Imagine the result

Nota voor publieke consultatie

Afbakening kleinstedelijk gebied plan-MER (incl MOBER) en PRUP

Provinciebestuur

Projectnummer – 04/006257 | 10-02-2009

2/110 04/006257

OPDRACHTGEVER Provincie Limburg Dienst Ruimtelijke Ordening Universiteitslaan 1 3500 Contactpersoon : Sonja Jacobs Telefoon : 011 - 23 83 76 Fax : 011 – 23 83 10 e-mail : [email protected]

PROJECTOMSCHRIJVING

Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen Plan-MER (incl MOBER) en PRUP

Nota publieke consultatie

OPDRACHTNEMER ARCADIS nv Clara Snellingsstraat 27 2100 Deurne

BTW BE 0426.682.709 RPR ANTWERPEN

ING 320-0687053-72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 BIC BBRUBEBB

Contactpersoon Natalie Bakx

Telefoon +32 11 29 48 34

Telefax +32 11 28 88 01

E-mail [email protected]

Website www.arcadisbelgium.be

P:\Projecten\6257_KSG_Maasmechelen\Rapportage\Rapporten\Nota publieke consultatie\versie na onvolledigverklaring\notapubliekeconsultatieMaasmechelen10022009.doc 3/110 04/006257

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE...... 3 LIJST DER FIGUREN ...... 7 LIJST DER KAARTEN...... 7 LIJST DER TABELLEN ...... 8 1 INLEIDING ...... 9

1.1 WAAROM DEZE NOTA VOOR PUBLIEKE CONSULTATIE? ...... 9 1.2 LEESWIJZER ...... 9 1.3 MOGELIJKHEID TOT INSPRAAK ...... 11 1.4 TOETSING AAN DE MER-PLICHT ...... 12 2 ALGEMENE INLICHTINGEN...... 14

2.1 INITIATIEFNEMER ...... 14 2.2 COÖRDINATIE MILIEU -ONDERZOEK EN MER-TEAM ...... 14 3 DOELSTELLING, REIKWIJDTE EN DETAILLERINGSGRAAD VAN HET VOORGENOMEN PLAN 15

3.1 DOELSTELLING ...... 15 3.1.1 In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen...... 15 3.1.1.1 Versterken van de stedelijke gebieden ...... 15 3.1.1.2 Maasmechelen als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau ...... 16 3.1.1.3 Maasmechelen binnen het stedelijk netwerk ‘Limburgs Mijngebied’...... 16 3.1.1.4 Bindende bepalingen...... 16 3.1.2 In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan van de provincie Limburg ...... 17 3.1.2.1 Visie op de stedelijkheid in Limburg ...... 17 3.1.2.2 Kleinstedelijke gebieden in de provincie Limburg...... 17 3.1.2.3 Maasmechelen binnen het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland...... 18 3.1.2.4 Ontwikkelingsperspectief voor Maasmechelen als kleinstedelijk gebied...... 18 3.1.2.5 Maasmechelen als economisch knooppunt ...... 18 3.1.2.6 Ontwikkelingsperspectieven voor kleinhandelsconcentraties ...... 19 3.1.2.7 Bindende bepalingen...... 19 3.1.2.8 Typering van de secundaire weg N78...... 20 3.1.3 Juridisch-planologische concretisering van de hypothese afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 22 3.1.3.1 Grensstellende elementen vanuit de open ruimte...... 22 3.1.3.2 Geconcretiseerde taakstellingen...... 24 3.1.3.3 Hypothese gewenste ruimtelijke structuur ...... 24 3.1.3.4 Voorstel van afbakeningslijn ...... 26 3.1.3.5 Actie- en uitvoeringsprogramma...... 30 3.1.4 Afstemming van het PRUP voor afbakening KSG Maasmechelen op het PRUP voor bipool Eisden- Lanklaar ...... 31 3.2 REIKWIJDTE EN DETAILLERINGSGRAAD ...... 33 3.2.1 Deelplan 1 : Verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied...... 33 3.2.2 Deelplan 2 : Geïntegreerd stedelijk project N78...... 34 3.2.3 Deelplan 3 : geïntegreerd stedelijk project Poort E314...... 35 3.2.4 Deelplan 4 : Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan...... 36 3.2.5 Deelplan 5 : Oude Patro-terreinen ...... 38

P:\Projecten\6257_KSG_Maasmechelen\Rapportage\Rapporten\Nota publieke consultatie\versie na onvolledigverklaring\notapubliekeconsultatieMaasmechelen10022009.doc 4/110 04/006257

3.2.6 Deelplan 6 : Gebied 33 – Noordelijke Poort N78...... 39 3.2.7 Deelplan 7 : Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders ...... 41 4 EIGENHEID PLANPROCES VOOR AFBAKENING STEDELIJKE GEBIEDEN ...... 46

4.1 VOORBEREIDENDE FASE VAN HET AFBAKENINGSPROCES : METHODE RESULTEREND IN VOORSTEL TOT AFBAKENINGSLIJN ...... 46 4.2 DE ESSENTIËLE KENMERKEN VAN EEN MILIEUEFFECTRAPPORTAGE ...... 47 4.3 GEÏNTEGREERDE AANPAK ...... 47 4.4 EIGENHEID MILIEUBEOORDELING VAN HET PROGRAMMA VOOR EEN KLEINSTEDELIJK GEBIED ...... 51 4.5 TOETSING VAN CUMULATIEVE MILIEU -EFFECTEN BIJ HET VOORSTEL VAN AFBAKENING ...... 51 5 ACTORENOVERLEG ...... 52

5.1 VOORAFGAAND AFBAKENINGSPROCES KLEINSTEDELIJK GEBIED MAASMECHELEN : VISIEVORMING IN RUIM OVERLEG ...... 52 5.2 ACTIEVE OPENBAARHEID EN BETROKKENHEID VAN ACTOREN IN PLAN -MER- EN RUP-PROCEDURE ...... 52 6 RUIMTELIJK ONTWERP...... 54

6.1 RUIMTELIJKE SITUERING ...... 54 6.1.1 Ruimtelijke context en kenmerken ...... 54 6.1.1.1 Deelplan 1: verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied ...... 54 6.1.1.2 Deelplan 2: geïntegreerd stedelijk project N78...... 54 6.1.1.3 Deelplan 3: Geïntegreerd stedelijk project Poort E314...... 55 6.1.1.4 Deelplan 4: Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan ...... 55 6.1.1.5 Deelplan 5: Oude Patro-terreinen...... 55 6.1.1.6 Deelplan 6: Gebied 33 – Noordelijke Poort N78 ...... 55 6.1.1.7 Deelplan 7: Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders ...... 55 6.1.2 Bestaande feitelijke toestand...... 56 6.1.2.1 Deelplan 1: verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied ...... 56 6.1.2.2 Deelplan 2: geïntegreerd stedelijk project N78...... 56 6.1.2.3 Deelplan 3: Geïntegreerd stedelijk project Poort E314...... 57 6.1.2.4 Deelplan 4: Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan ...... 58 6.1.2.5 Deelplan 5: Oude Patro-terreinen...... 59 6.1.2.6 Deelplan 6: Gebied 33 – Noordelijke Poort N78 ...... 59 6.1.2.7 Deelplan 7: Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders ...... 60 6.1.3 Bestaande juridische toestand...... 62 6.1.3.1 Deelplan 1: verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied ...... 62 6.1.3.2 Deelplan 2: geïntegreerd stedelijk project N78...... 62 6.1.3.3 Deelplan 3: Geïntegreerd stedelijk project Poort E314...... 63 6.1.3.4 Deelplan 4: Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan ...... 64 6.1.3.5 Deelplan 5 : Oude Patro-terreinen...... 65 6.1.3.6 Deelplan 6 : Gebied 33 – Noordelijke Poort N78 ...... 66 6.1.3.7 Deelplan 7 : Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders ...... 67 6.1.4 Ontwikkelingsscenario’s ...... 69 6.1.4.1 Deelplan 1: verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied ...... 69 6.1.4.2 Deelplan 2: geïntegreerd stedelijk project N78...... 69 6.1.4.3 Deelplan 3: Geïntegreerd stedelijk project Poort E314...... 70 6.1.4.4 Deelplan 4: Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan ...... 70 6.1.4.5 Deelplan 5 : Oude Patro-terreinen...... 71 6.1.4.6 Deelplan 6 : Gebied 33 – Noordelijke Poort N78 ...... 71 6.1.4.7 Deelplan 7 : Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders ...... 71

P:\Projecten\6257_KSG_Maasmechelen\Rapportage\Rapporten\Nota publieke consultatie\versie na onvolledigverklaring\notapubliekeconsultatieMaasmechelen10022009.doc 5/110 04/006257

6.2 ONTWIKKELINGSCONCEPTEN EN ALTERNATIEVEN ...... 73 6.2.1 Algemene beschouwing ...... 73 6.2.2 Verworpen locatie-alternatieven voor deelplan 7...... 73 6.2.3 Verworpen locatie-alternatieven voor deelplan 2...... 74 6.2.4 Nulalternatief ...... 74 6.2.5 Inrichtingsalternatieven ...... 74 6.3 VERDERE UITWERKING RUIMTELIJK ONTWERP ...... 77 7 MILIEUBEOORDELING...... 78

7.1 ALGEMENE BESCHOUWING MBT SCOPING ...... 78 7.2 SCOPING PER DEELPLAN ...... 78 7.2.1 Deelplan 1 : verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied ...... 78 7.2.2 Deelplan 2 : geïntegreerd stedelijk project N78 ...... 79 7.2.3 Deelplan 3 : Geïntegreerd stedelijk project Poort E314...... 80 7.2.4 Deelplan 4 : Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan...... 82 7.2.5 Deelplan 5 : Oude Patro-terreinen ...... 83 7.2.6 Deelplan 6 : Gebied 33 – Noordelijke Poort N78...... 84 7.2.7 Deelplan 7 : Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders ...... 86 7.3 METHODIEK VAN DE MILIEUBEOORDELING ...... 88 7.3.1 Studiegebied ...... 88 7.3.2 Detailgraad van de milieubeoordeling...... 88 7.3.3 Effectgroepen ...... 88 7.3.3.1 Discipline bodem ...... 88 7.3.3.2 Discipline water...... 89 7.3.3.3 Discipline geluid...... 90 7.3.3.4 Discipline lucht...... 92 7.3.3.5 Discipline flora en fauna...... 93 7.3.3.6 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 94 7.3.3.7 Discipline mens (inclusief mobiliteit)...... 96 7.3.4 Toetsings- en beoordelingskaders ...... 97 7.3.4.1 Discipline bodem ...... 97 7.3.4.2 Discipline water...... 98 7.3.4.3 Discipline lucht...... 98 7.3.4.4 Discipline geluid...... 99 7.3.4.5 Discipline flora en fauna...... 99 7.3.4.6 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 100 7.3.4.7 Discipline mens (inclusief mobiliteit)...... 101 7.3.5 Milderende maatregelen of planoptimalisaties ...... 102 7.3.5.1 Discipline bodem ...... 103 7.3.5.2 Discipline water...... 103 7.3.5.3 Discipline geluid...... 103 7.3.5.4 Discipline lucht...... 103 7.3.5.5 Discipline flora en fauna...... 104 7.3.5.6 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 104 7.3.5.7 Discipline mens (inclusief mobiliteit)...... 104 7.3.6 Grensoverschrijdende effecten...... 105 8 DOORWERKING IN HET PLAN ...... 106

8.1 CARTOGRAFISCHE VERTALING EN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN ...... 106 8.2 MILIEUVERKLARING ...... 106

P:\Projecten\6257_KSG_Maasmechelen\Rapportage\Rapporten\Nota publieke consultatie\versie na onvolledigverklaring\notapubliekeconsultatieMaasmechelen10022009.doc 6/110 04/006257

8.3 KENNISLEEMTEN , MONITORING EN EVALUATIE ...... 106 BIJLAGE I – HANDTEKENINGEN DESKUNDIGEN ...... 108 BIJLAGE II – KAARTENBUNDEL ...... 109

P:\Projecten\6257_KSG_Maasmechelen\Rapportage\Rapporten\Nota publieke consultatie\versie na onvolledigverklaring\notapubliekeconsultatieMaasmechelen10022009.doc 7/110 04/006257

LIJST DER FIGUREN

Figuur 1: Natuurverbindingen gemeente Maasmechelen, geselecteerd in het RSPL ...... 20 Figuur 2: Synthese grensstellende elementen uit Voorstudie Afbakening KSG Maasmechelen (Iris Consulting, 2005) ...... 23 Figuur 3: Hypothese van gewenste ruimtelijke structuur voor KSG Maasmechelen cfr voorstudie Afbakening KSG Maasmechelen (Iris Consulting, 2005)...... 25 Figuur 4: Voorstel van afbakeningslijn (Iris Consulting, 2005)...... 26 Figuur 5: Situering van de 4 focusgebieden ...... 27 Figuur 6: Situering onderzoeksgebied deelplan 2 ...... 35 Figuur 7: Situering onderzoeksgebied deelplan 3 ...... 36 Figuur 8: Situering onderzoeksgebied deelplan 4 ...... 38 Figuur 9: Situering onderzoeksgebied deelplan 5 ...... 39 Figuur 10: Situering onderzoeksgebied deelplan 6 ...... 41 Figuur 11: Situering deelzones in bedrijventerrein Nieuwe Bunders ...... 41 Figuur 12: Situering onderzoeksgebied deelplan 7 ...... 45 Figuur 13: Schematische voorstelling methodiek voor voorstel afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Maasmechelen ...... 46 Figuur 14: Integratie plan-MER volgens integratiespoor in planningsproces ruimtelijk uitvoeringsplan. De feitelijke milieubeoordeling binnen het planproces bestaat daarbij uit de 3 zwart gekleurde vakken, i.c. de beoordeling van de programma-onderdelen en de cumulatieve effectbeoordeling, beide aspecten worden toegelicht in paragrafen 4.4 en 4.5...... 48 Figuur 15: Schema dat het geïntegreerde plan-m.e.r.-PRUP-proces visualiseert ...... 50 Figuur 16: 3 ontsluitingsvarianten Nieuwe Bunders bestudeerd in de voorstudie voor Afbakening Kleinstedelijk Gebied Maasmechelen (Iris Consulting, 2005)...... 76

LIJST DER KAARTEN

Kaartenbundel achteraan het document bevat volgende kaarten waarop het voorstel van afbakeningslijn en het onderzoeksgebied van de deelplannen zijn weergegeven : Kaart 1 : Situering op luchtfoto Kaart 2 : Situering op topografische kaart Kaart 3 : Gewestplan Kaart 4 : Landschap Kaart 5 : Bescherming natuur Kaart 6 : Waterlopen Kaart 7 : Bodemkaart Kaart 8 : Biologische waarderingskaart

P:\Projecten\6257_KSG_Maasmechelen\Rapportage\Rapporten\Nota publieke consultatie\versie na onvolledigverklaring\notapubliekeconsultatieMaasmechelen10022009.doc 8/110 04/006257

LIJST DER TABELLEN

Tabel 1: Leeswijzer bij nota voor publieke consultatie er pl ...... 10 Tabel 2: Doelstelling per deelplan ...... 31 Tabel 3: Overlegmomenten tijdens voorbereidende fase afbakeningsproces ...... 52 Tabel 4: Scoping deelplan 2 ...... 79 Tabel 5: Scoping deelplan 3 ...... 80 Tabel 6: Scoping deelplan 4 ...... 82 Tabel 7: Scoping deelplan 5 ...... 83 Tabel 8: Scoping deelplan 6 ...... 84 Tabel 9: Scoping deelplan 7 ...... 86

P:\Projecten\6257_KSG_Maasmechelen\Rapportage\Rapporten\Nota publieke consultatie\versie na onvolledigverklaring\notapubliekeconsultatieMaasmechelen10022009.doc 9/110 04/006257

1 Inleiding

1.1 Waarom deze nota voor publieke consultatie?

Dit document is een consultatienota voor de milieubeoordeling volgens integratiespoor die zal uitgevoerd worden voor het voorgenomen provinciaal RUP “afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen” . De milieubeoordeling volgens integratiespoor maakt integraal deel uit van het planningsproces van de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Limburg. Het PRUP betreft de juridisch-planologische concretisering van de hypothese afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen met betrekking tot het uitvoeringsprogramma voor de acties die onder de bevoegdheid vallen van de provincie Limburg. In de milieubeoordeling worden de milieueffecten van het voorgenomen plan naar waarde ingeschat. Waarom dergelijke milieubeoordeling noodzakelijk is en hoe deze milieubeoordeling past binnen het planningsproces, wordt uitgebreid verder in deze nota uitgelegd. Het indienen van voorliggende nota is in elk geval een belangrijke procedurele stap in de voorbereiding van het PRUP voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Maasmechelen. Op basis van deze consultatienota krijgen het publiek, het maatschappelijk middenveld en alle betrokken instanties de mogelijkheid om kennis te nemen van de doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan en om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van de milieubeoordeling, en in het bijzonder over de belangrijke milieueffecten die ermee samenhangen en de manier waarop deze effecten bestudeerd worden. Deze nota voor publieke consultatie is dan ook te beschouwen als een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over de gewenste inhoud van de milieubeoordeling volgens het integratiespoor.

1.2 Leeswijzer

Deze leeswijzer bij de nota voor publieke consultatie tracht duidelijkheid te brengen hoe het document kan/moet gelezen worden en waar de verschillende onderdelen voor de milieubeoordeling gevonden worden. Deze nota voor publieke consultatie is opgebouwd uit 8 hoofdstukken. Ter verduidelijking van de relevante onderdelen van de nota voor de betrokken actoren en instanties wordt de leeswijzer onderstaand in tabelvorm verduidelijkt.

10/110 04/006257

Tabel 1: Leeswijzer bij nota voor publieke consultatie er pl

Hoofdstuk Toelichting bij inhoud Verwijzing wetgevend kader mbt inhoud nota publieke consultatie

Integratiebesluit Plan-MER-decreet

1. Inleiding -Reden van opmaak nota publieke Art 4 §1 4° consultatie -Mogelijkheid om tijdens periode publieke Art 4 §1 4° consultatie opmerkingen of suggesties te doen over voorstel van reikwijdte en detailleringsniveau en inhoudelijke aanpak plan-MER -Gegevens die administratie nodig heeft Art 4.2.8 § 1 3° voor aanvagen van grensoverschrijdende informatieuitwisseling -Toetsing aan MER-plicht

2. Algemene inlichtingen -Gegevens initiatiefnemer -Relevante gegevens over voorgestelde Art 4.2.8 § 1 8° erkende MER-coördinator en voorgestelde team van MER-deskundigen en de taakverdeling tussen de deskundigen

3. Doelstelling, reikwijdte -Beschrijving, verduidelijking en Art 4 § 1 2° en detailleringsgraad van gebiedsafbakening van het voorgenomen het voorgenomen plan RUP -Relatie met ruimtelijke structuurplannen Art 4 § 1 2° waarvan RUP uitvoering is -Relevante gegevens uit voorbereidende Art 4.2.8 § 1 4° fase afbakeningsproces -Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad per deelplan

4. Eigenheid planproces -Toelichting methodiek die leidde tot voor afbakening stedelijke voorstel tot afbakeningslijn gebieden -Essentiële kenmerken m.e.r; waaraan planproces moet voldoen -Besluitvormingsproces voor RUP en plan- Art 4 § 1 3° Art 4.2.8 § 1 2° MER

5. Actorenoverleg -Overzicht actorenoverleg dat voorafging -Actorenoverleg in plan-MER en RUP- Art 4 § 1 3° Art 4.2.8 § 1 2° procedure en besluitvormingsprocedure

6. Ruimtelijk ontwerp -Beschrijving per deelplan van : Ruimtelijke context en kenmerken Bestaande feitelijke toestand Bestaande juridische toestand

11/110 04/006257

Ontwikkelingsscenario’s -Ontwikkelingsconcepten en alternatieven Art 4 § 1 2° Art 4.2.8 § 1 7° -Verdere uitwerking ruimtelijk ontwerp

7. Milieubeoordeling -Scoping met relevante effecten per Art 4.2.8 § 1 5° deelplan (reikwijdte milieubeoordeling) -Detailleringsniveau milieubeoordeling Art 4.2.8 § 1 5° -Inhoudelijke aanpak en methodologie Art 4.2.8 § 1 6° milieubeoordeling Per effectgroep ahv onderzoeksvragen Toetsings- en beoordelingskaders Milderende maatregelen of planoptimalisaties -Grensoverschrijdende effecten Art 4.2.8 § 1 3°

8. Doorwerking in het plan -Cartografische vertaling en stedenbouwkundige voorschriften -Milieuverklaring -Kennisleemten, monitoring en evaluatie

1.3 Mogelijkheid tot inspraak

Deze nota voor publieke consultatie wordt gepubliceerd op de website van het beleidsdomein LNE (www.mervlaanderen.be ) en aangekondigd op de website van de initiatiefnemer, de provincie Limburg ( www.limburg.be ), met verwijzing naar de website van dienst MER in functie van raadpleging. Gedurende een periode van 30 dagen kunnen opmerkingen en aanvullingen ingediend worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het inspraakformulier dat op de website www.mervlaanderen.be kan gedownload worden. Aangezien verschillende deelplannen waarvoor het PRUP wordt opgemaakt, nabij de Nederlandse grens liggen, maar er geen aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten worden verwacht, wordt de nota voor publieke consultatie ter info opgestuurd naar de VROM, de provincie Nederlands Limburg en de gemeenten Stein en met de vraag of ze verder bij de procedure wensen betrokken te worden en of een terinzagelegging in Nederland aangewezen is. Op basis van deze nota voor publieke consultatie worden alle betrokkenen uitgenodigd om hun visie te geven op de volledigheid van het geplande onderzoek. Het is de bedoeling dat er uit de inspraak zoveel mogelijk bruikbare ideeën komen om het onderzoek in de milieubeoordeling te verbeteren en/of te vervolledigen. Het publiek, alsook het maatschappelijk middenveld en alle andere betrokken instanties, krijgen de officiële en wettelijk opgelegde mogelijkheid om aanvullingen te geven over de benodigde inhoud van de milieubeoordeling en in het bijzonder over noodzakelijk te onderzoeken effecten en te bestuderen alternatieven. Opmerkingen en/of suggesties kunnen via e-mail of schriftelijk via de post rechtstreeks aan het Vlaams Gewest worden bezorgd op onderstaand adres: Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst MER Koning Albert II laan 20 bus 8 1000 Brussel [email protected]

12/110 04/006257

1.4 Toetsing aan de MER-plicht

De beoordeling van plannen en programma’s op hun gevolgen voor het milieu wordt geregeld door het decreet van 27 april 2007 en het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2007. Bij de bepaling of een plan of programma, in dit geval een ruimtelijk uitvoeringsplan, onder de plan-MER- plicht valt, wordt een onderscheid gemaakt tussen:  Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): -Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); -Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is;  Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben : “screeningplicht”  Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant)

Onder Bijlage II, categorie 10a valt: industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha of meer. Onder Bijlage II, categorie 10b valt : stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer. Dit impliceert dat deelplannen 2 en 7 die respectievelijk een geïntegreerd stedelijk project (kleinhandelslint) en een gemengd regionaal bedrijventerrein omvatten, plan-MER-plichtig zijn.

De afbakeningslijn zelf (deelplan 1) wordt niet beoordeeld op zijn milieueffecten, behalve op de plaatsen waar ze grenst aan deelplannen. Dit is het geval voor deelplannen 2 en 7. In de lijn van het “Advies milieueffectrapportage” voor voorliggend PRUP van Dienst MER dd 4/10/2007 zal in het plan-MER specifiek voor de grenszone ter hoogte van deze 2 deelplannen 2 en 7 de impact naar en interactie met de omgeving dieper onderzocht worden.

De overige deelplannen betreffen herbestemmingen van gebieden met beperkte oppervlakte. Ze zijn niet gelegen in de nabijheid van speciale beschermingszones én vormen niet het kader voor projecten uit bijlage I en II van het BVR van 10/12/2004. Volgende deelplannen zijn m.a.w. screeningplichtig : -deelplan 3 : geïntegreerd stedelijk project Poort E314 ter hoogte van agrarisch gebied; -deelplan 4 : woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan wordt herbestemd tot woongebied; -deelplan 5 : Oude Patro-terreinen worden herbestemd tot woongebied; -deelplan 6 : gebied 33 – Noordelijke Poort N78 : landbouwgebied dat herbestemd wordt naar woonreservegebied.

Er wordt door de initiatiefnemer voor gekozen om de deelplannen samen in één plan-MER te behandelen. Elk plan of project heeft immers mogelijk zijn effecten, maar door de ruimtelijke groepering kan het zijn dat deze effecten cumuleren.

13/110 04/006257

In het kader van de definitieve aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de realisatie van het bedrijventerrein en het stedelijk project geldt de plicht tot het opstellen van een project- MER. Volgends Bijlage II, categorie 10a van het Besluit van de Vlaamse Regering (BS 13/05/2005) kan een ontheffing van MER-plicht worden aangevraagd voor deelplan 7. Volgens Bijlage II, categorie 10b kan een ontheffing van MER-plicht aangevraagd worden voor deelplan 2. Voor de realisatie van de deelplannen 3, 4, 5 en 6 geldt deze project-MER-plicht niet omdat de verschillende deelplannen de bouw van een beperkt aantal woongelegenheden betreft of stadsontwikkelingsprojecten met een beperkte verkeersgenerende werking (Bijlage II, categorie 10b : stadsontwikkelingsprojecten met de bouw van 1000 of meer woongelegenheden of project met brutovloeroppervlakte van 5000 m² handelsruimte of meer of project met verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur).

14/110 04/006257

2 Algemene inlichtingen

2.1 Initiatiefnemer

De initiatiefnemer is de instantie die het plan ontwikkelt. Voor het PRUP “Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen” is dit de provincie Limburg. De dienst ruimtelijke ordening van de provincie Limburg is hierbij het aanspreekpunt.

Adresgegevens : Provincie Limburg Dienst Ruimtelijke Ordening Universiteitslaan 1 3500 Hasselt

Contactpersoon initiatiefnemer : Sonja Jacobs, sectie planning en beleid, dienst ruimtelijke ordening van de provincie Limburg

2.2 Coördinatie milieu-onderzoek en MER-team

Het milieuonderzoek binnen dit planproces, in casu het onderdeel plan-m.e.r., wordt opgemaakt door Natalie Bakx als MER-coördinator 1. In functie van specifieke problematieken wordt daarbij beroep gedaan op een ruimer team van erkende MER-deskundigen binnen Arcadis Belgium nv. Het gaat om de onderstaande personen : Gert Van de Genachte (Arcadis Belgium), erkend deskundige Monumenten en Landschappen (EDA 448/B/V2, geldig tot 22/01/2011) en Mens (EDA 448/A, geldig tot 29/06/2011) belast met: de disciplines Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie en Mens Guy Putzeys (dBA-plan), erkend deskundige Geluid en Trillingen (EDA 393, geldig tot 28/07/2013), belast met: de discipline Geluid en Trillingen Jan Verstraeten (LuNa), erkend deskundige Lucht (EDA 048, geldig tot 21/12/2009), belast met: de discipline Lucht Els Peeters (Arcadis Belgium), erkend deskundige Bodem (EDA 604/A, geldig tot 09/01/2009) en Water (EDA 604/B, geldig tot 09/01/2009), belast met: de discipline Bodem en Water Mischa Indeherberg (Arcadis Belgium), erkend deskundige Fauna en Flora (EDA 677/B, geldig tot 15/01/2012), belast met: de discipline Fauna en Flora Adel Lanneau (Arcadis Belgium), erkend deskundige Mens – sociaal-organisatorische aspecten (EDA 611B, geldig tot 12/07/2011), belast met: de discipline Mens – mobiliteit

1 Volgens het DABM moeten de onderzoeken die nodig zijn om een mer op te stellen, uitgevoerd worden door een erkende MER- coördinator. De erkenning als MER-coördinator kan voorlopig echter nog niet toegekend worden aangezien er door de Vlaamse Overheid nog geen criteria zijn vastgesteld voor het erkennen van een MER-coördinator. Daarom wordt voorlopig gewerkt met enkel erkende MER-deskundigen. De erkenning wordt verleend door de Minister voor Leefmilieu op basis van de ervaring en kennis van personen of organisaties in de opmaak van MER’s en de uitvoering van specifieke deelonderzoeken

15/110 04/006257

3 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan

3.1 Doelstelling

3.1.1 In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

3.1.1.1 Versterken van de stedelijke gebieden In het richtinggevend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen staat het streven naar openheid én stedelijkheid voorop, uitgedrukt in de metafoor ‘ Vlaanderen: open en stedelijk ’. Deze metafoor is niet enkel geïnspireerd door de bestaande ruimtelijke structuur in Vlaanderen, door de maatschappelijk-economische dynamiek van de samenleving en door de bedreigingen die negatief inwerken op de ruimtelijke structuur. Deze metafoor drukt tegelijkertijd ook de uitgangshouding van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling uit 2. Met de metafoor ‘Vlaanderen, open en stedelijk’ wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een optimaler gebruik en beheer van de stedelijke structuur. Daarom wordt het principe van gedeconcentreerde bundeling vooropgesteld 3. Deze bundeling streeft een selectieve concentratie na van de groei van het wonen, het werken en de andere maatschappelijke functies in de stedelijke gebieden en in de kernen van het buitengebied. Vanuit deze optie moeten de stedelijke gebieden worden versterkt waarbij activiteiten er worden geconcentreerd en gestimuleerd. Volgende ontwikkelingsperspectieven voor stedelijke gebieden staan voorop en moeten concreet gemaakt worden 4:  het streven naar een gemiddelde woningdichtheid van minimaal 25 woningen / ha als stedelijke dichtheid;  het streven naar een gedifferentieerde samenstelling van de woningvoorraad met inbreiding als prioriteit;  het versterken van de multifunctionaliteit door verweving van functies;  het concentreren van kantoren op belangrijke knooppunten van openbaar vervoer;  het concentreren van (stedelijke) voorzieningen afgestemd op het belang van het grootstedelijk gebied, met een maximale verweving met de woonfunctie.;  het bundelen van kleinhandel op binnenstedelijke locaties en op kleinhandelszones (o.a. baanwinkels, shoppingcentra);  het optimaliseren van toeristische en recreatieve voorzieningen (o.a. in historisch stadsgedeelte);  het verzorgen van collectieve en openbare ruimten (o.a. warenhuizen, voetbalstadions, bioscoopcomplexen);  het behoud en de ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijk groen (o.a. bosontwikkeling, parkgebieden, socio-educatieve en /of recreatieve functies, natuurbouw, natuurontwikkeling);  het bieden van waarborgen voor de stedelijk landbouw (o.a. hoogtechnologische tuinbouw, hobbylandbouw, hobbytuinbouw, kinderboerderijen, volkstuinen);

2 RSV, gewenste ruimtelijke structuur, p. 315-318 3 RSV, gewenste ruimtelijke structuur, p. 321 4 RSV, gewenste ruimtelijke structuur, p. 354-373

16/110 04/006257

 het behouden en uitbouwen van cultureel-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen;  het stimuleren van een stedelijk mobiliteit- en locatiebeleid.

3.1.1.2 Maasmechelen als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau Op basis van de stedelijke uitrustingsgraad en het voorzieningenniveau, van het belang van het stedelijk gebied voor de omgeving en voor Vlaanderen en op basis van de interne stedelijke structuur onderscheidt het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 4 categorieën van stedelijke gebieden onderscheiden. Maasmechelen wordt daarbij als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau geselecteerd, de laagste categorie in de superpositie. Kleinstedelijke gebieden worden gekenmerkt door een zwakke morfologische structuur met stedelijk karakter en een relatief zwak voorzieningenapparaat en uitrustingsniveau. Deze kenmerken duwen deze stedelijke gebieden in een concurrentiële positie door de huidige ruimtelijke ontwikkelingen in aangrenzende goed-uitgeruste kernen van het buitengebied. Het ruimtelijk beleid voor de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau is gericht op de bestaande stedelijke morfologische structuur en het stedelijk functioneren terug voldoende economische, sociale en ruimtelijke draagkracht te geven. Dit vereist een doorgedreven kernversterkend beleid. De klemtoon ligt enerzijds op de inbreiding en de valorisatie van de bestaande stedelijke potenties zoals bestaande natuurelementen, het historisch karakter, de sterke stedelijke voorzieningen, etc. Anderzijds is een complementair beleid in de aangrenzende goed uitgeruste kernen van het buitengebied gewenst. Veel aandacht moet gaan naar de kwalitatieve verbetering van het woningpatrimonium, de stedelijke voorzieningen en de stedelijke economische structuur veeleer dan naar een ruimtelijke ontwikkeling met alleen een kwantitatieve uitbreiding die opnieuw de stedelijke kern beconcurreert.

