Uva-DARE (Digital Academic Repository)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) In naam van het volmaakte. Conservatisme in Nederland in de negentiende eeuw van Gerit Jan Mulder tot Jan Heemskerk Azn van Raak, A.A.G.M. Publication date 2000 Link to publication Citation for published version (APA): van Raak, A. A. G. M. (2000). In naam van het volmaakte. Conservatisme in Nederland in de negentiende eeuw van Gerit Jan Mulder tot Jan Heemskerk Azn. Wereldbibliotheek. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:28 Sep 2021 HOOFDSTUKK 4 Hett conservatieve alternatief Zowell liberalen als conservatieven konden na 1848 in meerderheid instem- menn met de nieuwe grondwet, waarin de eigen politieke functies van ko- ning,, ministers en parlement waren vastgelegd. Zij hielden er echter andere interpretatiess van de grondwet op na en kenden aan deze instituties een verschillendd belang toe. In de grondwet was bijvoorbeeld de ministeriële verantwoordelijkheidd officieel vastgelegd. In artikel 53 stond dat de koning onschendbaarr was en de ministers verantwoordelijk waren. Dit principe wass in algemene termen geformuleerd en daarom voor meerderlei uitleg vatbaar.. De meeste liberalen zagen de ministeriële verantwoordelijkheid alss een beperking van de politieke macht van de koning. Voor veel con- servatievenn bevestigde de onschendbaarheid juist de onafhankelijkheid van dee koning als hoofd van de regering, die volgens artikel 73 ministers naar welgevallenn kon benoemen.1 Conservatieven zagen de ministeriële verant- woordelijkheidd als een bevestiging van de bestaande bestuurlijke praktijk. Zijj was in hun ogen een logische voortzetting van eerdere maatregelen die dee zeggenschap van de ministers hadden vergroot, zoals in 1840 de plicht vann het ministeriële contraseign. Hett bestuur werd in de negentiende eeuw steeds minder autocratisch enn vooral onder Willem m groeide het belang van ministers, ambtena- renn en kamerleden. Thorbecke had bij het opstellen van de grondwet een staatsrechtelijkk dubbeldualisme voor ogen: een evenwicht tussen ministers enn koning enerzijds en een tussen regering en parlement anderzijds. Het parlementt had volgens de liberalen tot taak de ministers te controleren enn was daarmee het centrum van de politiek. De conservatieven rondom Mulderr hadden meer vertrouwen in het instituut van het koningschap. Zij hechttenn veel belang aan de opleiding van gespecialiseerde bestuurders, die eenn onafhankelijke bestuurlijke elite zouden moeten vormen, onder leiding vann de koning. Conservatievenn erkenden de ministeriële verantwoordelijkheid en de controlerendee rol van het parlement, maar achtten een beknotting van de machtt van Willem 111 in strijd met de uitvoerende taak van de koning. Toch maaktenn zij een onderscheid tussen het instituut van het koningschap en de 102 2 INN NAAM VAN HET VOLMAAKTE persoonn van Willem ui, die in veel opzichten niet voldeed aan de politieke eisenn die zij aan de koning stelden. §4.11 Conservatieven en Willem 111 Dee politieke functie van de koning kon in het nog jonge koninkrijk niet wordenn gelegitimeerd door een koninklijke traditie. Wel kon een beroep wordenn gedaan op het politieke belang van het huis van Oranje ten tijde vann de Republiek. Mulders ideaal was een Vrije constitutie': een grond- wett die recht deed aan de historische positie van de Oranjes, die in het conservatievee idee van vrijheid de mogelijkheid moesten hebben om hun historischee functie als hoofd van Nederland te vervullen. De Tweede Ka- merr had in deze visie slechts de wetgevende macht. Zij moest toetsen of voorstellenn van de regering pasten binnen de maatschappelijke verhoudin- genn en aansloten bij de morele ontwikkeling van het volk. De uitvoerende machtt behoorde exclusief tot de bevoegdheden van de koning en zijn mi- nisters.22 Het erfelijk koningschap had volgens Mulder het voordeel dat het staatshoofdd niet gebonden was aan een bepaalde politieke richting. Een ko- ningg kon bovendien gedurende zijn jeugd worden opgeleid voor de speciale functiee die hij in conservatieve ogen had: 'Zoo groeit het aanstaande hoofd langzamerhandd op tot een waren prins, die niet slechts kennis neemt van hetgeenn hem te wachten staat, maar er zich ook in denkt en er voor gaat leven.'3 3 Ondankss het vertrouwen in het instituut van het koningschap plaatsten veell conservatieven vraagtekens bij de persoon van Willem 111. Zij zagen zichh geconfronteerd met een weerbarstige koning, die zich maar moeilijk liett voegen in de conservatieve ideeën over het koningschap. Gerrit Simons, zoalss zal blijken een vriend van Willem 111, deed in 1863 een opmerkelijke onthullingg aan oud-minister Hendrik baron Forstner van Dambenoy, die als intendantt