<<

GAASTERLAND, EEN VERRASSEND GEOLOGISCH WAARDEVOL IANDSCHAP Gerard Gonggrijp joen jaar geleden gevormd werd in de ijstijden, het Pleistoceen. In dit tijdperk dat Carboontijd ais lei- en zandstenen aan de ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden begon, Gaasterland in Zuidwest- is een oppervlakte. Deze punten hebben beide wisselden koude ijstijden en warme tussen- van de 43 gebieden die voorkomen op iets spektakulairs, dat ook voor niet-we- tijden elkaar af. Vooral gedurende de voor- een overzichtskaart met de meest waar- tenschappers interessant is, namelijk het laatste Saale-ijstijd, die ongeveer 200.000 devolle aardwetenschappelijke objekten voorkomen van een zeldzaam keileem- jaar geleden begon, werd het bijzonder van Friesland. Deze kaart is opgenomen klif en de aanwezigheid van het oudste koud op aarde. In de berggebieden van in een rapport dat is gemaakt in het gesteente. Daarnaast bevatten beide Scandinavië maar ook elders bleven grote kader van het zogenaamde Gea-projekt, monumenten veel details die zowel voor hoeveelheden sneeuw liggen, waaruit zich een inventarisatie van de belangrijkste de wetenschapper als voor de leek boei- gletsjers ontwikkelden. Maar deze gletsjers geologische, geomorfologische en bo- end zijn. Zo bestaat de klifwand uit twee beperkten zich niet tot de berggebieden zo- demkundige objekten van Nederland. soorten keileem van verschillende kleur als nu bijna overal het geval is. In Scandina- Aan de uitvoering van het projekt, die be- en samenstelling uit Scandinavië. vië vormden ze één grote ijskap die zich ook rust bij de interinstitutionele werkgroep Beide voorbeelden geven aan dat er in de tot buiten het bergland uitstrekte. De voort- Gea, is ongeveer 15 jaar geleden begon- bodem gegevens liggen opgeslagen, durende aanvoer van sneeuw afkomstig van nen. De belangrijkste reden was dat er in waarmee het mogelijk is stukjes van de verdampt zeewater leidde ertoe dat de zee- kringen van de natuurbescherming en de aardgeschiedenis te beschrijven. Het zal spiegel meer dan 100 m daalde. Immers het plannende overheden slechts weinig re- dan ook duidelijk zijn dat voor het aan- 'bevroren zeewater' smolt niet, zodat er kening werd gehouden met het niet le- vullen en verbeteren van deze geschie- geen aanvulling meer plaatsvond. Zo kon vende landschap, terwijl plant en dier de denis, voor het opleiden van de schrij- het gebeuren dat de Oost- en Noordzee volle aandacht kregen. Deze situatie was vers en ten behoeve van de lezers het be- droogvielen en het ijs over de voormalige overigens voor een belangrijk deel aan houd van de belangrijkste aardweten- zeebodem zuidwaarts oprukte en oa. De- de aardwetenschappers zelf te wijten, schappelijke terreinen een noodzaak is. nemarken en Duitsland bedekte. In die tijd daar zij hun vakkennis in onvoldoende Natuurlijk is het voor de leek onmogelijk was bij ons het klimaat al drastisch veran- mate populariseerden waardoor deze alle verschijnselen zonder hulp te ont- maar weinig toegankelijk was voor an- dekken. Voor hem moge het een troost Fig 1 Overzicht van de ligging van de stuw- deren. Bovendien riepend e aardweten- zijn dat ook voor aardwetenschappers de wallen die tijdens de vierde uitvloeiingsfase schappers alleen in sporadische gevallen ontstaanswijze van sommige vormen en zijn ontstaan (naar Jelgersma en Breeuwer) op tot het behoud van zeldzame aardvor- afzettingen nog lang niet altijd duidelijk men en aardlagen. Het gevolg was dat is zoals uit het onderstaande zal blijken. veelal slechts gebieden met een bijzon- Een reden te