Statenvoorstel nr. PS/2006/823 Armoedebestrijding

Jaargang Datum Ons kenmerk Inlichtingen bij 2006-44 19 oktober 2006 PS/2006/823 de heer drs. A. Beugelink, telefoon 0529 45 20 32

Aan Provinciate Staten

Onderwerp Armoedebestrijding.

Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2006/823 (bijgevoegd) II. Verkennend onderzoek Armoede in (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage in de bibliotheek) III. Presentatie die is gegeven in de Statencommissie Zorg en cultuur d.d. 13 September 2006 (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage in de bibliotheek) IV. Verslag regionale bijeenkomsten Armoedebestrijding (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage in de bibliotheek)

1 Samenvatting

Op basis van zowel cijfermatig onderzoek als gesprekken met gemeenten en maat- schappelijke organisaties komt de werkgroep Armoedebestrijding tot de conclusie dat armoede wordt erkend als belangrijk maatschappelijk probleem dat aandacht verdiend en waarbij de provincie een rol kan en wil nemen ten aanzien van armoedebestrijding. De werkgroep Armoedebestrijding doet een drietal voorstellen voor provinciaal armoede- beleid. Ten eerste worden Provinciale Staten voorgesteld om vanuit bestaand provinciaal beleid een bijdrage te leveren aan de bestrijding van (de gevolgen van) armoede. Ten tweede wordt voorgesteld om een laagdrempelig fonds in te stellen ter stimulering van vernieuwende, kansrijke projecten die zich richten op het versterken van de eigen kracht en zelfstandigheid van mensen. Ten derde worden Provinciale Staten voorgesteld om een digitale kennisbank te ontwikkelen en te onderhouden die informatie levert en met betrokkenen uitwisselt over best practices op het gebied van armoedebestrijding. Provinciale Staten worden voorgesteld om ter uitvoering van provinciaal armoedebeleid € 1.500.000,— ter beschikking te stellen.

2 Inleiding

Aanleiding In april 2006 is een door de CDA-fractie opgesteld discussiestuk over de eventuele taak van de provincie bij armoedebestrijding in de Statencommissie Zorg en cultuur besproken. De commissie heeft toen aangegeven op dit thema een rol te zien voor de provincie en heeft daarom besloten een werkgroep uit verschillende fracties (CDA, PvdA, WD, GL, SP, CU) te formeren om nader te onder- zoeken hoe de provinciale rol ingevuld kan worden. Met deze nota wordt u gemformeerd over de activiteiten en bevindingen van de werkgroep.

provincie verijssel Werkwijze Uitgangspunt van de werkwijze is interactief en zonder kaders vooraf. Het gaat naast de cijfers om het horen en beluisteren van geluiden van gemeenten en instellingen in Overijssel.

De werkgroep heeft de volgende acties ondernomen: • er is een enquete opgesteld en verstuurd aan de gemeenten in Overijssel; • er is een onderzoek uitgevoerd naar de cijfers in Overijssel. Deze cijfers zijn in de commissie- vergadering van 13 September 2006 gepresenteerd; • er zijn gesprekken gevoerd met diverse instellingen en gemeenten; • er is een tweetal regionale bijeenkomsten georganiseerd waarbij organisaties betrokken bij armoedebestrijding zijn uitgenodigd Het verslag (bijlage IV) kunt u vinden op het Stateninfor- matiesysteem onder kenrnerk PS/2006/823); • er is gesproken met de provincie Noord-Brabant over de ervaringen die deze provincie in het afgelopen jaar heeft opgedaan met haar armoedebeleid.

De verkregen informatie is de basis voor een vertaalslag naar een provinciale taakopdracht die in dit initiatiefvoorstel is uitgewerkt.

3 Armoede: een toelichting

3.1 Deff fifties

Armoede heeft in de eerste plaats te maken met een gebrek aan geld. Daarom wordt in eerste instantie gekeken naar de hoogte van het inkomen. Om de omvang van armoede vast te stellen, werken overheidsinstanties en instanties op het gebied van sociale zekerheid met twee inkomens- grenzen: • de lage inkomensgrens: deze is afgeleid van het besteedbare inkomen zonder huursubsidie, kinderbijslag, vakantietoeslag. Volgens de armoedemonitor 2005 is dit bijvoorbeeld voor een alleenstaande € 10.200,— per jaar (€ 850,— per maand) en voor een echtpaar met twee kinderen € 19.300,- per jaar (€ 1.608,- per maand); • de beleidsmatige grens: dit is het wettelijk bestaansminimum zoals dat door de politiek wordt vastgesteld. Dit komt overeen met 105% van de bijstandsnorm. Volgens de armoedemonitor is dit bijvoorbeeld voor een alleenstaande € 9.800,— per jaar (€ 817,— per maand) en voor een echtpaar met twee kinderen € 16.300,— per jaar (€ 1.358,— per maand).

In augustus 2006 heeft het SCP een nieuwe definitie van armoede geformuleerd: arm is degene die zich een precies omschreven minimumpakket van elementaire levensbehoeften als voedsel, kleding en huisvesting niet kan veroorloven. Voor een alleenstaande ligt de armoedegrens dan niet meer op € 850,— maar op € 758,— per maand.

Naast deze objectieve benadering kan het begrip armoede echter ook subjectief worden ingekleurd afhankelijk van de inkleuring van de persoon of instelling en de kijk op de samenleving. lemand met een laag inkomen hoeft niet per definitie arm te zijn. Zo kan men geld of bezittingen achter de hand hebben of kunnen de vaste lasten laag zijn, waardoor er voldoende geld te besteden overblijft Ook speelt mee hoe lang men al van een laag inkomen moet rondkomen. Bijvoorbeeld de werkgroep "Arme kant van Nederland' omschrijft armoede als "het niet hebben van voldoende middelen om op een volwaardige manier mee te draaien in de samenleving".

Kenmerkend voor de hedendaagse benadering van het armoedevraagstuk is, dat er ook andere dan uitsluitend financiele elementen in de discussie worden betrokken.

Armoede = huishoudens waarvan de financiele middelen zo beperkt zijn, dat zij materieel, cultureel en sociaal uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen in Neder- land danwel Overijssel (gebaseerd op definitie Europese Unie en provincie Noord-Brabant).

Statenvoorstel nr. PS/2006/823 3.2 Overijssel: de cijfers

In opdracht van de werkgroep Armoedebestrijding is een onderzoek uitgevoerd naar de cijfers in Overijssel1. Het onderzoeksrapport (bijlage II) is te vinden op het Stateninformatiesysteem onder kenmerk PS/2006/823. In de Statencommissie Zorg en cultuur d.d. 13 September 2006 is hierover een presentatie gegeven. De presentatie (bijlage III) is te vinden op het Staten informatiesysteem onder kenmerk PS/2006/823.

Een aantal in het oog springende conclusies: 1. kijkend naar het aantal personen in huishoudens met een inkomen rond het sociaal minimum: • hebben de steden (9,3%) en (9,0%) relatief meer huishoudens in de categorieen tot 101% en 105% van het sociaal minimum dan de steden (7,2%), (6,0%) en (5,6%); • hebben , Borne, , Rijssen-Holten en relatief weinig huishoudens rond het sociale minimum; • is Enschede de gemeente met het grootste absolute aantal personen met een laag mini- mum inkomen; • zijn zowel absoluut als relatief meer huishoudens met een laag inkomen gevestigd in de steden; 2. kijkend naar het aantal huishoudens dat van een laag inkomen moet rondkomen: • hebben Almelo (7,4%), Enschede (7,2%) en (6,0%) de meeste huishoudens met een laag inkomen binnen hun gemeentegrenzen; • liggen 6 gemeenten op of boven het provinciale gemiddelde (Almelo, Enschede, Tubbergen, Deventer, , ); • kan een laag inkomen het gevolg zijn van inkomsten uit loon, werkloosheidsuitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering, of uit inkomsten uit een eigen bedrijf of pensioen; 3. kijkend naar de top 10 van wijken met hoogste en laagste percentage huishoudens met lage inkomens: • heeft de Rivierenwijk in Deventer het hoogste percentage (25,6%) lage inkomens; • liggen de overige wijken met een hoog percentage in Almelo (4) en Enschede (5); • is Hassinkbrink in de wijk met het laagste percentage (0,8%) lage inkomens; • zitten er verhoudingsgewijs weinig wijken uit de vijf grote steden in de top 10 laagste percentage lage inkomens. Als ze genoemd worden gaat het om kleine kernen die tot deze gemeenten behoren.

3.3 Overheden en armoedebeleid

Rijk en gemeenten

Overheden maken beleid om armoede te bestrijden en sociale uitsluiting te voorkomen. Het Rijk geeft hiermee tevens uitvoering aan Europese afspraken. Daarom heeft het Rijk in 2003 het (tweede) Nationaal Actie Plan (NAP) geformuleerd met daarin opgenomen vele streefdoelen. Tevens beoogt het Rijk te komen tot een heldere verantwoordelijkheidstoedeling met de gemeenten. Het Rijk zorgt voor het algemene inkomensbeleid en gemeenten stemmen het armoedebeleid af op de individuele omstandigheden via de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (van schuldhulpverle- ning tot remtegratie). Daarnaast voeren gemeenten autonoom beleid gericht op armoedebestrijding en terugdringen van sociale uitsluiting vanuit de Welzijnswet, Wet Voorzieningen Gehandicapten en straks de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

De provincies

Alqemeen Provincies hebben geen wettelijke taken op het terrein van armoede en sociale uitsluiting. Het IPO- rapport 'Nieuwe perspectieven voor provinciaal sociaal beleid' bevat suggesties voor een mogelijke provinciale rol op het terrein van armoede. Daarbij wordt expliciet gewezen op de Welzijnswet (en straks de WMO) waarbij provincies verantwoordelijk zijn voor de inzet van steunfuncties ten behoeve van gemeenten, instellingen en zelforganisaties. Hierbij is een relatie te leggen met armoedebeleid. De provincie kan bijvoorbeeld in de prestatieafspraken met steuninstellingen op het terrein van vrijwilligerswerk en/of maatschappelijke activering rekening houden met de effecten op armoede.

