5. OSU, nr1278. Stadsrechtverlening van 6. OSU, nr106. in 1382 7. Van , a.w., 35, 36. 8. Gegevens zijn ontleend aan het archief van de Rijksdienst voor het Het spreekt nog altijd tot de Oudheidkundig Bodemonderzoek te verbeelding, indien iemand kan Amersfoort. zeggen, dat hij woont in een plaats, 9. Datering van professor Modderman, die eeuwen geleden met stadsrechten vermeld op de vondstkaarten. werd begunstigd. Dit geldt zeker ook 10. E.W. Hofstee en A.W. Vlam, "Opmerkingen over de ontwikkeling van voor de Hagesteiners, die dit jaar de perceelsvormen in Nederland", Soor kunnen terugzien op een stadsrecht­ en Spade 1952, 195-235. verlening, welke op 11 november 11. Idem, 212. precies 600 jaar geleden heeft 12. Deze kadastrale bescheiden zijn plaatsgevonden. aanwezig in het archief van de Directie van het Kadaster en de Openbare Nu is het bijzondere van deze Registers in de provincie Zuid-Holland, stadsbrief, dat hij vrijwel gelijkluidend Westzeedijk 507 te Rotterdam. De is met de handvesten van de steden kaarten dateren waarschijnlijk van voor Gorinchem en en van het 1829. Zie voor een uitgebreide bespreking van de kadastrale gegevens land van Dalem. Dankzij deze mijn scriptie pagina 20 en volgende. gelukkige omstandigheid, beschikken 13. Van Acquoy, s.w., 45, 46. wij over betrekkelijk veel vergelijkings­ 14. R.G. den Uyl, "Dorpen in het materiaal, dat ons in staat kan stellen rivierkleigebied", Bulletin van de de betekenis van de Hagesteinse Koninklijke Nederlandse Oudheid­ kundige Bond 1958, 101. stadsrechten zo nauwkeurig mogelijk 15. OSU, nr 1278. te achterhalen. De stadsrechten van 16. Van Acquoy, aw., 35, 36. Gorinchem1 en Dalem2 zijn, met die 17. Hofstee en Vlam, aw., 215. van Hagestein3, gelijktijdig gegeven en 18. Morgengeldboeken van 1450 en 1470, reeds in hun geheel gepubliceerd. aanwezig in het RAU, S.A. nr48 en 49. 4 19. B.H. Slicher van Bath, De agrarische Voorts heeft Bruch overtuigend geschiedenis van West-Europa (500- aangetoond, dat Leerdam een identiek 1850), -Antwerpen 1976, 80. handvest moet hebben gehad; hiervan 20. Dijken worden in dit gebied voor het is echter geen tekst meer terug­ eerst vermeld in 1122, zie P.A. Henderikx, "De zorg voor dijken in het gevonden. Vooral met betrekking baljuwschap Zuid-Holland en in de tot het Gorinchemse stadsrecht grensgebieden ten oosten daarvan tot bestaat er enige rechtshistorische het einde der 13de eeuw", Geografisch literatuur5. Door de hierboven Tijdschrift 1977, 407-427. gesignaleerde relatie van dat 21. Deze worden respectievelijk vermeld in 1269 en 1247, zie Van Acquoy, a.w., 81. stadsrecht met het Hagesteinse, is 22. Zie voor het begrip "cope", het boek deze literatuur voor ons van betekenis. van H. van der Linden, De Cope, Assen 1955. 23. Idem, 45. In dit artikel zullen wij enkele 24. R. van Royen, "De oudste onderwerpen aansnijden, die verband kapittelrekening van Oudmunster uit houden met de stadsrechtverlening in het jaar 1 295", BMHG 1937, 6. 25. De oude namen voor de 1382. Zo gaan wij wat dieper in op de gebiedseenheden van Hagestein verschillende afschriften van het worden vermeld in de morgengeld- Hagesteinse handvest. Vervolgens boeken; zie noot 18. wordt uit de doeken gedaan wat 26. Van Acquoy, a.w., 46. stadsrechten eigenlijk zijn, wie ze 27. L.J. v.d. Klooster, "De heren van de in 1284", Zuid- heeft verleend en met welke Hollandse studiën 1961, 17-20. bedoelingen. Tenslotte besteden wij 28. OSU, nr 1791. aandacht aan de inhoud van de 29. OSU, nr605. stadsrechten. Met name de nieuwe 30. Ruilverkavelingscommissie, Rapport voorde ruilverkaveling Vijfheerenlanden organisatie van het bestuur en de 1978, 23. rechtspraak, die door het handvest in

10 Hagestein werd geïntroduceerd, zullen punten van bespreking vormen.

De handschriften

Het originele handvest, zoals dat in 1382 door Otto van Arkel werd gegeven, is helaas niet meer aanwezig. Tot op heden was slechts één afschrift bekend, namelijk het exemplaar dat is vervaardigd door de zeventiende eeuwse Utrechtse rechtsgeleerde Anthonius van Warmvliet6. Deze jurist was / 7"- , • aanvankelijk werkzaam als advokaat voor het Hof van Utrecht, waarvoor hij op 1 5 juli 1644 de eed aflegde7. In 1674 werd hij tot raadsheer in dat college benoemd, wat hij tot aan zijn overlijden, in 1685, bleef8. Uit zijn nagelaten manuscripten blijkt, dat hij een nauwgezet man was met een praktisch-wetenschappelijke belangstellling. Die karaktertrek treffen wij onder andere aan in zijn verzameling van handvesten en ordonnanties, samengesteld omstreeks het midden van de zeventiende eeuw. Hierin is niet alleen een afschrift van het Hagesteinse handvest te vinden, maar er zijn ook kopieën van de belangrijkste privileges en ordonnanties van het land van , van de stad Culemborg en van Eerste bladzijde van het afschrift van het de proosdij van St Jan. Behalve handvest van Hägestein door Anthonius van wetenschappelijke interesse was het Warmvliet, midden 17de eeuw Utrecht, Universiteitsbibliotheek vooral de, juridische praktijkbehoefte (Foto: Utrecht, Universiteitsbibliotheek) om het geldende recht van de omliggende heerlijkheden bij de hand te hebben, die Van Warmvliet tot het overschrijven van die stukken zal kopie is samengebonden met een hebben bewogen. register in één band. Dit register bevat De bekende rechtshistoricus M.S. afschriften van stukken betreffende Pols9 heeft aan het einde van de Hagestein over de periode 1333- vorige eeuw het afschrift van Van 10 1594 . Het bevindt zich in het archief Warmvliet, voorzover het de van het kapittel van de Dom te Utrecht. Hagesteinse stadsrechten betrof, in Dit handschrift dateert vermoedelijk uit druk laten verschijnen. Wij zullen in de de jaren 1 500-1510. Hiervoor zijn loop van dit artikel gebruik maken van verschillende argumenten aan te deze betrouwbare tekstuitgave. voeren. In de eerste plaats is het Onderzoekingen op het rijksarchief te lettertype ontegenzeggelijk vroeg- Utrecht brachten ons echter op het zestiende eeuws. Voorts leerde een spoor van een ouder afschrift. De voorlopig onderzoek naar het