meer om zorgvuldig om te dere planten- of dierenwereld beschermd gaan met deze aardse goederen. werden. In het verleden zijn daarom maar enkele terreinen op grond van hun Getuigen uit een ijzig verleden aardwetenschappelijke waarde be- Gaasterland is een verrassend, geologisch schermd (5). Een daarvan is het Oude waardevol gebied. Van welke kant we ook Mirdumer Klif dat in 1923 werd aange- komen, we worden in alle gevallen gekon- kocht door de Vereniging tot Behoud f ronteerd met een geheel ander landschaps- van Natuurmonumenten in Nederland. type. Geen lage, vlakke klei- en veenwei- Tien jaar daarvoor hadden verscheidene degebieden meer, maar een gedeeltelijk be- bekende Nederlandse geologen aan de bost zand- en keileemlandschap met opval- voet van deze door de zee ondermijnde lende heuvels (gaasten), waarvan enkele keileemwand diskussies gevoerd over de meer dan 10 m hoog zijn (fig 2). Een gebied verschillende soorten keileem met be- dat min of meer dezelfde sfeer oproept als trekking tot het aantal ijsbedekkingen in het hoge land van Vollenhove in Noord- Nederland. Een ander van oudsher be- west-Overijssel. kend geologisch monument is de Hei- Al spoedig rijst dan de vraag waarom deze mansgroeve bij Epen in Zuid-Limburg, J Stuwwal streek zo afwijkt van het omringende ge- die in 1937 werd ingericht. Hier komt 3 Begrenzing van het ijsfroni ons oudste gesteente, dat ruim 300 mil- bied. Het antwoord ligt zo'n 150.000 jaar te- _j Richting van de ijsstroom rug in de geschiedenis, in het tijdperk van de 3 Oerstroomdal van de Vecht

Noorderbreedte 85-97 fig 2 Vereenvoudigde hoogtekaart van Zuidwest-Friesland Fig 3 Vereenvoudigd geologisch kaartje van Zuidwest-Friesland (naar de Bodemkaart van Nederland, 15 west en 25 oost,) derd van een gematigd klimaat met voor- namelijk loofbossen in een toendraklimaat met hoogstens her en der wat lage struiken. Maar ongeveer 150.000 jaar geleden kwam ook Nederland in de greep van het ijs en maakte de toendra plaats voor een pool- woestijn, waar nagenoeg alleen nog korst- mossen groeiden. Het landijs dat aanvankelijk met een min of meer gesloten front over het noorden van ons land uitstroomde, vormde op een be- paald moment afzonderlijke tongen. Deze wel 200 meter dikke ijstongen bewogen zich sneller voort dan de hoofdmassa en schuur- <= 2,5 meters den daarbij diepe 'dalen' uit en wierpen 2,5-5,0 m langs de randen hoge heuvels, de stuwwal- > 5,Om + 7,8m Hoogtepunt len, op. In verscheidene zand- en grindgroe- ven zijn inderdaad lagen te zien die eens vlak liepen maar door het ijs zijn scheefgedrukt. De Rijn en Maas die naar het noorden lie- pen, werden gedwongen langs het ijsfront naar het westen te stromen. Tevens werd in ^iSis^y het met ijs bedekte gebied een pakket puin afgezet dat het ijs vooral onderin meevoer- de. Dit mengsel van leem, zand en stenen wordt keileem of grondmorene genoemd. De stenen verraden voor de kenner de

/-. • Scandinavische herkomst van dit materiaal. Het ijsfront kwam uiteindelijk niet verder •V >-**• >.- •• dan ongeveer de lijn Haarlem-Nijmegen. Gedurende drie uitvloeiingsfasen waren de hoge heuvelruggen van het Gooi, de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe, de heu- vels van Nijmegen, Montferland en Overijs- sel gevormd. Tijdens de terugtocht van het front vloeide het ter hoogte van de lijn Texel-Coevorden (fig 1) opnieuw uit, maar met aanmerkelijk minder kracht. Het resul- taat was een reeks lagere heuvels, waar- onder de hoogten van Gaasterland. De laat- ste aktiviteiten aan het ijsfront vonden in Oost-Groningen bij Winschoten plaats.