Bron: CBS, Regionaal inkomensonderzoek (RIO) 2003.

Statenvoorstel nr. PS/2006/823 Sociale Actie 2005-2008 : In de startnotitie Sociale Actie is gesteld dat de provincie net als andere overhecjen zorg draagt voor de samenleving als geheel vanwege de complexiteit van maatschappelijke vraagstukken en de relaties van maatschappelijke vraagstukken met andere beleidsdomeinen. "Juistdie integraliteit maakt de provincie tot de aangewezen bestuurslaag om - ook los van wettelijke taken - een autonome en vooraanstaande rol te vervullen binnen het bovenlokale sociale dofnein." In het Onderhandelingsakkoord 2003-2007 en in Sociale Actie 2005-2008 is armoedebestrijding geen expliciet doel geweest. Sociale en maatschappelijke deelname en leefkwaliteit zijn echter twee van de drie leidende principes in het Onderhandelingsakkoord 2003-2007 en hoofddoelen in Sociale Actie 2005-2008.

Middenbestuur In de discussie over de functie van het middenbestuur is de kracht van de provincie benoemd waar het gaat om het verbinden van globaal en lokaal, het integreren van diverse beleidsterreinen en het verbinden van een diversiteit aan partijen tot vitale coalities. In "De vitale coalitie van de provincie Overijsser is gesteld dat de schaal en deskundigheid van de provincie het mogelijk maken om diverse maatschappelijke vraagstukken en een veelheid aan partijen met elkaarte verbinden. Dat gaat om partijen en vraagstukken in het ruimtelijk-fysieke domein, maar ook in net economische en het sociale domein. Het is de functie van de provincie om verschillende beleidsterreinen te integre- ren en diverse partijen te verbinden tot vitale coalities, tot netwerken die samen in actie komen voor de aanpak van een maatschappelijk vraagstuk.

4 Bevindingen

4.1 Resultaten van enquete en gesprekken

In de enquete en tijdens de gesprekken met instellingen en gemeenten is gevraagd naar en gespro- ken over: • uitgangspunten voor provinciaal armoedebeleid die bepalend zijn voor een eventuele provinciale rol; • scenario's voor invulling van provinciale rol bij armoedebestrijding; • doelgroepen; • thema's.

Geconcludeerd kan worden dat armoede breed wordt erkend als belangrijk maatschappelijk probleem dat aandacht verdient en waarbij de provincie een rol kan spelen ten aanzien van armoede- bestrijding. De meningen over de mogelijke invulling van de provinciale rol zijn echter divers. Ten aanzien van de uitgangspunten voor provinciaal armoedebeleid is vooral benadrukt dat de provincie geen rol heeft bij ondersteuning van individuele mensen (geen provinciale inkomens- politiek). Wei is de meerwaarde van de provincie in bovenregionale zaken benadrukt en bij gevallen waarin gemeenten geen oplossing kunnen bieden of waarbij oplossing lastig is (complex, risicovol). Ook zou de provincie haar invloed kunnen aanwenden richting energie- en waterbedrijf en water- schappen.

Bij de vraag naar een mogelijke provinciale rol zijn genoemd: • het bespreekbaar maken van de armoedeproblematiek. Vanuit bestaand provinciaal (sociaal) beleid aandacht vragen voor het armoedeprobleem; • het ondersteunen van gemeenten en instellingen bij risicovolle projecten; « het signaleren van best practices en het delen van kennis hierover; • het intensiveren van de rol die de provincie al heeft: bovenregionaal, stimuleren en samenwerking; • het via belangenorganisaties en provinciale steunfuncties processen en projecten in beweging zetten (als i n termed iair en katalysator).

Doelgroepen en thema's die naar voren komen:

Doelqroepen • intergenerationele gezinnen (over meerdere generaties in armoede leven). Daarbij specifiek aandacht voor de kinderen in een gezin (het doorbreken van de keten van armoede) en de rol die vrouwen hierbij kunnen spelen (vrouwen als motor van verandering); • langdurig uitkeringsafhankelijken; • "stille armoede' (ouderen, agrarische gezinnen, alleenstaande of alleenverdienende ouders/gezinnen met kinderen met een laag inkomen, allochtonen, mensen zonder informeel netwerk).

Statenvoorstel nr. PS/2006/823 sociale uitsluiting; sociale participate; "social rights' (het niet gebruiken van voorzieningen); economische zelfstandigheid (aandacht voor kansen, dat wat men wel kan).

4.2 Vertaling naar provinciale uitgangspunten en rollen

De werkgroep komt tot de conclusie dat de volgende uitgangspunten centraal staan: • armoede wordt erkend als belangrijk maatschappelijk probleem dat aandacht verdient en waarbij de provincie een rol wil nemen ten aanzien van armoedebestrijding; • het voortouw bij de armoedebestrijding ligt bij het Rijk en gemeenten. Zij zijn verantwoordelijk voor het inkomensbeleid, inkomensondersteunende maatregelen en de reintegrate van uitkerings- gerechtigden. De provincie heeft geen rol bij individuele en materiele ondersteuning van mensen, dat is een taak van gemeenten; • de provincie kan signaleren, stimuleren, informeren, coordineren, faciliteren, voorwaarden scheppen en ondersteunen. De meerwaarde van de provincie ligt met name bij zaken die om een boven- gemeentelijke, regionale aanpak vragen. Ook kan de provincie gemeenten en maatschappelijke organisaties ondersteunen bij het opstarten van kansrijke initiatieven; • op basis van haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden kan de provincie onder andere door jeugdbeleid, vrijwilligersbeleid, sport- en cultuurbeleid, sociaal beleid, onderwijsbeleid, arbeids- marktbeleid en volkshuisvestingsbeleid bijdragen aan het bestrijden van armoede. Een van de hoofddoelen van Sociale Actie 2005-2008 is participatie (eigen kracht, toegankelijke voorzieningen en voorkomen van uitval). Ook in het kader van armoedebestrijding is een provinciale aanpak gericht op participatie, het in de eigen kracht zetten en het belang van informele netwerken gewenst; • provinciaal beleid met betrekking tot armoede moet aansluiten bij het bestaande beleid en zou onderdeel moeten uitmaken van a lie relevante portefeuilles binnen de provincie (facetbeleid). De provincie kan spreekbuis zijn richting grote organisaties als energiebedrijven, waterschappen en woningbouwcorporaties; • er dient aandacht te zijn voor de (monitoring van) effecten van maatregelen.

4.3 Suggesties voor een provinciaal armoedebeleid

De werkgroep heeft de volgende suggesties voor provinciaal armoedebeleid waarbij zij als uitgangs- punt hanteert dat een gerichte en gebundelde inzet van beleid meer effect heeft dan een versnip- perde aanpak: 1. vanuit bestaand provinciaal beleid wordt een bijdrage geleverd aan de bestrijding van (de gevolgen van) armoede. Een integrale aanpak met een koppeling tussen bestaand en nieuw beleid zal een meerwaarde opleveren. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: • het bespreekbaar maken en op de agenda plaatsen van armoedeproblematiek; • het benutten van de invloed van de provincie bij andere instellingen en overheden (tijdens de gesprekken zijn Essent en waterschappen veel genoemd); 2. het instellen van een (laagdrempelig) fonds armoedebestrijding dat vernieuwende projecten (onconventionele oplossingen)/pilots/voorbeeldprojecten financier! die zich richten op het versterken van de eigen kracht en zelfstandigheid van mensen (leren vissen in plaats van vis geven). Het (kunnen) meedoen aan de samenleving en het benutten van informele netwerken staan centraal. Specifieke aandacht gaat uit naar bevordering van de zelfstandigheid en zelf- redzaamheid van jongeren. De projecten voorzien in het creeren van draagvlak waarbij cofinanciering van belang kan zijn; 3. het ontwikkelen en onderhouden van een digitale kennisbank voor gemeenten en maatschap- pelijke organisaties (best practices, afspraken en regelgeving) en het faciliteren van informatie- uitwisseling via bijeenkomsten en armoedeconferenties voor clienten- en maatschappelijke organisaties en gemeenten.

Statenvoorstel nr. PS/2006/823 5 Voorstel

Provinciale Staten worden voorgesteld het initiatiefvoorstel van de werkgroep Armoedebestrijding over te nemen. Het betreft: 1. het via bestaand provinciaal beleid bijdragen aan de bestrijding van (de gevolgen va) armoede. Provinciale Staten dragen Gedeputeerde Staten op om in dit kader actie te onder- nemen richting energiebedrijven, waterschappen en woningbouwcorporaties; 2. het instellen en financieren van een laagdrempelig fonds ter stimulering van vernieuwende projecten die zich richten op het versterken van de eigen kracht en zelfstandigheid van mensen; 3. het ontwikkelen en onderhouden van een digitale kennisbank en het faciliteren van informatie- uitwisseling; 4. het ter beschikking stellen van € 1.500.000,— voor het uitvoeren van provinciaal armoede- beleid in 2007 als onderdeel van de Sociale Pijler; 5. Provinciale Staten dragen Gedeputeerde Staten op om ten minste halfjaarlijks aan Provinciale Staten de voortgang en, indien mogelijk, de effecten te rapporteren; 6. Provinciale Staten bevelen aan dat in de komende coalitieperiode 2007-2011 het ingezette armoedebeleid wordt voortgezet.