11 11 watermerk in het papier , dat dit rond i/,. 1500 moet zijn vervaardigd. Het papier -, Nwr «luw™, j»-n-fr»T'*- »„ its-t. verschilt overigens van de rest van het register. Tenslotte is er nog de omstandigheid, dat de kapittels van de Dom en van Oudmunster in 1510 gezamenlijk de nieuwe heren werden van Hagestein12. Het ligt voor de hand om te veronderstellen, dat zij bij die gelegenheid een kopie lieten maken s van het in hun heerlijkheid geldende handvest. De konklusie luidt dan ook, dat wij hier te maken hebben met een afschrift dat ongeveer anderhalve eeuw ouder is dan het exemplaar van Anthonius van Warmvliet. 1 Is deze vroegere tekst nu ook beter e!•>.. . £_.i>Ç™*,,,,.. - £>\Kui0 , /?.(!!i:A..:t: . li . —)_..''.V-rntri-v—-rt• ji "Ä.TT7- v" dan de reeds uitgegevene? Wij menen van wel. Zo is de materiële staat van dit oudere exemplaar aanzienlijk beter dan die van het jongere, dat door inkt­ /•Té*. en waterschade is aangetast. De foto's, die van de beide eerste pagina's Eerste bladzijde van het afschrift van het zijn gemaakt, illustreren dit verschil handvest van Hagestein, circa 1500-1510 duidelijk. Ook bij een onderlinge Utrecht, Rijksarchief (Dom, inv. 793) (Foto: Utrecht, Rijksarchief) tekstvergelijking blijkt het kapittel­ afschrift correcter te zijn dan zijn zeventiende eeuwse tegenhanger. Op één opmerkelijk verschil met de Toen Pols het exemplaar van Van gepubliceerde stadsrechten van Warmvliet voor uitgave bewerkte, was Hagestein willen wij nu reeds de hij gedwongen er afschriften van het aandacht vestigen. Het gaat hier niet Gorinchemse handvest bij te halen, om om het handvest zelf, maar om de sommige bepalingen begrijpelijk te bijgevoegde eedsformulieren. In maken. Dergelijke onduidelijkheden tegenstelling tot Van Warmvliet, die de komen in het kapittelstuk niet voor. eed van de schepenen en de eed van Een voorlopig onderzoek naar de de bode meedeelt, geeft het tekstuele inhoud van beide kapittelafschrift de eed van de schout, handschriften, voorzover het de aanhef van de schepenen en van de koper bij en de eerste vijf artikelen betrof, het transport van het gekochte goed leverde al dertig verschillen op. voor de rechtbank. Behalve deze Hoewel de betekenis van de uitbreiding, vertonen de eeds­ bepalingen door een en ander niet formulieren voor de schepenen, die wordt aangetast, zodat wij gerust van beide afschriften met elkaar gemeen de editie van Pols gebruik kunnen hebben, onderling grote verschillen. blijven maken, lijkt een aparte uitgave De oorzaak van dit verschil zal gezocht van de kapitteltekst ons niettemin moeten worden in het tijdsverloop van wenselijk. Temeer wanneer men anderhalve eeuw, dat tussen de beide bedenkt, dat wij met dit document handschriften is gelegen. thans de beschikking hebben over het oudste afschrift van het handvest van 1382; zelfs in Gorinchem is bij ons Wat zijn stadsrechten? weten geen ouder manuscript voorhanden. Stadsrechten zijn een samenstel van juridische bepalingen, die door de heer

12 middels een handvest of stadsbrief geen vereiste meer. Evenmin was het aan een gemeenschap werden nu rechtens van belang of men al dan gegeven13. Meestal werden ze niet van edele afkomst was, hetgeen verleend aan nederzettingen, die zich op het platteland nog wel veel economisch hadden ontwikkeld tot uitmaakt. Een en ander doet modern centra van handel en bedrijf. Het kon aan, maar het zou fout zijn om te echter ook gebeuren, dat de heer door denken, dat nu elk individu in een stad een stadsrechtverlening de staatsrechtelijk meetelde. Dat economische ontwikkeling van een gebeurde pas na 1795 en met name gebied juist wilde bevorderen. Wij sedert het begin van deze eeuw, na de denken, dat het laatste met Hagestein invoering van het algemeen kiesrecht. het geval is geweest, zij het, dat wellicht ook nog andere motieven een Doel van de stadsrechtverlening rol kunnen hebben gespeeld. De precieze aanleiding tot het geven Het belangrijkste gevolg van een van stadsrechten aan Hagestein zal stadsrechtverlening was, dat het wel nooit kunnen worden achterhaald. desbetreffende gebied een aparte Er zijn echter wel enkele juridische status kreeg, los van het omstandigheden aan te wijzen, die omringende platteland. De oude Otto van Arkel er wellicht toe bewogen vormen van bestuur en rechterlijke hebben om het handvest te verlenen. organisatie van het platteland werden Wij hebben hiervóór al duidelijk voorzover zij nog bestonden, gemaakt, dat er een samenhang vervangen door een eigen stedelijke bestaat met de andere stadsrecht­ wetgeving, een eigen rechtbank en verleningen in het Arkelse land. Eén een eigen stadsbestuur met burgemeesters. De stad werd niet slechts juridisch onafhankelijk. Door de ommuring en omgrachting van het gebied kon men zich beter verdedigen tegen mogelijke aanvallen. Tevens accentueerden deze verdedigings­ werken de bijzondere positie, die de stad nu ten opzichte van het platteland was gaan innemen. Er ontstond door het verlenen van een handvest, in feite een soort grondwet voor de nieuwe stad, ook een principieel verschil tussen de stadsbewoners en de plattelands­ bevolking buiten de stad. Op het platteland telden slechts de bezitters van de volle hoeven of hun erfelijke nakomelingen staatsrechtelijk mee, omdat hun bezit stemrecht met zich bracht in de buurgerechten. In de steden was het poorterschap, door geboorte of huwelijk verkregen dan wel gekocht, de belangrijkste voorwaarde om aan bestuur en Zegel van Otto van Arkel uit 1379. Vermoedelijk heeft aan het handvest van rechtspraak deel te hebben. Men Hagestein eenzelfde zegel gehangen moest wel in de stad gevestigd zijn, Utrecht, Rijksarchief (Bisschoppen, inv. 463) maar grondbezit was voor een poorter (Foto: Utrecht, Rijksarchief)

