117 De Abdij Van Egmond En De Schilder= En Beeldhouwkunst In
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De abdij van Egmond en de Schilder= en Beeldhouwkunst in het begin der XVIde eeuw door Dom J. HOF O.S.B. Kenmerkend voor het bestuur van abt Meinard Man (1509-1526), voor zover bekend uit de bronnen, zijn vooral een ijverig bevorderen van het wetenschappelijk leven in de abdij van Egmond en een liefdevolle kunstzin bij het restaureren van de kloostergebouwen en het verfraaien van de abdijkerk. We geven het woord aan de abdijkroniek : "Abt geworden zijnde heeft hy syne voornaamste zorge laten gaan om de gebouwen te herstellen: des heeft hy de groote schuur beter en kostelyker weder doen opbouwen, dan die te vooren geweest was, benevens de rosmolen, die verbrand was. Bovendien heeft hy een nieuwe bakkery en kameren voor de vreemde gasten gesticht, van de binnenpoort af over de binnengraft tot des gravenhuis en drie deelen van 't pand, of den ommegang des convents, cierlyk laten verwelven, en met nieuwe glaasen en beelden der heyligen van onze ordre verzien. Ook heeft hy de abdye zeer verciert, weder opbouwende of voltrekkende het oude gebouw aan de westzyde van 't convent; welk gebouw een vierde van den ommegang begreep: ook heeft hy aan de noordzyde van 't pand nieuwe cellen laten maken, en in de kerk veele cieraden van goud, zyde en andere stoffen geschikt. Daarenboven heeft hy het hooge altaar verhevener gemaakt, en een groote altaarkas laten maken, waar in alle overblijfselen en laaden der heyligen vervat wierden, en de zelve met verscheidene beeltenissen doen beschilderen. Op het kruis van de kerk heeft hy een grooten toorn laten oprichten, waar in hy vier nieuwe klokken deed ophangen. In de westertoorn heeft hy ook twee nieuwe zwaare klokken doen maken, ook twee zijkapellen der kerk doen verwelven; daar by liet hy veele altaarstukken op koopen, of van nieuwes opmaken: ook dede hy de beelden der twaalf apostelen in den middelgang der kerke stellen :... gelyk hy ook veele kostelijke en met gesnedene beelden vercierde gestoeltens in 't koor liet maken. Daarby heeft hy het orgel uit de goederen des kloosters verbetert en daar een nieuw positief aan doen maken."1) Deze op zich zelf reeds interessante gegevens worden nader aangevuld door die van de abdijrekeningen uit deze jaren. Van belang is vooral, dat hier enkele namen van schilders en beeldhouwers genoemd worden met een meer gedetailleerde opgave van het verrichte werk. Publicatie hiervan levert dan ook een bescheiden bijdrage voor de kunstgeschiedenis van onze streken. 1) Jan van Leyden, Kronyk van Egmond, hfd. XCV, vert. Kornelis van Herk, Alkmaar 1732. 117 De bronnen. Zoals reeds gezegd zij n dit de abdijrekeningen, waarin wij - - vooral onder de posten "pro ecclesia pro structura pro diversis in genere - - pro propinis pro familia" voor ons doel belangrijke vermeldingen vinden. De rekeningen zij n helaas niet volledig. Uit de bestuursperiode van abt Meinard Man zij n slechts die van 1510, 1515, 1520, 1523, 1524, en 1525 bewaard. Daar- bij voegen wij nog die van 1526-1530 omdat hier nog gegevens vervat zijn over afbetaling van reeds vroeger geleverde of bestelde werken.2) Er zijn dus wel grote lacunes. Toch schijnt het mij toe, dat dit voor ons doel geen noemens- waardig beletsel vormt. De abt heeft zich de eerste jaren van zijn bestuur vooral met de restauratie van de kloostergebouwen bezig gehouden. Rond 1515 wordt er gewerkt aan de toren op de viering van de kerk en aan de ge- welven van de zijkapellen. Omtrent deze tijd begint het werk van de beeld- snijders en klokkegieters. Even later volgen de schilders wier eigenlijke periode na 1520 valt. Over deze zij n we dan ook bijna volledig ingelicht. Niet alleen ontbreken de rekeningen van enkele jaren: in de bewaarde ook zijn soms leemten door schade, vochtplekken of afgescheurde gedeelten. Vooral was dit het geval in die van 1524. Foto's bewezen dikwij ls goede diensten om de tekst te herstellen, maar enkele gegevens over schilders bleven toch onleesbaar. Deze lijken mij echter niet essentieel; zij bevatten b.v. geen opgave van nieuwe namen of nieuwe werkstukken. Het leek mij nuttig de gegevens in te delen volgens de namen. Bij de schilders is dat dan ook gedaan. Bij de beeldsnijders was dit niet mogelijk wegens de vaagheid van de aanduidingen. De schilders vormen zeker het meest interessante van deze publicatie, zij waren er dan ook de aanleiding toe. Op Jacob Cornelisz. en zijn hulp Stephanus na, zijn zij wel allen van de Haarlemse school en bekend uit andere archief- stukken.3) Van Pieter Gerritsz. en zijn vriend Cornelis Willemsz. zijn ver- schillende opdrachten bekend, uitgevoerd voor het stadsbestuur van Haarlem. De eerste stierf 20 April 1540, terwijl zijn vriend en erfgenaam in 1552 nog in leven was. Frans Jansz. die te Egmond wel de meest eervolle opdracht n.l. het retabel voor het hoogaltaar, uitvoerde, stierf in 1542. Een probleem vormt de naam van de eerstvermelde schilder Mr. Jan Joosten. Uit de jaarlijkse vermelding onder de post "pro familia" blijkt dat hij inwonend personeelslid of provenier was: n.l. iemand die zich ingekocht had of om andere reden recht had op een monniksprove d.i. een som gelds vol- doende voor het dagelijks levensonderhoud. Inderdaad is op 6 Augustus 1512 een "lVleyster Jan joesten van Hilgom scilder" als provenier in de abdij op- genomen.4) Hij is dus de steeds vermelde "IVIr. Jan scilder". Blijkens nadere gegevens was hij v66r zijn offici?le opname reeds drie 2) Algem. Rijksarchief Den Haag. Inv. Abdij Egmond no's 806-812. 