3.1.1.3 Maasmechelen binnen het stedelijk netwerk ‘Limburgs Mijngebied’ In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is Maasmechelen gesitueerd in het stedelijk netwerk ‘Limburgs Mijngebied’ 5. Het ruimtelijk beleid is er gericht op de versterking van de stedelijke en economische structuur op Vlaams niveau. Het netwerk bestaat uit de kleinstedelijke gebieden Maasmechelen en Beringen, het regionaalstedelijk gebied Hasselt-, de gemeenten Heusden- Zolder, Houthalen-Helchteren, As, Opglabbeek en Dilsen-Stokkem. Het netwerk is een typisch voorbeeld van een reconversiegebied waar de steenkoolproductie volledig is stopgezet, waardoor grote terreinoppervlakte voor andere activiteiten in aanmerking komt en waardoor de lokale economie helemaal omgeschakeld moet worden.

3.1.1.4 Bindende bepalingen De volgende bindende bepalingen uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zijn van belang voor het kleinstedelijk gebied Maasmechelen 6:  selectie van Maasmechelen als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau en automatisch ook als economisch knooppunt;  selectie van het Limburgs Mijngebied als stedelijk netwerk;  selectie van de E314 (A2) als hoofdweg vanaf de E40 (A3) te Bertem tot de Nederlandse grens;

5 ‘Limburgs Mijngebied’ wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Limburg ‘Netwerk Midden-Limburg’ genoemd 6 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bindend gedeelte, p. 581-582

17/110 04/006257

 selectie van de N75 als primaire weg type 2;  de afbakening van 75.000 tot 100.000 ha grote eenheden natuur en 25.000 tot 50.000 ha grote eenheden natuur in ontwikkeling in de gewestplannen of in de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen in overdruk. Wat betreft de afbakening van kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau stellen de bindende bepalingen dat de afbakening een bevoegdheid is van de provincie. De provincie maakt hiervoor een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan op.

3.1.2 In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan van de provincie Limburg

3.1.2.1 Visie op de stedelijkheid in Limburg 7 Het gebrek aan voldoende stedelijkheid wordt nog altijd als een comparatief nadeel voor Limburg vermeld. Het stedelijk draagvlak van de provincie moet daarom worden verhoogd. Daartoe is het nodig stedelijke gebieden functies uit te bouwen in of aansluitend bij de steden. Nieuwe voorzieningen moeten zich concentreren in de steden. Ook meer kwaliteitsvolle stedelijke en geconcentreerde woonvormen dragen bij tot kernversterking. Verdere versnippering moet worden tegengegaan. Zuinig ruimtegebruik is aangewezen. Als ‘contramal’ betekent dat eveneens dat de open ruimte voldoende moet worden beschermd.

3.1.2.2 Kleinstedelijke gebieden in de provincie Limburg 8 De Vlaamse overheid heeft voor de provincie Limburg , Bree, , , , Maasmechelen, Neerpelt-Overpelt, Sint-Truiden en en als kleinstedelijke gebieden geselecteerd. Na de herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is Beringen eveneens als kleinstedelijk gebied geselecteerd. Dit leidt tot een aanpassing van de taakstellingen voor de kleinstedelijke gebieden. De modaliteiten voor de nieuwe berekening staan vermeld in het ruimtelijk structuurplan van de provincie Limburg. De provincie onderscheidt drie soorten kleinstedelijke gebieden:  de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden Sint-Truiden en Tongeren hebben een sterke stedelijke en concentrerende rol in het zuiden van de provincie. Zij zijn het hiërarchisch centrum voor hun ommeland. De strikte scheiding stedelijk gebied-buitengebied wordt hier maximaal gevrijwaard.  de stedelijke gebieden Lommel, Maasmechelen , en Neerpelt-Overpelt zijn stedelijke knooppunten van een netwerk . Hier is de hiërarchische relatie tussen de onderlinge delen van het netwerk veel minder uitgesproken. Daarom moet er een afstemming komen van de ontwikkeling komen van de stedelijke gebieden in relatie tot het volledig netwerk. Maasmechelen maakt deel uit van het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland.  de autonome stedelijke gebieden Bilzen, Bree, Leopoldsburg, Beringen en Maaseik hebben een duidelijk maar beperkt hinterland. De traditionele relatie tussen de kern en het hinterland is nog herkenbaar. De autonome stedelijke gebieden zijn omringd door aaneengesloten agrarische gebieden met een soms sterk contrast tussen stad en landschap. De ruimtelijke structuur wordt behouden en versterkt. Het ruimtelijk beleid van de hoofdkern en van de andere gemeenten moeten op elkaar worden afgestemd.

7 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg, richtinggevend gedeelte, p 147-148 8 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg, richtinggevend gedeelte, p 190-191

18/110 04/006257

3.1.2.3 Maasmechelen binnen het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland De provincie selecteert het Zuidelijk Maasland als een stedelijk netwerk op provinciaal niveau bedoeld om de ongestructureerde verstedelijking van het zuidelijk Maasland tegen te gaan. In dit stedelijk netwerk moeten bijkomende ontwikkelingen (woningen, bedrijventerreinen, voorzieningen, enz.) worden bevorderd ter vrijwaring van het ommeland (zoals bijvoorbeeld het Park Hoge Kempen). Binnen dit netwerk worden nieuwe ontwikkelingen geconcentreerd in het bijzonder aan het middenterras met de N78 en de Zuid-Willemsvaart als belangrijkste dragers. Maasmechelen is de belangrijkste gemeente binnen dit netwerk door haar ligging op het kruispunt van de oost-west gerichte E314 en de noord-zuid structuur van de Maasvallei. Het gebied heeft een beperkte internationale betekenis maar is een essentiële stedelijk- economische stapsteen om Limburg beter te positioneren in een transnationale context. Het ontwikkelen van een gewenste ruimtelijke structuur moet het gebied beter voorbereiden op de druk van wonen en bedrijvigheid vanuit binnen- en buitenland. Het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland wordt beschouwd als ondersteunend voor meer grootschalige stedelijke concentraties in Nederland ( – Geleen – Sittard – Heerlen). Dat vraagt om een gedifferentieerde, kleinschalige en kwalitatieve ontwikkeling met hoogwaardige functies.

3.1.2.4 Ontwikkelingsperspectief voor Maasmechelen als kleinstedelijk gebied 9 Maasmechelen moet zowel in woon- als in industriegebied verdichten. De bijkomende woningbouw die het ruimtelijk structuurplan provincie Limburg voorziet, zullen een pluspunt zijn voor de interne groei en verdichting. Het bedrijventerrein ‘Oude Bunders’ heeft de mogelijkheid tot verdichting door een beter gebruik van de industriegronden, rekening houdend met de natuurverbindende functie van de Kikbeek. Voor het bedrijventerrein ‘Op de Berg’ (in het Park Hoge Kempen) is een uitdovingbeleid gewenst. Het voormalig mijnterrein wordt ontwikkeld als toeristische pool van bovenlokaal niveau. Het oud kolenspoor kan worden ontwikkeld als openbaar vervoerverbinding en bevordert de bereikbaarheid vanuit Midden-Limburg. Het provinciaal ruimtelijk structuurplan Limburg selecteert volgende harde grenzen voor ontwikkeling:  de Zuid-Willemsvaart – Eisden-Dorp vormt hierop een uitzondering;  de E314 (behalve voor industrie);  het kolenspoor;  de bosrand (evenwijdig aan de steilrand van het Kempens Plateau);

3.1.2.5 Maasmechelen als economisch knooppunt Alle stedelijke gebieden worden in het RSV geselecteerd als een economisch knooppunt. Binnen deze economische knooppunten is de ontwikkeling van bijkomende bedrijventerreinen mogelijk. Het bijkomend aanbod aan regionale bedrijventerreinen moet worden afgewogen op basis van een ruimtelijke visie en een gewenste ruimtelijke structuur. Voor het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland worden extra ontwikkelingsmogelijkheden geboden door mogelijke samenwerking en afstemming op de economische ontwikkeling in Nederlands Limburg 10 .

9 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg, richtinggevend gedeelte, p 192 10 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg, richtinggevend gedeelte, p 206

19/110 04/006257

Deze rol verantwoordt een zoektocht naar bijkomende bedrijventerreinen in Maasmechelen. Een nieuw bedrijventerrein kan worden gezocht, aansluitend of in de nabijheid van Oude Bunders. 11

3.1.2.6 Ontwikkelingsperspectieven voor kleinhandelsconcentraties12 De kleinhandelsconcentraties sluiten aan bij stedelijke gebieden of economische knooppunten. Zij moeten complementair zijn met het stedelijk weefsel of het kerngebied, herkenbaar afgebakend en goed bereikbaar. De locaties worden voorbehouden voor specifieke kleinhandelsbranches. Het betreft in principe: kleinhandel in vervoermiddelen, bouwmaterialen bouwmaterialen, doe-het-zelf- artikelen, tuincentra, kleinhandel in woninginrichting, kantoorinrichting, electro- en huishoud- en audio-visuele artikelen, dieren, muziekinstrumenten, campingartikelen en brandstoffen of explosieve stoffen. De bundeling van handelszaken langs de N78 te Maasmechelen, ten zuiden van het op- en afrittencomplex van de E314 wordt in het provinciaal ruimtelijk structuurplan geselecteerd als een kleinhandelsconcentratie type IV waarmee hun rol binnen de economische structuur bevestigd wordt. Met behulp van een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan dient de kleinhandelsconcentratie te worden geordend en geherstructureerd. Er moet worden toegezien op een correcte invulling van het gebied waarbij kleinschalige kleinhandel wordt vermeden. Value Retail wordt beschouwd als solitaire inplanting. Met betrekking tot de opmaak van PRUPs voor de kleinhandelsconcentraties type IV in het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland vermeldt het Ministerieel Besluit houdende de goedkeuring van het Ruimtelijk Structuurplan van de Provincie Limburg van 12/02/2003 dat de ontwikkeling met uitbreiding van de oppervlakte voor kleinhandelsactiviteiten alleen kan worden verantwoord als dit een versterking van het stedelijk gebied Maasmechelen en in het bijzonder het bestaande kleinhandelsapparaat betekent.

3.1.2.7 Bindende bepalingen De volgende bindende bepalingen uit het structuurplan van de provincie Limburg zijn van belang voor het kleinstedelijk gebied Maasmechelen 13 :  selectie van twee droge natuurverbindingen: tussen de drinkwaterwinning (Eisden) en de omgeving van het voetveer (nr. 18) en tussen Daalbroek () en de Ziepbeek (nr. 19);  selectie van twee natte natuurverbindingen: de Kikbeek tussen Daalbroek en de Ziepbeek (nr. 52) en de Ziepbeek tussen het Nationaal Park Hoge Kempen en de Maas (nr. 53);  selectie van de deelruimte Zuidelijk Maasland als provinciaal stedelijk netwerk;  selectie van Boorsem, Eisden, Eisden-tuinwijk, Kotem, Leut, Mechelen-aan-de-Maas, Meeswijk, Opgrimbie, Uikhoven en Vucht als woonkernen;  selectie van de N78 Lanaken-Maasmechelen en Value Retail als kleinhandelsconcentratie type IV;  selectie van de toeristisch-recreatieve netwerken ‘Maasland’ en ‘Mijnstreek’ en daarbinnen Maasmechelen als toeristisch-recreatief knooppunt type 1;  selectie van Maasmechelen als multimodaal knooppunt voor personenvervoer;  selectie van de open ruimte verbinding Opgrimbie-Boorsem-Rekem-Uikhoven (nr. 8);  selectie van de mijnterril (Eisden) als baken en de mijnschachten als bakenreeks;

11 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg, richtinggevend gedeelte, p 211 12 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg, richtinggevend gedeelte, p. 216-217 13 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg, bindend gedeelte, p. 264-272

20/110 04/006257

In onderstaande figuur zijn de genoemde natuurverbindingen gesitueerd.

Figuur 1: Natuurverbindingen gemeente Maasmechelen, geselecteerd in het RSPL 3.1.2.8 Typering van de secundaire weg 14 N78 In het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg is met betrekking tot de typering van de N78 opgenomen dat deze zal onderzocht worden in het strategisch plan voor het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland. Deze studie werd onder de naam “Euregionale Ontwikkelingsvisie Limburgs Maasland” Echter hierin is slechts een beperkte visie m.b.t. het ontwikkelingsperspectief van de N78 opgenomen. In uitvoering van het RSPL heeft het provinciebestuur geopteerd om de verfijning van de typering van de secundaire weg N78 d.m.v. een provincieraadsbesluit vast te stellen. Bij de herziening van het RSPL zal de onderbouwing van deze typering van de N78 in het richtinggevend deel opgenomen en de typering in het bindend gedeelte vastgelegd worden. Het provincieraadsbesluit dd. 19.01.2005 stelde de typering van de secundaire weg N78 vast. De N78 is als volgt vastgesteld :  vanaf het kruispunt Boudewijnlaan-Maastrichtersteenweg te Maaseik tot het kruispunt Groenstraat-N78 te Rekem (Lanaken) als secundaire weg type I  vanaf kruispunt N75-N78 te Dilsen-Stokkem tot het kruispunt Inkomstraat-N78 te Maasmechelen : secundaire weg type I  vanaf kruispunt Inkomstraat-N78 te Maasmechelen tot het knooppunt van de N78 met de E314 te Maasmecelen : secundira weg type I  vanaf het knooppunt van de N78 met de E314 te Maasmechelen tot het kruispunt Groenstraat- N78 te Lanaken : secundaire weg type I  vanaf het kruispunt Groenstraat-N78 te Lanaken tot het kruispunt N78-N77 te Lanaken : secundaire weg type II Hierbij wordt een differentiëring van het wegbeeld bekomen door, behalve bovenvermelde segmentering van de categorisering te hanteren, de meest geschikte inrichting van de verschillende deeltracés af te stemmen op de aanwezige ruimtelijke context. De typering van de N78 vastgelegd in het provincieraadsbesluit dd 19/1/2006 sluit de eventuele omvorming van de ontsluitingsweg van Maasmechelen Village tot omleidingsweg voor Maasmechelen centrum niet uit. Naar aanleiding van de reactie van afdeling Ruimtelijke Planning en ROHM-Limburg dd 1/03/2005 op het provincieraadsbesluit schreef de provincie een toelichtingsbrief aan de Vlaamse Regering

14 Algemeen wordt gesteld dat secundaire wegen het verbinden en verzamelen op bovenlokaal niveau als hoofdfunctie hebben en het lokaal toegang geven als aanvullende functie. Secundaire wegen zijn vooral van belang voor het ontsluiten van gebieden naar de hoofdwegen en de primaire wegen en als verbindingswegen op regionaal (provinciaal niveau). Ze moeten gelijkertijd een vlotte doorstroming als een goede bereikbaarheid garanderen. Die wegen moeten ingericht worden rekening houdend met de leefbaarheid en de verkeersveiligheid.

21/110 04/006257

mbt de vaststelling van de typering. In haar advies van 7 april 2007 concludeert Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening : “Het is cruciaal om een voldoende ruim onderzoek en overlegproces te bij het nemen van een beslissing over de typering van de secundaire weg N78, als voorafname op de herziening van het provinciaal structuurplan. Belangrijkste inhoudelijke aandachtspunten in het vereiste onderzoek zijn : vermijden van een maasverkleining, het verkleinen van de barrièrewerking van de N78 bij het doorsnijden van de woonkernen en de doorstroming voor het openbaar vervoer. “

Voor het noordelijke deel van de N78 tot Lanaken werd een streefbeeldstudie opgestart in opdracht van AWV (inmiddels stopgezet). In deze streefbeeldstudie is uitgegaan van een segmentering van de categorisering van de N78 aangezien de ruimtelijke realiteit het noodzakelijk maakt om het wegtracé te compartimenteren bij het bepalen van de meest geschikte inrichting. Op deze wijze kan er op plaatsen waar een concentratie aan bebouwing en functies is, de inrichting in overeenstemming gebracht worden met die ruimtelijke context. Er is rekening gehouden met initiatieven op vlak van ruimtelijke ordening zoals ziekenhuis Maaseik, scholengemeenschap Dilsen, ontwikkeling Nieuwe Bunders e.d. Op grondgebied van het kleinstedelijk gebied Maasmechelen liggen drie segmenten:  Segment 3 vanaf het kruispunt N75/N78 te Dilsen-Stokkem tot het kruispunt Inkomstraat-N78 te Maasmechelen. Dit segment maakt deel uit van de verbinding Maaseik-Lanaken-Maastricht. Voorgestelde inrichtingsprincipes zijn een dwarsprofiel met 2x2 rijstroken met afschaffing of beperkte mogelijkheid tot linksaf bewegingen (aanleg rotondes op kruispunten), een snelheidregime van 90km/h buiten bebouwde kom, 70 km/h binnen de bebouwde kom met een dwarsprofiel dat vrijliggende fietspaden voorziet met de nodige beveiligde fietsoversteekplaatsen (schoolomgevingen).  Segment 4: vanaf kruispunt Inkomstraat-N78 te Maasmechelen tot het knooppunt van de N78 met de autostrade E314 te Maasmechelen. De N78 loopt hier doorheen het kleinstedelijk gebied van Maasmechelen en verzorgt de ontsluiting van Maasmechelen centrum. Dit segment wordt gekenmerkt door een dens, aanliggend weefsel met woon- en handelsfuncties. Om naar de toekomst toe de eventuele omvorming van de ontsluitingsweg van Maasmechelen Village, parallel aan de Zuid-Willemsvaart, tot een omleidingsweg voor het centrum van Maasmechelen, niet te hypothekeren is de N78 hier eveneens als secundaire weg type I gecategoriseerd. Voorgestelde inrichtingsprincipes zijn een dwarsprofiel met 2x1 rijstrook en parallelwegen voor de ontsluiting van de aanliggende handel en woningen vanaf het kruispunt met de Koninginnelaan, een snelheidsregime van 70km/h op de middenrijstroken en 50 km/h op de parallelwegen, haltevoorzieningen m.b.t. het openbaar vervoer op de rijstrook van de parallelwegen , beïnvloeding van de verkeerslichten voor een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer, verhoogde fietspaden op de parallelwegen met beveiligde oversteken of indien mogelijk conflictvrije oversteken voor de zwakke weggebruiker (schoolomgeving).  Segment 5: vanaf het knooppunt N78-E314 te Maasmechelen tot het kruispunt Groenstraat- N78 te Rekem Lanaken. Hier primeert de verbinding richting E314 en via Lanaken naar Maastricht anderzijds alsook de ontsluiting van regionale bedrijventerreinen Oude en Nieuwe Bunders. Voorgestelde inrichtingsprincipes zijn een dwarsprofiel van 2x2 rijstroken met vrijliggende fietspaden , bushavens naast de rijweg, een snelheidsregime van 90km/h en de ontsluiting van Oude en Nieuwe Bunders concentreren in een beperkt aantal rotondes.

22/110 04/006257

3.1.3 Juridisch-planologische concretisering van de hypothese afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen

In een voorbereidende fase van het afbakeningsproces voor het kleinstedelijk gebied Maasmechelen werd een nota opgemaakt door Iris Consulting in mei 2005 15 als resultaat van het overleg tussen provincie, gemeente en Vlaamse overheid.

3.1.3.1 Grensstellende elementen vanuit de open ruimte Via kaartmateriaal werden de potentiële grensstellende elementen vanuit natuur, landschap en landbouw geconfronteerd met de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur voor het kleinstedelijk gebied (zie par. 3.1.3.3). Er werd een onderscheid gemaakt tussen duidelijk grensstellende en mogelijk grensstellende elementen. Op locaties waar minstens twee duidelijke grensstellende open ruimtestructuren overlappen, werd een harde grens voor stedelijke ontwikkelingen aangeduid. Het betreft volgende elementen :  de Zuid-Willemsvaart vanuit natuur, landschap en landbouw;  de Maasvallei vanuit natuur en landschap;  de bosrand van het Kempisch Plateau vanuit natuur en landschap. In de volgende figuur zijn de grensstellende elementen vanuit natuur, landschap en landbouw samengebracht.

15 Iris Consulting, Voorstudie “Afbakening kleinstedelijke gebieden Limburg. Maasmechelen”, 2005. Beslissing Bestendige Deputatie dd 26/5/2005.

23/110 04/006257

Figuur 2: Synthese grensstellende elementen uit Voorstudie Afbakening KSG Maasmechelen (Iris Consulting, 2005)

24/110 04/006257

3.1.3.2 Geconcretiseerde taakstellingen Thema wonen Maasmechelen heeft een taakstelling van 2.285 wooneenheden (de oorspronkelijke taakstelling uit het provinciaal ruimtelijk structuurplan Limburg werd herrekend na de herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen). Uit de confrontatie tussen de taakstelling en het aanbod dat binnen Maasmechelen aanwezig is om deze taakstelling te realiseren, blijkt dat het aanbod aan onbebouwde percelen (589 percelen rekening houdende met een gemiddelde realisatiegraad van 55% op 10 jaar) langs uitgeruste wegen onvoldoende is om de taakstelling te realiseren. Daarom zullen onbebouwde binnengebieden of woonuitbreidingsgebieden moeten ontwikkeld of aangesneden worden om de resterende taakstelling van 1.517 woningen te realiseren. Thema werken Maasmechelen heeft – na Genk – de hoogste werkloosheidsgraad van Limburg: 12,8% ten opzichte van 6,1% voor Vlaanderen en 7,4% voor Limburg 16 , in belangrijke mate te wijten aan de sluiting van de mijnen. De werkloosheid bestaat voor het overgrote deel uit relatief laag opgeleide mensen. Speerpuntprojecten in functie van de terugdringing kenden reeds succes. Een verdere diversificatie van de strategie ter bestrijding van de werkloosheid dringt zich op. Gezien het profiel van de werklozen is het zinvol bijkomende bedrijvigheid aan te trekken waarvan de behoefte op korte en middellange termijn op 30 ha wordt geschat. Daarnaast zal de ruimtebehoefte op lange termijn zich ook voordoen vanuit de gewenste herlocalisatie van het regionaal bedrijventerrein Op de Berg (60 ha). Samen met de noodzakelijke ijzeren voorraad dient in totaal 100 ha bijkomende ruimte voor regionale bedrijvigheid gezocht te worden. In het plan-MER zal deze behoefte aan bijkomende bedrijvigheid op korte en middellange termijn geconcretiseerd worden.

3.1.3.3 Hypothese gewenste ruimtelijke structuur De visie op de gewenste ruimtelijke structuur kan worden samengevat als een kleinstedelijk gebied waarin wordt gestreefd naar een complementariteit voor de verschillende stedelijke centra van Maasmechelen. Er is sprake van een bipolaire structuur met enerzijds een recreatieve en commerciële rol voor de pool Eisden en anderzijds bedrijvigheid en een administratieve en logistieke rol voor de pool Mechelen-aan-de-Maas. De barrièrewerking van de aanwezige lijninfrastructuren wordt opgeheven. Eisden-Dorp en Vucht-Tuinwijk worden gedefinieerd als binnenstedelijke Maasdorpen. Ontwikkelingen in deze binnenstedelijke dorpen worden getemporiseerd. De omgeving waar de N78, de Koninginnelaan en de nieuwe lokale ontsluitingsweg samenkomen vormt een belangrijk dynamisch knooppunt. In onderstaande schets is de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur voor Maasmechelen weergegeven.

16 Iris Consulting. Eindnota voorbereidende fase. Afbakening kleinstedelijke gebieden Limburg - Maasmechelen, mei 2005.

25/110 04/006257

Figuur 3: Hypothese van gewenste ruimtelijke structuur voor KSG Maasmechelen cfr voorstudie Afbakening KSG Maasmechelen (Iris Consulting, 2005)

26/110 04/006257

3.1.3.4 Voorstel van afbakeningslijn Op onderstaande figuur wordt de afbakeningslijn grafisch voorgesteld zoals gefinaliseerd in het eindrapport van de voorbereidende fase van het afbakeningsproces.

Figuur 4: Voorstel van afbakeningslijn (Iris Consulting, 2005)

27/110 04/006257

Dit voorstel van afbakeningslijn is gebaseerd op de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur, de taakstellingen inzake wonen en bedrijvigheid, de behoeften op kleinstedelijk niveau (op vlak van groen, voorzieningen, mobiliteit,…) en de grensstellende elementen van binnen in (randen van woongebieden, bedrijventerreinen, harde infrastructurele grenzen, …) en van buiten uit (landschap, natuur en landbouw). Al deze elementen worden met elkaar geconfronteerd om te komen tot een mogelijke afbakeningslijn. Er werden 4 focusgebieden (gesitueerd in onderstaande figuur) aangeduid, die bijkomend onderzocht werden  Bedrijventerrein Nieuwe Bunders,  Afwerkingszone Eisden-dorp;  Omgeving Home Fabiola;  Mijnterrein Eisden.

Figuur 5: Situering van de 4 focusgebieden De motivering van de afbakeningslijn wordt besproken segment per segment.

Zuid-Willemsvaart (Mechelen-aan-de-Maas) De Zuid-Willemsvaart is een duidelijke fysische grens tussen de Maasvallei en het stedelijk weefsel. De Zuid-Willemsvaart vormt de oostzuidelijke afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied tussen de bruggen van de E314 en de N78. Deze waterweg ondersteunt en stimuleert verdichting en interne groei. De natuurlijk en landschappelijk waardevolle Maasvallei ten oosten van het kanaal wordt zowel op Vlaams als Europees niveau juridisch beschermd en ligt in buitengebied. Vanuit natuur, landschap en landbouw is de Maasvallei een harde grens vanuit het buitengebied. Het stedelijk woonweefsel (met potenties voor een lokaal park) en de waterzuiveringsinfrastructuur ten westen van het kanaal worden opgenomen in het kleinstedelijk gebied.

28/110 04/006257

Eisden-Dorp De afbakeningslijn loopt grosso modo rondom de perifere woonkern Eisden-Dorp in het noordoosten van het kleinstedelijk gebied. Eisden-Dorp is zowel historisch als actueel verbonden met het stedelijk weefsel ten westen van het kanaal. De diensten en voorzieningen (o.a. school, brandweerkazerne) fungeren op kleinstedelijk niveau. De Maasvallei vormt in het zuiden een harde grens vanuit natuur, landschap en landbouw voor het kleinstedelijk gebied. Dichter bij het stedelijk gebied wordt de mogelijke grens vanuit natuur en landbouw opgewaardeerd als duidelijke grens voor de stedelijke ontwikkeling. De afbakeningslijn volgt achtereenvolgens de gewestplancontouren van de zone voor gemeenschapsvoorzieningen (N78-Oude Rijksbaan), de zuidelijke contour van het BPA Nr. 2 Schietskuil, de zone voor dagrecreatie met gerealiseerde uitbreiding (d.i. geherlocaliseerde sportvelden Leut), het woongebied aan de Poelsweg. Het buffergebied ligt in buitengebied. De woonwijk en het sportterrein Schietskuil fungeren op stedelijk niveau en worden opgenomen binnen het kleinstedelijk gebied Maasmechelen. Focusgebied Afwerkingszone Eisden-dorp Het focusgebied ligt op de grens tussen stedelijk wonen in Eisden-Dorps en een waterwingebied aan een open ruimtecorridor. Er komt momenteel een diffuse overgang voor tussen het stedelijk woonweefsel en de open ruimte. Een mogelijke ligging van de afbakeningslijn is :  De oostelijke grens van het ingesloten landbouwgebied;  De oostelijke zijde van de N78 tot aan de oude tramzate bij Opsteyn;  De noordelijke zijde van de oude tramzate tot aan de brug over de Zuid-Willemsvaart op de grens met biologisch waardevol grasland;  De brug van de Langstraat over de Zuid-Willemsvaart. Het deelplan 6 is een ingesloten landbouwgebied gelegen binnen dit focusgebied en zal ontwikkeld worden als poort naar het stedelijk gebied. Zuid-Willemsvaart (Eisden) De Zuid-Willemsvaart vormt ook een duidelijke fysische grens tussen het waardevolle waterwingebied in het oosten en de recreatieve Leisure Valley in het westen. De afbakeningslijn volgt de Zuid-Willemsvaart vanaf de brug van de Langstraat tot het BPA Uitbreidingszone stedelijke functie. Het waterwingebied De Greve ligt in buitengebied. Dit waardevolle waterwingebied is grensstellend vanuit buitengebied. Tussen het kanaal en het stadion Patro-Eisden ligt een strook braakliggend terrein. Het stadion als deel van Leisure Valley functioneert op kleinstedelijk niveau. Het braakliggend terrein vormt een potentiële stationslokatie en wordt mee opgenomen in het kleinstedelijk gebied. Focusgebied Eisden-mijnterrein en omgeving De noordelijke afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied wordt hoofdzakelijk bepaald door de recente ontwikkelingen van en rond de voormalige mijngebouwen. De afbakeningslijn volgt vanaf het kanaal de contouren van het BPA Uitbreidingszone stedelijke functie tot het woongebied aan de Paul Lambertlaan. De ontwikkelingszone ten noorden van de Zetellaan (Value Retail, Euroscoop, stedelijke academie, zone Main-Street) functioneert op stedelijk niveau en wordt opgenomen in het kleinstedelijk gebied. De mijnterrils en de plas worden mogelijk ontwikkeld als geconcentreerd bungalowpark door projectontwikkelaar Scottisch and Newcastle. Dit functioneert niet op stedelijk niveau en ligt in het buitengebied.

29/110 04/006257

Zie ook paragraaf 3.1.4 voor afstemming PRUP Afbakening Kleinstedelijk Gebied Maasmechelen op PRUP bipool Eisden-Lanklaar. Eisden-tuinwijk Het noordwesten van het kleinstedelijk gebied wordt gedomineerd door de tuinwijk met mijngerelateerde bebouwing. De afbakeningslijn volgt de gewestplancontour van het woongebied langs de Paul Lambertlaan en de Lindenlaan. Het woongebied en de recente verkavelingen worden opgenomen in het kleinstedelijk gebied. Aan de Spoorwegstraat kruist de afbakeningslijn het kolenspoor van de NMBS. De zone voor openbaar nut (kerkhof) functioneert op stedelijk niveau en wordt opgenomen in het kleinstedelijk gebied. De bedding van het oud kolenspoor en het treinstation Eisden-Mijn liggen in buitengebied. Voor Eisden-tuinwijk werd de duidelijke grens vanuit de open ruimte verschoven. Zij valt hier niet samen met de ankerplaats. De tuinwijk heeft natuurlijk wel een belangrijke landschappelijke waarde, maar funtioneert binnen het stedelijk gebied. Mariahof Het westen van het kleinstedelijk gebied wordt bepaald door het woonweefsel op de rand met het Kempisch Plateau. De afbakeningslijn volgt de contouren van het BPA Aan de Griekse Kapel en de gewestplancontouren van het woongebied (Bostulpstraat-Reinheuvel-Prins-Laurentstraat). Het woonuitbreidingsgebied zoals beschreven in het BPA Reihaag wordt niet mee opgenomen in het kleinstedelijk gebied. Het gebied wordt afgestoten naar de bosrand. De biologisch waardevolle bosrand is een duidelijk grensstellend vanuit natuur en landschap. Focusgebied Koningin Fabiola Home Dit gebied omvat een vrij groot gebied voor gemeenschapsvoorzieningen aan de rand van het vermoedelijk stedelijk gebied. Een belangrijk deel is in gebruik als speelbos naast de bestaande gebouwen van het Home Fabiola die gebundeld zijn aan de bebouwing van Mariaheide. De Salamander wordt ontwikkeld als poort naar het Nationaal Park Hoge Kempen. De bosrand is thv het home een duidelijk grensstellend element vanuit landschap. Een voorgestelde ligging van de afbakeningslijn is langs :  De contour van het bestaande gebied voor gemeenschapsvoorzieningen;  De Salamander;  De zuidelijke bebouwingsrand langsheen de Joseph Smeetslaan. De Loten Het zuidwesten van het kleinstedelijk gebied wordt gekenmerkt door het woonpark op de grens met het biologisch zeer waardevolle buitengebied. De afbakeningslijn volgt de contouren van het gebied voor dagrecreatie (Prinsenpark), het BPA De Loten (woonpark langs Ringlaan), het BPA Proosterbos, het lint woonpark (Oude Baan) en het natuurgebied parallel aan de E314. De biologisch zeer waardevolle bosrand van de Mechelse Heide wordt beschermd op Vlaams, Nationaal en Europees niveau. De bosrand is t.h.v. de Ringlaan een harde grens vanuit natuur en landschap. De landschappelijke waardering van het woonpark als relictzone dient vandaag te worden gerelativeerd gezien de recente ontwikkelingen van de villawijk. Het Prinsenpark en de Nieuwe Saenehoeve vervullen een stedelijke recreatieve functie. Het woonpark en het woonweefsel langs de Ringlaan hebben een functionele band met het centrum van Maasmechelen. Het biologisch zeer waardevol eikenbos t.h.v. de E314 functioneert als stedelijk groen. Al deze elementen worden opgenomen in het kleinstedelijk gebied.