Een deken van zand HOLOCEEN PLEISTOCEEN Na deze koude Saale-ijstijd werd het on- I^^I stuif zand Weichse I-ijstijd Saale-t jstijd geveer 125.000 jaar geleden weer warmer EESSSSj zeeklei en zeezand L 3 dekzand \Ui> 1 kei leem I I dun dek van zeekle en brak de Eemtijd aan. De enorme ijskap- I"*»»! klif pen waren afgesmolten, de zeespiegel had BH veen weer het oude peil en de oorspronkelijke

Noorderbreedte 85-98 hierdoor niet in de bodem wegzakken. Op Grote delen van West-, Midden- en Noord-

subatiar hellende terreinen zoals in Gaasterland leid- Nederland werden door een pakket veen •2900 de dit ertoe dat de met water doordrenkte bedekt. Ook de Zuidwesthoek van Friesland bovengrond over de bevroren ondergrond verdween geleidelijk onder een dikke laag atlantlcum afgleed. Vooral dit proces heeft een belang- veen. Alleen de hoogste delen, Gaaster- -6000 rijke bijdrage geleverd aan de verlaging van land, bleven gevrijwaard. Met de voort- boreaal de stuwwallen. Andere verschijnselen die durende stijging van het zeenivo werd de in- preborea, onder deze koude omstandigheden voor- vloed van de zee steeds groter. Via verschei- •10.000— wclchsel kwamen en waarvan we de gevolgen ook nu dene kreeksystemen verschafte de zee zich Ijstijd •70.000 — nog in de bodem kunnen terugvinden, zijn toegang tot het achterland. Ook de omge- PLEISTOCËËN eetntijd de vorstspleten die ontstonden door het ving van Gaasterland ontkwam hier niet •135.000— krimpen van de bevroren bodem bij extre- aan. Omstreeks de jaartelling werd tijdens me temperatuursdalingen en de verfrom- overstromingen een paar decimeter dikke Fig 4 Overzicht van de perioden en de ou- meling (kryoturbatie) van bodemlagen bij laag zeeklei in het veengebied ten westen derdom van verschillende afzettingen, vor- het opnieuw bevriezen van de 's zomers ont- van de lijn -Koudum neergelegd. men en processen in Gaasterland dooide bovengrond. Soms zijn deze ver- In die tijd kreeg het binnenmeer Flevo ver- schijnselen in ontsluitingen te zien (fig 3,4). binding met de Noordzee, en groeide later planten- en dierenwereld had zich eveneens uit tot de Zuiderzee. hersteld. Op het uiterlijk van het landschap Veen, klei, kliffen en kustwallen Overigens ging de veengroei in de niet heeft deze warme tijd slechts weinig invloed De laatste fase in de natuurlijke ontwikke- beïnvloede gebieden gewoon door. Enkele gehad. Wel vonden er ingrijpende veran- ling van het Gaasterlandse landschap zette eeuwen later werd een aanmerkelijk groter deringen in de bodem plaats, zoals de op- 10.000 jaar geleden in. De recente tijd, het gebied regelmatig overstroomd, waarbij lossing en afvoer van kalk uit het bovenste Holoceen was begonnen. Opnieuw trok het zelfs op de niet met veen bedekte pleistoce- deel van de keileem. ijs weg en steeg de zeespiegel. Dit laatste ne gronden een laag klei werd neergelegd. Ongeveer 70.000 jaar geleden kondigde leidde ook tot een stijging van de grond- De meeste meren zoals de Morra, Fluessen zich een nieuwe ijstijd aan. Tijdens deze waterspiegel, waardoor aanvankelijk vooral en het Slotermeer zijn omstreeks de veer- Weichsel-ijstijd vormde zich opnieuw een in de lage kommen in het dekzandland- tiende eeuw uit kleinere meren ontstaan ijskap in Scandinavië en daalde wederom schap veengroei mogelijk werd. Maar ook toen grote overstromingen de afslag van het het zeenivo. Ditmaal kwam het ijs echter langs de kust ontstond een brede veengor- veengebied veroorzaakten. Om zich tegen niet verder dan Hamburg, zodat ons een ijs- del, die zich met het opkomen van de zee- deze voortdurende uitbreiding van de zee te bedekking bespaard bleef. Maar toch had spiegel geleidelijk oostwaarts uitbreidde. beschermen, begonnen de bewoners deze positie langs de rand van de kap merk- te bouwen. In feite zijn dit de eerste duidelij- bare gevolgen