Soldaat van Oranje als levend verleden Een onderzoek naar de verschillende bewerkingen van het verhaal van

Naam: Arvid van de Reep Masterscriptie Publieksgeschiedenis Universiteit van Begeleider: Dr. P. Knevel, Universiteit van Amsterdam Tweede lezer: Prof. Dr.K. Ribbens, Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie Afstudeerdatum: 28-02-2015

1

‘De oorlog is geen afgesloten hoofdstuk, maar levend verleden – een geschiedenis beladen met actuele politieke en morele betekenissen, die op steeds meer plaatsen wordt herinnerd en verbeeld.’1

Frank van Vree en Rob van der Laarse

1 F. van Vree en R. van der Laarse, ‘Voorwoord’, in: Frank van Vree en R. van der Laarse (red.), De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Amsterdam 2009) 8.

2

Inhoudsopgave

Inleiding ...... 4 1. Het boek – Een heroïsch verhaal ...... 8 1.1 Egodocument ...... 8 1.2 Een onvoltooid manuscript ...... 9 1.3 Vernieuwingsidealen ...... 10 1.4 Het hol van de Ratelslang ...... 11 1.5 Een onfortuinlijke conditie ...... 12 1.6 Koninklijk ontvangst ...... 13 1.7 Beeld van het verzet ...... 14 1.8 Een bevestiging van het ideaal ...... 17 2. De film – Een stuntelig verzet ...... 21 2.1 Een nationaal speelfilmevenement ...... 21 2.2 A new kind of history ...... 22 2.3 Een aangepast verhaal ...... 24 2.4 Problematische toevoegingen ...... 26 2.5 Tijdgeest ...... 29 2.6 Een reeks dappere mislukkingen ...... 30 2.7 Recensies ...... 31 3. De musical – Kiezen in oorlogstijd ...... 34 3.1 De productie...... 34 3.2 Populaire historische cultuur ...... 35 3.3 Timeless plot ...... 36 3.4 Kom terug bij mij ...... 38 3.5 Kiezen voor het verzet ...... 39 3.6 Kiezen in oorlogstijd ...... 41 3.7 Kennisoverdracht ...... 43 3.8 Nog altijd goed en fout ...... 45 Slotbeschouwing ...... 47 Literatuur en bronnen ...... 50 Abstract ...... 55

3

Inleiding

‘Ik ben erbij geweest, en zo was het.’2 Het is de laatste zin van het voorwoord dat Prins Bernhard in Soldaat van Oranje schreef. In dit boek uit 1971 beschreef Erik Hazelhoff Roelfzema (1917-2007) zijn persoonlijke herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog, die hij als student in , en RAF-piloot meemaakte. De verkoop van zijn boek werd een groot succes en daarbij zou het niet blijven. Al snel ontstond het plan om het verhaal te verfilmen. Onder leiding van regisseur ging de gelijknamige bioscoopfilm in 1977 onder grote belangstelling in première. Zoals wel vaker bij een verfilming viel er ook nu ‘weinig van het oorspronkelijke boek in de film terug te vinden’.3 Desondanks zagen ruim anderhalf miljoen mensen hoe de rol van Erik vertolkte.

Na deze verfilming kwam er allerminst een einde aan het succesverhaal van de oorlogsheld. Want na de film volgde nog een miniserie, Roelfzema woonde in 1980 als ‘koning der wapenen’ de inauguratie van koningin Beatrix bij en niet lang daarna verscheen zijn eerste autobiografie. Na een periode van stilte maakte de auteur nog net de voorbereidingen voor de bewerking van zijn verhaal in het theater mee. Erik Hazelhoff Roelfzema stierf in 2007 op negentigjarige leeftijd op Hawaï, waar hij de laatste jaren een teruggetrokken leven leidde. De première van de musical was in 2010 en maakte hij zodoende niet meer mee. De musical sloeg vrijwel direct aan bij het grote publiek en inmiddels zagen al ruim 1,6 miljoen de voorstelling in de TheaterHangaar in . Het succes duurt bovendien voort, want onlangs werd het stuk verlengd tot minimaal het einde van 2015. De drie genoemde bewerkingen van het verhaal van Roelfzema – het boek, de film en de musical – vormen het onderwerp van dit afstudeeronderzoek. De vraag die daarbij centraal staat is op welke wijze de bewerkingen van elkaar verschillen en wat dit betekent voor de veranderende omgang met het oorlogsverleden. Er wordt hierbij gelet op de wijze waarop de conventies van het medium, de tijdgeest en de makers van invloed zijn geweest op de bewerkingen van het verhaal.

De veranderingen in onze omgang met en herinnering aan het oorlogsverleden zijn veelvuldig door historici bestudeerd.4 Zo was er in de eerste periode na de oorlog veel aandacht voor de bezettingsjaren. Iedereen had geleden, zo was de algemene tendens, en dus werd er ook

2 E.H. Roelfzema, Soldaat van Oranje 40-45 (Den Haag 1971) 8. 3 A. Dessing, Tulpen voor Wilhelmina. De geschiedenis van de (Amsterdam 2004) 342. 4 Studies zijn o.a. C. van der Heijden, Dat nooit meer. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (Amsterdam-Antwerpen 2011), R. van Ginkel, Rondom de stilte. Herdenkingscultuur in Nederland (Amsterdam 2011), F. van Vree en R. van der Laarse (red.), De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Amsterdam 2009), J. Withuis, Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur (Amsterdam 2002), C. van der Heijden, Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2001).

4

collectief herdacht. Daarbij leek in deze jaren voor individuele oorlogsverhalen weinig ruimte te bestaan. Het verzet werd als toonbeeld van de weerbaarheid van het Nederlandse volk gezien en prompt, zoals historicus Hermann von der Dunk het omschreef, tot ‘representatie van de natie’ bestempeld.5 De jaren van de wederopbouw verstreken. Het was een periode van hard werken, waarin de oorlog steeds verder naar de achtergrond leek te verdwijnen.

De ontwikkelingen rondom het proces van Adolf Eichmann in Jeruzalem in 1961, de populariteit van de televisieserie De Bezetting van Loe de Jong (1960-1965) en het verschijnen van het boek Ondergang van Jacques Presser in 1965, zijn enkele zaken die bijdroegen aan een toenemende interesse in de oorlogsjaren. De generatie die de oorlog had meegemaakt begon steeds vaker op de bezettingsjaren terug te zien, terwijl de naoorlogse generatie steeds meer kritiek begon te uiten. Over tal van onderwerpen werd door de nieuwe generatie de onvrede getoond. Het aanschoppen tegen het establishment en de populariteit van een antiautoritaire opvoeding zijn slechts voorbeelden van gevolgen van deze ontwikkelingen. De roerige jaren zestig waren ingeluid en de maatschappelijke onrust zou tot ver in de jaren zeventig aanhouden. In deze jaren van verandering zag het boek van Erik Hazelhoff Roelfzema het levenslicht.

Veertig jaar later is de interesse in de oorlog nog altijd aanwezig. ‘Nu het oorlogsverleden steeds verder achter ons ligt en de generatie die de oorlog heeft meegemaakt snel in omvang afneemt, staat de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog nog volop in de aandacht,’ zo concludeerde Erik Somers onlangs stellig.6 De herinneringen aan de oorlog blijven weliswaar bestaan, maar de omgang heeft andere vormen aangenomen. Belangrijk is daarbij een element dat vooral de afgelopen decennia aan invloed heeft gewonnen. Het betreft de verbeelding van het verleden in de populaire cultuur, waarin de oorlog vorm krijgt op de televisie, de computer, in de bioscoop en het theater. Aan de verbeelding van het verleden in de populaire cultuur is door historici nog nauwelijks aandacht geschonken. Dat is ten onrechte. Het is namelijk van dusdanig grote invloed op onze omgang met het verleden dat het door historici niet mag worden genegeerd. Dit onderzoek richt zich op de veranderende omgang met het verleden en besteedt daarbij uitgebreid aandacht aan de populaire cultuur. Daarmee wordt met dit onderzoek gehoor gegeven aan de oproep van Kees Ribbens. De bijzonder hoogleraar van de Universiteit pleit namelijk voor meer aandacht voor het onderwerp. Om meer inzicht te verkrijgen ‘op het brede

5 H.W. von der Dunk, In het huis van herinnering (Amsterdam 2007) 300. 6 E. Somers, Oorlog in het museum. Herinnering en verbeelding (Amsterdam 2014) 17.

5

spectrum waaraan historische participanten zich laven,’ zo stelt hij, ‘dienen de afzonderlijke media en de uiteenlopende genres niet gescheiden, maar juist in samenhang bestudeerd te worden.’7

De verschillende bewerkingen van Soldaat van Oranje beslaan in dat opzicht een interessant onderzoeksterrein, omdat het verhaal van de auteur via film en musical in de populaire cultuur terecht is gekomen. Deze thesis geeft daarmee niet alleen inzicht in de veranderende omgang met het oorlogsverleden, maar geeft ook een beeld van de manier waarop in de populaire cultuur met het oorlogsverleden wordt omgegaan. De nadruk ligt niet op het toetsen van de historische juistheid van de verschillende bewerkingen van Soldaat van Oranje, want de bestudering van populaire cultuur is er niet op gericht om de juistheid van populaire geschiedbeelden vast te stellen.8 Relevanter is de vraag welke betekenis aan de bewerkingen van het verhaal kunnen worden ontleend. Vanuit dat oogpunt is een belangrijke studie afkomstig van historici Martijn Eickhoff en Remco Ensel. Zij concluderen dat het begrip ‘Soldaat van Oranje’ sinds de jaren zeventig verschillende visies op het verzet in herinnering roepen, ‘van een heroïsch verzet naar de problematiek van individuele verantwoordelijkheden en keuzes.’9 Uit dit onderzoek zal blijken of die conclusie ook door deze studie kan worden bevestigd.

Er is gekozen om de scriptie te scheiden in drie delen, waarbij ieder medium het uitgangspunt van een hoofdstuk vormt. In het eerste hoofdstuk komen de totstandbrenging van het boek, enkele passages en recensies aan bod. Zo wordt een beeld geschetst van de toon en inhoud van zijn memoires. Het verhaal zit vol met persoonlijke waardeoordelen, waarin de beschrijvingen een heroïsch verzetsbeeld oproepen bij de lezer. De film schetst een iets ander beeld, wat zal blijken in het tweede hoofdstuk. De toevoeging van gebeurtenissen en de aanpassing van het oorspronkelijke verhaal zijn van grote invloed geweest op de film. Het is een veelzijdige oorlogsfilm geworden waarin het verzet – met uitzondering van Roelfzema – vaak knullig wordt neergezet. Komen de aanpassingen van de makers voort uit de veranderende opvatting van de oorlog of hebben de wetten van het medium hiermee te maken? Deze vragen worden ook gesteld in het derde hoofdstuk, waarin de musical centraal staat. Hoewel de makers recht willen doen aan de inhoud van het boek, is ook hier flink aan het verhaal gesleuteld.10 Daarmee is het stuk uitgegroeid tot een universeel liefdesdrama in oorlogstijd, dat veel bezoekers weet te raken. Het verzet heeft in de musical wat van zijn glans teruggekregen, maar staat als onderwerp in de schaduw van het thema

7 K. Ribbens, ‘Strijdtonelen. De Tweede Wereldoorlog in de populaire historische cultuur’, Tijdschrift voor geschiedenis 127 (2014) 85-105, 101. 8 Ibidem, 101. 9 M. Eickhoff en R. Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, in: Madelon Keizer en M. Plomp (ed.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (Amsterdam 2010) 507-518, 517. 10 Interview Edwin de Vries, 20 januari 2015.

6

kiezen in oorlogstijd. Dit thema wordt ook buiten de theaterzaal benadrukt, om de bezoeker uit te dagen na te laten denken over morele dilemma’s. Een dergelijke omgang met het oorlogsverleden lijkt iets van deze tijd te zijn.

Om de vragen te kunnen beantwoorden is gebruik gemaakt van een grote diversiteit aan bronnen. De informatie uit de secundaire literatuur is aangevuld met informatie uit kranten, televisieprogramma’s, interviews, flyers en websites. Een interview met Edwin de Vries – die verantwoordelijk is voor het script van de musical – heeft veel inzicht gegeven in de manier waarop aan verhaal in het theater vorm is gegeven. Met verschillende media als onderwerp en een diversiteit aan bronnen, begeeft dit onderzoek zich op een relatief nieuw onderzoekterrein. Door de bewerkingen van het verhaal van Erik Hazelhoff Roelfzema in samenhang te bestuderen wordt een beeld geschetst hoe de populaire cultuur onze omgang met het verleden beïnvloedt. Aan de hand van die veranderingen valt in de slotbeschouwing een uitspraak te doen over de betekenis van deze hernieuwde omgang met het nationale oorlogsverleden.

7

1. Het boek – Een heroïsch verhaal

‘De aanhalingen zijn op geheugen, behalve die van het Koninklijk Huis. Deze werden indertijd door mij opgetekend en zijn woordelijk weergegeven.’1

1.1 Egodocument De bovenstaande woorden zijn de eersten uit het boek van Erik Hazelhoff Roelfzema. De opmerking is kort, maar zegt wel iets over de manier waarop zijn verhaal tot stand is gekomen. Het is daarom belangrijk, voordat de memoires van de auteur onder de loep worden genomen, kort stil te staan bij het feit dat zijn verhaal een egodocument betreft. Het begrip egodocument werd in de jaren vijftig door historicus Jacques Presser voor het eerst geïntroduceerd. Egodocumenten omschreef hij als ‘historische bronnen waarin de gebruiker zich gesteld ziet tegenover een “ik” of een enkele keer een “hij” als schrijvend en beschrijvend subject voortdurend in de tekst aanwezig [is].’2 Het boek van Roelfzema is zo’n document, waarbij de auteur zijn persoonlijke ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog heeft verwerkt tot een verhaal. ‘Oorlogen,’ zo schreef Roelfzema later in zijn autobiografie, ‘spelen zich af in scènes van overweldigend drama, maar worden meestal herinnerd in de vorm van bepalende ogenblikken van persoonlijke aard, details die tenminste helpen een menselijk spoor te trekken door het chaotische landschap door de tijd.’3

De lezer dient zich bewust te zijn van het feit dat het boek herinneringen aan een veelbewogen periode bevat. Gebeurtenissen kunnen heldhaftiger, zieliger, of erger gemaakt worden, al naar gelang de aard of belangen van de verteller.4 Het is daarom goed te beseffen dat egodocumenten enorm kunnen variëren in detaillering, precisie, emotionaliteit, geloofwaardigheid en taalvaardigheid. Elk verhaal is een bewerking van het geheugenmateriaal tot een chronologisch geheel en werd niet voor niets al eens op fraaie wijze vergeleken met ‘een oude tekst die men heeft trachten te restaureren met gebruik van fragmenten die uit verschillende periodes zijn overgeleverd.’5 De tijd kan, simpel gezegd, herinneringen en verhalen doen veranderen. Wanneer een persoonlijke houding verandert, verandert daarmee ook de herinnering aan de gebeurtenissen uit het verleden zelf.

1 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 6. 2 J. Presser, ‘Memoires als geschiedbron’, in: M.C. Brands, J. Haak, Ph. de Vries (red.) Uit het werk van dr. J. Presser (Amsterdam 1969) 277-283, 277. 3 E.H. Roelfzema, Het leven van de Soldaat van Oranje (Houten 2013) 75. 4 K. Kolthoff, Veilige afstand (Soesterberg 2010) 108. 5 Ibidem, 68-69.

8

‘Achteraf herinner je je misschien van zo’n oorlog alleen maar de goede dingen’, zei Roelfzema eens in een interview voor Dagblad van het Noorden.6 Dat de selectiviteit van het geheugen de historische juistheid van zijn verhaal onder druk zette, daarvan was volgens hem echter geen sprake. Tegenover dezelfde krant vertelde hij dat slechts één persoon die in zijn verhaal voorkwam hem tot op dat moment op een onjuistheid had gewezen. De discussie daarover werd door de auteur snel de wereld uitgeholpen: ‘Toen heb ik de papieren er bij gehaald en hem ervan kunnen overtuigen, dat die passage wél juist was.’7 Toch heeft het feit dat hij zijn verhaal pas vijfentwintig jaar na de oorlog publiceerde ongetwijfeld zijn weerslag gehad op de manier waarop het in boekvorm in 1970 is verschenen.

1.2 Een onvoltooid manuscript Prins Bernhard schreef terecht dat Erik Hazelhoff Roelfzema de Tweede Wereldoorlog van meer kanten beleefde ‘dan wellicht enig ander Nederlander.’8 Als jongen geboren in Nederlands-Indië woonde hij sinds de jaren dertig in Nederland en was na het uitbreken van de oorlog vastberaden naar Engeland te vluchten. Hij zat ondergedoken na het schrijven van het Leidsch manifest, bracht enkele dagen in het beruchte Oranjehotel door en wist vervolgens na enkele pogingen Londen te bereiken. Daar had hij de leiding over Contactgroep Holland, waarmee hij samen met en Chris Krediet – die hij kende uit het Leidse studentenmilieu –meerdere geheime landingen op het strand van uitvoerde. De laatste maanden van de oorlog bracht hij door als Pathfinder-piloot van de RAF en was bij vele tientallen bombardementen op Duitse steden betrokken. Na de bevrijding keerde hij terug als adjudant van Koningin Wilhelmina, een eervolle functie die hij desondanks snel naast zich neerlegde.

De auteur was naar eigen zeggen in 1946 begonnen met het uitwerken van de notities die hij tijdens de bezettingsperiode had bijgehouden. Maar al na drie maanden verdween het onvoltooide manuscript in een koffer, waaruit het pas vijfentwintig jaar later tevoorschijn zou worden gehaald.9 In 1969 schreef Erik Hazelhoff Roelfzema een reeks artikelen over zijn oorlogservaringen voor het weekblad de Nieuwe Revu, die een later de basis vormden voor zijn boek Het hol van de ratelslang.10 De titel bleek een verwijzing naar zijn jeugd in Indonesië. Een oude man leerde hem hoe hij het hol van een ratelslang kon passeren door een kiezelsteentje in zijn mond te stoppen en hard door te

6 T. van der Meulen, ‘Soldaat van Oranje. Sommigen zullen wel kwaad worden over dit boek, ’t niet zo fijn vinden’, Nieuwsblad van het Noorden, 3 april 1971, 33. 7 Ibidem, 33. 8 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 5. 9 Eickhoff en Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, 511. 10 R. Hesselink, ‘Soldaat zonder franje. De betekenis van het leven en werk van Erik Hazelhoff Roelfzema’, http://www.academia.edu/8830643/Soldaat_zonder_franje [1988] Academia.edu, geraadpleegd op 14 januari 2014.

9

lopen: ‘Nu dóórlopen, niet achteromkijken, vooral niet achterom kijken, kalm doorlopen. Ik ben er langs. Het wordt lichter. Ik leef nog. Ik ben zes jaar oud,’ zo schreef Roelfzema aan zijn jeugd memorerend.11 De herdruk die een jaar na Het hol van de ratelslang verscheen droeg de aangepaste titel die tot op heden een grote bekendheid heeft verworven: Soldaat van Oranje.

