Betekenis van Swarm binnen de Mobile Youth Culture Populariteit en privacy op Swarm Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 23 732

Ineke Boelens Stamnummer: 01204750

Promotor: Prof. dr. Ralf de Wolf

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Communicatiewetenschappen afstudeerrichting Media, Maatschappij en Beleid

Academiejaar: 2016 – 2017

2

3

4

Abstract

Toegenomen informatietechnologieën leidden de laatste jaren tot de komst van Location Based Social Networks (LBSN’s) die het gebruikers mogelijk maken om de locaties te delen waar ze zich op dat moment bevinden. Jongeren maken hier gretig gebruik van, aangezien zij de dag van vandaag nauwelijks nog zonder hun smartphone kunnen. Men spreekt in de literatuur zelfs over een Mobile Youth Culture (Castells, Fernandez- Ardevol, Qiu & Sey, 2007), waarbij men ervan uitgaat dat jongeren een eigen cultuur ontwikkeld hebben rond hun mobiele toestel en mobiele communicatie. Een van de meest gebruikte LBSN-applicaties bij jongeren in België is Swarm, een spin-off van het beter bekende . Aangezien deze applicatie nog niet zo lang bestaat, zijn hier weinig studies over te vinden. Het doel van deze paper is om de betekenis die aan Swarm gegeven wordt binnen de MYC te achterhalen, waarbij de aspecten privacy en status/populariteit onderzocht worden. Dit gebeurt aan de hand van een grondige literatuurstudie, waarin we de MYC schetsen en Swarm hierbinnen plaatsen en stilstaan bij eerder onderzoek over privacy en status/populariteit bij jongeren in de context van Sites. Via focusgroepen en diepte-interviews trachtten we een antwoord te vinden op onze onderzoeksvragen. We vonden dat jongeren zowel aan individueel als collaboratief privacy- management doen en dat ze te maken krijgen met heel wat uitdagingen rond hun privacy. Wat betreft status/populariteit werd duidelijk dat jongeren regels en normen hanteren op Swarm en dit een invloed kan hebben op hun populariteit, en dat er verschillende manieren bestaan waarop ze hun reputatie managen. We vonden tevens dat er een duidelijk verschil bestaat tussen online en offline populariteit en dat het aantal likes op posts als sterkste indicator van offline populariteit naar boven kwam, terwijl het aantal vrienden eerder online populariteit weergaf.

5

6

Inhoudstabel

Inleiding ...... 11 Literatuurstudie...... 12 1. Location Based Social Networks ...... 12 1.1. Ontwikkeling en definities ...... 12 1.2. Soorten ...... 13 1.3. Van online social network (OSN) naar location-based social network (LBSN): ...... 13 , , , ...... 13 2. Foursquare & Swarm ...... 14 2.1. Functionaliteiten ...... 14 2.2. Swarm ...... 14 2.3. Enkele cijfers ...... 15 3. Mobile Youth Culture ...... 16 3.1. Algemeen ...... 16 3.2. Logics of MYC ...... 16 3.2.1. Social logic ...... 16 3.2.2. Network logic ...... 17 3.2.3. Personalisation logic ...... 17 3.3. Privacy en status/populariteit binnen de logics van MYC ...... 18 3.3.1. Privacy en populariteit binnen de ‘social logic’ ...... 18 3.3.2. Privacy en populariteit binnen de ‘network logic’ ...... 19 3.3.3. Privacy en populariteit binnen de ‘personalisation logic’ ...... 19 4. Jongeren en privacy ...... 20 4.1. LBSN’s, jongeren en privacy ...... 20 4.2. SNS’s, jongeren en privacy...... 20 4.2.1. Jongeren en attitude t.o.v. privacy ...... 21 4.2.2. Privacy management ...... 21 5. Jongeren en status/populariteit ...... 23 5.1. SNS’s, jongeren en populariteit ...... 23 5.1.1. Markers of cool ...... 24 5.1.2. Zelfrepresentatie en reputatiemanagement ...... 24 5.1.3. Online vs. offline populariteit ...... 25 5.1.4. Indicatoren van populariteit ...... 25 5.2. Status/populariteit binnen de MYC...... 26 6. Conclusie ...... 27 Methode ...... 28 1. Steekproef ...... 28 2. Onderzoeksopzet ...... 30

7

3. Materiaal ...... 30 4. Procedure ...... 30 Resultaten ...... 32 1. Hoe wordt omgegaan met privacy op Swarm? ...... 32 1.1. Locatie management ...... 33 1.1.1. Controleren van check-ins ...... 33 1.1.2. Adressen op Swarm ...... 34 1.2. Netwerk management ...... 34 1.3. Persoonlijke informatie management ...... 35 1.4. Privacy instellingen ...... 36 1.5. Uitdagingen m.b.t privacy in gezinscontext ...... 37 1.6. Uitdagingen m.b.t. privacy in vriendencontext ...... 38 1.7. Hun gegevens en het bedrijf Swarm ...... 39 2. Hoe worden status en populariteit uitgedrukt binnen Swarm? ...... 40 2.1. Reden voor gebruik Swarm ...... 41 2.2. Regels op Swarm ...... 41 2.2.1. Waar inchecken? ...... 41 2.2.2. Met wie inchecken? ...... 42 2.2.3. Hoeveelheid inchecken? ...... 42 2.2.4. Waarover inchecken? ...... 43 2.2.5. Regels m.b.t. check-in-namen ...... 44 2.2.6. Verschil tussen regels van jongere en oudere respondenten ...... 44 2.2.7. Link tussen regels en status/populariteit ...... 45 2.2.8. Verwijderen van vrienden op Swarm ...... 46 2.3. Reputatiemanagement bij check-in-posts ...... 46 2.3.1. Plaatsen waar wordt ingecheckt ...... 47 2.3.2. Alleen inchecken vs. met vrienden ...... 47 2.3.3. Tekstjes en foto’s ...... 48 2.3.4. Verwijderen van check-ins...... 49 2.5. Populariteit afleiden op Swarm ...... 49 2.5.1. Aantal vrienden waar mee ingecheckt wordt ...... 50 2.5.2. Aantal check-ins ...... 50 2.5.3. Aantal vrienden ...... 51 2.5.4. Aantal likes ...... 51 2.6. Likes op Swarm ...... 52 2.6.1. Factoren die aantal likes bepalen ...... 52 2.6.2. Belang van aantal likes ...... 53 2.7. ‘Mayorship’, ‘leaderboard’ en populariteit ...... 53 Conclusie ...... 55

8

1. Centrale bevindingen ...... 55 1.1. Algemeen ...... 55 1.1.1. Privacy ...... 55 1.1.2. Status/populariteit ...... 56 1.2. Privacy en populariteit binnen de MYC ...... 57 1.2..1. Privacy en populariteit binnen de ‘social logic’ ...... 57 1.2.2. Privacy en populariteit binnen de ‘network logic’ ...... 57 1.2.3. Privacy en populariteit binnen de ‘personalisation logic’ ...... 58 1.3. Link tussen privacy en populariteit ...... 58 2. Limitaties ...... 59 3. Aanbevelingen ...... 59 Bibliografie ...... 61

9

10

Inleiding

Het gegeven dat mensen tegenwoordig bijna continu online zijn, heeft er samen met de steeds beter wordende (locatie)technologieën (zoals Wifi, mobiele netwerken en GPS) voor gezorgd dat Location Based Social Networks (LBSN’s) een enorme boost hebben gekregen (Zheng & Zhou, 2011). Het hoofdkenmerk van deze netwerken is dat de gebruikers hun locatie delen met hun sociale netwerk. In de loop van de jaren zijn reeds verschillende LBSN’s de revue gepasseerd, maar degene die bij ons in België momenteel het meest voorkomt is Swarm (by Foursquare). Dit is een zeer recente applicatie die pas in mei 2014 op de markt kwam als spin-off van het beter bekende Foursquare.

Jongeren gebruiken dagelijks hun smartphone voor allerlei toepassingen en het valt niet te ontkennen dat hun cultuur hierdoor de laatste jaren behoorlijk veranderd is. Heel wat studies focussen op deze veranderingen en zelfs het ontstaan van een aparte jongerencultuur, of Mobile Youth Culture (Campbell & Park, 2008; Castells et al., 2007), waar mobiele communicatie de bovenhand heeft gekregen. Het doel van deze paper is dan ook om een beeld te krijgen van hoe de applicatie Swarm betekenis krijgt binnen deze hedendaagse jongerencultuur. We focussen hierbij op de aspecten privacy en status/populariteit. Deze paper focust dus op twee deelvragen:

- Hoe wordt er omgegaan met privacy op Swarm? - Op welke manier worden status en populariteit uitgedrukt binnen Swarm?

Om deze vragen te beantwoorden beginnen we deze paper met een grondige literatuurstudie waar dieper wordt ingegaan op LBSN’s, het ontstaan van Swarm en de link met Foursquare. Vervolgens gaan we over naar de mobile youth culture, waarbij de logica’s (social, network & personalisation logic) hiervan besproken worden en we deze linken aan Swarm, om zo op zoek te gaan naar de betekenis die Swarm krijgt binnen de jongerencultuur. We staan stil bij voorgaande literatuur aangaande jongeren en privacy en jongeren en status/populariteit in een context van gewone SNS’s (Social Network Sites). We bespreken zaken zoals privacy- attitude en privacy management bij jongeren, markers of cool binnen SNS’s, reputatiemanagement, het verschil tussen online en offline populariteit en indicatoren van populariteit. De literatuurstudie wordt gevolgd door een toelichting van de gebruikte methode en procedure (focusgroepen en diepte-interviews), waarna de resultaten beschreven en besproken worden. Tot slot worden de voornaamste resultaten samengevat en gekaderd binnen de mobile youth culture.

We hopen om aan de hand van deze masterproef een beter zicht te krijgen op hoe Swarm de laatste jaren vorm gekregen heeft binnen de jongerencultuur. Deze kennis is dus zowel maatschappelijk als theoretisch relevant.

11

Literatuurstudie 1. Location Based Social Networks 1.1. Ontwikkeling en definities

De laatste jaren zijn er heel wat vooruitstrevende ontwikkelingen geweest op het gebied van draadloze netwerken en locatiegevoelige technologieën. Die hebben op hun beurt geleid tot een overrompeling van mobiele toestellen zoals smartphones en tablets die grenzeloze toegang tot het web mogelijk maken (Zheng & Zhou, 2011). Bovendien kan men nu overal gebruik maken van location-based services via mobiele toestellen. Gebruikers delen meer dan ooit locatiegerelateerde informatie met elkaar via Location Based Social Networks (LBSN’s) om hun sociale netwerk en hun sociale kennis optimaal te houden.

In de literatuur zijn er verschillende definities te vinden van wat een location based social network nu precies is. Een LBSN kan gezien worden als een speciale vorm van een Online Social Network (OSN), die eigenlijk alle eigenschappen deelt met een OSN maar als hoofdkenmerk heeft dat het locatie-gebaseerd is (Symeonidis, Ntempos & Manolopoulos, 2014). LBSN’s zouden tevens gebruikers’ fysieke en sociale werkelijkheid samenbrengen en het hen mogelijk maken om te zien waar hun vrienden uithangen, locatiegerelateerde media- inhouden te zoeken en mensen in de buurt te ontmoeten (Li & Chen, 2009). Zheng en Zhou (2011) voegen hieraan toe dat LBSN’s zelfs een soort nieuwe sociale structuur omvatten. Ze beweren het volgende:

“A location-based social network (LBSN) does not only mean adding a location to an existing social network so that people in the social structure can share location-embedded information, but also consists of the new social structure made up of individuals connected by the interdependency derived from their locations in the physical world as well as their location- media content, such as photos, video, and texts. Here, the physical location consists of the instant location of an individual at a given timestamp and the location history that an individual has accumulated in a certain period. Further, the interdependency includes not only that two persons co-occur in the same physical location or share similar location histories but also the knowledge, e.g., common interests, behavior, and activities, inferred from an individual’s location (history) and location-tagged data.” (Zheng & Zhou, 2011, p.1)

12

1.2. Soorten

Bestaande location-based applicaties kunnen grof onderverdeeld worden in 3 categorieën: geo-tagged-media- based, trajectory centric en point-location-driven (Zheng & Zhou, 2011).

Geo-tagged-media-based applicaties laten gebruikers toe om aan bestaande media-content (zoals een tekst, een foto of een video) een locatie-label toe te voegen. Dit kan zowel op het moment zelf gebeuren als achteraf, waardoor mensen hun content linken aan de exacte locatie waar die gecreëerd werd. Hierbij moet opgemerkt worden dat de focus bij deze sociale netwerken nog steeds ligt op de geproduceerde content, maar deze gewoon een locatie-dimensie krijgt om deze content te verrijken en te structureren.

Bij trajectory-centric applicaties ligt de focus op verschillende locaties en de gedetailleerde route of ‘traject’ dat ertussen ligt. Deze apps geven niet enkel basisinformatie mee aan de gebruiker over de route (zoals afstand, tijd en snelheid) maar spelen ook in op de beleving van de gebruiker door gebruik te maken van tips, foto’s,… Er ligt nadruk op het ‘hoe en wat’ in plaats van op het ‘waar en wanneer’.

Point-location-driven applicaties moedigen gebruikers aan om hun huidige locaties te delen met hun vrienden. Door de ‘real-time’ dimensie is het bijgevolg mogelijk om vrienden uit het sociale netwerk ook in de fysieke wereld te gaan ontmoeten. Vaak is hier ook een spel-element mee gemoeid waarmee punten en badges verdiend kunnen worden, en is het mogelijk om plaatsen te beoordelen en aanbevelingen te doen. Foursquare/Swarm laat zich onderverdelen in deze categorie.

1.3. Van online social network (OSN) naar location-based social network (LBSN): Instagram, Twitter, Google, Facebook

In enkele studies (Li & Chen, 2009; Scellato, Noulas, Lambiotte & Mascolo, 2011) worden de grootste en meest populaire voorlopers van Foursquare opgesomd en kort toegelicht. Het valt op dat veel van deze LBSN’s (zoals Dodgeball, Brightkite en Gowalla) na enkele jaren ophouden te bestaan en niet even succesvol blijken als aanvankelijk gedacht. Dit wil echter niet zeggen dat dit soort applicaties onpopulair zijn. Velen werden overgenomen door grotere bedrijven en reeds bestaande bedrijven integreren location-sharing mogelijkheden (Symeonidis et al., 2014), wat erop wijst dat hier toch een vraag naar is. Voorbeelden hiervan zijn Instagram, Twitter, Google en Facebook (Zickuhr, 2013). Google ontwikkelde in 2009 ‘Google Latitude’, dat location- sharing functies voorzag en nauw verbonden was met Google Maps. Deze applicatie werd stopgezet maar keerde onder een andere vorm terug bij Google+ (Google+ Local) en Google Places. Ook Facebook kwam niet veel later met Facebook Places (2010), waardoor toen ook alle mensen die gebruik maakten van het grootste sociale netwerk ter wereld hun locatie konden delen met hun vrienden. Bovendien werd het mogelijk om check- in’s van andere LBSN’s (zoals Foursquare) door te geven aan Facebook Places.

13

2. Foursquare & Swarm

‘Foursquare’ werd opgericht in 2009 door voormalige oprichters van Dodgeball en groeide uit tot een van de meest succesvolle bedrijven die location-based services voorzien. In 2014 ontstond hieruit de spin-off ‘Swarm by Foursquare’, de applicatie waar deze studie over gaat. We gaan hier dan ook iets dieper op in.

2.1. Functionaliteiten

De originele Foursquare-applicatie liet de gebruikers toe om hun locatie met vrienden te delen en had een duidelijke spel-dimensie. Men checkte zich in op bepaalde plaatsten en werd zo beloond door middel van punten en ‘badges’ (Newbie, Adventurer, Explorer,…). Wanneer er vaak op een bepaalde plek ingecheckt werd, kon iemand zelfs ‘Mayor’ -burgemeester- worden van een plek (Zhao, Lu & Gupta , 2012). Foursquare werkte samen met heel wat bars, café’s en restaurants om de ‘Mayors’ te belonen met kortingen of andere voordelen, waardoor ook het marketing-aspect niet verloren ging en er een win-win-situatie ontstond (Salt, 2011). De mogelijkheid bestond om check-in’s te linken aan Facebook of Twitter.

Wat betreft functionaliteiten is er bij Swarm niet zoveel veranderd. Er zit nog altijd een speldimensie in verweven, er zijn nog altijd punten en badges te verdienen en men kan nog altijd ‘Mayor’ worden en uiteraard overal inchecken. De grootste verandering betreft het doel van de app, en wordt hieronder uitgelegd.

2.2. Swarm

Zoals reeds gezegd besloot Foursquare in mei 2014 een ommezwaai te doen en zich op te splitsen in twee verschillende applicaties met elk zijn specifiek doel. De reden daarvoor wordt uitgebreid toegelicht op de Foursquare-site (http://www.foursquare.be). Volgens hen zijn er twee verschillende manieren waarop gebruikers konden omgaan met de originele app. Ten eerste werd de app gebruikt om een plaats op te zoeken omdat er een nood is aan een bepaald product of dienst, en ten tweede om naar een bepaalde locatie te gaan om anderen te ontmoeten. Steeds meer werd duidelijk dat deze twee manieren eigenlijk nooit echt samen voorkwamen. Hierdoor maakten ze na vijf jaar de verstandige beslissing om Foursquare op te splitsen in twee applicaties die zich elk toespitsen op een van deze twee specifieke doelen. Aan de ene kant is er Foursquare, waar gefocust wordt op het zoeken en vinden van plaatsen. Aan de andere kant is er Swarm (by Foursquare), waar gefocust wordt op de check-ins van vrienden.

14

2.3. Enkele cijfers

In de beginjaren was Foursquare een van de meest groeiende internet start-ups van dat moment die in één jaar tijd van 100.000 naar 5 miljoen gebruikers ging (2010-2011) (Lindqvist, Cranshaw, Wiese, Hong & Zimmerman, 2011). In hun eerste vijf jaren (toen er van Swarm nog geen sprake was) genereerde Foursquare een gigantische berg aan data: meer dan 6 miljard check-in’s, 300 miljoen foto’s en 55 miljoen tips. Dennis Crowley (CEO van Foursquare) sprak in augustus 2015 op de ‘VentureBeat’s 2015 GrowthBeat’ over 60 miljoen gebruikers wereldwijd, waarvan 50 miljoen de applicatie maandelijks gebruiken (http://www.venturebeat.com). Deze laatste cijfers spreken weliswaar over Foursquare en Swarm samen.

Wanneer we kijken naar het gebruik van LBSN’s bij volwassenen, maakte volgens een onderzoek van Pew Research Center (2013) 12% van alle smartphonehouders hiervan gebruik. Wat het gebruik van LBSN’s bij jongeren betreft, zijn er zeer weinig recente cijfers bekend. Volgens een survey (N=1000) van Dubit (een onderzoeksbureau uit de UK) waren location based services in 2011 nog zo goed als onbekend bij de jeugd. 48% had nog nooit van dergelijke services zoals Facebook places en Foursquare gehoord, 67% die er wel van gehoord had gebruikte ze niet, 58% zagen er geen meerwaarde in en slechts 5% gebruike Foursquare. Het onderzoek van Pew Research Center (2013) stelt dat 16% van Amerikaanse tieners tussen 12 en 17 jaar oud weleens gebruik zou maken van het automatisch integreren van hun locatie in hun sociale media posts. In 2012 was dat volgens datzelfde onderzoeksbureau nog 6%, wat getuigt van een geleidelijke stijging.

Voor Belgische jongeren in het bijzonder zijn er helaas weinig betrouwbare cijfers te vinden. De enige cijfers die bekend zijn komen van het tweejaarlijkse onderzoek van Apestaartjaren over jongeren en nieuwe media. In 2014 logde volgens deze gegevens 10,1% van de jongeren minstens één keer per maand in op Foursquare. De Foursquare-applicatie stond zo op de tiende plaats. In het allerlaatste onderzoek van Apestaartjaren (mei 2016) wordt Swarm voor de allereerste keer in dit rapport meegenomen en staat het op de 9de plaats van meest gebruikte applicaties (18% van de bevraagde jongeren gebruikt de app, waarvan 79% dagelijks). Tevens zouden meisjes (22%) deze applicatie meer gebruiken dan jongens (14%). Verdere details zijn hierover echter niet bekend.

