Provincie Overijssel
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Statenvoorstel nr. PS/2006/823 Armoedebestrijding Jaargang Datum Ons kenmerk Inlichtingen bij 2006-44 19 oktober 2006 PS/2006/823 de heer drs. A. Beugelink, telefoon 0529 45 20 32 Aan Provinciate Staten Onderwerp Armoedebestrijding. Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2006/823 (bijgevoegd) II. Verkennend onderzoek Armoede in Overijssel (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage in de bibliotheek) III. Presentatie die is gegeven in de Statencommissie Zorg en cultuur d.d. 13 September 2006 (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage in de bibliotheek) IV. Verslag regionale bijeenkomsten Armoedebestrijding (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en ligt ter inzage in de bibliotheek) 1 Samenvatting Op basis van zowel cijfermatig onderzoek als gesprekken met gemeenten en maat- schappelijke organisaties komt de werkgroep Armoedebestrijding tot de conclusie dat armoede wordt erkend als belangrijk maatschappelijk probleem dat aandacht verdiend en waarbij de provincie een rol kan en wil nemen ten aanzien van armoedebestrijding. De werkgroep Armoedebestrijding doet een drietal voorstellen voor provinciaal armoede- beleid. Ten eerste worden Provinciale Staten voorgesteld om vanuit bestaand provinciaal beleid een bijdrage te leveren aan de bestrijding van (de gevolgen van) armoede. Ten tweede wordt voorgesteld om een laagdrempelig fonds in te stellen ter stimulering van vernieuwende, kansrijke projecten die zich richten op het versterken van de eigen kracht en zelfstandigheid van mensen. Ten derde worden Provinciale Staten voorgesteld om een digitale kennisbank te ontwikkelen en te onderhouden die informatie levert en met betrokkenen uitwisselt over best practices op het gebied van armoedebestrijding. Provinciale Staten worden voorgesteld om ter uitvoering van provinciaal armoedebeleid € 1.500.000,— ter beschikking te stellen. 2 Inleiding Aanleiding In april 2006 is een door de CDA-fractie opgesteld discussiestuk over de eventuele taak van de provincie bij armoedebestrijding in de Statencommissie Zorg en cultuur besproken. De commissie heeft toen aangegeven op dit thema een rol te zien voor de provincie en heeft daarom besloten een werkgroep uit verschillende fracties (CDA, PvdA, WD, GL, SP, CU) te formeren om nader te onder- zoeken hoe de provinciale rol ingevuld kan worden. Met deze nota wordt u gemformeerd over de activiteiten en bevindingen van de werkgroep. provincie verijssel Werkwijze Uitgangspunt van de werkwijze is interactief en zonder kaders vooraf. Het gaat naast de cijfers om het horen en beluisteren van geluiden van gemeenten en instellingen in Overijssel. De werkgroep heeft de volgende acties ondernomen: • er is een enquete opgesteld en verstuurd aan de gemeenten in Overijssel; • er is een onderzoek uitgevoerd naar de cijfers in Overijssel. Deze cijfers zijn in de commissie- vergadering van 13 September 2006 gepresenteerd; • er zijn gesprekken gevoerd met diverse instellingen en gemeenten; • er is een tweetal regionale bijeenkomsten georganiseerd waarbij organisaties betrokken bij armoedebestrijding zijn uitgenodigd Het verslag (bijlage IV) kunt u vinden op het Stateninfor- matiesysteem onder kenrnerk PS/2006/823); • er is gesproken met de provincie Noord-Brabant over de ervaringen die deze provincie in het afgelopen jaar heeft opgedaan met haar armoedebeleid. De verkregen informatie is de basis voor een vertaalslag naar een provinciale taakopdracht die in dit initiatiefvoorstel is uitgewerkt. 3 Armoede: een toelichting 3.1 Deff fifties Armoede heeft in de eerste plaats te maken met een gebrek aan geld. Daarom wordt in eerste instantie gekeken naar de hoogte van het inkomen. Om de omvang van armoede vast te stellen, werken overheidsinstanties en instanties op het gebied van sociale zekerheid met twee inkomens- grenzen: • de lage inkomensgrens: deze is afgeleid van het besteedbare inkomen zonder huursubsidie, kinderbijslag, vakantietoeslag. Volgens de armoedemonitor 2005 is dit bijvoorbeeld voor een alleenstaande € 10.200,— per jaar (€ 850,— per maand) en voor een echtpaar met twee kinderen € 19.300,- per jaar (€ 1.608,- per maand); • de beleidsmatige grens: dit is het wettelijk bestaansminimum zoals dat door de politiek wordt vastgesteld. Dit komt overeen met 105% van de bijstandsnorm. Volgens de armoedemonitor is dit bijvoorbeeld voor een alleenstaande € 9.800,— per jaar (€ 817,— per maand) en voor een echtpaar met twee kinderen € 16.300,— per jaar (€ 1.358,— per maand). In augustus 2006 heeft het SCP een nieuwe definitie van armoede geformuleerd: arm is degene die zich een precies omschreven minimumpakket van elementaire levensbehoeften als voedsel, kleding en huisvesting niet kan veroorloven. Voor een