Roelfzema wachtte lang met het publiceren van zijn boek. Zelf zei hij dat hij minder enthousiast werd gemaakt, doordat al zoveel mensen een boek uitbrachten.12 In feite was het aantal verschenen oorlogsmemoires in de eerste jaren na de bezetting vrij gering. Agnes Dessing onderzocht het aantal gepubliceerde boeken van Engelandvaarders tussen 1945-1950, en kwam tot een totaal van slechts vijf. De vraag naar en het aanbod van verhalen over de oorlog was weliswaar groot, maar van publicatie van individuele herinneringen was nauwelijks sprake. De meeste publicaties waren veelal ‘nationaal getint’, wat overeenkomt met de manier waarop er in die eerste jaren überhaupt met de herinnering aan de traumatische periode werd omgegaan. Er werd collectief gerouwd, maar voor individueel leed en individuele herinneringen bestond nauwelijks aandacht.13 Angst voor negatieve reacties van het Nederlandse publiek ten aanzien van zijn verhaal zou een van de redenen kunnen zijn waarom Roelfzema heeft afgezien van een snelle publicatie direct na de oorlog.

1.3 Vernieuwingsidealen De koele reactie van de Nederlandse samenleving wijdde historica Agnes Dessing aan de angst voor ongewenste confrontaties met mensen die actief bij het verzet betrokken waren geweest.14 De heldhaftige verhalen uit het verzet botsten met de herinneringen van de vele landgenoten die de oorlog op hun eigen wijze ongeschonden door waren gekomen. De persoonlijke oorlog moest maar zo snel mogelijk worden vergeten, want er was over het algemeen ‘toch nauwelijks iets om trots op te zijn,’ schreef historicus Chris van der Heijden.15 Hij wees eveneens op de teleurstelling die heerste onder een groep landgenoten: ‘Bitter zwijgen deed spoedig ook de minderheid die bij de bevrijding zoveel stoutmoedige plannen had ontworpen: het verzet.’16 Van der Heijden doelt onder andere op de plannen om na afloop van de oorlog staatkundige vernieuwingen door te voeren. Want het vooroorlogse politieke systeem was Wilhelmina (en vele verzetsmensen met haar) een doorn in het oog geweest. Binnen die vernieuwingen – het instellen van een koninklijk kabinet, dat zonder

11 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 25. 12 Van der Meulen, ‘Soldaat van Oranje. Sommigen zullen wel kwaad worden over dit boek’, 33. 13 A. Dessing, ‘Engelandvaarders’, in: Madelon Keizer en M. Plomp (red.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren’ (Amsterdam 2010) 163. 14 Dessing, Tulpen voor Wilhelmina, 330-331. 15 C. van der Heijden, Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2003) 348. 16 Ibidem, 347-348.

10

tussenkomst van de Staten Generaal zou kunnen regeren – zouden de verzetsmensen een belangrijke rol gaan spelen.17

Het plan voor vernieuwing zou echter al direct na de bevrijding in schoonheid sterven, want zowel de politiek als de maatschappij bleek niet klaar voor verandering.18 De verzuiling hield stand en de regeringspartijen bleken weinig eensgezind. Dit tot grote teleurstelling van de betrokkenen. Roelfzema schreef in zijn boek over de ‘tragedie van koningin Wilhelmina’, die haar volk vér voor bleek te zijn: ‘Zij die de bezetting vanuit de verte had meegeleden was erdoor vernieuwd; het Nederlandse volk dat hem aan den lijve had ondervonden was in de grond hetzelfde gebleven.’19 In Soldaat van Oranje voegde hij daaraan toe dat het hem niets verbaasde dat zij na het uiteenspatten van haar ‘droom van staatkundige vernieuwing’ haar taak als koningin neerlegde.20 De auteur steunde de vernieuwingsidealen van Wilhelmina en zal net als zij verbitterd zijn geweest toen degenen die zich hadden aangepast aan de bezetter direct na de oorlog hun oude plek weer innamen.21 Hij was klaar met Nederland. Dat Roelfzema ondanks aandringen van Wilhelmina bedankte voor een functie als persoonlijk adjudant van het Koninklijk Huis en naar het buitenland vertrok, lijkt dit te bevestigen. Na omzwervingen via Amerika en Duitsland, vond hij zijn thuis op het eiland Hawaï, waar hij jaren later zijn boek voltooide.

1.4 Het hol van de Ratelslang Op de omslag van de paperback prijkte een jonge Erik Hazelhoff Roelfzema in uniform, omgeven door een zwart-wit kader met een golvende zee. Het boek bevatte zestien titelloze hoofdstukken en was voor het respectabele bedrag van zes gulden twintig verkrijgbaar. De recensies waren gematigd positief en de verkoop van twintigduizend stuks viel allerminst tegen. Zelf was Roelzema helemaal niet tevreden. De auteur schreef later in zijn autobiografie dat hij het een waardeloze uitgave vond, waarin zijn verhaal niet goed tot zijn recht kwam: ‘Het was een dunne, goedkope paperback, waarin de artikelen waren samengevoegd zonder illustraties of de strakke continuïteit die ik me had voorgesteld,’ zo schreef hij.22 Met enige moeite kocht hij de rechten van zijn verhaal terug en ging op

17 C. Fasseur, ‘Restauratie en revolutie. De laatste regeringsjaren van koningin Wilhelmina’, BMGN 110 (1995) 499-514, 499. 18 M. van Rossem, E. Jonker en L. Kooijmans, Een tevreden natie. Nederland van 1945 tot nu ( 1993)19- 22. 19 E.H. Roelfzema, Het hol van de ratelslang (Amsterdam 1970) 249. 20 Ibidem, 284. 21 Van der Heijden, Grijs verleden, 343. 22 Roelfzema, Het leven van de Soldaat van Oranje, 385.

11

zoek naar een andere uitgever. De verzekering dat prins Bernhard hoogstpersoonlijk het voorwoord zou verzorgen van een herziene uitgave, trok uitgeverij Forum over de streep.23

Hoewel er op de flaptekst van deze nieuwe uitgave ‘in beknopte, ongeïllustreerde vorm verschenen onder de titel Het hol van de ratelslang’ te lezen viel, ontstond er enige commotie. Enkele lezers van de Leeuwarder Courant reageerden verontwaardigd, omdat zij destijds meenden van doen te hebben met ‘een nieuw boek van de door hen bewonderde auteur’.24 Die verontwaardiging zal mogelijk zijn aangewakkerd door het feit dat men voor deze nieuwe uitgave het royale bedrag van zeventien gulden negentig had betaald. De krant ging op onderzoek uit en concludeerde al snel dat de twee boeken dezelfde verhalen bevatten. Van een ‘omvangrijkere uitgave’ was volgens hem dan ook geen sprake, omdat er slechts een paar bladzijden aan het geheel waren toegevoegd. De feitelijke aanpassingen in Soldaat van Oranje ten opzichte van In het hol van de ratelslang waren volgens de krant minimaal. Slechts een aantal aanpassingen in tijdsaanduiding werden opgemerkt. Bijvoorbeeld over zijn gevangenschap in het Oranjehotel schreef Roelfzema in Het hol van de Ratelslang: ‘Na een maand werd ik bij gebrek aan bewijs uit de gevangenis ontslagen. Een maand: dat was alles.’25 In dezelfde beschrijving in Soldaat van Oranje was de tijd in gevangenschap teruggebracht tot één week.26

1.5 Een onfortuinlijke conditie Een zeer opvallende aanpassing zag de krant in 1971 over het hoofd. Het betreft de passage waarin Roelfzema schrijft over het lot van de Joodse bevolking, een onderwerp dat op een avond in 1937 in de studentensociëteit in Leiden ter sprake was gekomen. Roelfzema schrijft geschokt te zijn geweest toen door ouderejaars werd gevraagd wie er Joods was: ‘Jood-zijn was een onfortuinlijke conditie waarmee je geboren werd, zoals een hazelip, en als welopgevoed mens repte je daar niet over’, zo vat de auteur in Het hol van de ratelslang het moment samen.27 Verderop schrijft hij: ‘Toch bleef ik altijd bijzonder minzaam tegen hen, zoals je nu eenmaal moest zijn jegens mensen die minder fortuinlijk waren dan jezelf. Noblesse oblige’.28 In deze ongelukkig geformuleerde passage noemt de auteur het aan zijn sociale stand verplicht, om beleefd tegen de Joodse bevolking te zijn. Wat bedoeld moest zijn geweest als een hoffelijke uitspraak, zal begin jaren zeventig bij veel mensen in het verkeerde keelgat zijn geschoten. De passages bij de heruitgave van Soldaat van Oranje in 1971 zijn weggelaten, blijft dan ook niet zonder betekenis.

23 Ibidem, 386. 24 R. Boltendal, ‘Twee verschijningsvormen van hetzelfde boek’, Leeuwarder Courant, 17 april 1971, 31. 25 Roelfzema, In het hol van de ratelslang, 80. 26 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 85. 27 Roelfzema, In het hol van de ratelslang, 21. 28 Ibidem, 21.

12

Roelfzema verklaarde eens in een interview zijn boek te hebben geschreven voor een nieuwe generatie die de oorlog niet had meegemaakt. Met het schrijven van Soldaat van Oranje wilde de auteur het begrip voor die tijd voor de jonge lezer vergroten opdat zij daarmee de ‘mentaliteit van die tijd [zouden] vatten’.29 Als het vatten van de mentaliteit inderdaad de bedoeling van Roelfzema is geweest, dan is het zonde dat de passages over Joden zijn geschrapt. Daarmee is juist een deel van de mentaliteit verloren gegaan. De verdwijning van die passages laat zien dat dergelijk uitingen uiterst gevoelig waren komen te liggen. Was er in de eerste decennia na de oorlog weinig aandacht voor de Joden als individuele slachtoffergroep, in de jaren zestig was hierin veel verandering gekomen. Roelfzema besefte dat dergelijke passages maar beter niet in zijn oorlogsmemoires konden worden opgenomen. Of zou zijn uitgever hem op dit punt hebben gewezen?

1.6 Koninklijk ontvangst Martijn Eickhoff en Remco Ensel concluderen dat vanaf de jaren zeventig het begrip Soldaat van Oranje definitief in de publieke herinnering van Nederland ‘verankerd is geraakt’.30 Om erachter te komen wat de impact van het boek is geweest is het interessant om de ontvangst van zijn werk bekijken. Van Het hol van de ratelslang werden er in 1970 ruim twintigduizend exemplaren verkocht, dat aantal bleek een schijntje bij de verkoopcijfers van Soldaat van Oranje.

Uit berichten die in 1971 in enkele landelijke dagbladen verschenen, kunnen we opmaken dat het boek vrijwel direct op grote aandacht kon rekenen. Al in april van dat jaar wordt door gemeld dat het boek ‘dat dezer dagen van de pers is gekomen loopt als een trein’.31 Kort daarvoor was de auteur te gast bij het populaire praatprogramma Voor de vuist weg van Willem Duys om zijn boek te promoten, wat waarschijnlijk de nodige vruchten af heeft geworpen. Het reeds in 1963 gestarte praatprogramma van Duys was erg populair. Dat de televisiekijker bij gebrek aan alternatieven was gebonden aan de zenders van de Publieke Omroep heeft aan de kijkdichtheid bijgedragen.

Het journaal stond eveneens uitvoerig stil bij de boekpresentatie, waarbij het eerste exemplaar door Prins Bernhard in ontvangst werd genomen.32 De groeiende aandacht en populariteit zorgden ervoor dat ‘binnen een week de eerste druk van het boek uitverkocht raakte’, zo meldde de Leeuwarder Courant.33 Roelfzema zal de ontwikkelingen met tevredenheid hebben

29 Kolmia Media, ‘Soldaat van Oranje de biografie’ (DVD Soldaat van Oranje 2010). 30 Eickhoff en Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, 516. 31 B. Lulofs, ‘Na dertig jaar terug op landingsplaats’, De Telegraaf, 3 april 1971, 19. 32 Ibidem, 19. 33 Boltendal, ‘Twee verschijningsvormen van hetzelfde boek’, 31.

13

aangezien. Bovendien werd het boek in april 1971 uitgeroepen tot bestverkochte boek van de maand; het zou die status nog een aantal maanden behouden.34 Enkele maanden later werd gemeld dat ‘zonder enig tam tam’ het boek Soldaat van Oranje [was] uitgegroeid tot Nederlands meest onverbiddelijke bestseller en dat de grens van 100.000 verkochte exemplaren was bereikt. 35 Veel dagbladen waren positief over de wijze waarop Hazelfhoff Roelfzema zijn oorlogsverhaal met zijn lezers had gedeeld. Slechts het gereformeerde Nederlands Dagblad kon hierbij als dissonant worden aangewezen. Het taalgebruik in het boek kon niet op de waardering van de recensent rekenen. Over het veelvuldig misbruik van Gods’ naam schreef hij: ‘ [het] vreet blijkbaar al zo ver door dat het heel gewoon gevonden wordt dit af te drukken. Jammer dat zo’n mooi boek hierdoor wordt ontsierd’.36

1.7 Beeld van het verzet

‘Wit is wit en zwart is zwart. Had ik mij ooit vermeten anders te denken? Liefde is blind en vaderlandsliefde het blindst van alles. Dit was wat het betekende ergens bij te horen. Ik hoor erbij en iedere Nederlander was mijn broeder.’37

In het eerste deel van zijn boek schrijft Roelfzema hoe zijn eerste pogingen om via de Noordzee Engeland te bereiken mislukken, en hoe hij na elke keer weer direct op zoek gaat naar nieuwe mogelijkheden om uit bezet Nederland te ontsnappen. Hier en daar maakt de auteur opmerkingen over het verzet, soms over gebeurtenissen waarbij hij zelf niet direct betrokken is. Zo vertelt hij over de mislukte poging van een vliegtuiglanding bij het Tjeukemeer, waarbij Nederlands eerste geheime agent Lodo van Hamel wordt opgepakt en zijn studievriend Jean Mesritz wordt verraden in een poging naar Engeland te vluchten.38 Zijn eigen ontsnappingspogingen daargelaten, komt het verzet in Nederland in dit eerste deel van het boek nauwelijks ter sprake. In enkele zinnen laat de auteur doorschemeren dat hij er toebehoorde, maar over precieze activiteiten blijft hij wat oppervlakkig. De beschrijving is hier en daar wel erg vaag, zoals blijkt uit onderstaande passage:

‘Mijn wereld werd bewoond door hen die, zoals ik, de sprong in het verzet hadden genomen. Sommige kende ik niet en wantrouwde ik om die reden, andere bleken oude vrienden te zijn die mij hartelijk welkom heetten. (…) In de geheimzinnigheid en verwarring en intrige van ideeën, plannen, contacten en middelen van vervoer wist niemand ooit voor langere tijd waar hij aan toe was. Combinaties werden gevormd, veranderd, ontbonden, en opnieuw gevormd; soms hoorde je erbij, dan weer lag je er uit.’39

34 Auteur onbekend, ‘Soldaat van Oranje no.1’, Het vrije volk, 6 mei 1971, pagina onb. 35 B.Lulofs, ‘Honderdduizend Soldaten van Oranje’, De Telegraaf, 16 oktober 1971, 11; S. Huygens, ‘Roelfzema’s succesboek’, De Telegraaf, 18 november 1971, 4. 36 J. Kooijman, ‘Boekbespreking: Soldaat van Oranje 40-45’, Nederlands Dagblad, 29 juni 1971, 3. 37 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 37. 38 Ibidem, 74. 39 Ibidem, 47.

14

Hoewel het verzet door Roelfzema op weinig concrete wijze wordt beschreven, laat de auteur over zijn persoonlijke opstand tegen de bezetter geen twijfel bestaan. Noemenswaardig is wat dat betreft de passage waarin hij schrijft over de verspreiding van een pamflet, als reactie op de afkondiging om Joodse studenten als zodanig bij de Leidse universiteit te registreren. ‘Het erge was dat een groot deel van de studenten bereid scheen om dan in godsnaam maar aan die conditie te voldoen. Ik viel ervan achterover,’ zo klinken de geïrriteerde woorden over het voorval in 1941.40 Als reactie wordt in het geheim in Leiden een pamflet verspreidt, waarop tegen de nieuwe verordening van de Duitsers wordt ingegaan. Het document wordt door Roelfzema zelf geschreven en zou later bekend komen te staan als het Leidsch manifest.41 Uit angst voor represailles voor de daad die door de auteur met een nog altijd merkbaar genoegen wordt beschreven, duikt Roelfzema onder.

Het schrijven van het pamflet wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen. De auteur schrijft hoe zijn studiegenoot Jacques ten Brink42 furieus reageert, omdat hij bang is voor gevolgen van de represailles van de bezetter. In de passage wilt de auteur duidelijk maken dat de keuze voor verzet binnen zijn kringen niet vanzelfsprekend is en dat zijn houding ten opzichte van de bezetter niet door iedereen wordt gedeeld.

‘We keken elkaar aan. Het was hopeloos. We dachten in twee verschillende werelden. Jacques – en ongetwijfeld menig ander – zag in mij een Don Quichot, die met vage, hoogdravende ideeën zijn wereld in gevaar bracht. Ik zag in Jacques de angst, niet voor de Duitsers, maar voor het onherroepelijk ineenstorten van die wereld, waaraan hij zich vastklampte, waarop heel zijn leven was ingesteld en zonder welke hij verloren zou zijn.’43

Roelfzema weet als bemanningslid van een Zwitsers vrachtschip uit bezet Nederland te ontsnappen. De Nederlandse regering in Londen wordt door de auteur in zijn boek beschreven als slap en incompetent, waarmee hij zijn overtuigende anti-parlementaire houding laat doorschemeren. Zo laat hij bijvoorbeeld meerdere malen zijn afkeur blijken over de ambtenarij in Londen: ‘Zij die leefden in een wereld van banen, promoties, en salarissen – hoe kon het ook anders? – die voor ons even onwezenlijk in hetzelfde schuitje zaten viel het niemand van hen op dat de werkelijkheid hun voorbijgeraasd was, dat zij een spel speelden waarvoor aan de overkant van Noordzee geen publiek meer bestond.’44 Kort daarna vervolgt de auteur zijn relaas: ‘Maar voor hen die kersvers uit Holland binnenwervelden, de felsten der fellen, geschopt en vernederd door de bezetter, berstend van verdrukte vaderlandstrots, de herinnering aan hun lijdende landgenoten in het hart en de namen van hun doodgeschoten makkers op de tong, was de situatie in Londen in 1941 een affront en een

40 Ibidem, 78-79. 41 Ibidem, 78-79. 42 Ook de naam van deze studiegenoot is door de auteur verzonnen 43 Roelfzema, Het hol van de ratelslang, 77. 44 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 118.