voor ons land. Gedurende Fig 5 De steile keileemwand van het Oude ke ingrepen van de mens in de natuurlijke een groot deel van de tijd heerste er een Mirdumerklif van voor de afsluiting van de geologische processen. Door deze aktivitei- toendraklimaat. In dit kale landschap kreeg Zuiderzee ten werd de kust langs de Zuiderzee vast- de wind gemakkelijk vat op de zandbodem, waardoor veelvuldig grootschalige verstui- vingen konden optreden. Nagenoeg het ge- hele land werd op deze wijze bedekt met een dunnere of dikkere deken van zand en stof. Dit zogenaamde dekzand werd echter niet alleen door de wind neergelegd, ook het sneeuwsmeltwater droeg plaatselijk bij aan deze dekzanddeken. In Gaasterland is het dek plaatselijk dun of zelfs afwezig. Elders zijn in die tijd ook lage duinen van verschil- lende vorm en afmetingen opgewaaid. En- kele kilometers ten noorden van Gaaster- land ligt tussen Oudega en een bijna 20 kilometer lange dekzandrug. Ande- re strekken zich slechts enkele tientallen me- ters uit. Nog een gevolg van de strenge koude was de aanwezigheid van een permanent bevro- ren bodem, waarvan alleen in de zomer de toplaag ontdooide. Sneeuwsmeltwater kon gelegd en kreeg de kustlijn zijn huidige vorm. Waar de Zuiderzee aan het hoge pleistocene landschap van Friesland grens- de, ontstonden door golf afsla g kliffen die door het stugge karakter van de keileem zeer steil waren (fig 4). Van het afgeslagen materiaal werd een deel langs de kust ver- voerd en neergelegd in de vorm van kust- wallen. De fraaiste exemplaren liggen in de Huitebuursterbuitenpolder (fig 5). In het Rijsterbos en ten noorden van Ou- demirdum liggen twee kleine stuifzand- gebieden die ontstaan zijn door slecht be- heer. In de zeventiende en achttiende eeuw zijn deze stuifzanden bebost. Gaasterland nader beschouwd In Gaasterland is het landijs de belangrijkste landschapsarchitekt geweest, zodat zijn ont- werp zeker wat aandacht mag krijgen. Het lijkt zo eenvoudig: Scandinavische stenen 500 IQOOm hierheen gebracht door het Scandinavische ijs; heuvels bedekt met Scandinavisch ma- teriaal en opgeduwd door Scandinavisch ijs. Toch is het nog maar 110 jaar geleden dat Zuiderzee-afzetting (uiterst fijn zand) de Zweed Torell als eerste bewees dat dit Scandinavische ijs ook buiten het Scandina- oudste strandwal (grof zand) kleidek (20 a 40 cm dik) vische territorium moet zijn gekomen en dat de stenen dus door het ijs vervoerd waren. \:-•''•••••'••';'<] jongste strandwal (grof zandI I) 1 I (oude Mirdumer klif Dat de stenen uit het noorden afkomstig wa- Fig 6 Haakwallensysteem 'm de Huitebuur- de rode keileem niet opgevat kan worden ren wist men al langer, hoewel overigens sterbuitenpolder ten oosten van het Oude als een verweringsprodukt van de grijze. In ook het zuiden wel als bron is genoemd. Het Mirdumerklif (uit Bodemkaart van Neder- het Oudemirdumer klif zijn de punten waar transportmiddel was tot dan toe het pro- land) de kleirijkere rode keileem aan de dag bleem geweest. In de Middeleeuwen stelde treedt, herkenbaar aan de wat vochtiger men wel reuzen verantwoordelijk voor de verschillende soorten keileem en was op plaatsen. De ontdekker van de rode schol- aanwezigheid van de grote hunebedstenen, grond hiervan een meervoudige ijsbedek- lenkeileem De Waard was van mening dat maar ook de rivieren, ijsschotsen en de king aantoonbaar? Hoe waren de heuvel- de rode keileem tijdens een vroegere ver- zondvloed zijn voor de vervoerders gehou- ruggen van oa. Gaasterland ontstaan? Bij gletsjering in Scandinavië was gevormd en den. In Gaasterland zelf deed het hardnek- de theorievorming namen de Gaasterland- vervolgens door het ijs van de voorlaatste kige gerucht de ronde dat één van de heu- se kliffen een belangrijke plaats in, omdat ijstijd was opgenomen (9). Anderen gaan vels aan zee, het Roode