De initiatiefnemers (werkgroep Armoedebestrijding),

A. Beugelink (CDA) J. ter Schegget (PvdA) Mw. J.F. van Harsselaar-Timmer (VVD) FJ. Nieuwenhuis (CU) Mw. M.G. van Olphen (GL) Mw. M. van (SP)

Namens deze,

A. Beugelink (voorzitter werkgroep Armoedebestrijding)

Statenvoorstel nr. PS/2006/823 Bijlage I Ontwerpbesluit nr. PS/2006/823

Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het initiatiefvoorstel van de werkgroep Armoedebestrijding d.d. 19 oktober 2006, kenmerk PS/2006/823; besluiten:

1. het College van Gedeputeerde Staten opdracht te geven tot het leveren van een bijdrage aan de bestrijding van (de gevolgen van) armoede vanuit bestaand provinciaal beleid en actie te ondernemen richting energiebedrijven, waterschappen en woningbouwcorporaties;

2. het College van Gedeputeerde Staten opdracht te geven tot het instellen van een fonds ter stimulering van kansrijke initiatieven die zich richten op het versterken van de eigen kracht en zelfstandigheid van mensen;

3. het College van Gedeputeerde Staten opdracht te geven tot het ontwikkelen en onderhouden van een digitale kennisbank en het faciliteren van informatie-uitwisseling;

4. het College van Gedeputeerde Staten opdracht te geven € 1.500.000,— ter beschikking te stellen voor het uitvoeren van provinciaal armoedebeleid in 2007 als onderdeel van de Sociale Pijler;

5. het College van Gedeputeerde Staten op te dragen om ten minste halfjaarlijks aan Provinciale Staten de voortgang en, indien mogelijk, de effecten te rapporteren;

6. aan te bevelen dat in de komende coalitieperiode 2007-2011 het ingezette armoedebeleid wordt voortgezet.

Zwolle,

Provinciale Staten voornoemd,

voorzitter,

griffier,

Statenvoorstel nr. PS/2006/823

Verkennend onderzoek Armoede in Overijssel

STOGO onderzoek + advies CONCEPT Augustus, 2006 INHOUD

Aantal personen met een laag inkomen per gemeente in Overijssel...... 2 Figuur 1 Aantal personen in huishoudens met een heel jaar inkomen rond het sociaal minimum (101%), procentueel t.o.v. aantal inwoners, 2003 ...... 2 Figuur 2 Aantal personen in huishoudens met een heel jaar inkomen rond het sociaal minimum (105%), procentueel t.o.v. aantal inwoners, 2003 ...... 3 Tabel 1 Aantal personen in huishoudens met een heel jaar inkomen in percentage van het sociaal minimum, ultimo 2003 ...... 4

Aantal huishoudens met een laag inkomen per gemeente in Overijssel...... 5 Figuur 3 Aandeel huishoudens met een laag inkomen, 2003 ...... 5 Figuur 4 Aantal huishoudens met lage inkomens als percentage van het aantal huishoudens waarvan tenminste één persoon 52 weken inkomen heeft, ultimo 2003 ...... 6 Tabel 2 Huishoudens met minstens één huishoudenslid met 52 weken inkomen en huishoudens met een laag inkomen, 2003 ...... 7 Tabel 3 Totaal aantal huishoudens met een laag inkomen en onderverdeeld naar belangrijkste bron van inkomen in het huishouden, 2003...... 8 Figuur 5 Huishoudens met een laag inkomen uitgezet naar alle doelgroepen, 2003 ...... 9 Figuur 6 Top 10 van wijken met hoogste percentage huishoudens met lage inkomens...... 10 Figuur 7 Top 10 van wijken met laagste percentage huishoudens met lage inkomens ...... 11

BIJLAGE 1: Lage inkomens per gemeente en postcodegebied ...... 12 Almelo ...... 12 Bathmen ...... 12 Borne ...... 12 Dalfsen ...... 12 Deventer ...... 13 ...... 13 Enschede ...... 13 Haaksbergen ...... 14 ...... 14 Hellendoorn ...... 14 Hengelo ...... 14 Hof Van Twente ...... 15 Kampen ...... 15 ...... 15 ...... 15 Olst-Wijhe ...... 15 Ommen ...... 16 ...... 16 Rijssen-Holten ...... 16 ...... 16 Steenwijkerland ...... 16 Tubbergen ...... 16 ...... 16 ...... 17 Zwartewaterland ...... 17 Zwolle ...... 17

BIJLAGE 2: Toelichting gegevens Regionaal inkomensonderzoek (RIO) 2003 ...... 18

STOGO onderzoek + advies 1 Aantal personen met een laag inkomen per gemeente in Overijssel

Figuur 1 Aantal personen in huishoudens met een heel jaar inkomen rond het sociaal minimum1 (101%), procentueel t.o.v. aantal inwoners, 2003

Almelo 7,4%

Enschede 7,2%

Tubbergen 6,0%

Deventer 6,0%

Steenwijkerland 6,0%

Hof van Twente 5,4%

Kampen 5,3%

Olst-Wijhe 5,3%

Oldenzaal 5,2%

Haaksbergen 5,0%

Wierden 5,0%

Staphorst 5,0%

Zwolle 5,0%

Raalte 4,9%

Twenterand 4,7%

Ommen 4,7%

Hardenberg 4,7%

Dinkelland 4,6%

Hengelo 4,4%

Losser 4,3%

Dalfsen 4,2%

Rijssen-Holten 4,2%

Hellendoorn 3,9%

Borne 3,3%

Zwartewaterland 3,2%

Bathmen (x)

Overijssel* 5,4%

Nederland 5,7%

2,00% 3,00% 4,00% 5,00% 6,00% 7,00% 8,00%

X = geheim (Bathmen) * bij benadering berekend door STOGO met behulp van beschikbare gegevens per gemeente Bron : CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2003 bewerkt door STOGO

1 Het sociale minimum (of het beleidsmatig minimum) is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld (zie bijlage 2, punt 10).

STOGO onderzoek + advies 2

Figuur 2 Aantal personen in huishoudens met een heel jaar inkomen rond het sociaal minimum (105%), procentueel t.o.v. aantal inwoners, 2003

Almelo 9,3%

Enschede 9,0%

Deventer 7,2%

Steenwijkerland 6,9%

Hof van Twente 6,6%

Tubbergen 6,5%

Kampen 6,3%

Zwolle 6,0%

Olst-Wijhe 5,9%

Haaksbergen 5,8%

Oldenzaal 5,8%

Twenterand 5,6%

Hengelo 5,6%

Wierden 5,5%

Raalte 5,4%

Dinkelland 5,4%

Ommen 5,3%

Losser 5,2%

Staphorst 5,0%

Hardenberg 5,0%

Dalfsen 4,6%

Rijssen-Holten 4,4%

Hellendoorn 4,4%

Zwartewaterland 4,1%

Borne 3,8%

Bathmen (x)

Overijssel* 6,4%

Nederland 6,9%

2,00% 3,00% 4,00% 5,00% 6,00% 7,00% 8,00% 9,00% 10,00%

X = geheim (Bathmen) * bij benadering berekend door STOGO met behulp van beschikbare gegevens per gemeente Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2003, bewerking STOGO onderzoek + advies

• De gemeente Almelo heeft het hoogste percentage huishoudens met een inkomen op 101% en 105% van het sociale minimum. • Het valt op dat de steden Almelo en Enschede relatief meer huishoudens in de categorieën tot 101% en 105% van het sociaal minimum hebben dan de steden Deventer en Zwolle. • In de gemeente Zwartewaterland zitten relatief weinig huishoudens rond het sociale minimum • Ook de gemeenten Borne, Hellendoorn, Rijssen-Holten en Dalfsen hebben weinig huishoudens een laag inkomen. • Voor de gemeente Bathmen zijn de gegevens onbekend vanwege de kleine aantallen.

STOGO onderzoek + advies 3

Tabel 1 Aantal personen in huishoudens met een heel jaar inkomen in percentage van het sociaal minimum, ultimo 2003 101% 105% 110% 120% 130% 140% 150% x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 Almelo 5,3 6,7 8,4 11,7 14,9 18,4 21,9 Bathmen x x 0,2 0,4 0,5 0,6 0,8 Borne 0,7 0,8 1,1 1,7 2,4 3,0 3,8 Dalfsen 1,1 1,2 1,5 2,0 2,6 3,3 4,5 Deventer 5,3 6,4 7,9 10,6 13,2 16,7 20,3 Dinkelland 1,2 1,4 1,6 2,2 2,9 3,7 4,9 Enschede 11,0 13,8 17,4 24,5 31,2 37,3 44,2 Haaksbergen 1,2 1,4 1,7 2,4 3,2 4,0 5,0 Hardenberg 2,7 2,9 3,7 5,2 7,3 10,0 13,5 Hellendoorn 1,4 1,6 2,0 2,9 4,2 5,4 7,2 Hengelo 3,6 4,5 6,0 8,5 11,3 14,2 17,6 Hof van Twente 1,9 2,3 2,8 3,6 4,8 6,0 7,3 Kampen 2,6 3,1 3,8 5,3 7,1 9,3 11,8 Losser 1,0 1,2 1,5 2,1 3,0 4,0 4,8 Oldenzaal 1,6 1,8 2,2 3,2 4,1 5,3 6,7 Olst-Wijhe 0,9 1,0 1,3 1,7 2,3 2,8 3,6 Ommen 0,8 0,9 1,0 1,5 2,0 2,6 3,4 Raalte 1,8 2,0 2,6 3,5 4,3 5,6 7,2 Rijssen-Holten 1,5 1,6 2,0 2,9 4,1 5,7 7,6 Staphorst 0,8 0,8 0,9 1,2 1,6 2,3 3,1 Steenwijkerland 2,5 2,9 3,5 5,0 6,7 8,6 10,7 Tubbergen 1,2 1,3 1,4 1,9 2,5 3,3 4,2 Twenterand 1,6 1,9 2,2 3,3 4,8 6,4 8,2 Wierden 1,1 1,2 1,4 2,0 2,7 3,6 4,5 Zwartewaterland 0,7 0,9 1,0 1,7 2,5 3,5 4,5 Zwolle 5,5 6,7 8,2 10,7 13,7 16,7 20,4 X=geheim, omdat in de waarnemingscel het aantal waarnemingen van individuen minder is dan 200 en van huishoudens minder dan 70. Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2003

• Enschede is de gemeente met het grootste absolute aantal personen met een laag minimum inkomen. • In de vijf grote steden (Enschede, Zwolle, Deventer, Hengelo en Almelo) is circa 52% van de personen met 101% van het sociale minimum gevestigd en 54% van de personen met 105% van het sociale minimum. Dat ligt boven het aandeel van de bevolking, namelijk 46%. • Er zijn zowel absoluut als relatief meer huishoudens met een laag inkomen gevestigd in de steden. Het is vooral een stedelijke problematiek.