15

aanfluiting.’45 Het citaat maakt duidelijk hoe Roelfzema zichzelf en de ‘echte verzetsstrijders’ ziet. Zonder respect voor de Nederlandse gezagvoerders in Engeland en met een afkeer voor alles wat met rangen en standen te maken heeft, besluit de auteur met zijn naasten de oorlog op eigen houtje te voeren. Hij wordt daarin gesteund door minister-president Gerbrandy, maar vooral koningin Wilhelmina. Meerdere malen schrijft hij in boek met ontzag over haar onverzettelijkheid en hij noemde haar later in zijn autobiografie ‘een onderdeel van [zijn] bestaan, het brandpunt van vaderlandsliefde’.46

In feite verzet Roelfzema zich tegen alles wat met de gevestigde orde in Londen te maken heeft. In eerste instantie weet hij zich aan het gezag te onttrekken door via Contact Holland op zelfstandige wijze te kunnen opereren. In samenwerking met de Engelse geheime dienst weet Roelfzema met studievriend Chris Krediet en Peter Tazelaar per boot geheim agenten en zendapparatuur naar bezet Nederland te brengen. Maar wanneer in 1942 de leiding van de Nederlandse geheime dienst onder toezicht van een onervaren Kolonel der Mariniers komt te staan, is de rol van Contact Holland snel uitgespeeld.47 Een verontwaardigde Roelfzema beschrijft hoe hij zijn blik vanaf dat moment moet richten op een volgend avontuur: ‘De bezetting had ik verlaten om de moffen op hun bek te slaan, heel eenvoudig, en als mij dat in Nederlands verband onmogelijk werd gemaakt, dan maar in ander verband. Was ik niet oorspronkelijk naar Engeland overgestoken om te vliegen in de RAF?’48 En dus stapt hij over naar de (RAF), en vecht als piloot van de Engelse luchtmacht de laatste maanden van de oorlog aan Geallieerde zijde. Hij draagt als de verantwoordelijkheid voor precisieaanvallen op verschillende Duitse steden. Van de tientallen bombardementen die hij uitvoerde beschrijft hij een enkele in zijn boek, waarna hij besluit met een korte beschrijving van zijn terugkeer in Nederland als adjudant van Koningin Wilhelmina.

Het verhaal van Erik Hazelhoff Roelfzema wordt enerzijds gekenmerkt door een diversiteit aan belevenissen, maar geven anderzijds maar een beperkt beeld van het verzet. Het verzet dat de auteur beschrijft speelt zich vooral af tussen Londen en Scheveningen, en bestaat uit de operaties van Contact Holland, waarvan Roelfzema deel uitmaakt. Het verzet maakt hij het grootste deel van de oorlog van een afstand mee, wat is terug te zien in de beknopte en vaak vage beschrijvingen in zijn boek.

45 Ibidem, 118. 46 Roelfzema, Op jacht naar het leven, 107. 47 Dessing, Tulpen voor Wilhelmina, 339. 48 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 207.

16

1.8 Een bevestiging van het ideaal Kijkend naar het beeld van het verzet dat Roelfzema in Soldaat van Oranje schetst, valt op dat het eigenlijk een bevestiging is van het oude verzetsideaal zoals dat in de eerste periode na de oorlog bestond. Volgens Martijn Eickhoff en Remco Ensel sloot het boek,

‘met zijn nationalistisch-heroïsche en incidenteel ook antiparlementaire tendensen, beter aan bij de eerste golf van oorlogsmemoires van de jaren 1944- 1950. Het was de periode van rauwe getuigenverslagen, vaak met een sterk nationalistische, politieke of religieuze inslag, met weinig ruimte voor individuele psychologisering, terwijl ook de Jodenvervolging niet fungeerde als het centrale element in de herinnering aan de bezettingsjaren.’49

In zijn persoonlijke memoires komt het klassieke beeld van een heldhaftige, trotse verzetsstrijder naar voren en in dat opzicht heeft het ook wat weg van het fictieve jongensboek Engelandvaarders, dat in 1945 van de hand van K. Norel verscheen.50 De trilogie, waarin Norel de avonturen van de gelovige visserszoon Evert Gnodde als Engelandvaarder in de oorlog beschreef, vonden volgens Agnes Dessing een weg naar een groot lezerspubliek.51 Ondanks zijn anti-parlementaire houding en frustraties over het gezag uitte Roelfzema zijn respect voor het Koninklijk Huis, en koningin Wilhelmina in het bijzonder. Maar met een levendige beschrijving van zijn heldhaftige oorlogsverhaal sloot het boek nauwelijks aan bij de opvattingen over de oorlog die er begin jaren zeventig bij een groot deel van de Nederlandse bevolking heerste.

Toen het boek van Roelfzema in 1970 voor het eerst verscheen, had het beeld van Nederland als heroïsch verzetsland langzaam plaatsgemaakt voor een iets minder rooskleurige voorstelling van zaken. Er is natuurlijk niet een gebeurtenis aan te wijzen die het denken over de oorlog in een klap heeft doen veranderen, het is een proces van jaren geweest waarin verschillende factoren dat teweeg hebben gebracht. In eerste instantie werd de aanzet gegeven door het werk van W.F. Hermans, dat al eind jaren vijftig verscheen. In De donkere kamer van Damocles (1958) werd de verzetsstrijder net zo knullig en verdacht neergezet als de collaborateur, hetgeen Hermans naast lof, ook de nodige tegenreacties opleverde. In de woorden van Jaap Cohen en Hinke Piersma, verwoestte Hermans ‘de illusies waarin Nederland zich na de oorlog had ondergedompeld, en velen waren daar nog niet klaar voor.’52 Het beeld van een heroïsch verzet was daarmee dus nog lang niet verdwenen, maar een eerste aanzet tot een kritische houding ten opzichte van de oorlog was hiermee wel gegeven. Veel ophef ontstond er in 1961, toen velen via de televisie het proces van de

49 Eickhoff en Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, 512. 50 K. Norel, Engelandvaarders (Meppel 1945). 51 Dessing, Tulpen voor Wilhelmina, 327-328. 52 J. Cohen en H. Piersma, ‘Inleiding’, in: Jaap Cohen en H. Piersma (red.), Moedige mensen. Helden in oorlogstijd (Amsterdam 2014) 11.

17

Duitse Adolf Eichmann in Jeruzalem volgde. Eichmann stond als organisator van de transporten naar de vernietigingskampen terecht voor zijn bijdrage aan de massamoorden op de Joden. In zijn verweer gaf hij aan slechts de orders te hebben uitgevoerd die hem werden opgedragen: hij was een ‘radertje’ binnen het systeem en kon, zo vond hij, onmogelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de vele moorden. Tijdens het proces leek Eichmann schijnbaar onaangedaan en achtte zichzelf tot het laatste moment onschuldig. Hij werd veroordeeld en kreeg de doodstraf, maar het proces had vele mensen doen beseffen dat de scherpe tegenstelling tussen goed en kwaad – die in de naoorlogse jaren tot dan toe aanwezig was geweest – voorgoed was verdwenen.53

Tussen 6 mei 1960 en 4 mei 1965 zagen veel mensen in Nederland de uitzendingen van de televisieserie De Bezetting van Loe de Jong, de toenmalige directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD). Hij informeerde in een reeks van eenentwintig afleveringen de kijkers over de bezettingsjaren, waarmee hij een nationale, ‘idealistische oorlogsgeschiedenis’ schetste.54 Volgens Chris van der Heijden ging de serie vooral over de weerzin van de Nederlanders tegen de onderdrukking, waarbij het verzet onterecht het meeste aandacht kreeg.55 ‘De Bezetting werd gemaakt als een teken voor het nageslacht, als toonbeeld van geestelijke kracht, als een nationaal monument dat door zijn eenvoud, zeggingskracht en waarheid tot in lengte van dagen tot iedere rechtgeaarde Nederlander zou spreken,’ schreef Frank van Vree.56 De woorden van aan het einde van de eerste aflevering zijn tekenend voor de toon die De Jong met de serie aansloeg: ‘Het grootste deel van marine had weten te ontkomen, het leger had moeten capituleren, maar tegelijk met de onderdrukking begon ook het verzet.’ 57 Even leek door De Bezetting de rust te worden bewaard, maar het algemene beeld van de oorlog zou snel veranderen. De definitieve verschuiving kwam vrijwel direct na de laatste aflevering van de televisieserie in 1965. De Jodenvervolging zou daarbij steeds vaker centraal komen te staan.

Dit kwam mede door het verschijnen van het boek van Jacques Presser, waarvan alleen al de titel weinig aan de verbeelding overliet. Ondergang, De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom verscheen in 1965 een deed direct na publicatie stof opwaaien. ‘Dit boek behelst de geschiedenis van een moord (…) tevens massamoord, op nimmer gekende schaal, met

53 F.F.L. Abbink, Van Engelandvaarders tot Oorlogswinter. Het veranderende beeld van de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse jeugdliteratuur 1945-2005 (Zutphen 2005) 16-17. 54 F. van Vree, ‘Televisie en de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog’, http://www.uu.nl/wetfilos/wetfil05/literatuur/Van_Vree.pdf [1995] Theoretische geschiedenis, geraadpleegd op 6-2-2015. 55 C. van der Heijden, Dat nooit meer. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (Amsterdam/Antwerpen 2011) 372. 56 Van Vree, ‘Televisie en de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog’, geraadpleegd op 6-2-2015. 57 L. de Jong, De Bezetting, ‘De opkomst van het socialisme, de meidagen van 1940’, afl. 1 (NTS 1960).

18

voorbedachten rade en in koelen bloede gepleegd,’ zo luidden de eerste woorden van het boek.’58 Op uitgebreide wijze beschreef Presser de uitsluiting en vernedering van de Nederlandse Joden, die vooraf gingen aan de deportatie en vernietiging. Intensief gebruikmakend van persoonlijke getuigenverklaringen schreef hij hoe, onder toeziend oog van de Nederlandse burgers, ruim honderdduizend Joden slachtoffer waren geworden van de Duitse bezetter. Hoewel ook Loe de Jong bij de kritieke vragen over de Jodenvervolging stil had gestaan, sloeg deze confronterende conclusie van Presser in ‘als een bom’ en zorgde ervoor dat vanaf dat moment de oorlog met het Joodse drama zou worden geassocieerd.59

Men kan zich afvragen hoe, in die tijden van verandering, de grote populariteit van het boek valt te verklaren. Een eerste mogelijke verklaring is de toenemende interesse in de oorlog. Met de eerste publicatie in 1970 werd het boek een onderdeel van de zogenoemde tweede golf oorlogsmemoires, die plaatsvond tussen 1970 en 1990. Sinds het einde van de jaren zestig verschenen steeds vaker artikelen, boeken en televisieprogramma’s met de oorlog als onderwerp. Het Eichmannproces, De Bezetting en De Ondergang hadden ieder op eigen wijze een hernieuwde belangstelling voor de oorlog aangewakkerd. Deze hernieuwde belangstelling is door sommige historici gewijd aan de leeftijd van de betrokkenen.60 De eersten van de generatie die de oorlog meemaakte, bereikten zo langzamerhand de pensioengerechtigde leeftijd. Zij kregen daarom meer tijd om aan de bezettingsjaren te memoreren. Dit resulteerde in een toenemende vraag en in een toenemend aanbod van publicaties over de oorlog. Het lijkt in dat opzicht voor Roelfzema een gunstige periode te zijn geweest om zijn oorlogsmemoires te publiceren.

In de toenemende aandacht voor de bezettingsjaren zocht de jongere, naoorlogse generatie steeds vaker de morele scheidslijn op en stelde kritische vragen over het verleden. Het disciplinerende verhaal van het Nederlandse volk dat als één man was opgestaan tegen de bezetter verdween steeds verder naar de achtergrond. Men ging op zoek naar een manier om met dit pijnlijke verleden om te gaan. De nieuwe opstandige generatie zocht naar voorbeelden, schreef historicus Chris van der Heijden, en kwam daarbij 'welhaast vanzelf uit bij de sluimerende traditie van het verzet en het aloude verlangen van doorbraak’.61 Soldaat van Oranje lijkt wat dat betreft voor beide generaties een uitkomst te hebben geboden: het boek gaf een levendige schets van de oorlogsjaren, en door de speciale aandacht aan het verzet kreeg deze hierbinnen weer aanzien. Het opstandige verzet zoals beschreven door Roelfzema trof de toon van een nieuwe generatie die op hun manier op de gevestigde orde uitte.

58 J. Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom (Den Haag 1965) 3. 59 Van der Heijden, Grijs verleden, 378-379. 60 Eickhoff en Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, 511; Dessing, Tulpen voor Wilhelmina, 342-343. 61 Van der Heijden, Dat nooit meer, 412.

19

Als we het succes van het boek trachten te verklaren dan mogen we de literaire kwaliteit ervan niet negeren. In een interview voor het Leids Universiteitsblad Mare verklaarde Roelfzema zelf al eens, dat hij niet de Soldaat van Oranje was geworden om wat hij had gedaan, maar om wat hij had geschreven.62 Het verhaal zit vol humor, dramatiek en is gemakkelijk te volgen, hoe onwerkelijk sommige gebeurtenissen soms ook lijken te zijn. Met alle avonturen – de ontsnappingspogingen, de nachtelijke operaties van Contact Holland en zijn ervaringen als RAF-piloot – leest het verhaal als een jongensboek. Ook de avontuurlijke en flamboyante levensstijl die hij er als jeugdige Engelandvaarder in Londen op nahield moet velen tot de verbeelding hebben gesproken:

‘Of we rolden over de vloer van de geheime schietbaan onder Baker Street Station, waar de treinen het geluid opslokten van de schoten die wij uit alle standen afvuurden op kartonnen Hitlers [of] leerden om bij een ontsnappingspoging uit een rijdende trein altijd aan de rechterkant uit te springen, want dan kon er uit de ramen alleen met de linkerhand op je geschoten worden. Maar kwamen we op tijd thuis, dan stapten we ’s avonds rond negen uur – geboend, geschoren, gepoetst en opgedirkt – in onze uniform de Mews63 uit en de Londense nacht in, achter de meisjes aan.’64

62 R. Magnée, ‘Oorlogsheld zonder kapsones’, http://www.mareonline.nl/2002/29/13.html [25 april 2002] Mare, geraadpleegd op 12 december 2014. 62 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 101. 63 Hiermee wordt het onderkomen van Erik Hazelhoff Roelfzema, Chris Krediet en Peter Tazelaar in Londen bedoelt, vernoemt naar de straat waar het zich bevond: Chester Square Mews. 64 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 101.

20

2. De film – Een stuntelig verzet

‘Ik weet dat je, om een goede film te maken, een boek moet veranderen. Anders wordt het een rotfilm.’1

Erik Hazelhoff Roelfzema

2.1 Een nationaal speelfilmevenement Snel na de succesvolle ontvangst van het boek werden de eerste plannen gemaakt om het verhaal van Roelfzema te verfilmen. Toch duurde het tot 1976 voordat Film Holland B.V. van producent Rob Houwer berichtte dat Soldaat van Oranje op het witte doek zou verschijnen. ‘De film Soldaat van Oranje zal zich (…) zonder enige twijfel manifesteren als uniek nationaal speelfilmevenement en door de gehele Nederlandse bevolking ook stellig als zodanig worden ondergaan,’ kondigden de makers aan.2 Als reactie meldde dagblad Het vrije volk dat de verfilming een uitgelezen mogelijkheid zou bieden om de mensen weer nader tot elkaar te brengen. Want ‘een verfilming van het verhaal’, zo luidde het bericht, ’is natuurlijk het ideale medium voor een herleving van het nationale saamhorigheidsgevoel zoals dit in de jaren 1940-’45 bestond – en dat is los van iedere eigentijdse polarisatie.’3 Want van een saamhorigheidsgevoel was in de jaren zeventig absoluut geen sprake. De economische neergang voerde de druk op de verzorgingsstaat op en de onvrede over tal van sociaal- maatschappelijke kwesties zorgde ervoor dat de kloof tussen links en rechts vergrootte. De voortdurende bewustwording van de oorlog ‘kruiste toen de afrekening van een nieuwe generatie met de – op het oorlogsverleden geprojecteerde – normen en waarden van de burgerlijke samenleving.’4 Soldaat van Oranje zou in de strijd tegen die polarisatie in de samenleving mogelijk een positieve bijdrage leveren. ‘Want een film over de bezetting in Nederland zou in het bijzonder ook bij de jeugd, (…) van aanzienlijk betekenis kunnen zijn,' zo schreef de krant Het vrije volk.5

Soldaat van Oranje zou de duurste filmproductie in Nederland tot dan toe worden en tevens de eerste die ‘koninklijk’ beschermd zou zijn. Nadat Prins Bernhard voor het boek al het voorwoord had verzorgd, besloot hij ook aan het filmproject zijn zegen te geven. Het is niet helemaal duidelijk of daar ook financiële steun mee gepaard is gegaan. De financiering voor de film kwam in eerste instantie maar moeizaam op gang, omdat het Nederlandse bedrijfsleven wat terughoudend was om

1 Erik Hazelhoff Roelfzema in: Soldaat van Oranje revisited. Film en mensen 25 jaar later (Frank Krom NedFilm/Tros 2002). 2 Auteur onbekend, ‘Soldaat van Oranje versterkt ons saamhorigheidsgevoel’, Het vrije volk, 1 september 1976, 15. 3 Ibidem, 15. 4 K. Ribbens, Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur in Nederland 1945-2000 (Hilversum 2002) 43. 5 Auteur onbekend, ‘Soldaat van Oranje versterkt ons saamhorigheidsgevoel’, 15.

21

het project te steunen. Misschien kwam dit wel juist door het feit dat Bernhard zijn naam aan de film had verbonden. De opnames voor de film begonnen namelijk in 1976, precies in het jaar waarin de eerste berichten over de Lockheed-affaire naar buiten kwamen. Aan de hand van briefwisselingen tussen de prins en het vliegtuigconcern was aan het licht gekomen dat er steekpenningen in ontvangst waren genomen voor de lobby voor aanschaf van gevechtsvliegtuigen. De negatieve publiciteit rond de prins zorgde voor veel ophef die de financiering voor filmproducent Rob Houwer wellicht flink bemoeilijkt hebben. Roelfzema, die tot zijn dood zeer goed met de prins bevriend is gebleven, heeft over de situatie nooit wat losgelaten. Ook niet in zijn later geschreven autobiografie. De financiering voor de film kwam desondanks rond en voor de productie werd nagenoeg het complete team bij elkaar gebracht dat voor de eerdere filmsuccessen van Turks Fruit (1973) en Keetje Tippel (1975) verantwoordelijk was geweest. Paul Verhoeven werd als regisseur in dienst genomen en Gerard Soeteman en Kees Holierhoek als scriptschrijvers aangesteld.