30/110 04/006257

Focusgebied Bedrijventerrein Nieuwe Bunders Ter hoogte van het nieuwe bedrijventerrein Nieuwe Bunders (overeenkomend met deelplan 7) wordt de afbakeningslijn bepaald door :  De bestemming landelijk woongebied op het gewestplan aan de Kennebeekstraat, de Goffiestraat en de Heirstraat;  De Kerkstraat, conform de bestemming van landelijk woongebied op het gewestplan;  De Kikbeekvallei, conform de bestemming als landschappelijk waardevolle agrarisch gebied op het gewestplan;  De noordelijke contour van het BPA Opgrimbie II (woongebied langs de Bredeweg);  De Rootstraat en de Hondshoefstraat en de oostelijke zijde van de Oude Baan, conform de bestemming als woongebied op het gewestplan;  Het loofbosfragment ‘De Leuterbosch’ ten zuiden van de E314, conform de bestemming als bosgebied op het gewestplan. Het deel tussen Kerkstraat en E314 wordt bij voorkeur aangesneden voor regionale bedrijvigheid. Meest zuidelijke deel (tussen Kerkstraat en Weg naar ) en meest westelijke gebied (ten westen van Heirstraat) zijn te reserveren voor bedrijvigheid op lange termijn door het voorzien van bewarende maatregelen. Bedrijventerrein Oude Bunders Het zuiden van het kleinstedelijk gebied wordt bepaald door het regionale bedrijventerrein Oude Bunders. Het bedrijventerrein levert een ruime tewerkstelling aan het stedelijk gebied Maasmechelen. Het bedrijventerrein Oude Bunders wordt volledig opgenomen in het kleinstedelijk gebied. De afbakeningslijn volgt de contouren van het BPA Oude Bunders en de Zuid- Willemsvaart. De as Windmolenweg (vanaf N78 tot aan de bebouwing rond de molen) – bufferstrook van het bedrijventerrein Oude Bunders vormt de grens van het kleinstedelijk gebied. Het open ruimtevenster ten zuiden van de Windmolenweg aan de N78 is een duidelijk grensstellend element vanuit landschap. Deze open ruimte verbinding kenmerkt zich door een grote visuele doorlaatbaarheid tussen het bedrijventerrein en de N78 in Rekem.

3.1.3.5 Actie- en uitvoeringsprogramma In het eindrapport van de voorbereidende fase van het afbakeningsproces worden acties aangegeven die nodig zijn om de gewenste ontwikkelingen in het kader van een stedelijk gebiedbeleid te realiseren. In het uitvoeringsprogramma worden aan de acties instrumenten en actoren gekoppeld die verantwoordelijk zullen zijn voor de uitvoering ervan. De acties (m.u.z. opmaak RUP voor omgeving mijnterreinen – ex-Center Parcs) die onder bevoegdheid vallen van de provincie Limburg vormen onderdeel van de uitwerking van een plan-MER (deelplannen 2&7) of een beknopte milieutoets (deelplannen 1,3,4,5&6) en een PRUP afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen. Voorliggende nota voor publieke consultatie vormt in dit planproces de eerste fase.

31/110 04/006257

Tabel 2: Doelstelling per deelplan

Deelplan Doelstelling deelplan

Deelplan 1: Een juridisch statuut geven aan de afbakening zodat deze kan afbakeningslijn doorwerken in specifieke overheidsinitiatieven en uitvoeringsplannen ten einde een gecoördineerd en gebiedsgericht kleinstedelijkgebiedbeleid in een duidelijk afgebakend gebied te kunnen voeren.

Deelplan 2: Ordenen en herstructureren en mogelijks herbestemmen van de Geïntegreerd stedelijk project bestaande kleinhandelsconcentratie op deze locatie en het N78 bevorderen van een kwalitatieve inrichting en efficiënte invulling.

Deelplan 3: Herbestemming van agrarisch gebied naar gebied voor Geïntegreerd stedelijk project stedelijke ontwikkeling om zo een bijdrage te leveren aan de Poort E314 beeldwaarde bij het binnen- en buitentreden van het kleinstedelijk gebied.

Deelplan 4: Herbestemming van woonuitbreidingsgebied om tegemoet te Woonuitbreidingsgebied 25 komen aan de vooropgestelde taakstelling inzake wonen ter Oude Baan versterking van het stedelijk gebied.

Deelplan 5: Herbestemming van recreatiegebied naar woongebied om Oude Patro-terreinen tegemoet te komen aan de vooropgestelde taakstelling inzake wonen ter versterking van het stedelijk gebied.

Deelplan 6: Herbestemming van agrarisch gebied naar woonreservegebied Gebied 33 – Noordelijke Poort om op lange termijn tegemoet te komen aan de vooropgestelde N78 taakstelling inzake wonen ter versterking van het stedelijk gebied.

Deelplan 7: Herbestemming van agrarisch gebied naar regionaal Gemengd regionaal bedrijventerrein om tegemoet te komen aan de nood aan bedrijventerrein Nieuwe bijkomend regionaal bedrijventerrein. Eventuele aanduiding van Bunders het tracé voor ontsluiting bedrijventerrein Oude Bunders.

3.1.4 Afstemming van het PRUP voor afbakening KSG Maasmechelen op het PRUP voor bipool Eisden-Lanklaar

Voor het PRUP “Bipool Eisden-Lanklaar” werd een derde ruimtelijke visie opgesteld (Provincie Limburg, 15 januari 2009). Het PRUP Bipool Eisden-Lanklaar omvat de herbestemming en valorisatie van het voormalige mijnterrein gelegen op grondgebied van de gemeente Maasmechelen en de gemeente Dilsen- Stokkem. De gebiedsinvulling verdeelt zich in 3 planonderdelen of deelgebieden: een centrale groen-recreatieve corridor, het deelgebied Lanklaar voor verblijfsrecreatie en het deelgebied Eisden voor stedelijke ontwikkeling. Er wordt gestreefd naar een complentariteit voor de verschillende stedelijke centra van Maasmechelen, zijnde enerzijds een recreatieve en commerciële rol voor de pool Eisden en

32/110 04/006257

anderzijds bedrijvigheid en een administratieve en logistieke rol voor de pool Mechelen-aan-de- Maas. Het deelgebied Eisden van het PRUP Bipool Eisden-Lanklaar is gelegen binnen de afbakeningslijn voor het kleinstedelijk gebied Maasmechelen. Voor dit deelgebied staat de ontwikkeling van in hoofdzaak stedelijke functies en infrastructuren (recreatieve en toeristische functies, handel, wonen, sociaal-culturele voorzieningen,…) voorop. Deze functies dienen complementair te zijn aan de rest van het kleinstedelijk gebied. Voor de realisatie van woongelegenheden binnen het deelgebied Eisden (max 100 woningen) geeft de nota aan dat een terugkoppeling moet gebeuren met ondermeer de afbakening van het kleinstedelijk gebied Maasmechelen. In het noordelijk gelegen deelgebied Lanklaar (gemeente Dilsen-Stokkem) zijn verblijfrecreatieve functies en infrastructuren gepland. De recreatieve ontwikkelingen te Lanklaar en het bedrijventerrein Lanklaar (gelegen ten noordoosten van het PRUP Bipool Eisden-Lanklaar) zijn van het deelgebied Eisden gescheiden door de centrale groen-recreatieve corridor ter hoogte van de gemeentegrens. De ontwikkelingen te Lanklaar worden niet opgenomen binnen de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied Maasmechelen Binnen de functionele structuur van Maasmechelen kunnen immers voornamelijk recreatieve functies met mogelijk hoogdynamisch karakter aanvaard worden en eveneens handelsfuncties met een specifiek aanvullend aanbod (fun-shopping, voorzieningen met een zekere ruimtebehoefte en/of in exclusieve sfeer, outlet,…).

33/110 04/006257

3.2 Reikwijdte en detailleringsgraad

De doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan zal bepalend zijn om na te gaan welke elementen in het verder onderzoek van belang is. Niet enkel is het van belang de doelstelling van het voorgenomen plan, met name de vastlegging van de afbakeningslijn voor het kleinstedelijk gebied Maasmechelen (deelplan 1) en de herbestemming van overige 6 deelplannen, te formuleren, zo ook de reikwijdte en detailleringsgraad van elk deelplan. De doelstelling van het plan wordt gedurende het verder planningsproces verfijnd, geherformuleerd en herwerkt tot een voorontwerp van PRUP. Het abstractieniveau van deze doelstelling bepaalt de bewegingsruimte die nog rest voor het planningsproces en de besluitvorming over het plan. Voor een bespreking van de doelstelling per deelplan wordt verwezen naar paragraaf 3.1. De reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan zijn echter meer onderhevig aan verfijning en aanpassing, dit aan de hand van verkregen inzichten en beoordeling van de programma-onderdelen in het lopende planningsproces. Dit is eigen aan het evolutieve en iteratieve karakter van het planningsproces. De reikwijdte van een voorgenomen plan bevat zowel een territoriale aanduiding als een aanduiding van de verschillende beleidsdomeinen waarover de initiatiefnemer samen met het ruimtelijk aspect een beslissing wenst te nemen. De detailleringsgraad is gelinkt aan de bevoegdheid van de provincie. Specifieke inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces, maar horen niet tot het voorgenomen detailniveau. Deze specifieke inrichtingsmaatregelen die niet kunnen doorwerken in het ruimtelijk uitvoeringsplan, worden dan beschouwd als aanbevelingen of aandachtspunten naar het vervolgtraject tot realisatie van de deelplannen (bijv. inrichting, vergunningsfase). Reikwijdte en detailleringsgraad worden vervolgens aangegeven per deelplan zoals ze in deze fase van het onderzoek bekend zijn. Voor de deelplannen 2 tot en met 7 is het onderzoeksgebied steeds indicatief aangeduid op wegenkaart en topokaart en kan de te herbestemmen zone worden afgeleid van het gewestplan ernaast. De reikwijdte van elk deelplan volgens huidige inzichten is tekstueel verduidelijkt in onderstaande paragrafen.

3.2.1 Deelplan 1 : Verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied

Het kleinstedelijk gebied Maasmechelen bevat enkel delen van de gemeente Maasmechelen. De afbakeningslijn wordt tot op perceelsniveau vastgelegd. Het onderzoek tot op perceelsniveau vormt onderwerp van het op te maken deelplan. De basis voor het onderzoek is het voorstel van afbakeningslijn opgenomen in de eindnota van de voorbereidende fase van het afbakeningsproces voor het kleinstedelijk gebied Maasmechelen (2005). Binnen deze afbakeningslijn wordt een stedelijk gebiedbeleid gevoerd conform de doelstellingen uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het provinciaal ruimtelijk structuurplan Limburg. Bestemmingswijzigingen kunnen doorgevoerd worden om de doelstellingen van een stedelijkgebiedbeleid uit te werken. Waar mogelijk zal het sectoraal beleid worden ingezet om de doelstellingen te ondersteunen. De afbakeningslijn betreft louter een grafische lijn. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in het RUP afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen voorschriften zullen worden uitgewerkt, wijzigen de voorschriften van de geldende bestemmingsplannen (gewestplan, BPA) en ruimtelijke uitvoeringsplannen niet binnen de afbakeningslijn. Voor de afbakeningslijn zelf zal op de plaatsen waar ze grenst aan deelplannen, met name ter hoogte van deelplannen 2 en 7, die beide gelegen zijn thv de grens voor stedelijke ontwikkeling, de impact naar en interactie met de omgeving dieper onderzocht worden. Daar waar de territoriale

34/110 04/006257

reikwijdte van de deelplannen 2 en 7 zal wijzigen naar aanleiding van het effectenonderzoek, kan dus eventueel ook de afbakeningslijn wijzigen. We verwijzen naar de kaarten achteraan deze nota waarin het voorstel van afbakeningslijn cfr de eindnota voorbereidende fase voor afbakening van het kleinstedelijk gebied Maasmechelen (Iris Consulting, 2005) is opgenomen.

3.2.2 Deelplan 2 : Geïntegreerd stedelijk project N78

De territoriale reikwijdte van deelplan 2 betreft een strip langs de N78 vanaf het op- en afrittencomplex E314 tot aan de gemeentegrens van Maasmechelen met Lanaken. Langs beide zijde van de N78 zal een strip van 150 meter diepte worden onderzocht. Het betreft een gemengde strip met handelzaken en woningen. De detailleringsgraad van deelplan 2 is gelinkt aan de bevoegdheid van de provincie en zal zich voor het geïntegreerd stedelijk project N78 beperken tot het aanduiden van de te ordenen en te herstructureren zone en het uitwerken van verordenende stedenbouwkundige voorschriften die betrekking hebben op:  het uitwerken van een bestemmingsvoorschrift voor grootschalige kleinhandel waarbij toegelaten en niet-toegelaten activiteiten verordenend worden vastgelegd rekening houdende met complementariteit tussen de grootschalige kleinhandelszaken en de aanpalende bedrijvenzones;  de aanwezigheid van de bestaande woningen binnen deze zone en het behoud van de woonfunctie zonder deze verder te stimuleren;  het vastleggen van de beoogde handelsoppervlakten;  oplossingen met betrekking tot integraal waterbeheer en/of beperkingen naar bebouwing en verharding gezien de mogelijke overstromingsgevoeligheid van het gebied;  het vastleggen van verordenende voorwaarden ten einde een kwalitatieve inrichting en duurzaam ruimtegebruik te garanderen;  doorgang geven aan de natte natuurverbinding Kikbeek. Specifieke inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces maar behoren niet tot het voorgenomen detailniveau.

35/110 04/006257

Figuur 6: Situering onderzoeksgebied deelplan 2

3.2.3 Deelplan 3 : geïntegreerd stedelijk project Poort E314

De territoriale reikwijdte van deelplan 3 omvat het landbouwgebied met een oppervlakte van ongeveer 4,5 ha ten noorden van de E314 en ten westen van de N78. De definitieve afbakening van het deelplan zal volgen uit de randvoorwaarden die uit het onderzoek (ondermeer overstromingsgevoeligheid, ontsluitingsmogelijkheden, leefkwaliteit inzake lucht- en geluidskwaliteit owv nabijheid op- en afrittencomplex) worden gedetecteerd. De detailleringsgraad van deelplan 3 is gelinkt aan de bevoegdheid van de provincie en zal zich voor het geïntegreerd stedelijk project poort E314 beperken tot het aanduiden van het te ontwikkelen gebied (er zullen geen uitspraken gedaan worden over het omringende bestaande woongebied) en het uitwerken van verordenende stedenbouwkundige voorschriften die betrekking hebben op:  het uitwerken van een bestemmingsvoorschrift voor een zone voor stedelijke ontwikkeling waarbij toegelaten en niet-toegelaten activiteiten verordenend worden vastgelegd;  de ontsluiting van het gebied;  de relatie met het omringende woongebied;  oplossingen met betrekking tot integraal waterbeheer en/of beperkingen naar bebouwing en verharding gezien de mogelijke overstromingsgevoeligheid van het gebied;  het vastleggen van verordenende voorwaarden ten einde tegemoet te komen aan de doelstelling om een bijdrage te leveren aan de beeldwaarde bij het binnen- en buitentreden van het kleinstedelijk gebied.

36/110 04/006257

Andere specifieke inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces maar behoren niet tot het voorgenomen detailniveau.

Figuur 7: Situering onderzoeksgebied deelplan 3

3.2.4 Deelplan 4 : Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan

De reikwijdte van deelplan 4 kan als volgt worden aangegeven:  de inrichting van het onbebouwde binnengebied dat wordt gevormd door de Oude Baan, de Eisderbosstraat, de Onze Lievevrouwestraat en de Forenzerweg voor wonen;  een bruto oppervlakte van 1 ha. Het ontwerpend onderzoek dat vooraf gaat aan het opstellen van verordenende voorschriften voor het deelplan 4 zal nagaan of het gebied op een logische manier kan ontsloten worden en zal

37/110 04/006257

eveneens nagaan of een realistische ontwikkeling die rekening houdt met de draagkracht van de omringende woonwijk kan gegarandeerd worden bij een invulling van minimaal 25 wooneenheden per hectare. De detailleringsgraad van deelplan 4 is gelinkt aan de bevoegdheid van de provincie en zal zich voor het woonuitbreidingsgebied Oude Baan beperken tot het aanduiden van het te ontwikkelen gebied en het uitwerken van verordenende stedenbouwkundige voorschriften die betrekking hebben op:  één bestemmingsvoorschrift voor woongebied waarbij toegelaten en niet toegelaten activiteiten verordenend worden vastgelegd;  het aanduiden van een richtdichtheid van minimaal 25 wooneenheden per hectare;  aandacht voor de overgang met het aanpalende residentiële woonwagenterrein. Andere specifieke inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces maar behoren niet tot het voorgenomen detailniveau.

38/110 04/006257

Figuur 8: Situering onderzoeksgebied deelplan 4

3.2.5 Deelplan 5 : Oude Patro-terreinen

De reikwijdte van deelplan 5 kan als volgt worden aangegeven:  een woonwijk op de voormalige voetbalvelden van Patro Eisden in de westelijke rand van de tuinwijk van Eisden;  een bruto oppervlakte van 6 ha. Het ontwerpend onderzoek in kader van deelplan 5 zal nagaan of het gebied op een logische manier kan ontsloten worden 17 en zal eveneens nagaan of een realistische ontwikkeling mogelijk is die voortbouwt op het landschappelijk waardevol kader van de bestaande tuinwijk en zonder de doelstellingen voor het kleinstedelijk gebied uit het oog te verliezen (minimale woondichtheid van 25 wooneenheden per hectare). De detailleringsgraad van deelplan 5 is gelinkt aan de bevoegdheid van de provincie en zal zich beperken tot het aanduiden van het te ontwikkelen gebied en het uitwerken van verordenende stedenbouwkundige voorschriften die betrekking hebben op:  één bestemmingsvoorschrift voor woongebied waarbij toegelaten en niet toegelaten activiteiten verordenend worden vastgelegd;  het verordenend vastleggen van een gemiddelde minimale dichtheid bij een invulling met wooneenheden. In het ontwerpend onderzoek zal uitgaan worden van een minimale dichtheid van 25 wooneenheden per hectare zoals in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt vooropgesteld. Het ontwerpend onderzoek moet echter uitwijzen of deze minimale dichtheid moet bijgestuurd worden ten einde de specifieke eigenheid van het landschappelijke waardevol kader waarbinnen het plangebied zich bevindt te respecteren, wat als randvoorwaarden wordt aangehaald in het eindrapport van de voorbereidende fase van het afbakeningsproces;  verordenende randvoorwaarden om het landschappelijk waardevol kader van de tuinwijk te respecteren bij invulling van het woongebied. Andere specifieke inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces maar behoren niet tot het voorgenomen detailniveau.

17 De programmatie voor deelplan 5 omvat een ontwikkeling van ca 6 ha aan een dichtheid van 25 woningen/ha. Het totaal van 150 woningen heeft een minimale invloed op het totaal van de tuinwijk (6000 inwoners).

39/110 04/006257

Figuur 9: Situering onderzoeksgebied deelplan 5

3.2.6 Deelplan 6 : Gebied 33 – Noordelijke Poort N78

De reikwijdte van deelplan 6 kan als volgt worden aangegeven:  het bouwvrij houden van het agrarisch gebied dat wordt ingesloten door N78, de Schabbertenweg en de Eisdenweg als reservegebied voor stedelijk wonen. De aansnijding van het gebied kan slechts onder voorwaarden;  een bruto oppervlakte van 2,9 ha. De definitieve afbakening van het deelplan zal volgen uit de randvoorwaarden die uit het onderzoek (ondermeer leefkwaliteit inzake lucht- en geluidskwaliteit omwille van nabijheid N78) worden gedetecteerd.

40/110 04/006257

De detailleringsgraad van deelplan 6 is gelinkt aan de bevoegdheid van de provincie en zal zich beperken tot het aanduiden van het te reserveren gebied en het uitwerken van verordenende stedenbouwkundige voorschriften die betrekking hebben op:  één bestemmingsvoorschrift voor woonreservegebied dat verordenend vastlegt dat het gebied bouwvrij wordt gehouden en dat aangeeft welke de toegelaten en niet-toegelaten hoofdactiviteiten zijn bij aansnijding van het gebied voor wonen;  het verordend vastleggen van een minimale dichtheid bij een invulling met wooneenheden (minstens 25 wooneenheden per hectare);  het verordenend vastleggen van modaliteiten die aangeven vanaf wanneer de aansnijding van het gebied in functie van het wonen mag gebeuren;  bijzondere aandacht gaat uit naar de overgang met de omliggende rustige woonomgeving van de Schabbertenstraat. Andere specifieke inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces maar behoren niet tot het voorgenomen detailniveau.

41/110 04/006257

Figuur 10: Situering onderzoeksgebied deelplan 6

3.2.7 Deelplan 7 : Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders

Het deelplan 7 is ingedeeld in volgende 4 deelzones :  Deelzone Steenbunder gelegen aan het op- en afrittencomplex van de E314;  Deelzone Droogweide gelegen ten zuiden van de Kikbeekvallei en ingedeeld in Noordelijke Droogweide (ten noorden van de Weg naar Zutendaal) en Zuidelijke Droogweide (ten zuiden van de Weg naar Zutendaal);  Deelzone Breemakker is de westelijke lob gelegen langs de E314. Deze deelzones zijn aangeduid op onderstaand kaartje.

Breemakker

Steen Bunder

Droogweide N

Droogweide Z

Figuur 11: Situering deelzones in bedrijventerrein Nieuwe Bunders

42/110 04/006257

De reikwijdte van deelplan 7 kan als volgt worden aangegeven:  gemengd regionaal bedrijventerrein als uitbreiding van bestaand regionaal bedrijventerrein Oude Bunders (gelegen aan overzijde N78) voor de gebieden Steenbunder en Noordelijke Droogweide;  bewarende maatregelen voor de terreinen Breemakker en zuidelijke Droogweide waarbij de agrarische bestemming blijft maar het gebied bouwvrij wordt gehouden en voorkooprecht wordt toegekend in functie van bijkomende realisatie van regionaal bedrijventerrein op lange termijn.  bedrijventerrein in nabije omgeving van woonkern Opgrimbie;  bedrijventerrein aan beide zijde van de vallei van de Kikbeek die als provinciale natte natuurverbinding wordt aangeduid;  bruto oppervlakte van 42,5 ha voor het regionaal bedrijventerrein onmiddellijk aan te snijden;  bruto oppervlakte van 52 ha voor agrarisch gebied onder bewarende maatregelen met nabestemming bedrijventerrein. De afbakening van dit gebied is onder voorbehoud van het onderzoek naar de nodige oppervlakte (o.a. bepaald door afbouw regionaal bedrijventerrein Op de Berg). Indien het onderzoek uitwijst dat de noodzakelijke oppervlakte lager ligt kunnen delen aangeduid worden als lokaal bedrijventerrein. Dit behoort echter niet tot de bevoegdheid van de provincie en wordt niet in het plan opgenomen. De eventuele uitwerking van een lokaal bedrijventerrein wordt wel meegenomen in het onderzoek (ontwerpend onderzoek / MER) dat vooraf gaat aan het PRUP.  kwalitatieve buffering naar omliggende gebieden of functies: naar woonkern Opgrimbie is voldoende buffering noodzakelijk. Daarom kan overwogen worden de zone van de Kikbeekvallei tussen woonkern en bedrijventerrein mee in het plan op te nemen;  aanduiding tracéontsluiting Oude Bunders. De detailleringsgraad van deelplan 7 is gelinkt aan de bevoegdheid van de provincie en zal zich voor het regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders beperken tot het aanduiden van het te ontwikkelen/reserveren gebied en het uitwerken van verordenende stedenbouwkundige voorschriften die betrekking hebben op:  één bestemmingsvoorschrift voor uitgeefbaar gemengd regionaal bedrijventerrein waarbij toegelaten en niet-toegelaten hoofdactiviteiten verordenend worden vastgelegd. Bedrijven die risico's op zware ongevallen voor mens en milieu inhouden zijn niet toegelaten (o.a. SEVESO- bedrijven, zowel laag- als hoogdrempelige);  één bestemmingsvoorschrift voor bouwvrij agrarisch gebied met nabestemming gemengd regionaal bedrijventerrein met voorkooprecht  het verordenend vastleggen van modaliteiten die aangeven vanaf wanneer de inrichting van het bouwvrij agrarisch gebied met nabestemming gemengd regionaal bedrijventerein kan aangesneden worden;  het aanduiden van de hoofdontsluiting voor auto- en vrachtverkeer van het bedrijventerrein Nieuwe Bunders. Het vooronderzoek in kader van het RUP zal uitwijzen of er voor één of meerdere aantakpunten op de N78 gekozen wordt;  het aanduiden van het ontsluitingstracé Oude Bunders 18 ;  het vastleggen van verordenende voorwaarden ten einde een kwalitatieve inrichting en duurzaam ruimtegebruik te garanderen.

18 In het Streefbeeld N78 deel E314 tot rotonde in Rekem van TV3V (2005) wordt de nieuwe hoofdontsluiting naar het bedrijventerrein Oude Bunders voorzien via een nieuwe toegangsweg aan nieuwe rotonde ter hoogte van de Weg naar Zutendaal.

43/110 04/006257

 verordenende voorschriften die een fasegewijze ontwikkeling toelaten al dan niet gekoppeld aan de toekomstige inrichting van de N78. Een koppeling met de inrichting van de N78 zal afhankelijk zijn van de resultaten van het onderzoek naar de capaciteit van de N78 na inrichting van het bedrijventerrein;  bijzondere aandacht voor de overgang en kwalitatieve buffering naar de omliggende bestemmingen en functies. De voorwaarden (inrichtingsvoorwaarden + realisatievoorwaarden) waaraan deze buffer dient te voldoen volgen uit de milieubeoordeling en worden opgenomen in het plan.  oplossingen met betrekking tot integraal waterbeheer en/of beperkingen naar bebouwing en verharding gezien de (mogelijke) overstromingsgevoeligheid van het gebied; Andere specifieke inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces maar behoren niet tot het voorgenomen detailniveau.

44/110 04/006257

45/110 04/006257

Figuur 12: Situering onderzoeksgebied deelplan 7

46/110 04/006257

4 Eigenheid planproces voor afbakening stedelijke gebieden

4.1 Voorbereidende fase van het afbakeningsproces : methode resulterend in voorstel tot afbakeningslijn

De methode toegepast in de voorstudie van Iris Consulting waarin een voorstel tot afbakeningslijn werd vastgelegd, is gevisualiseerd in onderstaand schema. Voor een toelichting van de verschillende doorlopen onderzoeksstappen wordt verwezen naar paragraaf 3.1.3.

Figuur 13: Schematische voorstelling methodiek voor voorstel afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Maasmechelen

Na onderzoek van de planningscontext is vanuit een analyse van de bestaande ruimtelijke structuur gezocht naar ruimtelijke elementen die op niveau van het kleinstedelijk gebied functioneren. Dit werd afgesloten met de opsomming van elementen met stedelijke potenties. Voor het verder verloop van het afbakeningsproces werd enerzijds geredeneerd vanuit het kleinstedelijk gebied en anderzijds vanuit de omgeving (in het bijzonder de grensstellende elementen voor stedelijke ontwikkeling vanuit de omgeving). De vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen is geanalyseerd. Op basis van een confrontatie van vraag en aanbod zijn uitspraken gedaan over de wenselijkheid van bijkomende ruimte voor bedrijvigheid (zie paragraaf 3.1.3.2). Voor het kleinstedelijk gebied Maasmechelen is nagegaan of de taakstelling naar wonen (zie paragraaf 3.1.3.2) ingepast kon worden in het voorstel van afbakening van het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied. Op basis van het gevoerde onderzoek naar wonen en werken en de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur is een hypothese van gewenste ruimtelijke structuur (zie paragraaf 3.1.3.3) opgemaakt. Deze is aan de hand van ruimtelijke concepten opgebouwd. De eenvoud en de

47/110 04/006257

begrijpbaarheid van de ruimtelijke structuur van het kleinstedelijk gebied maakte deze werkwijze aanvaardbaar. De confrontatie van de visie op het kleinstedelijk gebied met de grensstellende elementen vanuit de omgeving (zie paragraaf 3.1.3.1) resulteerden in een voorstel van grens. Op plaatsen waar bijkomend onderzoek op microniveau noodzakelijk was, zijn focusgebieden (zie paragraaf 3.1.3.1) aangeduid. Uit de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur (zie paragraaf 3.1.3.3) en het voorstel van afbakening (zie paragraaf 3.1.3.4) volgde een actieprogramma voor het kleinstedelijk gebied (zie paragraaf 3.1.3.5).

4.2 De essentiële kenmerken van een milieueffectrapportage

Het plan-MER ten behoeve van het provinciaal RUP “afbakening kleinstedelijk gebied” dient te voldoen aan de essentiële kenmerken van een milieueffectrapportage. De Europese richtlijn 2001/42 /EG inzake milieubeoordeling van bepaalde plannen en programma’s is in Vlaanderen omgezet 19 in decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (het zogenaamde DABM). In artikel 4.1.4 § 2 van dit decreet staat dat een milieubeoordeling als essentiële kenmerken dient te hebben: 1° de systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten, of in het geval van zware ongevallen mogelijke, gevolgen voor mens en milieu, van een voorgenomen actie en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven voor de actie of onderdelen ervan, en de beschrijving en evaluatie van de mogelijke maatregelen om de gevolgen van de voorgenomen actie op een samenhangende wijze te vermijden, te beperken, te verhelpen of te compenseren; 2° de kwaliteitsbeoordeling van de verzamelde informatie; 3° de actieve openbaarheid van de rapportage en de besluitvorming over de voorgenomen actie. Onder de toepasselijke regelgeving vallen ook de decreten en uitvoeringsbesluiten die relevant zijn bij de afstemming of integratie in het planMER van elementen zoals de passende beoordeling (decreet voor natuur¬behoud) en de watertoets (decreet integraal waterbeheer) en alle wijzigingen en aanvullingen op voorgemelde wetten en besluiten.

4.3 Geïntegreerde aanpak

Milieueffectrapportages (m.e.r.) worden op verschillende niveaus en voor verschillende soorten plannen en projecten opgesteld. Daarom is het noodzakelijk om per geval kritisch na te gaan op welke wijze een plan of project kan voldoen aan de bovenvernoemde vereisten. Hierbij is het van belang de bepalingen te volgen zoals vastgesteld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor voor milieueffectrapportage over een RUP. Het integratiespoor houdt in dat de plan-m.e.r. plaatsvindt tijdens het voorbereidend proces van een RUP . Ten laatste op het ogenblik van het versturen van de stukken voor de plenaire vergadering van het RUP is een (al dan niet goedgekeurd) plan-milieueffectrapport (plan-MER) beschikbaar.

19 Meer bepaald via het decreet van 27 april 2007 houdende wijzigingen van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

48/110 04/006257

Tijdens dit voorbereidende proces zijn de ruimtelijke aspecten van het plan aan bod gekomen, maar eveneens de andere aspecten waarmee rekening moet gehouden worden en waarmee de verschillende deelnemers aan het proces wensen dat er rekening mee gehouden wordt. Het is dus tijdens deze periode bij uitstek dat eveneens met de milieueffecten rekening gehouden moet kunnen worden zodat de milieuaspecten terdege meegenomen worden in de verdere opmaak van het plan. In uitvoering van artikel 4 van het decreet ruimtelijke ordening worden “de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.” Dit om te komen tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling, met een evenwichtige afweging tussen economische, ecologische en maatschappelijke aspecten. Zonder dat daarbij een of ander aspect prioriteit heeft over een ander.

grensstellende elementen vanuit buitengebied

Figuur 14: Integratie plan-MER volgens integratiespoor in planningsproces ruimtelijk uitvoeringsplan. De feitelijke milieubeoordeling binnen het planproces bestaat daarbij uit de 3 zwart gekleurde vakken, i.c. de beoordeling van de programma-onderdelen en de cumulatieve effectbeoordeling, beide aspecten worden toegelicht in paragrafen 4.4 en 4.5.