13 van de belangrijkste redenen, dat aangewezen instrument. Gorinchem Hagestein juist deze stadsrechten kreeg het meest uitgebreide handvest. verwierf, is het streven naar Enkele bepalingen korter, maar verder rechtseenheid en uniformiteit in een gelijkluidend waren de stadsbrieven groot gebied. Dat betekende immers van Leerdam en Hagestein. Het meest ten opzichte van de talloze uitgekleed was het stadsrecht van afzonderlijke rechtsgebiedjes in dit Dalem, waarin onder andere het grensgebied van Holland, Utrecht en benoemen van burgemeesters ontbrak. Gelre een grote vooruitgang14. Het is dan ook beter om hier van een landrecht te spreken. De reden, dat juist in deze periode tot Deze stadsrechten vormen overigens stadsrechtverlening werd overgegaan, een overtuigend bewijs voor de zoeken wij in de politieke, stelling, dat men geen dogmatisch staatkundige, militaire en economische onderscheid kan maken tussen stad situatie van dat moment15. In 1382 was en platteland, alleen op grond van hun het land van Arkel door een jarenlange juridische positie; ook andere factoren, verervings- en verwervingspolitiek met name sociaal-economische, aanzienlijk uitgebreid. De heer van spelen een rol. Met deze opmerking Arkel kon te paard van Gorinchem aan lopen wij in feite al vooruit op de de Merwede naar Hagestein aan de beantwoording van de vraag, waarom Lek rijden, vrijwel zonder over het land van Hagestein wél en het land andermans gebied te hoeven. Zijn land van Dalem geen volledige lag ingeklemd tussen het machtige stadsrechten ontving. Behalve een Holland en het hertogdom Gelre en wellicht iets hogere graad van vormde als het ware een speerpunt economische ontwikkeling, zullen het naar het Sticht, waar de bisschop van toch vooral (handels-) politieke en Utrecht wereldlijk gezag uitoefende. militair-strategische motieven zijn Verder was hij in staat de scheepvaart geweest, die Otto van Arkel tot deze te beheersen op de twee rivieren, die stap hebben gebracht. voor de omliggende landen van Het naburige Vianen immers was na de 16 levensbelang waren. Daar komt nog stadsrechtverlening in 1335/1336 tot bij, dat heer Otto van Arkel een redelijke bloei gekomen. De machtig man was. Zijn moeder was achtereenvolgende heren hadden hun Irmgard van Kleef, hijzelf was gehuwd Viaanse bezit aanzienlijk weten uit te met Elisabeth, vrouwe van Baer, breiden en stonden rond 1380 onder Pierpont en Mechelen, terwijl hij zijn Gijsbrecht van Vianen op het toppunt zoon Jan van Arkel, heer van van hun macht. Dat zinde de Hagestein, had weten uit te huwelijken kabeljauwse Arkels, de grote aan Johanna van Gulik, een zuster van tegenstrevers van de hoekse Vianens, 17 de Gelderse hertog. Op deze wijze allerminst . In dat licht beschouwd is was Otto van Arkel geparenteerd aan het niet verwonderlijk, dat Otto van geslachten van vorstelijke allure. Van Arkel van het kleine Hagestein een zijn buren had hij op dat moment politiek, militairen economisch weinig te vrezen. De wereldlijke macht centrum wilde maken van waaruit hij van de Utrechtse bisschop was al zijn opponent gemakkelijk schade zou jaren zeer verzwakt. kunnen berokkenen. Tot het bereiken van deze doelstelling kon de stadsrechtverlening bijdragen. Het is niet moeilijk om te bedenken, dat Otto van Arkel in dergelijke gunstige tijdsomstandigheden zijn Stadsrechtfamilies en hoofdvaart gebied ook economisch tot ontwikkeling wilde brengen. Wanneer een heer besloot om steden Stadsrechtverlening was daarvoor het of plaatsen in zijn gebied met

14 L stadsrechten te begunstigen, kon hij in nog niet in voldoende mate een beginsel twee wegen bewandelen. Hij gelijkenis met andere stadsrechten kon het reeds bestaande gewoonte­ vastgesteld21. Voor deze theorie pleit recht, zoals zich dat in de loop der het verbod aan schepenen om elders jaren had ontwikkeld, op papier ter hoofdvaart te gaan, zoals uit de brengen. Een andere mogelijkheid was tekst kan worden afgeleid. de rechten van een andere stad, die Alle Arkelse handvesten bepalen hun bruikbaarheid al hadden bewezen, namelijk in het eerste artikel, dat alle meer of minder volledig over te nemen. zaken die in het schependom In het laatste geval spreken wij van voorvallen, gebracht moeten worden een dochterstad, die haar handvest voor de schepenen en dat haer recht aan een moederstad ontleende18. De hooft ende mae/stat en wesen sal, met dochterstad kon op haar beurt weer andere woorden: zij wijzen vonnis in dienen als moederstad voor andere hoogste ressort. Kunnen zij er niet plaatsen, waardoor een zogenaamde uitkomen (ende daer sijdts haer niet stadsrechtfamilie of stedenfiliatie bevroeden en cunnen), dan mogen zij ontstond. Een bekend voorbeeld is de hun beslissing drie keer veertien bisschoppelijke stedenfamilie, waarin dagen uitstellen. Komen zij er dan nog veel Utrechtse steden (maar ook niet uit, dan moeten de schepenen Amsterdam) hun stadsrechten aan de een herberg (verblijfplaats, wellicht in bisschopsstad ontleende. een herberg) kiezen en binnen In nauw verband staat het verschijnsel veertien dagen tot een vonnis komen, van de hoofdvaart19. Wanneer de zonder voor die tijd naar buiten te schepenen (rechtbank) van een mogen22. dochterstad niet uit een juridisch probleem konden komen, gingen zij te Hoofdvaart op steden buiten het land hoofde of ter hoofdvaart naar de van Arkel zal dus waarschijnlijk niet schepenen van de moederstad, die plaats gevonden hebben. Maar ook immers vrijwel hetzelfde stadsrecht binnen dit gebied is het, gezien de hanteerden. Het door hen gegeven tekst van de handvesten, vonnis was voor de verzoekende onwaarschijnlijk, dat bijvoorbeeld de schepenen bindend. Was men als stad schepenen van Hagestein bij die van door de heer met nieuw-ontworpen Gorinchem op bezoek gingen. stadsrechten begunstigd of wilde men Bovendien ontbrak er een eigenlijke met de moederstad niets meer te moeder-dochter verhouding tussen de maken hebben, dan was het ook steden, want zij kregen hun mogelijk naar andere steden om raad handvesten op dezelfde dag en waren te gaan. Zo verklaarden bijvoorbeeld dus ten opzichte van elkaar de Viaanse schepenen tegenover die 20 gelijkwaardig. Zo er niettemin van 's-Hertogenbosch in 1489 , dat zij hoofdvaart geweest is, zal dit van de gerechtigd waren naar Arnhem, andere plaatsen op Gorinchem zijn Dordrecht en 's-Hertogenbosch ter geschied. Veel wijst er namelijk op, dat hoofdvaart te gaan. de bestuurlijke en de rechterlijke organisatie van die stad ten grondslag Hoe lag een en ander nu met het hebben gelegen aan de bepalingen Hagesteinse stadsrecht? Naar onze van het handvest. Gorinchem was in mening heeft Otto van Arkel de 1382 bestuurlijk en economisch het stadsrechten waarschijnlijk niet van meest ontwikkeld; in die stad waren een andere plaats overgenomen, maar toen reeds burgemeesters, schepenen 23 het bestaande gewoonterecht van en een raad (meyne poert) aanwezig . Gorinchem verzameld en op papier Het aantal artikelen van het gezet, dan wel een reeds bestaand Gorinchemse handvest is ook het handvest aangevuld. Tot op heden is grootst. Een ander belangrijk argument