2.2 A new kind of history De film Soldaat van Oranje verschilt als vanzelfsprekend van het boek, omdat het medium nu eenmaal afwijkt van een geschreven tekst. Omdat een film door de zucht naar emotie, actie en dramatiek een vertekend beeld van het verleden kan opwekken, is het medium door historici vaak bekritiseerd en bovendien zelden serieus genomen. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is de kritiek gegrond, want zonder kritische onderbouwing, opbouw, argumentatie en bronvermelding kan het medium film zich niet meten met het traditioneel geschreven boek of artikel. Een film zorgt voor een opeenstapeling van beelden, waarbij de kijker slechts als ontvanger van de informatie fungeert. Een bron verifiëren of even terugbladeren is niet mogelijk. Door het ontbreken van enige logische redenering en argumentatie kan in een film in feite een valse verbeelding van het verleden worden gecreëerd. Een voorbeeld is de bekroonde film Missisipi Burning uit 1988, waarin wordt ten onrechte het beeld wordt geschetst de zwarte gemeenschap als slachtoffer van racisme niets deed in de strijd om gelijke mensenrechten. De film

‘marginalizes blacks and insists that though they are victims of racism, they in fact had little to do with their own voting rights drive. The resulting message is that the government protected African-Americans and played a major role in the voter registration drive of Freedom Summer. Yet this is palpably untrue.’6

Hoewel de film vakkundig is gemaakt, klopt de essentie van de historische boodschap niet. We kunnen van een film weliswaar niet verwachten dat deze hetzelfde doet als een geschreven onderzoek, maar het is wel belangrijk om te bekijken welke informatie het ons verschaft en of die informatie al dan niet juist is. De Amerikaanse filmhistoricus Robert Rosentone was twintig jaar

6 R. Rosenstone, Visions of the past. The challenge of film to our idea of history (Harvard 1995) 72-73.

22

geleden een van de eersten die in zijn boek Visions of the past het belang van het medium film binnen academische kring benadrukte en daarbij opriep tot een nieuwe kijk op het medium. Rosenstone stelde: ‘[that it] it is time for the historian to accept the mainstream historical film as a new kind of history that, like all history, operates within certain limited boundaries.’7

De impact van beelden op onze kennis van het verleden kan onmogelijk worden genegeerd. Veel van onze voorstellingen van het verleden worden gevormd door de audiovisuele geschiedenis, zo stelt historicus Frank van Vree.8 Het is daarom onterecht dat binnen de academische kringen de film (net als alle andere voorstellingen van het verleden binnen de populaire cultuur) op weinig aandacht kan rekenen. Want een analyse van de historische speelfilm kan informatie opleveren, waarmee inzicht kan worden gegeven in de veranderende visuele voorstellingen van het verleden.9 Die analyse dient dan wel op een andere manier te geschieden dan dat bij een geschreven bron wordt gedaan. Want de visuele verbeeldingen van het verleden ‘cannot be judged by the criteria we apply to what is produced on the page, for it exists in a separate realm, one which relates to, comments upon, and often challenges the world of written history,’ om daarmee opnieuw de woorden van Rosenstone te citeren.10

Rosenstone erkent als geen ander dat er wetten aan het medium film zijn verbonden die van invloed zijn op het genre. Een film bevat zodoende altijd bepaalde conventies, wetten die zorgen voor aanpassingen. Zo kent een film bijvoorbeeld altijd een duidelijk begin en eind, ligt de nadruk op individuen en wordt de geschiedenis bovendien vaak gedramatiseerd.11 Er worden in een film allerlei elementen samengevoegd om een verbeelding van het verleden te creëren, of zoals hij het zelf omschrijft: ‘bits and pieces are stuck together according to certain codes of representation, conventions, of film that have developed to create what may be called cinematic realism.’12 Dat er aanpassingen worden gedaan om een film aantrekkelijker te maken voor de kijker is op zich niet erg, want deze inventies zijn noodzakelijk binnen het medium. Het gaat er uiteindelijk om of een film al dan niet recht doet aan het verleden zoals dat uit onderzoek van historici naar voren is gekomen. Mengt een film zich in het wetenschappelijk discours en doet het daarmee recht aan de bestaande historische kennis, dan is er volgens Rosenstone sprake van een true invention. Een film die het

7 Ibidem, 78. 8 F. van Vree, ‘Een historische beweging. Televisie schrijft en herschrijft het verleden’, http://dare.uva.nl/document/2/75545 [2009] geraadpleegd op 7 februari 2015. 9 F. van Vree, ‘De visualisering van de historische cultuur en de moderne media’ in: Thomas Essenaer en P. Hesseberth (red.), Hollywood op straat. Film en televisie in de hedendaagse mediacultuur (Amsterdam 2000) 170. 10 R. Rosenstone, ‘Inventing historical truth on the silver screen’, Cinéaste (2004) 29-33, 29. 11 R. Rosenstone, ‘The historical film. Looking at the past in a post-literal age’, in: Marcia Landy (ed.), The Historical Film: History and Memory in Media (New Jersey 2001) 50-66, 54-57. 12 Ibidem, 54.

23

wetenschappelijk discours negeert en daarmee een foutief beeld van het verleden weergeeft kan als een false invention worden aangeduid.13

Op welke wijze het verhaal van Roelfzema in de film is aangepast kan aan de hand van enkele voorbeelden worden beoordeeld. Wat hierbij opgemerkt moet worden is de lichte problematiek rond het gebruik van de theorie van Rosenstone, omdat de film wordt vergeleken met het boek. Het boek van Roelfzema is een memoires van één persoon en daarmee in feite geen wetenschappelijke bron. Omdat dit onderzoek gericht is op de verschillende bewerkingen van het verhaal en geen nadruk legt op de historische juistheid, ligt het gebruik van de theorie van Rosenstone daarom wat ingewikkelder. Rosenstone analyseert de speelfilm aan de hand van de wetenschap, maar in dit hoofdstuk wordt de film met het oorspronkelijke verhaal in het boek vergeleken. Toch is de essentie van zijn theorie voor dit onderzoek waardevol, omdat het inzicht geeft in de wijze waarop het oorspronkelijke verhaal wordt aangepast. De wetten van het medium, de wensen van de makers en de tijd kunnen allen van invloed zijn op de wijze waarop het verhaal is bewerkt. Door enkele voorbeelden uit de film te analyseren kunnen we achteraf beoordelen in hoeverre de film nog rechtdoet aan het boek van Roelfzema en hoe in dat opzicht het verhaal in de film is veranderd.

2.3 Een aangepast verhaal Erik Hazelhoff Roelfzema – die over zijn boek zeer stellig wist te melden dat alle door hem daarin beschreven gebeurtenissen juist waren – vond het geen probleem dat er aanpassingen waren gedaan voor de film. Want ‘als schrijver van een boek weet je altijd, als niet achterlijk bent tenminste, dat een film een ander medium is’, zo liet hij weten.14 Aan het begin van Soldaat van Oranje ziet de kijker Erik Lanshof (zo luidt de naam van Erik Hazelhoff Roelfzema in de film) samen met zijn vijf vrienden poseren voor een foto. De oorlog is nog niet begonnen en er wordt feestelijk geproost. Elk lid van de groep raakt in een eigen strijd verwikkeld, waarbij de een kiest voor het verzet en de ander collaboreert met de vijand. In de slotscène van de film haalt Erik Lanshof, wanneer de bevrijding op straat wordt gevierd, de groepsfoto weer tevoorschijn. De kijker ziet dat slechts twee van de zes vrienden bezettingsjaren hebben overleefd. Met de twee scènes wordt een duidelijk begin en einde van het verhaal aangeduid.

In de film staat Erik als hoofdpersoon weliswaar centraal, maar veel meer dan in het boek worden ook andere personen uit de groep belicht. In de film is daarvoor wel uitvoerig gebruik

13 Rosenstone, Visions of the past, 72 14 H. van der Meyden, ‘Karin is de echte vrouw achter de Soldaat van Oranje’, De Telegraaf, 24 september 1977, 5.

24

gemaakt van het toevoegen of aanpassen van personages. Zo komen in de rol van Guus LeJeune, in de film gespeeld door Jeroen Krabbé, de in het boek beschreven , Peter Tazelaar en andere geheimagenten samen.15 De individuen in de film vertellen allen een verhaal waardoor de verschillende kanten van het oorlogsverleden worden belicht: het verzet, de Joodse kwestie, collaborateurs en het leger. Het samenvoegen van personages uit het boek zorgt ervoor dat in de film de nadruk op individuen kan worden gelegd en er een overzichtelijke verhaallijn ontstaat. De aanpassingen die hier voortkomen uit de wetten van het medium zijn niet in strijd met datgene wat Roelfzema in zijn boek beschreef.

Aan het oorspronkelijke verhaal is ook de nodige drama toegevoegd. Een voorbeeld hiervan is de scène waarin een aanslag van Erik op secretaris-generaal van de koningin Francois Van der Zanden (Van ’t Sant) mislukt. In de film komt Erik Lanshof er tijdens zijn gevangenschap in het Oranjehotel in Scheveningen achter dat Van der Zanden een verrader blijkt te zijn. Als hij na zijn ontsnapping in Londen aankomt, probeert hij Van der Zanden van het leven te beroven. De aanslag mislukt, waarna hem wordt uitgelegd dat het een list van de Duitsers was om verwarring bij de vijand te stichten. Bij een dergelijke aanslag op de secretaris-generaal is Roelfzema echter nooit betrokken geweest, en de scène is dus in zijn geheel door de filmmakers verzonnen. Toch is de aanpassing niet zomaar uit de lucht gegrepen. Van ’t Sant is tijdens de oorlogsjaren daadwerkelijk van verraad beticht en er zouden aanslagen op zijn leven zijn gepland door mensen uit het verzet. Roelfzema schreef in zijn boek: ‘[Vanaf] juli 1941 tot vrijwel het einde van de oorlog bracht een onafgebroken reeks van Engelandvaarders te goeder trouw de waarschuwing uit bezet gebied naar Londen: generaal Van ’t Sant, particulier secretaris en raadsman van koningin Wilhelmina, is een verrader die met de nazi’s heult.’16 Later viel in Het Koninkrijk van Loe de Jong te lezen dat Francois van ‘t Sant tijdens de oorlog inderdaad als omstreden figuur gold. Hij zou volgens sommigen te maken hebben gehad met het , de Duitse contraspionage die aan veel Nederlandse geheim agenten het leven kostte. Van ‘t Sant had er niets te maken, maar vanwege de verdenkingen was er reden ‘om aan te nemen dat er (…) in de verwarde naoorlogse omstandigheden aanslagen op hem zouden worden gepleegd,’ zo viel in het werk van Loe de Jong te lezen.17

Zo zijn er meerdere gebeurtenissen waarbij Erik in de film is betrokken, maar waar de auteur zelf niets mee te maken heeft gehad. Zoals de scène waarin een poging van Erik om met behulp van een watervliegtuigje naar Engeland te ontsnappen mislukt. Vanwege verraad wordt hij door een Duitse patrouilleboot opgepakt. Het voorval van de ontsnappingspoging wordt door Roelfzema

15 Dessing, ‘Engelandvaarders’, 342. 16 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 194. 17 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog IX, Londen (Den Haag 1979) 870.

25

weliswaar in het boek beschreven, zelf was hij bij deze gebeurtenis niet betrokken. ‘Op de afgesproken nacht zat het groepje in een roeiboot op het Tjeukemeer, behalve Erik [Erik Michielsen] en Carel, die stonden aan de kant,’ zo schrijft hij.18 ‘Het antwoord was een mitrailleur boot die zijn vliegtuig met kogels doorzeefde,’ valt er later te lezen.19 Zelf verklaarden regisseur Verhoeven en producent Houwer tegenover het Limburgsch Dagblad deze elementen aan de film te hebben toegevoegd, omdat in het oorspronkelijke verhaal inderdaad slechts één kant van het verzetswerk werd belicht. De gebeurtenissen die uiteindelijk tot het Englandspiel hadden geleid kwamen in het boek nauwelijks ter sprake, wat hen ertoe bewoog het een en ander aan de film toe te voegen. De reden hiervoor was om de gang van zaken begrijpelijker te maken en ‘het verzetswerk in Nederland de nodige nadruk te verlenen.’20

2.4 Problematische toevoegingen De eerder beschreven gebeurtenissen hebben de film tot een omvattender oorlogsverhaal gemaakt. Het persoonlijke verhaal van Roelfzema is verweven met op waarheid gebaseerde gebeurtenissen die zich tijdens de oorlog in het verzet hebben afgespeeld. Er zijn echter ook aanpassingen en toevoegingen in de film die een betrokkenheid met de persoonlijke ervaringen van de auteur suggereren, die meer in strijd zijn met de essentie van het oorspronkelijke verhaal. Problematisch is in dat opzicht het toevoegen van de vrouwelijke rol van Esther, waarmee de Joodse kwestie aan de film is toegevoegd. Actrice Belinda Meuldijk verklaarde in een interview dat haar personage inderdaad was verzonnen ‘omdat er helemaal geen Joods probleem in de hele film aanwezig was.’21 De rol van Esther is van grote invloed op het verhaal. Zij is in de film de vriendin van Robbie, een vriend van Erik die eerst werkzaam is in het verzet en later onder druk verraad pleegt. Ze krijgt een geheime liefdesverhouding met Erik, waardoor regisseur Verhoeven kans zag het nodige bloot aan het verhaal toe te voegen. Na de bevrijding treft Erik Esther aan, met het hoofdhaar afgeschoren vanwege haar relatie met collaborateur Robbie. Daarmee is er naast een romance ook een Joodse kwestie aan de film toegevoegd. De rol van Esther komt in geen enkel opzicht overeen met het oorspronkelijke verhaal. Bovendien is het historisch niet erg overtuigend dat Verhoeven hier een Joods meisje als moffenmeid laat aantreden.

Opvallend is eveneens de scène waarin een Joodse handelaar (let op de stereotypering) door twee agenten in het openbaar wordt vernederd. Op het Rapenburg in Leiden wordt de handkar van de man in het water geduwd. Bij het zien van dit incident schiet Jan Weinberg (een van Eriks

18 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 74. 19 Ibidem, 74. 20 T. Pasing, ‘Soldaat van Oranje kost vijf miljoen’, Limburgsch Dagblad, 30 september 1977, 2. 21 NedFilm/Tros, Soldaat van Oranje revisited. Film en mensen 25 jaar later (Documentaire Frank Krom 2002).

26

studievrienden) de man te hulp en gaat met gevaar voor eigen leven de twee agenten te lijf. De gebeurtenis wordt door Erik vanaf zijn balkon aanschouwd. In het boek komt het voorval helemaal niet voor, al verklaarde Verhoeven dat het gebaseerd is op een gebeurtenis die door Roelfzema in zijn boek wordt beschreven. Hiermee doelt de regisseur op de toespraak van professor Cleveringa op de Leidse universiteit, waarmee hij protesteerde tegen het ontslag van zijn Joodse collega’s. Erik schrijft hierover in zijn boek:

‘Ik was het roerend met hem eens. We kwamen tot de conclusie dat de eer van Leiden bij mannen als Cleveringa in veilige handen was, en hieven ons glas op zijn gezondheid. Dat zijn protest zich indirect ook buiten Leiden gericht had, tegen deze eerste stap in een Jodenvervolging die uiteindelijk aan meer dan honderdduizend landgenoten het leven kostte, was ons te enen male ontgaan.’22

Verhoeven koos ervoor om de gebeurtenis rondom de rede van professor Cleveringa, die voor zijn protest door de Duitsers werd opgepakt, niet in de film weer te geven. Toch wilde hij het individuele protest tegen de Joodse onderdrukking in het verhaal laten zien. Daarop besloot de regisseur de scène met de Joodse handelaar aan het script toe te voegen. De Joodse professor, tegen wiens ontslag Cleveringa in 1940 protesteerde, is vervangen door een Joodse handelaar en het protest tegen de onderdrukking wordt in de film door Jan Weinberg uitgebeeld. Verhoeven verklaarde tegenover dagblad De Waarheid de scène om filmdramatische redenen te hebben toegevoegd: ‘We besloten om die balkonscène te laten staan, en die fascisten op te voeren die die handkar van die Joodse man in de gracht flikkeren. Dat werkt trouwens emotioneel veel directer, is veel herkenbaarder…’23

Hoewel de scène volgens de regisseur verwijst naar informatie uit het boek, kan de vraag worden gesteld of het geen verkeerd beeld geeft van de persoonlijke ervaring van Roelfzema. In zijn boek schreef hij niet over zijn afkeer tegen de onderdrukking van de Joden. Sterker nog, in het eerste hoofdstuk werd duidelijk dat hij er überhaupt eigenzinnige houding jegens het ‘minder fortuinlijke’ ras op nahield. Zijn uiting van respect voor Cleveringa en het schrijven van het Leidsch manifest leken in die zin meer met zijn lotgevallen van zijn universiteit te maken te hebben dan met de Joodse kwestie zelf. Uit voorgaande wordt duidelijk dat de hand van makers steeds vaker een bepalende rol heeft gespeeld bij het beeld dat er in de film naar voren is gebracht. Daarbij valt op dat de makers de essentie van het oorspronkelijke verhaal steeds vaker links hebben laten liggen.

Het beeld van koningin Wilhelmina dat in de film naar voren komt, vertoont sterke overeenkomsten met de manier waarop zij door Roelfzema in het boek werd beschreven.

22 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 69-71. 23 J. Haagmans, ‘Roelfzema heb ik juist verdiept, dat kan ik wel zeggen ja’, De Waarheid, 10 december 1977, pagina onb.

27

Wilhelmina (gespeeld door actrice Andrea Domburg) die in het boek als toonbeeld van verzet en standvastigheid optreedt, wordt in de film geportretteerd als een sterke vorstin met idealen die zich fel over de Duitse bezetter uitlaat. De overeenkomst tussen Wilhelmina in het boek en in de film is niet verwonderlijk. In zijn autobiografie schreef Roelfzema dat hij tijdens de opnamen op de filmset Verhoeven corrigeerde over de manier van buigen van de koningin. Hij beschreef de woordenwisseling die volgde:

‘”Weet ik veel?”, verdedigde hij [Paul] zich. “Ik was zes jaar oud toen zij naar Engeland overstak.” Hij was te jong om haar in werkelijkheid gezien te hebben, en hetzelfde gold voor iedereen die aan de film werkte. Ter plaatse benoemde Paul mijn tot coach voor Andrea Domburg, die de koningin zou spelen.’24

Waarom het beeld van Wilhelmina overeenkomt met het boek valt aan de hand van het bovenstaande citaat te verklaren. Toch heeft Verhoeven zijn stempel op de rol weten te drukken. Want hoewel er in film van de standvastigheid nog altijd sprake is, ontkomt zelfs de koningin niet aan de humor en kritiek van de regisseur. De scène waarin zij tegen Erik spreekt over de rol die het verzet kan gaan spelen in de hernieuwde naoorlogse politiek is wat dat betreft illustratief. Nog voordat zij over haar vernieuwingsplannen iets substantieels heeft kunnen melden, wordt haar boodschap geheel naar de achtergrond geschoven. Want tijdens haar rede wordt Erik Lanshof afgeleid door iets wat zich nét buiten het gezichtsveld van de koningin afspeelt: Daar zijn Guus Lejeune en zijn liefje van de Engelse geheime dienst in een liefdesscène verwikkeld. Ze staan beide met ontbloot bovenlichaam voor een open raam, die vanaf de binnentuin zichtbaar is. Wanneer Lanshof het tafereel uit het zicht van de koningin probeert te houden, verstomt langzaam het geluid totdat de woorden van Wilhelmina bijna niet meer verstaanbaar zijn. ‘Luister je wel, Lanshof?’ vraagt ze licht gepikeerd omdat hij duidelijk is afgeleid door wat zich op de achtergrond afspeelt.25

Het komische effect van de scène was niet helemaal de bedoeling van de makers. Verhoeven verklaarde destijds tegenover dagblad De Waarheid waarom er voor de scène werd gekozen. ‘[ik] wilde door dat uittrekken van die kleren illustreren, symboliseren, dat koningin Wilhelmina haar hofkleding wilde afleggen, over die oude hekken wilde stappen. Weg met die uniformen, weg met die blabla.’26 De boodschap van een vooruitstrevende koningin met vernieuwingsidealen is door het komische effect van de scène geheel naar de achtergrond verdwenen.