STOGO onderzoek + advies 4 Aantal huishoudens2 met een laag inkomen per gemeente in Overijssel

Figuur 3 Aandeel huishoudens met een laag inkomen, 2003

Almelo 7,4%

Enschede 7,2%

Tubbergen 6,0%

Deventer 6,0%

Steenwijkerland 6,0%

Hof van Twente 5,4%

Kampen 5,3%

Olst-Wijhe 5,3%

Oldenzaal 5,2%

Haaksbergen 5,0%

Wierden 5,0%

Staphorst 5,0%

Zwolle 5,0%

Raalte 4,9%

Twenterand 4,7%

Ommen 4,7%

Hardenberg 4,7%

Dinkelland 4,6%

Hengelo 4,4%

Losser 4,3%

Dalfsen 4,2%

Rijssen-Holten 4,2%

Hellendoorn 3,9%

Borne 3,3%

Zwartewaterland 3,2%

Bathmen (x)

Overijssel* 5,4%

Nederland 5,7%

2,00% 3,00% 4,00% 5,00% 6,00% 7,00% 8,00%

X = geheim (Bathmen) * bij benadering berekend door STOGO met behulp van beschikbare gegevens per gemeente Bron : CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2003, bewerking STOGO onderzoek + advies

• Naast het aantal personen in een huishouden met een laag inkomen is ook het aantal huishoudens, dat van een laag inkomen moet rondkomen belangrijk. Hiervan zijn meer gegevens bekend op gemeentelijk niveau. • Allereerst het aantal huishoudens met een laag inkomen naar gemeente. Daaruit blijkt dat Almelo en Hengelo de meeste huishoudens met een laag inkomen binnen hun grenzen hebben. Opvallend is ook de positie van Tubbergen. • In totaal liggen zes gemeenten op of boven het provinciale gemiddelde.

2 Door het CBS worden huishoudens onderverdeeld in particuliere en institutionele huishoudens (voor toelichting zie bijlage 2, punt 1).

STOGO onderzoek + advies 5

Figuur 4 Aantal huishoudens met lage inkomens3 als percentage van het aantal huishoudens waarvan tenminste één persoon 52 weken inkomen heeft, ultimo 2003

Enschede 12,0% Almelo 11,6% Deventer 9,5% Zwolle 8,3% Kampen 8,2% Steenwijkerland 8,2% Olst-Wijhe 7,8%

Hengelo 7,7% Twenterand 7,7% Oldenzaal 7,2% Hardenberg 6,8% Hof van Twente 6,7% Haaksbergen 6,6% Staphorst 6,3%

Losser 6,2% Wierden 6,1% Hellendoorn 6,0% Tubbergen 6,0% Raalte 5,8% Rijssen-Holten 5,6% Dinkelland 5,6%

Zwartewaterland 5,3% Dalfsen 5,3% Borne 5,1% Bathmen 5,0% Ommen 4,8% Overijssel* 8,2% Nederland 8,6%

2% 4% 6% 8% 10% 12% 14%

X = geheim (Bathmen) * bij benadering berekend door STOGO met behulp van beschikbare gegevens per gemeente Bron : CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2003, bewerking STOGO onderzoek + advies

• In de grotere gemeenten in Overijssel (Enschede, Almelo, Deventer en Zwolle) is het hoogste percentage huishoudens met een laag inkomen als percentage van het totale aantal huishoudens met een inkomen te vinden. • In de gemeente Ommen (4,8%) ligt het percentage ruim de helft onder het percentage in Enschede (12,0%). • Het geschatte provinciale gemiddelde ligt op 8,2%; zes gemeenten liggen op of boven dit gemiddelde.

3 De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro in prijzen van het jaar 2000 (voor toelichting zie bijlage 2).

STOGO onderzoek + advies 6

Tabel 2 Huishoudens met minstens één huishoudenslid met 52 weken inkomen4 en huishoudens met een laag inkomen, 2003 Totaal huishoudens Totaal huishoudens met Percentage huishoudens met lid met 52 weken een laag inkomen met een laag inkomen inkomen x 1.000 x 1.000 Procentueel Almelo 29,2 3,4 11,6 % Bathmen 2,0 0,1 5,0 % Borne 7,9 0,4 5,1 % Dalfsen 9,5 0,5 5,3 % Deventer 35,8 3,4 9,5 % Enschede 60,7 7,3 12,0 % Haaksbergen 9,1 0,6 6,6 % Hardenberg 20,7 1,4 6,8 % Hellendoorn 13,4 0,8 6,0 % Hengelo 33,7 2,6 7,7 % Kampen 18,3 1,5 8,2 % Losser 8,1 0,5 6,2 % Oldenzaal 12,5 0,9 7,2 % Ommen 6,2 0,3 4,8 % Raalte 13,8 0,8 5,8 % Staphorst 4,8 0,3 6,3 % Tubbergen 6,7 0,4 6,0 % Wierden 8,2 0,5 6,1 % Zwolle 45,8 3,8 8,3 % Twenterand 11,7 0,9 7,7 % Steenwijkerland 17,1 1,4 10,7 % Hof van Twente 13,5 0,9 7,3 % Rijssen-Holten 12,5 0,7 7,6 % Olst-Wijhe 6,4 0,5 7,8 % Dinkelland 9,0 0,5 5,6 % Zwartewaterland 7,6 0,4 5,3 % Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2003

• Wanneer het percentage wordt berekend van het aantal huishoudens dat een laag inkomen heeft dan blijkt het aandeel te schommelen van 4,8% in Enschede (één op de 21 huishoudens) tot 12% in Enschede (één op de 8 huishoudens).

4 Bij huishoudens met 52 weken inkomen wordt er gekeken of er binnen het huishouden minimaal één persoon voorkomt met een geheel jaar ( 52 weken ) inkomen. De categorie zelfstandigen behoort tot de groep die het gehele jaar inkomen hebben (voor toelichting zie bijlage 2).

STOGO onderzoek + advies 7

Tabel 3 Totaal aantal huishoudens met een laag inkomen en onderverdeeld naar belangrijkste bron van inkomen in het huishouden, 2003 Totaal Waarvan inkomen uit huishoudens Loon Winst Werkloosheids Arbeidson Pensioen met een laag / bijstands geschiktheids inkomen uitkering uitkering

x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 x 1.000 Almelo 3,4 0,6 0,6 1,3 0,4 0,4 Bathmen 0,1 X X X X X Borne 0,4 0,1 0,1 0,1 x X Dalfsen 0,5 0,1 0,3 X X X Deventer 3,4 0,9 0,5 1,1 0,5 0,2 Enschede 7,3 1,5 1,1 2,8 1,0 0,7 Haaksbergen 0,6 0,1 0,2 0,1 X 0,1 Hardenberg 1,4 0,3 0,5 0,2 0,1 0,1 Hellendoorn 0,8 0,1 0,3 0,1 0,1 0,1 Hengelo 2,6 0,5 0,5 1,0 0,3 0,2 Kampen 1,5 0,3 0,4 0,3 0,2 0,1 Losser 0,5 0,1 0,2 0,1 X X Oldenzaal 0,9 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 Ommen 0,3 X 0,2 X X X Raalte 0,8 0,1 0,3 0,2 X 0,1 Staphorst 0,3 0,1 0,1 X X X Tubbergen 0,4 X 0,2 X X X Wierden 0,5 0,1 0,2 X X 0,1 Zwolle 3,8 0,7 0,5 1,5 0,6 0,3 Twenterand 0,9 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 Steenwijkerland 1,4 0,3 0,5 0,3 0,2 0,2 Hof van Twente 0,9 0,1 0,4 0,1 0,1 0,1 Rijssen-Holten 0,7 0,2 0,2 0,1 X 0,1 Olst-Wijhe 0,5 x 0,2 X X X Dinkelland 0,5 0,1 0,3 X X 0,1 Zwartewaterland 0,4 0,1 0,1 0,1 X X Nederland 565,8 108,0 129,1 187,9 62,7 53,1 X = geheim Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2003

• Een laag inkomen kan het gevolg zijn van inkomsten uit loon, uit een werkloosheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidsuitkering, of uit inkomsten uit een eigen bedrijf of pensioen. • Uit de landelijke cijfers blijkt naast een laag inkomen uit een werkloosheidsuitkering of bijstandsuitkering ook een laag inkomen uit een eigen onderneming hoog te scoren. Door de vele geheime gegevens is dit voor Overijssel niet exact na te gaan, maar wijzen de cijfers wel in dezelfde richting. • In de grotere steden komen relatief de meeste lage inkomen voort uit werkloosheids- of bijstanduitkeringen (zie ook figuur 5). • Voor de gemeenten Bathmen, Borne, Dalfsen, Ommen, Staphorst, Tubbergen en Olst-Wijhe zijn voor meer dan twee inkomenscategorieën de gegevens geheim, waardoor feitelijk geen uitspraken kunnen worden gedaan.