Voor het PRUP afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen werd door de provincie Limburg expliciet gekozen voor een aparte plan-MER, m.a.w. geen vormelijke integratie (met integratie van de milieubeoordeling in toelichtingsnota bij het RUP), maar een toelichtingsnota met plan-MER in bijlage. Er wordt wel uitdrukkelijk gestreefd naar een geïntegreerde aanpak met maximale

49/110 04/006257

interactie tussen ruimtelijke planners en MER-deskundigen. Dat Arcadis opdrachthouder is van zowel het PRUP als van het plan-MER vergemakkelijkt uiteraard de onderlinge afstemming van PRUP en plan-MER. Om te voldoen aan de essentiële kenmerken van een milieubeoordeling, worden binnen het planproces volgende stappen gevolgd :  de opmaak van voorliggende nota, i.c. een nota voor publieke consultatie die onder andere de reikwijdte en mogelijke inhoud van het milieuonderzoek omvat.  Deze nota voor publieke consultatie zal gedurende 30 dagen ter inzage worden gelegd onder de vorm van een publicatie op de website van de dienst MER en een aankondiging op de website van het provinciebestuur Limburg en en ter advisering voorgelegd aan administraties; (zie par. 5. Actorenoverleg)  via verslag van de richtlijnenbespreking met administraties (zie par. 5. Actorenoverleg) onder voorzitterschap van de dienst MER, zullen door de dienst MER richtlijnen worden opgemaakt voor de opmaak van het plan-MER volgens het integratie¬spoor  het plan-mer-deel van het PRUP zal vervolgens worden opgemaakt door de erkende deskundigen (zie par. 2. Algemene inlichtingen)  door de initiatiefnemer wordt geopteerd voor de organisatie van een ontwerptekstbespreking met de administraties die ook uitgenodigd werden op de richtlijnenbespreking en onder voorzitterschap van de dienst MER (zie par. 5. Actorenoverleg)  het plan-mer-deel dient te worden goedgekeurd door de bevoegde dienst MER ofwel voorafgaand aan de plenaire vergadering over het PRUP ofwel tijdens deze plenaire vergadering ofwel uiterlijk voor de voorlopige vaststelling door de Vlaamse Regering De initiatiefnemer heeft geopteerd voor de eerste piste, m.a.w. een goedkeuring van het plan- MER vóór de plenaire vergadering.

50/110 04/006257

Onderstaand schema visualiseert het geïntegreerde plan-m.e.r.-PRUP-proces waarbij aan de linkerzijde vermeld is welke partij per stap het initiatief neemt.

Provincie Limburg: Opmaak nota voor Inhoud: zie - ‘plan-m.e.r.’ decreet Publieke consultatie - art 4 § 1 van Besluit Integratiespoor

Provincie Limburg: Overmaken aan dienst Mer voor volledigverklaring

Dienst Mer: Termijn: binnen de 20 dagen Volledigverklaring van de nota

Provincie Limburg: Voldoende exemplaren bezorgen aan dienst Mer Aantal betrokken gemeenten + 2

1. Op website initiatiefnemer RUP via aankondiging 2. Op website van dienst MER via publicatie Dienst Mer: Nota voor publieke consultatie ter inzage leggen (30 3. Op gemeentehuis van betrokken gemeenten dagen) (60 dagen bij grensoverschr.) + Actoren= genodigden van plenaire vergadering RUP + eventuele toevoegingen van Dienst Mer Dienst Mer: Actoren informeren over de ter inzage legging + eventueel grensoverschr. planconsultatie

Aangetekend of email met ontvangstbevestiging

Schriftelijk, Iedereen: Opmerkingen overmaken aan dienst Mer gespecifieerd in nota voor publieke consultatie

Kunnen aanwezig zijn: Dienst Mer: Vergadering om reikwijdte, detailleringsniveau en - genodigden van plenaire vergadering PRUP inhoudelijke aanpak van het plan-MER te bepalen - instanties die Dienst MER raadpleegde tijdens ‘onderzoek tot m.e.r’ Vertegenwoordigers moeten gemandateerd zijn

Beslissing over erkende MER-coördinator en team Dienst Mer: MER-deskundigen

- Binnen 20 dagen Dienst Mer: Verslag van de vergadering - Publicatie op zelfde websites

MER-coordinator en team in overleg met planningsteam Gelijktijdig met planningsproces In overleg met Dienst MER Opmaak plan-MER

Provincie Limburg : Volledige integratie in toelichtingsnota RUP Voltooid plan-MER integreren in voorontwerp-RUP OF Apart plan-MER

Schriftelijke goedkeuring Tijdens plenaire vergadering Dienst Mer: Goedkeuring OF plan-MER 50 dagen (termijn van orde) indien goedkeuring gevraagd

voor opmaak voorontwerp RUP of Voor voorlopige vaststelling ontwerp-RUP Daarna volgt het plan-MER de andere onderdelen van het PRUP in de PRUP-procedure Figuur 15: Schema dat het geïntegreerde plan-m.e.r.-PRUP-proces visualiseert

51/110 04/006257

4.4 Eigenheid milieubeoordeling van het programma voor een kleinstedelijk gebied

Bij het planningsproces voor een stedelijk gebied komen een heel aantal doelstellingen en randvoorwaarden aan bod die reeds zijn vastgelegd in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen of het ruimtelijk structuurplan Limburg. Aangezien dit beleidsplan reeds een besluitvormingsproces heeft ondergaan en een formeel statuut heeft, vormt de milieubeoordeling van deze doelstellingen geen voorwerp van dit onderzoek. De enige plan-onderdelen en de alternatieven hiervoor die op plan-MER-niveau voor het RUP van een stedelijk gebied te onderzoeken vallen, bevinden zich op niveau van het aanbodgericht programma op niveau van het stedelijk gebied, met name het actie- en uitvoeringsprogramma opgemaakt in het kader van de voorstudie voor afbakening van het kleinstedelijk gebied Maasmechelen (toegelicht in paragraaf 3.1.3). Dit betekent concreet dat redelijke alternatieven of varianten voor structuurbepalende bijkomende stedelijke woongebieden, het regionaal bedrijventerrein, stedelijke voorzieningen,.. worden onderzocht naar hun milieu-impact. Ontwikkelingsconcepten en alternatieven worden besproken in paragraaf 6.2. De afbakeningslijn zelf wordt niet beoordeeld op zijn milieueffecten, behalve op de plaatsen waar ze grenst aan deelplannen.

4.5 Toetsing van cumulatieve milieu-effecten bij het voorstel van afbakening

Cumulatieve effecten zijn effecten die zich voordoen wanneer meerdere plannen, projecten, … voor eenzelfde gebied (in dit geval het kleinstedelijk gebied) worden uitgewerkt en uitgevoerd. Elk plan of project heeft mogelijk zijn effecten, maar door de ruimtelijke groepering kan het zijn dat deze effecten cumuleren, zich opstapelen en dat het gezamenlijke effect groter kan worden dan de afzonderlijke effecten. De combinatie van deze milieubeoordeling samen met andere elementen (grensstellende elementen vanuit het buitengebied, geconcretiseerde taakstellingen voor het stedelijk gebied, hypothese van gewenste ruimtelijke structuur) die reeds in de voorstudie werden beschouwd, maakt dat men na afweging van mogelijke conflicten kan komen tot een (nieuw) voorstel van afbakening. Pas in deze fase is het zinvol om ook de cumulatieve effecten van verschillende bijkomende gebieden in te schatten. Indien bepaalde combinaties binnen het voorstel onaanvaardbare milieueffecten met zich meebrengen, is het mogelijk dat nieuwe alternatieven of ontwikkelingsconcepten moeten gezocht worden en de milieubeoordeling opnieuw moet worden uitgevoerd. Dit kan ook noodzakelijk zijn wanneer vanuit het planproces op basis van andere randvoorwaarden (zoals technische haalbaarheid, maatschappelijk draagvlak,…) blijkt dat een bepaald voorstel niet wenselijk of realistisch is.

52/110 04/006257

5 Actorenoverleg

5.1 Voorafgaand afbakeningsproces kleinstedelijk gebied Maasmechelen: visievorming in ruim overleg

In maart 2004 is de provincie gestart met de voorbereidende fase van de afbakening van de kleinstedelijke gebieden. In een eerste stap werd voor het kleinstedelijke gebied Maasmechelen een brainstormsessie gehouden waarop het studiebureau, de provincie en de gemeente Maasmechelen aanwezig waren (technische werkgroep). Op basis van de brainstormsessie, gericht onderzoek en veldwerk werd een eerste nota opgemaakt die verder besproken en aangevuld werd op basis van overleg. Volgende overlegmomenten zijn reeds in het kader van deze visievorming met als resultaat de voorstudie van Iris Consulting (mei 2005) georganiseerd : Tabel 3: Overlegmomenten tijdens voorbereidende fase afbakeningsproces

datum doelgroep aard

22/04/2004 Technische Brainstormsessie werkgroep

28/06/2004 Stuurgroep Bespreking eerste nota

31/08/2004 Stuurgroep Bespreking eerste voorstel actieprogramma

05/10/2004 Bilateraal Eerste bilateraal overleg met AWV overleg

25/10/2004 Stuurgroep Bespreking concept eindrapport

03/12/2004 Bilateraal Tweede bilateraal overleg met AWV overleg

Het ontwerp eindrapport werd ter advies voorgelegd aan de gemeente Maasmechelen en aan de Vlaamse overheid (ARP/ROHM Limburg). Op basis van dit advies is de nota op een aantal punten aangepast tot een eindrapport. Dit eindrapport werd samen met de adviezen overgemaakt aan de Deputatie van de provincie.

5.2 Actieve openbaarheid en betrokkenheid van actoren in plan-MER- en RUP-procedure

De hoofdlijnen van dit actorenoverleg en van de besluitvorming zijn reeds deels vervat binnen de toelichting van het proces onder par. 4.3 en worden hieronder chronologisch opgesomd en aangevuld :  Deze nota voor publieke consultatie zal gedurende 30 dagen ter inzage worden gelegd onder de vorm van een publicatie op de website van de dienst MER en via een aankondiging op de website van het provinciebestuur Limburg (met verwijzing naar website dienst MER in functie van raadpleging. Dit openbaar onderzoek beoogt inspraak op de voorgenomen milieubeoordeling (plan-MER-aanpak.).  Deze nota wordt ter advisering voorgelegd aan administraties die tevens uitgenodigd worden op een richtlijnenbespreking onder voorzitterschap van de Dienst MER en resulterend in MER-

53/110 04/006257

richtlijnen via het verslag. In deze vergadering worden de reacties uit het openbaar onderzoek meegenomen.  Het ontwerprapport planMER wordt facultatief besproken op een plenaire bespreking onder voorzitterschap van de Dienst MER. Op deze vergadering worden de genoemde administraties uitgenodigd. Deze ‘ontwerptekstbespreking’ resulteert in suggesties tot aanpassing van het MER via het verslag.  Het voorontwerp PRUP met planMER in bijlage zal worden voorgelegd op een plenaire vergadering onder voorzitterschap van de dienst Ruimtelijke Ordening, sectie Planning en Beleid van de provincie Limburg waarop de genoemde administraties uitgenodigd worden.  Voorlopige vaststelling van het ontwerp van PRUP door de Provincie Limburg.  Na voorlopige vaststelling van het ontwerp van PRUP zal gedurende 2 maand een openbaar onderzoek worden georganiseerd. Dit openbaar onderzoek verschilt duidelijk van het hoger genoemde openbaar onderzoek aangezien het inspraak beoogd op het voorgenomen plan (PRUP). Behandeling van de adviezen en bezwaren door de Provinciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening (PROCORO)  Definitieve vaststelling van het PRUP door de Provincie Limburg.  Goedkeuring definitief PRUP door de Vlaamse Regering .

Gehanteerde kleurlegende Groen : inspraak van de burger Rood : inspraak administraties Blauw : politieke besluitvorming

54/110 04/006257

6 Ruimtelijk ontwerp

6.1 Ruimtelijke situering

Maasmechelen ligt aan de autosnelweg Brussel-Aachen (E314 of A2) op de overgang van de Hoge Kempen en de Maasvlakte. De voornaamse ontsluiting wordt gevormd door de gewestwegen naar Maaseik en Maastricht (N78) en naar As (N763). Op grondgebied van Dilsen-Stokkem vervult de N75 eveneens een belangrijke ontsluitende rol naar As. De Zuid-Willemsvaart doorkruist de gemeente in noord-zuidelijke richting. De hoofdspoorlijn van Limburg (Brussel-Landen-Sint- Truiden-Hasselt-Genk) reikt niet tot Maasmechelen. De gemeente telt momenteel ca. 36.000 inwoners. Het KSG Maasmechelen is gelegen in de hoofdruimte Maasland in de deelruimte Zuidelijk Maasland. Het Maasland bestaat uit het vlak en smal ingesneden terrassenlandschap rond de meanderende Maas. Het Zuidelijk Maasland bestaat uit een verstedelijkt landschap in een open landbouwgebied met kerkdorpjes, een verlinte gewestweg (N78), nieuwe woonwijken en mijncités. Ten westen van het KSG situeert zich het Kempens Plateau. Dit landschap bestaat uit waardevol natuurlijk gebied en werd aangeduid als Nationaal Park Hoge Kempen. De beboste steilrand van de Hoge Kempen kenmerkt zich als een natuurlijke en landschappelijke grens ten westen van het KSG. Ten oosten situeert zich het Nederlandse heuvelland. De Maas vormt de oostelijke grens met Nederland. Het stedelijk landschap van het KSG Maasmechelen wordt doorsneden door de valleien van de Kikbeek en de Ziepbeek die uitmonden in de Maas. Maasmechelen is gelegen in het stedelijk netwerk Midden-Limburg. Dit netwerk omvat een aantal voormalige mijnterreinen die in aanmerking komen voor andere activiteiten. De lokale economie kan daardoor helemaal omgeschakeld en versterkt worden. Een voorbeeld is de omschakeling van de mijncité als onderdeel van het recreatieve ‘Maasmechelen Leisure Valley’. Het stedelijk netwerk ondersteunt tevens grootschalige stedelijke concentraties in Nederland.

6.1.1 Ruimtelijke context en kenmerken 6.1.1.1 Deelplan 1: verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied Voor de afbakeningslijn zelf zal op de plaatsen waar ze grenst aan deelplannen, met name ter hoogte van deelplannen 2 en 7, die beide gelegen zijn thv de grens voor stedelijke ontwikkeling, de impact naar en interactie met de omgeving dieper onderzocht worden. Voor de beschrijving van de ruimtelijke context kan dan ook worden verwezen naar deelplannen 2 en 7 (paragrafen 6.1.1.2 en 6.1.1.7), die beide gelegen zijn thv de grens voor stedelijke ontwikkeling.

6.1.1.2 Deelplan 2: geïntegreerd stedelijk project N78 Het deelplan situeert zich ten zuiden van het centrum van Maasmechelen en grenst aan het knooppunt van de N78 met de E314. Ten oosten van het gebied bevindt zich het industrieterrein Oude Bunders. Dit terrein is grotendeels gerealiseerd. Op een totale oppervlakte van 167 ha is nog slechts 4 ha bouwrijp en 9 ha tijdelijk niet realiseerbaar terrein beschikbaar. Door het PRUP Oude Bunders werd een reservatiestrook voor de omleidingsweg van de N78 opgeheven. Langs de oostzijde wordt het bedrijventerrein begrensd door de Zuid-Willemsvaart. In het westen bevindt zich een landbouwgebied dat een groene vlek vormt tussen het industrieterrein en Opgrimbie. Dit terrein

55/110 04/006257

is het onderwerp van deelplan 7. Ten zuiden van het studiegebied bepalen bosfragmenten, weilanden en akkers het landschap. Nog verder zuidwaarts rijdt men via de N78 de kern van Rekem in.

6.1.1.3 Deelplan 3: Geïntegreerd stedelijk project Poort E314 Dit studiegebied is ten noorden van deelplan 2 gelegen en ten noorden van de E314. Het bevindt zich ter hoogte van de westelijke lus van het aansluitingscomplex N78- E314. Het studiegebied heeft als harde grens de E314 en wordt grotendeels omringd door woongebied. In het westen zijn landbouwgronden, bomenrijen en bosfragmenten te herkennen. In het oosten van dit studiegebied sluit de N78 aan op de E314. Net over de N78 zijn een aantal bedrijven gevestigd. Meer naar het noorden toe ligt het centrum van Maasmechelen.

6.1.1.4 Deelplan 4: Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan Het deelplan ligt op de rand van de bebouwde zone van Maasmechelen. In het zuiden ligt de tuinwijk van Vucht. Tussen het studiegebied en deze tuinwijk ligt een smalle groenstrook en een woonwagenterrein voor nomaden dat recent nog werd aangepast. Aan de noordzijde van het gebied is de tuinwijk van Eisden gelegen. Het Mechelse bos dringt hier a.h.w. verder door naar het centrum van Maasmechelen. Het bos wordt deels van het studiegebied gescheiden door de terreinen van voetbalclub ‘FC Juve’ Maasmechelen. Heel wat verenigingen van allochtone bevolkingsgroepen organiseren ter hoogte van deze terreinen hun activiteiten. Het Spartacusplan voorziet dat de sneltram uit Hasselt hier via het oude spoor Maasmechelen binnen rijdt. Er zou een knooppunt komen in de Bloemenlaan, waar reizigers kunnen overstappen op bussen naar o.a. Maaseik, Maastricht en Sittard. Het exacte tracé van de sneltram is nog niet gekend.

6.1.1.5 Deelplan 5: Oude Patro-terreinen Deze voormalige voetbalterreinen zijn gelegen aan de westelijke rand van de tuinwijk Eisden en liggen dus vrij afgelegen. De tuinwijk wordt langs de westelijke rand omgeven door de oude spoorwegzate. De tuinwijk draagt nog veel kenmerken uit haar verleden. In het noorden vindt men de mijnschachten en gebouwen en een aantal grindputten. In de onmiddellijke nabijheid van het studiegebied ligt het mijnwerkersmuseum. Ten oosten van de Eisden tuinwijk is ook de belangrijkste concentratie aan recreatieve voorzieningen terug te vinden. Leisure Valley, met o.a. de nieuwe voetbalterreinen van Patro-Maasmechelen, het shopping-center M2 en de omgeving van bedrijventerrein Auto5 vormen één commercieel recreatieve pool. De wijk bepaalt ook het randstedelijke groenkarakter van Eisden. Net ten westen van de spoorweg, is een groot boscomplex gelegen met o.a. het Mechelse bos, Lanklaar bos en Dilserbos.

6.1.1.6 Deelplan 6: Gebied 33 – Noordelijke Poort N78 Het studiegebied bevindt zich ten oosten van de Zuid-Willemsvaart en sluit in het zuiden aan op Eisden dorp. Verder naar het noorden liggen voornamelijk bosfragmenten, weilanden en akkers. De N78 zorgt voor de verbinding met Eisden- tuinwijk en Mechelen-aan-de-Maas. In de kern situeren zich enkele stedelijke voorzieningen zoals de brandweerkazerne. Ten zuidoosten liggen de sportcluster Schietskuil en het woonlint Eisdenweg.

6.1.1.7 Deelplan 7: Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders Deze deelzone is ten zuiden van de E314 gelegen, tussen de N78 en Opgrimbie. In het noordwesten wordt het studiegebied begrensd door de bosgebieden achter de Oude Baan. Meer

56/110 04/006257

naar het zuiden is het woongebied van Daalgrimbie en Opgrimbie overheersend. Deze landelijke woonkern wordt van oudsher gestructureerd door de Heirstraat. De rust en de landelijkheid wordt gehypothekeerd door de E314 en de N78, gepaard gaande met sluikverkeer. Ten zuiden van de Kerkstraat komt men opnieuw in een open gebied terecht. De zoekzone grenst ook aan deelplan 2 in het oosten.

6.1.2 Bestaande feitelijke toestand

Voor elk van de deelplannen wordt de bestaande feitelijke toestand grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten, terug te vinden achteraan deze nota: Kaart 1 : Situering op luchtfoto Kaart 2 : Situering op topografische kaart Kaart 4 : Landschap Kaart 6 : Waterlopen Kaart 7 : Bodemkaart Kaart 8 : Biologische waarderingskaart

Voor een weergave van het bereikbaarheidsprofiel van elk deelplan wordt verwezen naar de figuren opgenomen in hoofdstuk 3.2 Reikwijdte en detailleringsgraad waarin per deelplan een situering op de wegenkaart is weergegeven.

6.1.2.1 Deelplan 1: verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied Niet relevant : de afbakeningslijn zelf wordt niet beoordeeld op zijn milieueffecten, behalve op de plaatsen waar ze grenst aan deelplannen, zodat voor de beschrijving kan worden verwezen naar deelplannen 2 en 7, die beide gelegen zijn thv de grens voor stedelijke ontwikkeling.

6.1.2.2 Deelplan 2: geïntegreerd stedelijk project N78

Bodem In het studiegebied zijn voornamelijk droge tot vochtige zandleembodems gelegen. De vallei van de Kikbeek tekent zich met zijn vochtige leembodem af op de bodemkaart. Er liggen twee mogelijks verontreinigde sites in het studiegebied.

Water De Kikbeek dwarst in het noorden het studiegebied. Deze waterloop van tweede categorie is in de structuurplannen aangeduid als beekvallei en verbindingselement. De beek vertrekt vanaf de voet van het Kempisch

Plateau, net ten zuiden van de E314 en verloopt in oostelijke richting als

grens aan het stedelijke gebied van Maasmechelen. De beek mondt uit in de Maas ter hoogte van het natuurreservaat Maaswinkel.

57/110 04/006257

Water Het volledige studiegebied is zeer gevoelig voor grondwaterstroming en over het algemeen niet infiltratiegevoelig. Het noordoosten van het studiegebied is effectief overstromingsgevoelig en is zowel van nature overstroombaar als recent overstroomd gebied. In het westen is de zone op ongeveer 20 m van de N78 mogelijks overstromingsgevoelig. Zones dicht bij de N78 liggen gemiddeld iets hoger.

Fauna en flora De akkers en weilanden in het zuidwesten van het studiegebied worden als biologisch waardevol getypeerd. Een klein fragment krijgt een biologisch zeer waardevolle beoordeling. Het gaat hier om een houtkant. In het oosten is de biologische waarde veel lager en versnipperd in een aantal percelen. Één perceel met hoogstamboomgaard krijgt echter ook een biologisch zeer waardevolle beoordeling.

Landschap Het gebied behoort niet tot een ankerplaats of relictzone. Wel maakt het deel uit van het traditioneel landschap van de Limburgse Maasvlakte. Naast de N78 is de Napoleonweg gelegen. Deze structuur werd aangeduid als lijnrelict.

Mens Verschillende KMO’s, baanwinkels en kleine bedrijven zijn gevestigd in de Ruimtegebruik zoekzone langsheen de N78. Er zijn ook enkele woningen in het lint opgenomen. De bebouwing ten westen van de N78 bevindt zich voornamelijk op de eerste lijn. Achter dit lint bevinden zich voornamelijk landbouwgronden. Ten oosten van de N78 loopt de bebouwing echter over in het industrieterrein Oude Bunders. Her en der kan men kleine onbebouwde percelen vinden.

Mens De N78 is aangeduid als secundaire weg maar wordt in het provinciale Mobiliteit structuurplan verder niet verfijnd. De verkeersafwikkeling op de N78 staat in deze zone reeds onder druk. Er is nog geen beslissing genomen wat betreft de herinrichting van deze 2x2 baan.

6.1.2.3 Deelplan 3: Geïntegreerd stedelijk project Poort E314

Bodem Het studiegebied omvat voornamelijk vochtige zandleembodems met in het westen ook droge leembodems. Er zijn geen verontreinigde sites binnen het studiegebied gelegen.

Water Er zijn geen waterlopen binnen het projectgebied aanwezig Het volledige studiegebied is zeer gevoelig voor grondwaterstroming en over het algemeen niet infiltratiegevoelig. De zone is overstromingsgevoelig en ook recent overstroomd gebied.

Fauna en flora Het zuidwestelijke deel van het plangebied heeft een biologisch waardevolle betekenis vanwege zijn soortenarm permanent cultuurgrasland.

58/110 04/006257

Landschap Het gebied behoort niet tot een ankerplaats of relictzone. Wel maakt het deel uit van het traditioneel landschap van de Limburgse Maasvlakte. In de Heirstraat, op de grens van het studiegebied bevindt zich de oude molen ‘Nooit gedacht’. Hoewel de molen niet beschermd is, is hij wel opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed.

Mens Op dit ogenblik is het studiegebied voornamelijk ingenomen door Ruimtegebruik landbouwgronden met woonzones langs de rand.

Mens Het studiegebied is gelegen aan het aansluitingscomplex E314- N78 maar is Mobiliteit te bereiken via de Ringlaan en de Heirstraat.

6.1.2.4 Deelplan 4: Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan

Bodem In het studiegebied komen droge zandbodems voor en beperkt ook antropogene bodems. Er zijn geen verontreinigde sites binnen het studiegebied gelegen.

Water Er zijn geen waterlopen binnen het projectgebied aanwezig Het volledige studiegebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) en infiltratiegevoelig. Het zuiden van het studiegebied is aangeduid als mogelijks overstromingsgevoelig, maar is geen recent overstroomd gebied.

Fauna en flora Het zuidelijke deel van het studiegebied is aangeduid als biologisch zeer waardevol. Het woonwagenpark heeft het noordelijke deel van deze waardevolle gronden reeds ingenomen.

Landschap Het gebied behoort niet tot een ankerplaats of relictzone. Het ligt vrij dicht bij de mijnsite van Eisden maar heeft er geen interactie mee. Het studiegebied grenst ook aan het traditionele landschap ‘Maasvlakte en terassenlandschap’ in het westen. Het studiegebied is omgeven door woonstraten met in het westen voetbalvelden, grasland en verder gelegen bossen.

Mens Op dit ogenblik zijn de randen van het studiegebied voornamelijk ingenomen Ruimtegebruik door verspreide bebouwing met via de Forenzenweg ook toegang tot het woonwagenpark. Het binnengebied wordt ingenomen door een bosfragment.

Mens Het studiegebied ligt uit het centrum. Het is te bereiken via de Oude baan of Mobiliteit de Bloemenlaan die uit het centrum van Maasmechelen vertrekt. Op dit ogenblik is er geen doorgaand verkeer mogelijk door het bouwblok: de Forenzerstraat is een doodlopende straat.

59/110 04/006257

6.1.2.5 Deelplan 5: Oude Patro-terreinen

Bodem Het zuidoosten van het studiegebied heeft een antropogene bodem. Door de woonontwikkeling in de omgeving is de grond reeds verstoord. De beperkte oppervlakte die niet antropogeen is, heeft een landduin bodem cfr de bodemkaart, maar deze is verstoord door het recreatief gebruik ervan. Er zijn geen verontreinigde sites binnen het studiegebied gelegen.

Water Er zijn geen waterlopen binnen het projectgebied aanwezig Het volledige studiegebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) en infiltratiegevoelig. De zone is mogelijks overstromingsgevoelig maar niet recent overstroomd.

Fauna en flora Er zijn geen biologisch waardevolle ecotopen in het studiegebied terug te vinden.

Landschap Het gebied behoort tot de ankerplaats ‘mijnsite van Eisden’ en de relictzone ‘onder de Berg’. In het studiegebied zelf liggen geen landschappelijk waardevolle elementen, maar het gebied interageert wel met een waardevolle omgeving.

Mens De terreinen worden niet meer gebruikt als sportterreinen omdat inmiddels Ruimtegebruik nieuwe voetbalvelden ontwikkeld zijn aansluitend bij het sportpark Maasmechelen. Een klein deel van het gebied bestaat uit bosfragmenten tussen bebouwing.

Mens Ook dit studiegebied is enkel te bereiken via woonstraten en een meer Mobiliteit afgelegen zone aan de rand van Eisden. Het oude kolenspoor dat om de site heen ligt, zou mogelijks in de toekomst opnieuw ingezet worden voor de openbare vervoersvoorziening.

6.1.2.6 Deelplan 6: Gebied 33 – Noordelijke Poort N78

Bodem Het zuiden van het studiegebied heeft een antropogene bodem. Door de woonontwikkeling in de omgeving is de grond reeds verstoord. Het noorden van het studiegebied heeft een vochtige zandleembodem. Er zijn geen verontreinigde sites binnen het studiegebied gelegen.

Water Er zijn geen waterlopen binnen het projectgebied aanwezig. Net buiten het studiegebied, aan de andere kant van de N78, loopt de Vrietselbeek. Dit is een waterloop van derde categorie.

60/110 04/006257

Water Het studiegebied is zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type1) en niet infiltratiegevoelig. Het gebied is van nature overstroombaar en is mogelijks overstromingsgevoelig. Langsheen de Eisden-weg ligt een zone die aangeduid wordt als recent overstroomd gebied.

Fauna en flora Langs de rand van de N78 in het westen van het studiegebied is een zone aangeduid als biologisch waardevol ecotoop, met name een verruigd grasland.

Landschap Het gebied behoort niet tot een ankerplaats of relictzone. Het ligt vrij dicht bij de ankerplaats ‘Maasvallei van Maasmechelen tot Stokkem met kasteeldomein Vilain XIV’ en de relictzone ‘Maaswinkel’ maar heeft er geen rechtstreekse interactie mee. Het studiegebied behoort wel tot het traditionele landschap ‘Maasvlakte en terassenlandschap’. Er zijn geen beschermingen binnen het studiegebied. In het oosten van het studiegebied is er een overgang van de woonconcentratie in Maasmechelen naar een meer open gebied met landschappelijk woonkarakter.

Mens De site is omgeven door woonlinten, voornamelijk langs de Eisdenweg en Ruimtegebruik Schabbertenstraat. Het binnengebied bestaat in hoofdzaak uit akkers en weilanden.

Mens Het studiegebied heeft een vlotte toegankelijkheid vanwege de ligging aan de Mobiliteit N78 en de Eisdenweg. Het gebied is gesitueerd aan de rand van Eisden- dorp.

6.1.2.7 Deelplan 7: Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders

Bodem De vallei van de Kikbeek tekent zich met zijn vochtige leembodem af op de bodemkaart. Ten zuiden van de Kikbeek komen vochtige zandleembodems voor. Ten noorden van de Kikbeek vinden we achtereenvolgens van west naar oost droge zandbodems, droge zandleembodems, droge leembodems en vochtige zandleembodems.

Water De Kikbeek dwarst in het noorden het studiegebied. Deze waterloop van tweede categorie is in de structuurplannen aangeduid als beekvallei en verbindingselement. De beek vertrekt vanaf de voet van het Kempisch

Plateau, net ten zuiden van de E313 en verloopt in oostelijke richting als

grens aan het stedelijke gebied van Maasmechelen. De beek mondt uit in de maas ter hoogte van het natuurreservaat Maaswinkel. Het volledige studiegebied is zeer gevoelig voor grondwaterstroming en over het algemeen niet infiltratiegevoelig. Het hele gebied is overstromingsgevoelig aangezien het gebied van nature overstroombaar is vanuit een waterloop.

61/110 04/006257

Water Enkel een centrale zone van de Kikbeekvallei is effectief overstromingsgevoelig en ook recent overstroomd gebied. Zones dicht bij de N78 liggen gemiddeld iets hoger. Stroomafwaarts zijn meerdere recent overstroomde gebieden en risicozones gelegen.

Fauna en flora De akkers en weilanden in het zuidwesten van het studiegebied worden als biologisch waardevol getypeerd. In het zuidoosten van zone tussen de weg naar Zutendaal en de Kerkstraat bevindt zich een zeer waardevolle houtkant. Ook in het noorden van het studiegebied zijn verschillende kleine landschapselementen gelegen. Zij krijgen eveneens een biologisch zeer waardevolle waardering. Het bos in het uiterste noordwesten van het gebied, langs de E314, is eveneens een zeer waardevol ecotoop.

Landschap Dit open ruimtegebied is een landschappelijk waardevolle zone die ondermeer de Kikbeekvallei bevat. In de dorpskern van Opgrimbie o.a. aan het dorpsplein, zijn enkele open doorkijkvensters naar het studiegebied. Het gebied behoort niet tot een ankerplaats of relictzone. Wel maakt het deel uit van het traditioneel landschap van de Limburgse Maasvlakte. Naast de N78 is de Napoleonweg gelegen. Deze structuur werd aangeduid als lijnrelict.

Mens Verschillende KMO’s, baanwinkels en kleine bedrijven zijn gevestigd Ruimtegebruik langsheen de N78. Er zijn ook enkele woningen in het lint opgenomen. Achter dit lint bevinden zich voornamelijk landbouwgronden. Het gebied bestaat onder meer uit uit akkerlanden, een boomgaard, bosfragmenten en de vallei van de Kikbeek. Dit open ruimte gebied contrasteert met de kern van Opgrimbie.

Mens De N78 is aangeduid als secundaire weg maar wordt in het provinciale Mobiliteit structuurplan verder niet verfijnd. De verkeersafwikkeling op de N78 staat in deze zone reeds onder druk. Er is nog geen beslissing genomen wat betreft de herinrichting van deze 2x2 baan.