24 Roelfzema, Het leven van de Soldaat van Oranje, 410. 25 Film Soldaat van Oranje, Paul Verhoeven (1977) 26 J. Haagmans, ‘Roelfzema heb ik juist verdiept, dat kan ik wel zeggen ja’, De Waarheid, 10 december 1977, pagina onb.

28

2.5 Tijdgeest Als vanzelfsprekend heeft ook de tijdgeest een rol gespeeld bij het maken van de film. Zowel Rob Houwer (1937), als Paul Verhoeven (1938) maakte de oorlog als klein kind mee. Verhoeven was vóór Soldaat van Oranje al langer bezig om een oorlogsfilm te maken, omdat het naar zijn idee zich goed leende voor drama. ‘Het [de oorlog] is een tijd van extremen. Je bent een lul of niet. Er is geen grijs gedoe, zo zei hij.’27 Naast het feit dat tegenstellingen filmisch goed werken, paste die opvatting ook in het goed-fout denken dat tot dan toe vaak over de oorlog was gedaan. Pas in de loop van de jaren tachtig en negentig kwam in wetenschappelijke kring het debat over het goed-fout denken op gang. Belangrijk is in dat opzicht inaugurele rede in 1983 van Hans Blom als directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) geweest, waarin hij terugblikte op de geschiedschrijving over de bezettingsjaren. 28 Vrijwel alle verhalen over de oorlog waren tot dan toe volgens hem geschreven vanuit hetzelfde perspectief: ‘goed en fout, verzet en collaboratie’ 29 Om vernieuwende inzichten over de oorlog te kunnen blijven doen, pleitte hij voor een ruimere opvatting over de oorlog. Slechts het met open vizier het debat betreden zou volgens hem een verrijking van informatie op kunnen leveren. Het pleidooi van Blom heeft in wetenschappelijke kring navolging gekregen, maar het werk van Verhoeven was toen allang uit de bioscoopzalen verdwenen.

Met Erik als ware verzetsheld, vriend Robbie die onder druk collaboreert en Lex die kiest voor partij van de Duitsers is in de film het goed-fout denken duidelijk aanwezig, maar ook andere elementen in de film lijken te passen in de kritische opvattingen die er over de oorlog heersten. In deze periode liet vooral de generatie die de oorlog niet (of niet bewust als kind) had meegemaakt zich steeds vaker kritisch over de bezettingsjaren uit. Agnes Dessing merkte op dat Soldaat van Oranje in dat opzicht ‘aansloot bij het gedachtegoed van de jaren zestig en zeventig.’30 De nieuwe generatie die aanschopte tegen het establishment, zal daarom wel wat in de film van Verhoeven hebben gezien. Erik Lanshof lijkt in de film als belichaming van deze rebellerende generatie op te treden, al verbeeldde hij daarbij de persoon van Roelfzema die in de bezettingsjaren tegen het gezag in opstand kwam.

De daadkracht van het verzet wordt in de film flink in twijfel getrokken. De gedachte dat er collectief, op grote schaal verzet was gepleegd had in de jaren zeventig flink aan kracht ingeboet, zo

27 Ibidem. 28 J.C.H. Blom, In de ban van goed en fout? Wetenschappelijke geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland (Bergen 1983) 7-9. 29 Van der Heijden, Grijs verleden, 397. 30 Dessing, Tulpen voor Wilhelmina, 343.

29

schreef historica Julika Vermolen.31 Het aanzien van degenen die echter wel belangrijke oorlogsdaden hadden verricht bleef daarbij onverminderd groot. Dit laatste is terug te zien in het feit dat Roelfzema in de film binnen het verzet als ‘echte held’ overeind blijft. In de kritiek van de jaren zeventig past ook het knullig verbeelden van het verzet én het Nederlandse leger, waarvan in de volgende paragraaf enkele voorbeelden zullen worden gegeven.

2.6 Een reeks dappere mislukkingen ‘Door de keuze van het maken van een groepsportret was regisseur Verhoeven in staat het verzet – en het Nederlandse leger – als een reeks dappere mislukkingen te verbeelden,’ zo merkten Martijn Eickhoff en Remco Ensel op. 32 De film bevat in dat opzicht inderdaad nogal wat kritisch-satirische elementen. Een voorbeeld is de scène waarin we een groep fietsende Nederlandse soldaten zien stoppen, nadat zij door een boer worden verzocht op enkele gesignaleerde Duitse parachutisten af te gaan. Het blijkt loos alarm, want ze vinden in een hooiberg een jong vrijend stel, waarvan de boer al op de hoogte was. Terwijl de soldaten worden uitgelachen, deelt door een voorbijgaande commandant mee dat Nederland heeft gecapituleerd. Beteuterd staan de soldaten te kijken wanneer hen op cynische wijze wordt nageroepen: ‘Heren, jullie worden bedankt!’33 Dat het (fietsende) leger hier voor gek wordt gezet en bedankt wordt voor ‘bewezen dienst’ roept natuurlijk een komisch beeld op bij de kijker. Dat het leger vijf dagen na de Duitse inval capituleerde is hier door de filmmakers aangegrepen om de onmacht van de binnenlandse strijdkracht in de meidagen van 1945 te benadrukken. De cynische verwijzing naar het falen van het militair apparaat valt te plaatsen in de kritiek die hierop in de jaren zeventig vooral bij de nieuwe generatie toenam.

In verschillende scènes wordt het verzet op eenzelfde knullige wijze in beeld gebracht. Zo gaat de eerste poging om naar Engeland te ontsnappen direct fout. In de scène zien we Erik die een buitenboordmotor in een nabijgelegen strandhuisje verstopt en zich daarna op het strand bij Guus Lejeune en Jan Weinberg aansluit. Alleen de kijker ziet dat er benzine uit de motor lekt en (op wonderbaarlijke wijze) een spoor door het mulle zand trekt richting de heren. De rest laat zich raden. Wanneer Guus na het opsteken van een sigaret zijn lucifer weggooi ontvlamt de benzine en vliegt het strandhuisje de lucht in. In de film draaien veel pogingen van het verzet uit op mislukkingen, waardoor ondanks de goede bedoelingen een wat knullig beeld ontstaat. In deze

31 J. Vermolen, ‘De vierde en vijfde mei: herinnering aan en herdenking van de Tweede Wereldoorlog. Een overzicht van de betekenis van en de vormgeving aan 4 en 5 mei’, in: Oorlogsdocumentatie ’40-’45. Zesde jaarboek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, vol.6 (1995) 87-122, 104. 32 Eickhoff en Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, 514. 33 Film: Soldaat van Oranje (R.Houwer en P. Verhoeven (T2Entertainment DVD 2008)).

30

opvatting schrijven Eickhoff en Ensel dat in de film de naïeve verzetsmensen zich wel heel gemakkelijk ‘door een maskerade met tomatensoep-voor-bloed in de luren [laten] leggen.’34

In een interview zei Verhoeven dat hij in de film de naïviteit van jongens in het verzet heeft willen tonen: ‘Die naïviteit van die studenten is anders, dat zijn fantastische mensen, maar ze hebben geen enkel idee van weloverwogenheid en de koele berekening van de Duitsers.’35 Het is juist deze knulligheid en kwajongenssfeer die Verhoeven naar eigen zeggen naar de voorgrond heeft gebracht. Het avontuurlijke – niet zwaar doen over de oorlog – is in de film sterk aanwezig. De scène in het Kurhaus in Scheveningen is voor dit laatste illustratief. Hierin geeft Erik, laconiek achteroverleunend op zijn stoel, antwoord op de vraag of hij het jammer vindt dat Nederland (nog) niet bij de oorlog is betrokken. ‘Ja, een beetje oorlog, best spannend’, antwoord hij zelfgenoegzaam met een lach.36

2.7 Recensies De film ging onder toeziend oog van vele aanwezigen op 22 september 1977 in Tuschinski in première. De Koninklijke afvaardiging bestond uit koningin Juliana, de prinsessen Beatrix en Margriet, hun echtgenoten prins Claus en Pieter van Vollenhoven en natuurlijk prins Bernhard.37 Vanaf de eerste dag trokken veel mensen naar de bioscoopzalen en al na drie weken werd de miljoenste bezoeker ontvangen. Dat aantal was, zoals dagblad Het vrije volk berichtte, in Nederlandse bioscopen niet eerder vertoond.38 En nog voor het einde van het jaar kon de anderhalf miljoenste bezoeker worden verwelkomd.39 Van grote populariteit was dus zeker sprake. Toch waren de reacties van de bezoekers en recensenten uiteenlopend. Zo vond een bezoeker die uit sentimentele nieuwsgierigheid een kaartje had gekocht de film ‘fantastisch realistisch gespeeld’ en verklaarde een ouder echtpaar dat het voor hun generatie het beeld van vroeger weinig zou veranderen. Zij vonden het weliswaar goed voor de jeugd, maar gaven aan bang te zijn dat zij er slechts een ‘avonturenverhaal’ in zouden zien, zo verklaarden zij tegenover het Limburgsch Dagblad.40

‘Hij heeft er een geweldig harde actiefilm van gemaakt vol spanning. Een boeiende film, ook voor de jonge mensen die de oorlog nooit hebben meegemaakt. Daar

34 Eickhoff en Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, 514. 35 J. Haagmans, ‘Roelfzema heb ik juist verdiept, dat kan ik wel zeggen ja’, De Waarheid, 10 december 1977, pagina onb. 36 Soldaat van Oranje (R.Houwer en P. Verhoeven (T2Entertainment DVD 2008)). 37 Auteur onbekend, ‘Soldaat van Oranje in première’, Nieuwsblad van het Noorden, 21 september 1977, 1. 38 Auteur onbekend, ‘Miljoenste bezoeker voor Soldaat’, Het vrije volk, 11 november 1977, 1. 39 Auteur onbekend, 18-05-1978, ‘Soldaat in 1977 film no.1’, Het vrije volk, 18 mei 1978, pagina onb. 40 T. Pasing, ‘Soldaat van Oranje kan zich verheugen in deskundig publiek’, Limburgchs Dagblad, 27 september 1977, 1.

31

moet ik dan aan denken. Daar wordt zo’n film voor geproduceerd. Dat is het filmpubliek. Men wil gewoon een spannend verhaal zien.’41

De bovenstaande woorden van recensent Henk van der Meyden vielen te lezen op de showbizzpagina van De Telegraaf, kort na het verschijnen van de film. De journalist, die niet veel later het roddelblad Privé oprichtte, raakte met zijn woorden de kern van tot wat het verhaal van Roelfzema in de film is geworden. Verderop in zijn recensie schreef de journalist van de krant dat de regisseur goed had aangevoeld hoe wij in die tijd dachten en handelden en juist dit gebruikte ‘als basis voor dit actieverhaal’.42 Zoals gezegd vond de auteur dat geen probleem. Hij hoopte alleen wel dat de jonge generatie naast alle actie ‘ook een beetje [zou] inzien wat hun ouders in de oorlog hadden meegemaakt.’43

Het commentaar van de critici richtte zich destijds voornamelijk op het gebrek aan diepgang en verkeerde voorstelling van zaken in de film. Zo liet recensent Jaap van Dijk van het communistische dagblad De Waarheid zijn ergernis blijken over de eenzijdige, versimpelde wijze waarop de oorlogsgebeurtenissen in de film werden voorgesteld. Hij kon geen sympathie opbrengen voor de manier waarop ‘de lotgevallen van zes Leidse corpsstudenten van de meest ballerige soort dat de bourgeoisie maar voort kan brengen’, het verzet in de film uitbeeldden.44 Die gebeurtenissen waren, volgens Van Dijk, voor het overgrote deel van het Nederlandse volk dat zich verzette namelijk anders geweest. Dat dergelijke kritiek uit de communistische kringen hoorbaar was is niet vreemd, want het Nederlandse verzet bestond voor een groot deel uit personen met communistische overtuigingen. Dat het verbeelden van een knullig verzet hier in het verkeerde keelgat is geschoten is daarom ook niet verwonderlijk.

De kritiek van de recensent van De Waarheid brengt ons terug bij de vraag of de film nog rechtdoet aan het oorspronkelijke verhaal. Met het samenvoegen van personen en het toevoegen van drama heeft Verhoeven het verhaal van Roelfzema om weten te vormen tot een ‘nationaal speelfilmevenement’. Veel meer dan in het boek, lijkt het verzet in de film uit rebellerende studenten te bestaan: een groep kwajongens die de ernst van de oorlog maar mondjesmaat inzien. Kwam in het boek de impulsiviteit en vastberadenheid van de Roelfzema naar voren, in de film is het studentikoze aspect uit het verhaal aangegrepen om de naïviteit en drang naar avontuur op de voorgrond te plaatsen. Het feit dat Erik zich tegen het establishment verzette en op ‘schelmachtige wijze’ opereerde is zodoende in de film sterk uitvergroot, stelden Eickhoff en Ensel vast.45 Er bestaat

41 H. van der Meyden, ‘Karin is de echte vrouw achter de Soldaat van Oranje’, 5. 42 Ibidem, 5. 43 Ibidem, 5. 44 J. van Dijk, ‘Soldaat van Oranje. De oorlog in rokkostuum’, De Waarheid, 22 september 1977, 3. 45 Eickhoff en Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, 514.

32

daarbij geen twijfel dat de film Soldaat van Oranje simplificeert, generaliseert en stereotypeert. Dat is, zoals eerder genoemd, nu eenmaal inherent aan het medium.46 Met het leveren van sterke kritiek op het verzet en het leger treft de film een andere toon dan het boek, waarmee het past in de opvattingen over de oorlog van de naoorlogse generatie heerste. Er zijn echter ook zaken, zoals het benadrukken van de Joodse kwestie met de rol van Ester en de scène waarin de Joodse handelaar optreedt, die naar false invention neigen.

Belangrijk is ook de vraag die voortvloeit uit de kritiek van de recensent van de communistische krant, want op welke wijze wordt dan het beeld van de oorlog gevormd die voor ‘veel mensen anders was geweest? De uitzonderlijke, individuele belevenissen van Roelfzema zijn als basis gebruikt om een nationaal oorlogsverhaal te vertellen. Dat heeft geresulteerd in een goede actiefilm, maar is niet bepaald representatief voor wat veel mensen in de oorlog hebben meegemaakt. Er is in dat opzicht een verschuiving zichtbaar waarin het persoonlijke verhaal wordt verabsoluteerd tot een geheel, waarbij de individu (Erik Hazelhoff Roelfzema) wordt neergezet als belichaming van het verzet. Hoewel Rutger Hauer met zijn rol als Erik Lanshof een grote bekendheid verworven, is Roelfzema zelf als werkelijke held nooit naar de achtergrond verdwenen. Een jaar na de première volgde er een vierdelige miniserie, gebaseerd op de speelfilm, waarbij de auteur meerdere malen als ware ‘Soldaat van Oranje’ in beeld verscheen. Eickhoff en Ensel schreven hierover dat elke aflevering

‘opende met Hazelhoff Roelfzema die op het strand van Scheveningen uitkijkt over de Noordzee. De slotbeelden van de laatste aflevering bestonden uit Hauer in zijn rol als Soldaat van Oranje die op het strand eveneens naar de einder tuurt. In deze scènes tegen de achtergrond van de blanke top der duinen kreeg Soldaat van Oranje als plaats van herinnering gestalte.’47

46 Rosenstone, ‘The historical film’, 54-57. 47 Eickhoff en Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, 508.

33

3. De musical – Kiezen in oorlogstijd

Na de succesvolle verfilming van het boek lijkt de status van oorlogsheld definitief aan de naam van Erik Hazelhoff Roelfzema te zijn verbonden. Herdrukken van zijn boek volgden en bovendien verscheen er in 1986 een autobiografie waarin hij ook zijn belevenissen tussen 1946 en 1980 opnam. In 2006 vulde hij zijn autobiografie voor de tweede keer aan, wat resulteerde in Het leven van de Soldaat van Oranje - de autobiografie van Erik Hazelhoff Roelfzema. Dit was het laatste kunststukje van de auteur, maar na zijn overlijden kreeg zijn verhaal er nog een nieuwe bewerking bij.

3.1 De productie De nieuwste bewerking van het verhaal van Roelfzema ging op 30 oktober 2010 in de Theaterhangaar in Katwijk in première. Aan de voorstelling ging een lange periode van voorbereiding vooraf. In december 2003 zocht producent Fred Boot voor het eerst contact met Erik Hazelhoff Roelfzema. De inmiddels 86-jarige Roelfzema liet vanuit zijn woonplaats op Hawaï weten open te staan voor een samenwerking, want het theater leek hem geschikt om de generatie van nu kennis te laten maken met het verhaal van de oorlog.1 Met het nodige gevoel voor humor werden in 2004, tijdens de EK wedstrijd Nederland-Duitsland, de verdere ideeën besproken en een jaar later werd het contract voor Soldaat van Oranje – De Musical getekend. Kort daarna werden de eerste voorbereidingen getroffen voor wat de meest succesvolle musical van Nederland zou worden. Nadat de financiering van zo’n acht miljoen euro door investeerder Amerborgh was toegezegd, benaderde Boot acteur en schrijver Edwin de Vries om het script te verzorgen. Fred Boot nam de ervaren Robin de Levita als coproducent in de arm en vroeg de Amerikaanse Tom Harriman en Pamela Philips Oland de muziek en liedteksten te verzorgen. De cast werd begeleid door regisseur Theu Boermans. De keuze voor een toneelregisseur die nog niet eerder met het musicalgenre te maken had gehad, was volgens producent Boot een bewuste. Om de inhoud van het verhaal van Roelfzema tot zijn recht te laten komen, kozen de makers voor een cast met veel acteerervaring. Een inhoudelijke benadering van het verhaal van Roelfzema stond dan ook ‘vanaf het eerste moment centraal’, verklaarde Boot in het tv-programma Opium.2

Als locatie voor de voorstelling werd een hangaar op het voormalig vliegveld Valkenburg bij Katwijk gekozen. De hangaar werd omgebouwd tot een groot theater, waar plaats kan worden geboden aan ruim 1100 bezoekers. Het publiek bevindt zich tijdens de voorstelling op een draaischijf waar in cirkelvorm grote decors omheen zijn gebouwd. Door verschuivende panelen worden de verschillende decors zichtbaar, en zo worden de toeschouwers langs het Rapenburg in Leiden tot het

1 New Productions,’Van idee tot musical’, Programmaboek Soldaat van Oranje (Houten-Antwerpen 2014) 11. 2 AVROTROS, Opium TV – Special Soldaat van Oranje (29-12-14).

