Indische Letteren. Jaargang 26
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Indische Letteren. Jaargang 26 bron Indische Letteren. Jaargang 26. Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn 2011 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ind004201101_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 1 [Themanummer Indische publiekstijdschriften] Redactioneel Deze aflevering is gewijd aan Indische tijdschriften. Gerard Termorshuizen en Peter van Zonneveld hebben in 2004 en 2007 aan de Leidse universiteit werkgroepen over dit onderwerp begeleid. Hierbij werd duidelijk hoeveel belangwekkends die tijdschriften bevatten, in het bijzonder wat de literatuur betreft. Daar moet nog veel onderzoek naar verricht worden. Uit die colleges is wel een aantal scripties voortgekomen. Op basis daarvan werd in september 2010 een lezingenmiddag over dit onderwerp georganiseerd. De teksten vindt u in deze aflevering. Na een algemeen inleidende beschouwing over de Indische publiekstijdschriften tussen 1900 en 1942 van Gerard Termorshuizen belicht Heleen Oostebrink het tijdschrift De Reflector. Jeanine Tieleman bespreekt Woord en Beeld van de legendarische journalist Karel Wybrands. De Indische poëzie in de tijdschriften passeert de revue in een beschouwing van Peter van Zonneveld. Dit alles hangt ook samen met het verschijnen van het tweede deel van de Indische persgeschiedenis van Gerard Termorshuizen. Op 27 mei 2011 wordt dit langverwachte boek, Realisten en reactionairen. Een geschiedenis van de Indisch-Nederlandse pers, 1905-1942, in het Kamerlingh Onnes Gebouw te Leiden feestelijk ten doop gehouden. Een symposium over de pers in de vroegere Nederlandse koloniën, dat het KITLV Leiden samen met onze Werkgroep organiseert, gaat hieraan vooraf. Bijzonderheden treft u elders in dit nummer aan. Tevens vragen wij graag uw aandacht voor de lezingenmiddag van 17 juni, eveneens in Leiden. Ook hierover wordt u in deze aflevering geïnformeerd. Tijdens het jubileumsymposium op Bronbeek werd onze voorzitter, Peter van Zonneveld, benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau vanwege zijn verdiensten voor de Indische letterkunde. We wensen hem graag geluk met deze zo terecht toegekende onderscheiding, die we ook beschouwen als een blijk van erkenning en waardering voor wat wij allen in de afgelopen 25 jaar met onze Werkgroep hebben gedaan. Indische Letteren. Jaargang 26 2 ‘Een vriend van het Indische huisgezin’ Indische publiekstijdschriften (±1900-1942)* Gerard Termorshuizen Voor Joop van den Berg Inleiding In de tien jaar vóór de Eerste Wereldoorlog veranderde er in Indië meer dan in de voorafgaande drie eeuwen, merkte de historicus Gonggrijp op.1 Beperkte hij zich bij deze constatering tot een verwijzing naar de economische opbloei van het Europese bedrijfsleven, de effecten van de ethische politiek en de opkomst van de ‘inlandse beweging’, in feite ging het om een veelomvattender proces van verandering. Een proces dat zich deels laat definiëren als een snelle verwestersing van vooral het leef patroon van de Europeanen. De na 1900 op gang gekomen ontwikkelingen zetten zich in de volgende decennia onverminderd voort. Er werd weer geld verdiend. Het zakenleven expandeerde, op Java en nog veel meer in Deli, op Sumatra. De ethische politiek liet zich gelden in het entameren van ontwikkelingsprojecten en in een verruiming van het onderwijs aan Indonesiërs. Er was veel werk aan de winkel en de behoefte aan arbeidskrachten uit het moederland was groot. Indië werd bovendien na 1900 in snel tempo leefbaarder. Verbleven er in 1905 83.000 Europeanen in de kolonie, in 1930 waren dat er 240.000 en in 1942 ruim 300.000. Vooral het aantal vrouwen uit Nederland groeide relatief sterk. Zij bestierden het huishouden en hielden in hun nieuwe omgeving zoveel mogelijk vast aan wat zij in het moederland gewend waren. Een steeds meer westerse manier van leven drong de Indische uit vroeger jaren terug. In de eerste vier decennia van de vorige eeuw vormde zich in de kolonie een gemeenschap van enkele honderdduizenden Europeanen. Het kon niet uitblijven dat het publiekstijdschrift, dat zich in Nederland al een eigen plaats had veroverd, ook in Indië zijn opwachting zou maken. Dat gebeurde vanaf omstreeks 1900. Het ging daarbij vrijwel altijd om weekbladen die, behalve door Europeanen, werden gelezen door een bovenlaag van Indonesiërs en Chinezen. Er zijn in die veertig jaar vrij veel van die weekbladen geweest: met de dames- Indische Letteren. Jaargang 26 3 weekbladen meegerekend ongeveer twintig, waarvan er acht heel populair werden. Dat waren het Weekblad voor Indië (1904-1920), De Reflector (1915-1922) - zie het artikel van Heleen Oostebrink hierna -, Het Indische Leven (1919-1928) en zijn opvolger Woord en Beeld (1929-1930) - zie