Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul bron Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul, Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw. L1 Radio-TV, Maastricht 1999 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/meli013maar01_01/colofon.php © 2013 dbnl / Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul 3 1 Geschiedenissen Hans Op de Coul en Ine Sijben Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul, Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw 4 Voorwoord Maar er is meer... Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul, Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw 5 Dit boek is gebaseerd op twaalf afleveringen van het cultuurprogramma De Onderstroom op Omroep Limburg/LIRADIO, uitgezonden in de periode van 13 maart 1999 tot 16 oktober 1999 onder de titel ‘Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw’. Ine Sijben (freelance kunstjournalist) en Hans Op de Coul (eindredacteur cultuur) vormen de redactie van De Onderstroom, Ben van Melick (docent Nederlands en literatuurcriticus) is de vaste literatuurrecensent van dat programma. Zij hebben hun bijdragen verwerkt tot het boek Maar er is meer... De titel is om twee redenen gekozen: lang niet alles wat onder de noemer ‘Poëzie van Limburg’ valt, is ook in het boek terecht gekomen en de auteurs zullen zeker doorgaan met lezen, onderzoeken en schrijven. Maar er is meer... valt uiteen in twee delen. De verantwoordelijkheid voor elk deel ligt bij de desbetreffende auteur(s). In deel I treft u journalistiek onderzoek aan van Hans Op de Coul en Ine Sijben. Zij zijn vooral geïnteresseerd in de historische context van de dichtkunst. Hun dichters zijn ‘voorbij’, bijgezet in de (achter)kamers van deze eeuw, daar tijdelijk vandaan gehaald, van voor en achter bekeken, herbezien en teruggeplaatst. Deel II, door Ben van Melick, geeft een aantal persoonlijke leesverslagen van een keurend en kritisch proevend gemoed. Zijn studieobjecten zijn de levende dichters, zij het in de figuurlijke zin van het woord. Zij zijn nog niet bijgezet, ze moeten nog op hun merites beklopt, beroken en betast worden en even weggezet voor later. Er zijn verschillende manieren waarop u dit boek kunt lezen. Gewoon van voor naar achter - we hebben ons best gedaan de in de tijd heen-en-weer springende radio-uitzendingen in een enigszins chronologisch stramien te dwingen - maar u kunt ook elk hoofdstuk als een verhaal op zichzelf lezen. De dialectpoëzie treft u aan in het hart van het boek en dat is geen toeval. U wordt bij het lezen geholpen door een los bijgeleverde inhoudsopgave en een index op personen en zaken. De in het boek geciteerde gedichten vindt u in de index onder de auteursnaam. Deel I is achter elk hoofdstuk voorzien van ‘Aantekeningen’ waarin korte biografietjes zijn opgenomen. Deel II heeft eveneens achter elk hoofdstuk biografietjes en een lijst met de belangrijkste uitgaven van de besproken auteurs. Als naslagwerk over de geschiedenis van de literatuur in Limburg is dit boek niet goed te gebruiken: het geeft namelijk geen volledig overzicht, die pretentie en Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul, Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw 6 die mogelijkheden hadden we niet. Het is zelfs niet evenwichtig, niet elke auteur is naar evenredigheid bediend. Maar daardoor konden we, vooral in deel I, ons zoeklicht wel scherp stellen op, op het eerste gezicht, toevallige of minder belangrijke details. Wat betreft de spelling van de geciteerde gedichten en prozafragmenten: die hebben we gelaten zoals we hem aantroffen, dus uit een vooroorlogse bundel leest u ‘mensch’, en ‘eenige’. U zult in deel I onregelmatigheden aantreffen in de gedetailleerdheid van de bronvermeldingen. Dat heeft te maken met het feit dat veel bronnen uit het omvangrijke maar in de beschrijvingen vaak onvolledige radioarchief van de Limburgse omroep komen. Reken daarbij dat archivering van gebruikte bronnen door de redactie van De Onderstroom zelf anders zou zijn gebeurd als we geweten hadden dat er ooit een boek van zou komen... We danken onze voorgangers bij de Limburgse omroep die in hun tijd nauwgezet het culturele leven volgden en ons, via het omroeparchief, in staat stelden onze uitzendingen en dit boek samen te stellen. Het is met name aan Fred van Leeuwen, de eerste programmaleider van de Regionale Omroep Zuid, te danken dat de Limburgse omroep een actieve bijdrage aan de cultuur van dit gewest tot zijn identiteit rekent. Voor de eerste helft van deze eeuw hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de Stadsbibliotheek van Maastricht en van de tips van nog levende ooggetuigen van een eeuw literaire activiteiten in Limburg. Verder danken we LI RADIO-TV, het Prins Bernhard Cultuurfonds Limburg (voorheen het Anjerfonds) en de Provincie Limburg die ons in staat stelden dit boek te maken. Ben van Melick, Hans Op de Coul, Ine Sijben december 1999 Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul, Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw 8 ‘Ons is de poëzie een gave’ 1 Dichters van Limburg Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul, Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw 9 O stervende eeuw, die bidt in barenswee Voor de eeuw, die komt: uw arm veroordeeld kind, Daar 't òpgejaagde volk, dat haat bemint, Wraak schreit voor klacht en onverhoorde beê. Ach, waar gij henenstaart, een bare zee, Waarlangs hol uitwaait wilde wanhoopswind, Die losgebroken, woedende en ontzind, De golven roeit naar de onbeschutte rêe. O wil getroost, toch stille, sterven gaan: Zie wijd, hoe al de luchten vlammend staan Van Hemelvuur: het eindloos Pinksterfeest! Hoor! machtiger dan zondenoceaan, Bruisen òp jonge Apostelharten aan Genadenvloeden van Gods heilgen Geest.* *A.M.J.I. Binnewiertz Pr., ‘O stervende eeuw...’ In: Gedichten; Tweede Bundel, afd. ‘Pinksterverzen’. H.J. Dieben, Leiden 1912. Binnewiertz dateert het gedicht in 1899 In 1899 zag A.M.J.I. Binnewiertz, negenentwintig jaar en net kapelaan in Den Haag, de nieuwe eeuw als een woeste en ledige zee voor zich opdoemen, waarover een wilde wind van niets naar niets waait. Het komende jaarhonderd is een ‘arm veroordeeld kind’, dat de om wraak roepende onderdrukte massa's uit de vorige eeuw moet ontvangen. Maar, je bent tenslotte priester, er is troost: het vuur aan de hemel (of zien we aan de horizon al het schijnsel van bloedige veldslagen?) belooft een eindeloos Pinksteren. Het feest van het talenwonder: iedereen zal elkaar kunnen verstaan in Gods wereldrijk waarvoor de Kerk, dat product van het allereerste Pinksterfeest, al het bruggenhoofd heeft gelegd. Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul, Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw De ‘teergevoelige’ en ‘van nature weinig krijgshaftige’* kapelaan Binnewiertz die in ons blikveld kwam doordat hij om voor ons onopgehelderde redenen in Heerlen *Gegevens over Binnewiertz ‘van het gebruik van zijn geestesvermogens beroofd’ zijn laatste adem uitblies, hebben we onder andere was voor zijn tijdgenoten, en vooral voor zijn collega-priesters, een lastpost. ontleend aan: H. Croonen, ‘Binnewiertz in de “fameuze Weliswaar dichterlijk opgevoed in de retorische traditie van de negentiende eeuw jaren”’, In: Roeping. - de huiselijke poëzie van Nicolaas Beets! - raakte hij medio negentiger jaren Jaargang 34, 1958-1959 geïnspireerd door de schoonheidsbeleving van de Tachtigers, en Ben van Melick, Ine Sijben en Hans Op de Coul, Maar er is meer... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw 10 die werden door christelijke literatoren vanwege hun individualisme en subjectiviteit zeer gewantrouwd. Gerard Brom, dichter en emancipator van de katholieke letterkunde, kreeg bij zijn staatsexamen ‘opstel’ in 1899 een vermaning van zijn examinator omdat hij een gedicht van Binnewiertz koos als motto. Hij moest niet zoveel modernen lezen. ‘Wij hebben ons veel te weinig met de letterkunde bemoeid en voor de moderne letterkunde meestal onze oren dicht gesloten. Het gevolg was, dat de jongeren gingen tot hen, die zonder God en zonder zedeleer de hoogste vragen van het mensenhart wilden ontwarren’, schrijft Binnewiertz in De Katholiek in 1899.* Wat er schort aan die godde- en zedeloze modernen is hun gebrek aan sociaal engagement: ‘Zij *De artikelen van willen van geen toenadering weten, zij gruwen van populariteit’, ze lijden aan Binnewiertz in diverse ‘bewuste aristocratie’. En dat is de reden dat juist de katholieke schrijvers zich in bladen zijn gebundeld in A.M.J.I. Binnewiertz Pr., de moderniteit moeten gaan werpen: ‘Ons is de poëzie een gave, die aan Letterkundige opstellen; uitverkorenen is geschonken om de arme zwoegende zwervers, die wij menschen Eerste bundel. Wed. J.R. van allen zijn, blij te maken en te troosten. [...] En tot dat hooge doel zal geen dichter Rossum, Utrecht 1905 medewerken, indien hij niet zingt die dingen, welke de menschheid aangaan, waarin het volk belang stelt, die iedereen begrijpt, iedereen meê voelen kan. [...] En daarom is noodig iets, wat buiten den dichter bestaat: een wereld met beminde menschen en stralende zon en bloesems en bloemen; een wereld daarboven met Engelen en God.’ Iedereen moet kunnen genieten van het eerste doel van de kunst: het schone. De gedachte achter het vers is niet het belangrijkst. Het gaat om ‘de aandoening, die het schone opwekt, in woorden vertolkt.’ Rijp en groen, maar wel allemaal priester, valt over de kapelaan heen. Voorbeeld: het dagblad De Gelderlander in 1902 over het prototype van die door Binnewiertz gepropageerde modernist, de dichter Paul Verlaine: ‘waar diens verstand tengevolge van het alcoholisme niet meer normaal funktioneerde, kon hij nog slechts zintuigelijke gewaarwordingen verklanken.’ En: ‘Dat eeuwig geteem over: voelen, emoties, hevige passies en heel die snorderij werkt prikkelend op hartstochten, welke maar beter rustig gehouden worden.