15

3. Mobile Youth Culture 3.1. Algemeen

Jongeren leiden de transformatie naar een mobiele samenleving (Lenhart, Madden & Hitlin, 2005), waardoor het een van de meest relevante sociale groepen is als het gaat om onderzoek naar mobiele communicatie. Jongeren zijn dus voor veel onderzoekers een belangrijke schakel geweest om de essentie van mobiele communicatie te begrijpen. Auteurs gingen ervan uit dat er een sterke connectie was tussen mobiel en jeugd, en dat bepaalde aspecten van de mobiele telefooncultuur direct gelinkt waren aan jongeren (vooral SMS (Harper, Palen & Taylor, 2005)).

Castells, Fernandez-Ardevol, Qiu & Sey (2007) waren de eerste die het concept ‘Mobile Youth Culture’ introduceerden en halen aan dat wanneer er gesproken wordt over youth ‘culture’, het gaat over specifieke normen, waarden en geloof die een bepaalde leeftijdsgroep onderscheidt van anderen. Mobile youth culture moet gezien worden binnen een context van de hedendaagse ‘Network Society’ (Castells, 1996; Van Dijk, 2012), die wordt gekenmerkt door structureel netwerken, culturele individualisatie en autonomie. Volgens hen bestaat er een jongerencultuur die in mobiele communicatie een geschikte vorm van expressie en versterking van het individu vindt en waarbinnen technologieën steeds meer groeien en omarmd worden door de groep. Het mobiele toestel is niet enkel een functioneel object dat een effect heeft op bepaalde sociale groepen, maar er zit ook een duidelijke sociale betekenis achter. Het draagt bij tot het vormen van een identiteit en cultuur, vooral bij jongeren (Green, 2003).

3.2. Logics of MYC

Binnen de mobile youth culture kunnen er drie overkoepelende (deels overlappende) logics onderscheiden worden. Ze verwijzen naar de dominante affordances van mobiele media die bepalen hoe mensen deze media waarnemen en tevens een invloed hebben op het menselijk handelen en sociale organisatie (Vanden Abeele, 2015). Het gebruik van Swarm binnen de jongerencultuur moet bijgevolg in deze context gezien worden.

3.2.1. Social logic

De eerste logic is een social logic van perpetual contact (Katz & Aakhus, 2002), hetgeen samenhangt met het idee van samenhorigheid binnen de MYC. Deze logica verwijst naar de mogelijkheid die mobiele communicatietechnologieën bieden om altijd en overal in contact te staan met vrienden en familie. Er ontstaat als het ware een nieuwe vorm van relatiemanagement. Binnen de jeugdcultuur wordt dit gefaciliteerd via mobile messaging, waarbij conversaties eigenlijk altijd blijven doorgaan en er nauwelijks gebruik gemaakt wordt van openings- en/of sluitzinnen. Het niet-onderbreekbare karakter van mobile messaging maakt het mogelijk om conversaties weer op te pikken waar ze stopten, wat 24/7 een gevoel van samenhorigheid geeft tussen vrienden. Mobile messaging is synchroon noch asynchroon, maar heeft een bijna-synchroon karakter. Dit maakt het

16 mogelijk om berichten zorgvuldig na te lezen en te bewerken alvorens deze te verzenden, waardoor jongeren meer controle hebben over de conversatie, hun zelfrepresentatie en identiteitsvorming.

Jongeren gebruiken mobiele communicatie om te navigeren in hun sociale wereld, zowel letterlijk via micro- coördinatie van hun offline sociale activiteiten (Ling & Yttri, 2002) als figuurlijk via het uitwisselen van expressieve berichten (vb. grapjes, roddels,…). Deze expressieve berichten kunnen gezien worden als een soort rituelen (Taylor & Harper, 2003), en het begrijpen en naleving hiervan toont hun verbondenheid met de MYC en hun ‘culturele competentie’ (Caronia & Caron, 2004).

3.2.2. Network logic

Een tweede logic is de network logic en wijst op een sfeer van genetwerkt individualisme. Communicatie- en informatie-uitwisseling gebeurt onafhankelijk van tijd en plaats en mensen kunnen hun netwerken activeren waar en wanneer ze willen. Op die manier zijn ze autonomer wat betreft hun dagelijkse activiteiten. Bij jongeren is deze logica zichtbaar in de symbolische betekenis van hun smartphone. Wanneer ze een smartphone krijgen, is dit voor hen en voor hun omgeving een teken dat ze klaar zijn voor meer autonomie, zowel geografisch (zelfstandige mobiliteit (Pain, Grundy, Gill, Towner, Sparks et al., 2005)) als sociaal (ontwikkeling van zijn/haar eigen persoonlijk netwerk (Blair & Fletcher, 2010)). Niet alleen het bezit van een Smartphone, maar ook zaken zoals het aantal berichten of het aantal telefooncontacten heeft een symbolische betekenis voor jongeren. Deze zaken tonen onder andere hun waarde in hun netwerk en populariteit in de vriendengroep. Mobiele media werkt niet alleen de autonomie van jongeren in de hand, maar daagt deze ook uit, bijvoorbeeld via het in staat stellen van ouders om de activiteiten en verblijfplaats van hun kinderen in de gaten te houden (Pain et al., 2005). Zeker in de context van Swarm kunnen we dit niet over het hoofd zien. Jongeren reageren op deze supervisie door het opstellen van regels en strategieën om zo de controle terug te winnen (Pain et al., 2005).

3.2.3. Personalisation logic

De derde logic van de mobile youth culture is een personalisatielogica en houdt in dat jongeren tijd, plaats, relaties en toestellen gaan personaliseren. Dit proces hangt vast aan communicatie-technologieën zoals de smartphone, aangezien deze verregaande personalisatie mogelijk maken. Het beste voorbeeld bij jongeren kan gevonden worden in het feit dat ze mobiele media gaan gebruiken als een gepersonaliseerd modeobject (Campbell & Park, 2008). Ze hechten veel belang aan zaken zoals het merk en design van hun smartphone en passen hem volledig aan hun stijl aan door middel van ringtones, achtergronden, hoesjes,… (Castells et al., 2007). Het gaat echter verder dan enkel een modestatement. Katz and Sugiyama (2005) stellen dat de smartphone opereert als individueel waarde statement, alsook als statussymbool en dat hij tegelijk de eigen identiteit én de groepsidentiteit uitdrukt. De esthetische kwaliteiten van mobiele media zijn dus reflecties van

17 zowel persoonlijke stijl als groepslidmaatschap. Verder kunnen ook tijd en plaats worden gepersonaliseerd aangezien mobiele media jongeren toelaten om enerzijds hun agenda’s voortdurend aan te passen en anderzijds om de controle te genereren over publieke ruimte. Dat laatste gebeurt op nieuwe manieren, zoals het fysiek claimen van een ruimte (bijvoorbeeld door het afspelen van muziek via hun smartphones, foto’s en video’s maken,... (Castells et al., 2007)), maar ook virtueel door het gebruik van LBSN’s zoals Swarm. Op deze applicaties kunnen jongeren plaatsen een eigen naam geven en zelfs letterlijk mayor worden van een plaats. Normen over hoe deze apps gebruikt moeten worden, illustreren tevens hoe jongeren onderhandelen over relatievorming en -onderhoud.

3.3. Privacy en status/populariteit binnen de logics van MYC

Om te kunnen begrijpen hoe privacy en status/populariteit passen binnen de Mobile Youth Culture is het noodzakelijk om even stil te staan bij de manier waarop deze aspecten geplaatst kunnen worden binnen de reeds besproken social, network en personalisation logic van MYC. In wat volgt worden zowel privacy als populariteit in deze context besproken en rijzen vragen op die beantwoord moeten worden in het kader van de onderzoeksvraag.

3.3.1. Privacy en populariteit binnen de ‘social logic’

De social logic van MYC verwijst naar het idee dat jongeren 24/7 met elkaar in contact staan en het continue gevoel van samenhorigheid. In de MYC zijn conversaties ongoing en kunnen berichten en posts zorgvuldig nagelezen worden alvorens deze te verzenden en/of online te plaatsen. Jongeren gebruiken mobiele communicatie om te navigeren in hun sociale wereld en maken gebruik van een soort rituelen. Het begrijpen en naleven van deze rituelen drukt hun verbondenheid met MYC uit en hun competentie om hieraan deel te nemen.

Wanneer we privacy binnen deze context plaatsen, moeten we ons afvragen hoever jongeren gaan in deze samenhorigheid en of zij het noodzakelijk vinden dat iedereen continu weet wat er gebeurt. Ligt er voor hen ergens een grens in wat ze al dan niet delen en waar ligt deze grens dan precies? In welke mate staan jongeren stil bij waar ze inchecken en wat ze erbij schrijven (i.v.m. hun privacy) en in hoeverre worden check-ins gecontroleerd voor deze online gezet worden? Verder dienen we op zoek te gaan naar de rituelen in de context van privacy. Bestaan er bepaalde regels waar jongeren zich aan houden met betrekking tot hun privacy?

Wat betreft status/populariteit kan de vraag gesteld worden in hoeverre het constant in contact staan met elkaar noodzakelijk is om hun status uit te drukken/om populair te zijn. Opnieuw moet achterhaald worden in welke mate jongeren nadenken over waar ze inchecken, met wie en wat ze erbij schrijven, maar dan in de context van populariteit. In hoeverre staan ze stil bij hoe ze zichzelf representeren en hoe hun posts overkomen naar andere mensen toe? Ook hier gaan we op zoek naar rituelen of regels waar jongeren zich aan moeten houden met betrekking tot hun status of populariteit. Zijn er bepaalde zaken op Swarm die iemand populair of net onpopulair

18 maken? Op welke manier wordt cultural competence uitgedrukt? Verschillen ze van vriendengroep tot vriendengroep of dekken deze regels de hele MYC?

3.3.2. Privacy en populariteit binnen de ‘network logic’

De network logic van MYC wijst op een idee van autonomie bij jongeren die zich onder andere uitdrukt in het feit dat ze hun netwerken kunnen activeren waar en wanneer ze dat willen. Het bezitten van een smartphone is voor jongeren een symbolisch teken van autonomie. Ook zaken zoals het aantal berichten en aantal telefooncontacten hebben een symbolische betekenis in de zin dat deze hun waarde in het netwerk en populariteit in de vriendengroep uitdrukken. Autonomie van jongeren kan echter uitgedaagd worden door o.a. controle van ouders, waarna jongeren hier op hun beurt tegen ingaan door middel van strategieën.

Wat betreft privacy in deze context kunnen we ons afvragen in welke mate jongeren werkelijk autonomie hebben over wat ze posten en in hoeverre ze zelf controle hebben over het in- en uitschakelen van hun netwerk. Verder kan zich de vraag gesteld worden of en op welke manier hun autonomie wordt uitgedaagd door oversten (zoals ouders en andere familieleden) en hoe ze hier al dan niet tegenin gaan om hun autonomie (en dus hun privacy) te beschermen.

Status/populariteit kan binnen de network logic geplaatst worden door ons af te vragen of en hoe iemands plek in het netwerk achterhaald kan worden. Is er een verschil tussen hoe jongeren met meer status Swarm gebruiken versus jongeren met minder status? Hoe wordt populariteit uitgedrukt op Swarm en via welke signalen kan dit afgeleid worden? Welke symbolische betekenis zit er achter zaken zoals aantal vrienden, aantal check-ins en aantal likes op check-ins?

3.3.3. Privacy en populariteit binnen de ‘personalisation logic’

De personalisation logic van MYC houdt in dat jongeren tijd, plaats, relaties en toestellen gaan personaliseren. In de context van Swarm is vooral het personaliseren van plaatsen relevant. Jongeren kunnen controle genereren over publieke ruimtes, zowel fysiek als virtueel met behulp van LBSN’s zoals Swarm. Op dit platform is het onder andere mogelijk plaatsen te personaliseren door het aanmaken en benoemen van check-ins en het virtueel ‘baas’ (mayor) te worden van een ruimte.

Binnen deze personalisation logic krijgt privacy vooral een invulling op het vlak van het personaliseren van check-ins. De vraag kan gesteld worden in hoeverre jongeren rekening houden met hun privacy bij het aanmaken en benoemen van hun check-ins (bijvoorbeeld of ze al dan niet hun adres hierbij vermelden).

19

Wanneer we status en populariteit binnen deze logica plaatsen, moeten we opnieuw stilstaan bij de namen die jongeren geven aan hun check-ins. Zijn er wat betreft deze namen ook een soort van regels onder jongeren? Wat is een goede, ‘coole’ naam voor een check-in en wat een slechte, zijn er trends te ontdekken in deze namen? Ook hier kan de link tussen mayorship en populariteit bekeken worden. Is mayor zijn van een plaats een manier om status uit te drukken? Kijken jongeren hier naar op?

4. Jongeren en privacy 4.1. LBSN’s, jongeren en privacy

Zeker in de context van een LBSN zoals Swarm is privacy een onderwerp waar we niet omheen kunnen, aangezien bij deze applicatie locaties worden doorgegeven en bijvoorbeeld potentiële dieven op de hoogte zijn van het doen en laten van hun slachtoffers (Lardinois, 2011). Heel wat studies bespreken het concept privacy in deze context (Puttaswamy & Zhao, 2010; Tang, Keyani, Fogarty & Hong, 2006; Vicente, Freni, Bettini & Jensen, 2011), waarbij wordt aangegeven dat LBSN’s nieuwe bezorgdheden omtrent privacy doen oprijzen en er bijgevolg ook een vraag is naar nieuwe privacy beschermingsmethodes. Privacy is tevens vaak een van de barrières om LBSN’s te gaan gebruiken (Barkhuus, Brown, Bell, Sherwood, Hall et al., 2008; Consolvo, Smith, Matthews, LaMarca, Tabert, et al., 2005).

Onderzoek en specifieke cijfers over privacy en jongeren in een context van LBSN’s zijn er echter weinig tot niet te vinden. Een relatief recent onderzoek van Pew Research Center (2013): ‘Teens, , and Privacy’ (Madden, Lenhart, Cortesi, Gasser, Duggan et al., 2013) toonde wel via focusgroepen aan dat veel jongeren (12-17) het onnodig en onveilig vinden om hun locatie te delen met anderen. Bovendien zette bijna de helft van de ondervraagden de locatie-trackers op hun smartphone of tablet uit, omdat ze zich zorgen maakten dat vreemde mensen of bedrijven hier toegang tot konden krijgen.

4.2. SNS’s, jongeren en privacy

Hoewel weinig tot geen studies focussen op privacy van jongeren op LBSN’s zijn er wel heel wat die dit bestuderen in de context van gewone Social Network Sites (Boyd & Hargittai, 2010; Boyd & Marwick, 2011; Harris, 2010; Hoofnagle, King, Li & Turow, 2010; Litt, 2013; Madden & Smith, 2010; Madden et al., 2013; Marwick & Boyd, 2014). Deze studies tonen allen aan dat jongeren wel degelijk meer om hun privacy geven dan over het algemeen gedacht wordt.

20

4.2.1. Jongeren en attitude t.o.v. privacy

Een van de eerste vragen die gesteld moet worden is de manier waarop er wordt omgegaan met privacy in de hedendaagse mobiele jongerencultuur. Jongeren zijn een groep geweest die vaak onderzocht is wat betreft hun houding tegenover privacy in een online omgeving. De literatuur is hier echter niet eenduidig over. Sommige studies focussen op een duidelijke generatieshift wat betreft het openbaar zetten van allerlei informatie, oversharing bij de jeugd en zelfs een morele paniek hieromtrent (Hargittai, 2010; Marwick, 2008). Andere tonen dan weer aan dat de jeugd wel degelijk om privacy geeft (Harris, 2010; Hoofnagle et al., 2010; Madden & Smith, 2010). Wat betreft bezorgdheden omtrent de toegang die derde partijen zoals reclame- of andere bedrijven hebben tot hun informatie, werd er in de literatuur weinig geschreven. Madden et al. (2013) toonden wel reeds aan dat weinig jongeren hier bezorgd over zijn en dat de meeste jongeren tevens weinig besef hebben dat informatie die zij delen gebruikt kunnen worden door derde partijen.

Het is hierbij belangrijk om op te merken dat niet alle tieners op eenzelfde manier omgaan met en stilstaan bij privacy. Boyd en Marwick (2011) stellen:

“Even though all the teens express an appreciation for privacy at some level, they don’t share a uniform set of values about privacy and publicity. Just as some teenagers are extroverted and some introverted, some teens are more exhibitionist and some are more secretive. Variations among individuals are shaped by local social norms, sharing is viewed differently in different friend groups, schools and communities.”. (Boyd en Marwick , 2011, p.12)

Dit is iets wat we zeker in ons achterhoofd moeten houden bij het onderzoek naar privacy in de context van Swarm.

4.2.2. Privacy management

SNS’s zorgen voor heel wat uitdaging omtrent privacy management bij hun gebruikers. Grenzen betreffende tijd, plaats en context vervagen en SNS-gebruikers hebben het moeilijk een onderscheid te maken tussen front- en backstage activiteiten (Vitak, 2012; Vitak & Kim, 2014). Het wordt tevens steeds moeilijker om te beslissen welke informatie geschikt is om te delen en welke niet. Wang, Norcie, Komanduri, Acquisti, Leon et al. (2011) toonden zelfs aan dat gebruikers vaak achteraf spijt krijgen van informatie die ze gepost hadden (bijvoorbeeld in een emotionele bui).

21

Individueel management

Gezien deze uitdagingen ontwikkelen SNS gebruikers heel wat strategieën om hun privacy te managen. Het aanpassen van privacy instellingen wordt in de literatuur aangehaald als een van de belangrijkste tools in privacy management. Jongeren zorgen er vaak voor dat enkel hun Facebookvrienden hun profiel kunnen bekijken, inclusief hun ouders. Verder is de literatuur echter niet eenduidig over hoe omgegaan wordt met privacy instellingen. Volgens sommige studies passen SNS gebruikers hun instellingen zelden aan, wat vaak tot de conclusie leidt dat ze onbewust, onverschillig en onbekommerd zijn wat betreft hun privacy (Valkenburg & Peter, 2008; Govani & Pashley, 2007; Fogel & Nehmad, 2009). Niettemin zijn er studies die het tegendeel bewijzen, namelijk dat jongeren hun profiel vaak ontoegankelijk maken voor vreemden (Debatin, Lovejoy, Horn & Hughes, 2009; Hinduja & Patchin, 2008; Lenhart & Madden, 2007). Ook uit een studie van Boyd en Hargittai (2010) blijkt dat jongeren wel degelijk geven om en bezig zijn met hun online privacy via het aanpassen van hun privacy instellingen. Ze zouden hier zelfs meer om bekommerd zijn dan oudere gebruikers (Lenhart & Madden, 2007).

Naast het aanpassen van privacy instellingen zijn er nog andere manieren waarop jongeren hun privacy managen op SNS’s. Veel studies focusten op verschillende strategieën hieromtrent. Stutzman en Kramer-Duffield (2010) en Stutzman en Hartzog (2012) merkten op dat gebruikers hun informatie controleren door verschillende sociale media te gebruiken voor verschillende publieken. Verder verwijderen ze online inhoud zoals ongewenste tags en posts of plaatsen deze preventief niet. Bovendien verwijderen of blokkeren ze vrienden die toegang hebben tot hun profiel en delen ze valse informatie (Madden, 2012; Young & Quan-Haase, 2013; Young & Quan-Haase 2009). Ook Madden et al. (2013) haalden deze strategieën aan in de context van SNS’s. Volgens hen zullen jongeren vaak hun profielinhoud herzien en snoeien in hun vriendennetwerk (verwijderen/blokkeren). Privacy management kan heel ver gaan, zo beschrijven Boyd en Marwick (2011) het fenomeen social steganography, een soort van ‘insiders’ waarbij een bericht op zo’n manier geschreven wordt dat slechts enkelen van hun (beste) vrienden de volledige betekenis kunnen ontcijferen.