Klif, een vulkaan daarin de inhoud van de heuvels zo goed te ervan uit dat de keileemsoorten even oud zou zijn (fig 7). In de kronieken worden uit- bestuderen was. Om het keileemvraagstuk zijn, maar dat de ijsstroom met de rode kei- barstingen omstreeks het begin van onze op te lossen werd in 1913 de reeds genoem- leem als het ware meegereden is met de ijs- jaartelling en tweehonderd jaar later ge- de exkursie georganiseerd langs een aantal stroom die de grijze keileem vervoerde. meld. In 1863 toonde een Leeuwarder apo- keileemvindplaatsen, waaronder het Ou- Ook na bijna veertig jaar is dit probleem nog theker aan dat de rode leem van het klif demirdumer klif. De belangrijkste konklusie niet opgelost. geen vulkanische oorsprong had. De stenen was dat de keileem uit materiaal kon be- De vraag hoe de (Gaasterlandse) heuvels in de leem waren dan ook geen vulkanische staan van verschillende herkomst, maar dat door het ijs zijn gevormd, heeft eveneens bommen. Toch zal ook de landijstheorie ve- dit feit op zichzelf niet pleitte voor meer dan menig geoloog bezig gehouden. Van Cap- len aanvankelijk ongeloofwaardig in de één ijsbedekking. Wat men pas veel later pelle meende in 1889 dat de ruggen naar oren geklonken hebben. Aan het einde van ontdekte was de aanwezigheid van schollen analogie van de alpiene situatie beschouwd de negentiende eeuw twijfelde er echter nie- rood gekleurde keileem in de normale grijze moesten worden als eindmorenen, achter- mand meer aan. Wel waren de meningen keileem. De eerste bestaat vooral uit ma- gelaten door stagnerend landijs (4). Brou- verdeeld over de vraag wat nu precies de rol teriaal uit het oostelijk deel van het Oostzee- wer schreef in 1950 dat de heuvels inder- van het ijs bij ons was geweest. Waren er gebied, de laatste uit het westelijk deel zodat daad eindmorenen zijn maar ontstaan door

Noorderbreedte 85-100 optrekkend ijs (3). Van Baren noemde de door de aanwezigheid van sterk ontwikkelde ben gelegen die verantwoordelijk zou zijn heuvels drumlins(l). Deze vormen ontstaan gedeelten van de grondmorene (keileem) voor het min of meer boogvormige heuvel- onder het ijs, zijn door dat ijs gestroomlijnd (2). Naar analogie van de bevindingen van komplex van het Gaasterland (10). en bestaan voor een belangrijk deel uit kei- Van Maarleveld in Midden-Nederland Inderdaad zijn op enkele plaatsen in ontslui- leem. Botke verklaarde het heuvelkarakter beschrijft Ter Wee de noordelijke heuvels tingen scheefgestelde lagen waargenomen, als door het landijs opgeduwde ruggen oa. door de schrijver bij Sondel (fig. 8). De Fig 7 Op de achtergrond de uitbarsting van (stuwwallen). Ter plaatse van de huidige na- versnippering van de stuwwal in geïsoleerde de 'vulkaan' bij het Cliffus Ruber — Het Ro- tuurlijke laagte met de meren Morra, Flues- heuvels en heuvelruggen zou door latere de Klif sen en het Slotermeer zou de ijstong heb- erosie hebben plaatsgevonden. Toch is er recent opnieuw gepleit voor de drumlin- genese van de heuvels. Zonneveld schreef in 1975 dat de Noordnederlandse heuvels zouden zijn vervormd door 'overrijding', drumlinisering van eerder opgeduwde stuw- wallen. Opvallend zijn in dit verband de fraaie noordoost-zuidwest gerichte heuvels van de reeks , , Sondel en , die van Harich en Westerend Harich en de rug van Koudum die de flan- ken van de stuwwalboog vormen. Deze lig- gen in de stroomrichting van het landijs. Min of meer dwars daarop staan de heuvelreeks van Warns, de heuvel van Hemelum en die van Bakhuizen-. Deze laatste vormen als het ware het front van de stuwwalboog en wekken niet de indruk te zijn gedrumlini- seerd (12). Het zal naar aanleiding van het bovenstaande duidelijk zijn dat over de wor- dingsgeschiedenis van de Gaasterlandse en de overige Noordnederlandse heuvels het laatste woord nog niet gesproken is.