62/110 04/006257

6.1.3 Bestaande juridische toestand

De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten, terug te vinden achteraan deze nota. Kaart 3 : Gewestplan Kaart 4 : Landschap Kaart 5 : Bescherming natuur

6.1.3.1 Deelplan 1: verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied Niet relevant : de afbakeningslijn zelf wordt niet beoordeeld op zijn milieueffecten, behalve op de plaatsen waar ze grenst aan deelplannen, zodat voor de beschrijving kan worden verwezen naar deelplannen 2 en 7, die beide gelegen zijn thv de grens voor stedelijke ontwikkeling.

6.1.3.2 Deelplan 2: geïntegreerd stedelijk project N78

type Toelichting gebied en omgeving

Gewestplan Gewestplan nr. 20 Limburgs Maasland (KB 01.09.1980- laatste wijziging BVR 01.06.1995) Langs de N78 is de westzijde als woongebied met landelijk karakter bestemd. Het achterliggende gebied bestaat uit landbouwgronden. De oostelijke zijde van de N78 heeft de bestemming wonen, met achterliggend terreinen bestemd als industriegebied.

RUP, BPA • Oude Bunders- Provinciaal RUP: Een deel van de reservatiestrook voor de omleidingsweg van de N78 wordt geschrapt. Deze strook kan bijkomend als bedrijventerrein uitgerust worden. • BPA industrieterrein Oude Bunders en Oude Bunders uitbreiding- KB 30.01.1974, wijziging MB 26.09.1996: Inrichting van het industrieterrein waarbij de ontsluiting gebeurt via de Windmolenweg en de Breitwaterstraat. • BPA Kikbeek- definitieve aanvaarding door gemeenteraad 01.04.2008: Het BPA voorziet een natuurtechnische heraanleg van de Kikbeek en bufferzones van het bedrijventerrein in het kader van natuurcompensatie na de aanleg van de ontsluitingsweg voor het mijnterrein Eisden.

Beschermde monumenten, Er zijn geen beschermingen in het plangebied.

63/110 04/006257

landschappen of In de omgeving van het plangebied liggen in het zuiden: dorpsgezichten • de relictzone ‘Rekem-Uikhoven’ • de ankerplaats ‘oud-Rekem’

Speciale beschermingszones Er zijn geen vogel- of habitatrichtlijngebieden gelegen in het studiegebied. In de omgeving zijn wel SBZ- gebieden gelegen: • Vogelrichtlijngebied en habitatrichtlijngebied: ‘Mechelse heide en vallei van de Ziepbeek’

Vlaams Ecologisch Netwerk Geen VEN gebieden in het studiegebied. In de ruime omgeving ligt het VEN-gebied: • De Hoge Kempen: Grote eenheid natuur (gen)

Bos en natuurreservaten In het noorden van het plangebied is het Tombos en het Keestrobos gelegen. Het Keestrobos maakt deel uit van het VEN-gebied ‘De Hoge Kempen’

Gewestwegen E314 N78

6.1.3.3 Deelplan 3: Geïntegreerd stedelijk project Poort E314

type Toelichting gebied en omgeving

Gewestplan Gewestplan nr. 20 Limburgs Maasland (KB 01.09.1980- laatste wijziging BVR 01.06.1995) Het studiegebied is grotendeels bestemd als agrarisch gebied. De gebieden oost en west langsheen de E314 zijn bestemd als buffergebied en in het noorden bevindt zich de zone bestemd als woongebied.

RUP, BPA Er zijn geen BPA’s noch RUPs gelegen in het studiegebied. In de omgeving ligt wel een BPA:

64/110 04/006257

• BPA Mottekamp- MB 08.01.2004

Beschermde monumenten, Er zijn geen beschermingen in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. landschappen of dorpsgezichten

Speciale beschermingszones Er zijn geen vogel- of habitatrichtlijngebieden gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied.

Vlaams Ecologisch Netwerk Geen VEN-gebieden in of in de nabije omgeving van het studiegebied.

Bos en natuurreservaten Er zijn geen bossen of reservaten gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied.

Gewestwegen E314 N78

6.1.3.4 Deelplan 4: Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan

type Toelichting gebied en omgeving

Gewestplan Gewestplan nr. 20 Limburgs Maasland (KB 01.09.1980- laatste wijziging BVR 01.06.1995) Het studiegebied is grotendeels bestemd als woonuitbreidingsgebied. Ten zuiden is het gebied bestemd als een pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners.

RUP, BPA Er zijn geen BPA’s noch RUPs gelegen in het studiegebied. In de omgeving liggen wel twee BPA’s: • BPA Pauwengraaf- MB 22.12.200, gewijzigd MB 18.09.2007 • BPA Aan de Griekse kapel- MB 23.01.1984

65/110 04/006257

Beschermde monumenten, Er zijn geen beschermingen in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. landschappen of In de ruime omgeving liggen: dorpsgezichten • de relictzone ‘Onder de Berg’ • de ankerplaats ‘Mijnsite Eisden’

Speciale beschermingszones Er zijn geen vogel- of habitatrichtlijngebieden gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied.

Vlaams Ecologisch Netwerk Geen VEN-gebieden in of in de nabije omgeving van het studiegebied.

Bos en natuurreservaten In de nabije omgeving is het Mechelse bos gelegen.

Gewestwegen Geen gewestwegen in of in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied.

6.1.3.5 Deelplan 5 : Oude Patro-terreinen

type Toelichting gebied en omgeving

Gewestplan Gewestplan nr. 20 Limburgs Maasland (KB 01.09.1980- laatste wijziging BVR 01.06.1995) Het studiegebied is bestemd als gebied voor dagrecreatie en is omgeven door een woonzone. Als bijkomende bestemming is het ook een waterwinningsgebied.

RUP, BPA Er zijn geen BPA’s noch RUPs gelegen in het studiegebied of in zijn onmiddellijke omgeving.

Beschermde monumenten, Het gebied behoort tot : landschappen of • de relictzone ‘Onder de Berg’ dorpsgezichten

66/110 04/006257

• de ankerplaats ‘Mijnsite Eisden’

Speciale beschermingszones Er zijn geen vogel- of habitatrichtlijngebieden gelegen in het studiegebied. In de ruime omgeving zijn wel SBZ- gebieden gelegen: • Vogelrichtlijngebied en habitatrichtlijngebied: ‘Mechelse heide en vallei van de Ziepbeek’

Vlaams Ecologisch Netwerk Geen VEN gebieden in het studiegebied. In de ruime omgeving ligt het VEN-gebied: • De Hoge Kempen: Grote eenheid natuur (gen)

Bos en nattuurreservaten Er zijn geen bossen of reservaten gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied.

Gewestwegen Geen gewestwegen in of in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied.

6.1.3.6 Deelplan 6 : Gebied 33 – Noordelijke Poort N78

type Toelichting gebied en omgeving

Gewestplan Gewestplan nr. 20 Limburgs Maasland (KB 01.09.1980- laatste wijziging BVR 01.06.1995) Het binnengebied van deze terreinen is bestemd als agrarisch gebied. De linten langs de Eisdenweg en de Schabbertenstraat zijn bestemd als woongebied met landelijk karakter. De zones naar het centrum van Eisden-dorp toe zijn bestemd als woonzone.

RUP, BPA Er zijn geen BPA’s noch RUPs gelegen in of in de directe omgeving van het studiegebied.

Beschermde monumenten, Er zijn geen beschermingen in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. landschappen of In de ruime omgeving liggen:

67/110 04/006257

dorpsgezichten • De relictzone ‘Maaswinkel’ • De ankerplaats ‘Maasvallei van Maasmechelen tot Stokkem met kasteeldomein Vilain XIV’

Speciale beschermingszones Er zijn geen vogel- of habitatrichtlijngebieden gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied. In de ruime omgeving is het habitatrichtlijngebied gelegen: • Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek

Vlaams Ecologisch Netwerk Geen VEN gebieden in het studiegebied. In de ruime omgeving ligt het VEN-gebied: • De Grensmaas Zuid

Bos en natuurreservaten Er zijn geen bossen of reservaten gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van het studiegebied.

Gewestwegen N78

6.1.3.7 Deelplan 7 : Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders

type Toelichting gebied en omgeving

Gewestplan Gewestplan nr. 20 Limburgs Maasland (KB 01.09.1980- laatste wijziging BVR 01.06.1995) Het studiegebied is bestemd als landbouwgebied. Langs de N78 en de Kerkstraat is een zone als woongebied met landelijk karakter bestemd. In het zuidwesten van het gebied is een grote zone bestemd als woongebied en woonuitbreidingsgebied. Een kleine zone heeft de bestemming ‘gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’. In het noordwesten van het deelgebied ligt een zone die bestemd is als bosgebied.

RUP, BPA Geen BPA’s noch RUPs in het plangebied In de omgeving van het plangebied zijn volgende BPA’s en RUPs gesitueerd:

68/110 04/006257

• PRUP Oude Bunders- MB 29.08.2005 • BPA Opgrimbie II- KB 25.06.1978, wijziging MB 05.10.1994 • BPA Opgrimbie III- KB 03.10.1980 • BPA industrieterrein Oude Bunders en Oude Bunders uitbreiding- KB 30.01.1974, wijziging MB 26.09.1996 • BPA Mottekamp- MB 08.01.2004 • BPA Kikbeek- definitieve aanvaarding door gemeenteraad 01.04.2008

Beschermde Er zijn geen beschermingen in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. monumenten, In de ruime omgeving liggen: landschappen of • de relictzone ‘Onder de Berg’ dorpsgezichten • de relictzone ‘Rekem-Uikhoven’ • de ankerplaats ‘Van Mechelse Heide tot vallei van de Zijpbeek’ • de ankerplaats ‘oud-Rekem’

Speciale Er zijn geen vogel- of habitatrichtlijngebieden gelegen in het studiegebied. beschermingszones In de omgeving zijn wel SBZ- gebieden gelegen: • Vogelrichtlijngebied en habitatrichtlijngebied: ‘Mechelse heide en vallei van de Ziepbeek’

Vlaams Ecologisch Geen VEN gebieden in het studiegebied. In de ruime omgeving ligt het VEN-gebied: Netwerk • De Hoge Kempen: Grote eenheid natuur (gen)

Bos en Het westelijke deel van Maasmechelen bestaat uit een uitgestrekte bos- en heidegordel waartoe ook het VEN, habitat- en natuurreservaten vogelrichtlijngebied behoren. Deze maken me deel uit van het ‘Nationaal Park Hoge Kempen’.

Gewestwegen E314 N78

69/110 04/006257

6.1.4 Ontwikkelingsscenario’s

Per deelplan worden relevante beleidsgestuurde ontwikkelingen besproken.

6.1.4.1 Deelplan 1: verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied Voor de afbakeningslijn zelf zal op de plaatsen waar ze grenst aan deelplannen, met name ter hoogte van deelplannen 2 en 7, die beide gelegen zijn thv de grens voor stedelijke ontwikkeling, de impact naar en interactie met de omgeving dieper onderzocht worden. Voor de beschrijving van relevante beleidsgestuurde ontwikkelingen wordt dan ook verwezen naar paragrafen 6.1.4.2 en 6.1.4.7.

6.1.4.2 Deelplan 2: geïntegreerd stedelijk project N78

Natte natuurverbinding Het RSPL selecteert de Kikbeek als natte natuurverbinding waarbij oa Kikbeek volgende doelstellingen voorop staan : - het vrijwaren van ruimte voor een verbetering van de structuur- kenmerken van het beeksysteem -het ruimtelijk ondersteunen van het herstel en het behoud van een goede waterkwaliteit -het opheffen van barrières op de waterloop -het vrijwaren van ruimte voor beekgebonden ecotopen

Natuurtechnische Het BPA Kikbeek voorziet een natuurtechnische heraanleg van de heraanleg Kikbeek ten O Kikbeek en bufferzones van het bedrijventerrein in het kader van van N78 natuurcompensatie na de aanleg van de ontsluitingsweg voor het mijnterrein Eisden.

Onduidelijkheid over Bij provincieraadsbesluit dd. 19.01.2005 werd de typering van de typering N78 secundaire weg N78 vanaf het kruispunt Boudewijnlaan- Maastrichtersteenweg te Maaseik tot het kruispunt Groenstraat-N78 te Rekem (Lanaken) : secundaire weg type I . Omdat geen consensus bestaat mbt het statuut van de N78 is het streefbeeld dat voor de N78 in opdracht van AWV wordt opgemaakt, stopgezet. In het plan-MER zal voor het segment ten zuiden van de E314 uitgegaan worden van het conceptstreefbeeld 20 opgemaakt door TV3V voor de korte termijn acties (aanpak van gevaarlijke kruispunten). Zie ook 6.2.5.

N78 als Het GRSP Maasmechelen 21 opteert voor de vormgeving van N78 als openbaarvervoeras met hoogwaardige as die het openbaar vervoer door het Maasland knooppunt thv deelplan 2 verzorgt. Om N78 te ontlasten van doorgaand verkeer vraagt de gemeente om

20 Deze uitgangspunten (zie 5) zijn het resultaat van een overlegronde (na het conceptstreefbeeld) met voornamelijk de partners: AWV als opdrachtgever, gemeentebestuur Maasmechelen, AROHM. Aangaande openbaar vervoeraspecten is er binnen deze aanpak uitgegaan van het instandhouden van de huidige routering en huidige werking. 21 Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRSP) Maasmechelen werd goedgekeurd door de gemeenteraad op 2 september 2008.

70/110 04/006257

de optie om de ontsluitingsweg naar Maasmechelen Leisure Valley als omleiding voor doorgaand verkeer te voorzien.

Gebiedsgericht beleid voor Het GRSP Maasmechelen geeft aan dat handelszaken die het zonevreemde bedrijven commercieel draagvlak van Eisden-Tuinwijk ondergraven niet gewenst zijn thv het zuidelijke segment van de N78. Thv deelplan 2 horen verkeersaantrekkende zaken thuis die een grote toonzaaloppervlakte nodig hebben en die goederen verhandelen die weloverwogen aankoop vereisen. Het deels zonevreemde schoenwinkelcomplex strookt niet met de visie van de gemeente. Het deels zonevreemde tuincentrum past wel binnen de visie. Volgens het PRSP Limburg zijn de kleinhandelsconcentraties voorbehouden voor specifieke kleinhandelsbranches. Het betreft in principe: kleinhandel in vervoermiddelen, bouwmaterialen, doe-het- zelf-artikelen, tuincentra, kleinhandel in woninginrichting, kantoorinrichting, electro- en huishoud- en audio-visuele artikelen, dieren, muziekinstrumenten, campingartikelen en brandstoffen of explosieve stoffen.

Openruimteverbinding Het RSPL selecteert Opgrimbie-Boorsem-Rekem-Uikhoven als Opgrimbie-Boorsem- openruimteverbinding nr 8. Het behoud van open ruimte Rekem-Uikhoven verbindingen is gewenst binnen stedelijke en economische netwerken en in of nabij stedelijke gebieden.

6.1.4.3 Deelplan 3: Geïntegreerd stedelijk project Poort E314

Ontwikkeling Het BPA Mottekamp realiseert de ontwikkeling van een woonwijk in woonuitbreidingsgebied het woonuitbreidingsgebied gelegen ten W van het deelplan 3. Mottekamp

N78 als Het GRSP Maasmechelen opteert voor de vormgeving van N78 als

openbaarvervoeras met hoogwaardige as die het openbaar vervoer door het Maasland knooppunt thv deelplan 3 verzorgt. Een knooppunt openbaar vervoer wordt aangeduid thv deelplan 3, namelijk op de N78 ten noorden van het op- en afrittencomplex van E314.

6.1.4.4 Deelplan 4: Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan

Te ontwikkelen Het GRSP geeft aan dat zowel de bestaande locatie als de inrichting woonuitbreidingsgebied van het woonwagenterrein ten Z van deelplan 4 behouden blijven. ten N van terrein voor woonwagenbewoners

71/110 04/006257

Knooppunt openbaar Het Spartacusplan 22 voorziet het voorkeurtracé voor een

vervoer in Bloemenlaan en lightrailverbinding op het voormalige kolenspoor gelegen ten Z van voorkeurtracé lightrail deelplan 4, met een knooppunt openbaar vervoer in de Bloemenlaan Spartacusplan waar reizigers vlot kunnen overstappen op bussen die de N78 volgen in noordelijke en zuidelijke richting.

6.1.4.5 Deelplan 5 : Oude Patro-terreinen

Te valoriseren tuinwijk Het deelplan 5 is te ontwikkelen woongebied binnen de te valoriseren

tuinwijk Eisden (cfr GRSP).

Knooppunt openbaar Het Spartacusplan voorziet het voorkeurtracé voor een vervoer in Bloemenlaan en lightrailverbinding op het voormalige kolenspoor gelegen ten Z van voorkeurtracé lightrail deelplan 4, met een knooppunt openbaar vervoer in de Bloemenlaan Spartacusplan waar reizigers vlot kunnen overstappen op bussen die de N78 volgen

in noordelijke en zuidelijke richting.

6.1.4.6 Deelplan 6 : Gebied 33 – Noordelijke Poort N78

N78 als Het GRSP Maasmechelen opteert voor de vormgeving van N78 als openbaarvervoeras met hoogwaardige as die het openbaar vervoer door het Maasland

knooppunt thv deelplan 6 verzorgt.

Een knooppunt openbaar vervoer wordt aangeduid thv deelplan 6 op

de N78.

6.1.4.7 Deelplan 7 : Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders

Natte natuurverbinding Het RSPL selecteert de Kikbeek als natte natuurverbinding waarbij oa Kikbeek volgende doelstellingen voorop staan : - het vrijwaren van ruimte voor een verbetering van de structuur- kenmerken van het beeksysteem -het ruimtelijk ondersteunen van het herstel en het behoud van een goede waterkwaliteit -het opheffen van barrières op de waterloop -het vrijwaren van ruimte voor beekgebonden ecotopen

22 In het Spartacusplan van De Lijn is voor de sneltramlijn Hasselt-LUC-Genk-As-Maasmechelen nog geen definitieve tracékeuze gemaakt. De 2 tracévarianten omvatten : 1) Nationaal Park tracé : langs N75 tot aan station As, dan via oude spoorwegbedding door NPHK tot aan station Eisden, vandaar tot Bloemenlaan-Koninginnelaan (regionaal OV-knooppunt), dan bundeling met Kolenmijn Limburg-Maaslaan tot aan Maasmechelen Village (eindhalte) en 2) Lanklaartracé : langs N75 tot aan Siemenslaan, dan via Siemenslaan doorheen industrieterrein tot aan Maasmechelen Village aan Zuidwillemsvaart (halte), dan bundeling met de Kolenmijn Limburg-Maaslaan tot aan Bloemenlaan (eindpunt-regionaal OV-knooppunt)

72/110 04/006257

Natuurtechnische Het BPA Kikbeek voorziet een natuurtechnische heraanleg van de heraanleg Kikbeek ten O Kikbeek en bufferzones van het bedrijventerrein in het kader van van N78 natuurcompensatie na de aanleg van de ontsluitingsweg voor het mijnterrein Eisden.

Onduidelijkheid over Bij provincieraadsbesluit dd. 19.01.2005 werd de typering van de typering N78 secundaire weg N78 vanaf het kruispunt Boudewijnlaan- Maastrichtersteenweg te Maaseik tot het kruispunt Groenstraat-N78 te Rekem (Lanaken) : secundaire weg type I . Omdat geen consensus bestaat mbt het statuut van de N78 is het streefbeeld dat voor de N78 in opdracht van AWV wordt opgemaakt, stopgezet. In het plan-MER zal voor het segment ten zuiden van de E314 worden uitgegaan van het conceptstreefbeeld 23 opgemaakt door TV3V voor de korte termijn acties (aanpak van gevaarlijke kruispunten). Zie ook 6.2.5.

N78 als openbaar- Vrije busbaan op KT (lightrail of tramsysteem op LT) op de N78 is vervoeras met knooppunt voorgesteld in de “Euregionale ontwikkelingsvisie stedelijk netwerk thv deelplan 7 Limburgse Maasvallei”

Verdichting Het richtinggevend deel van het RSPL vermeldt de mogelijkheid tot bedrijventerrein Oude verdichting van het bedrijventerrein Oude Bunders dmv een beter Bunders gebruik van industriegronden, rekening houdend met de natuurverbindende functie van de Kikbeek

Bijkomende ontwikkeling Het PRUP Oude Bunders schrapt een gedeelte van de bedrijventerrein Oude reservatiestrook voor de omleidingsweg van de N78. Hier wordt een Bunders thv reservatie- zone voor watergebonden bedrijvigheid voorzien thv het kanaal voor strook omleidingsweg grote en middelgrote bedrijven die gebruik kunnen maken van oeverinfrastructuur (later van de laad- en loskade).

Nieuwe ontsluiting Het streefbeeld voor korte termijnacties voor de N78 (opgemaakt bedrijventerrein Oude door TV3V) stelt een opwaardering van het knooppunt van de N78 Bunders met de Weg naar Zutendaal voor als verbeterde en veilige ontsluiting hoofdtoegang tot Oude Bunders.

Behoefte bijkomende De gemeente Maasmechelen wenst een lokaal bedrijventerrein te lokale bedrijvigheid ontwikkelen thv Nieuwe Bunders om de toekomstige behoeften (nieuwe bedrijven, herlocalisatie en compensatie van bestaande bedrijventerreinen die zullen verdwijnen), geschat op ca 7 ha op 10 jaar) op te vangen.

Woonlint Heirstraat De Heirstraat ten noorden en ten zuiden van de woonkern Opgrimbie werd in het GRSP geselecteerd als woonlint.

Landschapspark tussen Het GRSP duidt de zone tussen bedrijventerrein en Opgrimbie (thv bedrijventerrein en Kikbeekvallei) aan als “te ontwikkelen landschapspark” en vraagt

73/110 04/006257

woonkern Opgrimbie voldoende aandacht voor de uitbouw van bufferzones langs de woonstraten met zicht op het bedrijventerrein.

Openruimteverbinding Het RSPL selecteert Opgrimbie-Boorsem-Rekem-Uikhoven als Opgrimbie-Boorsem- openruimteverbinding nr 8. Het behoud van open ruimte Rekem-Uikhoven verbindingen is gewenst binnen stedelijke en economische netwerken

en in of nabij stedelijke gebieden.

6.2 Ontwikkelingsconcepten en alternatieven

6.2.1 Algemene beschouwing

Het onderzoek naar redelijke alternatieven of varianten, is vereist zowel vanuit het planningsproces als van de plan-m.e.r. De milieubeoordeling van het voorgenomen plan omvat de beoordeling van deze redelijke alternatieven of varianten die op het respectievelijke planniveau van belang zijn (zie par. 3.2). Het betreft alternatieven die realistisch en uitvoerbaar zijn, met name deze die een oplossend vermogen hebben. Het zijn deze alternatieven die rekening houden met het doel en de geografische werkingssfeer, onder meer in functie van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan.

6.2.2 Verworpen locatie-alternatieven voor deelplan 7

In het voorbereidend onderzoek afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen werden, uitgaande van de basisprincipes voor de lokalisatie van nieuwe regionale bedrijventerreinen in het RSV (oa lokalisatie in stedelijk gebied en aansluitend bij bestaande bedrijventerreinen, ontsluiting rechtstreeks via primaire of secundaire wegen), zoekzones voor bijkomende bedrijventerreinen afgewogen. Eerst werd het volledige kleinstedelijk gebied gescreend op mogelijkheden voor bijkomende regionaal bedrijventerreinen. De westzijde (incl oude mijnterreinen) wordt volledig gedomineerd door de boscomplexen rond het Kempisch Plateau en de oostzijde is de Maasvallei. Dit zijn vrij harde grensstellende elementen voor stedelijke ontwikkeling. In het gebied ten noorden van Eisden-dorp langsheen de N78 is bedrijvigheid niet wenselijk owv de openruimteverbinding, de geïsoleerde ontwikkeling van bedrijvigheid en de slechte ontsluiting die steeds door Eisden- Maasmechelen of Lanklaar dient te gebeuren richting hoofdwegennet. Deze globale afweging concludeerde dat enkel uitbreidingen van Oude Bunders gewenst zijn. Drie zoekzones voor uitbreiding van Oude Bunders werden afgewogen:  Uitbreiding Maasvallei: uitbreiding bedrijventerrein Oude Bunders ten oosten van de Zuid- Willemsvaart in de richting van de Maas  Uitbreiding Boorsem: uitbreiding bedrijventerrein Oude Bunders in zuidelijke richting  Uitbreiding Opgrimbie: uitbreiding bedrijventerrein Oude Bunders in westelijke richting, overeenkomend met deelplan 7 De zoekzone “uitbreiding Maasvallei” werd verworpen omdat :  De scherpe grens (vanuit natuur, landschap en landbouw) voor stedelijke ontwikkelingen gevormd door de Zuid-Willemsvaart in dat geval overschreden wordt;  De zoekzone gelegen is in de Maasvallei met belangrijke openruimtewaarde (landschappelijk, ecologisch). De zoekzone “Uitbreiding Boorsem” werd verworpen omdat :

74/110 04/006257

 De duidelijke grens (vanuit landschap) voor stedelijke ontwikkelingen gevormd door de Windmolenweg (overeenkomend met gemeentegrens) in dat geval overschreden wordt;  De zoekzone gelegen is in de provinciale open-ruimteverbinding tussen Opgrimbie, Boorsem, Rekem en Uikhoven (nr. 8), in een gebied met belangrijke openruimtewaarde (landschappelijk), in zone waar de N78 geen lintontwikkeling kent.

6.2.3 Verworpen locatie-alternatieven voor deelplan 2

Het provinciaal ruimtelijk structuurplan selecteerde zowel de N78 ten zuiden van de E314 (deelplan 2) als Value Retail (Maasmechelen Village) als kleinhandelszone type IV. Value Retail wordt door de gemeente Maasmechelen echter niet als handelsactiviteit beschouwd maar als toeristisch- recreatieve pool met een shoppingkarakter. Value Retail is onderdeel van het regionaal toeristisch- recreatief project waarvoor door de provincie Limburg een PRUP wordt opgemaakt. De ontwikkeling van deelplan 2 als geïntegreerd stedelijk project of kleinhandelslint past in de gemeentelijke visie van handelsontwikkeling op selectieve plaatsen langs de N78 . Voor de N78 wordt een ontwikkeling als structurele drager met een stedelijke woonfunctie vooropgesteld met daaraan ondergeschikt het behoud en de mogelijke integratie van een aantal winkels, diensten en voorzieningen op selectieve plekken. Ter hoogte van het centrum van Mechelen-aan-de-Maas wordt de N78 vormgegeven als stedelijke boulevard door een revitaliseringsbeleid van bebouwing langs de as.

6.2.4 Nulalternatief

Bij het alternatievenonderzoek is het belangrijk te onderstrepen dat er eveneens een nulalternatief aan bod komt. Het nulalternatief betekent dat het voorgenomen plan niet doorgaat en dat het lopende beleid verder gezet wordt (voor een overzicht van de mogelijke ontwikkelingsscenario’s per deelplan zie par. 6.1.4.).

6.2.5 Inrichtingsalternatieven

Voor het voorgenomen RUP dat tot doelstelling heeft binnen elk deelplan een bestemmingswijziging te voorzien (zie par. 3.1.3.5.), zal het alternatievenonderzoek zich naast het nulalternatief beperken tot het eventueel behandelen van inrichtingsalternatieven. Voornamelijk voor deelplan 7 Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders zullen verschillende inrichtingsalternatieven voorgesteld worden binnen de volledige zoekzone. Voor dit deelplan wordt immers het plangebied in deze fase van het onderzoek opgevat als een ruimere zoekzone waarbinnen regionale bedrijvigheid en een kwalitatieve buffering worden gepland. De zone gelegen tussen toekomstig bedrijventerrein en de woonzone Opgrimbie wordt mee in het onderzoek opgenomen om een kwalitatieve buffering te kunnen voorzien naar de woonkern. Bovendien overlappen deelplannen 2 en 7. De definitieve afbakening van beide deelplannen zal volgen uit de randvoorwaarden gesteld vanuit milieubeoordeling, actorenoverleg en ruimtelijk ontwerp en voor deelplan 7 eveneens uit de concretisering van de behoefteonderbouwing voor bijkomend bedrijventerrein. Op basis van de behoefteonderbouwing voor korte en lange termijn zullen alternatieven naar de fasering van ontwikkeling van de deelzones binnen deelplan 7 worden bestudeerd. Een derde type van inrichtingsalternatieven voor deelplan 7 wordt ingegeven door het uit te voeren mobiliteitsonderzoek en de mogelijke ontsluitingsvarianten naar de N78. In een voorbereidende fase van het afbakeningsproces voor het kleinstedelijk gebied Maasmechelen (nota opgemaakt door Iris Consulting in mei 2005) werden reeds een aantal ontsluitingsvarianten van het deelplan 7

75/110 04/006257

voorgesteld en globaal afgewogen. Er werden geen conclusies getrokken. In het plan-MER wordt de haalbaarheid van deze ontsluitingsvarianten bestudeerd, eventueel aangevuld met nieuwe varianten. Volgende ontsluitingsvarianten zijn in de voorstudie reeds aan bod gekomen :  Ontsluiting langs de parking van tuincentrum : via nieuw aan te leggen weg op huidige terreinen van de parking van het tuincentrum en dmv een langgerekte rotonde op de N78, gecombineerd met de bestaande ontsluiting van bedrijventerrein Oude Bunders via de Breitwaterstraat. Het lokale woonverkeer sluit aan op de N78 via de Weg naar Zutendaal;  Ontsluiting langs de Weg naar Zutendaal : opwaardering van eerste deel van de Weg naar Zutendaal (gemengd verkeer : woonverkeer met bestemming Opgrimbie en verkeer met bestemming bedrijventerrein Nieuwe Bunders) en aangepaste inrichting van tweede deel (bv als enkelrichtingsstraat richting N78 of met tonnagebeperking) om vrachtverkeer uit centrum van Opgrimbie te weren. Ontsluiting van Oude Bunders kan gebeuren via nieuwe ontsluitingsweg thv Weg naar Zutendaal. Breitwaterstraat kan worden afgesloten.  Ontsluiting langs de Kampstraat : opwaardering van de Kampstraat als ontsluitingsweg van Nieuwe Bunders op de N78 en afsluiting van de verbinding Kampstraat – woonstratennetwerk Opgrimbie. Aansluiting Kampstraat op N78 via langgerekte rotonde in relatie met het verkeerscomplex van de E314

76/110 04/006257

In onderstaande figuur zijn deze 3 ontsluitingsvarianten gesitueerd.

Figuur 16: 3 ontsluitingsvarianten Nieuwe Bunders bestudeerd in de voorstudie voor Afbakening Kleinstedelijk Gebied Maasmechelen (Iris Consulting, 2005)

Voor de 3 varianten dienen bijkomende maatregelen te worden getroffen om scheiding van bestemmingsverkeer en woonverkeer te garanderen (bv overbrugging van woonstraten, aangepaste dimensionnering kruispunten, tonnagebeperking,…) en om de vallei van de Kikbeek zo weinig mogelijk te verstoren (bv. beperkt aantal oversteken door interne ontsluitingsstructuur). Inmiddels is voor het bestaande bedrijventerrein Oude Bunders gekozen voor een nieuwe ontsluitingsweg die aantakt op een rotonde op de N78 ter hoogte van de Weg naar Zutendaal. Bij realisatie van deze rotonde kan ter hoogte van de Breitwaterstraat (huidige ontsluiting Oude Bunders) de middenberm van de N78 gesloten worden. In het Streefbeeld voor het deel van de N78 ten zuiden van het knooppunt E314 (Streefbeeld voor korte termijn acties. TV3V, 2005) werd een ontwerp uitgewerkt voor deze rotonde die als nieuwe hoofdontsluiting van Oude Bunders wordt gezien. Bij het ontwerp werd reeds rekening gehouden met een mogelijke toekomstige ontsluiting

77/110 04/006257

van het nieuwe bedrijventerrein Nieuwe Bunders via deze nieuwe rotonde. In het licht van deze ontwikkelingen zal vooral de tweede ontsluitingsvariant voor Nieuwe Bunders in aanmerking komen.