Ook het controleren van hun netwerk kan gezien worden als een strategie om hun privacy te managen. Hoewel heel wat literatuur aantoont dat jongeren SNS’s voornamelijk gebruiken om in contact te staan met vrienden die ze reeds kennen (Zhao, Grasmuck, Martin, 2008; West, Lewis & Currie,. 2009; Lenhart & Madden 2007), toonden Madden et al. (2013) toch aan dat oudere tieners (14-17 jaar) een uitgebreider online netwerk zullen hebben, inclusief mensen die ze nog nooit ontmoet hebben. Bij jongere tieners (12-13 jaar) komt dit echter minder voor. Verder zal hun netwerk van vrienden op een SNS zoals Facebook grotendeels overeenkomen met hun offline netwerk, maar is hun netwerk op Facebook doorgaans groter dan op bijvoorbeeld Twitter. Actievere gebruikers met een uitgebreider netwerk zullen tevens meer informatie posten en hun profiel beter onderhouden.

22

Collaboratief management

Bij het managen van hun privacy moeten tieners echter niet enkel rekening houden met wat ze zelf plaatsen, maar ook met wat anderen plaatsen over hen. Een studie van Litt, Spottswood, Birnholtz, Hancock, Smith et al. (2014) toont bijvoorbeeld aan dat veel vervelende situaties veroorzaakt worden door anderen, zoals een foto op Facebook die anderen niet mogen zien. Sommige jongeren zijn namelijk eerder geneigd om ook informatie te plaatsen over anderen op SNS’s. Zij verwachten dan dat indien die personen in kwestie hier niet mee akkoord zijn, ze dit duidelijk maken (Boyd & Marwick, 2011). Het is voor SNS-gebruikers dus onmogelijk om volledige controle te hebben over wat er over hen gepost wordt op sociale media (Lampinen, Lehtinen, Lehmuskallio & Tamminen, 2011). De laatste jaren werd de focus rond privacy bijgevolg verlegd van individueel management naar collaboratief management (Lampinen et al., 2011; Litt et al., 2014; Litt & Hargittai, 2014). Lampinen et al. (2011) achterhaalden dat gebruikers vaak samenwerken wat betreft hun privacy management, zowel preventief als correctief. Preventieve strategieën zijn proactief en helpen om problematische situaties voor zichzelf of anderen te vermijden. Dit omvat onder andere het feit dat ze controle houden over welk publiek welke content kan zien en het beslissen over of ze al dan niet bepaalde informatie zullen delen over zichzelf of over anderen. Correctieve strategieën zijn reactief en worden toegepast wanneer de controle over hun privacy verloren werd. Het beste voorbeeld hiervan is het verwijderen van content.

Conclusie

Uiteindelijk komt het neer op het feit dat jongeren informatie willen delen over zichzelf, maar hier wel controle over willen hebben. Ze willen zichtbaar zijn, maar slechts voor een bepaald publiek. Marwick (2011) stelt dat tieners hun best doen om sociale normen te volgen aan de hand van het ontwikkelen van eigen strategieën om hun privacy te managen. Het is nu aan ons om deze strategieën te gaan ontdekken in de context van Swarm.

5. Jongeren en status/populariteit 5.1. SNS’s, jongeren en populariteit

Opnieuw zijn er in de literatuur geen studies te vinden die stilstaan bij status/populariteit/reputatie van jongeren in de context van LBSN’s zoals Swarm. Dit werd echter wel bestudeerd in de context van gewone SNS’s. Er werd reeds meermaals aangetoond dat SNS’s veel sociale voordelen bieden voor jongeren, zoals een verhoging van hun sociaal kapitaal en hun populariteit (Ellison et al., 2007). Deze sociale voordelen en ritueel gebruik van SNS’s zijn soms zelfs zo sterk dat de deze opwegen tegenover bezorgdheden omtrent privacy (Debatin et al., 2009).

23

5.1.1. Markers of cool

Jongeren proberen in hun tienerjaren en vroege adolescentie om bij hun leeftijdsgenoten te horen, want het is onder die leeftijdsgenoten dat verbintenissen worden gevormd en prestige gewonnen wordt (Harris, 1995). Aangezien veel socialisatie onder jongeren tegenwoordig via sociale media plaatsvindt, wordt hun gedrag zowel online als offline gevormd door de gemeenschappelijke wens om goedgekeurd te worden door hun leeftijdsgenoten (Boyd, 2007; Christofides et al., 2009; Debatin et al., 2009; Valkenburg & Peter, 2009). Boyd (2007) stelt dat hoewel tieners de mogelijkheid hebben om zich anders voor te doen online, de sociale hiërarchiën en normen die offline populariteit reguleren zich ook online manifesteren. Het is bijvoorbeeld cool om veel vrienden te hebben op MySpace, maar teveel vrienden maken je dan weer een MySpace whore. Dit zijn volgens Boyd ‘markers of cool’, een soort van regels die geworteld zijn in de sociale cultuur van SNS’s. Jongeren stellen met andere woorden verschillende normen op over hoe een SNS gebruikt dient te worden en straffen bepaalde gangbare praktijken af. Het is in ons onderzoek belangrijk om op zoek te gaan naar deze ‘markers of cool’ en gemeenschappelijke normen binnen Swarm.

5.1.2. Zelfrepresentatie en reputatiemanagement

Veel onderzoekers zijn dus van mening dat de digitale omgeving voor jongeren slechts een uitbreiding is van de fysieke omgeving (Gasser & Palfrey, 2008; Boyd, 2007). Palfrey & Gasser stellen dat digital natives bijna nooit een onderscheid maken tussen de online en de offline versie van zichzelf. Door deze directe link zijn jongeren geneigd om een kant van zichzelf te presenteren die goed ontvangen zal worden door hun leeftijdsgenoten (Boyd, 2007). Hoewel jongeren offline praktijken online overnemen, creëren networked publics (publieke cultuur ondersteund door online netwerken) nieuwe opportuniteiten voor jongeren om te communiceren en hun identiteiten te ontwikkelen. SNS’s bevatten namelijk enkele unieke kenmerken zoals profielen (inclusief teksten, foto’s en video’s), vrienden, likes en comments (Boyd, 2007). Deze zaken zijn belangrijk voor jongeren aangezien ze zichtbaar zijn voor het publiek en hun persoonlijke informatie wijdverspreid kan worden. Het wordt op deze manier moeilijker om hun reputatie te beschermen (Gasser & Palfrey, 2008; Solove, 2007). Aan de andere kant stelt Stern (2008) dat de mogelijkheden voor strategische zelfrepresentatie uitgebreider zijn online. SNS-gebruikers hebben volgens hem meer controle over hun reputatie, aangezien ze zelf beslissen wat ze onthullen, weglaten of verbloemen.

Volgens het onderzoek van Pew Research Center (Madden et al., 2013) zijn tieners zich bewust van hun online reputatie en onderhouden ze zorgvuldig de inhoud en uitstraling van hun posts op sociale media. Meer dan de helft van de ondervraagde tieners hebben ooit al eens besloten om een post niet online te plaatsen omwille van bezorgdheden met betrekking tot hun reputatie. Ook volgens de Teen Online Safety & Digital Reputation Survey (Thomas, 2010) zijn tieners eerder bezorgd om de invloed die posts kunnen hebben op hun reputatie (82% van de respondenten) dan op hun veiligheid (80%).

24

Jongeren zien SNS’s zoals Facebook als een verlenging van hun offline interacties en sociale uitdagingen inherent aan het leven van tieners (Madden et al., 2013). Likes in het bijzonder bleken een sterke indicator van sociale status, zodanig zelfs dat tieners hun profiel en posts manipuleren om zoveel mogelijk likes te krijgen en dat ze foto’s en/of andere posts met te weinig likes verwijderen. Tieners met een groter vriendennetwerk zullen meer informatie delen (zoals foto’s, telefoonnummer, …), maar ook actiever bezig zijn met reputatiemanagement. Ze zullen eerder andere gebruikers blokkeren, mensen uit hun netwerk verwijderen, zichzelf untaggen in foto’s en ongewenste reacties van anderen op hun profiel verwijderen. Naast privacy management is dus ook reputatiemanagement een hot topic bij jongeren op SNS. We dienen ons af te vragen op welke manier dit tot uiting komt op Swarm.

5.1.3. Online vs. offline populariteit

Hierboven werd duidelijk gemaakt dat volgens veel onderzoekers offline gedrag (en populariteit) wordt doorgetrokken naar de online wereld. Een studie van Danowski en Zywica (2008) gaat echter verder in op het relatief nieuwe fenomeen van online populariteit, en dit in de context van Facebook. Ze testten twee hypotheses uit de literatuur, namelijk 1) ‘The Social Enhancement’ of ‘Rich Get Richer’ hypothese die inhoudt dat mensen die reeds populair zijn offline, deze offline populariteit doen steigen door hun populariteit op Facebook te doen toenemen (Valkenburg, Schouten & Peter, 2005) en 2) ‘The Social Compensation’ of ‘Poor Get Richer’ hypothese die inhoudt dat mensen hun populariteit op Facebook doen proberen toenemen om hun lage offline status te compenseren (Valkenburg et al., 2005). Hun resultaten steunden beide hypotheses en toonden aan dat de hoeveelheid zelfvertouwen dat een persoon heeft geassocieerd kan worden met offline populariteit en sociabiliteit eerder met online (Facebook) populariteit. Online populariteit lijkt tevens wel degelijk verschillend te zijn van populariteit in het echte leven. De variantie in offline populariteit kon dubbel zoveel verklaard worden als die in online populariteit, wat wil zeggen dat online populariteit minder gefundeerd of gedefinieerd is. Een andere verklaring kan zijn dat mensen weinig geven om online populariteit. Niettemin bleek uit de resultaten dat jongere Facebookgebruikers hier meer om geven dan oudere gebruikers en dat zij eerder zullen experimenteren met online identiteit. Hoe dan ook is het duidelijk dat Facebook en andere SNS’s de manier waarop gebruikers populariteit ervaren veranderen en herdefiniëren.

5.1.4. Indicatoren van populariteit

Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de manier waarop populariteit afgeleid kan worden op SNS’s, maar de meeste resultaten hieromtrent wijzen op een duidelijke invloed van het aantal vrienden. Hoewel Copeland (2004) beweert dat een hoog vriendenaantal zowel bewijs is voor de wil om contacten te verhogen als voor populariteit, toonde White (2005) aan via ethnografische interviews dat Facebookgebruikers aandacht gaven aan twee zaken als indicatie voor andermans populariteit: het aantal vrienden en de lengte van hun Facebookwall. Dit is een theorie die tevens gesteund werd door de resultaten van Danowski & Zywica (2008).

25

Ook het aantal tags in foto’s van vrienden, het aantal keer dat de profielfoto veranderd wordt en het toevoegen van meer vrienden werden door laatsgenoemden aangehaald als indicatoren voor populariteit. Volgens Madden et al. (2013) bleken het aantal likes dan weer de sterkste indicator van sociale status. Zoals reeds vermeld gaat dit soms zo ver dat jongeren posts zonder likes zullen verwijderen.

White’s studie (2005) leed tot de assumptie dat SNS gebruikers de mogelijkheid zien om ook online populariteit te verwerven, en dat elementen die iemand offline populair maken (zoals het hebben van veel vrienden) ook online geuit kunnen worden om daar een hoge status te verwerven (Danowski & Zywica, 2008). In de context van dit onderzoek dienen we op zoek te gaan naar populariteitsindicatoren op Swarm en staan we stil bij de symbolische betekenis van zaken zoals het aantal vrienden, aantal check-ins en het aantal likes.

5.2. Status/populariteit binnen de MYC

Populariteit wordt ook beschreven binnen het kader van de MYC (Vanden Abeele, Antheunis & Schouten, 2014). Eén van de centrale kenmerken van de MYC is het gebruik van de mobiele telefoon als een manier om de status uit te drukken. In de literatuur worden er drie dimensies aangehaald die status reflecteren: fashion, popularity en time poverty (Vanden Abeele et al., 2014). Verschillende studies hebben aangetoond dat de mobiele telefoon als een fashion-item wordt gezien (Fortunati, 2005; Green, 2003; Ling, 2004; Katz & Sugiyama, 2005). De mobiele telefoon kan ook gebruikt worden om populariteit uit te drukken in de vriendengroep. Hoe meer vrienden en sociale interactie iemand heeft, hoe populairder hij/zij is. Aangezien mobiele communicatie zeer geschikt is om dit weer te geven (door aantal berichten, aantal vrienden op Facebook,…) wordt dit tevens een goede manier om populariteit uit te drukken (Ling & Yttri, 2006). Als laatste kan ook time poverty (tijdsarmoede) gezien worden als een uitdrukking van status. Hoe minder tijd iemand heeft, hoe meer status die persoon zou hebben. Dit kan worden doorgetrokken naar het gebruik van mobiele communicatie bij de jeugd: een jongere met status heeft zoveel bezigheden dat hij/zij een mobiele telefoon nodig heeft om alles te managen (Vanden Abeele et al., 2014).

26

6. Conclusie

Privacy en status/populariteit werden in het verleden al vaak onderzocht in de context van social network sites, maar nog niet in de context van LBSN’s zoals Swarm. Aan de hand van focusgroepen trachten we in wat volgt een antwoord te geven op de manier waarop privacy en populariteit op Swarm betekenis krijgt binnen de MYC. Hierbij houden we resultaten en informatie uit voorgaand onderzoek en uit de literatuur in ons achterhoofd. We gaan op zoek naar privacyattitude in de context van Swarm en manieren die jongeren hanteren om hun privacy te managen, alsook naar uitdagingen waarmee jongeren te maken krijgen op Swarm aangaande hun privacy. Wat betreft status/populariteit trachten we manieren te vinden waarop jongeren hun reputatie managen en factoren waaruit afgeleid kan worden welke status iemand heeft, alsook de symbolische betekenis van het aantal vrienden, aantal check-ins en aantal likes. We bekijken tevens de link tussen online en offline populariteit en gaan op zoek naar markers of cool en gemeenschappelijke normen van jongeren binnen Swarm. Nadien worden deze antwoorden binnen de MYC geplaatst, aan de hand van de vragen die geformuleerd werden in puntje 3.3.:’Privacy en status/populariteit binnen de logics van MYC’. We trachten uiteindelijk om een eventuele link tussen privacy en populariteit bloot te leggen.

27

Methode

Het empirisch onderzoek in deze masterproef tracht een antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag die luidt als volgt: Op welke manier krijgt de applicatie Swarm betekenis binnen de Mobile Youth Culture? Initieel was het de bedoeling om 5 aspecten binnen deze mobile youth culture te onderzoeken namelijk (collectieve) identiteit, sociale relaties, gamification, privacy en status/populariteit. Naarmate het onderzoek vorderde werd het duidelijk dat deze aspecten onmogelijk alle vijf in zijn totaliteit aan bod zouden kunnen komen, waarna we deze reduceerden tot de aspecten privacy en status/populariteit. De twee deelvragen die bijgevolg onderzocht werden zijn: Hoe wordt er omgegaan met privacy op Swarm? en Op welke manier worden status en populariteit uitgedrukt binnen Swarm? Deze vragen moeten uiteraard gezien worden binnen de context van de MYC, hetgeen in puntje 3.3 uitvoerig besproken werd.

1. Steekproef

Voor deze studie werden focusgroepen en diepte-interviews uitgevoerd bij jeugdbewegingen, bij jongeren tussen 14 en 18 jaar oud. We kozen voor deze leeftijdscategorie aangezien de tieners en jongvolwassenen van 14 tot 25 jaar oud de hoogste gebruiksgraad kennen in mobiele telefonie (Castells et al., 2007). Deze categorie was echter vrij breed en werd bijgevolg ingeperkt van 14 tot 18 jaar, enerzijds uit praktische overwegingen, maar ook omdat het aspect status/populariteit meer tot uiting komt bij tieners (Van den Abeele et al. 2013). Er werden 6 focusgroepen uitgevoerd met een totaal van 36 deelnemers, en 3 bijkomende diepte-interviews. De focusgroepen bestonden tweemaal uit een leeftijdsgroep van 16-18 jaar oud, eenmaal uit een groep van 14-16 jaar oud en driemaal uit een groep van 14 tot 18 jaar oud. Hieronder wordt een lijst weergegeven van de deelnemers. Wat opvalt is dat er heel wat meer vrouwen deelnamen. Dit was te wijten aan het feit dat zij meer open stonden om mee te doen aan de focusgroep, maar ook aan het vermoeden dat meisjes meer Swarm gebruiken dan jongens. De leeftijd van deelnemers is beter verdeeld, met vijf 14-jarigen, zeven 15-jarigen, tien 16-jarigen, negen 17-jarigen en vijf 18-jarigen. De personen waarvan een bijkomend diepte-interview werd afgenomen staan vetgedrukt.

28

Tabel 1: Lijst deelnemers

Respondent Focusgroep Geslacht Leeftijd 1 Scouts Eeklo Vrouw 17 2 Scouts Eeklo Vrouw 17 3 Scouts Eeklo Vrouw 17 4 Scouts Eeklo Man 17 5 KLJ Sint-Laureins Vrouw 15 6 KLJ Sint-Laureins Vrouw 15 7 KLJ Sint-Laureins Vrouw 15 8 KLJ Sint-Laureins Vrouw 16 9 KLJ Sint-Laureins Vrouw 14 10 Scouts Waarschoot Vrouw 17 11 Scouts Waarschoot Vrouw 17 12 Scouts Waarschoot Man 18 13 Scouts Waarschoot Man 18 14 Scouts Waarschoot Vrouw 18 15 Scouts Waarschoot Vrouw 17 16 KSA Bentille Man 16 17 KSA Bentille Man 17 18 KSA Bentille Vrouw 16 19 KSA Bentille Vrouw 16 20 KSA Bentille Vrouw 16 21 KSA Bentille Man 14 22 KLJ Kaprijke Vrouw 16 23 KLJ Kaprijke Vrouw 17 24 KLJ Kaprijke Vrouw 14 25 KLJ Kaprijke Man 18 26 KLJ Kaprijke Man 18 27 KLJ Kaprijke Vrouw 16 28 KLJ Kaprijke Vrouw 15 29 KLJ Kaprijke Vrouw 16 30 Chiro Eeklo Vrouw 16 31 Chiro Eeklo Vrouw 16 32 Chiro Eeklo Man 15 33 Chiro Eeklo Vrouw 14 34 Chiro Eeklo Vrouw 14 35 Chiro Eeklo Vrouw 15 36 Chiro Eeklo Man 15

29

2. Onderzoeksopzet

Dit onderzoek heeft tot doel te achterhalen op welke manier Swarm betekenis krijgt binnen de MYC. Meer specifiek staan we stil bij de manier waarop omgegaan wordt met privacy op Swarm en hoe status en populariteit een betekenis krijgt binnen deze context. Om deze zaken te onderzoeken werd gebruik gemaakt van focusgroepen en enkele bijkomende diepte-interviews. We kozen voor een kwalitatieve onderzoeksopzet omdat dit zich zeer goed leent tot verkennend of exploratief onderzoek (Decorte & Zaith, 2010). Aangezien er weinig tot geen onderzoek werd uitgevoerd naar Swarm is dit dus een vanzelfsprekende keuze. Het is tevens kenmerkend voor kwalitatief onderzoek dat de onderzoeker het domein van binnenuit tracht te begrijpen (Billiet & Waege, 2010), iets wat onontbeerlijk is om de betekenis van Swarm binnen de MYC te achterhalen. Focusgroepen hebben als doel heel veel data op een korte tijd te verzamelen. Een belangrijk aspect bij focusgroepen is de groepsdynamiek, wat zorgt voor heel wat interactie tussen respondenten die een gemeenschappelijk kenmerk delen (Mortelmans, 2007), in dit geval het gebruik van Swarm. De focusgroep kan als het ware gezien worden als een miniatuurversie van een jongerencultuur. De reden dat we ook voor bijkomende diepte-interviews kiezen is dat het in mindere mate mogelijk is om dieper in te gaan op belangrijke zaken die individuen tijdens een focusgroep vermelden. Via interviews kan beter inzicht verworven worden in zowel zaken die in de focusgroep besproken werden als in individuele uitspraken.