Enkele krenten uit de Gaasterlandse pap Gaasterland is een betrekkelijk klein gebied en leent zich daarom uitstekend voor ont- dekkingstochten te fiets of te voet. Als we uit de richting van komen valt ons al meteen de overgang naar de ruggen van Sondel (links) en Wijckel (rechts) op. De route van Sondel naar loopt gedeeltelijk langs en over de met keileem bedekte ruggen; door erosie aangetaste of toch gedrumliniseerde stuwwallen? Op ver- scheidene plaatsen is hier het keileemdek dun en liggen de gestuwde fijne zanden, die kort voor de komst van het ijs zijn afgezet door smeltwater en de wind en afkomstig zijn van oude rivierafzettingen, dicht onder het oppervlak (fig 8). Plaatselijk heeft men de keileem en het zand afgegraven waar- door er nogal wat laaggelegen percelen zijn. Een zeer grote Rapakivigraniet van de Alandseilanden gelegen tussen Zweden en Finland staat enkele honderden meters van de eerste afslag links na Sondel in een wei- land aan de rechter kant.

Noorderbreedte 85-101 Interessant maar moeilijker te onderschei- ge kust. den is een kustwallensysteem in de Hui- Heel mooi is het uitzicht vanaf naar tebuursterbuitenpolder ten oosten van het het noordoosten waar een meer dan 10 m Oude Mirdumerklif (flg. 6). Vanaf het klif hoge rug oprijst. loopt via de Zandvaart een oudere kustwal. Voor Laaxum ligt langs de dijk een tweede Langs de kust zelf ligt waarschijnlijk het haakwallensysteem dat vanaf het Rode Klif mooiste haakwallensysteem van ons land. is opgebouwd door de voormalige Zuider- Het Oude Mirdumerklif is helaas niet meer zee. Wanneer we vanaf Laaxum over de voor het publiek toegankelijk, omdat zich reeks van eliptische heuvels fietsen, kunnen hier nu ook biologen over hebben 'ont- we ons voorstellen dat hier wel eens aan fermd'. In de vervallen klifwand (fig 9) is drumlins gedacht is, hoewel die dan dwars nog steeds de dekzandbedekking en de grij- op de stroomrichting van het ijs hebben ge- ze en rode schollenkeileem aantoonbaar. legen. Ook bij Scharl en het Rode Klif kun- Aan de voet en op de helling liggen verschei- nen we ons niet aan die indruk onttrekken. dene zwerfstenen. Omdat het oude klif Hoewel het wat verder van de overige heu- enige van de zeer weinige ontsluitingen in vels af ligt, is een bezoek aan Koudum zeker het Gaasterland herbergt, zou Natuur- op zijn plaats. Dit dorp ligt geheel op een monumenten dienen te overwegen of niet langgerekte fraaie, drumlinoïde rug. Boven- een klein deel van het klif weer schoon ge- dien zijn aan de noordkant van het dorp, maakt zou kunnen worden en opengesteld waar de hoofdweg (Nieuwe Weg) een bocht voor het publiek. maakt en aan de zuidzijde tegenover het Tussen Sondel en Oudemirdum ligt een kerkhof nog oude zandgaten. Hierin is de Fin H Srlwcfoestelde, omgewerkte rivier- aantrekkelijk, tamelijk vlak en enigszins ge- gestuwde zandondergrond