6.3 Verdere uitwerking ruimtelijk ontwerp

De verdere opmaak van de deelplannen zal niet enkel gebeuren aan de hand van ruimtelijke afwegingen. Het ruimtelijk ontwerp zal eveneens volgen uit het actorenoverleg (zie hoofdstuk 5) en uit de milieubeoordeling (zie hoofdstuk 7). Het is belangrijk te onderstrepen dat dit een iteratief planproces is via de principes van het evaluerend ontwerpen waarbij dus actorenoverleg, ruimtelijk ontwerp en milieubeoordeling leiden tot de ontwikkeling van nieuwe planvarianten. Telkens zal vanuit elementen aangereikt door het actorenoverleg en de milieubeoordeling de afweging gebeuren of en in welke mate deze elementen vertaald zullen/kunnen worden in het RUP. Deze keuzes zullen duidelijk gemotiveerd worden (zie hoofdstuk 8). Eveneens kunnen aanbevelingen worden aangegeven naar de inrichting van het gebied. Voor de opbouw van verschillende planvarianten voor deelplan 7 kunnen onder meer volgende aspecten bepalend zijn (indicatieve en niet-limitatieve opsomming):  de precieze zonering en begrenzing van het bedrijventerrein binnen de ruimere zoekzone;  de inpassing van het bedrijventerrein in de ruimere omgeving, rekening houdende met de bestaande landschappelijke en ecologische waarden (en mogelijke te verwachten effecten;  de interne ontsluitingsstructuur;  de aansluiting op de N78;  de ontsluiting van Oude Bunders;  de inrichting en configuratie van het bedrijventerrein onder invloed van milderende maatregelen voor mogelijke hinder in het gebied en naar de omgeving (bijv. bufferzones)

78/110 04/006257

7 Milieubeoordeling

7.1 Algemene beschouwing mbt scoping

De milieueffecten die bestudeerd moeten worden, zijn deze die bijdragen tot de uiteindelijke besluitvorming over het plan, i.e. die toelaten een keuze te maken. Het zijn dus ruimtelijke effectgroepen die bijdragen aan deze keuze: geluidsverstoring, versnippering, direct ruimteverlies, verontreiniging lokale luchtkwaliteit, … Hierbij is het van belang de methodiek en diepgang van de milieubeoordeling af te stemmen op de doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan (zie par. 3.1.3.5 en 3.2). Het is belangrijk te onderstrepen dat voor de deelplannen 2 en 7 (tevens de planMER-plichtige deelplannen) het plangebied beschouwd wordt als een zoekzone waarbinnen de herbestemming naar geïntegreerd stedelijk project (deelplan 2) en de herbestemming naar gemengd regionaal bedrijventerrein (deelplan 7) zal worden gerealiseerd. De exacte afbakening van beide deelplannen zal voortvloeien uit de analyse van effecten, mogelijke synergieën of potentiële conflicten vanuit de onmiddellijke omgeving. Vermits het een planniveau betreft waarvoor een gebiedsgerichte milieubeoordeling dient te gebeuren, zijn de in project-m.e.r. gebruikelijke technieken bruikbaar mits vereenvoudiging (naar bijv. kwetsbaarheidskaarten) en het gebruiken van hypothesen (vele gegevens zullen immers nog niet beschikbaar zijn, bijv. concrete industriële activiteiten). Effecten die via eenvoudige maatregelen te beperken of tot niet-significantie niveau te brengen zijn, worden niet diepgaand onderzocht en zijn niet sturend voor de verdere planvorming of – ontwikkeling. Effecten die zich enkel tijdelijk tijdens de aanlegfase (aanleg infrastructuur, bouw woningen of bedrijfsgebouwen, …) voordoen wegen in veel mindere mate op het planningsniveau (en worden beschouwd als niet-sturend voor verdere planvorming) dan permanente effecten tijdens exploitatie of door aanwezigheid. De effecten die worden bestudeerd, moeten voldoende lokaal zijn opdat ze ruimtelijk onderscheidend kunnen zijn, dit wil zeggen voldoende differentiërend om bij te dragen aan de besluitvorming en mogelijke optimalisatie van het plan (lees doorwerking in het ruimtelijk uitvoeringsplan). In de milieubeoordeling van voorliggend plan wordt vermeden om zinloze en overtollige beschrijvingen te voorzien teneinde te leiden tot een sneller en overzichtelijker onderzoek 24 .

7.2 Scoping per deelplan

Op basis van de in hoofdstuk 3 beschreven doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van de verschillende deelplannen en rekening houdend met de huidige functie en kwaliteit van de deelplannen, wordt vervolgens in een scoping-tabel per deelplan een selectie gemaakt van de disciplines waarvoor mogelijk relevante effecten kunnen voorkomen. In de scoping-tabellen zijn steeds de potentieel relevante disciplines in kleur weergegeven. 7.2.1 Deelplan 1 : verder verfijnen afbakening kleinstedelijk gebied

Niet relevant : de afbakeningslijn zelf wordt niet beoordeeld op zijn milieueffecten, behalve op de plaatsen waar ze grenst aan deelplannen, zodat voor de scoping kan worden verwezen naar deelplannen 2 en 7, die beide gelegen zijn thv de grens voor stedelijke ontwikkeling.

79/110 04/006257

7.2.2 Deelplan 2 : geïntegreerd stedelijk project N78

Het betreft een deelplan dat planMER-plichtig is (zie paragraaf 1.4). Tabel 4: Scoping deelplan 2

Discipline Relevantie Toelichting

Bodem Potentieel Effecten vanuit de discipline bodem worden enkel in die mate aangereikt en relevant besproken in zoverre een relevante kennisoverdracht is vereist naar andere effectgroepen of disciplines. Binnen het onderzoeksgebied voor deelplan 2 zijn mogelijk verontreinigde sites gelegen. De aard en omvang van deze bodemverontreinigingen zal worden nagegaan. De bodems voorkomend in het plangebied hebben geen cultuurhistorische of wetenschappelijke waarde.

Water Potentieel Het deelplan is gelegen binnen overstromingsgevoelig gebied (recent overstroomd relevant gebied en van nature overstroombaar gebied). De Kikbeek, een waterloop van tweede categorie, dwarst het deelplan 2. Aandachtspunt bij de planvorming is het doorgang geven aan de Kikbeek doorheen deelplan 2. De ontwikkeling van het gebied gaat gepaard met een toename van de verharding. Er zal nagegaan worden of aan de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening m.b.t. de opvang en afvoer van hemelwater kan voldaan worden.

Lucht Potentieel Door het plan worden geen activiteiten 25 mogelijk met aanzienlijke industriële relevant emissies. Mogelijke emissies door de beoogde herbestemming kunnen afkomstig zijn van : -gebouwverwarming : de wijziging van luchtkwaliteit tgv gebouwenverwarming na realisatie van deelplan 2 wordt cumulatief behandeld met effecten voor deelplan 7; -gegenereerd verkeer : de wijziging van luchtkwaliteit tgv verkeersemissies thv N78 na realisatie van deelplan 2 wordt cumulatief behandeld met effecten voor deelplan 7

Geluid Potentieel Door het plan worden geen activiteiten mogelijk met een aanzienlijke relevant geluidsproductie. De geluidshinder tgv verkeersemissies thv N78 na realisatie van deelplan 2 wordt cumulatief behandeld met effecten voor deelplan 7. Omwille van de toekomstige woonfunctie van deelplan 2 en de ligging nabij de N78 zal een inschatting gebeuren van de akoestische kwaliteit.

Licht/straling Geen Relevante hinder door licht wordt niet verwacht. relevante discipline

80/110 04/006257

Landschap, Geen Het gebied behoort niet tot een relictzone of ankerplaats. Het te ontwikkelen onroerend erfgoed relevante stedelijk projectgebied zal gelegen zijn tussen twee bedrijventerreinen (bestaand en archeologie discipline bedrijventerrein Oude Bunders en nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Nieuwe Bunders). Effecten van direct ruimtebeslag, visuele verstoring of netwerkeffecten worden niet verwacht.

Natuur Potentieel Het plangebied behoort niet tot SBZ of VEN. De natte natuurverbinding Kikbeek zal relevant doorgang krijgen zodat geen effecten te verwachten zijn op (landschaps)ecologische structuur. Verstoringseffecten worden niet verwacht. Enkel direct ruimtebeslag wordt onderzocht. Het mogelijk verlies van waardevolle ecotopen binnen het plangebied (gelegen tussen N78 en Kikbeekvallei) wordt beoordeeld.

Mens Potentieel De mogelijke relevante effecten op de mens situeren zich vooral op verkeerskundig relevant vlak. De toename van het verkeer dient gerelateerd te worden aan de huidige verkeersintensiteiten en de wegcapaciteiten van de N78 26 . Verkeershinder tgv gegenereerd verkeer door de kleinhandelszone wordt cumulatief behandeld met effecten voor deelplan 7. Daarnaast worden eventueel functieverlies en eventuele milieuhinder voor omwonenden in beeld gebracht.

7.2.3 Deelplan 3 : Geïntegreerd stedelijk project Poort E314

Dit deelplan is niet MER-plichtig (zie paragraaf 1.4). De milieubeoordeling wordt beknopt uitgevoerd (cfr screeningnota) maar zal wel opgenomen worden in het plan-MER. Tabel 5: Scoping deelplan 3

Discipline Relevantie Toelichting

Bodem Geen Geen verontreinigde sites binnen het plangebied gelegen. relevante De bodems voorkomend in het plangebied hebben geen cultuurhistorische of discipline wetenschappelijke waarde. Effecten vanuit de discipline bodem worden enkel in die mate aangereikt en besproken in zoverre een relevante kennisoverdracht is vereist naar andere effectgroepen of disciplines.

Water Potentieel Overstromingsgevoelige zone (recent overstroomd gebied nabij afrittencomplex en relevant natuurlijk overstromingsgebied voor ganse plangebied). De ontwikkeling van het gebied gaat gepaard met een toename van de verharding. Er zal nagegaan worden of aan de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening m.b.t. de opvang en afvoer van hemelwater kan voldaan worden.

81/110 04/006257

Lucht Potentieel Mogelijke emissies door de geplande stedelijke ontwikkeling kunnen afkomstig zijn relevant van voertuiggebruik en gebouwverwarming. De schaal van de ontwikkeling is voldoende klein om geen relevante impact op de luchtkwaliteit te hebben. Omwille van de mogelijke toekomstige woonfunctie van deelplan 3 en de ligging nabij de E314 zal een inschatting gebeuren van de toekomstige luchtkwaliteit.

Geluid Potentieel Enige vorm van geluidshinder die verwacht wordt is deze door het relevante bestemmingsverkeer voor het stedelijk project. Verkeersprognoses voor de discipline toekomstige situatie (gegevensoverdracht uit het deel mobiliteit) moeten duidelijk maken of de verkeersdruk en bijgevolg de geluidshinder thv de omliggende woonstraten relevant zijn. Omwille van de mogelijke toekomstige woonfunctie van deelplan 3 en de ligging nabij de E314 zal een inschatting gebeuren van de akoestische kwaliteit.

Licht/straling Geen Relevante hinder door licht wordt niet verwacht. relevante discipline

Landschap, Potentieel Het gebied behoort niet tot een relictzone of ankerplaats. Het te ontwikkelen onroerend erfgoed relevant stedelijk project is omgeven door woonstraten, de N78 en het op- en en archeologie afrittencomplex. Effecten van direct ruimtebeslag en netwerkeffecten worden niet verwacht. Enkel mogelijke visuele verstoring wordt onderzocht. Aandachtspunt bij de planvorming is de landschappelijke overgang naar de omliggende woonstraten.

Natuur Potentieel Plangebied behoort niet tot SBZ of VEN. Geen effecten te verwachten op relevant (landschaps)ecologische structuur. Verstoringseffecten tgv woonontwikkeling worden niet verwacht. Enkel direct ruimtebeslag wordt onderzocht. Het mogelijk verlies van de waardevolle ecotopen (de BWK duidt binnen het deelplan waardevolle graasweiden aan, de (potentiële) waarde van de bermen langs de autosnelweg wordt onderzocht) binnen het plangebied wordt beoordeeld.

Mens Potentieel De mogelijke relevante effecten op de mens situeren zich vooral op verkeerskundig relevant vlak. De toename van het verkeer dient gerelateerd te worden aan de huidige verkeersintensiteiten en de wegcapaciteiten. Afhankelijk van de toegelaten activiteiten (kantoren, hotel) en de wijze van ontsluiting zal de verkeersdruk in de omliggende woonstraten relevant kunnen zijn. Aandachtspunt bij de planvorming is de wijze van ontsluiting van het plangebied. Daarnaast worden eventueel functieverlies en eventuele milieuhinder voor omwonenden in beeld gebracht.

82/110 04/006257

7.2.4 Deelplan 4 : Woonuitbreidingsgebied 25 Oude Baan

Dit deelplan is niet MER-plichtig (zie paragraaf 1.4). De milieubeoordeling wordt beknopt uitgevoerd (cfr screeningnota) maar zal wel opgenomen worden in het plan-MER. Tabel 6: Scoping deelplan 4

Discipline Relevantie Toelichting

Bodem Geen Geen verontreinigde sites binnen het plangebied gelegen. relevante De bodems voorkomend in het plangebied hebben geen cultuurhistorische of discipline wetenschappelijke waarde. Effecten vanuit de discipline bodem worden enkel in die mate aangereikt en besproken in zoverre een relevante kennisoverdracht is vereist naar andere effectgroepen of disciplines.

Water Potentieel Geen overstromingsgevoelige zone. relevant De ontwikkeling van het gebied gaat gepaard met een toename van de verharding. Er zal nagegaan worden of aan de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening m.b.t. de opvang en afvoer van hemelwater kan voldaan worden.

Lucht Geen Mogelijke emissies door de geplande woonontwikkeling kunnen afkomstig zijn van relevante voertuiggebruik en gebouwverwarming. De schaal van de ontwikkeling is voldoende discipline klein om geen relevante impact op de luchtkwaliteit te hebben.

Geluid Geen Enige vorm van geluidshinder die verwacht wordt is deze door het relevante bestemmingsverkeer voor de nieuwe woonzone. Doorgaand verkeer wordt niet discipline verwacht. Omwille van het beperkt aantal verplaatsingen dat aan residentieel verkeer gekoppeld is, wordt er geen relevant effect verwacht.

Licht/straling Geen Relevante hinder door licht wordt niet verwacht. relevante discipline

Landschap, Potentieel Het gebied behoort niet tot een relictzone of ankerplaats. Het te ontwikkelen onroerend erfgoed relevant woongebied is omgeven door woonstraten. Effecten van direct ruimtebeslag en en archeologie netwerkeffecten worden niet verwacht. Enkel mogelijke visuele verstoring wordt onderzocht. Aandachtspunt bij de planvorming is de landschappelijke overgang naar het aanpalende woonwagenterrein.

Natuur Potentieel Plangebied behoort niet tot SBZ of VEN. Geen effecten te verwachten op

83/110 04/006257

relevant (landschaps)ecologische structuur. Verstoringseffecten tgv woonontwikkeling worden niet verwacht. Enkel direct ruimtebeslag wordt onderzocht. Het mogelijk verlies van de waardevolle ecotopen binnen het plangebied wordt beoordeeld.

Mens Potentieel De mogelijke relevante effecten op de mens situeren zich vooral op verkeerskundig relevant vlak. De toename van het verkeer dient gerelateerd te worden aan de huidige verkeersintensiteiten en de wegcapaciteiten. Omdat slechts ca 25 woningen voorzien worden zal de verkeersdruk beperkt zijn. Aandachtspunt bij de planvorming is de wijze van ontsluiting van het plangebied.

7.2.5 Deelplan 5 : Oude Patro-terreinen

Dit deelplan is niet MER-plichtig (zie paragraaf 1.4). De milieubeoordeling wordt beknopt uitgevoerd (cfr screeningnota) maar zal wel opgenomen worden in het plan-MER. Tabel 7: Scoping deelplan 5

Discipline Relevantie Toelichting

Bodem Geen Geen verontreinigde sites binnen het plangebied gelegen. relevante De bodems voorkomend in het plangebied hebben geen cultuurhistorische of discipline wetenschappelijke waarde.Effecten vanuit de discipline bodem worden enkel in die mate aangereikt en besproken in zoverre een relevante kennisoverdracht is vereist naar andere effectgroepen of disciplines

Water Potentieel Geen overstromingsgevoelige zone. relevant De ontwikkeling van het gebied gaat gepaard met een toename van de verharding. Er zal nagegaan worden of aan de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening m.b.t. de opvang en afvoer van hemelwater kan voldaan worden.

Lucht Geen Mogelijke emissies door de geplande woonontwikkeling kunnen afkomstig zijn van relevante voertuiggebruik en gebouwverwarming. De schaal van de ontwikkeling is voldoende discipline klein om geen relevante impact op de luchtkwaliteit te hebben.

Geluid Geen Enige vorm van geluidshinder die verwacht wordt is deze door het relevante bestemmingsverkeer voor de nieuwe woonzone. Doorgaand verkeer wordt niet discipline verwacht. Omwille van het beperkt aantal verplaatsingen dat aan residentieel verkeer gekoppeld is, wordt er geen relevant effect verwacht.

Licht/straling Geen Relevante hinder door licht wordt niet verwacht. relevante discipline

84/110 04/006257

Landschap, Potentieel Het deelplan ligt binnen de tuinwijk van Eisden die behoort tot de relictzone Onder onroerend erfgoed relevant de Berg en ankerplaats Mijnsite Eisden maar omvat geen landschappelijke waarden en archeologie (momenteel gebruikt als sportterreinen). Het te ontwikkelen woongebied is omgeven door woonstraten. Effecten van direct ruimtebeslag en netwerkeffecten worden niet verwacht. Enkel mogelijke visuele verstoring wordt onderzocht. Aandachtspunt bij de planvorming is de landschappelijke inpassing binnen de tuinwijk en het behoud van het landschappelijk waardevol kader van de tuinwijk.

Natuur Geen Het plangebied behoort niet tot SBZ of VEN. Geen effecten te verwachten op relevante (landschaps)ecologische structuur. discipline Verstoringseffecten tgv woonontwikkeling worden niet verwacht. Verlies van natuurwaarden door direct ruimtebeslag wordt niet verwacht : de BWK duidt geen waardevolle ecotopen aan binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Mens Potentieel De mogelijke relevante effecten op de mens situeren zich vooral op verkeerskundig relevant vlak. De toename van het verkeer dient gerelateerd te worden aan de huidige verkeersintensiteiten en de wegcapaciteiten. Aandachtspunt bij de planvorming is de wijze van ontsluiting van het plangebied.

7.2.6 Deelplan 6 : Gebied 33 – Noordelijke Poort N78

Dit deelplan is niet MER-plichtig (zie paragraaf 1.4). De milieubeoordeling wordt beknopt uitgevoerd (cfr screeningnota) maar zal wel opgenomen worden in het plan-MER. Tabel 8: Scoping deelplan 6

Discipline Relevantie Toelichting

Bodem Geen Geen verontreinigde sites binnen het plangebied gelegen. relevante De bodems voorkomend in het plangebied hebben geen cultuurhistorische of discipline wetenschappelijke waarde. Effecten vanuit de discipline bodem worden enkel in die mate aangereikt en besproken in zoverre een relevante kennisoverdracht is vereist naar andere effectgroepen of disciplines.

Water Potentieel Het deelplan 6 ligt in van nature overstroombaar gebied. relevant De ontwikkeling van het gebied gaat gepaard met een toename van de verharding. Er zal nagegaan worden of aan de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening m.b.t. de opvang en afvoer van hemelwater kan voldaan worden.

Lucht Potentieel Mogelijke emissies door de geplande woonontwikkeling kunnen afkomstig zijn van

85/110 04/006257

relevant voertuiggebruik en gebouwverwarming. De schaal van de ontwikkeling is voldoende klein om geen relevante impact op de luchtkwaliteit te hebben. Omwille van de toekomstige woonfunctie van deelplan 6 en de ligging nabij de N78 zal een inschatting gebeuren van de toekomstige luchtkwaliteit.

Geluid Potentieel Enige vorm van geluidshinder die verwacht wordt is deze door het relevant bestemmingsverkeer voor de nieuwe woonzone. Doorgaand verkeer wordt niet verwacht. Omwille van het beperkt aantal verplaatsingen dat aan residentieel verkeer gekoppeld is, wordt er geen relevant effect verwacht. Omwille van de toekomstige woonfunctie van deelplan 6 en de ligging nabij de N78 zal een inschatting gebeuren van de akoestische kwaliteit.

Licht/straling Geen Relevante hinder door licht wordt niet verwacht. relevante discipline

Landschap, Potentieel Het gebied behoort niet tot een relictzone of ankerplaats. Het te ontwikkelen onroerend erfgoed relevant woongebied is omgeven door woonstraten. Effecten van direct ruimtebeslag en en archeologie netwerkeffecten worden niet verwacht. Enkel mogelijke visuele verstoring wordt onderzocht. Aandachtspunt bij de planvorming is de landschappelijke overgang naar de rustige woonomgeving ten oosten van het plangebied.

Natuur Potentieel Het plangebied behoort niet tot SBZ of VEN. Geen effecten te verwachten op relevant (landschaps)ecologische structuur. Verstoringseffecten tgv woonontwikkeling worden niet verwacht. Enkel direct ruimtebeslag wordt onderzocht. Het mogelijk verlies van waardevolle ecotopen (de BWK duidt een waardevolle ruigte aan binnen het plangebied) wordt beoordeeld.

Mens Potentieel De mogelijke relevante effecten op de mens situeren zich vooral op verkeerskundig relevant vlak. De toename van het verkeer dient gerelateerd te worden aan de huidige verkeersintensiteiten en de wegcapaciteiten. Aandachtspunt bij de planvorming is de wijze van ontsluiting van het plangebied.

86/110 04/006257

7.2.7 Deelplan 7 : Gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders

Het betreft een deelplan dat planMER-plichtig is (zie paragraaf 1.4). Tabel 9: Scoping deelplan 7

Discipline Relevantie Toelichting

Bodem Geen Binnen het onderzoeksgebied voor deelplan 7 zijn geen mogelijk verontreinigde relevante sites gelegen. discipline De bodems voorkomend in het plangebied hebben geen cultuurhistorische of wetenschappelijke waarde. Effecten vanuit de discipline bodem worden enkel in die mate aangereikt en besproken in zoverre een relevante kennisoverdracht is vereist naar andere effectgroepen of disciplines.

Water Potentieel Het deelplan is gelegen binnen overstromingsgevoelig gebied (recent overstroomd relevant gebied thv de Kikbeekvallei en van nature overstroombaar gebied voor het ganse plangebied). De Kikbeek, een waterloop van tweede categorie, dwarst het deelplan 7. Aandachtspunt bij de planvorming is het vrijwaren van de Kikbeekvallei. De ontwikkeling van het gebied gaat gepaard met een toename van de verharding. Er zal nagegaan worden of aan de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening m.b.t. de opvang en afvoer van hemelwater kan voldaan worden.

Lucht Potentieel Luchtverontreiniging ten gevolge van de exploitatie van het bedrijventerrein is een relevant potentieel relevant effect. Vermits geen gegevens beschikbaar zijn over de aard van de bedrijven die zich zullen vestigen en ook op geen enkele geloofwaardige wijze aannames kunnen worden gemaakt over toekomstige industriële luchtemissies, wordt dit type in het plan-MER niet beschouwd. Volgens de principes van milieuzonering zullen wel aandachtspunten worden meegegeven voor de industriële ontwikkeling van het plangebied. Mogelijke emissies door de beoogde herbestemming kunnen afkomstig zijn van : -gebouwverwarming : de wijziging van luchtkwaliteit tgv gebouwenverwarming na realisatie van deelplan 7 wordt cumulatief behandeld met effecten voor deelplan 2; -gegenereerd verkeer : de wijziging van luchtkwaliteit tgv verkeersemissies thv N78 na realisatie van deelplan 7 wordt cumulatief behandeld met effecten voor deelplan 2

Geluid Potentieel Geluidshinder van de exploitatie van het bedrijventerrein naar de woonkern van relevant Opgrimbie is een potentieel relevant effect. Op basis van kengetallen voor typebedrijvigheden zullen de effecten op het omgevingsgeluid tgv de ontwikkeling van het gemengd regionaal bedrijventerrein kwalitatief besproken worden. Volgens de principes van milieuzonering zullen bovendien aandachtspunten worden meegegeven voor de industriële ontwikkeling van het plangebied. De geluidshinder tgv verkeersemissies thv N78 na realisatie van deelplan 7 wordt cumulatief behandeld met effecten voor deelplan 2

87/110 04/006257

Licht/straling Geen Relevante hinder door licht wordt niet verwacht. relevante discipline

Landschap, Potentieel Het gebied behoort niet tot een relictzone of ankerplaats. Het te ontwikkelen onroerend erfgoed relevant gemengd regionaal bedrijventerrein is gesitueerd in het open ruimtegebied tussen en archeologie N78, E314 en de woonkern van Opgrimbie en wordt doorkruist door de Kikbeekvallei. Effecten van direct ruimtebeslag (inname landschapsstructuren, verlies KLE, verlies archeologisch erfgoed), visuele verstoring (verstoring vanuit aanpalende woonstraten Opgrimbie) en netwerkeffecten (aantasting open ruimte corridor) worden onderzocht. Aandachtspunt bij de planvorming is de landschappelijke overgang naar de woonkern Opgrimbie en naar de Kikbeekvallei.

Natuur Potentieel Het plangebied behoort niet tot SBZ of VEN. relevant De natte natuurverbinding Kikbeek doorkruist het plangebied. Volgens de studie in opdracht van ANB “Onderzoek naar mogelijke verbindingen tussen Grensmaasgebied, Kempens Plateau en Stramprooierbroek” loopt ter hoogte van de Kikbeek eveneens een open ruimte verbinding tussen Kempens Plateau over Daalgrimbie naar de Maasvallei, die de verbinding vormt tussen de kernpopulatie roodborsttapuit in de Mechelse Heide met de satellietpopulatie te Maaswinkel. De BWK duidt binnen het plangebied waardevolle tot zeer waardevolle ecotopen aan. Effecten van direct ruimtebeslag, verstoringseffecten en netwerkeffecten worden beoordeeld. Aandachtspunt bij de planvorming is de vrijwaring van de Kikbeekvallei.

Mens Potentieel De mogelijke relevante effecten op de mens situeren zich vooral op verkeerskundig relevant vlak. De toename van het verkeer dient gerelateerd te worden aan de huidige verkeersintensiteiten en de wegcapaciteiten van de N78 27 . Verkeershinder tgv gegenereerd verkeer door de kleinhandelszone wordt cumulatief behandeld met effecten voor deelplan 7. Ook het functieverlies bij inname van het deelplan en mogelijke milieuhinder voor omwonenden wordt beoordeeld.

88/110 04/006257

7.3 Methodiek van de milieubeoordeling

7.3.1 Studiegebied

Het studiegebied wordt geconcretiseerd in de loop van het onderzoek (iteratief proces), met name als het bereik en de omvang van potentiële (deel)effecten gekend zijn. Het a priori gedetailleerd afbakenen van het studiegebied zou betekenen dat:  ofwel de effecten reeds gekend zijn, wat in het huidige stadium van het onderzoek nog niet het geval is  ofwel het studiegebied veel te ruim afgebakend is zodat de beschrijving overbodigheden bevat  ofwel het studiegebied te klein afgebakend is zodat essentiële informatie ontbreekt. Om die reden wordt voor de milieubeoordeling het studiegebied voor de verschillende effectgroepen in de loop van het m.e.r.-proces iteratief aangepast zodat het overeenkomt met de zone waarin (relevante) effecten voor kunnen komen. Dit betekent ook dat de beschrijving van de referentiesituatie indien nodig aangepast zal worden om de nodige informatie beschikbaar te stellen voor de effectbepaling. 7.3.2 Detailgraad van de milieubeoordeling

In het plan-MER zal de milieubeoordeling voor de verschillende deelplannen worden geïntegreerd. Echter de detailgraad van het milieuonderzoek zal verschillen voor de deelplannen 2 en 7 die plan- MER-plichtig zijn en de deelplannen 3, 4, 5 en 6 die screeningplichtig zijn. Voor de screeningplichtige deelplannen zal een beknopte milieutoets worden uitgevoerd. Dit houdt in dat voor de relevant geachte disciplines (zie paragraaf 7.2 Scoping per deelplan) een beknopte kwalitatieve beoordeling van effecten zal gebeuren. Voor deze deelplannen dient immers een onderzoek uitgevoerd te worden naar het mogelijke voorkomen van aanzienlijke milieueffecten. De uitgebreide toelichting bij de methodiek van de effectgroepen in paragraaf 7.3.3 is de methodiek die zal gevolgd worden voor de deelplannen 2 en 7 die plan-MER-plichtig zijn. 7.3.3 Effectgroepen

De verschillende planvarianten die tijdens het planningsproces zullen worden ontwikkeld, worden besproken en beoordeeld ten aanzien van hun milieuimpact volgens de onderstaand weergegeven methoden. Daarbij zal iteratief worden gewerkt, i.c. via de principes van het evaluerend ontwerpen waarbij actorenoverleg en ruimtelijk ontwerp kunnen leiden tot ontwikkeling van nieuwe varianten. Vanzelfsprekend zal een belangrijke planbijsturing ook gebeuren vanuit de milieubeoordeling op zich. Alleszins worden de residuele effecten van het finale plan gerapporteerd.

7.3.3.1 Discipline bodem Potentieel relevante discipline mbt deelplan 2. Het plan heeft, op hoofdlijnen, op volgende wijze een invloed op de toekomstige situatie :  direct ruimtebeslag: wijzigingen (historisch) bodemgebruik  bodemverstoring (als input naar andere disciplines/effectgroepen) De huidige bodemtoestand zal enkel op hoofdlijnen worden beschreven. Er zal een overzicht gegeven worden van het huidige bodemgebruik in het studiegebied en van de mate van bodemverstoring. Ook de globale bodemkwaliteit (inzake verontreinigingen) zal aangegeven worden.

89/110 04/006257

De huidige toestand wordt beschreven aan de hand van het huidige (en historische) bodemgebruik, topografie, geologische karakteristieken (geologische kaart), bodemkundige kenmerken (bodemkaart), bestaande gegevens inzake bodemkwaliteit (DOV, OVAM). Hiertoe worden bestaande (beleids)documenten geraadpleegd. Volgens het rapport “Waardevolle bodems in Vlaanderen” zijn alvast geen waardevolle bodems gekend binnen de gemeente Maasmechelen. Effecten vanuit de discipline bodem worden enkel in die mate aangereikt en besproken in zoverre een relevante kennisoverdracht is vereist naar andere effectgroepen of disciplines: verstoring van het hydrologische en/of hydrografische systeem (bodemgebruik, bodemvocht, grondwater), landschap (bodemkundig erfgoed), fauna & flora (bodemgeschiktheid) en mens (bodemgebruik, - verstoring/verontreiniging, landbouw).

Onderzoeksvragen bodem

Komen er verontreinigde sites voor in of in de directe omgeving van het plangebied ? Wat is de aard en omvang van deze bodemverontreiniging ?

Leiden het plan of bepaalde planonderdelen tot een wijziging in topografie, geomorfologie, bodemprofiel, bodemtextuur en –structuur met mogelijke significante impact naar andere disciplines (bijv. water, erfgoed, natuur) ?

Zijn er wijzigingen in het historisch en bestaand bodemgebruik ? Wat is de te verwachten impact op de landbouw ?

7.3.3.2 Discipline water Potentieel relevante discipline voor alle deelplannen. Voor deelplannen 3, 4, 5 en 6 (niet MER- plichtig) wordt de discipline beknopt uitgewerkt. Het plan heeft, op hoofdlijnen, op volgende wijze een invloed op de toekomstige situatie;  Via verstoring van het hydrologisch en/of hydrografisch systeem Deze effectgroep omvat de verstoring van het watersysteem als het geheel van oppervlaktewater, grondwater, waterbodems en oevers. Deze globale aanpak van de effectgroep hydrologische en/of hydrografische verstoring past in een aanpak waarbij integraal waterbeleid centraal staat. De huidige toestand wordt beschreven op basis van beschikbare informatie. De toestand van het grondwatersysteem en de huidige grondwaterkwaliteit worden beschreven aan de hand van basisinformatie uit de grondwaterkwetsbaarheidskaart, DOV, databank OVAM. Eveneens wordt het voorkomen van (grond)waterwinningen of beschermingszones in of nabij het plangebied beschreven. De oppervlaktewaterkwaliteit en kwaliteitsdoelstellingen van de betrokken waterlopen wordt beschreven op basis van beschikbare meetresultaten van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Eveneens worden de kaarten in het kader van de watertoets (o.a. risico op overstromingen) geraadpleegd. Het bestaande afwateringssysteem en afbakening van ontvangende waterlopen/- systemen worden in beeld gebracht. Structuurkenmerken, typologie en hydrologische regimes van waterlopen wordt beschreven op basis van de Vlaams Hydrografische Atlas en gegevens beschikbaar bij de VMM.