3. Materiaal

Om de focusgroepen en interviews op te nemen werd gebruik gemaakt van een geluidsrecorder, deze gesprekken werden uitgetypt via Word en gecodeerd via het computerprogramma Nvivo. Na elke focusgroep werd gevraagd om nog een korte lijst in te vullen met hun gegevens (zoals leeftijd, woonplaats, studierichting, e-mailadres en GSM-nummer), om op die manier een beter inzicht te krijgen in de populatie en om hen later te kunnen contacteren voor een eventueel vervolginterview. Voor elke focusgroep werden ook enkele stellingen afgedrukt, post-its en balpennen meegenomen aangezien dit voor enkele vragen nodig was. De topicguides werd in de loop van het proces een aantal keer aangepast en kunt u terugvinden in bijlage 1 op de bijgeleverde USB-stick. De interviewvragen werden voor alle drie de respondenten afzonderlijk opgesteld, naargelang uitspraken die ze gedaan hadden en belangrijke zaken die aan bod kwamen in de focusgroepen. Deze vragen vindt u terug in bijlage 2 (eveneens op de USB-stick).

4. Procedure

De rekrutering van de respondenten gebeurde in eerste instantie door het telefonisch contacteren van scholen in mijn buurt. Helaas leek het voor deze scholen praktisch onmogelijk om op dat moment van het jaar (met de paasvakantie en daarna examens in aantocht) tijd vrij te maken voor deze focusgroepen. Hierdoor werd op zoek gegaan naar een alternatieve instelling, en deze werd gevonden bij jeugdbewegingen. Bevriende leid(st)ers

30 werden gecontacteerd via telefoon of Facebook met de vraag of ze tijdens hun activiteiten even tijd vrij konden maken om groepsgesprekken te hebben met hun leden over Swarm. De bedoeling werd uitgelegd en de leid(st)ers maakten groepen van 4 tot 8 jongeren die Swarm gebruiken. Op deze manier werden 6 verschillende jeugdbewegingen bezocht en werd een focusgroep gedaan voor of na hun activiteiten in een lokaal ter plaatse. Driemaal bestond de focusgroep uit jongeren van allemaal ongeveer dezelfde leeftijd en driemaal werden verschillende leeftijden bij elkaar gezet, om op die manier meer inzicht te verwerven in eventuele verschillen tussen leeftijden.

We begonnen de gesprekken met een persoonlijke voorstelling en een korte uitleg waarin we het doel van het gesprek kaderden. De topicguide voor de focusgroepen was semigestructureerd en bestond initieel uit een aantal algemene vragen zoals hoelang ze Swarm al gebruikten en of ze het een toffe applicatie vinden. Dit zorgde voor een losse en vlotte start van het gesprek. Hierna volgden tijdens de eerste focusgroepen vragen betreffende (collectieve) identiteit, sociale relaties, privacy en status/populariteit. Naarmate het onderzoek vorderde, werd zoals reeds aangegeven beslist om enkel dieper in te gaan op de aspecten privacy en populariteit. De keuze voor deze twee aspecten lag bij het feit dat dit twee onderwerpen waren die zeer fel naar boven kwamen tijdens de focusgroepen zelf en waar de jongeren een uitgesproken mening over hadden. De topicguide werd na de derde focusgroep hieraan aangepast voor volgende focusgroepen. Naast het stellen van vragen bestond de focusgroep ook uit het beoordelen van stellingen betreffende populariteit, kiezen tussen stellingen en het brainstormen over de do’s en don’ts van Swarm. Op het einde werd gevraagd om een lijst in te vullen met hun gegevens. De focusgroepen hadden allemaal een duurtijd tussen drie kwartier en een uur.

Nadat alle focusgroepen afgenomen, getranscribeerd en gecodeerd waren werden deze opnieuw gelezen en beluisterd om hier de meest interessante uitspraken en onderwerpen uit te halen. Op basis hiervan werden drie individuen geselecteerd en gecontacteerd om hier in een diepte-interview nog verder op in te gaan. Deze interviews gingen opnieuw door op hun jeugdbeweging en duurden ongeveer een halfuurtje. Ze werden op dezelfde manier als de focusgroepen getranscribeerd en gecodeerd (cfr infra) en informatie hieruit werd toegevoegd aan eerdere bevindingen uit de focusgroepen.

Om te vermijden dat er belangrijke informatie verloren ging, werden de focusgroepen en interviews na de dataverzameling zo snel mogelijk getranscribeerd. Het opnemen van de interviews en het uitschrijven van de opnames komt de betrouwbaarheid van het onderzoek ten goede omdat er zo een lage interferentie aanwezig is van de onderzoeker (Silverman, 2001). De transcripties van de focusgroepen en interviews en de audiofiles zijn als bijlages op de bijhorende USB-stick van deze masterproef opgenomen.

31

Resultaten

Aan de hand van het kwalitatief onderzoek dat werd uitgevoerd met behulp van focusgroepen en diepte- interviews trachten we een antwoord te formuleren op onze twee deelvragen: Hoe wordt er omgegaan met privacy op Swarm? en Op welke manier worden status en populariteit uitgedrukt binnen Swarm? Hieronder worden de resultaten die we vonden besproken.

1. Hoe wordt omgegaan met privacy op Swarm?

Tijdens de focusgroepen en diepte-interviews werden de respondenten verschillende vragen gesteld met betrekking tot hun privacy, en er kan opgemerkt worden dat privacy eerder iets persoonlijks is dan iets waar de hele groep hetzelfde over denkt. Dit hangt samen met hetgeen Boyd en Marwick (2011) stelden in de literatuur, namelijk dat niet alle tieners op eenzelfde manier omgaan en stilstaan bij privacy en dit afhankelijk is van verschillende contexten. Het is opvallend dat slechts enkelingen zich geen zorgen maken over hun privacy. De meeste respondenten maakten zich hier wel degelijk zorgen over. Deze zorgen hadden zowel betrekking op buitenstaanders (bijvoorbeeld het gevaar om gehackt te worden, het gevaar voor dieven en het gevaar gestalkt te worden) als op vrienden (bijvoorbeeld het idee dat niemand te vertrouwen is, dat vrienden je kunnen stalken,…).

“Ge moet dan denken, mensen, alle die under daar dan mee willen bezig houden om u te hacken ofzo, die weten ook wel direct waar daje zijt eh, kvind da een beetje eng… (…) Ma volgens mij kan da wel echt nog gemakkelijk ja, gehackt worden, dat er echt zo ne random creep kan kijken…” Lore – 17 jaar “Ge weet nooit wie dat er niet te vertrouwen is he, ge weet da nie he?” Robbe – 16 jaar

Aangezien veel respondenten zich zorgen maken over hun privacy, vloeien hier -net zoals in de literatuur beschreven werd (Boyd & Marwick, 2011; Kramer-Duffield, 2010; Lampinen et al., 2011; Madden, 2012; Madden et al., 2013, Stutzman & Hartzog, 2012; Young & Quan-Haase, 2009; Young & Quan-Haase, 2013)- verschillende manieren uit voort waarop zij hun privacy trachten te managen. Het gaat hierbij zowel om individueel privacy management als om collaboratief privacy management, waarbij gebruik gemaakt wordt van zowel preventieve als correctieve strategieën (Lehmuskallio & Tamminen, 2011). Hieronder worden ze kort opgesomd en besproken.

32

1.1. Locatie management 1.1.1. Controleren van check-ins

Een eerste manier waarop de respondenten hun privacy managen is het nadenken over hun check-ins zelf. Ze vinden dat je zelf in de hand hebt waar je je incheckt (hoewel het onmogelijk is om volledige controle te hebben over wat er over hen gepost wordt op sociale media (Lampinen et al., 2011)), dat je hier goed moet over nadenken en dat je nergens moet inchecken waarvan je niet wil dat mensen dat weten. In deze context gebeurt het ook vaak dat ongewenste of oude check-ins verwijderd worden. Dit hangt samen met hetgeen in de literatuur verteld werd, namelijk dat jongeren vaak sommige informatie niet online zullen delen en ongewenste posts zullen verwijderen (Young en Quan-Haase, 2009). Ook Madden et al. (2013) hadden het over het feit dat jongeren vaak hun profielinhoud zullen herzien.

“Ik ga mij ook nie inchecken op plaatsen waar dage, waar dage nie wil da mensen da weten. Dus als ik mij incheck dan weet ik ook da mensen da zien he.” Julie – 17 jaar

Een onderwerp dat vaak naar boven kwam was het al dan niet inchecken op reis. Veel respondenten maken zich zorgen over dit gegeven en stellen dat het beter is om niet in te checken op reis aangezien dit gevaarlijk zou kunnen zijn voor dieven. Lardinois (2011) sprak reeds over het risico dat LSBN’s met zich meebrengen, namelijk dat bij deze applicatie locaties worden doorgegeven en bijvoorbeeld potentiële dieven op de hoogte zijn van het doen en laten van hun slachtoffers. Veel respondenten haalden aan dat het daarom beter is om niet in te checken op o.a. vliegvelden en dat dit ook vaak door de ouders werd afgeraden/verboden. Dit is echter afhankelijk van enkele factoren zoals met wie je op reis bent en de tekst die erbij gezet wordt. Jongeren gaan in dit opzicht niet inchecken met hun ouders maar wel met vrienden, en zullen erop letten dat ze geen tekst bij hun check-in plaatsen die insinueert dat er niemand thuis is. Ze beschermen dus eerder hun privacy ten aanzien van hun ouders dan ten aanzien van potentiële dieven.

“Da vinden, alle mijn mama bwa die heeft daar nieveel problemen mee maar mijn papa weer wel zo, daje moe opletten waar daje u overal incheckt want, alle hij zegt ook vanja als ge u dan incheckt bijvoorbeeld als ge op reis zijt ofzo of ge zit opt vliegtuig, alle hij denkt dan altijd vanja, das gewoon met andere woorden zeggen tegen de inbrekers vanja kom maar inbreken” Marie – 16 jaar

Lore – 17 jaar: “Goh, ma kzit zo in een twijfelgeval… Want kzou dan zo zeggen op reis als ge in een land zijt want dan denk ik das leuk om te tonen, ma dan isda ook van ja ge zijt dan op dienen moment nie thuis, dus dan alle… “ Katrien – 17 jaar: “Ma ik denk dat da ook te zien valt als ge weg zijt met vrienden of als ge weg zijt met uw ouders…” Lore – 17 jaar: “Ja das waar.” Interviewer: “En wanneer ga je dat dan wel doen en wanneer niet?” Katrien – 17 jaar: “Nie met uw ouders en wel met uw vrienden! (…) Want als ge u incheckt van ‘familiereisje’ weet ik veel, dan weten ze vanja ze zijn allemaal weg…” Lore – 17 jaar: “Uw huis staat volledig leeg en dan…”

33

1.1.2. Adressen op Swarm

Swarm geeft de mogelijkheid om check-ins aan te maken van je huis en hierbij het exacte adres in te geven. Swarm gebruikt hiervoor de locatie-tracker van je smartphone maar het ligt aan de eindgebruiker om deze locatie als het ware vast te ‘pinnen’. Veel respondenten gaven dan ook aan dat ze bij hun thuis check-in geen exact adres vermelden en/of dat ze hun woonplaats enkele huizen of zelfs straten verder vastpinden om op die manier hun privacy te behouden. Ook in de literatuur hadden Young en Quan-Haase (2009) en Madden et al. het over het feit dat sommige jongeren valse informatie online zullen plaatsen om op die manier hun privacy te beschermen. Sommige respondenten zagen hier echter geen probleem in aangezien de meesten van hun vrienden op Swarm toch op de hoogte zijn van hun woonplaats of omdat mensen zich volgens hen niet bezig houden met naar je adres te kijken.

Femke – 18 jaar: “Ik heb altijd zo, toen da ik jong was als ik zo mijn huis incheckte zo altijd vijf huizen verder geduwd, daze nie wisten waar dak effectief woonde!” LACHEN Lore – 17 jaar: “Ja ik heb da ook gedaan!” Femke – 18 jaar: “Das slim he!” Lore – 17 jaar: “Ik heb gewoon een andere straat gezet eigenlijk, in de buurt ma wel ergens anders…”

Robbe – 16 jaar: “Mensen da kik op Swarm heb, die weten zo, alle toch wel een groot deel, die weten waar dak woon…” Roos – 16 jaar: “Ja bij mij eigenlijk ook wel, dus da maakt mij nieveel uit…”

1.2. Netwerk management

De respondenten haalden ook een andere manier aan om hun privacy in Swarm te managen, met name netwerk management. Specifiek gaven de respondenten aan heel zorgvuldig te zijn in wie ze toevoegen en wie niet, negeren ze vriendschapsverzoeken van mensen die ze niet kennen en verwijderen ze mensen waar ze geen contact meer mee hebben. Mensen die ze wel zullen toevoegen zijn doorgaans goede vrienden, mensen die ze al meermaals gezien hebben, die ze vertrouwen en mogen zien waar ze zijn. Mensen die ze niet kennen, vrienden van vrienden of personen die ze maar één keer gezien hebben zullen daarentegen zelden als vriend aanvaard worden. De respondenten gaven aan veel minder vrienden hebben te hebben op Swarm dan op Facebook en Instagram en stonden veelal weigerachtig ten aanzien van mensen toevoegen tot hun netwerk die ze niet kennen. Ook in de literatuur werd aangetoond dat jongeren SNS’s vooral gebruiken om in contact te staan met mensen die ze reeds kennen (Zhao et al. 2008; West et al. 2009; Lenhart & Madden 2007). Madden et al. (2013) hadden het bovendien over het feit dat hun online netwerk grotendeels overeen komt met hun offline netwerk en dat er vaak gesnoeid wordt in hun vrienden. Ze stelden ook dat hun netwerk op Facebook groter is dan op Twitter, hetgeen hier ook het geval is met Swarm.

34

Robbe – 16 jaar: “Goh, wie zijn mijn vrienden op Swarm? Mensen van school, …” Roos – 16 jaar: “Welja mensen van school en vrienden.” Robbe – 16 jaar: “…mensen van de voetbal, mensen van den KLJ,…” Marie – 16 jaar: “Ma wel alleen maar mensen dage zo echt kent!” Roos – 16 jaar: “Ja!” Marie – 16 jaar: “Nie zo, daje zo half kent ofzo! Zo daje gewoon zo nekeer gezien hebt, dan niet!” (…) Robbe – 16 jaar: “Ma mensen waarvan daje vindt: zij mogen zien waar da kik ben!” Marie – 16 jaar: “En die daje vertrouwt enal!” Robbe – 16 jaar: “En die vertrouw ik!”

“Nja, ik denk dat er wel veel mensen zijn da wa under privacy willen behouden en daardoor nie iedereen aanvaarden…” Didier – 18 jaar

Uit bovenstaande blijkt dat veel jongeren niet veel vrienden hebben op Swarm omwille van hun privacy. Uit de resultaten bleek dat deze regel niet door de hele MYC wordt toegepast. Sommige jongeren voegen wel mensen toe die ze amper of niet kennen. Om dit te verklaren kan een link gelegd worden naar populariteit. Sommige jongeren voegen veel vrienden toe omwille van het feit dat ze populair (willen) zijn en dit gaat dus ten vaak koste van hun privacy. Ook in de literatuur werd dit aangehaald. De sociale voordelen en ritueel gebruik van SNS’s zijn namelijk soms zo sterk dat de deze opwegen tegenover bezorgdheden omtrent privacy (Debatin et al., 2009). Bij de resultaten over populariteit wordt hier verder op ingegaan.

“Ja, das echt zo, die zetten gewoon foto’s op Swarm en die krijgen, honderden likes krijgen die he en dan snapt ge da gewoon nie, en dan kijkte gewoon naar under vrienden, ja da zijn der dan 10.000 ofzo en dan denkte van aaaaaaah! LACHT” Femke – 18 jaar

“Alle, ik pas daar goed mee op! Ik aanvaard nie iedereen op Facebook, mijn Instagram is ook privé, ma sommige mensen letten daar ook niet op, die voegen gewoon iedereen toe op alles om populair te zijn…” Lies – 15 jaar

1.3. Persoonlijke informatie management

De meeste respondenten gaven aan dat ze zoveel mogelijk vermijden om persoonlijke zaken op Swarm te plaatsen. Dit werd ook al aangetoond door Young en Quan-Haase (2009). Het gaat dan om persoonlijke problemen zoals familiezaken, ruzies en ziekte maar ook privézaken zoals koppels die samen inchecken in bed en persoonlijke foto’s.

Respondenten die dit wel doen zijn voornamelijk te vinden in de jongere leeftijdscategorie (van 14 tot 16 jaar oud). Zij gaven aan dat ze hun problemen op Swarm zetten om hun gevoelens te uiten, en dat dit vaak gebeurt als een eerste reactie en ze hierbij steun zoeken bij anderen. Het komt voor dat die personen hier later spijt van

35 krijgen en dat ze deze posts dan verwijderen. Dit komt overeen met hetgeen in de literatuur verteld werd, namelijk dat gebruikers vaak achteraf spijt krijgen van informatie die gepost werd (bijvoorbeeld in een emotionele bui) (Wang et al., 2011).

“Nja! Omdak daar zo ja, zoiets opzet… Alle dat er zoiets is, en dan zet ik dat daarop en ja da was mijn, nu mijn ex, die was daar dan boos omdat ik dat dan op Swarm zette, dat hij da altijd moest lezen via Swarm wat dat er was en dak da nooit tegen hem had gezegd… Dus daar was hij dan boos om dus heb ik da een paar keer verwijderd en dan ja… (…) Ik vind da nie belangrijk ma ge kunt zo uw gevoelens uiten, ja… Ma dan meestal zette het erop alle, en na een uur denk ik ja, kgaat eraf doen, da moet er eigenlijk nie op staan, dus soms verwijder ik da wel… Daarna…” Bea – 16 jaar

1.4. Privacy instellingen

Een manier om privacy te managen op Swarm kan gevonden worden bij de privacy instellingen. Deze instellingen hebben betrekking op hun contact informatie (telefoonnummer en e-mailadres), hun check-ins (bijvoorbeeld of vrienden hen mee mogen inchecken, of hun naam vermeld mag worden,..), hun berichten, vriendschapsverzoeken,… Dit werd in de literatuur reeds aangehaald als één van de belangrijkste tools in privacy management en hieruit bleek dat dit op sites zoals Facebook wel degelijk meer werd aangepast door jongeren dan gedacht (Boyd en Hargittai, 2010; Debatin et al. 2009, Hinduja & Patchin 2008; Lenhart & Madden, 2007). In de focusgroepen viel op dat het niet afhankelijk is van de vriendengroep of deze instellingen worden aangepast of niet, maar dit een persoonlijke kwestie is. De meeste respondenten wisten echter niet af van het bestaan hiervan, terwijl sommigen wel van het bestaan afwisten maar dit niet aanpasten, noch een idee hadden wat ze precies inhielden. Een kleine minderheid wist dat ze bestonden én pasten deze reeds aan. Wat opviel is dat de meeste respondenten hun privacy instellingen op Facebook wel aanpassen (hetgeen ook in de literatuur bevestigd wordt) maar op Swarm niet. Reden hiervoor was dat ze niet wisten dat deze bestonden op Swarm, maar ook dat ze op Facebook ouders en familie als vriend hebben en op Swarm niet.

Romy – 15 jaar: “Echt?” Elly – 16 jaar: “Echt?” Romy – 15 jaar: “Wa moede daarmee doen?” Linde – 14 jaar: “Kweet da ook nie!” (…) Romy – 15 jaar: “Maggek keer kijken?” Interviewer: “Ge moogt een keer kijken!” (…) Elly – 16 jaar: “Ow!” Linde – 14 jaar: “Wooooow” Elly – 16 jaar: “Let my friends see my phone number? eeuhm, nee! Ow ik wist da nie eens!” (…) Lies – 15 jaar: “Let my friends see my phonenumber if I… NEE! Oooow!” LACHEN

36

1.5. Uitdagingen m.b.t privacy in gezinscontext

De beslissing over of en op welke manier jongeren Swarm mogen en kunnen gebruiken ligt bij veel jongeren niet alleen in hun handen. Vaak wordt hun autonomie wat betreft hetgeen ze op Swarm willen plaatsen uitgedaagd door hun ouders, broers en zussen. Hun privacy wordt tevens aangetast in de zin dat zaken waarvan ze niet willen dat hun ouders ze weten hen toch ter ore komen. Dit uit zich onder andere in het feit dat sommige respondenten Swarm eerst niet mochten gebruiken, dat hun ouders ook Swarm aanmaken om hen te controleren en daarbovenop bevriend worden met vrienden van hun kinderen. Ouders vragen bovendien info over hen aan hun broer of zus, of vragen info aan hen over hun broer of zus. Ook broers en zussen hebben dus een aandeel in dit verhaal, het gebeurt niet zelden dat ze zaken die ze gezien hebben op het Swarm-account van hun broer/zus of zijn/haar vrienden doorvertellen aan de ouders. Sommige respondenten zullen dan ook zelf soms dingen doorvertellen over hun broers of zussen. Hoewel Madden et al. (2013) aantoonden dat de meeste jongeren hun ouders op Facebook als vriend hebben, is dit op Swarm dus minder of zelfs helemaal niet het geval.