3) A. van der Willigen, Les artistes de Harlem, Harlem 1870. 4) zie bijlagen. 118 1. FRANSJANSZ, VIER BENEDICTIJNER HEILIGEN. PART.VERZ. PARIs. jaar te Egmond als schilder werkzaam en in 1515 blijkt hij ook te Haarlem te zijn. Hier rijzen verschillende vragen: Is de Egmondse Jan Joesten dezelfde als de Haarlemse, die men tot nu toe voor dezelfde als Jan Joesten van Calkar hield? Dit is onwaarschijnlijk omdat de sterfdata 1519 en nd 1530 te veel uiteenliggen. Een tweede vraag zou kunnen zijn : Is de Egmonder te identifi- ceren met de bekende schilder van Calkar? Nader onderzoek is, zo mogelijk, gewenst. BIJLAGE Wy Meynardus Man vander verhengenisse goids abt, Johannes Bongert prior, Jacobus van 119 2. PIETERGERRITSZ.? DE ST. BAVOKERKTE HAARLEM. HAARLEM,KERKVOOGDEN, HERV.GEMEENTE. Nairden kellenair ende gemeen convent des cloosters synt Alberts van Egmond van synte Bene- dictus oirde in de stichte van Utrecht doen cond ende kenliick alle den genen die desen brief sullen lesen of hooren lesen, dat wy mit rype rade ende wel bedacht, dair onse convent vergadert was als gewoenliken is in saecke die onse convent aengaen, genoemen ende ontfangen hebben ende overmits desen nemen ende ontfangen den eerbaren man meyster Jan Joosten van Hilgom schilder in een provenier ons cloister voirs. by alsulke conditie als hier beschreven stait. Te weten dat wy den voirs. meyster Jan Joosten jairlicx geven sullen twee pont grosvlaems an gelde met welcke penningen hy hem selven besorgen sal van clederen ende van andere dat hem van noot sal wesen. Ende hy sal gaen eten mit onse leeke broeders in hoire reventer. Ende sal dair mede- dienen als dat gewoenlichen is by hem luyden. Mair wairt sulch dat den voirs. meyster sieck of suchte (bedlegerig) worden dat God verhoeden moet alsoe dat hy syn ambocht niet doen en mochte, als dan en sullen wy hem geen gelt geven als voirs. is mair wy sullen hem doen bewaren nae syn staet ende al dat hem van noode sal wesen besorgen. In oirconde der wairheyt hebben wy Meynardus Man, Johannes Bongaert prior, Jacobus van Nairden kellenaer ende gemeen convent voirscreven onse conventszegele ain desen briefe gehangen int jair ons heren duysent vyfhondert ende twaleff, upten sesten dach in Augusto. (Uit het Register van abt Meinard Man. Algem. Rijksarchief Den Haag, Archief abdij van Egmond, Inventaris no 5 A fol. 148). Jan Joesten van Haarlem oudt omtrent li jaeren verclaert dat hy alhier int convent gewoent heeft omtrent xvii jaeren ende heeft altoos als schilder voor t' convent gedient... " (Uit het rapport van de commissie van de landvoogdes, over het verrichte in de electie van broeder Willem van der Goes als abt van Egmond. 15 Dec. 1526. Algem. Rijksarchief Den Haag. Ambtenaren centr. bestuur, no 162). 120 3. QUITANTIEVAN FRANS JANSZ. ALGRIJKSARCHIEF,DENHAAG. 1. SCHILDERS joannes pictor. 1) 1515 Item pro coloribus per magistrum Joannem pictorem. xx st. (Pro familia) Item mgro Johanni pictori Harlem. i fl. adhuc ii fl. Eidem adhuc in carniprivio (vastenavond) iiii fl. Item paeschmerckt i fl. Eidem iii fl. adh. iii fl. 1520. (Pro familia) Pictori in carniprivio vi fl. Eidem Antwerpie ii fl. Eidem in festo Yeronis iiii fl. 1528. Item aan verw voir Jan Joesten xxxi st. 1) Joannes Pictor is wel te identificeren met Jan Joestzen uit Hillegom. In het schilderregister van het Haarlemse Lucasgilde, dat 1502 begint (med. K. G. Boon) komen vlak na elkaar voor: Jan Joestz. in de St. Jans straat, scilder en Jan Joestz. van Hillegom, scilder. Wie van de twee in 1509 van Gerrit van Schotel een huis in de Smedestraat koopt blijkt niet, maar waarschijnlijk de eerste, die misschien te vereenzelvigen is met Jan Joest van Calkar, die in 1519 sterft. In 1515 komt voorts bij Van der Willigen de post : item best. Jan Joesten scylder te voeren Synt Wilbort myt die pellaeren te samen om XX rs. gl. Zie verder bijlage. 121 Egidius pictor. 1515. Egidio pictori pro cameloto (pelsmanteltje) xi st. adhuc v st. Eidem adhuc ix st. adhuc vi st. Petrus Gerardi pictor. 2) 1515. Item pro vitro magistri Petri pictoris. ii 1i. vi st. 1523. De tabula apostolorum: Item Petro Gerardi pictoris xii st.