90/110 04/006257

De effectbeschrijving zal overeenkomen met de elementen die door de vergunningverlener nodig zijn om de watertoets uit te kunnen voeren. De elementen ten behoeve van de watertoets worden aangereikt. Volgende elementen maken deel uit van de effectbeschrijving in relatie tot het plan.  aantasting van waterlopen en overstromingszones: voor de toekomstige situatie wordt aan de hand van kaartmateriaal en terreinkennis nagegaan in hoeverre waterlopen (tijdelijk) verlegd moeten worden en (potentiële) overstromingsgebieden worden ingenomen. Hierbij wordt ingegaan op mogelijke maatregelen om effecten te vermijden en/of te milderen. In het bijzonder wordt een aantasting van de Kikbeek (deelplannen 2 en 7) vermeden en/of gemilderd.  wijziging structuurkwaliteit waterlopen: er wordt nagegaan waar eventueel ingrepen op de waterloop (al dan niet permanent) noodzakelijk zijn. De aard van het effect wordt beoordeeld op basis van de huidige structuurkwaliteit van de betreffende waterloop.  wijziging infiltratie- en afvoerkarakteristieken: gelet op de inrichting als bedrijventerrein, stedelijk project of woongebieden (bebouwing, verhardingen), vormt een belangrijk aandachtspunt de gewijzigde afvoer van hemelwater en verminderde infiltratie. Er wordt aangegaan welke infiltratie- en buffercapaciteit noodzakelijk is rekening houdend met de randvoorwaarden uit de gewestelijke stedenbouwkundige verordening.  wijziging waterkwaliteit: factoren die de waterkwaliteit kunnen beïnvloeden, worden kwalitatief besproken: bedrijfsactiviteiten (lozingen, zuivering), gebruik wegenis Na kennisoverdracht aan de deskundigen van de disciplines fauna & flora en mens worden de verstoring van het hydrologisch en/of hydrografisch systeem beoordeeld op basis van kaders vermeld in par. 7.3.4.5 en 7.3.4.7.

Onderzoeksvragen water

Welke structuur- en waterkwaliteit kan aan de betrokken waterloop toegekend worden ? Welke ecologische waarde heeft deze waterloop ?

In welke mate zijn de deelplangebieden overstromingsgevoelig ?

Leiden de deelplannen tot een wijziging in de hydrografische kenmerken van oppervlakte- en grondwater, de hydrogeologische kenmerken van oppervlakte- en grondwater, de hoeveelheid en kwaliteit van neerslag-, afval- en leidingwater ?

In welke mate bestaan er kansen ter vrijwaring (en opwaardering) van de waterlopen ?

Welke wijzigingen zijn er te verwachten in de processen die de kringloop van het water sluiten, in het bijzonder inzake bijkomende verhardingen ?

7.3.3.3 Discipline geluid Potentieel relevante discipline voor deelplannen 2, 7 en 3 met beknopte uitwerking voor deelplan 3. Relevant owv de mogelijke invloed van de deelplannen op de toekomstige geluidskwaliteit. Potentieel relevante discipline voor deelplannen 2, 3 en 6 ifv inschatting akoestische kwaliteit van deelplannen met toekomstige woonfunctie.

91/110 04/006257

Deelplannen 2 en 7 hebben een invloed op de toekomstige geluidskwaliteit. In eerste instantie is een invloed te verwachten via het verkeersgeluid van het gegenereerde verkeer. Vermits het toekomstige bedrijventerrein naar de N78 zal worden ontsloten zullen effecten voor beide deelplannen cumulatief worden beschouwd. In tweede instantie is voor deelplan 7 een invloed te verwachten via het industriegeluid van de industriële en logistieke activiteiten op het bedrijfsterrein zelf. De huidige geluidskwaliteit voor deelplannen 2 en 7 wordt beschreven aan de hand van bestaande gegevens (o.a. bestaande MER’s) en, indien onvoldoende gegevens beschikbaar, uit te voeren ambulante metingen rondom het volledige plangebied. Aan de hand hiervan wordt het geluidsklimaat van het plangebied gekarakteriseerd en dit gerelateerd aan de belangrijkste verstoringsbronnen. Naast het huidige geluidsklimaat zal ook de resterende gebruiksruimte in beeld worden gebracht. De toekomstige geluidskwaliteit thv deelplannen 2 en 7 wordt ingeschat op basis van expertenoordeel rekening houdend met de cumulatie van beide geluidsemissies :  De toekomstige situatie wordt kwalitatief beoordeeld aan de hand van de weerhouden ontsluitingsvariant en de verkeersprognoses voor de toekomstige situatie (gegevensoverdracht uit het deel mobiliteit). De verhoging van het omgevingsgeluid thv de N78 zal eerder beperkt zijn : een verdubbeling van de verkeersintensiteit veroorzaakt een toename van (slechts) 3 dB(A).  Voor het geluid afkomstig van de industriële en logistieke bedrijvigheid : op basis van kengetallen voor typebedrijvigheden zullen de effecten op het omgevingsgeluid tgv de ontwikkeling van het gemengd regionaal bedrijventerrein kwalitatief besproken worden. Volgens de principes van milieuzonering zullen bovendien aandachtspunten worden meegegeven voor de industriële ontwikkeling van het plangebied. Voor deelplan 3 gebeurt een kwalitatieve beoordeling van de toekomstige geluidshinder obv verkeersprognoses thv omliggende straten. Voor de deelplannen 2, 3 en 6 zal de toekomstige akoestische kwaliteit besproken worden op basis van bestaande meetgegevens 28 of een ambulante meting. Beide deelplannen zijn immers gelegen in de nabijheid van een drukke verkeersas (deelplan 3 grenst aan de autosnelweg en deelplannen 2 en 6 liggen langs de N78). Na kennisoverdracht aan de disciplinedeskundigen fauna flora en mens worden de geluidsverstoring van natuur en van de mens beoordeeld op basis van kaders vermeld in par. 7.3.4.5 en 7.3.4.7.

Onderzoeksvragen geluid

Leiden het plan of bepaalde planonderdelen tot wijzigingen van het bestaand omgevingsgeluid (normale achtergrondwaarden en specifiek geluid van relevante bronnen) ? In welke mate kunnen de voorziene ontwikkelingen tot verhoogde geluidsniveaus leiden in de omgeving ?

Komen er kwetsbare receptoren voor binnen het invloedsgebied ?

Zijn er wijzigingen in specifiek geluid ten gevolge van onderdelen in het plan ?

Welke geluidsreducerende maatregelen kunnen getroffen worden (zonering, geluidsscherm/-berm) ?

92/110 04/006257

Leiden de extra verkeersstromen tot hogere geluidsniveaus in kwetsbare functies/zones ?

Is de akoestische kwaliteit in de deelplannen gelegen nabij E314 en N78 voldoende ifv de toekomstige woonfunctie?

7.3.3.4 Discipline lucht Potentieel relevante discipline voor deelplannen 2 en 7 owv de mogelijke invloed van beide plannen op de toekomstige luchtkwaliteit.Potentieel relevante discipline voor deelplannen 2, 3 en 6 ifv inschatting luchtkwaliteit van deelplannen met toekomsige woonfunctie. Deelplannen 2 en 7 hebben, op hoofdlijnen, op twee of drie wijzen een invloed op de toekomstige luchtkwaliteit ;  via de emissies van het gegenereerde wegverkeer  via de emissies van verwarming van industriële en logistieke gebouwen  enkel voor deelplan 7 : via de industriële emissies van eventuele industriële en logistieke activiteiten op het bedrijfsterrein zelf Gezien het eigen is aan de planning van regionale bedrijventerreinen dat geen gegevens beschikbaar zijn over de aard van de bedrijven die zich zullen vestigen en ook op geen enkele geloofwaardige wijze aannames kunnen worden gemaakt over toekomstige industriële luchtemissies (bvb door extrapolatie van elders), wordt het derde type emissie hier niet beschouwd. Dit is niet problematisch aangezien de meeste luchthinderlijke bedrijvigheden project-MER-plichtig zijn. Indien daar vanuit de huidige luchtkwaliteit of de kwetsbaarheid van de omgeving aanleiding toe is, zullen bovendien aandachtspunten/randvoorwaarden worden meegegeven voor de industriële ontwikkeling van het plangebied (principes van milieuzonering). De beschrijving van de luchtkwaliteit in de omgeving van deelplannen 2 en 7 gebeurt op basis van de beschikbare meetresultaten van de Vlaamse Milieumaatschappij, eventueel aangevuld met emissiejaarverslagen van VMM. De meetstations in een ruime omgeving van het voorgenomen plan worden geëvalueerd. Deze waarden worden getoetst aan de kwaliteitsdoelstelling van Vlarem II. Naast de huidige luchtkwaliteit wordt ook de resterende milieugebruiksruimte (norm – huidige kwaliteit) ter hoogte van deelplan 7 in beeld gebracht. De toekomstige luchtkwaliteit voor deelplannen 2 en 7 wordt ingeschat op basis van expertenoordeel rekening houdend met de cumulatie van volgende luchtemissies :  de wijziging van de luchtkwaliteit ten gevolge van wegverkeer (i.c. fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NOx)) langsheen de N78 wordt kwalitatief besproken. Eventueel kan met behulp van CAR-Vlaanderen en de verkeersprognoses voor de toekomstige situatie (gegevensoverdracht uit het deel mobiliteit) de invloed op de luchtkwaliteit gekwantificeerd worden.  de wijziging van de luchtkwaliteit ten gevolge van gebouwenverwarming wordt kwalitatief besproken obv bedrijventerreinen met vergelijkbare kenmerken. Voor de deelplannen 2, 3 en 6 zal de toekomstige luchtkwaliteit besproken worden op basis van een inschatting via CAR-Vlaanderen voor NOx en PM10 in de omgeving van de autosnelweg (voor deelplan 3) en in de omgeving van de N78 (voor deelplan 6). Bij overschrijding van de luchtkwaliteitsdoelstellingen in de deelplannen worden buffermaatregelen voorgesteld.

93/110 04/006257

Voor de parameter PM2,5 zal op basis van de berekeningsresultaten van CAR-Vlaanderen voor PM10 de wijziging van de luchtkwaliteit ten gevolge van het wegverkeer gegenereerd door deelplannen 2 en 7 kwalitatief besproken worden. Na kennisoverdracht aan de disciplinedeskundigen fauna & flora en mens worden de gevolgen van luchtverontreiniging voor natuur en mens beoordeeld op basis van kaders vermeld in par. 7.3.4.

Onderzoeksvragen lucht

Leiden het plan of bepaalde planonderdelen tot wijzigingen in de kwaliteit van omgevingslucht via emissies ? Worden omwonenden hierbij gehinderd en in welke mate ?

In welke mate worden natuurwaarden die kwetsbaar zijn voor verzurende of eutrofiërende emissies aangetast?

Is de luchtkwaliteit in de deelplannen gelegen nabij E314 en N78 voldoende ifv de toekomstige woonfunctie?

7.3.3.5 Discipline flora en fauna Potentieel relevante discipline voor deelplannen 2, 3, 4, 6 en 7 met beknopte uitwerking van de discipline voor deelplannen 3, 4 en 6. Het plan heeft, op hoofdlijnen, op drie wijzen een mogelijke invloed op de toekomstige situatie;  Direct ruimtebeslag: verlies waardevolle habitattypes/ecotopen en soorten (verdwijnen habitat of aantasting structuurkenmerken, verdwijnen soorten)  Verstoringseffecten: geluidsverstoring van soorten, verstoring van ecotopen en soorten door industriële aanwezigheid, effecten van wijziging in de waterhuishouding (verdroging/vernatting), luchtverontreiniging (verzuring, vermesting),  Netwerkeffecten: effecten op ecologische verbindingen De huidige toestand van natuurwaarden in het plangebied zelf worden in detail beschreven (o.a. KLE’s). Hiertoe wordt een terreinsurvey uitgevoerd waarbij de aanwezige vegetatie, KLE en bosfragmenten worden geïnventariseerd. Toevallige waarnemingen van fauna worden eveneens opgenomen. Aan de hand van deze inventarisatie wordt de Biologische Waarderingskaart (BWK) geactualiseerd. De ecologische waarde van de site wordt op basis van deze waarnemingen beoordeeld en geplaatst ten opzichte van zijn omgeving. De aanwezige ecotopen/habitat alsook gekende faunistische waarde van de ruimere omgeving van het plangebied wordt beschreven op basis van beschikbare gegevens van de BWK, kwetsbaarheidskaarten, informatie bij het INBO, gegevens aangaande VEN, Habitat- en Vogelrichtlijngebieden, bijlage-soorten cfr het natuurdecreet, de studie “Onderzoek naar mogelijke verbindingen tussen Grensmaasgebied, Kempens Plateau en Stramprooierbroek” en ecosysteemvisies (bijv. beekvalleien). De relatie van het plangebied tot dit netwerk wordt beschreven. Het direct verlies van natuur in de toekomstige situatie als een gevolg van de realisatie van de deelplannen wordt gekwantificeerd en kwalitatief beoordeeld. De ernst van het ecotoop- /vegetatieverlies wordt beoordeeld aan de hand van biologische waarde (BWK), zeldzaamheid, ontwikkelingsgraad, vervangbaarheid. Het ecotoopverlies zal een verlies aan habitat of een vermindering aan habitatgeschiktheid voor diersoorten tot gevolg hebben. Het directe verlies van aanwezige bossen zal in kaart gebracht worden teneinde de noodzakelijke boscompensaties te kunnen vooropstellen. Ten aanzien van de toekomstige situatie zullen veranderingen in het voorkomen van ecotopen kwalitatief worden ingeschat.

94/110 04/006257

Na kennisoverdracht van de technische en/of abiotische disciplines (cf. supra) naar de discipline fauna & flora worden de indirecte gevolgen van verstoringseffecten voor natuur kwalitatief beoordeeld (zie betrokken disciplines voor toetsing-/beoordelingskaders). Uiteindelijk is een integrale benadering voor de beschrijving van effecten op natuur noodzakelijk. Op basis van de verwachte situatie wordt nagegaan of bestaande ecologische verbindingen worden verbroken (kwalitatief) of wenselijke verbindingen gehypothekeerd worden. Er zal aandacht besteed worden aan de mogelijke verbindingsfunctie van de snelwegbermen en de Kikbeekvallei. In de effectbeoordeling zal uiteraard ook rekening gehouden moeten worden met de bestaande vernipperingstoestand en de mate waarin het bestaande vernipperingspatroon wordt beïnvloed. Een toetsing zal gebeuren ten opzichte van de geldende Vlaamse regelgeving (zie par. 7.3.3.). Bij een eerste inschatting zijn geen significante effecten op speciale beschermingszones of VEN gebieden te verwachten. De elementen die noodzakelijk zijn om na te gaan of een passende beoordeling is vereist worden aangereikt. De integrale beoordeling van de receptordiscipline natuur zal gebeuren aan de hand van toetsings- of beoordelingskaders vermeld in par. 7.3.4.

Onderzoeksvragen flora en fauna

Leiden het plan of bepaalde planonderdelen tot een verlies, aantasting of wijziging van specifieke flora en fauna, in het bijzonder (zeer) waardevolle ecotopen ?

Wordt de biodiversiteit gewijzigd ? Worden ecosystemen gewijzigd ?

In welke mate is er een betekenisvolle aantasting te verwachten op natuurwaarden van Speciale Beschermingszones of VEN-gebieden ?

In welke mate wordt een natuurontwikkeling/-verbetering beoogd of worden de voorwaarden hiertoe gegarandeerd ?

In welke mate worden mogelijke belangrijke natuurverbindingen of stapstenen verstoord of gehypothekeerd ? In welke mate wordt versnippering in de hand gewerkt of ontsnipperende maatregelen genomen ?

7.3.3.6 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Potentieel relevante discipline voor deelplannen 3, 4, 5, 6 en 7. Voor deelplannen 3, 4, 5 en 6 wordt de discipline beknopt uitgewerkt. Het plan heeft, op hoofdlijnen, op drie wijzen een mogelijke invloed op de toekomstige situatie;  Direct ruimtebeslag: verdwijnen/wijziging van erfgoedwaarden en landschappelijke kenmerken  Verstoringseffecten: visuele verstoring, wijzigingen ondergrond  Netwerkeffecten: wijziging landschappelijke connectiviteit en open ruimte corridors Het landschap wordt vanuit verschillende invalshoeken (cultuurhistorisch, ruimtelijk, visueel- esthetisch) beschouwd. De aanwezige waarden, voorkomend in het studiegebied, zullen besproken

95/110 04/006257

en op kaart voorgesteld worden op basis van een terreinsurvey, de landschapsatlas, traditionele landschappen in Vlaanderen, landschapscomposietkaart, historiek en ontwikkeling van het landschap (historische kaarten). Onder de term “landschap” wordt in deze zowel het landschap, het bouwkundig erfgoed, archeologisch erfgoed als het geologisch en pedologisch erfgoed verstaan. De huidige situatie voor landschap zal besproken worden op mesoniveau en microniveau. Op mesoniveau wordt zowel de landschapstypologie, de landschapsstructuur als het landschapsbeeld besproken. Hierbij worden zowel het archeologisch, het monumentaal en landschappelijk erfgoed binnen het studiegebied beschreven. De ruimtelijke opbouw van het landschap (landschapsstructuur) wordt onderzocht aan de hand van terreinverkenning, hierbij zullen ook visuele karakteristieken en landschapsbeeldbepalende elementen die een invloed hebben op de belevingswaarde, beschreven worden. Beschermde monumenten of landschappen zijn in de deelplannen niet aanwezig. Het deelplan 5 is gelegen binnen de ankerplaats “Mijncité Eisden” en binnen de relictzone “Onder de Berg”. De mogelijke visuele verstoring ten gevolge van de woonontwikkeling in deelplan 5 wordt onderzocht. De beoordeling van de effecten omtrent het direct ruimtebeslag van de ontwikkeling van het bedrijventerrein op landschappelijke zones betreft voornamelijk de directe inname van open ruimte en landschappelijk waardevolle natuur. Op basis van gegevens afkomstig van de landschapsatlas, landschapskenmerkenkaart en terreinverkenning zullen de waardevolle landschappelijke structuren in beeld worden gebracht. De oppervlakten zullen kwantitatief bepaald worden en deze waarden zullen aangevuld worden met een kwalitatieve beoordeling van de verloren gaande waarden. De nieuwe infrastructuur en gebouwen zullen een impact hebben op de landschapsstructuur. De schaal en projectkenmerken van het deelplan 7 (bedrijventerrein of ontsluiting) zijn immers van die aard dat ze de landschappelijke opbouw (perceelsstructuur, KLE, topografie op microniveau…) sterk kunnen overschrijden. Afhankelijk van de aanwezige landschapspatronen en het hieraan gekoppelde ontwikkelingsbeleid zal de verstoring groter of kleiner zijn. Er wordt nagegaan of bepaalde landschapsecologische relaties worden onderbroken door het plangebied en of open ruimteverbindingen vermeld in beleidsdocumenten (bijv. structuurplannen) worden gehypothekeerd na realisatie van het bedrijventerrein. Een inschatting van de archeologische potenties van het plangebied zal uitgevoerd worden op basis van de gekende archeologische vondsten uit de CAI. Met betrekking tot de archeologische gegevens uit de CAI zal advies gevraagd worden bij de Afdeling Monumenten en Landschappen. De bespreking van de effecten wordt op basis van een kwalitatieve beoordeling uitgevoerd. De integrale beoordeling van de receptordiscipline landschap zal gebeuren aan de hand van toetsings- of beoordelingskaders vermeld in par. 7.3.4.

Onderzoeksvragen landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Zullen er waardevolle erfgoedwaarden verloren gaan (waardevolle landschappen, historische waarde bouwkundig erfgoed, archeologisch erfgoed) ?

In welke mate kan waardevol erfgoed worden verstoord in de nabije omgeving ?

Is er sprake van een landschappelijke inpassing van de geplande ontwikkelingen in de omgeving ? Welke aanbevelingen of randvoorwaarden kunnen hiertoe worden aangereikt ?

96/110 04/006257

Worden landschapsstructuren doorsneden, versnipperd of daarentegen versterkt/uitgebreid ?

In welke mate wijzigingen de visuele en belevingswaarde van het plangebied en de nabije omgeving ?

7.3.3.7 Discipline mens (inclusief mobiliteit) Potentieel relevante discipline voor alle deelplannen met beknopte uitwerking voor deelplannen 4, 5 en 6. Het plan heeft, op hoofdlijnen, op drie wijzen een invloed op de toekomstige situatie;  Direct ruimtebeslag: verdwijnen van menselijke functies (wonen, landbouw, recreatie)  Verstoringseffecten: geluidsverstoring, visuele verstoring, luchtverontreiniging, wijziging (verkeers)leefbaarheid, impact op waterbeheersing  Netwerkeffecten: effecten op bereikbaarheid van functies (inclusief mobiliteit), ruimtelijke versnippering van functies Om de actuele betekenis van het plangebied en de nabije omgeving voor de mens te beschrijven, wordt de menselijke leefruimte in een aantal functionele delen opgesplitst: wonen, landbouw, industrie, recreatie en communicaties (infrastructuur incl. mobiliteit). In het bijzonder worden de ruimtelijke relaties tussen deze functies nader bekeken: woon-werkrelaties, economische vervoersrelaties, recreatieve relaties,… Inzake het mobiliteitsluik wordt voor de referentiesituatie het bereikbaarheidsprofiel geschetst. Dit gebeurt beknopt voor deelplannen 3, 4, 5 en 6 en uitgebreid voor deelplannen 2 en 7 (die MER- plichtig zijn en waarvoor een MOBER wordt geïntegreerd in voorliggend plan-MER). In het bereikbaarheidsprofiel voor deelplannen 2 en 7 komen ondermeer aan bod huidige verkeersintensiteiten, weginrichting, kruispuntinrichting, openbaar vervoersaanbod, bestaande knelpunten mbt verkeersafwikkeling. Tot slot wordt een appreciatie geformuleerd van de ruimtelijke kwaliteiten en potenties van het plangebied en onmiddellijke omgeving. Voor de toekomstige situatie wordt het direct areaalverlies van functies besproken. Tevens wordt de impact van mogelijke milieuhinder (geluidshinder, luchtverontreiniging, verkeersoverlast, visuele verstoring) door de ontwikkeling van deelplannen 2 en 7 (en beknopt voor deelplan 3) op de leefkwaliteit van omwonenden beschreven en beoordeeld. Op vlak van functionele relaties zal beschreven worden in welke mate functionele relaties worden behouden of doorgesneden worden. In hoofdzaak vormt mobiliteit hierbij een mogelijk belangrijk effect. Het deelluik mobiliteit wordt ingevuld rekening houdend met het richtlijnenboek Mober 29 . Voor deelplannen 2, 3 en 7 wordt de verwachte toename van verkeersintensiteiten (op piekmomenten) berekend op basis van kengetallen (voor verkeersgeneratie van bedrijventerreinen, kleinhandelszaken en kantooractiviteiten). Deze worden getransponeerd op de huidige verkeersintensiteiten. Rekening houdende met de capaciteit van de belangrijke ontsluitingswegen worden mogelijke problemen gedetecteerd, bijv. verminderde doorstroming met negatieve impact op de bereikbaarheid van functies, verminderde verkeersleefbaarheid op het ontsluitend wegennet, afname verkeersveiligheid. Een ander aandachtspunt inzake verkeersveiligheid is de scheiding van vracht- en woonverkeer thv de woonwijk Opgrimbie, alsook de knelpunten/mogelijkheden tot langzaam verkeer (bijv. effecten op continuïteit en attractiviteit van fietsroutes). Aandachtspunten en voorstellen voor ontsluitingsconcepten worden aangereikt ter optimalisatie van het plan. Tenslotte wordt ook de bediening van het plangebied door het openbaar vervoer geëvalueerd.

97/110 04/006257

De integrale beoordeling van de receptordiscipline mens zal gebeuren aan de hand van toetsings- of beoordelingskaders vermeld in par. 7.3.4.

Onderzoeksvragen mens

Zijn er veranderingen in interne processen en structuren van functionele systemen als wonen, werken, recreatie? Welke functies verdwijnen of worden gecreëerd ?

Wordt de bereikbaarheid van deze functionele systemen gewijzigd (bijv. doorsnijden van ruimtelijk-functionele netwerken) ?

Wordt de kwaliteit van de leefruimte gewijzigd ? In welke mate verhoogt/verlaagt het risico op hinder (geluidshinder, luchtverontreiniging, verkeersoverlast, visuele verstoring) ten aanzien van bewoners/omwonenden ?

Heeft het plan invloed op de verkeersleefbaarheid ? In welke mate wordt de verkeersveiligheid gewijzigd ?

Welke mogelijkheden inzake mobiliteit en verkeersafwikkeling kunnen voorgesteld worden ter optimalisatie van het plan ?

7.3.4 Toetsings- en beoordelingskaders

Toetsings- en beoordelingskaders zullen worden geput uit milieuhygiënische wetgeving, uit beleidsdocumenten of uit Best Practices (bvb MER-richtlijnenboeken). Onderstaand overzicht bevat hiervan een oplijsting. Toetsingen (aan normen) worden doorgaans toegepast binnen technische en/of abiotische disciplines. Beoordelingen (ten aanzien van waarden of doelen) worden doorgaans toegepast binnen integrerende of receptordisciplines.

7.3.4.1 Discipline bodem

Decreet betreffende Decreet voorziet normen bij de beoordeling van bodemverontreiniging en stelt saneringsdoelstellingen vast. bodemsanering en Uitvoeringsbesluit bepaalt voorwaarden waaraan bodems moeten voldoen ifv hergebruik. bodembescherming Vlarebo waakt erover dat geen nieuwe bodemverontreiniging ontstaat en dat bestaande verontreinigingen niet en uitvoeringsbesluit tot risico’s leiden. VLAREBO Bij de scoping werd aangegeven dat enkel in deelplan 2 potentieel verontreinigde sites aanwezig zijn. Deze sites zullen in het MER worden beschreven (resultaten beschrijvend/oriënterend bodemonderzoek, saneringsplicht).

98/110 04/006257

7.3.4.2 Discipline water

Decreet integraal Heeft tot doel een goede toestand van grond- en oppervlaktewater te bereiken, zowel op kwalitatief als waterbeheer kwantitatief vlak. De bepalingen zijn algemeen van toepassing. BVR betreffende de Als instrument dat de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen mede moet mogelijk maken, voorziet het watertoets decreet de watertoets of waterparagraaf. De wijze waarop deze watertoets dient uitgevoerd te worden is bepaald in het BVR van 20/07/2006 (BS 31/10/2006). In uitvoering van het decreet werd een Gewestelijke stedenbouwkundige verordening goedgekeurd die nadere regels vastlegt m.b.t. de opvang en (vertraagde) afvoer van hemelwater. Elementen ten behoeve van de watertoets worden bij de milieubeoordeling opgenomen. Bepalingen uit de verordening vormen mee de basis in de effectbeoordeling en het voorstellen van milderende maatregelen.

Functietoekenning Het immissiebesluit legt de kwaliteitsdoelstellingen voor alle oppervlaktewateren van het openbaar oppervlaktewater- hydrografisch net vast. In Vlarem II zijn de kwaliteitsnormen vastgelegd die met deze doelstelling kwaliteit overeenkomen. Doorheen de deelplannen 2 en 7 stroomt de Kikbeek waarvoor als kwaliteitsdoelstelling de basiskwaliteit geldt.

Beoordelingskader De effectbeoordeling van verdroging/vernatting of waterverontreiniging op natuurwaarden wordt niet zozeer ‘verstoring natuur’ afzonderlijk, dan wel integraal beoordeeld. Hydrologische verstoringseffecten hebben een invloed op het voortbestaan van ecotopen. Een wijziging van de habitatkwaliteit door verdroging/vernatting of waterverontreiniging heeft dan weer gevolgen voor de leefbaarheid van soorten. Vandaar dat het effect op flora en fauna in ruime zin beoordeeld moet worden, rekening houdend met direct verlies, verstoringseffecten en netwerkeffecten samen. Dit houdt een integrale beoordeling in bij de receptor natuur. De beoordeling gebeurt op basis van expertenoordeel rekening houdend met eventuele cumulatie met andere ecologische effecten (ruimteverlies, andere verstoringseffecten en netwerkeffecten).

Beoordelingskader De ernst van de effecten worden beoordeeld rekening houdende met onder meer volgende aspecten: ‘verstoring mens’ toegelaten grondwaterstandswijziging voor grondwaterwinningen, gewenste grondwaterstand vanuit landbouwkundig oogpunt, ligging van grondwaterbeschermingsgebieden, grondwaterkwetsbaarheidskaart voor vervuiling, realiseerbaarheid code van goede praktijk. De mogelijke effecten van risico’s op overstromingen worden beoordeeld. De mate waarin de menselijke functies die binnen de invloedszone gelegen zijn hinder zullen ondervinden, wordt door een expertenbeoordeling bepaald.

7.3.4.3 Discipline lucht

Dochterrichtlijnen In de dochterrichtlijnen lucht worden luchtkwaliteitsdoelstellingen vastgelegd voor een aantal lucht verontreinigende stoffen. Deze richtlijnen zijn omgezet in VLAREM II wetgeving

Vlarem II : Grens- en In Vlarem II zijn de voor Vlaanderen geldende grens- en richtwaarden voor de luchtkwaliteit richtwaarden voor de opgenomen voor de relevante contaminanten (SO 2, NOx, PM10, CO). Verwachte overschrijdingen luchtkwaliteit van de berekende immisieconcentratie ten aanzien van de dag- en jaargrenswaarden zullen worden gerapporteerd.

EU-richtlijn De EU richtlijn luchtkwaliteit 2008 bevat grens- en streefwaarden voor PM2,5. luchtkwaliteit 2008

Beoordelingskader Voor de beoordeling van de bijdrage tot de kwaliteit van de omgevingslucht zal zowel rekening ’bijdrage aan de gehouden worden met de procentuele bijdrage ten opzichte van de actuele luchtkwaliteit als met de luchtkwaliteit’ procentuele bijdrage ten opzichte van de normen of kwaliteitsdoelstellingen voor de luchtkwaliteit. Deze beoordeling van de bijdrage gebeurt enerzijds als bijdrage van het deelplan, maar eveneens cumulatief voor de verschillende deelplannen. In elk geval worden bijdragen van meer dan 20 % van de immissienorm of richtwaarde als significant beschouwd. Voor stoffen met een procentuele bijdrage van minder dan 10 % van de norm of richtwaarde of minder dan 10 % van de actuele luchtkwaliteit wordt ervan uitgegaan dat deze waarschijnlijk geen significant effect zullen hebben. Voor bijdragen tussen 10 en 20 % van de norm/richtwaarde en meer dan 10 % van de actuele luchtkwaliteit is de significantie afhankelijk van de lokale situatie, de blootstellingsduur …

Beoordelingskader Voor met CAR Vlaanderen berekende immissiebijdragen wordt het volgende beoordelingskader ’wegverkeers- gehanteerd : emissies’ 0% Geen aantoonbare impact 2,5% Beperkte bijdrage 5% Relevante bijdrage

99/110 04/006257

> 7,5% Belangrijke bijdrage Vanaf 5 % maatregelen / planoptimalisatie te onderzoeken

Beoordelingskader Voor zones met een relevante bijdrage aan de luchtkwaliteit van verzurende of eutrofiërende ‘verzuring/ vermesting emissies wordt een overlay gemaakt met de kwetsbaarheidskaarten voor verzuring resp. eutrofiëring natuur’ van natuur. De beoordeling gebeurt op basis van expert-judgement rekening houdend met eventuele cumulatie met andere ecologische effecten (ruimteverlies, andere verstoringseffecten, netwerkeffecten).

Beoordelingskader Voor de zones waar een overschrijding wordt vastgesteld, wordt een schatting gemaakt van het ‘luchthinder mens’ aantal gehinderden.

7.3.4.4 Discipline geluid

Besluit van de Besluit inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai. (Dit besluit is o.a de Vlaamse Regering omzetting van Europese richtlijn). Via dit besluit zal voor grote wegen, belangrijke spoorwegen en van 22/7/05 luchthavens en van grote stedelijke gebieden de geluidsimpact in kaart worden gebracht. De geluidsbelastingskaart voor de E314 zal worden gebruikt voor de beoordeling van de akoestische kwaliteit voor deelplan 3 gelegen in de nabijheid van de autosnelweg en bestemd voor oa wonen. In dit besluit worden de geluidsbelastingindicatoren Lden en Lnight naar voor geschoven, maar er werden voor beide indicatoren nog geen normen vastgelegd.

VLAREM II In Vlarem II, Bijlage 2.2.1. zijn milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht opgenomen. Het geluidsniveau wordt hierbij uitgedrukt in LA95,1h.

