Za 12 December 2015 Kamermuziek 20.15 Uur Liza Ferschtman Viool Franziska Hölscher Viool Nils Mönkemeyer Altviool Danjulo Ishi
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
za 12 december 2015 Kamermuziek 20.15 uur Liza Ferschtman viool Franziska Hölscher viool Nils Mönkemeyer altviool Danjulo Ishizaka cello Severin von Eckardstein piano JOHANNES BRAHMS 1833-1897 SERGE RACHMANINOFF 1873-1943 Klarinettrio in a kl.t., op. 114 (1891) Eerste trio élégiaque in g kl.t. (1892) versie voor altviool, cello en piano voor pianotrio Allegro Lento lugubre Adagio Andante grazioso pauze Allegro CÉSAR FRANCK 1822-1890 SERGEJ PROKOFJEV 1891-1953 Pianokwintet in f kl.t. (1879) Sonate in C gr.t., op. 56 (1932) Molto moderato quasi lento – Allegro voor twee violen Lento, con molto sentiment Andante cantabile Allegro non troppo, ma con fuoco Allegro Commodo (quasi allegretto) begin van de pauze ca. 21.10 uur Allegro con brio einde van het concert ca. 22.15 uur TOELICHTING BRAHMS: KLARINETTRIO De klarinet is in de symfonieën van Johannes Brahms zeker niet onderbelicht ge- bleven. Maar nadat de 58-jarige componist een solo-optreden had bijgewoond van de eerste klarinettist van de hofkapel van Meiningen (het top orkest van die tijd) vond hij dat het instrument een nog prominentere rol in zijn muziek ver- diende. Geïnspireerd door het spel van deze Richard Mühlfeld schreef hij een trio en een kwintet, allebei met een solopartij die het hart van klarinettisten tot in de verste uithoeken van de wereld nog altijd sneller doet kloppen. Ze waren Brahms even lief, die twee werken, heeft hij zelf herhaaldelijk gezegd. Maar mu- sici en publiek dachten en denken er anders over. Het Trio voor klarinet, cello en piano kwam al spoedig in de schaduw te staan van het immens populaire Kwintet voor klarinet, twee violen, altviool en cello met zijn herfstachtige, melancholieke ook troostende schoonheid. Drie jaar later zou Brahms overigens ook nog de twee Sonates voor klarinet en piano componeren. In het Trio voor klarinet, cello en piano wordt vandaag de klarinetpartij gespeeld op de altviool – een alternatief dat werd voorgesteld door de eerste uitgever van het stuk. Het openingsdeel, met een meteen geïntroduceerd hoofdthema dat vrijwel de alleenheerschappij heeft, biedt een voorbeeld van geconcentreerd- heid en contrapuntisch vernuft zoals we dat vaker bij de ‘late Brahms’ horen. Op een ontspannen, voor zichzelf sprekend Adagio volgt een luchtig Andante gra- zioso in een langzame walsbeweging, met in het middendeel referenties aan de volkse Ländler. Waarna het beknopte slot-Allegro, met – typisch Brahms – een vermenging van 2/4 en 6/8 maatsoorten, voor enige opwinding zorgt, zonder overigens een zekere goedmoedigheid te verliezen. PROKOFJEV: SONATE VOOR TWEE VIOLEN ‘Soms levert het luisteren naar slechte composities goede ideeën op’, noteerde Sergej Prokofjev nadat hij in Parijs een recent stuk voor twee violen van een col- lega had gehoord, wiens naam onbekend is gebleven. Om sarcastische opmer- kingen zat hij nooit verlegen. Prokofjev schreef kort daarop voor dezelfde twee instrumenten een Sonate in C groot, die in 1932 in de Franse hoofdstad voor het eerst werd uitgevoerd. Niet de viool maar de piano was het instrument waarop deze componist zich thuis voelde. Dit had hem niet verhinderd in 1917 zijn 2 Eerste vioolconcert te schrijven, een feeëriek werk met luchtige flageoletten en sierlijke omspelingen waarin het solo-instrument zich als het ware gedraagt als een bevallige prinses in een sprookjesbos. De grilligheid en onbestemdheid van dat concert zijn afwezig in zijn opus 56, dat dichter bij de grond blijft. Hoewel in het grootste deel van dit werk het horizontale lijnenspel de overhand heeft, liet Prokofjev zich de mogelijkheid niet ontgaan door middel van akkoordenspel met twee violen één ‘super-viool’ te creëren. Hij vond het interessant, schreef de componist, te beproeven of hij voor slechts twee violen muziek kon schrijven die een kwartier lang ‘aantrekkelijk genoeg is om naar te luisteren zonder moe te worden’. Men oordele zelf. RACHMANINOFF: EERSTE PIANOTRIO De Russische muziek kent nogal wat voorbeelden van composities die ontston- den bij wijze van eerbetoon. Het enige Pianotrio van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski bij- voorbeeld, geschreven ter nagedachtenis aan Nikolai Rubinstein. Op zijn beurt componeerde Serge Rachmaninoff twee pianotrio’s om Tsjaikovski te eren. Niet alleen het tweede betitelde hij, net als zijn grote voorganger, als ‘élégiaque’; ook het eerste, hoewel Tsjaikovski nog in leven was toen het ontstond. Rach- maninoff was nog geen twintig toen hij dit eendelige werk voltooide, maar had al onder meer een pianoconcert en een symfonisch gedicht op zijn naam staan. Zijn verwantschap met Tsjaikovski is meteen duidelijk wanneer de piano het eerste thema heeft ingezet. Het doet sterk denken aan het