Mededelingen Van De Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27 bron Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27. Stichting Jacob Campo Weyerman, Amsterdam 2004 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_med009200401_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 1 ‘Ma plume m'en fera raison’ Vervolg op de levensbijzonderheden van Jacob Campo Weyerman en Johan Hendrik, baron van Syberg* Peter Altena In 1732, in het midden van de maand oktober, verdween de Duitse alchemist Johan Hendrik van Syberg uit het vaderlands zicht. In de voorbije twaalf maanden had hij zich in de Republiek uitgegeven voor baron en met genezingen en brutale praatjes de rust in de Hollandse steden verstoord. Hij wist in dat jaar de ‘oogen van ons Gemeenebest’, zoals dat nadien heette, op zich gericht. En nu, na zijn schielijk vertrek uit de Republiek, was de grote vraag waarheen het hazenpad van Syberg leidde.1. De krant bracht snel uitkomst. In de eerste dagen van november 1732 dook Johan Hendrik van Syberg op in Wusterhausen. De koning van Pruisen, Frederik Willem I had er op zo'n tachtig kilometer van Berlijn een kasteel, dat hij gebruikte als uitvalsbasis voor de jacht. Bij de jichtige koning had Syberg blijkens de Leydse courant van 17 november zijn opwachting gemaakt. Hij zou de koning proeven van zijn kunnen geven. Deze Syberg wekte zonder ophouden de nieuwsgierigheid van de inwoners van de Republiek. Juist nu hij min of meer met de staart tussen de benen vertrokken was, wilde menigeen weten wat het nieuwe hoofdstuk uit de wonderlijke levensgeschiedens van deze ‘Hochstapler’ aan verwikkelingen zou brengen. Niet alleen de kranten, maar ook de heren van de Staten-Generaal waren benieuwd naar de lotgevallen van de baron in de grote buitenwereld. In tal van kranten werd bericht dat de baron kon beschikken over ‘een vrygeley brief van den Koning’. In de Nederlandse oren klonk intussen Sybergs aan het hof geformuleerd ‘voorgeeven’ vertrouwd: hij beweerde er dat hij ongeneeslijke kwalen kon genezen en daarbij ook nog over de Steen der Wijzen beschikte. Sybergs optreden werd in Wusterhausen nauwgezet gevolgd door de Nederlandse gezant, Reinhard Vrijheer van Reede, Heere tot Ginkel, die er met opvallende detaillering de Staten-Generaal verslag van deed. De overeenstemming tussen de weergave in de gezantsbrieven en de daaropvolgende berichtgeving in dagbladen is hier en daar woordelijk en te opvallend om op toeval te berusten. Het nieuws over Syberg oogt ‘gestuurd’, ja haast gedicteerd door de Staten-Generaal. Vermoedelijk had de overheid er belang bij om opluchting over het vertrek van de alchemist breed te etaleren en te regisseren: het gevaar-Syberg was voor de Republiek geweken. Er vielen voor de benauwde Nederlanders lessen te trekken, al was niet onmiddellijk duidelijk welke. In de tweede helft van 1731 had Syberg zich laten signaleren in 's-Gravenhage, nadien ook in Utrecht en Amsterdam.2. Hij hield aanvankelijk in Den Haag hof in een kamer bij de kok Gaspar Jean le Blanc, die aan de noordzijde van de Papestraat op de hoek van de Oude Molstraat woonde. Dat was op een steenworp afstand van Buitenhof en Binnenhof. Syberg was een opvallende verschijning: lang, dik en zonder rechterhand. Hij omringde zich met personeel en sprak een wonderlijk taaltje, een lingua franca samengesteld uit Duits met stukjes Frans, Latijn en wellicht ook Nederlands. Met zijn luidruchtige gastvrijheid, de in het openbaar verrichte ‘wonderbaarlyke geneezingen’ en de in geschrifte beleden bekendheid met de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27 ‘hermetische konst’ verwierf hij snel grote faam. Syberg gaf een ‘gedrukt Advertissement’ uit, waarin hij in het Latijn ogenschijnlijk opening van zaken in de hermetica gaf. Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27 2 De voor buitenstaanders onnavolgbare tekst, waarvan van het origineel ieder spoor ontbreekt, maar waarvan een Nederlandse weergave bezorgd is, suggereerde in elk geval dat Syberg een diep inzicht in duistere materie had. De genezingen vonden veelal in het openbaar plaats, waarbij geen verschil gemaakt werd tussen ‘vermoogenden’ en ‘armen’. Waar Syberg in het openbaar kwalen liet verdwijnen, daar zag hij met veel vertoon af van honorarium. Zelfs voor de verder verwijderde omstanders was dit theater van de onbaatzuchtigheid goed te volgen. Met zijn gulheid - hij strooide muntstukken op straat, nodigde invloedrijke bezoekers uit om de tafel, de tabak en de wijn met hem te delen en daarna getuige te zijn van een poging om goud te maken - en de genezing van armen verwierf hij zich een aureool: de man moest haast heilig zijn en ongetwijfeld puissant rijk. Ook in andere steden verscheen Syberg en daar herhaalde hij zijn kunsten als alchemist en wonderdokter. Intussen trok hij ook de belangstelling van het journaille. Later beweerde Jacob Campo Weyerman, vermoedelijk op goede gronden, dat hij al in november 1731 een bezoek bracht aan Syberg. Pas in 1732, op 1 mei, haalde Syberg in de Republiek de pers: de Glaneur historique, het in Utrecht en Den Haag uitgegeven tijdschrift van de Jean-Baptiste la Varenne, zong de lof van de baron. De edelmoedigheid van de baron zou alom bekend zijn als ook zijn faam als geneesheer: de reeks van ‘guérisons presque miraculeuses’, zo berichtte de Glaneur, was in Amsterdam vervolgd met de gratis genezing van de echtgenote van David Bardon junior. Toen de betovering verbroken was, werd er in de pers meer en meer en steeds ongunstiger over Syberg geschreven. Breekpunt was het ontluisterend optreden van Syberg op 24 september 1732, toen hij in een loterijtent bij het campement van Oosterhout stomdronken te keer ging en er door enkele officieren ‘uijtgebonst’ werd. Syberg had de massale legeroefeningen in het kielzog van generaal Reynhard Vincent graaf von Hompesch bezocht en waar hij dacht te schitteren, beleefde hij een smartelijke afgang. Van de legeroefeningen die in de dagen van het campement gehouden werden, werd door tal van waarnemers verslag gedaan en in die verslagen was een trieste afgang weggelegd voor de man die daarvoor zo gestegen was in het aanzien van Hollands oude en zieke rijken en machtigen. De stokoude en ziekelijke Hompesch, die in de ban van Syberg was en stiekem hoopte dat hij door hem het eeuwig leven, nu ja enig herstel van gezondheid mocht genieten, gunde de ontluisterde baron gastvrijheid in diens kasteel Walburg in Ohé en Laak, nabij Stevensweert. Zelf vertrok Hompesch met veel gekreun en gesteun naar Den Haag waar hij de Staten-Generaal informeerde over het welslagen van het campement. Op Walburg ontving Baron van Heiden, Hompesch' plaatsvervanger, zowel fanmail over Syberg als brieven waarin gewaarschuwd werd voor diens streken. In de eerste twee weken van oktober liet Syberg zich evenmin onbetuigd: hij schreef brief na brief aan zijn weldoeners in een poging om nieuwe kredieten te verwerven en de lasteraars de mond te snoeren. Dat hielp niet meer. Op 10 oktober 1732 besteedde De Hollandsche spectator nog wel aandacht aan het ‘doorlugtig, zeldzaam en bykans onbegrypelyk Personadie’, maar de verwondering maakte in de openbaarheid snel plaats voor verbijstering en spot. Zeker na de ontmaskering van Syberg in Berlijn begin december groeide in de Republiek het inzicht dat Syberg eigenlijk niet en nooit gedeugd had. De koning van Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27 Polen had hem laten arresteren en hem als arrestant aangeboden aan Frederik Willem van Pruisen. Die liet weten ook in een gevangen Syberg geen belang meer te stellen. Sybergs antecedenten kwamen in de Republiek aan het licht met de publicatie op 19 december van De gewaende baron, en bedrieglyke goudmaker ontmaskert, een vertaling van het Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27 3 Syberg-deel uit de juist verschenen, overvloedig gedocumenteerde studie van Joh. Chr. Wolff over bedriegers en bedrog. Dat Syberg een pseudo-baron was, dat hij zijn rechterhand in een gevecht gelaten had en in de Duitse landen een spoor van bedrog getrokken had, werd de lezers van Wolffs boek duidelijk. De vertaler voegde aan het relaas enkele alinea's toe over Sybergs bedriegerijen in ‘Hollant’: ook daar, in Den Haag, Amsterdam, Utrecht, Amersfoort, Wijk bij Duurstede en in het Oosterhouts campement, had hij brave lieden lelijk bij de neus genomen. In januari 1733 kende de Republiek een kleine hype: iedereen wilde alles weten over de oplichterij van Syberg. De Hollantsche historische courant, de krant van Delft, bracht in het begin van de maand een feuilleton met ‘'t verhael van de rol, die de gewaande baron van Sieberg eenige tyd gespeelt heeft’. Een advertentie in de Amsterdamsche courant van 8 januari maakte reclame voor het maandblad De Hollandsche spion, waarvan de december-aflevering van 1732 geheel gewijd was aan ‘de gantsche Lands beschryving van den beruchten baron van Sieburg’. Dat was nog niet alles. Een advertentie in de Leydse courant van 9 januari beloofde een heel boek over de Nederlandse avonturen van Syberg: Eerstdaags staat uyttekomen, de Leevensloop van Johan Hendrik, Baron van SYBERG, waar in zyn vervat de meenigvuldige Bedriegeryen, de Konstgrepen om Crediet te maaken, en zich te vleyen in de Gonst van wel-gegoede en achtbaare Persoonen, beneevens de zeldzaame Gevallen, en de harssenloose Discoerssen van dien gewaanden Alchimist. (...). Gewoonlijk maakten schrijvers van dergelijke verhalen vol misdaad en bedrog hun identiteit niet bekend. Wie met het pek van de eerlozen omging, werd vlot verdacht ermee besmet te zijn.3. De schrijver van dit boek over Syberg maakte van zijn naam geen geheim: Jacob Campo Weyerman. Was hij de schaamte voorbij? Of wist hij dat zijn goede naam al lang niet meer bestond? Woog het voordeel dat hij beoogde met de vermelding van zijn naam, op tegen het nadeel van verder verlies van eer? Zeker is dat heel wat lezers óók Weyerman in staat achtten tot ‘meenigvuldige Bedriegeryen’, tot vleierij en tot ‘Konstgrepen om Crediet te maaken’.