STOGO onderzoek + advies 8 Figuur 5 Huishoudens met een laag inkomen uitgezet naar alle doelgroepen, 2003

Enschede

Almelo

Deventer

Zwolle

Kampen

Steenwijkerland

Olst-Wijhe

Hengelo

Twenterand

Oldenzaal

Hardenberg

Hof van Twente Loon Winst Haaksbergen Werkloosheid/ Bijstand Staphorst Arbeidsongeschiktheid Pensioen Losser Geheim/onbekend Wierden

Raalte

Hellendoorn

Tubbergen

Rijssen-Holten

Dinkelland

Zwartewaterland

Dalfsen

Borne

Bathmen

Ommen

-2,0% 0,0% 2,0% 4,0% 6,0% 8,0% 10,0% 12,0% 14,0%

Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2003, bewerking STOGO onderzoek + advies

• Enschede, Almelo, Deventer en Zwolle kennen relatief het grootste aandeel huishoudens met een laag inkomen uit een werkloosheids- of bijstanduitkering.

STOGO onderzoek + advies 9

Figuur 6 Top 10 van wijken5 met hoogste percentage huishoudens met lage inkomens

Deventer - Rivierenbuurt 25,6%

Almelo - Witvoet e.o. 22,4%

Enschede - Velve-Lindenhof 21,3%

Enschede - Buurtschap Broekheurne 21,3%

Enschede - Boswinkel - De Braker 18,6%

Almelo - Bornestraat e.o. midden 18,1%

Almelo - Ossenkoppelerhoek Midden-Noord 18,0%

Enschede - Lasonder, Zeggelt 17,3%

Almelo - Markgraven 17,2%

Enschede - Stadsveld-Zuid 16,8%

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

percentage lage inkomens op basis van totaal aantal huishoudens met inkomen

Bron: Provincie Overijssel

• In de provincie Overijssel is de Rivierenbuurt in Deventer de wijk met het hoogste percentage lage inkomens; meer dan een kwart van de huishoudens met een inkomen hebben een laag inkomen. • De wijken liggen op één wijk na, allemaal in Almelo (4x) en Enschede (5x). • In de bijlage is per gemeente en wijk het aantal lage inkomens (zowel absoluut als relatief) opgenomen.

5 Wijken op basis van postcodegebieden. NB: Exclusief gemeenten Steenwijkerland, Olst-Wijhe, Twenterand en Dinkelland, omdat in de Armoedemonotor van het CBS en SCP geen gegevens voor gemeenten met minder dan 20.000 inwoners beschikbaar zijn.

STOGO onderzoek + advies 10

Figuur 7 Top 10 van wijken6 met laagste percentage huishoudens met lage inkomens

Haaksbergen - Hassinkbrink 0,8%

Hardenberg - Kern 2,5%

Zwolle - Harculo en Hoog-Zuthem 3,3%

Hengelo - Slangenbeek 3,6%

Rijssen - Kern Rand Oost 3,6%

Deventer - Colmschate-Noord - Nieuwedijk 3,6%

Hellendoorn - Nijverdal West 3,6%

Dalfsen - Lemelerveld (Kern) 4,0%

Almelo - Bornerbroek 4,0%

Dalfsen - Pleijendal 4,0%

0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 4,5%

percentage lage inkomens op basis van totaal aantal huishoudens met inkomen

NB: Exclusief gemeenten Steenwijkerland, Olst-Wijhe, Twenterand en Dinkelland Bron: SCP/ CBS

• Als tegenhanger van de tien wijken met de meeste lage inkomens is ook gekeken naar de tien wijken met het laagste aandeel lage inkomens. • In Overijssel is Hassinkbrink in Haaksbergen de wijk met veruit het laagste percentage lage inkomens; minder dan 1% van de huishoudens met een inkomen heeft een laag inkomen. • Er zitten verhoudingsgewijs maar weinig wijken uit de vijf grote steden in deze top tien. Als ze genoemd worden gaat het om kleine kernen die tot deze gemeenten behoren zoals Bornerbroek bij Almelo en Harculo en Hoog-Zuthem in Zwolle. • In de bijlage 1 is per gemeente en per wijk het aantal lage inkomens (zowel absoluut als relatief) opgenomen.

6 Wijken op basis van postcodegebieden. NB: Exclusief gemeenten Steenwijkerland, Olst-Wijhe, Twenterand en Dinkelland, omdat in de Armoedemonotor van het CBS en SCP geen gegevens voor gemeenten met minder dan 20.000 inwoners beschikbaar zijn.

STOGO onderzoek + advies 11 BIJLAGE 1: Lage inkomens per gemeente en postcodegebied

Almelo percentage lage percentage lage inkomens op basis inkomens op particuliere huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel Postcode inkomen huishoudens met inkomen jaar inkomen 7605 Witvoet E.O. 22,4 21,3 1401 1335 7601 Bornsestraat E.O. Midden 18,1 17,7 2987 2937 7606 Ossenkoppelerhoek Midden-Noord 18,0 17,2 3159 3017 7603 Markgraven 17,2 16,7 2183 2124 7604 Dijkstraat E.O. 14,0 13,6 2724 2657 7607 Paradijs 10,7 10,4 4192 4099 7608 Havezathe 10,4 10,4 4436 4397 7609 Maardijk 8,2 8,1 4998 4939 Vriezenveenseweg E.O. Haghoek 7602 Oost 7,9 7,7 2193 2134 7611 Aadorp 7,0 6,9 577 570 7627 Bornerbroek 4,0 4,0 648 648 Bron: SCP/ CBS

Bathmen Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7437 Buurtschap Loo 4,7 4,7 2057 2052 Bron: SCP/ CBS

Borne Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7622 Borne Centrum 7,1 7,0 3379 3329 7621 Lettersveld Ii 6,5 6,4 2335 2306 7623 Stroom-Esch 4,9 4,8 1556 1543 Bron: SCP/ CBS

Dalfsen Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7711 -Zuid 6,5 6,4 3109 3072 7722 Dalfsen - Rondweg 6,1 6,1 2442 2412 8151 Lemelerveld (Kern) 5,3 5,3 685 685 8152 Lemelerveld (Kern) 4,0 4,0 785 779 7721 Dalfsen - Pleijendal 4,0 4,0 2429 2412 Bron: SCP/ CBS

STOGO onderzoek + advies 12

Deventer Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7417 Rivierenbuurt 25,6 23,3 2317 2107 7416 Brinkgreven 16,2 14,4 1202 1069 7413 Rode Dorp E.O. 15,5 15,0 2926 2826 7415 Karel De Grotelaan E.O. 11,4 11,0 4964 4812 7411 Deventer Centrum 10,7 10,2 3417 3248 7423 Groot Douwel 9,0 8,8 2397 2345 7412 Zwolseweg E.O. 8,9 8,7 5435 5303 7424 Colmschate-Noord - Douwelerweg 8,7 8,6 648 645 7422 Colmschaterenk 7,7 7,5 1114 1094 7421 Swormink 7,1 7,0 2032 2011 7431 Diepenveen-Dorp 7,0 6,9 1895 1870 7419 Hoven En Agrarisch Gebied 4,9 4,8 893 880 7433 Schalkhaar (Riele) 4,9 4,8 1788 1756 7414 Platvoet 8,0 7,9 2386 2355 7425 Colmschate-Noord - Nieuwedijk 3,6 3,6 1838 1822 Bron: SCP/ CBS

Dinkelland Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen Geen gegevens Bron: SCP/ CBS

Enschede Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7533 Velve-Lindenhof 21,3 20,3 2291 2179 7544 Buurtschap Broekheurne 21,3 20,7 7081 6880 7543 Boswinkel - De Braker 18,6 18,3 3409 3348 7514 Lasonder, Zeggelt 17,3 16,0 1868 1728 7545 Stadsveld-Zuid 16,8 16,3 6587 6373 7513 Horstlanden - Stadsweide 15,6 14,8 1814 1723 7511 De Bothoven 14,6 13,7 4006 3767 7523 Mekkelholt 14,4 13,8 4170 3996 7521 Twekkelerveld 14,3 13,5 4070 3824 7541 Varvik-Diekman 14,1 13,9 1447 1428 7512 Getfert 13,1 12,7 2645 2565 Glanerbrug - Buurtschap Lonneker- 7532 Oost/ Noord Esmarke 13,1 12,8 1976 1920 7531 Stokhorst 11,0 10,9 3635 3589 7542 Buurtschap Broekheurne 10,9 10,7 4632 4526 Glanerbrug - Buurtschap Zuid- 7534 Esmarke 10,2 9,9 3774 3680 7548 Dorp Boekelo 9,1 9,0 1210 1192 7522 Drienerveld - T.H.T. 5,5 5,2 2207 2089 7535 Buurtschap Zuid-Esmarke 4,9 4,8 1517 1496 7524 Buurtschap Lonneker-West 4,3 4,3 1059 1045 7546 Buurtschap Usselo 8,4 8,3 3461 3405 Bron: SCP/ CBS

STOGO onderzoek + advies 13

Haaksbergen Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7481 Haaksbergen (Kern) 8,9 8,7 4342 4249 7482 Zienesch 7,6 7,5 4082 4050 7483 Hassinkbrink 0,8 0,8 660 657 Bron: SCP/ CBS

Hardenberg Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7691 Bergentheim Kern 9,1 9,0 1021 1011 7782 De Krim - Streekdorp 7,9 7,7 755 738 7771 Heemse West (Heemserbos) 7,6 7,4 2044 2003 7701 Dedemsvaart (Noord) 7,5 7,4 4358 4279 7775 Lutten Kern 6,9 6,8 746 737 7776 Slagharen Kern 6,5 6,4 1109 1087 7772 Baalderveld 6,5 6,4 4237 4153 7783 Gramsbergen Kern 2,5 2,4 1105 1089 7707 Balkbrug (Zuid-West) 5,8 5,7 1459 1430 Bron: SCP/ CBS