hoofdthema uit het Pianotrio van zijn beroemde voorbeeld. Hetzelfde geldt voor de vele rond- dolende sequenzen, handelsmerk van Tsjaikovski. Het zal bij de klaviervirtuoos die Rachmaninoff was niet verbazen dat diens instrument domineert. Tegen het einde keert het beginthema vrijwel ongewijzigd terug, nu klinkend als een ‘mar- cia funebre’, zoals hij erbij schreef. Voor vrolijkheid was Rachmaninoff niet in de wieg gelegd. FRANCK: PIANOKWINTET Weinig componisten in het Franse muziekleven genoten zoveel respect als César Franck. Maar het waren bovenal zijn kwaliteiten als organist en leraar die hoog werden aangeslagen. Buiten een kleine kring van bewonderaars, onder wie veel leerlingen, had men nogal wat moeite met zijn muziek. Hoe kon het anders in een land dat in de tweede helft van de negentiende eeuw opera prefereerde 3 César Franck 4 boven alle andere muziekgenres. Bovendien vertoonde zijn werk een verwar- rende vermenging van Franse en Duitse stijlelementen: enerzijds een voorkeur voor bevallige, soms lichtelijk sensuele melodieën, anderzijds een strengheid en een hechte constructie waaruit de invloed van Wagner blijkt. Dit laatste aspect komt ook in zijn Pianokwintet in f klein, één van zijn drie grote kamermuziek- werken, naar voren via het gebruik van ‘leidmotieven’, die de diverse delen via gemeenschappelijke melodische elementen met elkaar verbinden. Bij Franck heette dat het ‘cyclische principe’. Dit betekende allerminst een rem op zijn in- spiratie, zoals de gloedvolle melodieën en de krachtige ritmes demonstreren. Aad van der Ven BIOGRAFIE LIZA FERSCHTMAN, VIOOL Liza Ferschtman had vanaf vijfjarige leeftijd les van Philip Hirschhorn, studeerde aan het Conservatorium van Amsterdam bij Herman Krebbers, in Philadelphia bij Ida Kavafian en in Londen bij David Takeno. In 2006 ontving ze de Neder- landse Muziekprijs. De violiste trad op met vele orkesten en ensembles in binnen- en buitenland en is sinds 2007 artistiek leider van het jaarlijkse Delft Chamber Music Festival. Haar veelzijdigheid is goed af te lezen aan de afgelopen optredens in Het Concertgebouw. In januari 2013 speelde ze in de Grote Zaal Serenade van Bernstein met het Boedapest Festival Orkest onder leiding van Iván Fischer en in de Kleine Zaal een programma met pianist Hannes Minnaar en celliste Quirine Viersen. Tijdens de Robeco SummerNights 2013 vertolkte ze onder meer Brahms’ Vioolconcert. In december 2013 volgde kamermuziek met Inon Barnatan, altviolist Amihai Grosz en celliste Alisa Weilerstein; in januari 2014 met altviolist Marc Desmons, cellist Antoine Lederlin en pianist Jonathan Biss. In september 2014 stond er muziek van Ravel met Het Gelders Orkest op haar programma bij de opening van het twintigste seizoen van Het Zondag- ochtend Concert. In november 2014 speelde ze alle sonates en partita’s voor viool solo van Bach in de Kleine Zaal, en in april 2105 gaf ze er een recital met Enrico Pace. Het vorige optreden van Liza Ferschtman in Het Concertgebouw was met bariton Henk Neven en pianiste Daria van den Bercken tijdens de Robeco SummerNights 2015. 5 FRANZISKA HÖLSCHER, VIOOL Franziska Hölscher is afkomstig uit Heidelberg en studeerde in Karlsruhe, Lübeck en Berlijn. Onder haar docenten waren Ulf Hoelscher, Thomas Brandis en Nora Chastian. Van grote invloed op haar muzikale ontwikkeling waren ook Ana Chumanchenco en Rainer Kussmaul. Franziska Hölscher wist in 1999 – op haar zeventiende – de aandacht op zich te vestigen met het winnen van het Inter nationale Radio Concours in Praag. Twee jaar later speelde ze een serie concerten met pianiste Martha Argerich, waarmee ze haar internationale doorbraak bewerkstelligde. Naast solistische engagementen bij diverse gezel- schappen concentreert Franziska Hölscher zich op de kamermuziek. Ze maakte jarenlang deel uit van het Viktor Ullmann Kwartet en trad op met collega’s als Adrian Brendel, Antje Weithaas, Quirine Viersen en Robert Levin. Ze was te be- luisteren op festivals als die van Sleeswijk-Holstein, Rheingau en Schwetzingen. NILS MÖNKEMEYER, ALTVIOOL Nils Mönkemeyer is afkomstig uit Bremen en is een leerling van onder anderen Hariolf Schlichtig en Veronika Hagen. Als solist werkte hij regelmatig met diri- genten als Marc Minkowski, Christopher Hogwood en Michail Jurowski. In het huidige seizoen treedt hij op met bijvoorbeeld het Tonhalle Orchester Zürich, het Filharmonisch Orkest van Helsinki, Les Musiciens du Louvre en de Staats- kapelle Weimar. Ook als kamermusicus heeft Nils Mönkemeyer een drukke agenda. Hij maakt deel uit van het Julia Fischer Kwartet en vormt een trio met klarinettiste Sabine Meyer en pianist William Youn. De altviolist speelde op eve- nementen als de Mozartwoche Salzburg, het Schleswig-Holstein Musik Festival en de Festspiele Mecklenburg-Vorpommern. Hij speelde tevens kamermuziek op podia in Korea en Taiwan. Naast zijn werkzaamheden als uitvoerend musicus geeft Nils