdam graag een planetarium wilde, kwam de locatie op het Floriadeterrein in aanmerking, omdat zij ver van de ´s avonds verlichtte stad lag. Het gebouw werd ontworpen door Hein Stoller en kreeg later nog een uitbreiding. De apparatuur verhuisde naar het planetarium van Artis, waardoor het gebouw nu alleen nog in gebruik is als vergaderlocatie. Het gebouw dat ook een eigen parkeerplaats heeft, is door hekken van de rest van het terrein afgezonderd waardoor de samenhang met de speelplaats verloren is gegaan.

De entreezone met een door leilinden begeleide allée en citaten uit de tuinarchitectuur als een berceau, een verdeelplein met platanen en een door hagen gevormde carré kent een zeer strakke vormgeving. In het carré was indertijd schaakbord opgenomen bestaande uit witte betontegels en velden van Hedera. Begroeide figuren van draadstaal in de vorm van schaakstukken verbeelden een beroemde schaakopstelling. Dit vak is nu leeg. Ook bevond zich langs de entreelaan een grote fontein, een werk van de beroemde waterkunstenaar. Wanneer die weggehaald is en of deze naar een andere locatie verplaatst is, is niet bekend.

38

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Entree van de Floriade, ontwerp en huidige situatie

Waterkunstwerk

39

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Huidige situatie waar waterkunstwerk heeft gestaan

De entreeweg was voor de opvang van de vele bezoekers 6 meter breed gemaakt. In de zigzag koers met hoeken van 45 graden is de verkaveling van de nabijgelegen hoogbouw flats te herkennen. Omdat het informatiepaviljoen leeg is, en het berceau en het schaakterras weinig gebruikt worden, maakt het formeel vormgegeven gebaar een wat wezenloze indruk, ook omdat deze opgang, die in feite de hoofdtoegang tot het park is, officieel niet voor de fietsers toegankelijk is. Op het verdeelplein onder de dakplatanen - de zogenoemde Esplanade - kon de bezoeker zijn richting kiezen; het brengt hem, als hij naar het westen afbuigt, bij het bolwerk. Links nam hij de route door de Valleizone. Op de kop van de metro was hier oorspronkelijk een parkeerplaats voor een permanent restaurant geprojecteerd, maar beide werden niet gerealiseerd. Het restaurant zou slechts een tijdelijke status krijgen voor de duur van de tentoonstelling. Het bolwerk maakt deel uit van een promenade dat langs de westoever van de plas loopt, langs de bebouwing van Nellestein.

De Esplanade richting het treinstation

Het bolwerk is een gezamenlijk ontwerp van Pieter van Loon en Kees Hund. De laatste tekende voor de groenaanleg van Nellestein dat bij de plas wordt afgesloten door de iets gebogen kade. Het bolwerk was bedoeld als locatie voor het Zuid/ Noord Hollandsch Koffiehuis, dat in 1912 ontworpen is door J.H.W. Leliman en nu voor het Centraal Station staat. Het had een permanente standplaats moeten krijgen op het Floriadeterrein. In plaats daarvan werd tijdelijk een grote tent neergezet met een terras langs de muren van het bolwerk zodat de bezoekers een prachtig uitzicht hadden over de plas. Langs de muur was een rij bomen geplaatst. Het bolwerk van de Floriade wordt door een iets gebogen muur langs Nellestein verbonden met en cirkelvormig element van baksteen waaruit een spiraalvormige toren oprijst.

40

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Het Noord Hollandsch koffiehuis dat een permanente plek op het bolwerk had moeten krijgen

Terras op het bolwerk

41

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Hund wilde bewust een kromming in de muur aanbrengen om de grens tussen land en water te verzachten. Vanuit die gedachte heeft hij ook een grillig verloop in de oeverlijn aangebracht, dicht bij de jachthaven.

Uitsnede luchtfoto van Nellestein, 1984

Vanaf het Bolwerk is de plas via een gat in de muur langs een robuust vormgegeven trap te bereiken. De muur die de trap begeleidt wordt door het fietspad dat om het bolwerk wordt geleid, onderbroken. Parallel aan het fietspad liep ook een wandelpad. Het talud van het bolwerk was vrij van beplanting, zoals een schootsveld van een bolwerk betaamt. Maar het is nu zo begroeid geraakt dat de sterk, geometrische vorm niet meer echt ervaarbaar is. Het bolwerk zelf vertoont nu op verschillende plekken grote verzakkingen.

Zicht op het bolwerk tijdens de aanleg

Nauw met het bolwerk verbonden is het iets verder op gelegen cirkelvormig eiland dat over een brug van een kanaal rond het eiland te bereiken is. Die brug is nu afgebroken. Het eiland zelf is helemaal begroeid geraakt. Het eiland in de buurt waarvan ook een molen geplaatst was, moest een Oud Hollandse sfeer oproepen met een trekschuit dat door een paard rond het eiland werd getrokken. Het talud was op traditionele wijze bekleed met dakpannen. Na de Floriade werd het eiland getransformeerd tot speeleiland waarop een groot klimtoestel werd geplaatst.

42

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Klimtoestel

De Valleizone die links van het Platanenplein ligt, is bezet met een opeenvolging van een azaleatuin, een heidetuin, een varentuin en een rotstuin die in een cirkel of spiraalvorm zijn aangelegd. Aan de zuidzijde van het pad dat deze tuinen met elkaar verbindt, is een Taxodiumeiland aangelegd, te bereiken via een houten bruggetje. Het eiland wordt ingeleid door struiken van bamboe. Door de komvormige ruimtes en de glooiing van de vallei zouden velden rond deze elementen geschikt zijn om te flaneren en op te liggen. Van enkele van deze elementen zoals de Azaleatuin is nog wel de opzet te herkennen, andere elementen zoals de rotstuin en het Taxodiumeiland zijn moeilijk te herkennen of liggen verscholen achter bomen. De Azaleatuin was de tegenhanger van de rhododendronvallei in het Amstelpark. Door de S bocht van de aanleg ontstonden twee min of meer zelfstandige delen, omsloten door grondwallen waarin op één punt een doorkijk is ontstaan.