Elly – 16 jaar: “Uw vader zit toch ook op…?” Romy – 15 jaar: “Ma das gewoon voor haar te controleren!” Lies – 15 jaar: “Mijn mama heeft da ook puur voor mij te controleren.”

“Da was vorig jaar? Honderd dagen, dan naar Gent geweest en iemand mee ingecheckt, een jaar jonger, dan had zijn zus da gezien, en zijn ma had dan gebeld en hij moest dan naar huis… “ Didier – 18 jaar

Een reactie op bovenstaande zaken blijft echter niet uit. Ook in de literatuur werd door Pain et al. (2005) aangekaart dat jongeren hier tegenin zullen gaan. Respondenten zullen zichzelf op sommige plekken niet inchecken, check-ins verwijderen en zelfs (op voorhand) vragen aan hun vrienden om hen niet in te checken omdat de ouders, broers en/of zussen dit niet mogen weten. Ze doen met andere woorden zowel aan individueel (preventief en correctief) privacy management als aan collaboratief (preventief en correctief) privacy management. Dit doet soms zelfs denken aan zelfcensuur om ruzies en discussies met de ouders te vermijden.

“Eeeuhm, ge gaat naar een feest, met diene, en dan gaje ergens anders naartoe omdat ze, omdaje er geen contact mee moogt hebben ofzo en dan zit ge daar op café en dan checken ze u mee in en dan verwijderde da gewoon snel… Voor mijn zus eja…” Femke – 18 jaar

Respondenten gingen hier op hun beurt tegenin door te liegen tegen hun ouders over bijvoorbeeld het doel van Swarm, door hun ouders te blokkeren, te verwijderen of hun Swarmgebruik te verzwijgen. Broers en/of zussen worden verwijderd of gewoonweg niet toegevoegd en wanneer hun ouders bevriend zijn met vrienden of vriendinnen wordt hen ook gevraagd om de ouders te verwijderen.

“Mijn mama heeft da, ze had da gedaan voor controle maar kheb haar verwijderd!” Lies – 15 jaar

37

1.6. Uitdagingen m.b.t. privacy in vriendencontext

Niet alleen door ouders en gezinsleden wordt hun autonomie en privacy uitgedaagd, ook door hun vrienden op Swarm zelf. Boyd & Marwick (2011) en Lampinen et al. stelden reeds dat het voor SNS-gebruikers onmogelijk is om volledige controle te hebben over wat over hen gepost wordt. Dit is ook bij Swarm het geval. Jongeren worden soms ingecheckt op plaatsen waar ze op dat moment niet zijn en check-in-namen van hun huis worden soms aangemaakt door iemand anders. Hierdoor hebben ze zelf niet de keuze over de naam en of hun adres hier bij komt te staan of niet. In veel focusgroepen spraken de respondenten tevens over het feit dat ze vaak mee worden ingecheckt door anderen en dat dit niet altijd geapprecieerd wordt. Deze zaken kunnen gezien worden als een aanslag op hun autonomie en privacy, aangezien ze op dat moment niet in de hand hebben wat er op Swarm komt te staan over hun locatie. Het merendeel van hen heeft dus liever dat hen op voorhand gevraagd wordt of ze al dan niet mee ingecheckt mogen worden, of sommigen laten op voorhand blijken dat ze niet mee ingecheckt willen worden.

“Ja kheb liever dat mensen da wel vragen aan mij als ze mij inchecken, of daze da gewoon ne keer zeggen vanja kga ons inchecken! Dak weet dak ben ingecheckt…” Lore – 17 jaar

“Eeuh bij mij staat dat erop! Omda, moest ik da zelf gemaakt hebben zou ik da gewoon wel op de plaats, maar zou ik mijn adres er nie bijgezet hebben, maar omdat iemand anders da gemaakt heeft ja… “ Lies – 15 jaar

Dit gegeven hangt onder andere samen met hetgeen in puntje 1.5. verteld werd. Soms mogen ouders, broers of zussen niet weten waar ze op dat moment zijn, waardoor het voorkomt dat respondenten aan hun vrienden vragen om hen niet mee in te checken. Ook het omgekeerde gebeurt, namelijk dat vrienden aan hen vragen om hen niet mee in te checken, voor dezelfde reden of omdat hun vriendje/vriendinnetje niet mag weten waar ze zijn. Deze strategieën zijn duidelijk een vorm van preventief, collaboratief privacy management (Lampinen et al., 2011; Litt et al., 2014; Litt & Hargittai, 2014).

Interviewer: “En ooit al mensen gehad die tegen jullie zeiden van, liever nie mij inchecken?” Femke – 18 jaar: “Ja… Als ze der nie mogen zijn ofzo… LACHEN Femke – 18 jaar: “Alle zo, aje naar Gent gaat, en ge gaat bijvoorbeeld naar 5 voor Twaalf, ma dan gaje naar Overpoort, maar ze mochten eigenlijk niet, dan gewoon nie mee inchecken…” Interviewer: “Ze mochten nie, van…?” Femke – 18 jaar: “Aja, van de ouders snapte? Ze gaan stiekem ergens naartoe…”

38

1.7. Hun gegevens en het bedrijf Swarm

Een belangrijke zaak die we ons moeten afvragen als het gaat over privacy op Swarm is hoe jongeren omgaan met het feit dat het bedrijf Swarm zelf over al hun gegevens beschikt. Er moet opgemerkt worden dat jongeren hier amper bij stilstaan en zich hier weinig zorgen over maken. Het lijkt zelfs alsof ze hier nog nooit over nagedacht hebben wanneer hen die vraag gesteld wordt. Ook Madden et al. (2013) hadden reeds aangetoond dat weinig jongeren zich hier zorgen om maken en zelfs niet weten dat zij over hun info beschikken. De respondenten in de focusgroepen stellen vaak dat het je eigen keuze is dat Swarm deze gegevens heeft en je hier op voorhand mee instemt wanneer je een account aanmaakt, dat andere bedrijven en instellingen ook die informatie hebben en hier geen graten in zien omdat ze niets te verbergen hebben. Ze gaan ervan uit dat deze bedrijven hun info niet misbruiken en het hen niet interesseert waar ze inchecken.

Marie – 16 jaar: “Naar ons gaan ze nie zitten kijken, wat wij.. “ Robbe – 16 jaar: “Ik denk ook nie dat het hun interesseert wat wij hier in België zitten te doen als 15-16-jarige.” Marie – 16 jaar: “Nee, ja…” Roos – 16 jaar: “Tzijn zoveel mensen die gegevens hebben, alleja de school heeft ook megaveel gegevens enzo, alle de meeste mensen mogen der eigenlijk niks mee doen…” Marie – 16 jaar: “De politie heeft dat ook allemaal he, ma die gaan niet naar ons zitten kijken he!”

39

2. Hoe worden status en populariteit uitgedrukt binnen Swarm?

Uit de focusgroepen bleek dat de respondenten heel wat uiteenlopende meningen hadden wat betreft de link tussen Swarm en status/populariteit. Ook binnen eenzelfde vriendengroep kwamen verschillende standpunten voor, wat aantoont dat de manier waarop hiernaar gekeken wordt toch eerder iets persoonlijks is. De meeste onder hen gingen mee met het idee dat status af te leiden valt uit Swarm, hoewel sommige jongeren hier toch hun bedenkingen bij hadden.

Katrien – 17 jaar: “Ik denk dat da eigenlijk gewoon nie echt veel met populariteit te maken heeft…” Didier – 18 jaar: “Swarm?” Katrien – 17 jaar: “Nee toch?” Didier – 18 jaar: “Jawel!” Robby – 18 jaar: “Ma bij ja!” Didier – 18 jaar: “Bij ons wel!”

Een onderwerp dat in deze context naar boven kwam was de verhouding tussen online en offline populariteit. Over het algemeen kan uit onze resultaten vastgesteld worden dat offline populariteit tot uiting komt in de online wereld, of met andere woorden dat de status die jongeren in real life hebben doorgetrokken wordt naar sociale media en naar Swarm. Dit steunt het idee dat de digitale omgeving voor jongeren slechts een uitbreiding is van de fysieke omgeving en dat digital natives bijna nooit een onderscheid maken tussen de online en de offline versie van zichzelf (Palfrey & Gasser, 2008; Boyd, 2007). Swarm drukt dus als het ware offline status en populariteit uit. Daarentegen komt de realiteit niet altijd overeen met sociale media, aangezien door enkele respondenten gesteld wordt dat sommige jongeren enkel online status verwerven, maar dan eerder via kanalen zoals Facebook en Instagram dan via Swarm. Deze jongeren kenmerken zich door online (ook op Swarm) veel vrienden te hebben, vaak ook mensen die ze niet kennen, waardoor ze veel likes krijgen op hun check-ins. Deze online status wordt echter niet doorgetrokken naar de offline wereld. Meer hierover kunt u lezen in puntje 2.5. Dit laatste wordt ook in de literatuur aangehaald door Danowski en Zywica (2008), die de verhouding tussen online en offline populariteit bespraken en vaststelden dat online en offline populariteit absoluut twee verschillende dingen zijn.

“…Maar degene die echt buiten Swarm ook populair zijn dan krijgen die dan zo wel veel likes omdat die buiten Swarm ook populair zijn, dus dan is da zo met een foto of zo ne keer…. Zo gelijk nu ist mooi weer en zieje dan zo tot hier een foto daze liggen te zonnen alleja… De gastjes liken da eh!” Femke – 18 jaar

40

Didier – 18 jaar:“Ja ik denk da ook, ook gewoon hetzelfde principe, alle zo, ge ziet da.. Ma das misschien ook omdaje weet dat die populair zijn via andere dingen… Ma ge ziet da ook op Swarm denk ik ma ge weet al van ergens anders… “ … Orelie – 17 jaar: “Kdenk dat dat eerder van Facebook en Instagram komt en daje die kent van daar omdat die daar megaveel volgers hebben, en dan wilde ze ook volgen op Swarm omdaze willen weten waar daze zitten en dan…”

2.1. Reden voor gebruik Swarm

Een eerste link tussen Swarm en populariteit kan reeds gevonden worden bij de reden waarom de respondenten Swarm zijn beginnen gebruiken. Jongeren gebruiken het voornamelijk om bij de groep te horen, omdat andere jongeren het ook doen, omdat het een hype is of zelfs omdat ze ‘verplicht’ werden door leeftijdsgenoten die wel Swarm hebben, omdat die laatste het vervelend vinden wanneer ze hun vrienden niet kunnen inchecken. Ook andere redenen kwamen aan bod (uit verveling, uit gewoonte, omdat het leuk is, …) maar deze kwamen vaak slechts op de tweede plaats. Ook redenen om Swarm te verwijderen kwamen op hetzelfde neer. Swarm zal verwijderd worden op het moment dat de hype over is, als de app niet meer populair is en wanneer niemand het nog gebruikt.

Elly – 16 jaar: “Omda iedereen da gebruikt!” Romy – 15 jaar: “Ja iedereen gebruikt da!” Lies – 15 jaar: “Ja iedereen heeft da!” Romy – 15 jaar: “Mijn vriendin heeft da geïnstalleerd…” Elly – 16 jaar: “Das zo’n hype!”

2.2. Regels op Swarm

Boyd (2007) stelde reeds dat hoewel tieners de mogelijkheid hebben om zich anders voor te doen online, de sociale hiërarchieën en normen die offline populariteit reguleren zich ook online manifesteren. Er bestaan volgens haar ‘markers of cool’, een soort van regels die geworteld zijn in de sociale cultuur van SNS’s. Jongeren stellen met andere woorden verschillende normen op over hoe een SNS’s gebruikt dient te worden en straffen bepaalde gangbare praktijken af. We gingen op zoek naar deze markers of cool, normen en praktijken die worden afgestraft op Swarm.

2.2.1. Waar inchecken?

Veel van de regels op Swarm hebben betrekking op waar het al dan niet gepast is om in te checken. In grote lijnen komt het neer op het idee dat er wel ingecheckt kan/mag worden op speciale plekken waar je niet elke dag komt, zoals op café, in restaurants, bij vrienden thuis, op feestjes, bij uitstapjes,… Wat daarentegen minder geapprecieerd wordt is wanneer men incheckt op onnodige en oninteressante plaatsen zoals in elke kamer in je huis, op school, in winkels, op de bus/trein en in straten, op persoonlijke plaatsen zoals in een ziekenhuis of met

41 je lief in bed en op plaatsen waar je op dat moment niet bent, omdat dit door de respondenten vaak als nutteloos een teveel aan informatie gezien wordt.

Tine – 15 jaar: “Ma matig u inchecken, alleen de normale, alle, tis inderdaad wa, alle, iets wat je niet elke dag doet ofzo, want alleja… das niemeer interessant eh… Als ge bijvoorbeeld ne keer naar de kinepolis gaat, ja da denk ik nie daje elke dag doet en das zo van ah ja, ok! Of zo naar een fuif ofzo of op reis… Ma nie zo ‘kzit in mijn huis’, ‘kzit in mijn douche’, ‘kzit in da’…” Dries – 15 jaar: “Ja, eetkamer…” Nicolas – 15 jaar: “Sofa.” Tine – 15 jaar: “Da is ja, neeje, das een beetje derover aant gaan…” Dries – 15 jaar: “Voor de TV!” Paulien – 14 jaar: “Ohnee…Nee please stop…”

2.2.2. Met wie inchecken?

Ook over met wie je het beste incheckt bestaan er regels, zo check je beter in met een groep vrienden dan alleen. Alleen inchecken werd door veel respondenten bevonden als iets nutteloos. Ook inchecken met té veel mensen wordt niet op prijs gesteld. Verder is het absoluut not done om ergens alleen in te checken wanneer je vrienden er ook zijn, of om mensen in te checken op plekken waar ze niet zijn of wanneer ze dat niet willen.

“Of zo gelijk, alleen thuis ga kik mij ook nie inchecken ze, of tis daje met vrienden zijt, dan zou ik da misschien wel ne keer doen, maar zo alleen.. Alle ik zie daar gelijk het nut nie van als kik gewoon thuis ben.” Marthe – 17 jaar

Marthe – 17 jaar: “Je niet alleen inchecken als je vrienden er ook zijn, da kik mij nie incheck als… Julie – 17 jaar: “JA DA!! Da is echt hatelijk!! Ik denk dan van alle, ik ben hier ook eh?!”

2.2.3. Hoeveelheid inchecken?

De grootste ergernissen op Swarm ontstaan door de hoeveelheid dat men incheckt. De respondenten stellen dat ze het zeer vervelend vinden wanneer mensen op Swarm continu overal inchecken en hier heel hun leven op plaatsen. Dit hangt samen met het feit dat dit vaak dan ook op nutteloze plaatsen is zoals in verschillende kamers in hun huis of in verschillende lokalen op school.

Linde – 14 jaar: “Ma das ook zo, als ge u constant overal incheckt, veel mensen vinden da ambetant en dan zeggen ze, die checkt haar nu weeral in…” Romy – 15 jaar: “Jaaa, ja da klopt!” Lies – 15 jaar: “Ja da zeg ik ook zo bij sommige mensen!”

Enkele respondenten gaven toe dat ze dit ook deden in het begin dat ze Swarm gebruikten, omwille van het feit dat ze dachten dat dit de bedoeling was van Swarm. Naarmate ze langer op Swarm zaten zagen ze in dat dit nutteloos was en stopten ze hiermee, of werden ze door vrienden aangespoord om hier mee op te houden.

42

“Int begin wist ik nie hoe dak da moest gebruiken en deed ik gewoon alles dak dacht da ok was… Ma das zo, int begin is da leuk ma na nen tijd hebde ook zoiets van… Weeral, en … dan doek het ook gewoon niemeer… … S, die da hier de vorige keer ook was, die zei van ey, checkt u ne keer wa minder in, tis erover aant gaan en dan had ik zoiets van ok ja, eigenlijk wel…” Lies – 14 jaar

2.2.4. Waarover inchecken?

Ook wat betreft hetgeen bij de check-in geplaatst wordt (tekstjes) hebben jongeren onderliggende regels. Zo kunnen interessante tekstjes die meer info geven over waar je bent wel, net zoals grappige tekstjes en inspirerende quotes. Tekstjes over persoonlijke problemen, zielige, lange en oninteressante teksten worden daarentegen niet erg op prijs gesteld. Wanneer mensen dit doen op Swarm wordt dit vaak geassocieerd met aandachttrekkerij. Jongeren vinden het over het algemeen vervelend en vreemd wanneer mensen heel hun leven, inclusief problemen delen op Swarm. Voorbeelden hiervan zijn teksten over ruzies, ziektes, gevoelens, huiswerk, examens of het weer. Vaak worden personen die zo’n zaken delen dan ook verwijderd of zelfs preventief niet toegevoegd.

Elien – 16 jaar: “Ma eigenlijk isda gewoon een beetje aandachtszoekerij he als ge da doet…” Noor – 14 jaar: “Ja daar kan ik nie tegen!” Tine – 15 jaar: “En ook zo als er iets is met iemand, ook zo, zo droevige smileys zetten ofzo…” Paulien – 14 jaar: “Das gelijk op Facebook…” Interviewer: “Van reacties of?” Paulien – 14 jaar: “Ja, zo wat mensen die aandacht zoeken enzo, zo allemaal dingen zetten en ugh…” Nicolas – 15 jaar: “Minder dan op Swarm he…” Tine – 15 jaar: “Al hun problemen daar gewoon zo opzetten das zo ugh…” (…) Goh, zo ‘uuuuh tis uit, dit dat…’ Das zo van goooooh… Paulien – 14 jaar: “Of zo overlaatst had er iemand zo ‘ik ben single, vraag nie waarom’… Alle, das zo… LACHEN Tine – 15 jaar: “Das zo echt om te zeggen van eeeuhm toch vragen eh, Kwil alles zeggen, kwil het gewoon weer allemaal kwijt en ooh....”

“Ik denk gewoon, mensen dak denk van die gaan da sowieso ook doen, kga die gewoon nie volgen… Ma kheb ze nie toegevoegd, kga ze gewoon nie volgen, da heb ik dan wel gedaan… Gewoon omdak zo denk van ja die gaan da sowieso ook doen ofzo, omdak weet, ik ken die ook eh… Omdak weet da gaat sowieso ook gebeuren want die heeft elke week een ander lief ofzo dusja…” Femke – 18 jaar

43

2.2.5. Regels m.b.t. check-in-namen

Naast regels die te maken hebben met waar, met wie en hoe vaak wordt ingecheckt, bestaan er ook onderliggende regels wat betreft de check-in-namen die worden aangemaakt van privé-plekken (bijvoorbeeld hun huis). De respondenten stellen dat er goed nagedacht moet worden over die check-in-namen en dat er zoiets bestaat als een goede en slechte naam. Zo moet ervoor gezorgd worden dat deze naam door iedereen begrepen kan worden. Er wordt namelijk vaak gebruik gemaakt van ‘insiders’, waardoor de naam maar door een beperkte vriendengroep begrepen kan worden. Naast het feit dat dit grappig kan zijn voor de betrokkenen, wordt dit toch als nutteloos beschouwd. Verder worden ook bijvoorbeeld lange namen, namen met veel smileys en ‘droge’ namen negatief bekeken.

Julie – 17 jaar: “Alleja ik kan nu geen voorbeeld geven, ma soms is da zo… schaamtelijk, hoe da die hun huis of bed noemen… Of zo die ene check in op school ‘Op de chauffage rechtover…’” Marthe – 17 jaar: “Och ja, of op TSO ook…” Julie – 17 jaar: “‘…plaats waar altijd het ruitje open staat…’ zoooo nen check in!” Marthe – 17 jaar: “Echt overdreven!”

Evenwel bestaan er een soort trends bij check-in-namen, die bij veel jongeren vrij populair zijn. Engelse check- in-namen, namen met een bijnaam in verwerkt, check-in-namen met achternamen en afkortingen zijn hier voorbeelden van. Wanneer check-in-namen die vroeger werden aangemaakt niet meer voldoen aan de huidige trends, komt het zelfs voor dat respondenten deze verwijderen en vervangen door een nieuwe.

“Ja, dan over een maand, hoe meer daje daar incheckt gaje denken, eigenlijk is da een domme naam want tis niemeer grappig ofzo… Dus dan verwijdert ge dienen check-in ofzo, da kan… Kheb da al keer gedaan maar kweet nie voor wa… Dak zo echt zo een domme naam had… Kpeis mijn eerste check-in, mijn bedje… Da was mijn allereerste check-in en ik dacht goh, eigenlijk is da nie nodig kgaat gewoon verwijderen.” Femke – 18 jaar

2.2.6. Verschil tussen regels van jongere en oudere respondenten

Tijdens de focusgroepen werd het zeer duidelijk dat bovenstaande regels bestaan rond het gebruik van Swarm. Jongeren hebben een uitgesproken mening over wat wel en (vooral) niet kan op Swarm en deze regels toonden veel gelijkenissen in de verschillende focusgroepen. Wat wel opviel was dat er enkele verschillen waren in deze regels tussen jongere en oudere respondenten in die zin dat de ouderen zich sneller zullen ergeren aan zaken die jongere Swarmgebruikers doen. In dat opzicht kunnen we stellen dat de regels van jonge gebruikers vaak ‘milder’ zijn dan die van oudere gebruikers.

“…Op de bus, we zijn dan keer aant praten ofzo en dan zit er iemand bezig op zijn GSM en dan zegtie, ah kga ons inchecken en dan zeggen we vanja, doe maar!” Elien – 16 jaar

44

“Of met bussen daar kan kik het ook van krijgen eh!!! Ge checkt u toch nie in op nen bus of op nen trein? Da vind kik echt belachelijk!! LACHEN ‘Oh ik zit op de bus’, Ja wijs verhaal okeeee, alle da vind kik echt stom!” Katrien – 17 jaar

2.2.7. Link tussen regels en status/populariteit

Men kan zich nu de vraag stellen op welke manier bovenstaande regels al dan niet een invloed hebben op de populariteit van Swarmgebruikers. Jongeren die zich schuldig maken aan don’ts zullen eerder in een negatief daglicht geplaatst worden. Ze worden door respondenten als vervelend, belachelijk, zielig, kinderachtig en aandachtstrekkers bestempeld. Er moet opgemerkt worden dat er in deze context een verschil is tussen jongeren die reeds populair zijn buiten Swarm en jongeren die een lagere status hebben. Jongeren met status zullen zich eerst en vooral meer aan de regels houden dan personen met lagere status, maar indien ze deze overtreden (door bijvoorbeeld vaak in te checken) zal hier minder zwaar aan getild worden dan wanneer een persoon met lagere status dit doet. Jongeren met minder status kunnen met andere woorden meer verkeerd doen, maar ook hun populariteit opkrikken door bijvoorbeeld vaak in te checken op leuke en ‘coole’ plaatsen. De manier waarop (offline) populaire jongeren Swarm gebruiken zal met andere woorden weinig invloed hebben op hun populariteit, terwijl dit bij jongeren met lagere status wel zo is. Deze bevinding komt ongeveer overeen met The Social Enhancement of Rich Get Richer hypothese en The Social Compensation of Poor Get Richer hypothese (Valkenburg et al., 2005) (cfr. supra).

Julie – 17 jaar: “Eigenlijk degene die veel inchecken zijn meestal zo de niet…” Lynn – 17 jaar: “De losers zo een beetje…” Julie – 17 jaar: “Jaaa… zo…” Lynn – 17 jaar: “Kweetnie ja…” Marthe – 17 jaar: “Ik kan nu niet op iemand komen die ik echt denk van wow gij zijt populair en gij checkt u veel in!” Robin – 17 jaar: “Ik ook nie…” Marthe – 17 jaar: “Ik ken niemand…” Julie – 17 jaar: “G?” Robin – 17 jaar: “G is toch nie populair?” Lynn – 17 jaar: “Ja vroeger wel eh!” … Julie – 17 jaar: “Maja, ze was wel ooit populair eh!” Lynn – 17 jaar: “En toen checkte ze haar ook massa’s in eh!” Marthe – 17 jaar: “Ja, gewoon sinds dit jaar niemeer eh… Maar ze checkt haar wel veel in!”

45

2.2.8. Verwijderen van vrienden op Swarm

Vrienden op Swarm worden niet enkel verwijderd op basis van privacy (zie 1.2. van resultatensectie), maar ook op basis van populariteit. Madden et al. (2013) haalden het verwijderen en/of blokkeren dan ook aan in de literatuur als een vorm van reputatiemanagement. Niet zelden worden mensen die als vervelend worden beschouwd verwijderd door de respondenten, dit zijn vaak mensen die zich veel inchecken en/of persoonlijke zaken op Swarm plaatsen.

Didier – 18 jaar: “Kheb wel al mensen verwijderd, die echt gewoon zo om de twee seconden zich inchecken, gelijk zo ne vriend van jullie, T. ofzo?...” Femke – 18 jaar: “Ge zet enen stap en ze zijn al ergens anders!”

Deze personen worden echter niet altijd verwijderd. Soms houden ze hen als vriend -zelfs al ergeren ze zich aan hun gedrag- omdat ze het grappig of interessant vinden om deze te blijven volgen.

Romy – 15 jaar: “Ma zo gelijk ik heb ook zo ene op Swarm die zit zo ook zo constant bezig daze geopereerd is, das ook zo…” Elly – 16 jaar: “Wie?” Linde – 14 jaar: “J.S.?” LACHEN … Romy – 15 jaar: “… die zet daar echt zo hele teksten op en die heeft dan echt geen likes, dus das… Das da zo een beetje zielig vind ik, kweetnie…” Elly – 16 jaar: “Alle, R, gij moet dat dan liken!” Romy – 16 jaar: “Gast nee ze, ik ging die keer verwijderen maar kdacht kwil da wel nog allemaal weten”

2.3. Reputatiemanagement bij check-in-posts

Volgens het onderzoek van Pew Research Center (Madden et al., 2013) zijn tieners zich bewust van hun online reputatie en onderhouden ze zorgvuldig de inhoud en uitstraling van hun posts op sociale media. Jongeren zijn tevens geneigd om een kant van zichzelf te presenteren die goed ontvangen zal worden door hun leeftijdsgenoten (Boyd, 2007). SNS’s bevatten bovendien enkele unieke kenmerken zoals profielen (inclusief teksten, foto’s en video’s), vrienden, likes en comments (Boyd, 2007), die voor nieuwe opportuniteiten maar ook uitdagingen zorgen om hun reputatie te managen.

Uit de resultaten bleek dat dit ook op Swarm het geval is. Het was reeds duidelijk dat er onder jongeren sprake is van onderliggende regels over hoe Swarm gebruikt dient te worden en dat het zich al dan niet houden aan deze regels een invloed kan hebben op hun populariteit. In die zin is het vanzelfsprekend dat sommige jongeren hier rekening mee zullen houden en bijgevolg aan reputatiemanagement zullen doen. Er moet opgemerkt worden dat niet alle respondenten hierover nadenken. Sommigen gaven aan dat ze hun eigen zin doen en zich weinig aantrekken van wat andere jongeren denken. De meeste respondenten staan hier wel degelijk bij stil en

46 overwegen hun posts vooraleer deze online te plaatsen. Hieronder wordt besproken bij welke zaken ze stilstaan en op welke manier ze dit managen.

2.3.1. Plaatsen waar wordt ingecheckt

Vaak wordt er nagedacht over de plaatsen waar zal worden ingecheckt. De voornaamste regel hierbij is dat jongeren nergens zullen inchecken waar ze ook niet willen dat anderen het doen. Ze trekken met andere woorden de regels die ze hebben voor anderen door naar zichzelf (ook wat betreft hoe vaak ze inchecken).

“… Ik heb zelf zo een hekel aan mensen die zich zo inchecken daar en daar en in de keuken of int toilet ofzo, dus dan vind ik da zo stom da ik dat dan zelf ook doe… Alle ik doe het nie zelf eh maar gewoon… Ja das gewoon ja… Respect voor mijn eigen denk ik, gewoon… Dat zo is dan, dak gewoon denk van als kik het nie leuk vinden gaak het ook nie zelf doen eh…” Femke – 18 jaar

“Ma ik denk wel na waar ik mij incheck, gelijk als ik mij incheck op school vind ik da stom, alle denk ik zo van niemand, alle als ik mij hier incheck dan gaan mensen waarschijnlijk zoiets hebben van ohnee zij is zo iemand die haar overal incheckt en dan ja…” Lore – 18 jaar

Verder zal er eerder ingecheckt worden op trendy ‘populaire’ plaatsen, en wordt zich vaak de vraag gesteld of een plek hier al dan niet aan voldoet. Er zal tevens eerder worden ingecheckt in dure winkels dan in goedkope. Een sprekend voorbeeld hiervan is dat respondenten zich eerder zullen inchecken in de Delhaize dan in de Aldi.

Lies – 15 jaar: “Ja, ma soms ja kheb wel al zo gehad dak mij zo nie zo overal durf inchecken omdat zoiets heb van oei ja, wa gaan mensen daarvan denken…Ma…” Interviewer: “En waar dan?” Lies – 15 jaar: “Da was zo in een winkel en ik dacht da da echt fout was maar dan bleek dat da totaal nie fout was die winkel! LACHT”

2.3.2. Alleen inchecken vs. met vrienden

Ook of er alleen wordt ingecheckt of met vrienden wordt afgewogen. Of respondenten alleen inchecken hangt meestal af van de plek waar men is. Dit kan dan twee richtingen uitgaan, ofwel wordt ingecheckt op een banale plaats zoals op school, thuis of in de winkel, ofwel net op een zeer speciale plaats. Ook wanneer men zich verveelt of niets anders te doen hebt wordt er weleens alleen ingecheckt. In alle andere gevallen zal zoveel mogelijk vermeden worden om alleen in te checken omdat dit als eenzaam of zelfs irritant beschouwd wordt.

Romy – 15 jaar: “Als ge u zo alleen incheckt dan lijkt ge zo eenzaam…” Elly – 16 jaar: “Eenzaam… Ja!” LACHEN

47

In die zin wordt het ook vaak vervelend bevonden wanneer men ergens samen is met iemand die geen Swarm heeft, omdat jongeren dan genoodzaakt zijn om zich alleen in te checken aangezien ze die personen niet in hun post kunnen taggen. Hierop werd echter een manier gevonden om toch niet alleen te hoeven inchecken, namelijk door in hun post gewoon de namen te schrijven van de personen die bij hen zijn door hier ‘plus -na(a)m(en)-‘ aan toe te voegen, of door die personen aan te sporen om toch Swarm aan te maken.

Interviewer: En wat denken jullie van mensen die Swarm niet gebruiken? Lies – 15 jaar: “Gohja, das nie zo erg!” Romy – 15 jaar: “Das nie erg!” Lies – 15 jaar: “Das was wel beu… als gij erbij zijt!” Elly – 16 jaar: “Ja! K.!” Romy – 15 jaar: “Dan moede telkens plus zetten! (…) Ja int begin was da zo, K. had dat niet en wast zo bijvoorbeeld in KLJ Sente, plus K. moeste daar dan nog ne keer bijzetten.” Elly – 16 jaar: “En nu heeft ze het zelf dus … Ze moest da van mij!”

Daarentegen is het veel gebruikelijker om in groep in te checken, met vaak als reden omdat dat leuker is of om te kunnen laten zien aan hun vrienden op Swarm dat ze niet alleen zijn. Het is hierbij de gewoonte dat één iemand de volledige groep incheckt. Deze persoon kan degene zijn die er eerst aan dacht, maar meestal is dit iemand die ofwel meer met Swarm bezig is, ofwel populairder is dan de rest. De logica hierachter is dat deze personen zich vaak verplicht voelen om in te checken om hun populariteit op Swarm en/of daarbuiten te behouden. Madden et al. (2013) haalden dan ook aan dat tieners met een groter vriendennetwerk actiever bezig zijn met reputatiemanagement. Het wordt tevens niet geapprecieerd wanneer iemand in de groep toch alleen incheckt of wanneer iemand vergeten wordt. In dat geval wordt de post verwijderd en opnieuw geplaatst.

Bea – 16 jaar: “In groep kunde meer mensen mee inchecken? En dan zien anderen ook dage nie altijd alleen zijt!” LACHEN Elias – 17 jaar: “Daje vrienden hebt!”

Dries – 15 jaar: “Ze weten zo aja ik moet da doen want ik heb veel likes, snapte?” Tine – 15 jaar: “Ze denken daze verplicht zijn om dat te doen, terwijl dat de anderen denken zo van meestal van, ugh wa doege nu weer? (…) Ja, zo verplicht om vaak ergens in te checken of dat te doen omdat ze ja, populair zijn terwijl ja de meeste denken van goh…”

2.3.3. Tekstjes en foto’s

Naast de plaats waar en de personen waarmee er wordt ingecheckt staan respondenten ook stil bij hetgeen ze erbij plaatsen. Opnieuw is het belangrijk om goed te overwegen welke foto of tekst er bij komt te staan, aangezien dit tevens invloed kan hebben op de likes (zie 2.6. van de resultatensectie). Dit idee komt overeen met hetgeen Madden et al. (2013) achterhaalden, namelijk dat tieners hun profiel en posts manipuleren om

48 zoveel mogelijk likes te krijgen. Vaak wordt er een tekstje en/of foto gepost bij een check-in omdat dit leuker is voor hun vrienden om te lezen op Swarm of omdat dit meer info geeft over de plek waar ze zijn. Wanneer respondenten in groep inchecken wordt er vaak samen besproken wat erbij komt te staan.

“Ma das ook wel toffer voor de mensen daze iets interessants zien eh, alle denk ik dan… Alle daje, als ge een tekstje erbij schrijft dat wel interessant is en dat nie gewoon is gelijk aan uwen bureau of studeren… Alle das nie… Daar verrijkte ook niets mee…” Lore – 17 jaar

2.3.4. Verwijderen van check-ins

Net zoals vrienden niet enkel verwijderd worden omwille van privacy is dit bij check-ins ook het geval. Sommige respondenten verwijderen sommige check-ins omdat ze zich zorgen maken over wat andere mensen hiervan zouden vinden. Ook dit komt overeen met wat in eerdere studies al gevonden werd. Tieners verwijderen soms posts, vrienden, foto’s en ongepaste reacties van anderen om hun reputatie te beschermen (Madden et al., 2013). Op Swarm gaat het vaak om check-ins die de respondenten niet zelf geplaatst hebben, maar waarbij ze ingecheckt werden door vrienden op ‘nutteloze’ of ‘domme’ plaatsen, of wanneer ze teveel na elkaar worden ingecheckt. Ook wordt soms overwogen om check-ins van vroeger te verwijderen, toen ze zelf nog continu incheckten op nutteloze plaatsen en dus met andere woorden hun eigen, huidige regels overtraden.

“Omdat nie, ja da was nie echt belangrijk. Da was meestal als iemand mij mee incheckte, dak da dan zo wegdoe, gewoon ja, da was nie echt belangrijk, alleja… Als kik in under badkamer sta ofzo, da boeit toch nie da kik daar sta ofzo…” Femke – 18 jaar

2.5. Populariteit afleiden op Swarm

We hadden het reeds over het feit dat populariteit uitgedrukt wordt op Swarm. Er bestaan namelijk verschillende manieren waarop afgeleid kan worden op Swarm of iemand populair is of niet. Het gaat hierbij zowel om hoe offline populariteit online wordt uitgedrukt als om hoe online populariteit tot uitdrukking komt, gezien dit twee verschillende zaken zijn (Danowski & Zywica, 2008). Uit literatuur bleek reeds dat het aantal vrienden op sociale media een indicatie is voor populariteit (Copeland, 2004; Danowski & Zywica, 2008; Ling & Yttri, 2006; White, 2005) en dat ook de lengte van de Facebookwall populariteit weergeeft (Danowski & Zywica, 2008; White, 2005). Volgens Madden et al. (2013) bleken het aantal likes dan weer de sterkste indicator van sociale status. We onderzochten dit in de context van Swarm en gingen op zoek naar de symbolische betekenissen rond aantallen.

49

2.5.1. Aantal vrienden waar mee ingecheckt wordt

Respondenten stelden onder andere dat populaire personen eerder met veel vrienden zullen inchecken dan alleen en dat verschillende populaire personen vaak samen inchecken. Ze maken tevens meer gebruik van de ‘plus’- truc om aan te tonen dat ze met meer mensen op pad zijn, iets wat niet altijd geapprecieerd wordt door minder populaire respondenten. Ook plaatsen ze eerder foto’s met een bende vrienden en zullen ze er vaker leuke tekstjes bij plaatsen.

Femke – 18 jaar: “Ma ik vind da soms belachelijk als mensen zo geen Swarm hebben en dan checken ze zo iedereen in met Swarm en dan zo plus dedie, dedie, dedie, dedie, da vind ik belachelijk! Interviewer: … Plus… Waarom doen mensen da? Femke – 18 jaar: “Gewoon ja omdaze ja… Waarom denk ik gewoon om te tonen daze met veel vrienden weg zijn, en dat nie alleen met dedie is, dat ook met dedie en dedie en dedie is, gewoon om te tonen daze nie alleen met twee mensen ofzo zijn… Das…Ja… Beetje uitdragen, kben toch populair in de buitenwereld…”

2.5.2. Aantal check-ins

Zoals reeds gezegd werd bleek uit literatuur dat de lengte van de Facebookwall vaak een indicatie is voor populariteit (Danowski & Zywica, 2008; White, 2005). Op Swarm is dit echter niet echt het geval. De lengte van hun wall op Swarm (of m.a.w. hun aantal check-ins) heeft eerder een averechts effect op hun (offline) populariteit. Het continu inchecken wordt namelijk als iets vervelend beschouwd en iets wat eerder gedaan wordt door jongeren die een lagere status hebben. De logica hierachter is dat als je zo vaak incheckt het meestal op nutteloze plaatsen is waar toch niemand een boodschap aan heeft. Respondenten stelden zeer duidelijk dat het aantal check-ins eerder omgekeerd evenredig is met de (offline) populariteit van die persoon. Niettemin gebeurt het dat sommige mensen die dit wel doen hier toch veel likes op hebben. Dit kan verklaard worden door het idee dat deze personen eerder populair zijn op sociale media en bijgevolg heel wat vrienden op Swarm hebben (cfr. infra). Nogmaals blijkt dus dat online en offline populariteit als iets verschillend gezien moet worden.

Romy – 15 jaar: “Da (mensen die veel inchecken) zijn zo gewoon mensen ja, pfff, hoe moeje da omschrijven… die zo nie echt iets beters te doen hebben dan zeg maar…” Linde – 14 jaar: “Nolifers!“

“Ma als ge kijkt naar L, die heeft ook altijd veel likes eh en die is knap! En die, alle die zet gelijk zo wel een interessant leven op Swarm… Die zet daar alles op, en alle, ik vind da nie interessant maar ik kan wel geloven da bijvoorbeeld jongens da interessant vinden…” Marthe – 17 jaar

50

2.5.3. Aantal vrienden

Hoewel uit literatuur bleek dat het aantal vrienden op sociale media een indicatie is voor populariteit (Copeland, 2004; Danowski & Zywica, 2008; Ling & Yttri, 2006; White, 2005), geven de respondenten uit deze studie aan dat veel vrienden hebben op Swarm geen rechtstreekse invloed heeft op hun (offline) status. Over het algemeen wordt niet stilgestaan bij hoeveel vrienden iemand heeft. Het kan daarentegen voor sommige jongeren wel een manier zijn om populairder over te komen. Veel vrienden hebben betekent doorgaans veel likes en aangezien dit als een teken van populariteit beschouwd wordt (cfr. infra) werd door sommige respondenten opgemerkt dat jongeren soms veel mensen toevoegen op Swarm die ze niet of nauwelijks kennen om (online) populairder over te komen. In die zin is er dus een spanningsveld merkbaar tussen privacy en populariteit, hoewel de meeste respondenten privacy boven populariteit stellen. Veel vrienden hebben zorgt dus niet voor een rechtstreekse perceptie van populariteit, maar eerder voor een onrechtstreekse invloed hierop aangezien dit kan zorgen voor meer likes. Het is duidelijk dat dit dan eerder gaat om online populariteit dan om offline populariteit. Wat wel een aanwijzing kan zijn voor (zowel online als offline) populariteit zijn het aantal vriendschapsverzoeken die iemand krijgt.