15 is, dat de stadsrechten zijn verleend Heilwich van Vianen ook toen deze op de feestdag van St Maarten, de aan de poorters van Vianen schutspatroon van Gorinchem. Een en stadsrechten verleenden. Vaak traden ander neemt niet weg, dat later, nadat de landsheren ook zelf als de heren van Arkel het gezag over hun stadsrechtverleners op. Enkele gebieden hadden verloren, hoofdvaart adelijke heren, die zeer machtig op steden buiten hun land voorkwam. waren, zoals Otto van Arkel, trokken Zo bepaalde hertog Reinoud IV van zich ook van de landsheer weinig aan Gelre (1402-1423) in een en gaven de stadsrechten uitsluitend ongedagtekend privilege voor stad en op eigen naam. schependom van Leerdam24, dat Nijmegen haar hoeftstadt zou zijn. De In 1382 was Otto van Arkel heer in het Utrechtse bisschop David van gehele Arkelse gebied. Hij mocht zich Bourgondië stelde bij de belening van heer van Gorinchem, van Leerdam en 25 Hagestein op 16 maart 1484 aan van Dalem noemen. Eigenlijk was hij Jan, heer van Egmond de eis, dat van ook heer van Hagestein, maar deze alle gerechten in het land van titel had hij afgestaan ten behoeve van Hagestein beroep moest openstaan op zijn zoon, Jan (V) van Arkel. Deze hemzelf. Dit appèlrecht is dan wel verschijnt namelijk in een oorkonde geen hoofdvaart, omdat nu niet de van 137927 als heer van Hagestein. schepenen, maar partijen zelf het Het is niet uitgesloten, dat zoon Jan hogerop zochten, maar het illustreert de lage heerlijkheid bezat (dat wil wel de invloed, die de bisschop op de zeggen het dagelijks bestuur en de (stads-)rechtsontwikkeling te berechting van geringe misdrijven) Hagestein kon uitoefenen. terwijl vader Otto de hoge heerlijkheid voor zichzelf had behouden, maar erg De verlener van de stadsrechten waarschijnlijk is dit niet. Aannemelijker lijkt het, dat Jan van Arkel kort voor In het voorgaande is verschillende zijn huwelijk met de rijke Johanna van keren de naam van Otto van Arkel Gulik, zuster van de Gelderse hertog, 28 genoemd. Hij gaf Hagestein de op 18 oktober 1376 , van zijn vader stadsrechten. Dit is echter wel vreemd. de gehele heerlijkheid Hagestein, Eerder zou men dat van zijn zoon, Jan hoog en laag, in achterleen heeft (V) van Arkel, die al heer van Hagestein gekregen. Hierdoor werd Jan was, als zodanig verwachten. Hoe zat ongetwijfeld een betere partij voor zijn het nu eigenlijk? echtgenote. Op een dergelijke gang Het verlenen van stadsrechten was van zaken wijst ook een overeenkomst een zogenaamd regalium tussen Otto, heer van Arkel en Jan, heer van Culemborg van 22 juli (soevereiniteitsrecht) van de 29 landsheer26. De opperlandsheer voor 1376 . In die oorkonde legden zij hun de Noordelijke Nederlanden was onderlinge geschillen bij met formeel de Duitse keizer. Deze had in betrekking tot de heerlijkheid de veertiende eeuw, zeker in Holland Hagestein. en Utrecht, feitelijk niets meer te Enkele bijzondere passages aan het vertellen. De Utrechtse bisschop en de einde van het Hagesteinse handvest Hollandse graaf gedroegen zich zelf worden nu duidelijker. Wij lezen als landsheren in hun gebieden. Zij namelijk: Ende want wy Oth, heere van zegelden dan ook het handvest dat Arkel, Hagesteyn etc, willen dat alle een plaatselijk heer aan een stad dese voors(creven) stucken ende binnen hun gebied mee gaf. De puncten voor ons ende onse Hollandse graaf Willem III in naecomelingen, beeren van Arkel, van 1335/1336 deed dit op verzoek van Hagesteyn etc, onsen poorteren ende Willem van Duvenvoorde en zijn vrouw ondersaten die nu sijn ende naemaels

16 wesen sullen in onsen schependom geweest. De zaak lag naar onze van Hagesteyn, waer gehouden worden mening echter als volgt. ende ongebroken blyven (...) Op 30 april 138631 verkreeg Jan van En iets verderop staat: Ende hebben Arkel voor zijn poorters in syn stedekyn voort gebeden en bidden onsen lieven van Ghaspern van hertog Albrecht, soon, Johan van Arckel, heer van ruwaard (landvoogd) van Holland, Hagesteyn, want (omdat) wy alle dese gedaan dat zij tolvrij door diens landen voorsfcreven) puncten ende saecken mochten varen. Voor de economische by synen wille ende rade onser (aan ontwikkeling van Hagestein was een onze) poorten ende poorteren ende dergelijk privilege vanzelfsprekend van ondersaten voors fcreven) gegeven en grote betekenis. Reeds anderhalf jaar besegelt hebben. later, op 28 november 138732 verkreeg Waarna Jan van Arkel verklaart op Jan van Arkel opnieuw van dezelfde verzoek van zijn vader ook te zegelen. hertog tolvrijdom voor zijn poorters binnen Haghensteine. Vanwaar deze Het verschil met de twee andere herhaling? Wel, twee dagen eerder, op 33 bewaarde handvesten, die van 26 november 1387 , had Jan van Gorinchem en die van Dalem, is nu, Arkel syn poerte, ende stede van dat daar achter de naam Otto van Haghenstein aan de hertog Arkel van Hagesteyn etc. ontbreekt. opgedragen, om het van hem weer als Alléén in de Hagesteinse stadsrecht­ een eeuwig, onversterflijk erfleen terug verlening noemt hij zich zo. Hiermee te ontvangen. Hierdoor was Hagestein duidt hij waarschijnlijk aan dat hij niet uit de Arkelse leenband losgeraakt en de plaatselijke heer was, maar de Jan van Arkel leenman geworden van leenheer van de plaatselijke de landsheer, hertog Albrecht van machthebber. Beieren, in plaats van zijn vader, Otto Het is voor een stadsrechtverlening van Arkel. Deze mocht zich sedertdien allemaal wat vreemd. Verklaarbaar is in geen enkel document meer heer het echter wel. Zoals gezegd zal de van Hagestein noemen, zoals in 1382 behoefte aan rechtseenheid in het nog wel mogelijk was geweest. Door uitgestrekte Arkelse land één van de deze verandering werd het blijkbaar drijfveren voor Otto van Arkel zijn noodzakelijk geacht om de geweest om gelijktijdig vrijwel tolvrijdomverlening, die Jan van Arkel gelijkluidende stadsrechten te in 1386 als achterleenman van de verlenen aan zijn poorten (steden) hertog had verkregen, te hernieuwen ende poorteren (burgers) ende nu hij direkt leenman van de landsheer ondersaten (plattelandbewoners en was geworden. anderen). Het lag dus voor de hand, dat hij bij al die verleningen, derhalve De inhoud van de stadsrechten ook in Hagestein, als verlener optrad. Jan van Arkel was hierbij slechts als Op het eerste gezicht ziet de tekst van toekomstig erfgenaam van alle Arkelse het handvest eruit als een bonte bezittingen betrokken. mengeling van bepalingen betreffende Tenslotte willen wij in dit verband nog wetgeving, bestuuren rechtspraak, die de aandacht vestigen op een tweetal voetstoots lijken te zijn opgeschreven. verleningen van tolvrijdom voor de Maar wellicht kijken wij er niet meer op poorters van de nieuwe stad, die kort de juiste manier tegenaan. Wij zijn zo na elkaar plaatsvonden. Bij sommige gewend aan onze moderne, strakke 30 schrijvers is daardoor in het verleden rechtssystematiek, dat alles wat daar de verkeerde indruk ontstaan, mede niet mee strookt, vreemd aandoet. Bij opgrond van de verschillende nadere beschouwing van de benamingen Gasperden en Hagestein, Hagesteinse stadsrechten blijkt echter, dat er vroeger twee steden zouden zijn dat een zeer lofwaardige poging is

17 J gedaan om een allesomvattende derlinquatis etc, twelck in duitsche regeling te geven voor het bestuurs- beduit: goede giften sal ick u geven, en rechtsleven. Hierna geven wij een mijn wet en wilt niet afterlaten. beknopt overzicht van de voornaamste Op deze wijze maakte Otto van Arkel bepalingen, die na 1382 in Hagestein duidelijk, dat hij het geven van de gingen gelden. Voor de duidelijkheid stadsrechten beschouwde als een zijn de artikelen opnieuw gegroepeerd goede gift zijnerzijds en er de volgens de huidige rechtssystematiek, getrouwe navolging van verwachtte. waarbij de nummering aan de editie Omdat, vervolgt hij, de natuer van den van Pols is ontleend. mensch vergetelick is, ende dat leven cort is, oock mede want (omdat) men Aanhef en slot niet wel op eenich test (overlevering) off daet bescheyden of bevroeden De aanhef, ook wel arenga genoemd, mach foordelen kan). Daeromme ist dat is in alle handvesten van Otto van wy, Otto heer van Arckel, doet cont Arkel gelijkluidend en begint met de (bekend maken) allen dengheenen die woorden: In Godts name amen. desen brieve ofte letteren sullen sien Salomon spreeckt in syne parabelen ofte hooren lesen, dat wy om int vierde capittel: Donum bonum versuecken ende bede wil ons gemeyn tribuam vobis, legem meam ne lants des chependoms van Hagesteyn (...) onsen gerechte tot Hagesteyn, onsen poorteren ende allen onsen ondersaten die nu der tijt onder ons in

aglSEsa^g^^ **wm*^^ay> den schependom van Hagesteyn woonachtich sijn ende ten eeuwigen dage woonen sullen, al alsulcke rechten, puncten ende saecken als desen brieff ende letteren inhouden en in aire manieren als hiernae beschreven staet. Hoewel de tekst voor zich spreekt, is het nuttig even de aandacht te vestigen op de mededeling, dat de stadsrechten op verzoek van de bewoners van Hagestein (zouden) zijn verleend. In het Gorinchemse handvest staat exact dezelfde zinsnede, alleen de plaatsnaam verschilt. Mogelijk is het handvest op verzoek van de Gorinchemse bevolking gegeven door Otto van Arkel, die het tegelijkertijd, waarschijnlijk ongevraagd, ook aan de andere plaatsen in zijn gebied oplegde. In het omvangrijke protocol wordt gezegd, dat er twee exemplaren van het handvest zijn vervaardigd, die aan de poorters en onderzaten werden uitgereikt. Mochten ze verloren gaan, Portret van de Drost (Drossaard) Pieter dan zouden er kosteloos weer kopieën Schouten. Schilderij door Thomas de worden verstrekt. Ondanks deze Keijzer, circa 1650 Verblijfplaats onbekend goede voorzorgen zijn er in geen van (Foto: Utrecht, Gemeentelijke Fotodienst) de vier plaatsen originele handvesten

18 terug gevonden, zodat de tekst aan Het handvest drukt zich in artikel 47 latere afschriften is te danken. De over de jurisdictie als volgt uit: Item sal stadsrechten zijn verstrekt int jaer ons een iegelijck die binnen onsen Heeren duisent driehondert ende twee schependom van Hagesteyn ende tachtentich op Ste Martijnsdach woonachtich is ende naemaels woonen in de winter (11 november 1382). Zoals sullen ofte sal, van allen breucken gezegd, was Sint Maarten de fboetstraffelijke overtredingen) ende patroonheilige van Gorinchem, zodat misdaden die sy onder ons breucken het handvest vooral vanuit de ende misdoen oft breuckten ofte bestuurs- en rechtstoestanden in deze misdeden, voor onse schepenen tot stad zal moeten worden verklaard. Hagesteyn terecht staen, ende (de schepenen zullen) recht daeraff doen Rechterlijke organisatie naer inhoudt deser handvesten ende brief f (...). Het land van Hagestein met het oude stadje Gasperden en het slot Naast de strafrechtspraak hadden de Hagestein, werd in 1382 een apart schepenen ook de dagelijkse rechtsgebied. De oude vorm van rechtsmacht in civiele zaken, dat wil rechtspraak en bestuur, uitgeoefend zeggen gedingen over schuld­ door een richter en buren34, werd vorderingen, eigendomskwesties, vervangen. In het nieuwe schependom erfrecht en dergelijke. Hier traden zij spraken nu schepenen recht, met de schout op. Drossaard en waarschijnlijk zeven in getal35. schout namen aan de rechtzittingen Afhankelijk van het te berechten geval deel, maar zij mochten niet over het stond de rechtbank onder vonnis meestemmen met de voorzitterschap van de drossaard dan schepenen; deze ambtenaren moesten wel de schout. De drossaard trad op dan zelfs de zaal verlaten. In het begin als vertegenwoordiger van de heer in waren de functies van drossaard en strafzaken, ongeacht of deze nu tot de schout in Hagestein meestal aan twee hoge dan wel de lage rechtsmacht van verschillende personen toebedeeld; schepenen behoorden. Dat wil zeggen, later, in ieder geval reeds in de dat zowel de berechting van zware zestiende eeuw zien wij dezelfde misdaden, als die van lichte vergrijpen, persoon als drossaard en schout door deze functionaris bij de optreden38. schepenen werd gevraagd. Zo was het 36 Samen met de schout en/of de althans later in Leerdam , hetgeen drossaard hadden de schepenen in wijst op een minder zelfstandige grotere steden tevens wetgevende positie van de stad ten opzichte van bevoegdheid; zij konden keuren of de heer. In het met Leerdam te overdrachten voor de bewoners vergelijken stadje Hagestein, dat vaststellen. Net als in Vianen zal te immers hetzelfde handvest had, zal het Hagestein de heer deze bevoegdheid in die beginjaren waarschijnlijk niet 37 echter wel aan zichzelf gehouden anders zijn geweest . In grotere hebben. steden vroeg de schout de berechting van lichte vergrijpen bij de schepenen. Bestuurlijke organisatie Dezelfde schepenen oordeelden dus zowel over lichte als zware delicten, De schepenen oefenden tevens waaruit duidelijk naar voren komt, dat bestuurstaken uit. Zij waren dan het het land van Hagestein nu geheel van duidelijkst vertegenwoordigers van de het omliggende gebied was burgers, ook al waren zij, zoals te uitgezonderd. De buurgerechten Hagestein, door de heer benoemd. beschikten namelijk niet over een Een belangrijk onderdeel van hun dergelijke uitgebreide rechtsmacht. bestuur vormde de vrijwillige

19 M •

\SK ff wfc,

il

De oudst bekende schepenbrief van de stad 's-Gravenhage, Algemeen Rijksarchief Hagestein. Akte van transport van veertien (Nassau Domeinraad Drossaers II, inv. 821, en een halve morgen land, "Die Mile" regestnr. 430) geheten door Jan vander Cule aan Dirck die (Foto: Vianen, AC.N. Koenhein) Wolf op 5 maart 1386

.#,.

: : *eli*«'«" •• - • •••"^•• Ijev^^ <ƒ>-*>. V 1-1 «Iftiflft .••'• — v «*t*£fb*t V j -, x *4r * : £:| i ':% \ I '•'•'• H ivH%i|: f^^W^ \i >••Ä -. % , .t^t-i*.!»,;•».*% "Ws* T f ! • à ï^^e ' i: !-'4n * n»fi ^n ' *"*' , : |. *"*.** • -il- ' :U ^ *V> ,« »-O-ff s«. W*i '#4 «-' • '*: »'••'->-• W «*, .« « i*e<Ä# j ,& > 1 'ïS

w, &* t* - e #r '* * .. f • .-iiiHi.' ,... ::ff „\. i

'•' 2» "

Schepenbrief van 4 juli 1386 waarbij Dirck 's-Gravenhage, Algemeen Rijksarchief die Wolf "veertyn marghen lants ende enen (Nassau Domeinraad Drossaers II, inv. 821, haluen marghen lants", Die Mile genoemd, regestnr. 434) met de eerdere transportakte overdraagt ten (Foto: Vianen, AC.N. Koenhein) behoeve van Jan van Arkel

20 39 rechtsmacht, voluntaire jursidictie. Dat gebleven , waardoor het in beginsel betrof dan zaken als het benoemen mogelijk is om bijvoorbeeld de van een curator of de gerechtelijke eigendomsgeschiedenis van een huis levering van onroerend goed. Deze of boerderij tot 1550 terug te zoeken. rechtshandelingen hadden dus geen Ten bewijze van de registratie kregen betrekking op een geschil, maar de betrokkenen een zogenaamde werden wel in een strenge juridische schepenbrief. In dit stuk, meestal op vorm uitgeoefend. Het ging louter om perkament geschreven en altijd door de registratie van deze enkele schepenen van hun zegel aangelegenheden ten behoeve van de voorzien, was de rechtshandeling rechtszekerheid. Deze zogenaamde vastgelegd. De oudste ons bekende protocollen van opdrachten en schepenbrief dateert van 5 maart 40 plechten zijn voor Hagestein over de 1386 en is bij dit artikel afgedrukt. periode 1550-1811 bewaard Verder oefenden de schepenen

Zegel van Heynric Heynrix soen scepen in Gaspweerde, hangende aan de schepenbrief van 5 maart 1386 (Foto: Vianen, AC.N. Koen hein)

21 Zegel van Heynric van Campen, scepen in Zegel van Jacob Gheryts soen scepen in Gaspweerde, hangende aan de Gaspweerde, hangende aan de schepenbrieven van 5 maart en 4 juli 1386 schepenbrieven van 5 maart en 4 juli 1386 (Foto: Vianen, AC.N. Koenhein) (Foto: Vianen, AC.N. Koenhein)

A\iJEh o

22 bestuurstaken in meer algemene zin voordat de inwoners op deze wijze in uit. Zij werden hierin bijgestaan door het bestuur werden vertegenwoordigd. twee burgemeesters, zoals ook in Gorinchem en Leerdam het geval was. Het feit echter, dat Hagestein in In tegenstelling tot Gorinchem bestond tegenstelling tot Dalem twee er echter geen raad of vroedschap. burgemeesters kreeg, illustreert wel, Daarvoor was Hagestein blijkbaar nog dat het de bedoeling van Otto van niet groot genoeg. Het zou tot de Arkel moet zijn geweest om van bataafse omwenteling in 1795 duren, Hagestein een echte stad te maken.

Kaart van het land "De Mijel", zoals deze die vroeger Jan van Arkel in Hagestein had voorkomt in het kaartenboek van het bezeten kapittel van Oudmunster uit 1583. In 1510 Utrecht, Rijksarchief (Oudmunster, inv. 1300, werden de kapittels van de Dom en van fol. 15) Oudmunster de eigenaren van de landerijen (Foto: Utrecht, Rijksarchief)

*^

A- :.t JU*

_^.,U,i_- yrur,.rrf^. „i'^W, _ƒ, ..,„.> c^~"VV, L

57 I '7 ,4' *aw*- ' ''l/A

23 Zover is het echter nooit gekomen. uitvoerig en veelzijdig op dit terrein. Er Over de preciese taken van de zijn artikelen betreffende personen- en burgemeesters is ons niets bekend, familierecht, huwelijksgoederenrecht, maar wij mogen aannemen, dat deze erfrecht, strafrecht en procesrecht. vooral op financieel terrein zullen Enkele interessante onderdelen zullen hebben gelegen. Hun verkiezing was niettemin even kort worden belicht. in artikel 48 van de stadsrechten als volgt geregeld. Item als wyjaerlix onse Op erfrechtelijk gebied werd in gerecht van Hagesteyn verset en geedt Hagestein in 1382 het schependoms- (beëdigdj hebben, so sullen wy twee erfrecht ingevoerd. Dit systeem is burgemeesters setten ende beraden samengevat in de oude rechtsregel mit onse gerichte, audt ende nieuwe. "het goed gaat waar het vandaan Met andere woorden, de afgetreden en komt"42. Kenmerkend in dit stelsel was de nieuwe schepenen kozen elk jaar de mogelijkheid van plaatsvervulling. gezamenlijk twee burgemeesters (of zij Kleinkinderen van de erflater konden maakten een voordracht), die daarna gezamenlijk de plaats van hun eerder door de heer werden benoemd. Er overleden ouder innemen. Wanneer de gaan tegenwoordig stemmen op om overledenen geen afstammeling, noch het systeem van een gekozen ouders naliet, werd de erfenis burgemeester, in verschillende gelijkelijk in een vaderlijke en een variaties overigens, weer in te voeren. moederlijke helft verdeeld ("waar het Het gerecht werd dus elk jaar door de vandaan komt"). Het schependoms- heer veranderd {verset). De afgetreden erfrecht kwam in Zuid-Holland en schepenen behielden echter nog een Zeeland voor. Van belang is ook artikel jaar lang het recht om als schepenen 30, bepalende, dat een buitenechtelijk te blijven beraadslagen en te zegelen kind in moeders nalatenschap (artikel 6). De gedachte aan evenveel kreeg als haar wettige continuïteit in het bestuur zal hieraan kinderen, overeenkomstig de 41 niet vreemd zijn geweest . rechtsregel "moeder maakt geen Ook de gerechtsbode werd, blijkens bastaard". artikel 49, elk jaar opnieuw door de heer benoemd. Het handvest drukt dit uit in de bepaling, dat zij hun roeden Op strafrechtelijk terrein geeft het moesten neerleggen. Een roede was handvest een opsomming van allerlei een staf, die de bode op rechtzittingen overtredingen en misdrijven, die als teken van zijn waardigheid bij zich uiteenlopen van vechten tot doodslag. droeg en die hij bijvoorbeeld bij het De beschrijvingen van de uitbrengen van een dagvaarding moest misdragingen zijn soms zeer beeldend, gebruiken om die handeling zoals het toebrengen van een rechtsgeldig te doen zijn. snijwond, die litlang en nagelsdiep Het gerecht werd door de heer ook was. Dat de bestraffing van de betrokken bij de benoeming van een boosdoeners door drossaard, schout nieuwe schoolmeester (artikel 50). en schepenen niet altijd door de Hagesteiners in dank werd afgenomen, blijkt uit het verbod op kwaadsprekerij Privaat- en strafrecht van ambtenaren en schepenen (artikel 46). In geval van ruzie tussen een Het zou te ver voeren om alle goede ingezetene en een boeve, afzonderlijke bepalingen te gaan lantloper ofte rybout, hield het bespreken, die zich bezighouden met handvest er al rekening mee, dat de de rechtsbetrekkingen tussen de laatstgenoemde toch geen boete zou burgers onderling en met hun kunnen betalen. Hij moest die boete in mogelijke misdragingen. De de gevangenis uitzitten, waarbij voor stadsrechten van Hagestein zijn vrij elke dag 12 penningen werden

24 gerekend (artikel 23). In 1562 werd overigens een vagebond terecht­ gesteld; de rekening van deze terechtstelling is er nog43. Als Hagesteinse gevangenis diende sedert de zestiende eeuw een ruimte in het (tweede) kasteel. Op dit slot vergaderde ook de schepenbank44.

Hoewel de rechtsgang voor schepenen (procesrecht) uitvoerig in de stadsrechten is geregeld, bleef ervoor de Hagesteiners ook een mogelijkheid open om hei recht in eigen hand te Kasteel Hagestein. Tekening uit nemen. Dat was het geval bij duidelijk schetsboekje III van Cornells Pronk, circa bewijsbare moord. De schuldige kon 1725 zich dan op geen enkele wijze, zelfs Amsterdam, Rijksprentenkabinet (Foto: Amsterdam, Rijksmuseum) niet met een eed van onschuld, vrijpleiten. Was hij gevlucht, dan werd hij in onsen landen vogelvrij verklaard, met andere woorden: de delinquent handel was het noodzakelijk, dat met was in het gehele Arkelse gebied niet name tijdens marktdagen en op de veilig meer. Dit is naar onze mening markten zelf de orde niet werd een heel duidelijk voorbeeld van de verstoord. Artikel 16 bepaalt dan ook, rechtseenheid en rechtszekerheid, die dat gedurende deze periode alle boete Otto van Arkel met de gelijktijdige wegens vechten tweevoudig waren. verlening van de handvesten kon Verder mocht de koper op een markt bereiken. Het hielp de misdadiger ook of tijdens marktdagen, die niet niet om naar het Viaans rechtsgebied betaalde, rekening houden met te vluchten, omdat de Hagesteinse beslaglegging op het gekochte en heren in het verleden met hun buren dagvaarding voor het gerecht in zeer uitleveringsverdragen waren overeen­ korte tijd, namelijk nog binnen de gekomen. Deze eningen van 17 juli marktdagen (artikel 42). 133245 en van 27 februari 133646 werden in de stadsrechten van Belastingrecht Hagestein uitdrukkelijk gehandhaafd (vergelijk artikel 8). Werd de Om de nieuwe poorters eraan te misdadiger gegrepen, dan mocht een herinneren, dat hun stad op de grond eerst lidt van der doder hant (het van de heer was gesticht, moesten de familielid, dat het slachtoffer in de Hagesteiners die er woonden, en ook nauwste graad verwant was) hem voor zij die er geërfd waren, hem elk jaar de de rechter brengen. Had het familielid volle tijns (erfpacht) betalen hoe luttel de delinquent zelf achterhaald en erffs dat sy hebben. Was het perceel sloeg hij hem dood, dan werd dit breder dan drie roeden, dan kwam er ongestraft gelaten. Ook anderen, die voor elke roede (3,77 meter) nog van gerechtswege hem hadden twaalf penningen en een hoen bij (zgn. opgespoord en doodsloegen uit hoendertijns). Het huisgezin van de zelfverdediging, bleven ongestraft heer, de secretaris en de molenaars (artikel 10). waren hiervan vrijgesteld en behoefden evenmin van tijd tot tijd de Marktrecht wacht te lopen op de muren (artikel 39). Voor de ontwikkeling van economie en Consumptiegoederen voor eigen

25 gebruik waren belastingvrij, evenals de wellicht dezelfden waren als de buren goederen die de Hagesteiners in hun in het oude burengerecht, zich in hun schepen vervoerden; dat werd namelijk schepenbrieven nog scepenen van beschouwd alsof het goed voor eigen Gaspewerde noemen. Maar later gebruik was (artikel 41). verdween deze naam. Een gelijke ontwikkeling, waarbij de naam van het Andere rechten van de heer slot op de nabijgelegen nieuwe stad overging, kunnen wij constateren bij de De heer van Hagestein mocht extra omliggende plaatsen Culemborg en belasting heffen, wanneer een Vianen. erfgenaam de nieuwe heer werd, In tegenstelling tot deze buren heeft hijzelf gevangen genomen en losgeld Hagestein zich evenwel niet als stad moest betalen, een wettige zoon of kunnen handhaven. De dochter uithuwelijkte of tot ridder werd onverantwoorde politiek van haar heer, geslagen. Het geld kon worden Jan van Arkel, heeft in 1405 tot de verhaald op alle goederen, totale vernietiging van stad en kasteel uitgezonderd huizen, paarden en het geleid. De burgemeesters verdwenen, harnas, waarmee de Hagesteiner zijn de muren werden afgebroken en de heer moest dienen (artikel 52). stad verviel tot een dorp. Tenslotte had de heer nog het Het handvest bleef echter ook na zogenaamd recht van nakoop op alle 1405 onverkort van kracht. Zo boedels, huizen en jaargelden, die in verklaarde in 1551 de voormalige Hagestein werden verkocht. Dat hield schout van Hagestein, Claes Geridts, in, dat de heer binnen veertien dagen op verzoek van het kapittel van de na de overeenkomst het recht had om Dom onder ede dat aldair by zynen het verhandelde voor dezelfde prijs tyden als officier Arckels recht van de koper over te nemen, zonder geusseert ende gebruijckt worde ende dat deze zich daartegen kon verzetten dagelicx geuseert ende onderhouden (artikel 34). wordt. Ende dat die van Haghensteijn noch geen ander ordonnancien ofte Besluit hantfesten en hebben die by den heere van Arckel ende Hagesteijn gegeven Door de stadsrechtverlening van 1382 syn geweest. Ende dat hij deposant had Hagestein de beschikking altyt van zijn voirsaten sulcx heeft 47 gekregen over een voor die plaats in hoeven seggen . Blijkens een die tijd alleszins toereikende regeling uittreksel van secretaris Cornells van wetgeving, bestuur en rechtspraak. Hoevenaar berustte het handvest in 48 Het stadje Gasperden, dat met het 1684 nog op de secretarie, met het omliggende gebied een schependom zegel van Otto van Arkel er nog aan. was geworden, kon zich verder gaan De stadsrechten zouden nog tot 1795 ontwikkelen. Vooral tengevolge van de blijven gelden, waarna de inmiddels stadsrechtverlening kwam steeds meer soevereine hoge heerlijkheid de naam Hagestein in gebruik, omdat Hagestein zonder pardon bij de die naam, afkomstig van het in de Bataafse Repulbiek werd ingelijfd en polderde Hagen gelegen kasteel gemeente is geworden. (stein), in de oorkonde was gebruikt. Aanvankelijk bleven de schepenen, die A.C.N. Koenhein

26 Noten 9. Pols, atv. 10. RAU, Dom, inv. 793. Register, 11. H. Bruch, "Middeleeuwse rechts­ bevattende afschriften van stukken bronnen van Gorinchem", W-OVR 1940, betreffende Hagestein ... (1333-1594). 25-38. 11. C.M. Briquet, Les filigranes. Dictionaire 2. J.S. van Veen, "Drie Geldersche historique des marques du papier rechten", VM-OVR 1 905-1906, 1 90-203. (1282-1600), Parijs-Amsterdam 1907, dl De titel is misleidend, want het 3, nr 11415. handvest van Dalem is niet Gelders, 12. Zie de "Lijst van regerende heren en maar Arkels. vrouwen van Hagestein", elders in deze 3. M.S. Pols, "De heerlijkheid en stad van bundel. Hagestein", VM-OVR 1898, 295-321. 13. Zie over stadsrechtverlening en zijn 4. H. Bruch, "Stadrechten in het land van gevolgen vooral: J.Ph. de Monté Arkel. I. Het stadrecht van Leerdam", Verloren en J. E. Spruit, Hoofdlijnen uit BVGO 1936,87-94. de ontwikkeling der rechterlijke Leerdam wordt overigens in een organisatie in de Noordelijke oorkonde van 12 maart 1371 reeds als Nederlanden tot de Bataafse stad aangeduid. Het document betreft omwenteling, Deventer 1 972, 141-148, een verlening van tolvrijdom aan de en de aldaar geciteerde literatuur. inwoners van die plaats door hertog W. Jappe Alberts, De middeleeuwse Albrecht van Beieren, om goede stad, Bussum 1965. ghunste ende liefst, di wi draghen tot D. Nicolas, Stad en platteland in de onser nichten vrouwe Lisebetten van middeleeuwen, Bussum 1971. Bare vrouwe van Arkel ende Pierlepont. 14. R. Fruin, "De vrije heerlijkheden, F. van Mieris, Groot charterboek der gelegen in het grensgebied tusschen graaven van Holland, van Zeeland en Gelderland, Holland en Utrecht", VM- heeren van Vriesland (...) in vier deelen, OVR 1934, 352-374. Leiden 1753-1756,246. 15. Zie hiervoor "Het beleg van Hagestein 5. H. Bruch, "Stadrechten in het land van in 1405" elders in deze bundel. Arkel. II. De stadrechten van 16. B.J.L. de Geer, "Rechten van Vianen", Gorinchem", BVGO 1938, 122-128. VM-OVR 1892, 121-128. H. Bruch, "Rechtsbronnen van 17. Zie voor de relatie Vianen-Hagestein in Gorinchem", VM-OVR 1952, 647-656. deze periode: J. Heniger, "Hendrik I en W.A. van der Donk, Iets over Gorcum's Gijsbrecht van Vianen", LvB 1978, nr oudste stadrecht (1287), 1932. 2/3, 19-25. W.A. van der Donk, "Gorcumse 18. De Monté Verloren en Spruit, a.w., 145- Oudheden", X, Van dorp tot stad, 1965. 146. De door Van der Donk geschreven E.J.J. van der Heijden en B. H.D. werkjes zijn zeldzaam. Aanwezig in het Hermesdorf, Aantekeningen bij de gemeentearchief van Gorinchem. Hierin geschiedenis van het oude vaderlandse gaat het met name om de vraag of de recht, Nijmegen-Utrecht 1968, 148- stadsrechten van 1382 voor die plaats 155. de eerste stadsrechten waren. A. Telting en W.S. Unger, "De 6. UB Utrecht, Afdeling Handschriften, inv. Nederlandsche stadrechten", Geschied­ VI.D.15(oud nr 1113). kundige atlas van Nederland, 7. Dit leiden wij af uit een ander register toelichting bij kaart VII, 's-Gravenhage van zijn hand, met het opschrift: Anth. 1923, 103-140. van Warmvliet, J.U.D. ende Advocaet 19. B.H.D. Hermesdorf, "Te hoofde gaan", voor den Hove van Utrecht, naederhant VM-OVR 1954-1958, 17-50. Raedt Ordinaris van 't selve Hoff, 20. A Sassen, Charters en privilegebrieven, Consultatien ende Advijsen (1644- berustende in het archief der gemeente 1678), waarin hij talrijke juridische 's-Hertogenbosch, regest nr 1299, 24 vraagstukken uit zijn eigen praktijk mei 1489. Het origineel is te vinden in heeft beschreven. het zogenaamde Pampiere boeck (inv. UB Utrecht, Afdeling Handschriften, inv. R.A., Van Zuylen, nr 1. 527, fol. 77, 13 VI.D.17(oud nr 1124). en 24 mei 1489). Zie ook een Viaanse RAU, Rechterlijke archieven, inv. 274. hoofdvaart op schepenen van 8. RAU, Rechterlijke archieven, inv. 252 's-Hertogenbosch, 21 augustus 1515, te bb; rechterlijke stukken, nagelaten door vinden in: H.P.H. Camps, De A. van Warmvliet uit zijn periode als stadsrechten van Graaf Willem II van raadsheer (1674-1685), na zijn Holland en hun verhouding tot het recht overlijden in 1685 ten sterfhuize van 's-Hertogenbosch, Utrecht 1948, bevonden en op last van het Hof naar 94-95. het archief van dat college 21. Zo ziet Bruch (BVGO, 1938, 128) enige overgebracht. overeenkomst met de Gelderse

27 1

stadsrechten, terwijl Telting en Unger 34. Dat er in Hagestein burenrechtspraak (a.w., 106 en 115) een twijfelachtig was, blijkt onder andere uit de eninge verband met Dordrecht aanwezig van 27 februari 1336 met Vianen, achten. gedrukt bij De Geer, a.w., 122, 123. 22. Vergelijk overigens K.N. Korteweg, 35. ARA, ORAH, inv. 28, overzicht van de "Rechtsbronnen van Woudrichem en Hagesteinse magistraat in 1714. De het land van Altena", W-OVR, Utrecht registers van processen en vonnisen 1938, 129. In artikel 8 van het handvest zijn in dit archief sedert 1 515 bewaard van 24 november 1373 van die stad, gebleven, hetgeen, zeker voor zo'n gelegen tegenover Gorinchem aan de kleine plaats als Hagestein, Merwede, wordt een identieke regeling uitzonderlijk mag worden genoemd. gegeven, hetgeen op enige filiatie kan 36. Fruin, a.w., 360. wijzen. Vergelijk ook Hermesdorf, a.w., 37. De registers in het oud-rechterlijk 27. archief van Hagestein wijzen eveneens De mede-ondertekening van het in die richting. Zie met name ARA, betreffende handvest door Otto van ORAH, inv. 63: interrogaties, Arkel, op verzoek van zijn "neef Willem getuigenverklaringen en andere VI van Home en Altena, maakt deze stukken, in criminele processen filiatie zelfs zeer waarschijnlijk. gediend hebbende, 1561-1646 en 23. Bruch, a.w., W-OVR, 21 (oorkonde nr 19, zonder datum. 24 juni 1349). 38. ARA, ORAH, inv. 63. 24. Telting en Unger, atv., 126. 39. ARA, ORAH, inv. 1-10. 25. A.J. Maris, Repertorium op de Stichtse 40. Drossaers, a.w., inv. 821, regesten nrs leenprotocollen uit het landsheerlijke 430 en 434, 5 maart en 4 juli 1386 (in tijdvak. I. De nederstichtse leenacten elkaar gestoken). (1394-1581), 's-Gravenhage 1956, 84. 41 Vergelijk B.H.D. Hermesdorf, 26. Zie noot 7. Rechtsspiegel. Een rechtshistorische 27. S.W.A. Drossaers, Archieven Nassause terugblik in de Lage Landen van het Domeinraad. II, 's-Gravenhage 1955, herfsttij, Nijmegen 1980, 96-99. inv. 1127, regest nr 403, 19 november 42. A.S. de Blécourt en H.F.W.D. Fischer, 1379. Kort begrip van het oud-vaderlands 28. J.W. Groesbeek, "De heren van Arkel", burgerlijk recht, Groningen 1968, 338- De Nederlandsche Leeuw 1954, 216. 346. 29. AP. van Schilfgaarde, Hef archief der 43. ARA, ORAH, inv. 64. heeren en graven van Culemborg, 's- 44. ARA, ORAH, inv. 63. 's-Gravenhage 1949, inv. 6432, regest nr 45. De Geer, aw., 120-121. 271, 22 juli 1376. 46. De Geer, aw., 122-123. 30. Van Mieris, aw., dl 2, 514. 47. RAU, Dom, inv. 813, charter nr 2 (1 6 31. Van Mieris, aw., dl 3, 436. juni 1551). 32. Van Mieris, aw., dl 3, 477. 48. ARA, ORAH, inv. 24d. 33. Van Mieris, aw., dl 3, 476.

28