en plaatselijk zanden van voor de komst van het ijs, be- sloten dekzand- en keileemlandschap. keileem zichtbaar. dekt door een zeer dunne laag keileem, ont- Indrukwekkend zijn de hoogten van het Jol- Een bezoek aan Hemelum is ook zeker de sloten in een bouwput in de rug van Sondel. derenbos en het Rijsterbos. In dit laatste bos moeite waard. Vanaf ongeveer de Galama- De lagen hellen naar het noordwesten is in 1849 het enige Friese hunebed aange- dammen bij het Johan Friso-kanaal hebben troffen. Helaas is dit oude steentijdgraf ver- we over de Morra een mooi uitzicht op het literatuur nield. Wel zijn de plaatsen waar de stenen hoge land van Hemelum. Eenmaal in He- 1 Baren, J. van, 1910. De morfologische bouwvan het diluvium ten Oosten van den IJssel. T.K.N.A.G. 2e se- eens stonden gemarkeerd. Bij het Paviljoen melum kunnen we genieten van een blik rie, XXVII. 't Klif en op het 6 km westwaarts gelegen over het meer aan de voet van de stuwwal- 2 Botte, J. 1919. De Friesche kliffen. T.K.N.A.G. 2e se- Rode Klif met zijn grote zwerfsteenmonu- rest (?). rie, XXXVI, 387-406. ment kunnen wij ons misschien nog een 3 Brouwer, A. 1950. De glacigene landschapstypen in Nederland. T.K.N.A.G. 2e serie. LXVII, 20-32. voorstelling maken van het oorspronkelijke Tot slot mag het wat achteraf gelegen intie- 4 Cappelle, H. van 1889. Het Roode Klif. Handelingen aanzicht van een door de zee afgeslagen ho- me landschap dat zich uitstrekt van Wes- v.h. Tweede Ned. Nat. en Geneesk. Congres te Leiden. terend Harich tot Harich niet onvermeld 238-246. Fig 9 Het fossiele Oude Mirdumerklif nabij blijven. Na een bezoek aan dit prachtige 5 Gonggrijp, G. P. 1978. Doelstelling, werkwijze en re- sultaten van het Gea-project. Geogr. Tijdschr. NR XII, het Schermhaventje met op de voorgrond geologische landschap zal het duidelijk zijn 3,220-230. een zwerfsteen dat dit gebied waard is bewaard te worden. 6 Mooi], J. 1963. Stuwwallen in Noord-Nederland, spe- ciaal in Gaasterland. Geogr. tijdschr. 110-119. 1985. Van eindmorenen tot stuwwallen. Grondboor en Hamer 1, 21-24. 7 Rijks Geologische Dienst. 1975. Toelichting bij de geologische overzichtskaarten van Nederland. 93-103. 8 Stichting voor Bodemkartering. 1970. Bodemkaart van Nederland. Blad 15 west en 15 oost. Schaal 1: 50.000. Wageningen. *' 9 Waard, D. de. 1949. Glacigeen Pleistoceen, een geo- logisch detailonderzoek in Urkerland. Diss. Utrecht. 10 Wee, M. W. ter. 1962. The Saalian Gladation in the . Meded. Geol. Sticht. N.S. 15, 57-76. 11 Zandstra, J. G. 1971. Keileem en zwerfstenen in de Zuidwesthoek van Friesland. It Beaken. 33,1,13-51. 1980. Aantekeningen bij de toepassingen van Scan- dinavische zwerfstenen en keileem in Friesland. 42, 5/ 6,225-238. 12 Zonneveld, J. I. S. 1975. Zijn de Noordnederlandse stuwwallen overreden of niet? Ber. Fys. Geogr. Afd. 9, 3-14. Geogr. Inst. RU.