het artikel van Jeanine Tieleman hierna -, De Zweep (1922-1923), De Indische Post (1921-1939), d'Oriënt (1923-1942) en Actueel Wereldnieuws en Sport in Beeld (1924-1942). Tijdschriften voor ‘dames’ Al kwamen er geleidelijk meer mogelijkheden voor vermaak en ontspanning, in het algemeen gesproken was het leven in Indië weinig opwindend. Dat gold in het bijzonder voor de Europese vrouwen. Zij namen nauwelijks deel aan het arbeidsproces en het huishouden lieten zij over aan hun bedienden. De behoefte aan afleiding was groot onder hen. Zij vonden die afleiding onder meer in lectuur waarbij hun voorkeur uitging naar het lichte genre. Men schafte zich boeken aan in de toko dan wel boekhandel of leende ze uit bibliotheken. Zeer populair was de wekelijkse leestrommel, door de journaliste Beata van Helsdingen-Schoevers niet voor niets een ‘Indisch meubel’ genoemd. Een ander voornaam medium dat inspeelde op de grote vraag naar onderhoudende lectuur, was de krant. Zij zorgde behalve voor verhalen en het feuilleton (het vervolgverhaal ‘onder de streep’) voor het verstrooiende ‘mengelwerk’. Naast de krant nestelde zich na 1900 het weekblad als bron van informatie en amusement. De belangrijkste weekbladen bevonden zich ook in de leestrommel. Gelezen werd er dus vooral door de ‘dames’, zoals zij doorgaans werden aangeduid. Vaste voet kreeg het damesblad met de oprichting, in 1899 in Djokjakarta, van ‘De Echo’; Weekblad voor dames in Indië.2 De eerste vier jaargangen werden geredigeerd door mevrouw T. ter Horst-de Boer, de laatste twee door mejuffrouw A.A.J. van Maarseveen. Interessant is de emancipatorische inslag ervan. Het richtte zich in het bijzonder op ontwikkelde vrouwen die streefden naar meer vrijheid en inspraak. Voor een groot deel werd het volgeschreven door lezeressen. Regelmatig was er aandacht voor de rol van de vrouw in de samenleving, het huwelijk en de opvoeding. Ook de omgang met de autochtone bevolking kwam ter sprake. Medewerksters waren onder anderen de feministe Stefanotes (pseudoniem van B. Mühlnickel-van der Kolk), Thérèse Hoven, Dé-lilah en Melatti van Java. Hoewel het maatschappijkritische aspect een stempel drukte op ‘De Echo’, domi- Indische Letteren. Jaargang 26 4 neerde dat niet. Het blad was vooral attractief door de lectuur die het bood: korte verhalen, feuilletons en gedichten. Opvallend zijn de twee feuilletons die Kartini, schrijfster van het bekende Door duisternis tot licht (1911), bijdroeg onder het pseudoniem Tiga Soedara (Drie Zusters). In een ervan, ‘Een oorlogsschip op de ree!’, vertelt zij over het bezoek dat zij en haar twee zusters brachten aan een Nederlands oorlogsschip op de rede van Djapara, waar zij woonde. Ook de ‘Modepraatjes’ ontbraken niet, evenmin als de rubrieken over koken, schilderen, handwerken en tuinieren. Een vaste plaats had de ‘Vragenbus’ waarin vragen konden worden gesteld over de huishouding, opvoeding en dergelijke. Lezeressen konden erop reageren. Doordat het blad het financieel niet meer kon bolwerken, maar ook door ‘persoonlijk gekibbel over eigen grieven en denkbeelden’, ging ‘De Echo’ in 1905 ter ziele. Het aantal abonnees was zeer bescheiden. Op de jaargang 1901-1902 waren ruim driehonderd particulieren, kranten en leesgezelschappen geabonneerd.3 In 1906 werd ‘De Echo’ opgevolgd door het Damesweekblad voor Indië. Het werd uitgegeven in Soerabaja en geredigeerd door mevrouw Ter Horst-de Boer, de vroegere redactrice van ‘De Echo’. Het blad is vermoedelijk verloren gegaan. In 1911 werd het als bijblad opgenomen in het Weekblad voor Indië. Indische damesbladen waren er daarna nog maar enkele. Bekend geworden is het maandblad De huisvrouw in Indië dat heeft bestaan vanaf november 1931 tot aan de Japanse bezetting.4 De artikelen daarin hadden vaak betrekking op het voeren van een huishouding in Indië volgens westerse normen. Wat treft in die stukken, is de afstandelijkheid ten opzichte van de inheemse wereld, in de eerste plaats van de huisbedienden die vrijwel de enige Indonesiërs waren met wie de Nederlandse vrouwen in aanraking kwamen. De huisvrouw in Indië paste feilloos in het leefklimaat van de jaren dertig met zijn rigoureuze scheidslijnen tussen de Europese en de ‘andere’ wereld. Opvallend zijn de vanaf september 1933 in het blad opgenomen ‘Brieven van een huisvrouw op een buitenpost’ van de hand van Beb Vuyk. Zij werden later omgewerkt tot Het laatste huis van de wereld (1939) waarin de schrijfster verslag doet van haar leven en dat van haar man op Boeroe in de Molukken.5 Het weekblad voor iedereen Het damesweekblad werd al spoedig verdrongen door het op een algemeen publiek toegesneden tijdschrift. Het genre begon aan een spectaculaire opmars met het in Indische Letteren. Jaargang 26 5 1904 gestichte Weekblad voor Indië. Het heeft als model gediend voor