Ontwerp KB 1991 In ontwerp KB tot vaststelling van grenswaarden voor lawaai binnenshuis en buitenshuis en van geluidsisolatie richtwaarden en maximale waarden voorgesteld voor het LAeq,T van wegverkeer

Beoordelingskader De inschatting van de verstoring gebeurt door overlay van de berekende 45 dB(A)-contour voor ‘geluidsverstoring LAeq,dag op de voor Vlaanderen beschikbare kwetbaarheidskaarten voor akoestische verstoring van natuur’ natuur en dit zowel voor de bestaande als voor de toekomstige situatie. De beoordeling gebeurt op basis van expert-judgement rekening houdend met eventuele cumulatie met andere ecologische effecten (ruimteverlies, andere verstoringseffecten, netwerkeffecten).

Beoordelingskader De beoordeling van de verstoring gebeurt door het aantal omwonenden in te schatten voor de ‘geluidsverstoring bestaande en de toekomstige situatie(s) die worden blootgesteld aan volgende situaties : mens’ Zeer significant positief effect : verlaging omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer Significant positief effect : verlaging omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) Matig positief effect : verlaging omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) Matig negatief effect : verhoging omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) Significant negatief effect : verhoging omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) Zeer significant negatief effect : verhoging omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer Daarnaast wordt de hinder, in voorkomend geval, ook beoordeeld rekening houdend met drempelwaarden voor Lden uit de literatuur voor slaaphinder, psychosomatische hinder, gezondsheidsschade.

7.3.4.5 Discipline flora en fauna

Decreet betreffende In kader van de effectbeoordeling wordt nagegaan in welke mate natuurelementen in het plangebied het natuurbehoud of onmiddellijke omgeving worden vernietigd of ernstig beschadigd met het oog op noodzakelijke (natuurbehouds- maatregelen om deze beschadiging of vernietiging te voorkomen, beperken of herstellen. Het decreet) standstillprincipe en de zorgplicht vormen immers belangrijke beginselen in het decreet en zijn algemeen van toepassing. Dit slaat onder meer op regionaal belangrijke natuurwaarden, VEN/IVON VEN gebieden, Habitat- en Vogelrichtlijngebieden. SBZ Vermits habitat- en vogelrichtlijngebieden niet gelegen zijn in de nabijheid van de deelplannen worden geen aanzienlijke effecten verwacht op SBZ-gebieden en zal in het plan-MER geen passende beoordeling worden geïntegreerd.

Vegetatiebesluit Een aantal vegetatiewijzigingen zijn ofwel verboden, natuurvergunnings- of meldingsplichtig. Er wordt nagegaan welke vegetaties in het plangebied mogelijks verdwijnen en in hoeverre de modaliteiten van het besluit van toepassing zijn.

Besluiten inzake Er wordt beschreven of eventueel flora en fauna die onder het soortbeschermingsregime vallen soortbescherming binnen het plangebied aanwezig zijn. Er zal worden nagegaan in hoeverre eventueel aanwezige beschermde soorten worden verstoord.

100/110 04/006257

Bosdecreet Er wordt onderzocht of en in welke mate er voor de realisatie van de deelplannen ontbost moet worden. Er zal indicatief aangegeven worden om welke te ontbossen en te compenseren oppervlaktes het gaat. Afgaande op de biologische waarderingskaart voor de deelplannen zijn echter geen beboste percelen gelegen binnen de deelplannen.

Milieubeleidsplannen Er zal worden nagegaan of de realisatie van het plan indruist tegen doelstellingen en voorziene (Maasmechelen, maatregelen vooropgesteld in de verschillende milieubeleidsplannen. provincie Limburg)

GNOP Er zal worden nagegaan of de realisatie van het plan indruist tegen doelstellingen vooropgesteld in Maasmechelen het natuurbeleid van de gemeente.

Integraal De verschillende effectgroepen als input voor de receptor natuur worden als geheel benaderd en beoordelingskader integraal beoordeeld teneinde een beoordeling op receptorniveau mogelijk te maken. receptor fauna & flora Beoordelingscriteria zijn onder meer de omvang van verstoring, de ecologische waarde, kwetsbaarheid, zeldzaamheid en herstelbaarheid van de beïnvloede zone. Ecotopen worden hierbij niet beschouwd als vegetatie op zich, wel als deel van het ecosysteem en dus als leefgebieden voor soorten.  Zeer significant negatief effect: voortbestaan van bepaalde ecotopen op regionaal niveau komt in het gedrang door verlies door aanleg infrastructuur in of doorheen unieke ecotopen, het wijzigen van abiotische condities voor unieke ecotopen, verdwijnen van een kernpopulatie of het verdwijnen van essentiële deelpopulaties, stapstenen of corridors;  Significant negatief effect: ecotoop zal op regionaal niveau gevoelig achteruitgaan t.g.v. planuitvoering (kwantitatieve richtwaarden, bijv. >5% van het totaal voorkomen van het ecotoop op regioniveau), wegvallen van bepaalde populaties of corridors maar behoud van essentiële kernpopulaties, behoud van het netwerk als geheel;  Matig negatief effect: ecotoop zal zeker achteruitgaan op regionaal niveau t.g.v. planuitvoering (kwantitatieve richtwaarden, bijv. 1-5% van het totaal voorkomen van het ecotoop op regioniveau), effecten op kwantiteit en kwaliteit van de leefgebieden voor soorten op regionaal én op lokaal niveau zijn beperkt;  Verwaarloosbaar effect: de oppervlakte/kwaliteit van bepaalde ecotopen zal enige wijziging ondergaan maar deze zijn niet essentieel in regionale context;  Matig positief effect: voor het ecotoop zal een zekere toename optreden t.g.v. planuitvoering (kwantitatieve richtwaarden, bijv. 1-5% van het totaal voorkomen van het ecotoop op regioniveau), effecten op kwantiteit en kwaliteit van de leefgebieden voor soorten op regionaal én op lokaal niveau zijn beperkt;  Significant positief effect: voor het ecotoop zal een beduidende toename optreden t.g.v. planuitvoering (kwantitatieve richtwaarden, bijv. >5% van het totaal voorkomen van het ecotoop op regioniveau), soort zal op lokaal niveau vooruitgaan t.g.v. planrealisatie maar regionaal voorkomen van de soort wijzigt niet fundamenteel (bv. bermen functioneren als bijkomende corridors of leefgebieden voor bepaalde soorten);  Zeer significant positief effect: waarschijnlijk dat bepaalde ecotopen op regionaal niveau sterk zullen toenemen of zelfs verschijnen. Een dergelijk drastisch effect kan worden veroorzaakt door het ontstaan van unieke abiotische omstandigheden t.g.v. planrealisatie; nieuwe (inheemse) soorten zullen in het gebied verschijnen. Een dergelijk drastisch effect kan worden veroorzaakt door het ontstaan van unieke habitats die in de regio voorheen niet voorkwamen of het ontstaan van corridors die het mogelijk maken dat soorten uit verder gelegen gebieden zich kunnen verspreiden naar de betreffende regio;

7.3.4.6 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Decreet betreffende Binnen de effectbeoordeling wordt nagegaan in hoeverre beschermde landschappelijke waarden landschapszorg worden aangetast door het plan.

Landschapsatlas Gebieden met een hoge waarde aan gaafheid (ankerplaatsen) of grote concentratie aan relicten (relictzones) zijn aangeduid. Deze zones genieten geen wettelijke bescherming, maar op termijn worden beheersplannen opgesteld. Daarnaast worden ook lijn- en puntrelicten aangeduid. In het plangebied is een relictzone gelegen. Er wordt beoordeeld in welke mate deze waarde wordt aangetast.

Integraal Onder de term “landschap” wordt zowel het landschap, het bouwkundig erfgoed, archeologisch beoordelingskader erfgoed als het geologisch en pedologisch erfgoed verstaan. De integrale beoordeling op basis van receptor landschap een expertenbeoordeling drukt uit in welke mate de kwaliteit van het landschap beïnvloed wordt. Voor de waardering van de landschappen wordt rekening gehouden met - de intrinsieke waarde - de (cultuur)historische waarde - de zeldzaamheid - de gaafheid - de samenhang met andere elementen en het landschap (contextwaarden) Volgend kader wordt gehanteerd:

101/110 04/006257

- Zeer significant negatief effect: landschappelijke waarden in sterke mate aangetast door - verlies van grote oppervlakte waardevol landschap of waardevolle landschapselementen; - aanleg van infrastructuur/aanwezigheid gebouwen brengen dermate negatieve landschapselementen teweeg dat de landschappelijke beeldkwaliteit van grote oppervlakten verloren gaan. - waarden worden aangetast door verlies van sterk positieve structurele of visuele relaties (of de creatie van nieuwe negatieve) wat kan leiden tot een versnippering waardoor de resterende oppervlakte onvoldoende waarde heeft an sich. - Significant negatief effect: landschappelijke waarden in beperkte mate aangetast door - verlies van beperkte oppervlakte waardevol landschap of waardevolle landschapselementen; - aanleg van infrastructuur/aanwezigheid gebouwen brengen dermate negatieve landschapselementen teweeg dat de landschappelijke beeldkwaliteit van beperkte oppervlakten verloren gaan. - waarden worden aangetast door verlies van sterk positieve structurele of visuele relaties (of de creatie van nieuwe negatieve) wat kan leiden tot een versnippering waardoor de resterende oppervlakte toch een zekere beperking van zijn waarde kent. - Matig negatief effect: landschappelijke waarden in zeer beperkte mate aangetast door - verlies van zeer beperkte oppervlakte waardevol landschap of waardevolle landschapselementen; - aanleg van infrastructuur/aanwezigheid gebouwen brengen dermate negatieve landschapselementen teweeg dat de landschappelijke beeldkwaliteit van zeer beperkte oppervlakten verloren gaan. - waarden worden aangetast door verlies van sterk positieve structurele of visuele relaties (of de creatie van nieuwe negatieve) wat kan leiden tot een versnippering waardoor de resterende oppervlakte een minimale beperking van zijn waarde kent. - Verwaarloosbaar effect: de eventuele wijziging van de landschapskwaliteit is verwaarloosbaar. - Matig positief effect: landschappelijke waarden in zeer beperkte mate verbeterd door - herstel van zeer beperkte oppervlakte waardevol landschap of waardevolle landschapselementen; - aanleg van infrastructuur/aanwezigheid gebouwen brengen dermate positieve landschapselementen teweeg (of verwijderen dermate negatieve) dat de landschappelijke beeldkwaliteit van zeer beperkte oppervlakten toeneemt. - herstel van waarden door herstel van zeer beperkt positieve structurele of visuele relaties (of de verwijdering van negatieve) wat kan leiden tot een herstelde verbinding en afname van versnippering waardoor het gebied een lichte toename van zijn waarde kent. - Significant positief effect: landschappelijke waarden in beperkte mate verbeterd door - herstel van beperkte oppervlakte waardevol landschap of waardevolle landschapselementen; - aanleg van infrastructuur/aanwezigheid gebouwen brengen dermate positieve landschapselementen teweeg (of verwijderen dermate negatieve) dat de landschappelijke beeldkwaliteit van beperkte oppervlakten toeneemt. - herstel van waarden door herstel van beperkt positieve structurele of visuele relaties (of de verwijdering van negatieve) wat kan leiden tot een herstelde verbinding en afname van versnippering waardoor het gebied een toename van zijn waarde kent. - Zeer significant positief effect: landschappelijke waarden in sterke mate verbeterd door - herstel van grote oppervlakte waardevol landschap of waardevolle landschapselementen; - aanleg van infrastructuur/aanwezigheid gebouwen brengen dermate positieve landschapselementen teweeg (of verwijderen dermate negatieve) dat de landschappelijke beeldkwaliteit van grote oppervlakten toeneemt. - herstel van waarden door herstel van zeer beperkt positieve structurele of visuele relaties (of de verwijdering van negatieve) wat kan leiden tot een herstelde verbinding en afname van versnippering waardoor het gebied een grote toename van zijn waarde kent.

7.3.4.7 Discipline mens (inclusief mobiliteit)

Mobiliteitsplan Dit vormt de basis voor de uitwerking van een hiërarchie voor het lokale wegennet gekoppeld aan Maasmechelen inrichtingsprincipes en (infrastructurele) maatregelen. De selectie van het wegennet gebeurt voor vracht-, auto- en langzaam verkeer. Er wordt nagegaan of de realisatie van de verschillende deelplannen indruist tegen doelstellingen of maatregelen vooropgesteld in het mobiliteitsplan.

Streefbeeldstudies Voor het noordelijke deel van de N78 tot Lanaken werd een streefbeeldstudie opgestart in opdracht N78 van AWV. De opmaak van een concept voor het streefbeeld werd stopgezet in 2006 wegens geen consensus tussen AWV en provincie mbt het statuut van de N78. Voor het deel E314 tot rotonde in Rekem van de N78 werd in 2005 een streefbeeld mbt de korte termijn acties opgemaakt dat als basis kan dienen voor voorliggend plan-MER. De streefbeeldstudies reiken informatie mbt het functioneren van de N78 aan (verkeersintensiteiten, ongevalgegevens) en mbt aanwezige knelpunten. De streefbeeldstudie mbt korte termijn acties geeft een conceptontwerp voor het kruispunt N78 x Weg naar Zutendaal met de nieuwe hoofdontsluiting van het bestaande bedrijventerrein Oude Bunders.

102/110 04/006257

Er wordt nagegaan of de realisatie van de verschillende deelplannen indruist tegen doelstellingen of maatregelen vooropgesteld in de streefbeeldstudies.

Integraal In tegenstelling tot de andere receptoren is voor de receptor mens geen relatief eenvoudige en 100% beoordelingskader objectieve integratie van de verschillende effectgroepen uit te werken omdat: receptor mens De doelstelling van het plan is gericht op menselijke receptoren. Er zijn dus duidelijke positieve effecten voor de mens ten gevolge van de realisatie van het bijkomende bedrijventerrein, van de stedelijke projecten en van de woongebieden. Deze voordelen worden echter gespreid over een groter gebied, over een ruim transportnetwerk, en komen, in geval van het regionaal bedrijventerrein, niet alleen aan de bevolking binnen het studiegebied ten goede. In bepaalde zones is het mogelijk dat de voordelen nauwelijks of niet merkbaar zijn voor de bevolking in het plangebied, of dat er daarentegen belangrijke nadelen optreden. In een aantal gevallen dient bijvoorbeeld een afweging gemaakt te worden tussen de voordelen voor het algemeen nut en de nadelen die de bevolking lokaal kan ondervinden. De beoordeling op het niveau van één functie is in zeer grote mate een expertbeoordeling. Een voorstel van algemeen beoordelingskader dat per functie gebruikt kan worden is het volgende:  Zeer significant negatief effect: de functie wordt zeer sterk gehinderd en/of verdwijnt nagenoeg volledig uit het gebied;  Significant negatief effect: de functie ondervindt sterke hinder en verdwijnt over delen van het gebied;  Matig negatief effect: de functie ondervindt hinder door het plan/project maar dit is slechts in beperkte mate;  Verwaarloosbaar effect: er zijn geen significante wijzigingen te verwachten voor de functie;  Matig positief effect: de functie ondervindt een stimulans of verbetering door het plan/project maar dit doet zich slechts in beperkte mate voor;  Significant positief effect: de functie ondervindt een duidelijk positief effect en kan zich uitbreiden of verbeteren maar de ruimtelijke uitbreiding blijft beperkt;  Zeer significant positief effect: de functie krijgt een sterke ontwikkeling ten gevolge van het plan/project en neemt grote delen van het gebied in.

Een dergelijk beoordelingskader is steeds schaalafhankelijk. Daarom zal duidelijk aangegeven worden ten opzichte van welke schaal de beoordeling wordt uitgevoerd. Bijvoorbeeld: het verlies van een bepaalde oppervlakte aan landbouw, dus een verdwijning van de functie, kan op microschaal sterk negatief zijn door het verloren gaan van een landbouwbedrijf; kan terzelfder tijd matig negatief zijn op een mesoschaal door de afname van een deel van het landbouwgebied; en kan tevens op macroschaal verwaarloosbaar zijn.

Voor de afweging van de ‘globale leefbaarheid’ wordt een synthese van leefbaarheid van de verschillende functies opgemaakt.

Beoordelingskader Eerder technische beoordelingen van de verkeersafwikkeling (cfr hoger); dergelijke ‘mobiliteit’ beoordelingskaders zijn in de literatuur beschreven en kunnen alleszins bij de aanvang worden geëxpliciteerd. Expertbeoordelingen voor de niet modelleerbare effecten (modal shift; verschuivingen van reisroutes of locaties; beoor¬delingen van leesbaarheid, veiligheid of leefbaarheid; doorstroming openbaar vervoer, bereikbaarheid, …); de onderlinge weging van deze aspecten is daarbij locatieafhankelijk, afhankelijk van de beschouwde modus,… Een toetsing van de nieuwe situatie aan het verkeersplanologisch kader dat voorafgaand wordt opgemaakt. Dit verkeersplanologisch kader omvat o.a.:  de relevante bepalingen uit Ruimtelijke Structuurplannen op de 3 bestuursniveaus met o.a. de catego¬risering van wegen met het bijhorende beleid,  de visie op de mobiliteitsafwikkeling zoals deze blijkt uit mobiliteitsplannen op diverse bestuursniveaus (gemeentelijk mobiliteitsplan Maasmechelen),  de ruimtelijke en verkeerskundige visie zoals deze blijkt uit de zogenaamde streefbeelden voor wegen,  provinciaal functioneel fietsroutenetwerk,  beleidsplannen voor openbaar vervoer.

7.3.5 Milderende maatregelen of planoptimalisaties

Het luik ‘milderende maatregelen’ omvat een opgave van alle relevante maatregelen ter voorkoming of ter vermindering van negatieve effecten en ter bevordering van positieve effecten. Gezien zowel voor de MER-plichtige deelplannen 2 en 7 als voor de screeningplichtige deelplannen 3, 4, 5 en 6 een bestemmingswijziging zal worden doorgevoerd waarvoor nog maar weinig elementen concreet zijn vastgelegd, zullen de milderende maatregelen een zeer belangrijk onderdeel vormen van de milieubeoordeling. Deze milderende maatregelen zijn immers aanbevelingen om de milieu-impact te beperken door een aangepaste concretisering van het plan. Een aantal (ruimtelijke) milderende maatregelen zullen vertaald worden in het RUP

103/110 04/006257

(stedenbouwkundige voorschriften). De milieubeoordeling zal in de mate van het mogelijke aangeven welke elementen dienen vertaald te worden in het RUP en welke milderende maatregelen op een andere manier dienen te worden geconcretiseerd. In de context van een plan-MER voor een PRUP volgens het integratiespoor zijn milderende maatregelen meestal planoptimalisaties (die dus meteen worden doorvertaald naar nieuwe concepten, planvarianten, planvoorschriften, …) of voorstellen voor flankerend beleid. Er wordt bij de milieubeoordeling aangestipt welke milderende maatregelen relevant zijn voor een mogelijke doorvertaling naar de ruimtelijke inrichtinsprincipes voor het verordenend plan en naar de stedenbouwkundige voorschriften. Buiten deze set aan (ruimtelijke) maatregelen zijn er uiteraard nog een reeks andere milderende maatregelen die conform de huidige sectorale wetgeving worden ondervangen en desgevallend verplicht. Deze worden waar toepasselijk als aanbevelingen of aandachtspunten meegegeven. Indien in de milieubeoordeling milderende maatregelen worden voorgesteld, zal uiteindelijk in de toelichtingsnota van het PRUP worden weergegeven welke maatregelen opgenomen worden. De feitelijke doorwerking van milderende maatregelen en aanbevelingen gebeurt bij de effectieve ontwikkeling van het terrein. 7.3.5.1 Discipline bodem Milderende maatregelen beperken zich tot het naleven van de van toepassing zijnde regelgeving, met name het uitvoeren van een afdoende sanering alvorens grondoverdracht plaatsvindt of nieuwe bestemmingen worden gerealiseerd. 7.3.5.2 Discipline water Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein dienen de algemene principes nageleefd te worden in kader van een kwalitatief waterbeheersingsbeleid en een optimale inpassing van waterlopen. Volgende aspecten kunnen binnen de discipline water beschouwd worden als maatregelen of planoptimalisatie:  Nodige ruimte langs waterlopen vrijhouden  Mogelijkheden voorzien voor natuurlijke oevers, waterbuffers;  Nodige bergingscapaciteit van waterloop garanderen door verbreding en toegankelijkheid;  Principes van kwalitatief geïntegreerd waterbeleid opnemen in stedenbouwkundige voorschriften: waterdoorlatende materialen, scheiding afvoer van hemel- en afvalwater, behoud, herstel of aanleg van waterbergende infrastructuur. 7.3.5.3 Discipline geluid Volgende aspecten kunnen binnen de discipline geluid beschouwd worden als maatregelen of planoptimalisaties die, wellicht onderling gecombineerd, kunnen worden meegenomen in het planproces of in het flankerend beleid :  Aanpassing van de reikwijdte van het plangebied en afstandsbuffering,  Beperking van toegelaten activiteiten (bvb geen lawaaierige bedrijven,…),  Toepassing van milieuzoneringsprincipes, waarbij bvb meer lawaaierige bedrijven verst van receptoren worden toegelaten of gebufferd door minder lawaaierige bedrijven  Wijziging layout (bvb op vlak van interne en externe ontsluiting, …)  Fysische buffering (geluidsbermen, regelbeplanting, gebouwenschakeling, …) 7.3.5.4 Discipline lucht Volgende aspecten kunnen binnen de discipline lucht beschouwd worden als maatregelen of planoptimalisaties:  Voorzien van ruimte voor een optimale buffering van hinderlijke activiteiten;

104/110 04/006257

 Toepassen van principes van kwalitatieve milieuzonering. 7.3.5.5 Discipline flora en fauna Specifieke maatregelen kunnen noodzakelijk of gewenst zijn om een versterking/mildering en kwalitatieve natuurlijke inpassing in de ecologische structuur toe te laten. Indien mildering niet mogelijk/onvoldoende blijkt, zullen compenserende maatregelen voorgesteld worden. Waar mogelijk worden vrijwarende maatregelen voorgesteld. Maatregelen kunnen onder meer zijn:  voorzien van ruimte voor verbeterde natuurlijke inpassing en versterking ecologische structuren;  voorzien van ruimte om zones van het plangebied (of daarbuiten) te ontwikkelen en desgevallend te verbinden met bestaande ecologische structuren;  bepalingen in de stedenbouwkundige voorschriften mee opnemen zodat bestaande ecologische, natuurlijke en kleinschalige landschappelijke elementen of structuren kunnen behouden of versterkt worden bij de ontwikkeling van het gebied. 7.3.5.6 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Het duurzaam beheer van waardevolle landschapselementen is steeds een aandachtspunt bij de ontwikkeling van het plangebied. Een ruimtelijke ontwikkeling die het aanwezige archeologische erfgoed kan behoeden voor een ongedocumenteerde vernieling door voldoende vooronderzoek en opgraving is wenselijk. Ten aanzien van de structurele waarde, belevingswaarde en de visuele waarde van het landschap, kunnen milderende maatregelen worden getroffen teneinde een optimale landschappelijke inpassing na te streven. Dit geldt voor deelplan 7 (ontwikkeling regionaal bedrijventerrein maar ook voor deelplan 5 (woonontwikkeling thv voormalige Patro-terreinen) gelegen in ankerplaats. Er wordt nagegaan in welke mate het wenselijk is maatregelen aan te geven die op het niveau van stedenbouwkundige voorschriften kunnen doorwerken (bijv. bouwhoogtes, differentiatie woningdichtheid). 7.3.5.7 Discipline mens (inclusief mobiliteit) Desgevallend worden voorstellen geformuleerd om de randvoorwaarden op vlak van leefbaarheid te verbeteren. Deze milderende maatregelen vallen samen met planoptimalisaties of maatregelen die vanuit de onderbouwende disciplines worden voorgesteld, bijv. principes van milieuzonering 30 . Deze maatregelen kunnen, wellicht onderling gecombineerd, worden meegenomen in het planproces of in het flankerend beleid:  inpassing van bestaande functies in het plangebied of directe omgeving (bv deelplan 2 : behoud van woonfunctie in geïntegreerd stedelijk project);  uitdoving van bestaande functies in het plangebied (bv deelplan 6 : uitdoving landbouwfunctie in woonreservegebied);  voorzien van ruimte voor het behoud van bestaande functies of de geleidelijke overgang van deze bestaande functies naar nieuwe bestemmingen (fasering van ontwikkeling);  nodige maatregelen voorzien in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften voor een optimale ontsluiting van het gebied;  maatregelen ter vrijwaring van het bestaande lokale wegennet van zwaar vrachtverkeer en hoge verkeersbelastingen;  aanbevelingen tot begeleidende maatregelen ten aanzien van aanwezige landbouw  voorzien van ruimte voor een optimale buffering van hinderlijke activiteiten;  aanpassing van de configuratie van het plangebied en afstandsbuffering;  beperking van toegelaten activiteiten (bvb geen lawaaierige bedrijven,…);

105/110 04/006257

 toepassing van kwalitatieve milieuzoneringsprincipes, waarbij bvb meer lawaaierige bedrijven verst van receptoren worden toegelaten of gebufferd door minder lawaaierige bedrijven;  wijziging layout (bvb op vlak van interne en externe ontsluiting, …)  fysische buffering (geluidsbermen, regelbeplanting, gebouwenschakeling, …)

7.3.6 Grensoverschrijdende effecten

Het plangebied is volledig op Vlaams grondgebied gelegen. Hoewel verschillende deelplannen waarvoor het PRUP wordt opgemaakt, op minder dan 5 km van de Nederlandse grens liggen, worden geen grensoverschrijdende milieueffecten verwacht ten gevolge van de uitvoering van de deelplannen.

106/110 04/006257

8 Doorwerking in het plan

8.1 Cartografische vertaling en stedenbouwkundige voorschriften

Aan de hand van de resultaten van het actorenoverleg, het ruimtelijke ontwerp, de beoordeling van programma-onderdelen, cumulatieve effecten en na afweging van mogelijke conflicten wordt een voorstel van provinciaal RUP uitgewerkt. Hierbij kan het verordenend deel worden opgemaakt. Elementen die op kaart lokaliseerbaar zijn, en die met voldoende zekerheid kunnen worden vastgelegd, maken best deel uit van het grafisch plan. Overige delen die verordenend moeten worden vastgelegd, maken deel uit van de stedenbouwkundige voorschriften. In de stedenbouwkundige voorschriften kunnen ook kwalitatieve eisen worden opgenomen en bijzondere aandachtspunten bij de beoordeling van stedenbouwkundige vergunningen, voorzover deze tot ruimtelijke ordening behoren. Het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften moeten voor de burger eenduidig, toetsbaar en verifieerbaar zijn. 8.2 Milieuverklaring

Bij de vaststelling en de bekendmaking van het plan dient eveneens een zogenaamde verklaring te worden gegeven die volgende aspecten samenvattend weergeeft:  hoe de milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd;  hoe rekening werd gehouden met het goedgekeurde plan-MER en de gegeven adviezen en het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging;  de redenen waarom is gekozen voor het plan zoals het is aangenomen, en dit eveneens in het licht van de redelijke alternatieven die zijn behandeld.

8.3 Kennisleemten, monitoring en evaluatie

In de toelichtingsnota van het PRUP zal bijzondere aandacht besteed worden aan de monitoring van het voorgenomen plan en de verwachte milieueffecten. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande monitoring, eventueel aangevuld met specifieke monitoringmaatregelen. De toelichtingsnota van het PRUP moet minstens vermelden volgens welke methodiek en op welke tijdstippen de monitoring zal plaatsvinden. Dit zal mede worden bepaald aan de hand van de milieubeoordeling. In het kader van de milieubeoordeling zal voldoende aandacht besteed worden aan de mogelijke of noodzakelijke maatregelen voor monitoring en evaluatie van de milieueffecten. Dit aspect kan tweeërlei worden opgevat. Enerzijds het omgaan met gekende kennisleemten, dit opdat in deze fase van de planvorming nog niet bekend is hoe de inrichting van de deelplannen zal gebeuren, welke specifieke bedrijven zich zullen vestigen in het regionaal bedrijventerrein (deelplan 7) en welke mobiliteitseffecten deze concreet met zich meebrengen, …. Anderzijds is het continu monitoren van het plan en de milieueffecten hierdoor teweeg gebracht aan de orde. Hierbij wordt de realisatie van het plan en haar doelstellingen opgevolgd en geëvalueerd. Daarnaast moet blijken bij een monitoring en evaluatie welke milieueffecten het plan met zich meebrengt, welke acties desgevallend noodzakelijk zijn om negatieve effecten te milderen en welke maatregelen aanleiding kunnen vormen tot een bijstelling van het plan. De analyse van milieueffecten zal grotendeels kunnen gebeuren op basis van de generieke werking en onderzoeken die voor diverse aspecten reeds worden uitgevoerd binnen de Vlaamse overheid of bij andere partners: luchtmetingen, verkeerstellingen, geluidsmetingen, leefbaarheidsonderzoek, …

107/110 04/006257

Indien noodzakelijk of wenselijk kunnen aanbevelingen worden aangereikt over de methodiek en frequentie waarmee analyses en impactbeschrijvingen tot stand komen. Waar mogelijk en relevant zal in de milieubeoordeling een aanzet gegeven worden wat betreft de wijze van monitoring en manier waarop aan de hand van monitoringresultaten het plan al dan niet kan bijgesteld worden.

108/110 04/006257

BIJLAGE I – Handtekeningen deskundigen

MER-team

Natalie Bakx (Arcadis Belgium), erkend deskundige Bodem (EDA/512/V2, geldig tot 08/01/2013) en Water (EDA/512/V2, geldig tot 08/01/2013), belast met : de coördinatie van het plan-MER

Gert Van de Genachte (Arcadis Belgium), erkend deskundige Monumenten en Landschappen (EDA 448/B/V2, geldig tot 22/01/2011) en Mens (EDA 448/A, geldig tot 29/06/2011) belast met: de disciplines Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie en Mens

Guy Putzeys (dBA-plan), erkend deskundige Geluid en Trillingen (EDA 393, geldig tot 28/07/2013), belast met: de discipline Geluid en Trillingen

Jan Verstraeten (LuNa), erkend deskundige Lucht (EDA 048, geldig tot 21/12/2009), belast met: de discipline Lucht

Els Peeters (Arcadis Belgium), erkend deskundige Bodem (EDA 604/A, geldig tot 09/01/2009) en Water (EDA 604/B, geldig tot 09/01/2009), belast met: de discipline Bodem en Water

Mischa Indeherberg (Arcadis Belgium), erkend deskundige Fauna en Flora (EDA 677/B, geldig tot 15/01/2012), belast met: de discipline Fauna en Flora

Adel Lanneau (Arcadis Belgium), erkend deskundige Mens – sociaal-organisatorische aspecten (EDA 611B, geldig tot 12/07/2011), belast met: de discipline Mens – mobiliteit

109/110 04/006257

BIJLAGE II – Kaartenbundel

Kaart 1 : Situering op luchtfoto Kaart 2 : Situering op topografische kaart Kaart 3 : Gewestplan Kaart 4 : Landschap Kaart 5 : Bescherming natuur Kaart 6 : Waterlopen Kaart 7 : Bodemkaart Kaart 8 : Biologische waarderingskaart

Hoofdkantoren Bijkantoren ARCADIS Belgium ARCADIS Belgium www.arcadisbelgium.be

Deurne-Antwerpen Berchem-Antwerpen Kortrijk Clara Snellingsstraat 27 Roderveldlaan 3 Sint-Jorisstraat 21 B-2100 Deurne-Antwerpen B-2600 Berchem B-8500 Kortrijk T +32 3 360 83 00 T +32 3 328 62 86 T +32 56 24 99 20 F +32 3 360 83 01 F +32 3 328 62 87 F +32 56 24 99 21

Gent Bastogne Leuven Kortrijksesteenweg 302 Rue Thier De Luzéry 6 Vaartkom 31 bus 8 B-9000 Gent B-6600 Bastogne B-3000 Leuven T +32 9 242 44 44 T +32 61 21 38 85 T +32 16 63 95 00 F +32 9 242 44 45 F +32 61 21 52 28 F +32 16 63 95 01

Hasselt Haaltert Luik Europastraat 1 bus 1 Bruulstraat 35 Rue des Guillemins 26, 2de verd. B-3500 Hasselt 9450 Haaltert 4000 Luik T +32 11 28 88 00 T. +32 53 83 04 80 T +32 4 349 56 00 F +32 11 28 88 01 F.+32 53 83 59 54 F +32 4 349 56 10

Charleroi Oostende 119, Avenue de Philippeville Archimedesstraat 7 6001 CHARLEROI B-8400 Oostende T.. +32 71 298 900 T +32 59 27 38 00 F. +32 71 298 901 F +32 59 27 39 00

Iso gecertificeerd voor Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening