Auteursrecht Lust of Last
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Auteursrecht, economische lust of last? Een empirische studie naar de economische aspecten van het auteursrecht in het Nederlandse multimediacluster In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken Eindrapportage Dialogic, Utrecht en SEO, Amsterdam September 2003 Auteurs: Dr. Rudi Bekkers, Dialogic Dr. Barbara Baarsma, SEO Drs. Rob Bilderbeek, Dialogic Drs. Sven Maltha, Dialogic Drs. Hilde de Groot, Dialogic Drs. Rens Vandeberg, Dialogic Drs. Natasja Brouwer, SEO Drs. José Mulder, SEO Managementsamenvatting 1. Bij auteursrecht gaat het om het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtsverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen die bij de wet worden gesteld. ‘Waarom zou de overheid zich bemoeien met de bescherming van de maker?’ kan men zich vanuit economisch oogpunt afvragen. Auteursrecht heeft betrekking op het economisch goed informatie. Zonder auteursrecht zou er sprake zijn van marktfalen, waardoor marktwerking niet leidt tot sociale efficiëntie. Bij het gebruik en/of de productie van het goed informatie treden de volgende drie vormen van marktfalen op: (1) externe effecten (2) publieke goederen en (3) informatieasymmetrie. 2. Auteursrecht leidt in wezen tot een nieuwe vorm van marktfalen, namelijk een wettelijk monopolie. De auteursrechthebbende is in feite een soort ‘monopolist’ betreffende zijn werk, omdat hij of zij immers het voor de rechter afdwingbare recht krijgt om anderen te verbie den gebruik te maken van zijn/haar werk als hij of zij daarvoor geen toestemming heeft verleend. Het gaat hierbij om een afweging tussen de belangen van rechthebbenden en gebruikers ; ofwel vanuit economisch perspectief het zoeken naar een balans tussen het monopolie dat via een te hoge prijszetting kan leiden tot onderbenutting enerzijds en (bij het ontbreken van het monopolie) de drie vormen van marktfalen die aanleiding kunnen geven tot onderproductie anderzijds. Vanzelfsprekend blijkt hier ook een taak weggelegd voor het mededingingsrecht. 3. Het Ministerie van Economische Zaken heeft Dialogic en SEO gevraagd om het auteursrecht te bezien vanuit economisch perspectief en om daarbij specifiek te kijken naar de effecten van auteursrecht op innovatie en marktwerking. De centrale onderzoeksvraag is: ‘Welke effecten heeft het auteursrecht (in samenhang met naburige rechten) op vernieuwende initiatieven (innovatie) en marktwerking? Leidt dit tot knelpunten ten aanzien van innovatie en marktwerking?’. 4. Deze vraag is beantwoord (a) op basis van een literatuurstudie van 21 recente wetenschappelijke publicaties op het gebied van de economische aspecten van het auteursrecht en (b) op basis van een empirische studie van een zestal cases over sectoren waar veel auteursrechtelijke vraagstukken spelen die worden opgeworpen door nieuwe mogelijkheden bij (digitale) opslag en verspreiding. Elk van de cases beslaat een deel van het multimediacluster. De voorliggende rapportage geeft de resultaten van de empirische studie en geeft tevens de overkoepelende analyse op basis van beide studies. De literatuurstudie is in een afzonderlijk rapport beschreven. 5. Het antwoord op de centrale onderzoeksvraag luidt kort en bondig geformuleerd als volgt. De onderzochte sectoren vertonen zeker geen gebrek aan innovatie. Het innovatiepotentieel is groot en blijkt voor een aanzienlijk deel ook verwezenlijkt te kunnen worden zonder substantiële wijzigingen in (de vorm van) het auteursrecht. Er is niet gebleken dat elementen en bepalingen uit het auteursrecht in generieke zin als innovatiebelemmerend werken. Wel zijn bij verschillende sectoren specifieke auteursrechtelijke aspecten gevonden die innovatie en marktwerking beïnvloeden. Gebleken is dat eventuele knelpunten en kansen niet zozeer te maken hebben met de vorm van het auteursrecht, maar meer met de institutionalisering van het auteursrecht of zelfs niet aan het auteursrecht gelieerd zijn (voor een overzicht zie tabel 10.1 op pagina 161). Het auteursrecht geeft over het algemeen voldoende prikkels met betrekking tot innovatie, maar er zijn wel problemen met de verdeling van de baten van het auteursrecht. Deze baten liggen nu vaak niet zo zeer bij de auteur, maar voornamelijk bij tussenpersonen (i.c., distributeurs en/of leveranciers van technische 3 platforms) die vaak veel marktmacht hebben. Deze marktmacht heeft dus niet in de eerste plaats invloed op de prikkels die uitgaan van het auteursrecht, maar wel op de verdeling van de baten. 6. Op basis van de literatuur- en de empirische studie zijn beleidsaanbevelingen opgesteld om de geconstateerde knelpunten weg te nemen en om kansen te benutten waardoor het innovatiepotentieel vergroot wordt en marktwerking verbeterd. In de studie vinden we dat het multimediacluster met 6,8% van het BNP en met 6,2% van de totale werkgelegenheid een groot economisch belang vertegenwoordigt. Het multimediacluster is in termen van het aantal werknemers en het aantal bedrijven een dynamisch en snel groeiend cluster. Het multimediacluster is tevens een innovatief cluster, met veel startende bedrijven, veel bedrijven met product- en/of procesinnovaties en veel bedrijven met eigen R&D activiteiten. Een relatief hoog percentage bedrijven in het multimediacluster geeft aan dat zij het auteursrecht toepassen als methode om innovaties te beschermen. Het is van belang hierbij op te merken dat eventuele veranderingen in (de toepassing van) het auteursrecht niet direct betekenen dat de economische betekenis zal afnemen of verloren zal gaan. Wel geven de genoemde cijfers de omvang weer van de markt waarop een beleidsaanbeveling een netto positief of negatief invloed impact zal hebben. Op basis van het onderzoek zijn de volgende beleidsaanbevelingen geformuleerd. I. Moedig experimentele afspraken aan over rechtenafwikkeling en ondersteun dit waar mogelijk. Ter illustratie: bij de introductie van een nieuw type televisiedienst, of bij de aanleg van een nieuw type infrastructuur voor televisiediensten, is er vaak nog geen duidelijkheid over de exacte markt en de waarde van diensten en content. Tevens moeten de best bruikbare business modellen vaak in de praktijk worden bewezen. Door middel van experimentele licenties en richtsnoeren kunnen vergoedingen voor het gebruik van rechten voor een bepaalde periode worden vastgelegd. Daarna kan op basis van de leerervaring worden vastgesteld hoe de afspraken er in de toekomst uit zouden moeten zien. II. Moedig de ontwikkeling van de huidige, vooral verticale bedrijfskolommen naar nieuwe horizontaal gerichte businessmodellen aan en faciliteer deze waar mogelijk. In een aantal onderzochte sectoren komt voorzichtig het ontstaan van een horizontaal marktmodel naar voren (zie schema p. 166). Hierbij wordt de strikte, verticale koppeling tussen contenteigendom en productontwikkeling deels losgeweekt. Dergelijke veranderingen in de marktstructuur kunnen een goede voedingsbodem bieden voor innovatief gedrag. III. Faciliteer de ontwikkeling van een transparante markt voor rechten op gebieden waar collectieve rechtenorganisaties werkzaam zijn. Bij de vergoeding voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal spelen collectieve rechtenorganisaties op een aantal gebieden een essentiële rol. Zonder deze organisaties zou er sprake zijn van belemmerend hoge transactiekosten voor rechtengebruikers en rechthebbenden. Deze aanbeveling heeft echter betrekking op de mate van transparantie van de gehanteerde tarieven en hun grondslagen en op het relatief grote aantal verschillende collectieve rechtenorganisaties. Een ander belangrijk aspect betreft de marktmacht en de werkwijze van de collectieve rechtenorganisaties (waaronder het kritisch bezien van de wettelijke monopoliepositie van vijf van deze organisaties). IV. Stimuleer de ontwikkeling van open systemen voor technische platforms. We doelen hier me t name op platforms voor digitaal rechtenbeheer (Digital Rights Management, DRM) en andere technologieën die nodig zijn voor de ontsluiting of 4 het gebruik van content en ander auteursrechtelijk beschermd materiaal. DRM systemen zullen een aanvulling en deels zelfs een substituut kunnen vormen voor (specifieke regelingen in) het auteursrecht, voor het collectief beheer van rechten en voor heffingensystemen. V. Verminder de rechtsonzekerheid voor marktpartijen als het gaat om de interpretatie van wetgeving en het gebruik van de mogelijkheden tot overheidsinterventie. Zo is het voor een partij die overweegt om grote investeringen te plegen in een bepaald type consumentenproducten lastig te bepalen of deze producten zullen voldoen aan de wijze waarop de regelgever de auteurswet (later) zal interpreteren. Het betreft dus een rechtsonzekerheid, geen marktonzekerheid. Deze rechtsonzekerheid kan bijvoorbeeld worden ingeperkt door het opstellen van richtsnoeren of memories. VI. Bevorder de benodigde adaptatie bij collectieve rechtenorganisaties aan onder meer technologische ontwikkelingen zoals DRM. Deze organisaties zien zich gesteld voor een aantal belangrijke uitdagingen als gevolg van onder meer de technologische ontwikkelingen, het ontstaan en faciliteren van nieuwe exploitatievormen, de mogelijke rol van technische voorzieningen (DRM) en de mondialisering van de strategie van marktspelers. Het is van groot (economisch) belang dat de collectieve rechtenorganisaties adequaat op de genoemde uitdagingen reageren; gebeurt dat niet dan zal dat zeker negatieve gevolgen hebben voor innovatie en marktwerking. Op een aantal punten kan de overheid aan de genoemde