Hellendoorn Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7448 Haarle 6,8 6,7 810 796 7442 Nijverdal Oost 6,3 6,2 4436 4374 7443 Hulsen Noord 5,9 5,9 3172 3126 7447 Hellendoorn 5,3 5,2 2256 2240 7441 Nijverdal West 3,6 3,6 1946 1925 Bron: SCP/ CBS

Hengelo Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7557 Kleine Driene 11,5 11,2 4641 4521 7552 Groot Driene Zuid 9,7 9,5 5707 5577 7553 Tuindorp Zuid 9,3 9,1 4521 4441 7558 Sogtoenhoek 9,1 8,9 5173 5094 7556 Hengelose Es Noord 8,5 8,4 5415 5321 7555 Nijverheid 7,9 7,8 4143 4090 7554 Industrieterrein Zuid Ii 6,4 6,3 528 519 7551 Binnenstad Centrum 6,0 5,8 1669 1613 7559 Slangenbeek 3,6 3,6 2845 2832 Bron: SCP/ CBS

STOGO onderzoek + advies 14

Hof Van Twente Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7495 Deldenerbroek 10,2 10,2 589 589 7478 Diepenheim (Noord) 9,2 9,2 1168 1158 7496 Hengevelde 8,1 8,1 653 653 7471 Goor Centrum 7,2 7,0 5013 4903 7491 Sint Annabrink 5,1 5,0 2957 2929 7475 Markelo 4,7 4,7 2597 2575 Bron: SCP/ CBS

Kampen Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 8262 Brunnepe 12,4 11,9 3116 2991 8261 Binnenstad 12,6 11,9 2414 2276 8265 Flevowijk 9,8 9,6 5561 5471 8266 Bovenbroek 9,1 8,8 1548 1501 8271 IJsselmuiden (Oud) 5,9 5,9 3572 3547 8264 Hagenbroek 5,3 5,3 788 788 Bron: SCP/ CBS

Losser Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7586 Overdinkel (Kern) 10,0 9,7 1655 1595 7581 Losser-Oost 8,0 7,8 3081 3015 7587 De Lutte (Kern) 7,4 7,4 989 985 7582 Losser-West 5,8 5,7 2164 2135 Bron: SCP/ CBS

Oldenzaal Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7572 Het Inslag C.A. 11,2 11,0 2316 2272 7574 Zuid Berghuizen 10,2 10,0 1644 1602 7576 Het Hulsbeek 9,5 9,4 2450 2429 7571 Kern 8,1 8,0 1424 1404 7573 Haerbroek - Scholtenhoek C.A. 6 ,1 6,0 1480 1471 7577 De Essen 4,1 4,0 3172 3135 Bron: SCP/ CBS

Olst-Wijhe Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen Geen gegevens Bron: SCP/ CBS

STOGO onderzoek + advies 15

Ommen Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7731 Ommen Centrum 6,6 6,5 4618 4574 Bron: SCP/ CBS

Raalte Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 8102 Drostenkamp En Tijenraan 8,3 8,1 3167 3092 8101 De Hofstee 7,3 7,3 2552 2523 8103 Raan-Oost 5,9 5,8 1920 1906 8111 Heeten - Kern 5,5 5,5 1242 1226 8105 Luttenberg - Kern 6,3 6,3 730 727 8141 Heino-West 4,7 4,6 2597 2559 Bron: SCP/ CBS

Rijssen-Holten Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7462 Veeneslagen 7,2 7,1 4906 4833 7451 Buurtschap Neerdorp 5,9 5,9 3429 3386 7463 Rijssen 5,9 5,8 739 728 7461 Kern Rand Oost 3,6 3,6 3399 3370 Bron: SCP/ CBS

Staphorst Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7954 Rouveen Kern 7,4 7,4 988 986 7951 Staphorst Plan-Oost 7,72 7,6 3105 3068 Bron: SCP/ CBS

Steenwijkerland Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen Geen gegevens Bron: SCP/ CBS

Tubbergen Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7665 Albergen (Kern) 7,9 7,9 1120 1112 7678 Geesteren (Kern) 7,6 7,6 1319 1316 7651 Tubbergen (Dorp) 5,2 5,2 1824 1804 Bron: SCP/ CBS

Twenterand Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen Geen gegevens Bron: SCP/ CBS

STOGO onderzoek + advies 16

Wierden Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 7641 Wierden Noord 6,0 5,9 3140 3089 7642 Wierden (Centrum) 5,8 5,8 2308 2281 7468 Enter Zuid-West 5,7 5,6 2333 2293 Bron: SCP/ CBS

Zwartewaterland Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 8064 Kern 7,5 7,4 1920 1896 8281 Genemuiden (Oud) 6,6 6,6 3039 3014 8061 Hasselt Kern 6,1 6,1 2678 2660 Bron: SCP/ CBS

Zwolle Percentage lage Percentage lage inkomens op basis inkomens op Particuliere Huishoudens huishoudens met basis alle huishoudens met een heel jaar Postcode inkomen huishoudens met inkomen inkomen 8022 Meppelerstraatweg-Noord 1 5,8 15,2 2497 2392 8021 Bollebieste 13,8 13,5 2262 2213 8031 Holtenbroek III 13,1 12,6 4563 4376 8013 Bedrijfsterrein Marslanden 12,0 11,6 1165 1128 8033 Aalanden-Oost 11,8 11,6 1519 1487 8011 Binnenstad-Zuid 10,9 10,3 3035 2867 8012 Oud-Assendorp 9,9 9,6 3151 3031 8014 Gerenbroek 9,9 9,7 5203 5140 8032 Aalanden-Noord 9,0 8,9 4414 4325 8019 Katerveer - Engelse Werk 8,3 8,3 748 745 8043 Mastenbroek 8,3 8,2 3701 3644 8023 Wipstrik-Zuid 7,0 6,9 2739 2689 8024 Veldhoek 6,2 6,1 1652 1639 8016 Oldenelerlanden-West 5,3 5,2 3220 3163 8042 Westenholte-Stins 5,3 5,2 1883 1862 8017 Schelle-Zuid En Oldeneel 4,0 4,0 2794 2745 8015 Harculo En Hoog-Zuthem 3,3 3,2 1240 1228 Bron: SCP/ CBS

STOGO onderzoek + advies 17 BIJLAGE 2: Toelichting gegevens Regionaal inkomensonderzoek (RIO) 2003

Een groot deel van de gegevens in de tabellen en figuren in dit rapport zijn afkomstig uit het Regionaal inkomensonderzoek (RIO). Wanneer de gegevens uit het RIO afkomstig zijn dan is dit terug te vinden in de bronvermelding onder het figuur of tabel. De door de het CBS gehanteerde onderzoekmethoden en gehanteerde definities staan in hieronder toegelicht.

Sedert 1946 houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek regelmatig onderzoek naar de regionale inkomensverdeling. Deze onderzoeken zijn voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de Nederlandse gemeenten( de bevolkingsregisters = GBA). De uiteindelijke RIO resultaten zijn gebaseerd op een steekproef van 1,9 miljoen huishoudens. De cijferopstellingen betreffen inkomens van personen en huishoudens voor Nederland, per landsdeel, provincie, -gebied, grootstedelijke agglomeratie, stadsgewest en gemeente.

1. Afbakening van de huishoudens In de inkomensonderzoeken van het CBS worden het individu en het huishouden als inkomenseenheden gebruikt. Huishoudens worden daarbij onderverdeeld in particuliere en institutionele huishoudens. Een particulier huishouden bestaat uit een of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. Een institutioneel huishouden is gedefinieerd als een uit een of meer leden bestaande verzameling van personen, woonachtig in een tot bewoning bestemd gebouw of in een andere bewoonde ruimte, die daar door derden wordt voorzien van huisvesting en van dagelijkse levensbehoeften.

2. Nauwkeurigheid van de uitkomsten De uitkomsten van het RIO 2003 worden gegeven voor gebieden met 200 inwoners of meer. Voor gebieden tot en met 200 inwoners (of 70 huishoudens) zijn de uitkomsten buitengewoon onbetrouwbaar. Ook wordt aangeraden de uitkomsten voor gebieden met minder dan 1 000 inwoners alleen te gebruiken om door middel van aggregatie uitkomsten voor grotere gebieden te berekenen. Ook voor gebieden met meer dan 1 000 inwoners moet terdege rekening worden gehouden met de vaak aanzienlijke betrouwbaarheidsmarges van de uitkomsten.

3. Inkomenseenheden, huishoudensinkomen en individueel inkomen Als inkomenseenheden worden normaliter het individu en het huishouden gebruikt. Het huishoudensinkomen bestaat uit de som van inkomens van de afzonderlijke huishoudensleden. In het algemeen geldt voor de inkomensstatistiek dat huishoudens waar uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en/of tegemoetkoming studiekosten wordt waargenomen gerekend worden tot de huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen.

4. Inkomensbegrip RIO 2003 In de opzet van het RIO vanaf 1994 is geprobeerd het inkomensbegrip zo goed mogelijk vast te stellen met als basis het belastbaar inkomen. De reden hiervan is dat de afzonderlijke bestanddelen onvoldoende werden waargenomen.Een beschrijving is opgenomen in de publicatie “Regionale inkomensverdeling 1994, kerncijfers”. De belangrijkste verschillen ten opzichte van het begrip dat in RIO 2003 wordt gebruikt zijn de volgende: • De ziektekostenpremies zijn niet in mindering gebracht

• In plaats van de economische huurwaarde is het lagere bedrag van de fiscale huurwaardeforfait ingeteld

• De investeringsaftrek is op de fiscale winst in mindering gebracht

STOGO onderzoek + advies 18

5. Gestandaardiseerd inkomen Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken wordt het inkomen gestandaardiseerd. Hiertoe wordt het besteedbare huishoudensinkomen gedeeld door een equivalentiefactor. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Voor deze huishoudens is de factor gelijk aan 1. De CBS-equivalentieschaal voegt hieraan 0,38 toe voor de volgende meerderjarige. Per minderjarig kind wordt de factor afhankelijk van leeftijd en rangorde van het kind opgehoogd met een waarde tussen 0,15 en 0,30. Een alleenstaande met een besteedbaar inkomen van 10 duizend euro en een echtpaar met een besteedbaar inkomen van 13,8 duizend euro bevinden zich dus op een gelijk welvaartsniveau: na standaardisatie bedraagt het inkomen in beide situaties 10 duizend euro.

6. Aantal weken inkomen Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie ‘met 52 weken inkomen' gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot de groep die het gehele jaar inkomen hebben. Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een qua tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in de groep 'minder dan 52 weken inkomen'. Ook personen die uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming studiekosten ontvangen worden bij de categorie '52 weken inkomen' buiten beschouwing gelaten. Vanuit het grondmateriaal is het niet mogelijk om de groep parttime werkers van de fulltimers te onderscheiden. Hierdoor zullen ook bij de personen met 52 weken inkomen lage inkomens voorkomen. Bij huishoudens met 52 weken inkomen wordt er gekeken of er binnen het huishouden minimaal één persoon voorkomt met een geheel jaar ( 52 weken ) inkomen.

7. Sociaal-economische categorie De sociaal-economische categorie van een persoon is bepaald aan de hand van de bron van het inkomen welke een persoon in een jaar ontvangen heeft. Personen met inkomen uit eigen bedrijfsvoering zijn (ook als het bedrijfsresultaat negatief is) steeds als zelfstandige aangemerkt. Bij de overige personen is de sociaal- economische categorie vastgesteld op basis van de voornaamste inkomensbron gedurende het onderzoeksjaar. De groep actieven omvat naast zelfstandigen personen met vooral inkomen uit arbeid. De groep niet-actieven betreft personen met hoofdzakelijk inkomen uit een uitkering of pensioen. Kinderbijslag en gebonden overdrachten als huursubsidie zijn bij het bepalen van de sociaal-economische categorie buiten beschouwing gelaten. Een persoon met uitsluitend inkomen uit vermogen, kinderbijslag en huursubsidie wordt dus aangemerkt als een persoon zonder inkomen.

STOGO onderzoek + advies 19

8. Belangrijkste bron van inkomen van het huishouden De bron waaruit een particulier huishouden in een jaar het meeste inkomen ontvangt. De volgende categorieën kunnen voorkomen: winst uit onderneming, loon, pensioen of anderszins een uitkering.

9. Laag inkomen De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro in prijzen van het jaar 2000. Dit bedrag komt in koopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn hoogst was. Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in samenstelling huishouden vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met consumenten-prijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.

10. Huishoudens onder of rond het sociaal minimum Het sociale minimum (of het beleidsmatig minimum) is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen. Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.

11. Samenstelling van het huishouden Particuliere huishoudens worden onderscheiden naar samenstelling van het huishouden t.w.

Eenpersoonshuishouden bestaat uit een persoon die alleen in een (deel van een) woonruimte is gehuisvest en zelf in de dagelijkse levensbehoeften voorziet of die woonuimte deelt met anderen zonder met hen gemeenschappelijk in de dagelijkse levenbehoeften te voorzien

Meerpersoonshuishouden bestaat uit twee of meer personen die samen in een (deel van een) woonruimte zijn gehuisvest en gemeenschappelijk in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. De meerpersoonshuishoudens worden verder onderverdeeld in ‘paar zonder kinderen (zonder anderen)’, ‘paar met kinderen (zonder anderen)’, ‘eenoudergezin (zonder anderen)’ en ‘overige meerpersoonshuishoudens (huishoudens met anderen (bv. inwonende ouder van het echtpaar/eenouder of inwonende huisvriend) en meergezinshuishoudens)’.

Bron: CBS, Heerlen 2006

STOGO onderzoek + advies 20

ARMOEDE EN PROVINCIE

STOGO ONDERZOEK + ADVIES MARTIN STIJNENBOSCH DEFINITIE ARMOEDE subjectief - langdurige afhankelijkheid laag inkomen - geen aanvaardbaar levenspatroon door sociale uitsluiting objectief - beleidsmatige armoede grens - 105% van het sociaal minimum ARMOEDEVAL

niet alleen sociaal zwakkeren dus ook met middeninkomen arm - door scheidingen - door plotseling verlies baan - door arbeidsongeschiktheid - door faillissement eigen bedrijf METEN ARMOEDE moeilijk - subjectieve armoede • niet te meten, inzicht door gesprekken • niet willen weten, stille armoede - objectieve armoede • lage inkomensgrens (afgeleid van besteedbaar inkomen) • het sociaal minimum (105% van de bijstandsnorm) nieuwe definitie - werkelijke kosten zoals voeding, onderdak en kleding - absolute armoede benadering BRONNEN

CBS: Regionaal Inkomensonderzoek - op basis van gegevens belastingdienst - steekproef • 5.000 inw. +: 32% alle personen 15 jaar en ouder • 5.000 inw. -: 16% alle personen 15 jaar en ouder relatie met andere aspecten niet goed mogelijk - huisvesting - gezondheid - maatschappelijke participatie LAAG INKOMEN 2003 categorie per jaar (in €) per maand(in€) alleenstaande 10.200 850 echtpaar zonder kind 14.000 1.167 echtpaar 1 kind 17.100 1.425 echtpaar 2 kinderen 19.300 1.608 eenouder 1 kind 13.300 1.108 eenouder 2 kinderen 15.200 1.267 alleenstaand 65 + 10.200 850 echtpaar 65 + 14.000 1.167 SOCIAAL MINIMUM (personen)

Almelo &ischede Deventer Steenw ijkerland Hof van Tw ente Tubbergen Kampen Zw olle Olst-Wyhe Haaksbergen Oldenzaal Tw enterand Hengelo Wlerden Raalte Dinkelland Ommen Losser Staphorst Hardenberg Dalfsen Rijssen-Holten Hellendoorn Zw artew aterland Borne Bathmen (x) Overijssel* Nederland

2,00% 3,00% 4,OO% 5,OO% 6,OO% 7,OO% 8,OO% 9,OO% 10,OO% LAAG INKOMEN (huishoudens)

Almelo Enschede Tubbergen Deventer Steenw ijkerland Hof van Tw ente Kampen Olst-Wijhe Oldenzaal Haaksbergen Wierden Staphorst Zw olle Raalte Tw enterand Ommen Hardenberg Dinkelland Hengelo Losser Da If sen Rijssen-Holten Hellendoorn Borne Zw artew a ter land Bathmen (x) Overijssel* Nederland

2,00% 3,OO% 4,OO% 5,OO% 6,00% 7,00% 8,00% LAAG INKOMEN NAAR DOELGROEP (NEDERLAND) categorie absoluut procentueel (*1.000) werknemer 108 20 zelfstandige 129,1 24 bijstand/werkloos 187,9 35 arbeidsongeschikt 62,7 11 pensioen 53/ LAAG INKOMEN NAAR DOELGROEP

o% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Loon m Winst a Werkloosheids/bijstands uitkering CD Arbeidsongeschiktheidsuitkering aPensioen BINNEN GEMEENTE (10 postcodegebieden met hoogste % laaginkomen)

Deventer - Rivierenbuurt

Almelo - Witvoet e.o.

Enschede - Velve-Lindenhof

Enschede - Buurtschap Broekheurne

Enschede - Bosw inkel - De Braker

Almelo - Bornestraat e.o. midden

Almelo - Ossenkoppelerhoek Midden-Noord

Enschede - Lasonder, Zeggelt

Almelo - Markgraven

Enschede - Stadsveld-Zuid

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

percentage lage inkomens op basis van totaal aantal huishoudens met inkomen BINNEN GEMEENTE (10 postcodegebieden met laagste % laaginkomen)

Haaksbergen - Hassinkbrink

Hardenberg - Gramsbergen Kern

Zw olle - Harculo en Hoog-Zuthem

Hengelo - Slangenbeek

Rijssen - Kern Rand Oost

Deventer - Colmschate-Noord - Nieuwedijk

Hellendoorn - Nijverdal West

Dalfsen - Lemelerveld (Kern)

Almelo - Bornerbroek

Dalfsen - Reijendal

0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 4,5%

percentage lage inkomens op basis van totaal aantal huishoudens met inkomen TAAK PROVINCIE geen wettelijk taak op gebied van armoede en sociale uitsluiting signalering van de omvang en aard van de armoede bevorderen participatie en bestrijden sociale uitsluiting structured en projectmatige subsidies

Bijlage IV

Verslag bijeenkomsten armoedebestrijding 27 September in Almelo en 2 oktober in Zwolle.

Provincie wil armoede te lijf gaan 'Niet kunnen doen wat de maatschappij als normaal acht'

Op het terrein van armoedebestrijding heeft de provincie formeel gezien geen taken. Toch heeft de provincie Overijssel er niet voor gekozen om werkloos toe te moeten zien hoe armoede een steeds normaler begrip wordt in de Overijsselse samenleving. Provinciale Staten riep de werkgroep armoedebestrijding in het leven, met daarin een vertegenwoordiging van bijna alle politieke partijen. Het doel was om niet vanachter een bureau beslissingen te nemen, maar de hort op te gaan en te discussieren met de mensen uit het veld. Zij zijn immers de ervaringsdeskundigen bij uitstek. Deze debatten vormen het laatste station op weg naar een initiatiefvoorstel vanuit de Overijsselse Provinciale Staten. De werkgroep is vooral ge'interesseerd in hoe maatschappelijke organisaties tegen een regisserende rol van de provincie aankijken. Hoe kan deze rol invulling krijgen?

Het welkomstwoord kwam van de voorzitter van de werkgroep, Arent Beugelink (CDA). Beugelink onderstreepte dat het een echte doe-avond was en spoorde de aanwezigen aan om de werkgroep van zoveel mogelijk informatie te voorzien. De leiding van de avonden lag in handen van de ervaren dagvoorzitter Violet Falkenburg, bekend van het televisieprogramma Rondom Tien. Plaats van handeling Het Wetshuys in Almelo en het Dominicanenklooster in Zwolle. Op beide dagen schommelde de opkomst rond de 35 man.

Wie armoede wil bestrijden kan niet ontkomen aan een goede definitie van het begrip 'armoede'. Om alvast op te waraien was dit dan ook het eerste onderwerp van gesprek. Een goede bepaling van armoede vinden bleek bepaald geen eenvoudige opgave, wat tekenend is voor de complexiteit van het probleem. De een zoekt het antwoord in de primaire levensbehoeften die in het geding komen, bijvoorbeeld het geen geld hebben om brood te kunnen kopen. De ander trekt het probleem meer naar een sociaal vak zoals het niet kunnen doen wat in de maatschappij als normaal wordt gevonden of geen cadeau kunnen kopen voor je kind. Alle aanwezigen waren het in ieder geval met elkaar eens dat armoede kan leiden tot een neergaande spiraal, sociaal isolement en vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven.

Aan de hand van vier themaborden 'sociale participatie / uitsluiting', 'niet gebruiken', 'stille armoede' en 'economische zelfstandigheid (kansen)' konden de deelnemers brief)es met ideeen of klachten op het betreffende bord plakken. Mocht het idee in geen van alien te plaatsen zijn, dan was er het bord 'hartenkreef. Na een half uurtje driftig pennen was het tijd voor een kopje koffie. De werkgroep greep de pauze aan om de reacties te ordenen, zodat de discussie in goede banen kon worden geleid. Niet alle reacties konden worden behandeld, maar de werkgroep verzekerde de deelnemers dat ze alien werden bekeken en meegenomen in de eindafweging. Het bord 'niet gebruik' werd het meest beplakt.

Misverstand Dat de problematiek zich beperkt tot mensen met een lage of geen opleiding is een misverstand. De voedsel- en stadsbanken krijgen hier dagelijks mee te maken. De helft van hun 'klanten' betreft niet-uitkeringsgerechtigden. Het wegvallen van een inkomen bij tweeverdieners, door bijvoorbeeld echtscheiding of overlijden, kan al het begin van veel ellende betekenen. Onbewust leven veel mensen op een te grote voet. Zelfs de hoogopgeleiden. De maatschappij schept hiervoor dan ook alle voorwaarden. Het wordt (jonge) mensen veel te eenvoudig gemaakt om geld te lenen. Het klinkt erg aanlokkelijk nu een televisie kopen en pas in 2008 betalen, maar niemand weet hoe de financiele situatie er op dat moment er uit ziet.

Onderzoek Vooral (de ruim vertegenwoordigde) gemeenten zijn erg gebaat bij onderzoek naar de doelgroep. Het is moeilijk om gegevens te krijgen, om maar te zwijgen over de interpretatie daarvan. Hebben gemeenten deze informatie wel, dan kan het probleem van het niet- gebruiken van voorzieningen effectiever worden aangepakt. Dit staat of valt met communicatie naar de betrokkenen. De provincie initieert nu al periodiek onderzoek op basis van de belastingsgegevens, maar hier plakken een aantal nadelen aan en wordt als niet toereikend gezien. Dit onderzoek gaat uit van gegevens die drie jaar oud zijn en loopt daardoor achter de feiten aan. De resultaten zeggen niets over het uitgavenpatroon van mensen. Bovendien is het onderzoek te globaal en levert het niet de namen op van mensen die op of onder de armoedegrens leven. Een alternatief zou een kenniscentrum kunnen zijn. Belangengroepen, zoals buurtverenigingen, sportclubs en andere vrijwilligersorganisaties, hebben doorgaans veel beter zicht op de persoonlijke en financiele situatie van hun achterban. Zodra deze groepen participeren in het kenniscentrum ontstaat een beter beeld van de doelgroep. Een doelgroep die wel eens breder zou kunnen zijn dan we denken. Wat te denken van AOW-ers, een boer die amper rond kan komen of mensen met een fluctuerend inkomen?

'Provinciaal potje9 Daarnaast zou er natuurlijk een 'provinciale potje' kunnen komen, waar gemeenten uit kunnen putten voor eigen projecten ten behoeve van armoedebestrijding. Over het algemeen zijn gemeenten minder gecharmeerd van een al te directe bemoeienis van de provincie, met als argument dat de gemeente toch het dichtst bij de inwoners staat. Als het aan de gemeenten ligt moet de provincie zich vooral bezighouden in de preventieve sfeer. Samen met de landelijke overheid dienen het vroegtijdig schoolverlaten en het stimuleren verder leren te worden gestimuleerd. Succesvolle projecten, zoals in Deventer, moeten breder worden getrokken. Nog te veel zijn gemeenten op eigen houtje bezig, terwijl er van kennisuitwisseling nauwelijks sprake is. De gemeenten zelf bleven overigens ook niet buiten schot. Zo geven gemeenten onderling vaak een totaal andere draai aan de bestrijding van armoede. Er kan in dat geval een soort rechtsongelijkheid ontstaan. Woningbouwverenigingen kunnen dit beamen en roepen de provincie op om de gemeenten 'eens goed bij de oren te pakken'. Zij hebben vaak met meerdere gemeenten te maken, die alien soms totaal iets anders willen. Een suggestie was de uitvoering van een soort vergelijkend warenonderzoek gericht op gemeenten. Met het publiceren van de uitkomsten ervan heeft de provincie een stok achter de deur om gemeenten te bewegen hier echt werk van te maken.

Opvoeding Zoals eerder gesteld wordt armoede vaak van generatie op generatie doorgegeven. Om de trend te doorbreken kun je niet vroeg genoeg beginnen met de bestrijding ervan. Voor hun sociale vorming is het belangrijk dat kinderen meegaan met schoolreisjes. Lid zijn van een sportclub is goed voor kind, zodat het ook leert te verliezen. Het zijn aspecten van armoede waar de maatschappij jaren later de rekening van krijgt gepresenteerd als het niet direct aanpakt wordt. Vooral vanuit het onderwijs komt de wenselijkheid van meer voorlichting naar voren. Regelmatig spreken leraren met leerlingen die in het bezit zijn van de allernieuwste mobiele telefoontjes, uitgerust met de laatste snufjes. Met droge ogen durven zij te vertellen dat het toestel 'gratis is'. Zij beseffen zich niet eens dat de aanschaf weliswaar gratis is, maar dat er ook een abonnement van minstens een jaar aan vast zit. De provincie zou een stukje preventie op zich moeten nemen. Jongeren voorlichten, desnoods met een toneelstukje. Het project 'leer met geld omgaan' zou bijvoorbeeld op provinciaal niveau worden uitgevoerd. Veel studenten die op kamers gaan belanden binnen een jaar in de problemen.

Systeemwereld Een andere vaakgehoorde klacht was de alsmaar toenemende bureaucratic. Het denken vanuit een systeemwereld, terwijl we leven in de echte wereld. Steeds meer is Nederland een formulierenmaatschappij geworden. De belastingdienst kent bijvoorbeeld vijf soorten heffingskortingen en drie soorten toeslagen. Dit brengt mensen in de problemen. Het is voor velen te ingewikkeld. Conclusie: ik kan er niets mee, dus ik gooi het poststuk maar weg. Veel gemeenten kunnen deze gedachtegang onderschrijven. Elk formulier is een drempel. Een formulier van zes pagina's is geen administratieve rompslomp meer, dat is ronduit ontmoedigen. Twee groepen vallen hierbij in het bij zonder op, allochtonen en ouderen. Van ouderen is berekend dat het netto inkomen te vergelijken is met dat van een uitkeringsgerechtigde in 1999, terwijl de vaste lasten in de tussentijd wel omhoog zijn gegaan. Nog minder dan andere groepen zijn ouderen niet gewend om aan de bel te trekken. Van allochtonen is bekend dat ze amper gebruik maken van de sociale voorzieningen. Ze weten eenvoudigweg de weg niet te vinden. Allochtonenorganisaties gebruiken als intermediair en voor een vertaalslag zou de drempel kunnen verlagen. Het Steunpunt Minderheden Overijssel drukt de provincie daarnaast op het hart scherp te kijken naar de effecten van haar beleid op de multiculturele samenleving. De problematiek gaat dwars door alle beleidsvelden heen.

Bundeling incasso Een heel andere invalshoek voor armoedebestrijding kwam uit de hoek van de woningbouwverenigingen. Mensen die achterliggen met het betalen van de energierekening worden vrij snel afgesloten. Opnieuw aansluiten is weer ontzettend duur, helemaal voor iemand die al moeite heeft om de reguliere rekeningen te betalen. Ook met de groep mensen met huurachterstanden of openstaande rekeningen bij de waterschappen wordt in toenemende mate korte metten gemaakt. Dikwijls krijgen zij te maken met de allerduurste incassobureaus. Op deze manier worden zij rijk aan de armen. De provincie zou eens moeten praten met de grote jongens als Essent of de waterschappen. Ook gemeente kunnen daar niet tegen opboksen, de provincie kan dat met haar schaalgrootte wel. Zou het niet veel beter zijn om deze incasso's van nutsbedrijven te bundelen door een speciaal voor probleem in het leven geroepen corporatie? Een soort maatschappelijk incassobureau zonder winstoogmerk, maar met de insteek om problemen op lossen in plaats van pijlsnel uit de hand te laten lopen.