“Omdage toch zelf kiest hoeveel vrienden daje hebt? … Nja, ik denk dat er wel veel mensen zijn da wa under privacy willen behouden en daardoor nie iedereen aanvaarden… Kdenk dage vooral moet kijken naar vriendschapsverzoeken dage krijgt in plaats van vrienden dage effectief hebt…” Didier – 18 jaar

“Alle, ik pas daar goed mee op! Ik aanvaard nie iedereen op Facebook, mijn Instagram is ook privé, ma sommige mensen letten daar ook niet op, die voegen gewoon iedereen toe op alles om populair te zijn…” Lies – 15 jaar

2.5.4. Aantal likes

Madden et al. (2013) toonden reeds aan dat het aantal likes de sterkste indicator is voor sociale status en deze bewering wordt gesteund door onze resultaten. Volgens de meeste respondenten kan je uit het aantal likes op check-ins van een persoon het beste afleiden welke status die persoon heeft. Hoe meer likes iemand heeft hoe populairder hij/zij is. De logica hierachter is dat er nooit een check-in zal worden geliket van iemand die niet leuk gevonden wordt. Ook bij een groepscheck-in waar veel mensen samen worden ingecheckt zal de afzonderlijke check-in van een populair persoon doorgaans meer likes hebben.

Roos – 16 jaar: “…Aje nie populair zijt, alle kbedoel hoe moeje da nu weer zeggen… Aje geen vrienden hebt dan gaje geen likes krijgen eh!” Boris – 17 jaar: “Tis, en als ge zo zelf nen check-in ziet van iemand daje denkt van mweeh, dan gaje hem ook nie liken eh!” Roos – 16 jaar: “Ja als ge zo ziet, das ne wijzen check-in of ik vind die persoon wijs, dan gaje da wel liken en anders nie…”

51

Wat hierbij belangrijk is, is dat de grens waarop het aantal likes als ‘veel’ gepercipieerd wordt op Swarm veel lager ligt dan op bijvoorbeeld Facebook en Instagram. Deze grens is tevens afhankelijk van vriendengroep tot vriendengroep en varieert tussen de 5 à 20 likes.

Robby – 18 jaar: “Op Facebook is da anders, op Facebook en op Instagram…” Orelie – 17 jaar: “Vanaf de 10 vind ik da al veel!” Didier – 18 jaar: “Op Swarm is 10 al veel!” Femke – 18 jaar: “Ik vind zes al veel!” Katrien – 17 jaar: “Zes vind ik ook al veel!”

Iets wat zeker opgemerkt moet worden is hetgeen hierboven verteld werd, namelijk dat het aantal vrienden dat iemand heeft op Swarm een grote invloed kan hebben op de likes. We moeten ons dus afvragen in welke mate dat het aantal likes nog gezien kan worden als een goede weergave van offline populariteit en status. Dit is iets wat ook door enkele respondenten niet over het hoofd gezien werd. Ze betoogden dat likes vaak weinig te maken hebben met populariteit in het echte leven (ook bijvoorbeeld op Facebook).

“Ja, das echt zo, die zetten gewoon foto’s op Swarm en die krijgen, honderden likes krijgen die he en dan snapt ge da gewoon nie, en dan kijkte gewoon naar under vrienden, ja da zijn der dan 10.000 ofzo en dan denkte van aaaaaaah! LACHT” Femke – 18 jaar

2.6. Likes op Swarm

Hierboven werd reeds duidelijk dat vooral de likes op Swarm een beeld geven van de status van een persoon, hetgeen wordt ondersteund door literatuur. Tieners zullen hun profiel en posts zodanig manipuleren om zoveel mogelijk likes te krijgen en zelfs foto’s en/of andere posts met te weinig likes verwijderen (Madden et al., 2013). In wat volgt bespreken we de factoren die een invloed hebben op het aantal likes van een check-in en de invloed die het aantal likes kan hebben op het zelfbeeld van jongeren.

2.6.1. Factoren die aantal likes bepalen

De populariteit van de persoon die de check-in plaatst en hun aantal vrienden op Swarm zijn niet de enige factoren die een invloed hebben op het aantal likes. Volgens respondenten is dit nog afhankelijk van een aantal andere zaken. Check-ins met tekstjes (vooral grappige tekstjes of inspirerende quotes) en/of foto’s zullen sneller geliket worden, onder andere door het feit dat een foto meer aandacht trekt en hier minder snel over gescrold kan worden. Ook de plaats waar ingecheckt wordt zal het aantal likes beïnvloeden. Een speciale plaats zal namelijk meer likes krijgen dan een banale plaats en een speciale check-in-naam meer dan een normale, ‘droge’ check-in-naam.

“Standaard plaatsen gaat ge nie echt snel liken en een speciale plaats wel, daar komt het gewoon op neer.” Romy – 16 jaar

52

2.6.2. Belang van aantal likes

Er werd reeds stilgestaan bij het feit dat veel respondenten zich zoveel mogelijk proberen te houden aan de regels op Swarm en dat ze heel wat overwegingen maken vooraleer ze een check-in zullen posten. De onderliggende (en vaak onbewuste) reden hiervoor is dat sommige respondenten zich toch wel druk maken over het aantal likes die ze zullen hebben op een check-in en bijgevolg over hoe populair ze overkomen naar andere mensen (zie ook Madden et al., 2013). Sommigen maken zich zorgen over wat andere mensen zullen denken wanneer ze geen likes hebben op hun check-in en zijn bang dat ze overkomen als iemand die geen vrienden heeft. Als gevolg hiervan komt het zelfs voor dat een check-in verwijderd wordt indien deze binnen een bepaalde periode geen likes kreeg.

Lies – 15 jaar: “Ma kheb zo al keer zo een check-in verwijderd zo… Omdak mij altijd zo, alleja kweetnie, eenzaam voel als ik daar dan geen likes op heb…” Elly – 16 jaar: “Ooooohn serieus?” … Lies – 15 jaar: “Ma kweet nie, ik voel mij altijd zo …zo eenzaam als ik zo…” Elly – 16 jaar: “Eenzaam?” Romy – 15 jaar: “Gij wilt daar perse likes op hebben?” Lies – 15 jaar: “Ma als ge daar geen likes op hebt dan komt da gelijk over daje zo geen vrienden hebt gelijk… (…) Als ge het er echt zo al lang opzet, zo een halfuur ofzo dan isda nog cava, ma als ge der echt zo drie of vier uur…”

Hiertegenover staan echter ook heel wat jongeren die zich amper zorgen maken over hoeveel likes ze hebben. Ze stellen dat het aantal likes niet het belangrijkste is en dat ze zich inchecken voor zichzelf en niet voor iemand anders. Vooral oudere respondenten waren van deze mening, jongere zijn duidelijk meer bezig met hun populariteit, wat ook bleek uit de literatuur (Danowski & Zywica, 2008).

Robbe – 16 jaar: “Ge checkt u toch nie in voor de likes?” Marie – 16 jaar: “Ik doe da nie voor de likes ze! (…) Da interesseert mij eigenlijk nie hoor, wat de mensen daarvan denken…”

2.7. ‘Mayorship’, ‘leaderboard’ en populariteit

Mayorship op Swarm (‘baas’ zijn van een plaats - wordt aangeduid met een kroontje bij de check-in) is iets wat door de respondenten niet rechtstreeks in verband werd gebracht met populariteit. Wel heeft dit er onrechtstreeks mee te maken, in die zin dat men liever mayor zou willen zijn van een populaire plaats dan van een impopulaire plaats (zoals school) of een zelfgemaakte check-in. Dit laatste komt echter veel vaker voor aangezien er op check-ins die zelf werden aangemaakt (meestal van privéplekken zoals hun huis) maar weinig andere mensen komen. Bovendien zijn mayors vaak mensen die zich continu inchecken, iets wat (zoals reeds meermaals aangehaald) eerder als iets vervelend beschouwd wordt. In het geval dat iemand wel mayor is van een populaire

53 plaats heeft dit weinig invloed op hun populariteit. Het is met andere woorden niet het geval dat er opgekeken wordt naar deze personen en deze check-ins zullen ook niet sneller geliket worden.

Katrien – 17 jaar: “Ma tzijn der ook gewoon veel mayor zo in mijn bedjee of …” Orelie – 17 jaar: “Van die dwaze dingen ja!” Femke – 18 jaar: “Ma das van ulder eigen check-in he das ook zo van alleja…tuurlijk!” Katrien – 17 jaar: “Ja! Ma da vindk dan zo stom… Ma vanaf da gij nen check-in aanmaakt zij gij daar mayor van eh omda gij de enigste zijt da der is ingecheckt!... Ma zo, tis ook logisch da gij het meest in uw eigen bed zijt dan dat er iemand anders is, dus das ook zo stom!”

Elke week geeft Swarm een leaderboard vrij waarin de personen weergegeven worden die in die week de meeste coins hebben verzameld. Ook dit wordt niet in verband gebracht met populariteit en zal eerder als iets negatiefs aanzien worden. Mensen die in dit leaderboard staan zijn namelijk opnieuw mensen die zich zeer veel inchecken, iets wat niet bevorderlijk is voor hun (offline) populariteit.

Robin – 17 jaar: “Ge hebt zo van die mannen, ze checken under op nen dag twintig keer in…” Julie – 17 jaar: “Ja als ge kijkt wie dat er op 1 staat…” Robin – 17 jaar: “…op de badkamer dus die hebben er sowieso het meest, en kga ook nie beginnen met de badkamer en mijn bed…” Marthe – 17 jaar: “Ja en da vindk dan ook zo belachelijk… Als ge u twintig keer per dag incheckt?”

Er kan dus gezegd worden dat degene die op Swarm met de game (mayorship en leaderboard) bezig zijn eerder als vervelend bevonden worden door de meeste respondenten en dat dit eerder een averechts effect heeft op hun populariteit. Deze perceptie verschilt echter wel van vriendengroep tot vriendengroep. In sommige groepen is er wel een onderlinge strijd om ergens mayor te worden of om op het leaderboard terecht te komen. Het gaat dan eerder om een grappige opvatting dan dat dit serieus genomen wordt. Respondenten gaven tevens aan dat vooral jongere mensen hiermee bezig zijn.

“Ma als da zo een vriend is dan is da wel zo keer van… Laat mij keer mayor zijn! Snapte? LACHEN Zo keer wa, alle geen ruzie maar zo gewoon zo van, laat mij keer terug mayor zijn… Ja zo van, kweet nie hoe ik dat moet uitleggen he ja…” Dries – 15 jaar

54

Conclusie 1. Centrale bevindingen

Het doel van dit onderzoek was om de aspecten privacy en populariteit te onderzoeken binnen de Mobile Youth Culture in de context van de LBSN Swarm. Deze aspecten werden reeds veelvuldig onderzocht bij jongeren in de context van gewone SNS’s, maar er bestaat weinig tot geen onderzoek hierover wat betreft LBSN’s, laat staan over Swarm. Het is echter interessant en belangrijk om ook hier inzicht in te krijgen, aangezien deze soort applicaties de laatste jaren toch veelvuldig gebruikt worden, vooral door jongeren.

1.1. Algemeen 1.1.1. Privacy

We vonden dat privacy-attitude eerder iets persoonlijks is dan iets waar een vriendengroep hetzelfde over denkt, hetgeen ook door Boyd en Marwick (2011) reeds aangetoond werd in de literatuur. Jongeren gaan niet allemaal op eenzelfde manier om met privacy en staan hier niet op dezelfde manier bij stil. Dit is afhankelijk van verschillende contexten. Jongeren hanteren op Swarm, net als op gewone SNS’s, verschillende strategieën om hun privacy te managen. Het gaat hier zowel om individuele strategieën als om collaboratieve strategieën, die zowel preventief als correctief van aard zijn (Lehmuskallio & Tamminen, 2011). Voorbeelden van individuele preventieve strategieën zijn dat jongeren op voorhand zullen stilstaan bij waar ze zich inchecken, hun vriendennetwerk onderhouden (door o.a. geen mensen te aanvaarden die ze niet kennen), door te liegen over hun adres op Swarm en hier geen persoonlijke zaken op te delen. Ook het aanpassen van hun privacy instellingen op Swarm hoort hierbij. Hoewel in de literatuur beschreven werd dat jongeren deze op bijvoorbeeld Facebook zeer vaak aanpassen (Boyd en Hargittai, 2010; Debatin et al. 2009, Hinduja & Patchin 2008; Lenhart & Madden, 2007), werd dit op Swarm toch minder toegepast, vaak uit onwetendheid over het bestaan hiervan. Voorbeelden van individuele correctieve strategieën zijn dat jongeren ongewenste of oude check-ins zullen verwijderen (ook bijvoorbeeld emotionele posts) en dat ze vrienden die ze niet goed meer kennen -of zelfs hun ouders, broers en/of zussen- uit hun netwerk zullen verwijderen. Dit werd ook in voorgaande literatuur reeds aangetoond (Madden et al., 2013: Young en Quan-Haase, 2009; Wang et al., 2011).

Uit de resultaten bleek bovendien dat de autonomie en de privacy van jongeren op Swarm wordt uitgedaagd door ouders, gezinsleden en vrienden. Sommige respondenten worden gecontroleerd door hun ouders, broers en/of zussen. Ook vrienden kunnen, vaak onbewust, hun privacy schenden, door bijvoorbeeld iemand ergens in te checken waar die persoon niet is of wanneer dit niet geweten mag zijn omwille van ouders, broers, zussen, vriendjes of vriendinnetjes,… . Deze laatste bevinding komt overeen met wat in de literatuur werd verteld, namelijk dat het voor SNS-gebruikers onmogelijk is om volledige controle te hebben over wat over hen gepost wordt (Boyd & Marwick, 2011; Lampinen et al., 2011). De combinatie van deze elementen zorgt ervoor dat jongeren ook op Swarm aan collaboratief privacy management gaan doen, door (op voorhand) te vragen aan

55 hun vrienden om hen ergens niet in te checken, check-ins waarin ze getagd staan te laten verwijderen, aan vriend(inn)en te vragen om hun ouders te verwijderen en door duidelijk te maken dat ze op voorhand gevraagd willen worden om hen al dan niet in te checken. Verder zijn jongeren minder bezorgd over het feit dat derde partijen over hun informatie beschikken en zijn ze hier ook weinig tot zelfs niet van op de hoogte. Dit wordt ook door de literatuur bevestigd (Madden et al., 2013).

1.1.2. Status/populariteit

Boyd (2007) stelde dat er op SNS bepaalde normen en markers of cool bestaan, en dat bepaalde praktijken op SNS door jongeren worden afgestraft. Ook op Swarm is er zonder twijfel sprake van deze normen en regels. Deze regels waren terug te vinden in de verschillende focusgroepen, wat wijst op een gedeelde mening hieromtrent, maar waren vaak toch afhankelijk van de leeftijd van respondenten. Normen en markers of cool hadden betrekking op de plaats waar kan/mag ingecheckt worden (eerder op speciale dan banale plaatsen) , met wie ingecheckt wordt (eerder met vrienden dan alleen), hoe vaak ingecheckt wordt (eerder matig dan veel), waarover ingecheckt wordt (beter geen drama en persoonlijke zaken) en check-in-namen. Jongeren met offline status zullen zich eerder aan deze regels houden dan jongeren met minder status, en wanneer deze overtreden worden zal dit eerder afgestraft worden bij jongeren met minder status. Dit kan zelfs zo ver gaan dat deze personen uit hun vriendenlijst verwijderd/geblokkeerd worden, hetgeen ook door Madden et al. (2013) aangetoond werd.

Tieners zijn zich zeer bewust van hun online reputatie en onderhouden zorgvuldig de inhoud en uitstraling van hun posts op sociale media (Madden et al., 2013). Ze zijn tevens geneigd om een kant van zichzelf te presenteren die goed ontvangen zal worden door hun leeftijdsgenoten (Boyd, 2007). Ook op Swarm is dit het geval, uit de resultaten bleek dat jongeren op dit LBSN verschillende manieren hadden om hun reputatie te managen. Ze staan onder andere stil bij de plaatsen waar ze inchecken en hoe dit overkomt naar andere mensen toe en met wie ze inchecken (liever in groep dan alleen). Ze denken na over tekstjes en foto’s die ze bij hun check-ins zetten en verwijderen soms check-ins die volgens hen slecht overkomen of wanneer die geen likes krijgen. Wat opvalt is dat de zaken waarbij ze stilstaan in hun reputatiemanagement grotendeels overeenkomen met de regels (normen en markers of cool) van Swarm. Dit leidt tot het idee dat jongeren zich wel degelijk aan de ongeschreven regels proberen houden.

Uit literatuur bleek reeds dat het aantal vrienden op sociale media een indicatie is voor populariteit (Copeland, 2004; Danowski & Zywica, 2008; Ling & Yttri, 2006; White, 2005) en dat ook de lengte van de Facebookwall populariteit weergeeft (Danowski & Zywica, 2008; White, 2005). Volgens Madden et al. (2013) bleken het aantal likes dan weer de sterkste indicator van sociale status. In de context van Swarm kan gesteld worden dat het aantal check-ins (en dus de lengte van de ‘Swarmwall’) eerder omgekeerd evenredig is met de offline populariteit en ook het aantal vrienden weinig zegt hierover. Dit komt omdat veel inchecken eerder gezien wordt

56 als iets vervelends en dat veel mensen ‘vrienden’ toevoegen om meer likes te hebben. We zouden hier dan ook uit kunnen afleiden dat deze twee zaken eerder een indicatie zijn van online populariteit. Het aantal likes werd door de respondenten echter wel gezien als een aanwijzing van offline populariteit. We kunnen ons hier echter wel de vraag stellen in hoeverre die likes populariteit in real life effectief weergeven, aangezien het aantal likes volgens respondenten vaak afhangt van het aantal vrienden. Net zoals Danowski en Zywica (2008) beweerden, is er dus ook op Swarm een duidelijk verschil merkbaar tussen online en offline populariteit, iets wat zeker in de toekomst nog verder onderzocht dient te worden.

Tot slot werd ook de invloed van mayorship en het leaderboard op de status/populariteit onderzocht. Uit onze resultaten bleek dat deze zaken weinig invloed hebben op de populariteit van een persoon. Jongeren die bezig zijn met het spelgegeven van Swarm zijn vaak ook jongeren die zich meer dan gemiddeld inchecken en bijgevolg wordt dit eerder als iets negatiefs aanzien.

1.2. Privacy en populariteit binnen de MYC

Om onze onderzoeksvraag optimaal te kunnen beantwoorden is het van cruciaal belang om de gevonden resultaten binnen de drie logics van de MYC te plaatsen (Vanden Abeele, 2015). Hiervoor trachten we een antwoord te geven op de vragen die in puntje 3.3. gesteld werden.

1.2..1. Privacy en populariteit binnen de ‘social logic’

Uit onze resultaten bleek dat jongeren het niet nodig vinden om 24/7 met elkaar in contact te staan op Swarm. Ze vinden het niet noodzakelijk dat iedereen continu op de hoogte is van wat er in hun of andermans leven gebeurt en dit heeft zelfs een averecht effect op hun populariteit. Er ligt zonder twijfel een grens in wat jongeren online delen en ze denken meestal zorgvuldig na over wat ze online plaatsen, zowel in functie van hun privacy als in functie van hun reputatie. Er is tevens sprake van een soort ‘rituelen’ waar jongeren zich binnen de MYC aan houden, zowel op vlak van privacy (d.m.v. privacy management strategieën) als op vlak van populariteit (regels, normen en reputatiemanagementstrategieën). Deze rituelen zijn niet echt afhankelijk van vriendengroep tot vriendengroep, maar kunnen wel verschillen op basis van leeftijd, in die zin dat regels van jongere respondenten milder zijn dan die van oudere respondenten.