Luchtfoto uit 1982 met de bijzondere tuinelementen

43

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Azaleatuin tijdens de Floriade en in 2016

Heidetuin tijdens de Floriade en 2016

Rotstuin anno 2016

44

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Taxodiumeiland In 1982

Taxodiumeiland 2016

De reeks krijgt een apotheose in een rosarium dat aan de overzijde van de centrale waterloop ligt en een hoofdmoment op de Floriade vormde. Aanvankelijk was in het oorspronkelijk programma van het Gaasperplaspark geen budget voor een rozentuin opgenomen. De rozenkwekers zelf hadden er ook geen geld voor. Door aanvullende kredieten van de Stichting Groengebied Amstelland, de provincie en het ministerie van CRM, werd de aanleg toch mogelijk gemaakt. Het rosarium was via een brug met de vallei verbonden. Het is deels aangelegd op een heuvel en bestaat uit elkaar overlappende cirkels tegen een achtergrond van sierkersen. Deze voor een rosarium vrij ongebruikelijke opzet met niveauverschillen was een idee van Van der

45

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Meeren. Op die manier konden de vele toepassingsmogelijkheden van taludrozen getoond worden. De hoofdrol was weggelegd voor de nieuwe variëteiten die sinds 1972 in de handel waren. De grote aandacht die hij eraan besteedde kwam volgens Pieter van Loon ook voort uit rivaliteit met Egbert Mos die voor de Floriade 1972 de Rododendron vallei ontwierp, nu één van de grote attracties van het Amstelpark. Het rosarium was, gezien de hoge kosten die de aanleg met zich meebracht, bedoeld als een blijvend element

Het rosarium vlak voor de aanplant van de rozen

Het rosarium in 1982

46

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Het rosarium in 2016

Het decor van bruinbladige sierkersen heeft hij er `een beetje doorgedrukt´, zoals hij dat zelf omschreef, om de kleuren van de rozen beter te doen uitkomen. Het rosarium bestaat uit drie delen. Vanaf de centraal hoog overgaande route is het rosarium van bovenaf door een portaal te bereiken, waar langs tijdens de Floriade de trein dicht langs scheerde. Deze aarden wal van 4 meter was ook nodig voor beschutting van de tuin. De cirkelvorm van de grondwal versterkte hij met een haag van taxus. Hierdoor ontstond een uitzichtplateau dat over de verschillende terrassen uitkijkt. Van het rozenperk dat op de heuvel door een cirkelvormige haag was omgeven rest niets meer Binnen de haag tiert nu het onkruid. Aan weerszijden van de trappen waren bodem bedekkende rozen aangebracht van ongeveer 40 cm hoog. Het tweede deel is het hoofmoment en bestaat uit een gazon met een bosschage in het midden, waarin de verschillende soorten gepresenteerd werden in een waaiervorm van 80 vakken van 2 x 7,5 meter. Ook van deze aanleg is vrijwel niets meer van over, afgezien van enkele paden. Een klinkerpad waaraan enkele banken overhuifd door pergola´s zijn geplaatst, en dat rond de vakken liep, is nog aanwezig. Overwoekerd door struiken en daardoor aan het oog onttrokken blijken enkele pergola’s er zelfs nog te zijn.

Aan de andere zijde van deze attractie, is het rosarium over een met een pergola overdekte brug verbonden met een cirkelvormig rozentuintje. Dit is vormgegeven als een intiem prieeltje met vooral oude rassen en met een historische fontein in het midden. Alleen het als historisch tuinfragment bedoelde deel rond de fontein heeft haar intieme charme behouden.

Ten zuiden van de Valleizone, gescheiden door de over het hele terrein doorlopende waterloop die afbuigt bij de weidevelden, strekt de natuurlijke zone zich uit. Deze bestaat aan de westkant uit een aaneenschakeling van ligweiden en naar het zuiden toe langs het water van de plas enkele beboste schiereilanden. De ligweiden liggen deels tegen een talud aan en hebben, met hagen omrandde, afgeronde vormen. Het zijn open plekken in het bos die door zichtlijnen met elkaar zijn verbonden. Openingen in de bosranden maken zichtlijnen naar het water mogelijk.

47

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Zichtlijn over de lengte van de grote ligweiden

Zicht langs de noordoever van de plas

In die zin volgt de Floriade de gebruikelijke opbouw van de naoorlogse parken waarin de ruimtelijke werking bepaald wordt door een aaneenschakeling van open ruimtes die door zichtlijnen met elkaar verbonden worden. Tussen de ligweiden voor als etalageplateaus voor bloemen werden gebruikt, waren ook trappen ingevoegd die naar bijzonder elementen leidden zoals naar de heuvel met het bosbloementerras. Het terras was via een breed, uitwaaierende trap, bestaande uit tegels van grindbeton, te bereiken. Daarvan rest nog een deel, het terras zelf omvat slechts een paadje van waarvandaan mooie doorzichten naar de plas geboden wordt.

48

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Beheersplan 1994 met aangegeven waar bos met en zonder struikenlaag gewenst Is.