34

onderkomen van Wilhelmina in Londen geleid. Het meest opvallende is echter het decor waarin de Noordzeekust is nagebootst. Het golfslagbad met ruim 600.000 liter water, waarvoor speciaal een zwembadvergunning moest worden aangevraagd, laat weinig aan de verbeelding over. Het projecteren van historische filmbeelden op de panelen tijdens de voorstelling is volgens Edwin de Vries een nieuwe manier van ‘documentaire theater’ waarmee bij de kijker een gevoel van historische realiteit wordt opgewekt.3 Dit unieke ScèneAround concept heeft een groots effect op de toeschouwer en werd speciaal voor deze voorstelling bedacht en ontworpen.

Lange tijd waren er twijfels over het slagen van de omvangrijke productie. Actrice Catherine van Bruggencate, die honderdtachtig keer de rol van Wilhelmina vertolkte, vond de onderneming op voorhand een krankzinnige idee: ‘In welke handen verkeerde ik? (…) uit nieuwsgierigheid heb ik ja gezegd. En vaak heb ik gedacht dat het mijn Waterloo zou worden.’4 Toch groeide de productie uit tot een ongekend succes. Sinds de première werden al ruim 1,6 miljoen kaarten verkocht en nog steeds zit de zaal vrijwel iedere avond vol. Een vernieuwende producent, historische videoprojecties en een uniek decor zijn vaak aangewezen als de succesfactoren van Soldaat van Oranje. Volgens recensent Hein Jansen van De Volkskrant heeft de voorstelling ‘het genre musical verrijkt met een vorm van totaaltheater’ en is Soldaat van Oranje ‘spectaculair zonder pretparkkitsch te worden en indrukwekkend in zijn technisch vernuft.’5 ‘Niet de traditionele musicalwetten toepassen, dát is het geheim van Soldaat van Oranje,’ zo viel er in een recensie van dagblad NRC te lezen. 6 Toch blijken de conventies van het musicaltheater tot op zekere hoogte wel degelijk aanwezig.

3.2 Populaire historische cultuur De vertolking van het verhaal van Roelfzema in het theater is, net als de film, bij uitstek een uiting van de populaire historische cultuur. De populaire historische cultuur staat tegenover de wetenschappelijke historische cultuur, waarin het verleden wordt weergegeven aan de hand van onderzoeken in artikelen, exposities in musea, het onderwijs of herdenkingsbijeenkomsten. In de populaire historische cultuur manifesteert het verleden zich op geheel andere wijze, vaak buiten het bereik van historici. Daarin krijgt de oorlog gestalte ‘in bioscopen en in de huiskamer, in het musicaltheater van Soldaat van Oranje,’ aldus Kees Ribbens.7

3 Interview met Edwin de Vries, 20-1-2015 4 A. Ribbens, ‘Het leek iedereen een bar slecht idee’, http://www.nrc.nl/next/van/2013/september/26/het- leek-iedereen-een-bar-slecht-idee-1296070 [26 september 2013] NRC, geraadpleegd op 7 januari 2015. 5 H. Jansen, ‘Goed en fout als spektakel in een draaischijf’, http://www.volkskrant.nl/dossier-archief/goed-en- fout-als-spektakel-in-een-draaischijf~a1043613/ [1 november 2010] De Volkskrant, geraadpleegd op 7 januari 2015. 6 Ibidem, geraadpleegd op 7 januari 2015. 7 Ribbens, ‘Strijdtonelen’, 86.

35

Vanuit wetenschappelijke hoek is veel kritiek op de populaire historische cultuur hoorbaar. De kritiek richt zich vooral op het feit dat zowel de producent als de consument zich weinig om een genuanceerde weergave van het verleden lijkt te bekommeren. Of het verleden nu wordt gepresenteerd in de bioscoop, stripboeken, games, websites of het theater: volgens de critici ontbreekt het in al deze gevallen aan voldoende ontzag voor historische realiteit. De populaire cultuur wordt gekenmerkt door de enorme hoeveelheid aan historische presentaties. Omdat in dit enorme aanbod het onderscheid tussen feit en fictie verdwijnt, vrezen historici voor een afname van de kennis over het verleden.8 Ribbens benadrukt echter dat het gevarieerde aanbod binnen de populaire historische cultuur ‘de mogelijkheid in zich draagt meer recht te doen aan de diversiteit van het verleden’. 9

Historicus Erik Somers toonde aan dat binnen de populaire historische cultuur de laatste decennia de nadruk steeds meer is komen te liggen op de ervaring en de beleving van het verleden. Sinds medio jaren negentig worden er in musea steeds vaker nieuwe visuele middelen ingezet om een spraakmakende verbeelding van het verleden te kunnen weergeven.10 Hij kwam tot deze conclusie na uitgebreid onderzoek naar de verbeeldingen van de Tweede Wereldoorlog in Nederlandse musea, dat hij in zijn boek Oorlog in het museum presenteerde. Deze verandering wordt in grote mate beïnvloed door de ontwikkelingen in de populaire cultuur. Want de gehele populaire cultuur is door de enorme groei van technische mogelijkheden steeds meer visueel ingesteld geraakt. En naast een grote interesse voor individuele verhalen is de nadruk volgens Somers komen te liggen op entertainment en spektakel.11

3.3 Timeless plot Net zoals het bij medium film, zijn er voor de musical conventies aan te wijzen die bepalend zijn voor de wijze waarop het verhaal in de productie wordt verteld. Hoewel aan musical als genre in onderzoek nog weinig aandacht is besteed, is er een belangrijke studie op dit gebied van de Amerikaanse Jessica Sternfeld verschenen. De professor cultuur- en muziekstudies behandelde in haar boek de term megamusical, die voor het eerst in de jaren tachtig in de New York Times als typering voor de vernieuwende megaproducties op Broadway (zoals Cats en Phantom of the Opera) verscheen. 12 ‘A megamusical [is] usually sung-through and features an epic, historically situated, but

8 Ibidem, 89. 9 Ibidem, 89. 10 Somers, Oorlog in het museum, 243. 11 Ibidem, 243. 12 K. Beekers, Soldaat van Oranje, een megamusical? (Bachelor scriptie Theater- Film- en televisiewetenschappen Universiteit, Utrecht 2014) 7.

36

timeless plot staged on a fancy set,’ aldus Sternfeld.13 Op zichzelf zijn deze kenmerken natuurlijk niet nieuw binnen de theaterwereld, maar de megamusical bevat ze vrijwel altijd allemaal. Bovendien gaat het gepaard met grote commercie, waardoor de megamusical niet alleen binnen, maar ook buiten het theater uitgroeit tot een lucratief cultural event.14 Door het gebruiken van een herkenbaar logo, reclame op radio en televisie, merchandising en educatieve programma’s voor scholen is Soldaat van Oranje – De musical door weinigen onopgemerkt gebleven.

Paul Prece en Willam Everett, beiden professor theater- en muziekstudies, hebben eveneens een definitie van de megamusical gegeven. Zij typeren een megamusical als ‘overtly romantic and sentimental in nature, meant to create strong reactions from the audience [wherein] stories merge aspects of human suffering and redemption with matters of social consciousness.’15 Zij zien romantiek, sentimentaliteit en menselijk leed binnen gecompliceerde sociale verhoudingen als de voorwaarden voor een geslaagde megamusical. De volgende paragrafen maken duidelijk dat de conventies van de musical, zoals omschreven door Sternfeld en Prece en Everett, zijn terug te vinden in de manier waarop het verhaal voor de musical is bewerkt.

Wie de musical van Soldaat van Oranje bezoekt, ziet een voorstelling met korte, soms schetsmatige dialogen die worden afgewisseld met individuele- en collectieve zang. In de liedjes die door de personages worden voorgedragen, voeren drama en emoties de boventoon. Daarmee zijn is in feite direct een wezenlijk verschil tussen het film- en musicalmedium aangewezen. In een film heeft een regisseur tekst, het spel van acteurs, sfeerbeelden en eventueel muziek tot zijn beschikking om zijn boodschap aan de kijker over te brengen. Bij musical gelden deze wetten ook, maar bestaat eveneens de mogelijkheid om de emoties van de personen op melodie te verwoorden (sung through). 16 Edwin de Vries legt uit dat spel en dialoog bij Soldaat van Oranje de overhand hebben en dat de liedjes geen leidende rol spelen.17 Toch worden veel gedachten en emoties van de personages in de musical bezongen, zoals Wilhelmina, die haar rol als vorstin van Nederland overdenkt. Overeenkomstig met het boek wordt zij in de voorstelling als een bekwame vorstin, met hart voor het vaderland neergezet. Met een rustige melodie en een ernstig in gedachten verzonken Wilhelmina, wordt er voor de toeschouwer een meelijwekkend beeld van de in ballingschap verkerende vorstin opgeroepen wanneer zij zingt:

13 J. Sternfeld, The megamusical (Indiana 2006) 4. 14 Ibidem, 4. 15 P. Prece, en W. Everett, ‘The megamusical. The creation, internationalization and impact of a genre’, in: The Cambridge Companion to the Musical (Cambridge 2011) 250-269, 250. 16 Het begrip is afkomstig uit de definitie van de megamusical in: Sternfeld, The megamusical, 4. 17 Interview met Edwin de Vries, 20-1-2015

37

‘Heb ik gefaald als koningin? Heb ik echt altijd mijn volk gediend? Lijdt het land nu meer, omdat ik niet buigen wou? Ik deed waar de tijd om vroeg. Maar deed ik genoeg?’18

Met het unieke SceneAround concept en de levensechte decors, voldoet de Soldaat van Oranje ook in dat opzicht aan de typering van Sternfelds’ megamusical. Het visuele spektakel dat zich tijdens de voorstelling op een fancy set afspeelt, is door de recensenten dan ook vaak geprezen: ‘Het is geweldig indrukwekkend totaaltheater en het knappe is dat het decorspektakel telkens ten dienst van de inhoud staat,’ meldde de Trouw.19 Een recensent van het NRC was overdonderd door het schouwspel en sprak van ‘een voorstelling als een tot leven gebracht Panorama Mesdag, met een hyperrealistisch strand en een zee die eindeloos in de verte lijkt voort te deinen, een fotografische gevelrij die zich eveneens in een multibreedbeeld uitstrekt.’20 In de reacties van de bezoekers die op de website van Soldaat van Oranje leesbaar zijn, worden de ‘adembenemende decors’ geroemd en laat iemand weten ‘geraakt en gegrepen te zijn door het sterke verhaal.’21 Het sterke verhaal is een tijdloos en romantisch oorlogsdrama (historically situated timeless plot) geworden, maar heeft daarvoor wel de nodige veranderingen ondergaan.22

3.4 Kom terug bij mij De romance tussen Erik en Charlotte zorgt in de musical voor spanning en romantiek. In het stuk is Charlotte betrokken bij het verzet en onderneemt stappen om, net als Erik, per boot naar Engeland te ontsnappen. Ze blijft uiteindelijk in Nederland achter, maar ze verliest Erik niet uit het oog. Tijdens een nachtelijke landing van Contact Holland op Scheveningen verklaart Erik haar de liefde, wat een onmogelijk liefdestafereel voortbrengt in de nabijheid van feestvierende Nazi’s in het Kurhaus. De bevrijding komt voor Charlotte te laat. Aan het einde van de tweede akte ziet het publiek haar voor een laatste keer, ineengedoken op de grond tussen het op het decor geprojecteerde prikkeldraad. Wanneer de panelen verschuiven, wordt aan de betreffende scène een einde gemaakt. De vrouwelijke rol komt in het boek niet voor, maar vertoont natuurlijk wel sterke overeenkomsten met de rol van Esther die door regisseur Verhoeven aan het filmscript werd toegevoegd. Edwin de Vries is over de keuze om de personage aan het verhaal toe te voegen stellig en duidelijk: ‘Ik moest

18 New Productions, ‘Eenzaam maar niet alleen’, CD-boekje Soldaat van Oranje (z.p. 2011). 19 B. Bartels, ‘Soldaat van Oranje: groots en intiem’, http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1818221/2010/11/01/Soldaat-van-Oranje-Groots-en- intiem.dhtml [1 november 2011] Trouw, geraadpleegd op 8 januari 2015. 20 H. van Gelder, ‘En het publiek draait met deze scène mee’, http://www.nrc.nl/next/van/2010/november/04/en-het-publiek-draait-met-deze-scène-mee-11964966 [4 november 2011] NRC, geraadpleegd op 5 januari 2015. 21 ‘Publiek over Soldaat van Oranje’, http://www.soldaatvanoranje.nl/de_musical/publiek_over_soldaat_van_oranje [zonder datum] website Soldaat van Oranje, geraadpleegd op 28 december 2014. 22Het begrip is afkomstig uit de definitie van de megamusical in: Sternfeld, The megamusical, 4.

38

gewoon een vriendin hebben waar iets mee gebeurde, er moest gewoon een love-interest in de musical.’23

Ook producent Boot was het daarmee eens. In het programmaboek van de musical valt te lezen: ‘Een musical zonder liefde kan eigenlijk niet. Dus vroegen wij hem of hij daar toch wat over wilde vertellen.’24 Daarmee wordt Roelfzema zelf bedoeld, aan wie gevraagd werd om wat van zijn romances in oorlogstijd te onthullen. Aan de hand van enkele anekdotes die de auteur vervolgens via de mail toestuurde, is de basis gelegd voor de rol van Charlotte. De woorden van Boot geven duidelijk aan dat ondanks de vastberadenheid om recht te doen aan de inhoud van het verhaal, er niet is nagelaten het verhaal aan te passen aan de wensen van het genre en het publiek. Roelfzema gaf hen de creatieve vrijheid om een musical van zijn verhaal te maken, zo zegt Boot, en van die vrijheid is volop gebruik gemaakt.25 Liedtekstschrijver Pamela Oland wilde daarin nog verder gaan, door Erik in de voorstelling een liefdesverhouding met Wilhelmina te laten beginnen. Dat ging scriptschrijver Edwin de Vries echter te ver. Pamela Oland hield zich zo vast aan de musicalwetten, vertelt hij, dat hij dacht: ‘dit is zó Disney-achtig, dat wil ik helemaal niet.’26 De Vries heeft het met Roelfzema over de band die hij met koningin Wilhelmina onderhield gehad, maar van een romance was volgens hem absoluut geen sprake. Er was wel een zekere band van erkenning, zegt hij: ‘Ik heb het altijd zo geformuleerd dat Erik de zoon was die zij nooit had gehad.’27 In de voorstelling wordt duidelijk dat Charlotte en Wilhelmina de affectie voor Erik delen. Wanneer Erik ’s nachts met de boot vanuit Engeland onderweg is naar Scheveningen, zingen zij samen het duet Kom terug bij mij. Met een klein beetje fantasie kan hier door de toeschouwer toch wel degelijk meer achter de band van erkenning tussen Wilhelmina en Erik worden gezocht.

‘Wilhelmina: Dit wordt een donkere, doorwaakte nacht. Ik vrees de missie die je wacht. Blijf uit hun handen. Ik smeek je, kom terug. Kom terug bij mij

Charlotte: Mijn lief. Ergens op die grote zee. Ik stuur een engel met je mee. Je weet niet half hoe ik naar je verlang. Nog maar een bange nacht.’28

3.5 Kiezen voor het verzet In zijn memoires schetste Roelfzema op spannende wijze een heroïsch beeld van het verzet in de oorlog, wat Verhoeven in de film verbreed tot een veelzijdig oorlogsverhaal waarin hij het verzet op knullige wijze presenteerde. In de musical is het verzet als onderwerp ondergeschikt gemaakt aan

23 Interview met Edwin de Vries, 20 januari 2015. 24 New Productions,’Van idee tot musical’, Programmaboek Soldaat van Oranje, 12. 25 Ibidem, 84. 26 AVROTROS, Opium TV – Special Soldaat van Oranje (29-12-14). 27 Interview met Edwin de Vries, 20 januari 2015. 28 New Productions,‘Kom terug bij mij’, CD-boekje Soldaat van Oranje (z.p. 2011).

39

het thema kiezen in oorlogstijd. Dit thema vormt de rode draad in het verhaal waarin negen studenten centraal staan. Erik en Charlotte maken in de musical deel uit van een gezelschap van negen vrienden, waarvan de meesten bij elkaar in een studentenhuis op het Rapenburg in Leiden wonen. In de voorstelling kiest ieder een eigen weg, met als gevolg dat ze de bezettingsperiode op een andere manier doorbrengen: ‘Twee steken hun kop in het zand, twee gaan de verkeerde kant op en vijf gaan in het verzet.’29

Met vijf personen die kiezen zich te verzetten tegen de Duitsers, is het verzet als onderwerp in de voorstelling wel degelijk aanwezig. De moed die uit die keuze blijkt wordt in de voorstelling benadrukt. Anders dan in de film krijgt in de musical het verzet daardoor veel van zijn glans terug. De twijfel en angst die in die keuze van de hoofdpersonen een rol speelt heeft regisseur Theu Boermans naar eigen zeggen aangegrepen: ‘Omdat men zich met de hoofdpersonen kan identificeren in hun worsteling met dillema’s. De vraag komt als vanzelf bij mij terug: Wat zou ik doen?’30 De centrale vraag uit de voorstelling is te herleiden tot een passage uit het boek. Hier legt Roelfzema zijn beweegreden uit om uit het Leidsch manifest op te stellen, en schrijft: ‘In het leven van ieder mens komen ogenblikken waarop hij tot zichzelf zegt: “Tja, dat kán niet.” En dan doet hij iets,’ zo schrijft hij.31 In de voorstelling is deze passage uit het boek uitgewerkt tot een scène waarin de studenten het besluit nemen om in opstand te komen tegen de Duitsers. Erik weigert hierin als eerste de ariërverklaring voor de universiteit te tekenen, waarna anderen zijn voorbeeld volgen. De scène vormt een aanloop naar het lied Als wij niets doen, waarin het kiezen centraal staat. In de scène zingt Erik

‘Denk je soms dat dit ons leven niet raakt? Wachten we totdat de storm overwaait? Onze vrienden kapot worden gemaakt. Kijken we toe- tot de wind weer draait?’32

Het aspect van kiezen neemt in de musical zodoende een grotere rol in dan bij het oorspronkelijke verhaal. Na zijn overlijden omschreef journaliste Iris Pronk Erik Hazelhoff Roelfzema niet voor niets als ‘een doener, een man van actie, niet van reflectie of filosofische gedachten over goed en kwaad.’33 De woorden ‘Tja, dat kan niet en dan doet hij iets,’ lijken dan ook eerder iets over de

29 B. Bartels, ‘Soldaat van Oranje nu ook als musical’ http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1814607/2010/10/28/Soldaat-van-Oranje-nu-ook-als- musical.dhtml [28 oktober 2010] Trouw, geraadpleegd op 5 oktober 2014. 30 New Productions,’Creatives’, Programmaboek Soldaat van Oranje, 27. 31 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 81. 32 New Productions, ‘Als wij niets doen’, CD-boekje Soldaat van Oranje (z.p. 2011). 33 I. Pronk, ‘Held van een jongensboek’ http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1362820/2007/10/01/Held-van-een- jongensboek.dhtml [1-10-2007] Trouw, geraadpleegd op 9-2-2015.