1.2.2. Privacy en populariteit binnen de ‘network logic’

Zoals reeds meermaals aangehaald hebben jongeren niet altijd zelf controle over het in-en uitschakelen van hun netwerk. Hun autonomie wordt tevens niet zelden uitgedaagd door ouders, familieleden en zelfs vrienden. Jongeren hebben heel wat strategieën om hier tegenin te gaan, zoals het verwijderen/blokkeren van ouders of het ontwikkelen van collaboratieve privacymaatregelen. Er is een verschil merkbaar in hoe jongeren met meer of minder status Swarm gebruiken en zoals hierboven besproken werd zijn er verschillende manieren waarop

57 iemands plek in het netwerk van Swarm te achterhalen valt. Belangrijk is om in het achterhoofd te houden dat online en offline populariteit niet hetzelfde is en dat dit dan ook een andere betekenis geeft aan het aantal vrienden, het aantal check-ins en het aantal likes die iemand heeft op Swarm.

1.2.3. Privacy en populariteit binnen de ‘personalisation logic’

De personalisatie logica krijgt op Swarm vooral een invulling via het zelf aanmaken van check-ins. Jongeren houden wel degelijk rekening met hun privacy en populariteit bij het personaliseren van hun check-ins. Zo staan ze stil bij het feit of ze er al dan niet hun adres bij vermelden en bestaan er regels met betrekking tot de namen van check-ins. Zo maken jongeren een onderscheid tussen ‘goeie’ en ‘slechte’ check-in-namen en bestaan er op dit gebied trends (zoals Engelse namen, achternamen,…). Respondenten doen hun best om hun reputatie te managen en dit uit zich dus ook in het aanmaken van eigen check-ins en het omgaan met bijvoorbeeld mayorship en het leaderboard.

1.3. Link tussen privacy en populariteit

Wanneer we alle resultaten bekijken blijkt dat er een link te ontdekken valt tussen privacy en populariteit op Swarm, en dit op verschillende vlakken. Zo hadden we het over het spanningsveld tussen privacy en populariteit wat betreft het aantal vrienden. Sommige jongeren hebben een zeer uitgebreid netwerk op Swarm -inclusief mensen die ze niet kennen-, hetgeen een positieve invloed heeft op hun (online) populariteit. Dit gaat echter ten koste van hun privacy. Verder heeft het delen van te persoonlijke informatie en/of te veel informatie een averechts effect op de populariteit. Er kan dus gesteld worden dat wanneer jongeren meer delen en dus minder rekening houden met hun privacy, dit een negatief effect heeft op hun populariteit.

Respondenten spraken ook over het feit dat ze graag zelf controle willen over hetgeen op Swarm verschijnt, zoals het beslissen over waar ze ingecheckt willen worden en waar niet en het zelf kiezen van hun persoonlijke check-in-namen. De reden hiervoor heeft zowel te maken met privacy als met populariteit. Jongeren willen zelf beslissen over waar ze inchecken, omdat niet iedereen altijd op de hoogte mag zijn van waar ze zich bevinden (ouders en/of vriend(innet)jes), maar ook omdat ze zich druk maken over wat andere mensen over hen denken en dus niet op nutteloze of onpopulaire plaatsen ingecheckt willen worden. Ook de keuze van hun check-in- namen willen ze vaak zelf in de hand hebben, omwille van het al dan niet vermelden van de precieze locatie, maar ook omwille van trends in de naam zelf.

58

2. Limitaties

Tijdens de uitvoering van deze masterproef werden we geconfronteerd met enkele onvoorziene omstandigheden en moeilijkheden. Ten eerste kan gezegd worden dat het om een vrij kleinschalig onderzoek gaat met 6 focusgroepen en een totaal van 36 respondenten. Verder bestonden de respondenten vooral uit meisjes, aangezien zij aan de ene kant meer open stonden om deel te nemen aan de focusgroepen, maar ook omdat zij schijnbaar meer gebruik maken van Swarm dan jongens. Focusgroepen werden vaak lastminute verplaatst/afgezegd wat ook soms voor enkele praktische problemen zorgde en af en toe lieten respondenten het op het laatste moment afweten waardoor er op zoek gegaan moest worden naar alternatieven. Het feit dat pas vanaf de vierde focusgroep enkel op de aspecten privacy en populariteit gefocust werd kan ook als een zwakte gezien worden, in die zin dat er daardoor in de eerste focusgroepen hier minder aandacht aan geschonken werd en dus minder op doorgevraagd werd. Niettemin waren dit twee onderwerpen die van in het begin uitgebreid aan bod kwamen, en dit werd tevens gecompenseerd met extra diepteinterviews na afloop van de focusgroepen. Uiteindelijk kan zelfs gezegd worden dat het beter zou geweest zijn om 1 aspect beter uit te werken. Naarmate het onderzoek vorderde bleek meer en meer dat het uitwerken van zowel privacy als populariteit een ambitieuze gedachte was. Beter was geweest om van in het begin rekening te houden met de complexiteit van deze concepten en slechts één onderwerp in de diepte te gaan bekijken.

3. Aanbevelingen

Gelet op het feit dat Swarm een applicatie is waarover nog maar zeer weinig geweten is, is dit een onderzoeksveld met heel wat mogelijkheden. Dit geldt tevens voor alle andere LBSN’s, zeker wat betreft jongeren. Binnen de context van de MYC zou er bijvoorbeeld nog onderzoek gedaan kunnen worden naar onderwerpen zoals sociale relaties, (collectieve) identiteitsvorming, gamification,… Ook zou de link tussen privacy en populariteit die hierboven kort werd beschreven nog dieper uitgewerkt kunnen worden. Hierbij zou zich de vraag gesteld kunnen worden welke bezorgdheden de bovenhand nemen, deze van reputatie of van privacy. Uit literatuur bleek namelijk dat SNS’s veel sociale voordelen bieden voor jongeren, zoals ook hun populariteit (Ellison et al., 2007). Debatin et al. (2009) stelden zelfs dat deze sociale voordelen soms zo sterk dat de deze opwegen tegenover bezorgdheden omtrent privacy (Debatin et al., 2009). Dit is een bewering die zeker en vast in toekomstig onderzoek verder uitgewerkt kan worden, aangezien ook deze studie hier niet op focuste en dus geen sluitend antwoord kan bieden. Ook de verhouding tussen online en offline populariteit bij jongeren is een interessant onderwerp dat in de toekomst verder onderzocht moet worden. Dit niet alleen in de context van LBSN’s, maar ook in die van gewone SNS’s. Uit deze studie bleek dat dit een zeer complex thema is waar rekening mee dient gehouden te worden bij onderzoek naar populariteit, iets wat in de literatuur nog te weinig werd besproken.

59

60

Bibliografie

Abeele, M. V., Antheunis, M. L., & Schouten, A. P. (2014). Me, myself and my mobile: A segmentation of youths based on their attitudes towards the mobile phone as a status instrument. Telematics and informatics, 31(2), 194-208.

Abeele, M. V. (2015, december). Mobile youth culture: A conceptual development. Mobile Media & Communication.

Apestaartjaren (2014). Onderzoeksrapport Apestaartjaren 5. Geraadpleegd op 27 maart 2016 op het World Wide Web: https://www.apestaartjaren.be/onderzoek/apestaartjaren-5

Apestaartjaren (2016). Onderzoeksrapport Apestaartjaren 6. Geraadpleegd op 13 mei 2016 op het World Wide Web: https://www.apestaartjaren.be/onderzoek/apestaartjaren-6

Barkhuus, L., Brown, B., Bell, M., Sherwood, S., Hall, M., & Chalmers, M. (2008, april). From awareness to repartee: sharing location within social groups. Proceedings of the SIGCHI conference on human factors in computing systems, 497-506.

Billiet, J., & Waege, H. (2010). Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.

Blair, B. L., & Fletcher, A. C. (2010). “The only 13-year-old on planet earth without a cell phone”: Meanings of cell phones in early adolescents’ everyday lives. Journal of Adolescent Research, 26(2), 155–177. boyd, D. (2007). Why youth (heart) social network sites: The role of networked publics in teenage social life.MacArthur foundation series on digital learning–Youth, identity, and digital media volume, 119-142. boyd, D., & Hargittai, E. (2010). Facebook privacy settings: Who cares? First Monday, 15(8). boyd, D., & Marwick, A. E. (2011). Social privacy in networked publics: Teens’ attitudes, practices, and strategies.

Campbell, S. W., & Park, Y. J. (2008). Social implications of mobile telephony: The rise of personal communication society. Sociology Compass, 2(2), 371–381.

Caronia, L., & Caron, A. H. (2004). Constructing a specific culture: Young people’s use of the mobile phone as a social performance. Convergence: The International Journal of Research into New Media Technologies, 10, 28–61.

Castells, M. (1996). The rise of the network society. The information age: Economy, society and culture, 1.

Castells, M., Fernandez-Ardevol, M., Qiu, J. L., & Sey, A. (2007). Mobile communication and society: A global perspective. Cambridge: Mit Press.

Christofides, E., Muise, A., & Desmarais, S. (2009). Information disclosure and control on Facebook: are they two sides of the same coin or two different processes?. CyberPsychology & Behavior, 12(3), 341-345.

Consolvo, S., Smith, I. E., Matthews, T., LaMarca, A., Tabert, J., & Powledge, P. (2005, april). Location disclosure to social relations: why, when, & what people want to share. Proceedings of the SIGCHI conference on Human factors in computing systems, 81-90.

61

Copeland, L. (2004). Click clique: Facebook’s online college community. Washington Post. Retrieved September, 2, 2005.

Debatin, B., Lovejoy, J. P., Horn, A. K., & Hughes, B. N. (2009). Facebook and online privacy: Attitudes, behaviors, and unintended consequences. Journal of Computer‐Mediated Communication, 15(1), 83-108.

Decorte, T., & Zaitch, D. (2010). Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. Leuven: Acco.

Dubit (2011, 9 mei). Survey of 1,000 young people finds low awareness or motivation to use Foursquare & Places. Geraadpleegd op 20 maart op het World Wide Web: http://dubit.pr.co/20511-location-services-failing- to-grab-teen-s-attention

Ellison, N. B., Steinfield, C., & Lampe, C. (2007). The benefits of Facebook “friends:” Social capital and college students’ use of online social network sites. Journal of Computer‐Mediated Communication, 12(4), 1143-1168.

Fogel, J., & Nehmad, E. (2009). Internet social network communities: Risk taking, trust, and privacy concerns. Computers in human behavior, 25(1), 153-160.

Fortunati, L. (2005). Mobile phones and fashion in post-modernity. Telektronikk, 101(3/4), 35.

Foursquare Help Center (n.d.). Why are Foursquare and Swarm separate apps?. Geraadpleegd op 20 maart 2016 op het World Wide Web: https://support.foursquare.com/hc/en-us/articles/202630254-Why-are- Foursquare-and-Swarm-separate-apps-

Gasser, U., & Palfrey, J. (2008). Born digital-connecting with a global generation of digital natives. New York: Perseus.

Govani, T., & Pashley, H. (2007). Student awareness of the privacy implications while using Facebook

Green, N. (2003). Outwardly mobile: Young people and mobile technologies. Machines that become us: The social context of personal communication technology, 201-218.

Harris, J. R. (1995). Where is the child's environment? A group socialization theory of development. Psychological review, 102(3), 458.

Harris, F. J. (2010). Teens and privacy: Myths and realities. Knowledge Quest, 39(1), 74.

Harper, R., Palen, L., & Taylor, A. (2005). The Inside Text. Dordrecht: Springer.

Hinduja, S., & Patchin, J. W. (2008). Personal information of adolescents on the Internet: A quantitative content analysis of MySpace. Journal of adolescence, 31(1), 125-146.

Hoofnagle, C. J., King, J., Li, S., & Turow, J. (2010). How different are young adults from older adults when it comes to information privacy attitudes and policies?

Humphreys, L. (2007). Mobile social networks and social practice: A case study of Dodgeball. Journal of Computer‐Mediated Communication, 13(1), 341-360.

Katz, J. E., & Aakhus, M. (Eds.) (2002). Perpetual Contact: Mobile Communication, Private Talk, Public Performance. New York: Cambridge University Press.

Katz, J. E., & Sugiyama, S. (2005). Mobile phones as fashion statements: The co-creation of mobile communication’s public meaning. Mobile Communications, 63-81.

62

Stutzman, F., & Kramer-Duffield, J. (2010, April). Friends only: examining a privacy-enhancing behavior in facebook. Proceedings of the SIGCHI conference on human factors in computing systems, 1553-1562.

Lampinen, A., Lehtinen, V., Lehmuskallio, A., & Tamminen, S. (2011, Mei). We're in it together: interpersonal management of disclosure in social network services. Proceedings of the SIGCHI conference on human factors in computing systems, 3217-3226.

Lardinois, F. (2011, februari). Please Rob Me and the Dangers of Location-Based Social Networks. ReadWriteWeb.

Lenhart, A., Madden, M., & Hitlin, P. (2005). Teens and technology: Youth are leading the transition to a fully wired and mobile nation.

Lenhart, A., & Madden, M. (2007). Teens, Privacy & Online Social Networks: How teens manage their online identities and personal information in the age of MySpace.

Li, N. & Chen, G. (2009). Analysis of a location-based social network. Computational Science and Engineering, 4, 263-270.

Ling, R. (2004). The mobile connection: The cell phone's impact on society. San Francisco: Morgan Kaufmann.

Ling, R., & Yttri, B. (2002). Hyper‐coordination via mobile phones in Norway. Perpetual contact: Mobile communication, private talk, public performance, 139.

Ling, R., & Yttri, B. (2006). Control, Emancipation, and Status. Computers, phones and the internet: Domesticating information technology, 219-34.

Lindqvist, J., Cranshaw, J., Wiese, J., Hong, J. & Zimmerman, J. (2011, mei). I'm the mayor of my house: examining why people use foursquare-a social-driven location sharing application. Proceedings of the SIGCHI conference on human factors in computing systems, 409-418.

Litt, E. (2013). Understanding social network site users’ privacy tool use. Computers in Human Behavior, 29, 1649–1656.

Litt, E., & Hargittai, E. (2014). Smile, snap, and share? A nuanced approach to privacy and online photo-sharing. Poetics, 42, 1-21.

Litt, E., Spottswood, E., Birnholtz, J., Hancock, J. T., Smith, M. E., & Reynolds, L. (2014, February). Awkward encounters of another kind: collective self-presentation and face threat on facebook. Proceedings of the 17th ACM conference on Computer supported cooperative work & social computing, 449-460.

Madden, M., & Smith, A. (2010). Reputation management and social media.

Madden, M. (2012). Privacy management on social media sites. Pew Internet Report, 1-20.

Madden, M., Lenhart, A., Cortesi, S., Gasser, U., Duggan, M., Smith, A., & Beaton, M. (2013). Teens, social media, and privacy. Pew Research Center, 21.

Marwick, A. E. (2008). To catch a predator? The MySpace moral panic. First Monday, 13(6).

Marwick, A. E., Murgia-Diaz, D., & Palfrey, J. G. (2010). Youth, privacy and reputation (literature review).

63

Marwick, A. E., & boyd, D. (2014). Networked privacy: How teenagers negotiate context in social media. New Media & Society, 16, 1051-1067.

Mortelmans, D. (2007). Handboek Kwalitatieve Onderzoeksmethoden. Leuven: Acco.

Novet, J. & Weber, H. (2015, 18 augustus). Foursquare by the numbers: 60M registered users, 50M MAUs, and 75M tips to date. Geraadpleegd op 21 maart 2016 op het World Wide Web: http://venturebeat.com/2015/08/18/foursquare-by-the-numbers-60m-registered-users-50m-maus-and-75m- tips-to-date/

Pain, R., Grundy, S., Gill, S., Towner, E., Sparks, G., & Hughes, K. (2005). “So long as I take my mobile”: Mobile phones, urban life and geographies of young people’s safety. International Journal of Urban and Regional Research, 29(4), 814–830.

Puttaswamy, K. P., & Zhao, B. Y. (2010, februari). Preserving privacy in location-based mobile social applications. Proceedings of the Eleventh Workshop on Mobile Computing Systems & Applications, 1-6.

Salt, S. (2011).Social Location Marketing: Outshining Your Competitors on Foursquare, Gowalla, & Other Location Sharing Sites. New York: Pearson Education.

Scellato, S., Noulas, A., Lambiotte, R., & Mascolo, C. (2011). Socio-Spatial Properties of Online Location- Based Social Networks. ICWSM, 11, 329-336.

Silverman, D. (2001). Interpreting qualitative data. Methods for analysing talk, text and interaction (2nd edition). London/Thousand Oaks, California/New Delhi: Sage Publications.

Solove, D. J. (2007). I've got nothing to hide and other misunderstandings of privacy. San Diego L. Rev., 44, 745.

Stern, S. (2008). Producing sites, exploring identities: Youth online authorship. Youth, identity, and digital media, 6, 95-117.

Stutzman, F., & Kramer-Duffield, J. (2010, April). Friends only: examining a privacy-enhancing behavior in facebook. Proceedings of the SIGCHI conference on human factors in computing systems, 1553-1562.

Stutzman, F., & Hartzog, W. (2012, Februari). Boundary regulation in social media. Proceedings of the ACM 2012 conference on computer supported cooperative work, 769-778.

Symeonidis, P., Ntempos, D. & Manolopoulos, Y. (2014). Recommender Systems for Location-based Social Networks. Londen: Springer.

Tang, K. P., Keyani, P., Fogarty, J., & Hong, J. I. (2006, april). Putting people in their place: an anonymous and privacy-sensitive approach to collecting sensed data in location-based applications. Proceedings of the SIGCHI conference on human factors in computing systems, 93-102.

Taylor, A. S., & Harper, R. (2003). The gift of the ?: A design oriented sociology of young people's use of mobiles. Computer Supported Cooperative Work (CSCW), 12(3), 267-296.

Thomas, K. (2010). Teen online safety & digital reputation survey. Cox Communications in partnership with the National Center for Missing & Exploited Children.

Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2008). Adolescents' identity experiments on the Internet: Consequences for social competence and self-concept unity. Communication Research, 35(2), 208-231.

64

Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2009). Social consequences of the Internet for adolescents: A decade of research. Current directions in psychological science, 18(1), 1-5.

Valkenburg, P. M., Schouten, A. P., & Peter, J. (2005). Adolescents’ identity experiments on the Internet. New media & society, 7(3), 383-402.

Van Dijk, J. (2012).The network society. Sage Publications.

Vicente, C. R., Freni, D., Bettini, C., & Jensen, C. S. (2011). Location-related privacy in geo-social networks. Internet Computing, 15(3), 20-27.

Vitak, J. (2012). The impact of context collapse and privacy on social network site disclosures. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 56, 451–470.

Vitak, J., & Kim, J. (2014). “You can’t block people offline”: Examining how Facebook’s affordances shape the disclosure process. Proceedings of the 17th ACM Conference on Computer Supported Cooperative Work & Social Computing, 461–474.

Wang, Y., Norcie, G., Komanduri, S., Acquisti, A., Leon, P. G., & Cranor, L. F. (2011). “I regretted the minute i pressed share”: A qualitative study of regrets on Facebook. Proceedings of the Seventh Symposium on Usable Privacy and Security, 10:1–10:16.

West, A., Lewis, J., & Currie, P. (2009). Students' Facebook ‘friends’: public and private spheres. Journal of youth studies, 12(6), 615-627.

White, J. (2005). The relationship between profiles and perceived popularity online. Paper written for COMM, 501.

Young, A. L., & Quan-Haase, A. (2009, juni). Information revelation and internet privacy concerns on social network sites: a case study of facebook. Proceedings of the fourth international conference on Communities and technologies, 265-274.

Young, A. L., & Quan-Haase, A. (2013). Privacy protection strategies on Facebook: The Internet privacy paradox revisited. Information, Communication & Society, 16(4), 479-500.

Zhao, S., Grasmuck, S., & Martin, J. (2008). Identity construction on Facebook: Digital empowerment in anchored relationships. Computers in human behavior, 24(5), 1816-1836.

Zhao, L., Lu, Y., & Gupta, S. (2012). Disclosure intention of location-related information in location-based social network services. International Journal of Electronic Commerce, 16 (4), 53-90.

Zheng, Y. & Zhou, X. (Eds.) (2011). Computing with spatial trajectories. Londen: Springer Science & Business Media.

Zickuhr, K. (2013). Location-based services. Pew Research, 1-25.

Zywica, J., & Danowski, J. (2008). The faces of Facebookers: Investigating social enhancement and social compensation hypotheses; predicting Facebook™ and offline popularity from sociability and self‐esteem, and mapping the meanings of popularity with semantic networks. Journal of Computer‐Mediated Communication, 14(1), 1-34.

65