alleenstaande ligt de armoedegrens dan niet meer op € 850,— maar op € 758,— per maand. Naast deze objectieve benadering kan het begrip armoede echter ook subjectief worden ingekleurd afhankelijk van de inkleuring van de persoon of instelling en de kijk op de samenleving. lemand met een laag inkomen hoeft niet per definitie arm te zijn. Zo kan men geld of bezittingen achter de hand hebben of kunnen de vaste lasten laag zijn, waardoor er voldoende geld te besteden overblijft Ook speelt mee hoe lang men al van een laag inkomen moet rondkomen. Bijvoorbeeld de werkgroep "Arme kant van Nederland' omschrijft armoede als "het niet hebben van voldoende middelen om op een volwaardige manier mee te draaien in de samenleving". Kenmerkend voor de hedendaagse benadering van het armoedevraagstuk is, dat er ook andere dan uitsluitend financiele elementen in de discussie worden betrokken. Armoede = huishoudens waarvan de financiele middelen zo beperkt zijn, dat zij materieel, cultureel en sociaal uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen in Neder- land danwel Overijssel (gebaseerd op definitie Europese Unie en provincie Noord-Brabant). Statenvoorstel nr. PS/2006/823 3.2 Overijssel: de cijfers In opdracht van de werkgroep Armoedebestrijding is een onderzoek uitgevoerd naar de cijfers in Overijssel1. Het onderzoeksrapport (bijlage II) is te vinden op het Stateninformatiesysteem onder kenmerk PS/2006/823. In de Statencommissie Zorg en cultuur d.d. 13 September 2006 is hierover een presentatie gegeven. De presentatie (bijlage III) is te vinden op het Staten informatiesysteem onder kenmerk PS/2006/823. Een aantal in het oog springende conclusies: 1. kijkend naar het aantal personen in huishoudens met een inkomen rond het sociaal minimum: • hebben de steden Almelo (9,3%) en Enschede (9,0%) relatief meer huishoudens in de categorieen tot 101% en 105% van het sociaal minimum dan de steden Deventer (7,2%), Zwolle (6,0%) en Hengelo (5,6%); • hebben Zwartewaterland, Borne, Hellendoorn, Rijssen-Holten en Dalfsen relatief weinig huishoudens rond het sociale minimum; • is Enschede de gemeente met het grootste absolute aantal personen met een laag mini- mum inkomen; • zijn zowel absoluut als relatief meer huishoudens met een laag inkomen gevestigd in de steden; 2. kijkend naar het aantal huishoudens dat van een laag inkomen moet rondkomen: • hebben Almelo (7,4%), Enschede (7,2%) en Tubbergen (6,0%) de meeste huishoudens met een laag inkomen binnen hun gemeentegrenzen; • liggen 6 gemeenten op of boven het provinciale gemiddelde (Almelo, Enschede, Tubbergen, Deventer, Steenwijkerland, Hof van Twente); • kan een laag inkomen het gevolg zijn van inkomsten uit loon, werkloosheidsuitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering, of uit inkomsten uit een eigen bedrijf of pensioen; 3. kijkend naar de top 10 van wijken met hoogste en laagste percentage huishoudens met lage inkomens: • heeft de Rivierenwijk in Deventer het hoogste percentage (25,6%) lage inkomens; • liggen de overige wijken met een hoog percentage in Almelo (4) en Enschede (5); • is Hassinkbrink in Haaksbergen de wijk met het laagste percentage (0,8%) lage inkomens; • zitten er verhoudingsgewijs weinig wijken uit de vijf grote steden in de top 10 laagste percentage lage inkomens. Als ze genoemd worden gaat het om kleine kernen die tot deze gemeenten behoren. 3.3 Overheden en armoedebeleid Rijk en gemeenten Overheden maken beleid om armoede te bestrijden en sociale uitsluiting te voorkomen. Het Rijk geeft hiermee tevens uitvoering aan Europese afspraken. Daarom heeft het Rijk in 2003 het (tweede) Nationaal Actie Plan (NAP) geformuleerd met daarin opgenomen vele streefdoelen. Tevens beoogt het Rijk te komen tot een heldere verantwoordelijkheidstoedeling met de gemeenten. Het Rijk zorgt voor het algemene inkomensbeleid en gemeenten stemmen het armoedebeleid af op de individuele omstandigheden via de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (van schuldhulpverle- ning tot remtegratie). Daarnaast voeren gemeenten autonoom beleid gericht op armoedebestrijding en terugdringen van sociale uitsluiting vanuit de Welzijnswet, Wet Voorzieningen Gehandicapten en straks de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De provincies Alqemeen Provincies hebben geen wettelijke taken op het terrein van armoede en sociale uitsluiting. Het IPO- rapport 'Nieuwe perspectieven voor provinciaal sociaal beleid' bevat suggesties voor een mogelijke provinciale rol op het terrein van armoede. Daarbij wordt expliciet gewezen op de Welzijnswet (en straks de WMO) waarbij provincies verantwoordelijk zijn voor de inzet van steunfuncties ten behoeve van gemeenten, instellingen en zelforganisaties. Hierbij is een relatie te leggen met armoedebeleid. De provincie kan bijvoorbeeld in de prestatieafspraken