40

proactieve eigenschap van de auteur te zeggen dan over de weloverwogen morele keuzes die hij maakte. Toch wordt in de voorstelling op dit laatste aspect wel degelijk nadruk gelegd.

In de musical zijn de tegenstellingen tussen goed en fout zichtbaar in de personen van Erik en Anton, wiens rol overeenkomsten vertoont met Alexander Rowerth uit het boek. Als Anton de kant van de Duitsers kiest, omdat zijn ouders worden opgepakt vanwege lidmaatschap van de NSB, wilt Erik niets meer met hem te maken hebben. Om de problematiek van de onmogelijke vriendschap tussen de twee uit te vergroten, komen zij elkaar in verschillende scènes tegen. Zo is Anton degene die Erik ondervraagt tijdens zijn gevangenschap in het Oranjehotel in Scheveningen en ook zien zij elkaar tijdens een van Eriks’ nachtelijke landingen op het strand. In die scène houden de twee elkaar tijdens het nummer Zedenpreek onder schot, en zingt Anton:

‘Kijk eens aan. Als dat niet mijn vriend is – m’n broer – Of is dat voorbij? Kijk ‘m staan. Je gaf om mij geen donder geen moer. Want waar was jij, toen mijn ouders werden gearresteerd?’34

In het boek brengt Roelfzema de problematische kwestie tussen hem en zijn vriend Alexander (Anton) soms kort onder de aandacht. In Soldaat van Oranje beschrijft hij de situatie vlak na het uitbreken van de oorlog, nadat Alexander Erik heeft gevraagd om bij hem langs te komen:

‘Het was een pijnlijk geval. Alexander was wel een van mijn beste vrienden, maar iedereen wist dat zijn ouder in de meidagen als NSB’ers hadden vastgezeten. Hij leek eigenlijk wel gek met z’n uitnodiging!’35

De keuze tussen goed of fout en vrijheid of onderdrukking waren volgens Roelfzema allerminst helder. De tegenstellingen tussen personen in de oorlog was volgens hem duidelijk minder groot dan in de musical naar voren wordt gebracht. Verderop in zijn boek memoreert hij namelijk aan het moment dat hij in Londen een briefkaart van Alexander ontvangt, kort voordat die aan het oostfront zou sneuvelen. Dat Roelfzema inzag dat de persoonlijke oorlogservaring van momenten en toevalligheden afhing, blijkt uit datgene wat Roelfzema over het lot van zijn vriend beschreef: ‘Toen kwam de gedachte bij mij op dat, als ik maar bij hem was gaan logeren die keer vlak na de oorlog, hij net zo goed naast mij had kunnen zitten, in RAF-uniform. Maar nu was het te laat.’36

3.6 Kiezen in oorlogstijd Het thema kiezen staat niet alleen in de voorstelling zelf centraal, maar is ook daarbuiten vrijwel constant te horen. ‘Het verhaal van de Soldaat van Oranje laat zien dat je altijd een keuze hebt en dat die keuze een gevolg heeft voor jou’, zo valt er in het programmaboek van Soldaat van Oranje te

34 New Productions,’Zedenpreek’, CD-boekje Soldaat van Oranje (z.p. 2011). 35 Roelfzema, Soldaat van Oranje, 40. 36 Ibidem, 76.

41

lezen.37 ‘Doe je alles om zelf te overleven of help je een ander overleven?’, vraagt hierin acteur Roel Dirven zich af.38 De vraag staat in feite los van tijd en plaats en is daarmee universeel. In de vrije bewerking van het verhaal van Roelfzema hebben de makers een musical gemaakt die gaat over persoonlijke dilemma’s die voor iedere toeschouwer herkenbaar zijn. Theu Boermans stelde dan ook dat je als je meer mensen wilt bereiken je ‘een aantal thema’s moet kiezen dat iedereen kan binden of waar iedereen mee worstelt.’39 In een interview liet Edwin de Vries weten dat het van het begin af aan duidelijk was dat dit het thema van de voorstelling zou worden: ‘Wat we wilden is dat er een connectie met de actualiteit is en dat je daarmee deze problematiek algemener maakt dan alleen maar een historisch verhaaltje.’40

Deze universele benadering van het verhaal is slechts ten dele toe te schrijven aan het musicalgenre. De flamboyante, spannende oorlogsherinneringen hebben in de musical plaatsgemaakt voor een romantisch en tijdloos drama dat zich in feite overal zou kunnen afspelen. Maar het thema kiezen in oorlogstijd lijkt tegelijkertijd juist iets van deze tijd te zijn. Door het universele thema wordt de bezoeker persoonlijk betrokken bij het verhaal en de herkenbare elementen zorgen ervoor dat iedere toeschouwer zich in de situatie van de hoofdpersonen kan verplaatsen. In een periode van de geschiedenis waarin de laatste overgeblevenen van de oorlog dreigen uit te sterven is juist dat persoonlijke aspect van groot belang. Bovendien spreken in een tijd van toegenomen individualisering de persoonlijke verhalen steeds vaker tot de verbeelding, zegt Ribbens. Dat aspect spreekt aan omdat het de geschiedenis ‘terugbrengt tot het verhaal van een individu’ en daarmee een rechtstreekse toegang tot het verleden lijkt te bieden.41

De identificatie met de hoofdpersonen en universele dilemma’s hebben een actuele waarde.42 Het verhaal noemt De Vries dan ook in meerdere opzichten interessant, omdat het ‘niet alleen belangrijk voor de eigen geschiedenis is, maar ook voor andere oorlogen die op het ogenblik woedden.’43 Dat het verhaal van Roelfzema wordt aangegrepen om hedendaagse conflictsituaties aan de kaak te stellen, wijst op de intentie van de makers meer willen doen dan alleen het verhaal doorvertellen. Door de relevantie van de oorlog te benadrukken, begeven de theatermakers zich op een steeds breder educatief-maatschappelijk terrein. Dit wordt onderstreept door het feit dat het verhaal ook buiten de voorstelling op allerlei andere manieren onder de aandacht wordt gebracht.

37 New Productions,’Cast’, Programmaboek Soldaat van Oranje, 51. 38 Ibidem, 51. 39 Theu Boermans in: B. van der Ham, De koning kun je niet spelen. Toneelwetten voor kiezers en politici (Amsterdam 2014) 100. 40 Interview met Edwin de Vries, 20 januari 2015. 41 Ribbens, ‘Strijdtonelen’, 92. 42 RTL Productions, Making of Soldaat van Oranje – De musical (5 mei 2014). 43 Ibidem.

42

3.7 Kennisoverdracht Op verschillende manieren willen de makers benadrukken dat het verhaal van de voorstelling draait om een belangrijke historische gebeurtenis uit de Nederlandse geschiedenis. De historische context van het verhaal krijgt daarbij opvallend veel aandacht. Ten eerste is in de foyer van het theater een tentoonstelling ingericht. In de tentoonstelling Morgen is vandaag – Kun jij kiezen in oorlogstijd? wordt informatie gegeven over de persoon en het verhaal van Erik Hazelhoff Roelfzema, maar ook over Tweede Wereldoorlog, de Engelandvaarders en het verzet. In de tentoonstelling wordt informatie gegeven over wie deze mensen waren, wat hen motiveerde en wat ze deden. Een grote hoeveelheid foto’s en teksten geven een gevarieerd en overzichtelijk beeld van het onderwerp. Ook zijn er in samenwerking met het Verzetsmuseum Amsterdam en het NIOD kabinetten ingericht. Hierin worden aan de hand van teksten en originele objecten (verzetskranten, voedselbonnen, geheime zenders enz.) persoonlijke verhalen van mensen uit het verzet verteld. ‘Tijdens het bezoek aan de tentoonstelling’, zo valt er op de website van Soldaat van Oranje te lezen, ‘wordt de bezoeker uitgedaagd om na te denken over keuzes in oorlogstijd.’ Die keuzes kunnen worden gemaakt aan de hand van vragen die in de tentoonstelling te vinden zijn. Vragen als ‘zou jij in het verzet gaan of zou jij onderduikers verbergen?’ worden hier aan de bezoeker gesteld.

Deze vragen spelen tevens een grote rol bij het speciaal ontwikkelde educatieve programma voor scholen. ‘De gedeelde theaterervaring nodigt leerlingen uit in dialoog te gaan over oorlog, vrijheid, het maken van keuzes, moed, vriendschap en opoffering met als decor een waargebeurd verhaal uit onze vaderlandse geschiedenis,’ zo luidt de boodschap op de flyer.44 In het lespakket wordt het verhaal van Erik Hazelhoff Roelfzema gebruikt om de stof rond de Tweede Wereldoorlog te verlevendigen. Er wordt hierbij naast feitenkennis ook aandacht besteed aan de morele dilemma’s en de gevolgen van de individuele keuzes in tijden van oorlog: ‘Het thema van de voorstelling leent zich uitstekend voor een vakoverstijgend lesproject op school in het kader van bijvoorbeeld de vakken Geschiedenis, Nederlands en CKV,’ zo valt te lezen.45 Fred Boot legt uit wat de makers met het project voor ogen hebben:

‘Met onze voorstelling hopen we de huidige generaties een aanleiding te geven om de persoonlijk verhalen over te leveren van (groot-) ouders op (klein-) kinderen. Zo kunnen we de collectieve herinnering levend houden. Vrijheid geef je door!’46

44 ‘Lessugesties’, http://alswijnietsdoen.nl/images/awnd_lessuggesties.pdf, website Als wij niets doen, geraadpleegd op 10 februari 2015. 45 Koningin Wilhelminaschool Rijnsburg, ‘Reacties van scholen’, Onderwijsfolder Soldaat van Oranje – De musical (zonder datum). 46 F. Boot in: ‘Uniek project special voor het onderwijs!’, Onderwijsfolder Soldaat van Oranje – De Musical (zonder datum).

43

Aan het educatieve project wordt veel waarde gehecht. Scholen kunnen voor een gereduceerd tarief naar de voorstelling en is een stichting opgericht om dit mogelijk te maken. De Stichting Educatieve Theaterprojecten heeft als doel ook ‘kleinere theaterprojecten de kans geven om historisch- en maatschappelijk voorstellingen voor de jongeren bereikbaar [te] maken.’ Naast een tentoonstelling en een educatief lesprogramma is er nog een derde initiatief van Soldaat van Oranje – De musical. Op de website www.alswijnietsdoen.nl kunnen bezoekers reageren op de stellingen en vragen die ook in de tentoonstelling onder de aandacht worden gebracht.47

In de reacties van de bezoekers wordt er opvallend vaak verwezen naar de beleving en het spektakel dat zich gedurende het stuk aan het publiek opdringt: ‘Een briljante voorstelling waar je zintuigen tot het diepste worden geprikkeld!’ zo valt er in een reactie van de bezoeker op de website te lezen.48 In de uitzending Van idee tot geschiedenisles worden ook enkele scholieren gevraagd naar een reactie: ‘Je zit er echt in, je ruikt het, je voelt het en alles beweegt. Het is wel wat anders dan een boek lezen’ geeft een scholiere toe.49 Een tweede scholier is het daarmee eens en zegt dat zo’n voorstelling toch meer bij mensen aankomt: ‘Je denkt echt wauw, ik snap nu echt hoe zij zich hebben gevoeld.’50 In dergelijke reacties zien de makers van Soldaat van Oranje de relevantie van hun werk bevestigd. Want ‘het levend houden van de oorlog is heel belangrijk, en het moet verteld blijven worden.’51

Het willen beleven van de oorlog lijkt voort te komen uit het feit dat we steeds verder van de oorlog af komen te staan. Nu de ervaringen van de oorlogsjaren bijna niet meer afkomstig zijn van de mensen die het daadwerkelijk hebben meegemaakt, ontstaat op verschillende manieren ruimte om deze periode voor een nieuwe generatie relevant te maken. De nadruk op beleving en individuele reflectie zoals in de musical lijkt exemplarisch te zijn voor de manier waarop er binnen de populaire cultuur met het verleden wordt omgegaan. Het punt dat Erik Somers al aansneed – dat deze tendens in musea steeds vaker zichtbaar is – geeft aan dat er nog altijd een verschuiving in de manier waarop wij aan het oorlogsverleden vorm geven gaande is. Met universele thema’s en vraagstukken, een tentoonstelling met historische informatie en een educatief project, is Soldaat van Oranje – De musical allang niet meer slechts een avondje uit voor het gezin. Het idee van de musical is door deze randprogrammering daadwerkelijk uitgegroeid tot een geschiedenisles. Zo heeft door de grote populariteit en educatieve- en maatschappelijke betrokkenheid Soldaat van Oranje – De musical de vorm van entertainment reeds overstegen.

47 ‘Als wij niets doen’, http://www.alswijnietsdoen.nl/initiatief, geraadpleegd op 10 januari 2015. 48 ‘Publiek over Soldaat van Oranje’, website Soldaat van Oranje, geraadpleegd op 28 december 2014. 49 RTL Productions, Making of Soldaat van Oranje – De musical (5 mei 2014). 50 Ibidem, geraadpleegd op 27 december 2014. 51 Interview met Edwin de Vries, 20 januari 2015.

44

3.8 Nog altijd goed en fout Als een van de makers kijkt Edwin de Vries met tevredenheid naar wat de voorstelling nog dagelijks bij een groot publiek teweeg brengt: ‘Ouderen nemen hun kinderen en kleinkinderen mee om te laten zien wat er is gebeurd. Het is een soort collectief geheugen wat we hebben aangeboord.’52 Dat de oorlog nog altijd in dat collectieve geheugen aanwezig is, wijdt hij aan het feit dat het refereert aan de tegenstellingen die er toen heersten. ‘De oorlog leent zich daar natuurlijk heel erg goed voor, omdat de oorlog een extreme situatie vormt waarin de tegenstellingen enorm op het spits zijn gedreven.’53 De verklaring die De Vries hier aandraagt, komt overeen met de uitleg van Kees Ribbens waarom nog altijd veel mensen naar de oorlog teruggrijpen. Ribbens stelt dat de aanhoudende oorlogsfascinatie voortkomt uit het feit dat ‘oorlogsvoorstellingen appelleren aan scherpe tegenstellingen.’54 De aantrekkingskracht van de oorlog kan volgens Ribbens zitten in gevoelige morele vraagstukken die bij het maken van keuzes een rol spelen.55 In het dagelijks leven komt deze problematiek niet zo direct aan de orde, maar in tijden van oorlog kunnen keuzes bepalend zijn tussen leven en dood, lijken de makers te willen benadrukken. In de voorstelling worden de tegenstellingen tussen goed en kwaad door de contrasten tussen de hoofdpersonen uitvergroot, zoals in de vriendschap tussen Erik en Anton.

Hans Blom concludeerde terugblikkend op zijn rede uit 1983, dat binnen de academische geschiedschrijving de ontworsteling aan “de ban van goed en fout” betrekkelijk ver gevorderd is, maar er van een ‘verminderde band tussen analyse en morele en publieke appreciatie in de publieke sector nauwelijks sprake [lijkt] te zijn.’56 Het boek van Grijs verleden van Chris van der Heijden was controversieel, maar wel een passend voorbeeld van hoe de vernieuwde kijk op de oorlogsjaren in wetenschappelijke kring vorm heeft gekregen. In zijn boek stelde hij dat voor veel mensen de rol die zij in de oorlog innamen niet per definitie een morele keuze was, maar daarbij de omstandigheden en toeval een grote rol speelden. Veel kritiek viel Van der Heijden ten deel, omdat hij met zijn werk ‘alle daden en gedachten zo nivelleerde dat hij het deed overkomen of alle daden van collaboratie en verzet irrelevant waren.’57 Gelet op het thema kiezen in oorlogstijd in Soldaat van Oranje – De musical, kan worden vastgesteld dat het grijze gebied waarover Van der Heijden sprak, niet aanwezig is. Vanwege de thema’s in het verhaal blijkt dat de consensus van politiek-morele keuzes

52 RTL Productions, Making of Soldaat van Oranje – De musical (5 mei 2014). 53 Interview met Edwin de Vries, 20 januari 2015. 54 Ribbens, ‘Strijdtonelen’, 91. 55 Ibidem, 91. 56 H. Blom, ‘Nog altijd in de ban van goed en fout’, http://www.volkskrant.nl/dossier-archief/nog-altijd-in-de- ban-van-goed-en-fout~a861913/ [20 april 2007] De Volkskrant, 15 december 2014. 57 A. Fortuin, ‘Een ander moreel oordeel propageren’, http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/een-ander- moreel-oordeel-propageren [12-7-2010] NRC Boeken, 10 februari 2015.

45

en het denken in goed en fout nog volop aanwezig is. Zo blijkt de invulling van de omgang met het Nederlandse oorlogsverleden in Soldaat van Oranje – De musical niet helemaal eigentijds te zijn.

In het artikel ‘Goed en fout als spektakel op een draaischijf’ onderstreepte journalist Hein Jansen van De Volkskrant niet alleen dit aanwezige goed-fout denken in de musical. Hij zag bovendien een belangrijke rol voor Soldaat van Oranje weggelegd. Op 1 november 2010 schreef hij:

‘Vrijdag werd bekend dat het Nationaal Historisch Museum geen eigen gebouw krijgt. Directeur Erik Schilp zei daarover dat er meer methoden zijn om historisch besef op peil te houden. Met Soldaat van Oranje – de musical wordt hij op zijn wenken bediend. Het is informatief, educatief, spannend en ook nog eens grensverleggend muziektheater.’58

Dat hier door de journalist een musical als vervanging van Het Nationaal Historisch Museum wordt aangewezen gaat natuurlijk wat ver. Maar zijn woorden wijzen wel op een essentieel gegeven, namelijk het feit dat de populaire historische cultuur zich ontwikkeld tot een steeds meer bepalende factor in onze omgang met het verleden. Door de verschillende manieren waarop het verleden in de populaire cultuur tot ons komt wordt dit verleden levend gehouden. Dat laatste kan als een verrijking van het vakgebied worden gezien, omdat het allerminst betekent dat historici daarin geen rol van betekenis kunnen spelen.

58 H. Jansen, ‘Goed en fout als spektakel in een draaischijf’, geraadpleegd op 7 januari 2015.

46

Slotbeschouwing

Erik Hazelhoff Roelfzema schreef zijn boek omdat hij niet wilde dat zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog verloren zouden gaan. Met een uniek verhaal over zijn ervaringen als strijdbare Engelandvaarder, wist hij een groot lezerspubliek te bereiken. Zijn houding was eigengereid, antiparlementair en vastberaden en de persoonlijke herinneringen van de auteur waren van invloed op het verhaal dat hij in 1970 op papier zette. In zijn boek gaf hij een levendig beeld van de oorlog, waarin een heroïsch beeld van het verzet schetste. Daarmee voldeed het min of meer aan het klassieke beeld van het verzet zoals dat tot in de jaren vijftig bestond. Desondanks kon het boek van Roelfzema bij zowel de voor-, als naoorlogse generatie op veel waardering rekenen. Dit lijkt te verklaren door een hernieuwde interesse in de oorlog die in de loop van de jaren zestig in de samenleving ontstond. Maar het boek sloot ook aan bij het gedachtegoed van de jaren zestig en zeventig, waarin de jonge generatie zich afzette tegen het gezag.