betrokken was geweest bij de opvoeding van de koning. Hij uitte tegenoverr Forstner zijn twijfels over de capaciteiten van deze loot van het huiss van Oranje. Willem ui was volgens Simons niet in staat om te voldoen aann zijn historische roeping en vormde zelfs een gevaar voor de staat, een verwijtt dat ook zijn vader trof: 'Gij weet hoe ik aan den Koning gehecht ben,, maar ik zie toch, dat de persoonlijkheid of liever de onpersoonlijkheid vann Willem n 1 een ware ramp is voor ons Vaderland, en ik kan somtijds de gedachtee niet van mij weeren, dat de Voorzienigheid, in en door Hem en Zijnn Vader, den ondergang van ons Vaderland bereid heeft.'4 HOOFDSTUKK 4 HET CONSERVATIEVE ALTERNATIEF 103 Dee 'onpersoonlijkheid' van de koning had vooral betrekking op diens wispelturigheid.. Willem ui liet zich maar al te gemakkelijk leiden door de waann van het moment, waartegen het koningschap in conservatieve ogen juistt bescherming moest bieden. De koning kon in een woeste bui weigeren zijnn medewerking te verlenen aan voorstellen van ministers, om later met evenn groot gemak zijn standpunt weer te herzien. Voor de conservatieven rondomm Mulder, die veel waarde hechtten aan standvastigheid, was dit eenn onaanvaardbare karaktereigenschap, die Willem m eigenlijk ongeschikt maaktee als onafhankelijk hoofd van de regering. Willem in zelf, die aanbleef tott zijn dood in 1890, ervoer het koningschap niet als een historische roeping, maarr meer als een opgedrongen last. Toen zijn vader Willem 11, die in 18488 onder druk van internationale ontwikkelingen had ingestemd met eenn liberale grondwet, in 1849 overleed, liet hij voor zijn opvolger een on- aangenamee erfenis na. Willemm in spiegelde zich graag aan zijn grootvader Willem 1, die op autocratischee wijze het koninkrijk had bestuurd Hij had een afkeer van de nieuwee grondwet en van de organieke wetten van Thorbecke. Doordat zijn vaderr hem grotendeels buiten staatszaken had gehouden, was Willem 111 ookk slecht toegerust voor zijn politieke functie. De gebrekkige voorbereiding leiddee ertoe dat hij, in de woorden van Mulder, nauwelijks was gaan 'leven' enn 'denken' in zijn nieuwe functie. Bovendien paste de aard van Willem 111 slechtt bij het constitutionele koningschap, waarin de koning nauw moest samenwerkenn met ministers en parlement. Koningin Sophie geeft in een brieff uit 1850 aan een Engelse vriendin een goed inzicht in de omgang tussenn Willem en zijn ministers. Zij omschreef haar man als iemand die voortdurendd in woede uitbarstte. De ministers speelden hier handig op in, Sophiee meende dat de regering-Thorbecke door het onberekenbare gedrag vann de koning een grote mate van zelfstandigheid had verworven. Ministers wistenn hem te vleien of wachtten, als hij medewerking weigerde, af tot hij gekalmeerdd was om alsnog hun wil door te drijven.5 Voorr een goede samenwerking met Willem 111 waren niet alleen argu- mentenn maar vooral toon en timing bepalend. Bij binnenkomst konden ministerss vaak al inschatten hoe te handelen. De koning kon hen vrien- delijkk in het Frans, de taal waarvan hij zich meestal bediende, tegemoet tredenn en hen uitbundig de hand schudden. Dit was een goed moment om problemenn aan te kaarten. Ook kon zich de situatie voordoen dat de koning bezoekerss geen blik waardig gunde en hen trakteerde op een Nederlandse scheldkanonnade.. In dat geval was geen enkele toegeeflijkheid te verwach- 104 4 INN NAAM VAN HET VOLMAAKTE ten.. Over het algemeen was het zaak de koning voorzichtig te benaderen, maarr als hij iemand eenmaal goed gezind was, kon een hard woord hem juistt aanzetten tot medewerking. Als vertrouwelingen hem teleurstelden, konn dit leiden tot felle woedeuitbarstingen en wilde de koning koste wat het kostt zijn autoriteit laten gelden. Koningin Sophie interpreteerde dergelijke uitbarstingenn niet als een vorm van gezag, maar als een teken van zwakte: 'Hijj is wreed, als alle zwakkelingen.'6 Willemm in beschouwde zich als belichamer van de soevereiniteit en zag hett parlement als een sta-in-de-weg tussen hem en het volk. Hij nam graag eenn voorbeeld aan Napoleon in in Frankrijk, die in december 1851 via een staatsgreepp het parlement had afgezet. Mede door dee (her)invoering van het algemeenn kiesrecht werd Napoleon in 1852 tot president gekozen, waarna hijhij zichzelf tot keizer kroonde. Wat Willem vooral aansprak, was de wijze waaropp Napoleon, door middel van openbaar optreden, het volk aan zich wistt te binden. Fysiek was ook Willem een indrukwekkende verschijning. Hijj had een krachtige stem, waarmee hij zich goed staande kon houden tegenoverr een menigte. De koning voelde zich ook nauw verbonden met hett volk, zoals tot uitdrukking kwam tijdens zijn bezoek aan Amsterdam inn april 1853.