Ten aanzien van de beplanting zijn in de beheersplannen keuzes voor beheer gemaakt, die invloed hebben gehad op de ruimtelijke beleving van het park. In de visie van 1987 wordt nog uitgegaan van een beperking van de ondergoei om doorzichten mogelijk te maken, ook vanwege de sociale veiligheid. Ook de oevers van de waterlopen moesten in de cultuurlijkezone vrij van begroeiing blijven ten behoeve van de oeverrecreatie, de watersport en uit esthetische overwegingen. In 1994 willen de opstellers van het beheersplan het contrast vergroten tussen open en dichte plekken, onder meer door nu wel onderbeplanting toe te laten.

49

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

De boombeplanting rond kruispunten van wegen moest echter wel zonder struikenlaag blijven. De beplanting heeft in de park- en boszones veel ruimte gekregen om zich te ontwikkelen. Losstaande, solitaire bomen zijn in de loop der tijd opgenomen in de bosvakken. Het contrast tussen open en gesloten delen werd op die manier aangescherpt. Het grote nadeel daarvan is echter dat veel zichtlijnen, die het park verbinden met de plas, ook zijn dicht gegroeid. De delen waarvan het beheersplan van 1994 aangaf dat deze vrij van onderbegroeiing moesten blijven, zijn vaak ook dichtgegroeid. Ook komt de huidige oeverbegroeiing niet geheel overeen met wat in de beheersplannen hiervoor was bedacht. Ze verstoren op veel plekken langs de waterlopen het contact met het water en verhinderen de oeverrecreatie.

Trappen naar de bloemenheuvel in 1982 en wat daarvan in 2016 van over is.

Centraal in het park ligt de halfcirkelvormige speelweide. Van de dubbele rij abelen die rond deze weide was neergezet, is weinig meer te herkennen. De rij omarmde niet alleen de ligweide, maar ging aan de westzijde over de waterloop heen en nam een deel van het aangrenzende bos mee, dat een overgang is naar de westelijk gelegen ligweiden. Op de grens van land en water was de grote tentoonstellingshal gesitueerd, rondom een 65 meter hoge uitkijktoren. Voor de populieren kwam op het veld een rij kastanjebomen die eveneens in een halve cirkel zijn geplaatst. De centrale ligweide komt nu uit op een grote houten vlonder die in de plas steekt. Met uitzondering van de vlonder is de oever geheel dichtgegroeid met struiken, bomen en hoog opgaande rietkragen waardoor de weidsheid van de plas nauwelijks ervaarbaar is.

50

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Centrale ligweide met zicht op de plas

De rijen abelen eindigden bij de brug naar het schiereiland, dat bedoeld was voor de tentoonstelling van inheemse planten, de irisborder en een Astilbeborder. Het bezat indertijd een dicht net van dwaalpaden. Aan een inham lag ook een zitsteiger met tunnel, maar daar is niet van terug te vinden.

Luchtfoto van de centrale ligweide en het schiereiland aan de plas

51

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Zicht vanaf de naaktweide naar de plas

De belangrijkste open ruimte op het schiereiland is nu heuvelachtig weide, beplant met een grote hoeveelheid solitairen die als een coulisse werken in het uitzicht over het water, ligt achter een grote haag van struiken omdat het nu in gebruik is als nudistenveldje.

Het Vasteplanteneiland of ook wel Berkeneiland genoemd is een belangrijk onderdeel van het beboste deel dat ten noordoosten van het middenveld ligt. Het is een grillig gevormd gebied en bestaat eigenlijk uit een groot en een klein eiland. Ze zijn vanaf drie zijden via bruggen te bereiken.

Vasteplantentuin in 1982

52

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Vastepanteneiland 2016

Berken, geplant als solitair of als berkenstoel, vormden het decor van 60.000 planten die de mogelijkheid tot ´verwildering´ kregen. Dat idee was ingegeven door het gedachtegoed van Le Roy die in die tijd onder landschapsarchitecten furore maakte met de aanleg van tuinen in onder meer Herenveen waarop de natuur zoveel mogelijk haar gang kon gaan. De eilanden zijn nauwelijks opgehoogd en hebben aflopende oevers naar het rondom liggende water. Het moest een groene buffer vormen tussen de voor recreatie bestemde delen en het weidegebied langs de Gaasp. Het zou volgens de oorspronkelijke opzet ook goed als stiltegebied en broedplaats voor vogels kunnen dienen. Maar de brede toegangspaden ondermijnden dat idee. Een breed klinkerpad verbindt drie cirkelvormige elementen die door een haag van taxodium zijn afgeschermd, met uitzondering van de derde – de ‘leestuin’, indertijd bezet met parasollen – waarom heen een beukenhaag staat. De cirkelvormige perken zijn nog aanwezig, de beplanting is niet meer herkenbaar bij het bezoek. Op het kleine eiland zijn binnen een haag eveneens enkele perken geplaatst. Van de dwaalpaden is nog maar een gedeelte zichtbaar. Banken tegen de hagen aan maken een rustige observatie van de intiem ingerichte elementen mogelijk.

In het beheersplan van 1994 was het Vastenplanteneiland een van de gebieden die vrij moets blijven van onderbegr onderbegroeiing. Op die manier konden de berken en berkenstoelen hun beeldbepalende functie in het als groene buffer bedoelde bosgedeelte behouden. In de huidge situatie blijkt dat aan dat voornemen niet werd vastgehouden.

53

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Beheersplan van 1994, uitsnede Berkeneiland

Zicht op het berkeneiland

Langs het water, voorbij het Vastenplanteneiland, werden drie cultuurlandschappelijke delen aangelegd, die in feite een tegenhanger vormen van de cultuurlijke elementen in de valleizone. Dat zijn van oost naar west het duinlandschappelijk deel, het laagveen en de grienden, elk te herkennen aan de voor dat landschap typerende vegetatie. Ook was een open plek langs het water als heemtuin ingericht, waarvoor de ontwerpers hun licht hadden opgestoken bij de heemtuin in Leiderdorp. Voor de aanleg was gebruik gemaakt van het aanwezig bodemmateriaal. De kleiige bovenlag was gebruikt voor het opwerpen van de dijk. Het laagveengebied werd gecreëerd met veen uit de sloten. Het terrein werd in een helling aangelegd zodat verschillende milieus

54

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie ontstonden hetgeen de selectie voor begroeiing vergrootte. De kruidlaag was een essentieel onderdeel van de verschillende vegetatietypen. Het fluitenkruid en lievevrouwebedstro bepaalden het karakter van de paden.

Cultuurlandschappelijke vegetatietypen Duin- en dijkflora

Duin en dijkflora in 1982

Duin en dijkflora 2016

Van de verschillende elementen is de structuur nog enigszins herkenbaar, de beplanting is verwilderd. Alleen op de Grienden zijn de lanen met knotwilgen nog goed te herkennen. Het is in al zijn eenvoud een schilderachtige en afwisselend deel van het park door de vele waterlopen met bruggetjes, die als loopplanken zijn vormgegeven. Tijdens de tentoonstelling waren hier hutten geplaatst die een indruk moesten geven van de bewoning in prehistorische tijden.

55

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Grienden en laagveen in 1982

56

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Grienden en laagveen 2016

De plas kan in al zijn openheid ervaren worden wanneer de route langs de randen van de archipel wordt genomen of openbaart zich vanaf kleine niveauverschillen in het padenverloop.

Geheel agrarisch oogt de westrand van het park waarin ook nog enkele boerderijen zijn blijven staan. Het weidegebied dat na de tentoonstelling zou overblijven legt een verbinding met het cultuurlandschap aan de overzijde van de Gaasp. Hakhoutsingels van elzen en essen zorgen voor de geleding, braamstruiken fungeren als opvulling. Tijdens de Floriade werd dit gebied voornamelijk gebruikt voor de grote buitenlandse presentaties. Alleen de strak geschoren hagen herinneren daar nog aan, verder oogt dit gebied inderdaad zeer agrarisch.

Agrarisch deel van de Floriade 1982

57

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Oostelijke rand van het Floriadeterrein in 2016

58

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Conclusie en aanbevelingen

Resumé en plaatsbepaling

Opzet van het Floriade-park Het Gaasperplaspark is ten behove van de regeionale recreatie in twee fasen tot stand gekomen. Als eerste kwam het noordelijke deel gereed, waarvan de aanleg extra vaart kreeg door het besluit om dit terrein voor de Floriade 1982 te gebruiken. Het oostelijk en zuidelijk deel werden begin jaren negentig aangelegd. De voor de tentoonstelling benodigde inrichting heeft een belangrijk stempel gedrukt op de infrastructuur en de ruimtelijke opzet van het park. Dat gebeurde ondanks het feit dat het ontwerp gemaakt werd met oog op de functie die het na de tentoonstelling moest gaan vervullen, namelijk als regionaal recreatiegebied. Door de nabijheid van de woonwijken werd in het park een zonering aangebracht van een deel met een parakachtig karakter, de zogenoemde ‘cultuurlijke’of ‘gecultiveerde’ zone, in het noordwesten naar een ‘natuurlijke zone’ in het zuidoosten van het terrein.

Uitgangspunt voor de irnichting van het Foriade-terrein, 1979

Bijzondere, formeel vormgegeven elementen als het bastion, de azalea-, conferen-, heide-, rots en rozentuinen kwamen dichtbij hoofdentree te liggen, naast de ingang van de metro; de natuurlijke elementen bij de oevers van de plas. Het ontwerp kent daarom een parkachtig karakter in het noordwestelijk deel en is meer bosachtig in het middendeel rond het vastenplanteneiland. Voeg daar nog het agrarische karakter bij van het weidegebied tegen de Gaasp aan, en de landschappelijke aanleg met vegetatietypen van duin-, dijk- en laagveenflora en de Grienden langs de oevers, dan laat het voormalige Floriade-terrein een grote diversiteit aan sferen zien. De keuze van de beplanting van hoofdsoorten, heesters en kruidachtige vegetatie was op deze zonering afgestemd.

59

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

De infrastructuur voor de Floriade was berekend op de komst van grote aantallen bezoekers – 4,5 miljoen in totaal - met een duidelijke hiërachie van brede wandelroutes, smallere voetpaden en dwaalpaden die bij een tentoonstelling gebruikelijk zijn. Na de sluiting werden de brede doorgangsroutes omgevormd tot fietspaden; een deel van de dwaalpaden verdween geleidelijk. Het water heeft in het park een of min of meer structurerende rol, bedoeld voor de berging van water, als vaarroute en voor de oeverrecreatie. Door hun grillig verloop zijn de waterstomen echter niet zo dominant als bij landschappelijk aangelegde parken gebruikelijk is. De grillige oeverlijn met diepe insteken vanuit de plas was bedoeld om een zo divers mogelijk oeverrecreatie mogelijk te maken.

Ontwerp voor de Floriade na de tentoonstelling, 1979

Voor de ruimtelijke beleving van het park maakten de ontwerpers gebruik van middelen die sinds het onstaan van de engelse landschapsparken worden toegepast. Het park kent niveauverschillen om enerzijds ruimtes van elkaar af te grenzen om de illusie van doorgaande ruimte te vergroten en anderzijds met behulp van openingen in de beplantingsvakken lange zichtlijnen mogelijk te maken; verder een afwisseling van beboste delen en open ruimtes: grote ruimtes voor sport- en spel, klienere, intieme voor rustiger vormen van ontspanning. Bij lig- en speelweiden wisselen besloten ruimtes en ruimtes die zich openen naar de plas elkaar af. Kenmerkend voor de Floriade is de toepassing van de cirkelvorm die extra nadruk krijgt door de strak geschoren hagen aan de randen van de ligweiden en bij de toegangen daarvan. Zij contrasteren sterk met de natuurlijke delen van het park.

Uitgangspunten van beheer na 1982 Voor de opening van de Floriade had de gemeente een Concept Beheersplan Regionaal Park Gaasperplas opgesteld, dat de onderbouwing voor het beheer vormt voor de periode na de tuinbouwtentoonstelling. Dit plan vormt de basis voor de daaropvolgende beheersplannen- en visies uit 1987, 1994 en 2008. In het eerste

60

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie beheersplan wordt dat nog niet met zoveel woorden gezegd, maar de betekenis van het park als regionaal recreatiegebied geldt als belangrijktse uitgangspunt voor het beheer. Het is vooral door toedoen van de Floriade dat het park een duidelijk stedelijk, parkachtig onderdeel heeft gekregen. Het beheersplan van 1994 werd gemaakt naar aanleiding van de realisatie van de recreatiezone op de oost- en zuidoever van de plas. Maar daarin treden ook verschuivingen op ten aanzien van de voorgaande beheersplannen.

Wat de ruimtelijke opzet betreft krijgen twee aspecten extra aandacht: de zonering en de ontsluiting. Het beheersniveau is afhankelijk van de zone waarin de beplanting zich bevindt. Binnen deze zones onderscheidt het plan uit 1994 overigens weer verschillende delen: de waterspeelplaats, een parkachtig deel dat zich uitstrekt van de hoofdingang tot de beplanting rond de ligweiden, een bosachtig deel dat als groene buffer fungeert, een agrarisch deel en een deel met natuurlijke vegetatietypen. De vraag die zowel in 1987 als 1994 speelt is of de bijzondere tuinelementen als bijvoorbeeld de rozen-, de azalea- en de rotstuin, maar ook de vastenplantentuin en de duin-, laagveen- en dijkflora en de Grienden wel gehandhaafd kunnen worden. Omdat Amsterdam bij de overdracht in 1990 naar het recreatieschap Groengebied Amstelland weigert voor het onderhoud hiervan geld beschikbaar te stellen, lijkt hun lot bezegeld.

Het beheersplan van 1994 gaat echter weer uit van behoud, omdat de Floriade-geschiedenis als een meerwaarde voor het recreatiepark wordt gezien. De handhaving van deze elementen staat echter vanwege de krappe budgetten tot op de dag van vandaag ter discussie. Ook de ontsluiting krijgt in de beheersplannen veel aandacht. Het dicht vertakte net van wandelpaden past bij een tuinbouwtentoonstelling, maar is volgens de opstellers voor een regionaal recreatiepark niet nodig. De opstellers van de Beheersvisie van 1987 zijn erg kritisch over de opzet van het park: de ruimtelijke opbouw zou onduidelijk zijn, de beplanting zou geen richting geven en de waterlopen zijn te grillig om de structurende rol over te nemen. De beslissing om de hoofdwandelpaden in te richten als fietspaden lag voor de hand, maar heeft op sommige punten bij de verandering van tentoonstellingsterrein naar recreatiepark wel voor onduidelijkheid gezorgd. Dat is merkbaar bij de hoofdingang en rond het verdeelplein onder de platanen, waar het fietspad langs de wandelroute naar het Bastion scheert. De visie uit 1987 meldt dat niet, maar dat is ook merkbaar bij de noordelijk toegang voor de fietsers, waar in de eerste ontwerpschetsen de hoofdentree van de Floriade was gedacht. Het beheersplan van 1994 stelde voor om het brede pad van de hoofdentree ook als fietspad te gebruiken. Bovendien zou een doorgaande open ruimte, de zogenoemde ‘Ruggengraat’, rond het centrale, oost-west lopende fietspad gecreëerd moeten worden om de oriëntatie binnen het park te verbeteren en de noord-zuid verbinding bij het kampeerterrein zou doorgetrokken moeten worden naar de centrale ligweide.

In alle beheersplannen wordt aan de in het ontwerp geïntroduceerde zonering vastgehouden, maar deze wordt wel anders benoemd. In de beheersplannen wordt onderscheid gemaakt tussen een ‘buitenste zone’, een ‘middengbied’ en een ‘oeverzone’, waarbij het Floriadeterrein vooral in de twee laatste zones valt. Ten aanzien van de beplanting zijn in de beheersplannen keuzes voor beheer gemaakt die invloed hebben gehad op de ruimtelijke beleving van het park. In de visie van 1987 wordt nog uitgegaan van een beperking van de ondergoei om doorzichten mogelijk te maken, ook vanwege de sociale veiligheid. Ook de oevers van de waterlopen moesten in de cultuurlijkezone vrij van begroeiing blijven ten behoeve van de oeverrecreatie, de watersport en uit esthetische overwegingen. In 1994 willen de opstellers van het beheersplan het contrast vergroten tussen open en dichte plekken, onder meer door nu wel onderbeplanting toe te laten. De boombeplanting rond kruispunten van wegen moest echter wel zonder struikenlaag blijven. Overigens wordt in dit laatste beheersplan, ondanks de verdichting van de bosvakken, vastgehouden aan de in het ontwerp aangegeven doorzichten naar de plas.

Het Floriade-terrein nu Het Beheersplan van 1994 vormt nog steeds het uitgangspunt voor het onderhoud. Dat betekent niet dat alle daarin genoemde voornemens werden uitgevoerd. De zogenoemde `ruggegraat` kwam er niet en ook is in de

61

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie laan van de hoofdentree naast de metrolijn geen fietspad opgenomen. Voor een grotere herkenbaarheid van het fietspadennet als onderdeel van het hoofdfietsverkeernet zijn deze paden rood gekleurd. Ook is de verwarrende aansluiting tussen hoofdentree, ontmoetingsplein en het padennet van het park nog niet opgelost. Veranderingen hebben zich vooral in de beplanting voorgedaan en in het beheer van de wegverhardingen.

Veel oorsponkelijk aangebrachte wegverhardingen die de allure van het tentoonstellingsbeeld ondersteunden, zijn verdwenen. Ze zijn voor een regionaal park niet nodig en zijn bovendien duur in het onderhoud. Ook zijn er een vijftiental bruggen en steigers verdwenen; oeverbeschoeiingen met perkoenpaaltjes werden niet overal onderhouden waardoor plasbermen ontstonden.

De beplanting heeft in de park- en boszones veel ruimte gekregen om zich te ontwikkelen. De vergelijking tussen de silhouetkaarten uit 1982 en 2014 laat dat duidelijk zien. Losstaande, solitaire bomen zijn in de loop der tijd opgenomen in de bosvakken. De cirkel rond de centrale ligweide werd ontmanteld en kwam op kleinere schaal terug. Het contrast tussen open en gesloten delen werd op die manier aangescherpt. Het grote nadeel daarvan is echter dat veel zichtlijnen, die het park verbinden met de plas, ook zijn dicht gegroeid. De delen waarvan het beheersplan van 1994 aangaf dat deze vrij van onderbegroeiing moesten blijven, zijn vaak dichtgegroeid. Ook komt de huidige oeverbegroeiing niet geheel overeen met wat in de beheersplannen hiervoor was bedacht. Ze verstoren op veel plekken langs de waterlopen het contact met het water en verhinderen de oeverrecreatie. De bijna geheel dicht gegroeide oever van de plas aan de centrale ligweide is daarvoor bijna spreekwoordelijk.

Zicht vanaf de centrale ligweide op de plas

In grote trekken zijn de bijzondere elementen die hoofdmomenten tijdens de Floriade vormden, nog wel herkenbaar. Sommige, zoals de rotstuin, zijn echter moeilijk te vinden of niet direct als zodanig herkenbaar. In de meeste gevallen zijn de contouren nog aanwezig en zijn zelfs delen van de inrichting nog bewaard gebleven. Dat geldt bijvoorbeeld voor het vasteplanteneiland. Hoewel de rozentuin als het meest bijzondere element werd beschouwd en in 1993 nog werd gerenoveerd, is van de rozenstruiken en de rozenperken in het gazon vrijwel niets meer over. Dat geldt ook voor de heide-, azalea-, varen- en de rotstuinen. Het taxodiumeiland is nog wel goed herkenbaar. Voor de natuurlijke elementen aan de zuidoostzijde geldt dat eveneens.

Omdat het hierbij om meer landschappelijke elementen gaat, die zich door de al dan niet vochtige bodemgesteldheid en de aanwezigheid van heuvels nog steeds van elkaar onderscheiden, is dat minder storend. Van het ronde speeleiland is behalve de vorm door de sterke begroeiing weinig meer over, de brug is

62

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie om veiligheidsreden weggehaald. Dat geldt niet voor het bastion, ondanks het feit dat deze enigszins verzakt is. Wanneer de begroeiing van het talud zou worden gesnoeid, wanneer alsnog horeca zou worden toegevoegd en de verhoogde banken langs de muur alsnog zouden worden geplaatst, dan zou, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, het bastion de rol kunnen vervullen die oorspronkelijk voor dit uitkijkpunt bedoeld was.

Cultuurhistorische plaatsbepaling van het Floriadepark 1982 Een belangrijke reden om Amsterdam als locatie voor de Floriade van 1982 te kiezen, was de aanwezigheid van een goed geoutilleerd gemeentelijk ontwerpbureau. Amsterdam had een lange traditie van parkontwerp en de afdeling Groenvoorzieningen, opgericht in de jaren vijftig, had met onder meer Egbert Mos, Kees Hund, Pieter van Loon, J.H. van der Meeren getalenteerde ontwerpers in huis. Ze waren goed op de hoogte van de veranderende trends in het parkontwerp, waardoor de opeenvolgende parken sterk van opzet konden verschillen. Zo wordt de uitleg van het Floriade-terrein in 1972 op het gebied van het Amstelpark en het Beatrixpark samen en ontworpen door Egbert Mos, sterk bepaald door de brede wandelboulevards en door structurerende elementen als zeshoekige perken en zigzaglijnen van strak geschoren hagen.

63

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Beelden van de Floriade 972

De Floriade 1982 daarentegen is veel romantischer van opzet door het gebruik van niveauverschillen, grillige oeverlijnen en slingerende paden. Maar dat romantische beeld wordt wel gecombineerd met citaten uit de tuingeschiedenis en sterk formele elementen als de berceau, de Esplanade en de rozentuin. De terugkerende cirkelvorm in de vorm van de hagen herinnert daar ook nu nog aan. Enerzijds parkachtig, anderzijds natuurlijk wordt het park aan verschillende zijden van de stad afgeschermd, behalve aan de westkant waar de wijk Nellestein om vanzelfsprekende wijze op het park wordt aangesloten. De aanwezigheid van de heemtuin duidt op de grote populariteit die dit type eind jaren zeventig genoot. Han Lörzing noemt in zijn boek Van Bosplan tot Floriade het ontwerp voor de Floriade 1982 een monument voor de neo-romantiek. Hij ziet de spanning die in het Gaasperplaspark wordt opgeroepen tussen de gesloten heggecirkels en hun ruige, romantische omgeving als een hoogtepunt in de naoorlogse Nederlandse parkarchitectuur.

Conclusies en aanbevelingen

-Zonering - Van begin af aan is het Gaasperplaspark bedoeld als regionaal recreatiepark. Door de ligging dicht tegen de woonwijken aan en vlabij de metro-ingang heeft het ook een rol als stedelijk park. Die dubbele betekenis van het park hebben de ontwerpers opgevangen door een zonering aan te brengen die voert van een parakachtige, ‘cultuurlijke’ zone naar de natuurlijke zone langs de oever van de plas. Deze zonering is nog aanwezig. Door het dichtgroeien van de beplantingsvakken en het verdwijnen van de oorsponkelijke inrichting van de bijzondere elementen is het onderscheid tussen de zones echter aanzienlijk vervaagd. Van sommige elementen zijn alleen de contouren nog herkenbaar. Van andere zoals de Rozentuin en de Vastenplantentuin is ook de oorsponkelijke inrichting nog aanwezig. Ook de aanleg van de delen met natuurlijke vegatatietypen is nog enigszins herkenbaar.

Aanbeveling: In het Beheersplan van 1994 worden de bijzondere elementen als een meerwaarde van het regionaal park beschouwd. In het samengaan van deze elementen en de ruigere, meer landschappelijke delen onderscheidt het noordelijke deel van het Gaasperplaspark zich van het Amstelpark, dat als podium diende voor de Floriade 1972. De renovatie van de entree, het bolwerk, de rozentuin en het vastenplanteneiland kan de attractiewaarde van het park sterk verhogen en het stedelijke karakter van het noordelijk deel versterken. De bijzondere elementen die op de route naar de rozentuin liggen, zouden op een lager niveau kunnen worden beheerd, zoals ook in het beheersplan van 1994 werd voorgesteld.

-Ontsluiting – Het Floriadeterrein kende ten tijde van de tentoonstelling een dicht vertakt padennet, hetgeen eigen is aan een tuinbouwtentoonstelling. Van begin af aan was het de bedoeling dat de hoofdroute voor

64

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie bezoekers werd omgezet naar het fietspadennetwerk dat aansluit op de regionale fietsroutes. Een groot deel van de dwaalpaden zou verdwijnen. Bij de omvorming van het tentoonstellingsterrein naar regionaal park is de aansluiting tussen hoofdentree die uitsluitend voor wandelaars bedoeld is, en het noordelijk lopend fietspad ter hoogte van het ontmoetingsplein, de Esplanade, niet geslaagd. De locatie van de hoofdentree, parallel aan de Metrolijn, was weliswaar uit beheerstechnische overwegingen logisch ten tijde van de Floriade 1982, maar doet nu benauwd aan. Fietsers moeten voor de toegang aan de noordzijde gebruik maken van een naargeestige ingang tussen kampeerterrein en waterspeelplaats in.

Nu naar aanleiding van functiewijzigingen van het park, zoals het organiseren van grootschalige evenementen, een verbetering van de infrastructuur nodig is, zal dat moeten gebeuren vanuit een integrale visie op het gebruik van het park. Een park kent immers een meervoudig gebruik, verspreid over het terrein. Sinds de aanleg van het Amsterdamse Bos is de opgave voor een recreatiepark altijd het zoeken geweest naar een evenwicht tussen actieve en passieve ontspanning, tussen drukte en rust, tussen cultuur en natuur. Vanuit een integrale visie kan worden nagegaan hoe optimaal gebruik kan worden gemaakt van de bestaande padenstructuur. Dan kan duidelijk worden welke locatie het meest geschikt zijn voor evenementen.

Aanbeveling: Maak ten behoeve van de verbetering van de infrastructuur een integrale visie op het gewenste gebruik van het park. Darbij kan het bestaande ontwerp aanknopingspunten bieden. Een voorbeeld: in het ontwerp voor de Floriade is een achtvormige ontsluiting van breed geprofileerde paden opgenomen. Deze wordt vanuit het noorden ontsloten door het fietspad tussen de waterspeelplaats en het kampeerterrein in. De ontwerpers hadden in de eerste plannen voor het park ook hier de hoofdentree gedacht. Bij de vorming van een integrale visie voor het park zou van deze hoofdontsluitngsroute gebruik kunnen worden gemaakt.

De fietspaden zijn nu rood gekleurd, mogelijk omdat zij beschouwd worden als deel van de hoofroute fietspadenstructuur. In navolging van het Amsterdamse Bos moet worden overwogen in het park een kleur te kiezen die meer overeenstemt met de groene, parkachtige omgeving.

-Water – Het karakter van het Foriade-park wordt sterk bepaald door de vele waterlopen die vanuit de plas tot diep in het park doordringen. Deze zijn bedoeld voor de, zoals dat in de beheersvisie heet, ´amfibische recreatie´. Luchtfoto’s uit de jaren tachtig laten zien dat het park beschouwd kan worden als een verzameling eilanden die door de vele bruggen met elkaar zijn verbonden.

Luchtfoto van het Floriade terrein uit 1982

65

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Het grillig verloop van de waterlopen zwakt hun functie als drager van de ruimtelijke structuur enigszins af, een rol die zij in veel tradioneel ontworpen landschapsparken vervullen. Daar komt bij dat in de huidige situatie oeverbegroeiing het zicht op het water en oeverrecreatie ernstig bemoeilijkt. Dit geldt voor zowel grote delen van de valleizone als voor de centrale ligweide, waar het panoramische uitzicht op de plas door hoog opgaande oeverbegroeiing geheel is verdwenen.

Aanbeveling Een inventarisatie van de huidge oeverbegroeing in samenhang met een analyse van de ontworpen zichtlijnen kan uitwijzen op welke plekken afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke werking van het park en de recreatie langs de oevers.

Zichtlijnen – De beplanting rond de ligweiden heeft verschillende functies: ze zorgt voor beschutting, bij kleinere ruimtes zorgt zij voor intimiteit en zij vergroot in ruimtelijk opzicht het contrast met de open ruimtes van de ligweiden. Een vergelijking tussen de silhouetkaarten van 1982 en 2014 laat zien dat de bosvakken de solitaire bomen die er nog waren, inmiddels hebben opgenomen.

Vergelijking beplanting 1982 en 2014, uit: Bas Koppers, e.a., Samenhang bij tijdelijkheid – Welke structuren van de Floriade hebben de tand der tijds doorstaan, 2014

66

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Omdat er in de onderbegroeiing niet regelmatig wordt gedund, zijn doorzichten nauwelijks mogelijk, ook niet op plaatsen die volgens de beheersplannen van 1987 en 1994 vrij van onderbegroeing hadden moeten blijven. Het gebrek aan doorzichten draagt niet bij aan de sociale veiligheid. De onderbegroeing ondermijnt ook de ruimtelijke werking van delen van het park, zoals op het Vastenplanteneiland. De berken en berkenstoelen kunnen hun beeldbepalende functie in het als groene buffer bedoelde bosgedeelte slecht vervullen.

Ook zijn zichtlijnen door de voortwoekerende beplanting gedeeltelijk of geheel dicht gegroeid, waardoor onderlinge verbindingen tussen bijzondere elementen, tussen de ligweiden of tussen het park en de plas minder duidelijk zijn geworden. Een goed voorbeeld daarvan is de relatie tussen de rozentuin en de daarlangs lopende waterloop of het zicht op de plas vanaf de centrale ligweide.

Aanbeveling: Een inventaristaie van de oorspronkelijk ontworpen zichtlijnen en de bijdrage die zij leveren aan de ruimtelijke werking van het park en een inventarisatie van de plekken die om dezelfde redenen gedund hadden moeten worden, moeten als onderlegger voor het toekomstig beheer dienen.

-Bolwerk – Het bolwerk vormt één geheel met de licht gebogen kade langs de westzijde van het park die eindigt in een spiraalvormig bouwsel. Het bolwerk is bedoeld als uitkijkpunt, waar de bezoekers tijdens de Floriade 1982 vanaf het terras konden genieten van het panorama over de plas. Om die reden was op deze plek een permanente horecavestiging gedacht. Het bolwerk lijdt onder ernstige verzakking en de horeca werd na de sluiting van de Floriade niet gerealiseerd. De komst van horeca op deze locatie zou de attractiewaarde van het park kunnen versterken.

Aanbeveling: Om het bolwerk de betekenis te geven die het binnen het oorspronklijk plan kreeg toebedeeld, zouden de mogelijkheden tot renovatie van het bolwerk kunnen onderzocht worden. De vestiging van horeca op het bolwerk zal de attractiewaarde ervan verhogen. Bij deze renovatie moet ook het onderzoek tot verbetering van infrastructuur in het park worden betrokken. Dit met het oog op de bereikbaarheid van het bastion aan de ene kant en de aansluiting van de padenstructuur op het regionale netwerk aan de andere.

-Beplanting - Deze cultuurhistorische verkenning is geschreven vanuit een cultuurhistorisch, ruimtelijk perspectief. De beplanting is daarbij betrokken voor zover deze invloed heeft op de ruimtelijke werking van het parkontwerp.

Aanbeveling: Om te achterhalen hoeveel nog rest van van de oorspronkelijke beplanting van de Floriade 1982 is een inventarisatie door een beplantingsdeskundige-hortulanus aan te bevelen.

67

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

68

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Bronnen

Rapport inzake beheersvisie Regionaal Park Gaasperplas, noordelijkdeel Amsterdam (konsept), 1979. Beheersplan Regionaal Park Gaasperplas, (concept) Hoofdafdeling Groenvoorzieningen, Amsterdam, maart 1980. Beheersvisie Gaasperplaspark (concept), Stedelijk Beheer 1987. Beheersplan Recreatiegebied Gaasperplas (Grontmij), juni 1994. Beheersplan Gaasperplas, Groengebied Amstelland, 31 juli 2008. Groen, 3 (1982), speciaal nummer gewijd aan de Floriade 1982. Groen 7 (1982). Conny den Hollander, Bas Koppers, Dorine van der Wielen, Samenhang bij tijdelijkheid – Welke structuren hebben de tand des tijds doorstaan, Rapportage ontwerp ondersteunend onderzoek Van Hall Larenstein, februari 2014. Tuin& Landschap, 6 (1982), geheel gewijd aan de Floriade 1982. Werk in Uitvoering 1981-1982, diverse artikelen. H. van der Zande, Floriade – een boek over bloemen en planten, bomen en vruchten, een aktuele kijk op groente en groenvoorziening, voor de liefhebber en de vakman, Helmond/Antwerpen 1982.

Stadarchief: inventarisnr. 5444 Stedelijk Beheer, 988-993; inventarisnr. 5213 Stadsontwikkeling. Interview Pieter van Loon, 26 mei 2016 Interview Kees Hund, najaar 2016 Interview Henk van der Meulen, najaar 2016

69

CHV Gaasperplaspark C 16-35 Gemeente Amsterdam December 2016 Monumenten en Archeologie

Colofon

Datum: December 2016 Status: definitief Redactie: Hester Aardse Tekst: Jouke van der Werf

© Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam, 2015 Postbus 10718, 1001 ES Amsterdam, 020-2514900

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enigerlei andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van MenA. MenA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

70