Met de verfilming van zijn verhaal werd de status van Roelfzema als oorlogsheld definitief bevestigd. Ondanks het feit dat in de loop van de jaren zeventig de kritische vragen over de oorlog steeds vaker hoorbaar waren, vergrootte de film zijn aanzien. Het verzet werd hierin net als leger bespot, omdat de regisseur het als een ‘reeks mislukkingen’ wist te verbeelden. Bovendien voegde hij elementen toe werden toe om er een ‘nationaal speelfilmevenement’ vol actie van te maken, De tendens van de oorlogsherinnering was daarmee van grote invloed op het verhaal, en de tijdgeest wist zodoende een flinke stempel op de film te drukken. Er is ook gebleken dat de conventies van het medium hier flink aan bij hebben gedragen.

In vergelijking met de film heeft het verzet in de musical veel van zijn aanzien teruggekregen. De persoonlijke verhoudingen spelen een grote rol, maar in de voorstelling wordt vooral veel aandacht besteed aan morele dilemma’s ten tijde van oorlog. Daarmee komt het gedachtegoed van Roelfzema sterk uitvergroot en minder genuanceerd in het stuk naar voren. Het universele thema kiezen in oorlogstijd heeft voornamelijk tot doel de relevantie van de Tweede Wereldoorlog te benadrukken, want de herkenbare elementen zorgen er voor dat vrijwel iedere bezoeker zich met het verhaal en de hoofdpersonen kan identificeren. Het is een verdienste van de makers dat ze vijfenveertig jaar na het verschijnen van het boek zowel de jonge als de oude generatie weet te raken.

In het succes zien we nog altijd een grote belangstelling voor het verhaal van Soldaat van Oranje bevestigd. Het boek wordt nog steeds herdrukt, elk jaar wordt de film rond Bevrijdingsdag door de Publieke Omroep uitgezonden en de kaartjes voor de musical zijn vrijwel altijd uitverkocht.

47

De herinnering aan de oorlog lijkt volop levend te worden gehouden, al kan worden betwist of het de bezoekers gaat om het verleden zelf. Aangezien de musical veelvuldig om het visuele spektakel is geroemd vragen historici zich misschien af of de bezoekers niet alleen om deze reden naar Katwijk afreizen. Er zijn echter meer ontwikkelingen binnen de populaire historische cultuur die historici zorgen baren. Een belangrijke reden voor deze zorgen komt voort het feit dat de geschiedenis niet altijd voldoende serieus wordt genomen. Maar met een begeleidende tentoonstelling, een educatief programma en een stichting die historisch-maatschappelijk relevante cultuur aanmoedigt lijkt daarvan bij Soldaat van Oranje allerminst sprake. Want hoewel de voorstelling een bepaalde vrijheid in de omgang met het oorlogsverleden laat zien, hebben de makers wel degelijk een behoefte om het verhaal historisch in te bedden. Het is echter opvallend dat zij de klassieke methoden, zoals een tentoonstelling en educatie, gebruiken om de voorstelling van een historische context te voorzien. Met een dergelijke randprogrammering bewegen de makers zich op de grens van de wetenschappelijke- en populaire cultuur. Maar is dit erg?

Vanuit puur wetenschappelijk oogpunt wel. In zowel de film als de musical staat het verstrekken van op waarheid gebaseerde informatie niet erg hoog in het vaandel. Elk medium vraagt om aanpassingen en toevoegingen, wat in sommige gevallen als problematisch kan worden gezien. Informatie wordt gemakkelijk aangepast om aan de wensen van het medium, het publiek en de tijd te voldoen. Er lijkt daardoor minder aandacht voor een genuanceerde weergave van het verleden te bestaan. Toch betekent dit niet dat dergelijke vormen van geschiedenisoverdracht zonder betekenis zijn.

De musical Soldaat van Oranje lijkt een eigentijdse invulling aan onze omgang met de Tweede Wereldoorlog te geven. Aan het verhaal van Roelfzema hebben de makers letterlijk en figuurlijk een hedendaagse draai gegeven. De voorstelling grijpt mensen aan en blijkt daarnaast voor een zeer breed publiek toegankelijk. Toch is die invulling ook weer niet helemaal eigentijds te noemen, omdat de voorstelling appelleert aan grote tegenstellingen. Hoewel de problematiek van ‘keuzes maken’ in de voorstelling wordt aangestipt, is het goed-fout denken alom aanwezig. In de vriendschap tussen Erik en Anton komen de tegenstellingen duidelijk terug. Daarmee heeft de populaire cultuur zich nog niet van de goed-fout consensus ontworsteld, waar de wetenschap dat in navolging van Hans Blom wel heeft gedaan.

Dat de academische inzichten voorlopen op de populaire cultuur is niet verwonderlijk. De wetenschap bestaat immers om het voortouw te nemen op het gebied van kennis en informatie. De vraag is of er in de populaire cultuur überhaupt ruimte is voor een genuanceerd oordeel over de gebeurtenissen uit het oorlogsverleden. Met een voorstelling waarin de een kiest voor verzet, de

48

ander voor collaboratie en een laatste zijn ogen sluit voor wat er om zich heen gebeurt, kan moeilijk worden gesteld dat daarmee een genuanceerd beeld van de problematiek in oorlogstijd wordt gegeven. Vanuit dat oogpunt zou het mooi zijn geweest als de makers van de musical een stapje verder waren gegaan in het benadrukken van de problematiek rond het maken van keuzes. Maar daarbij lopen we direct tegen het probleem aan dat in de populaire cultuur het verleden nu eenmaal vlakker en ongenuanceerder wordt gepresenteerd dan in wetenschappelijk onderzoek. De wetten van het medium, de commercie en de wensen van het publiek spelen daarvoor een te grote rol. Het is echter niet zo dat de populaire cultuur daarom niets aan het historisch besef kan bijdragen.

Met films, websites, games en voorstellingen in het theater wordt het historisch besef voortdurend levend gehouden en aangewakkerd. Daarmee blijkt ook dat het historisch besef kan niet alleen geïnstitutionaliseerd op peil kan worden gehouden, zoals journalist Hein Jansen naar aanleiding van het falen van de totstandkoming van het Nationaal Historisch Museum terecht concludeerde. Het publiek laat zich als ontvanger van historische informatie niet langer leiden door de informatie die in musea of schoolboeken wordt gegeven. In een tijd waarin individualisering, visualisering en beleving van grote betekenis zijn, kiest men zelf, al dan niet bewust, de informatie die tot hen komt. Hoewel deze uitspraak wellicht anders doet vermoeden, is het niet zo dat historici daarbij aan de zijlijn hoeven te staan. Integendeel, het is juist zaak voor historici om deze voortdurend veranderende omgang met het verleden te blijven onderzoeken.

De relevantie van het vakgebied komt dus allerminst op de tocht te staan. Het is alleen zaak om een actievere rol te gaan spelen in de totstandkoming van de uitingen van de populaire cultuur en toe te zien hoe de omgang met het verleden voor mensen van blijvende waarde kan zijn. De grenzen tussen de wetenschap en populaire cultuur zijn steeds verder aan het vervagen. Zoals Blom in 1983 voor een open vizier binnen de wetenschap pleitte, moet daarom nu op eenzelfde wijze de populaire cultuur tegemoet worden getreden. In het publieke debat over de oorlog zijn frisse, nieuwe inzichten gewenst en het is aan de academici in hoeverre zij daaraan gaan bijdragen. De oorlog is en blijft, om met de woorden van Van Vree en Van der Laarse te besluiten, geen afgesloten hoofdstuk, maar een levend verleden.

49

Literatuur en bronnen

Literatuur Abbink, F.F.L. Van Engelandvaarders tot Oorlogswinter. Het veranderende beeld van de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse jeugdliteratuur 1945-2005 (Zutphen 2005).

Beekers, K. ‘Soldaat van Oranje, een megamusical?’ (Bachelor scriptie Theater- Film- en televisiewetenschappen Universiteit, Utrecht 2014).

Blom, J.C.H. In de ban van goed en fout? Wetenschappelijke geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland (Bergen 1983).

Cohen, J. en Hinke Piersma (red.), Moedige mensen. Helden in oorlogstijd (Amsterdam 2014).

Dessing, A. Tulpen voor Wilhelmina. De geschiedenis van de Engelandvaarders (Amsterdam 2004).

Dessing, A. ‘Engelandvaarders’, in: Madelon Keizer en M. Plomp (red.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren’ (Amsterdam 2010).

Dunk, H.W. von der, In het huis van herinnering (Amsterdam 2007).

Eickhoff, M. en Remco Ensel, ‘Soldaat van Oranje’, in: Madelon Keizer en M. Plomp (red.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (Amsterdam 2010) 507-518.

Fasseur, C. ‘Restauratie en revolutie. De laatste regeringsjaren van koningin Wilhelmina’, BMGN 110 (1995) 499-514.

Ginkel, R. van, Rondom de stilte. Herdenkingscultuur in Nederland (Amsterdam 2011).

Ham, B. van der, De koning kun je niet spelen. Toneelwetten voor kiezers en politici (Amsterdam 2014).

Heijden, C. van der, Dat nooit meer. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (Amsterdam/Antwerpen 2011).

Heijden, C. van der, Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2003).

Jong, L. de, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog IX, Londen (Den Haag 1969- 1994).

Kolthoff, K. Veilige afstand. De geschiedenis van oorlogsherinneringen (Soesterberg 2010).

Norel, K. Engelandvaarders (Meppel 1945).

50

Prece, P. en W. Everett, ‘The megamusical. The creation, internationalization and impact of a genre’, in: The Cambridge Companion to the Musical (Cambridge 2011) 250-269.

Presser, J. Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom (Den Haag 1965, 1985).

Presser, P. ‘Memoires als geschiedbron’ in: M.C. Brands, J. Haak, Ph. de Vries (red.) Uit het werk van dr. J. Presser (Amsterdam 1969) 277-282.

Ribbens, K. ‘Strijdtonelen. De Tweede Wereldoorlog in de populaire historische cultuur’, Tijdschrift voor geschiedenis 127 (2014) 85-106.

Ribbens, K. Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur in Nederland 1945-2000 (Hilversum 2002).

Roelfzema, E.H. Het hol van de ratelslang (Amsterdam 1970).

Roelfzema, E.H. Soldaat van Oranje 40-45 (Den Haag 1971).

Roelfzema, E.H. Het leven van de Soldaat van Oranje (Houten 2013).

Rosenstone, R. Visions of the past. The challenge of film to our idea of history (Harvard 1995).

Rosenstone, R. ‘The historical film. Looking at the past in a post-literal age’, in: Marcia Landy (ed.), The Historical Film: History and Memory in Media (New Jersey 2001) 50-66.

Rosenstone, R. ‘Inventing historical truth on the silver screen’, in: Cinéaste (2004) 29-33.

Rossem, M. van, E. Jonker en L. Kooijmans, Een tevreden natie. Nederland van 1945 tot nu (Baarn 1993).

Somers, E. Oorlog in het museum. Herinnering en verbeelding (Amsterdam 2014).

Vermolen, J. ‘De vierde en vijfde mei: herinnering aan en herdenking van de Tweede Wereldoorlog. Een overzicht van de betekenis van en de vormgeving aan 4 en 5 mei’, in: Oorlogsdocumentatie ’40- ’45. Zesde jaarboek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, vol.6 (1995) 87-122.

Vree, F. van, en Rob van der Laarse (red.), De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Amsterdam 2009).

Vree, F. van, ‘De visualisering van de historische cultuur en de moderne media’ in: Thomas Essenaer en P. Hesseberth (red.), Hollywood op straat. Film en televisie in de hedendaagse mediacultuur (Amsterdam 2000).

51

Withuis, J. Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur (Amsterdam 2002).

Krantenartikelen

Boltendal, R. ‘Twee verschijningsvormen van hetzelfde boek’, Leeuwarder Courant, 17 april 1971, 31.

Dijk, J. van, ‘Soldaat van Oranje. De oorlog in rokkostuum’, De Waarheid, 22 september 1977, 3.

Haagmans, J. ‘Roelfzema heb ik juist verdiept, dat kan ik wel zeggen ja’, De Waarheid, 10 december 1977, pagina onb.

Huygens, S. ‘Roelfzema’s succesboek’, De Telegraaf, 18 november 1971, 4.

Kooijman, J. ‘Boekbespreking: Soldaat van Oranje 40-45’, Nederlands Dagblad, 29 juni 1971, 3.

Lulofs, B. ‘Na dertig jaar terug op landingsplaats’, De Telegraaf, 3 april 1971, 19.

Lulofs, B. ‘Honderdduizend soldaten van Oranje’, De Telegraaf, 16 oktober 1971, 27.

Meyden, H. van der, ‘Karin is de echte vrouw achter de Soldaat van Oranje’, De Telegraaf, 24 september 1977, 5.

Meulen, T. van der, ‘Soldaat van Oranje. Sommigen zullen wel kwaad worden over dit boek, ’t niet zo fijn vinden’, Nieuwsblad van het Noorden, 3 april 1971, 33.

Pasing, T. ‘Soldaat van Oranje kan zich verheugen in deskundig publiek’, Limburgchs Dagblad, 27 september 1977, 1.

Pasing, T. ‘Soldaat van Oranje kost vijf miljoen’, Limburgsch Dagblad, 30 september 1977, 2.

Auteur onbekend, ‘Soldaat van Oranje no.1’, Het vrije volk, 6 mei 1971, pagina onb.

Auteur onbekend, ‘Soldaat van Oranje versterkt ons saamhorigheidsgevoel’, Het vrije volk, 1 september 1976, 15.

Auteur onbekend, ‘Soldaat van Oranje in première’, Nieuwsblad van het Noorden, 21 september 1977, 1.

Auteur onbekend, ‘Miljoenste bezoeker voor Soldaat’, Het vrije volk, 11 november 1977, 1.

Auteur onbekend, ‘Soldaat’ in 1977 film no.1’, Het vrije volk, 18 mei 1978, pagina onb.

52

Internetartikelen Bartels, B. ‘Soldaat van Oranje nu ook als musical’ http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1814607/2010/10/28/Soldaat-van-Oranje- nu-ook-als-musical.dhtml [28 oktober 2010] Trouw, geraadpleegd op 5 oktober 2014.

Bartels, B. ‘Soldaat van Oranje: groots en intiem’, http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1818221/2010/11/01/Soldaat-van-Oranje- Groots-en-intiem.dhtml [1 november 2011] Trouw, geraadpleegd op 8 januari 2015.

Blom, H. ‘Nog altijd in de ban van goed en fout’, http://www.volkskrant.nl/dossier-archief/nog-altijd- in-de-ban-van-goed-en-fout~a861913/ [20 april 2007] De Volkskrant, geraadpleegd op 15 december 2014.

Fortuin, A. ‘Een ander moreel oordeel propageren’, http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/een- ander-moreel-oordeel-propageren [12-7-2010] NRC Boeken, geraadpleegd op 10 februari 2015.

Gelder, H. van ‘En het publiek draait met deze scène mee’, http://www.nrc.nl/next/van/2010/november/04/en-het-publiek-draait-met-deze-scène-mee- 11964966 [4 november 2011] NRC, geraadpleegd op 5 januari 2015.

Hesselink, R. ‘Soldaat zonder franje. De betekenis van het leven en werk van Erik Hazelhoff Roelfzema’, http://www.academia.edu/8830643/Soldaat_zonder_franje [1988] Academia.edu, geraadpleegd op 14 januari 2014.

Jansen, H. ‘Goed en fout als spektakel in een draaischijf’, http://www.volkskrant.nl/dossier- archief/goed-en-fout-als-spektakel-in-een-draaischijf~a1043613/ [1 november 2010] De Volkskrant, geraadpleegd op 7 januari 2015.

Magnée. R. ‘Oorlogsheld zonder kapsones’ http://www.mareonline.nl/2002/29/13.html [25 april 2002] Mare, geraadpleegd op 12 december 2014.

Pronk, I. ‘Held van een jongensboek’ http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1362820/2007/10/01/Held-van-een- jongensboek.dhtml [1-10-2007] Trouw, geraadpleegd op 9 februari 2015.

Ribbens, A. ‘Het leek iedereen een bar slecht idee’, http://www.nrc.nl/next/van/2013/september/26/het-leek-iedereen-een-bar-slecht-idee-1296070 [26 september 2013] NRC, geraadpleegd op 7 januari 2015.

53

Vree, F. van, ‘Een historische beweging. Televisie schrijft en herschrijft het verleden’, http://dare.uva.nl/document/2/75545 [2009] geraadpleegd op 7 februari 2015.

Vree, F. van, ‘Televisie en de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog’, http://www.uu.nl/wetfilos/wetfil05/literatuur/Van_Vree.pdf [1995], Theoretische geschiedenis, geraadpleegd op 6 februari 2015.

Interview Edwin de Vries, 20 januari 2015.

Overige bronnen

AVROTROS, ‘Opium TV- Special Soldaat van Oranje’ (29-12-14).

Jong, L. de, De Bezetting, ‘De opkomst van het socialisme, de meidagen van 1940, afl. 1 (NTS 1962).

Kolmia Media, ‘Soldaat van Oranje de biografie’ (DVD Soldaat van Oranje 2010).

NedFilm/TROS, ‘Soldaat van Oranje revisited. Film en mensen 25 jaar later’ (Documentaire Frank Krom 2002).

New Productions, Programmaboek Soldaat van Oranje (8e herziene druk Houten-Antwerpen 2014).

New Productions, CD-boekje Soldaat van Oranje (z.p. 2011).

New Productions, Onderwijsfolder Soldaat van Oranje – De musical (zonder datum).

RTL Productions, Making of Soldaat van Oranje – De musical. Van idee tot geschiedenisles (5-5- 2014).

T2Entertainment, Soldaat van Oranje (DVD film Rob Houwer en Paul Verhoeven 2008).

Websites www.alswijnietsdoen.nl www.soldaatvanoranje.nl

Afbeelding Omslagfoto op de titelpagina: Scene uit Soldaat van Oranje – De Musical, fotograaf onbekend (New Productions 2012).

54

Abstract

The way we remember and deal with the history of the World War II in the has changed continuously over the past decades. History is no longer the domain of professionals since stories, since information and images from the past are not only presented in books and musea, but also on the movies and theatre. This research shows that the boundary between the academic- and popular culture is fading. The different ways of how history is presented outside the academia raises questions on which professional historians have merely pondered upon.

By using Soldaat van Oranje as a case study, this thesis analyzes the way in which the story of an individual (Erik Hazelhoff Roelfzema) changed into a national wartime story. Since the story of the book (1971) is adapted in film (1977) and musical (2010), this is pre-eminently an example of we are handling our national history. By looking at the changes, this research also explains how the popular culture influences the way we think of and look at our past. Not only time is playing a major role in this process, the conventions of the different media and desires of the society seem to be of great importance as well. In the popular historical culture our past is shaped by a combination of factors that we need to be constantly aware of. Only by taken this seriously the historian can affect the way the creation of the past is judged outside the academia.

55