Het Leek Wel Oorlog!
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
HET LEEK WEL OORLOG! Door:Willem Tiemens Het verhaal Het leek wel oorlog! behoort tot de weinige fiction teksten die ik heb geschreven, maar omdat het bloed nu eenmaal kruipt waar het niet gaan kan, is dit niet zomaar een ‘verzonnen’ verhaal geworden. Het is een historie die grotendeels in de oorlogsjaren in Schaarsbergen speelt. Er figureren talrijke Schaarsbergers in, ieder in zijn rol van destijds. Bovendien is het verhaal gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen en verhalen zoals die de ronde deden en misschien nog doen. Daadoor heeft Het leek wel oorlog! een zeer hoog documentair gehalte gekregen, dus ondanks dat het als fiction aangemerkt moet worden! Om de tekst wat handelbaarder te maken op de website, heb ik die opgesplitst in drie delen. Het leek wel oolog Door: Willem Tiemens lid Werkgroep Historie Schaarsbergen 1. "Voor jou, Frits." "Wie?" "Gerrit Nouwen." "Zet maar over," reageerde Frits Florijn verstrooid. Met zijn rechterhand nog op het toetsenbord en zijn blik op het beeldscherm, zocht hij met zijn linkerhand de hoorn. "Goede morgen, Gerrit. Alles goed?" vroeg hij automatisch. Zijn gedachten waren nog niet los van de tekst waar hij zo ingespannen aan werkte. Gerrit Nouwen was voor hem een synoniem voor 'nieuws'. En nieuws hield de schoorsteen aan het roken. Frits Florijn en Gerrit Nouwen, ze stonden al jaren op vriendschappelijke voet, ofschoon ze vrijwel nooit bij elkaar over de vloer kwamen. Frits wist dat Gerrit, in zijn hoedanigheid van politievoorlichter, hem menige belangrijke primeur moest hebben toegespeeld door het vrijgeven van nieuwsd op te houden tot net na het moment waarop de kolommen van het concurrerende dagblad definitief sloten. Voor wat hoort wat. Als hij Frits vroeg om over bepaalde zaken 'in het belang van het onderzoek' niet te schrijven, dan gebeurde dat ook niet. Zonder dat ze er ooit over gesproken hadden, was er een soort erecode tussen hen ontstaan. Vrijwillige censuur? Feitelijke inperking van de persvrijheid? Misschien wel. Maar wat dan nog? Frits Florijn zat er niet mee. Niet meer. Die tijd had hij gehad. Het leven was een kwestie van geven en nemen. Dat had hij in de loop der jaren wel geleerd. Na een korte uitwisseling van algemeenheden kwam Gerrit terzake. "Ik heb wat voor je. Iets aardigs." "Toch weer geen drugskwestie, alsjeblieft?" Drugszaken scoorden in Arnhem hoog op de lijst van 'aardigheidjes'.Woorden als drugslijn, dealer, junk, heroïnehoertje, drugstoerisme, verslaafde en aangehouden waren dagelijks weerkerende woorden in de koppen van de krant. "Nee, iets heel anders deze keer. Je moet maar even langs komen, dan kan ik je het laten zien." "Wanneer, nu?" "Liever over een klein uurtje, als het jou niet uitmaakt." "Half elf?" "Akkoord, tot zo." Het artikel over Duitse vliegtuigbommen die mogelijk nog diep in de klei van de Arnhemse nieuwbouwwijk Kronenburg zouden liggen, wilde vanaf dat moment niet erg meer vlotten. Na een paar pogingen gaf hij het op. Het kon wachten. Als die bommen er al bijna 60 jaar hadden gelegen, dan hoefde je nu niet op een dag te kijken. Hij nam rustig de tijd om nog een bekertje koffie te drinken met de collega's van de stadsredactie, pakte vervolgens de paperassen op z'n bureau bij elkaar en stak een pen bij zich. In het voorbijgaan de receptioniste met een handgebaar groetend, snelde hij de trap af en mengde zich in de drukke winkelstraat tussen het luchtig geklede publiek. De dienstdoende portier kende hem. Zonder er naar te vragen, noteerde ze z'n naam en reisdoel. 'Voorlichting'. De deur stond open. "Mooi op tijd, laten we meteen maar even gaan kijken," verwelkomde Gerrit hem. Hij pakte een sleutel uit de la van zijn bureau en ging hem voor. Linksaf de gang door, de trappen af en via de deur waardoor de agenten de arrestanten het bureau binnen brengen kwamen ze op de binnenplaats uit. Zwijgend liepen ze langs de grimmige blauwe ME bussen. Een klein zwart bordje waarin in witte letters MORTUARIUM gegraveerd stond gaf de bestemming aan van de korte wandeling. Het was niet de meest gezellige ruimte van het Arnhemse politiebureau. "Moord?" "Wie zal 't zeggen," antwoordde de politieman nietszeggend. Ondertussen ontsloot hij de bruine klapdeuren. Met een voetbeweging waaruit routine sprak, schoof hij een schuin klosje onder de linkerdeur. Hij deed het licht aan. In de koele betegelde ruimte hing de penetrante lucht van een ontsmettingsmiddel. Lysol dacht Frits. En onwillekeurig huiverde hij. Gerrit opende een soort koelkastdeur. Drie boven elkaar gemonteerde roestvrij stalen laden werden zichtbaar. Ze hadden veel weg van grote langerekte schalen. Gerrit trok de onderste over een slede naar buiten. Het laken dat erover gedrapeerd lag, verraadde dat de schaal niet leeg was. Maar een lichaam kon er, gezien de vormen, niet in liggen. Zwijgend pakte hij het laken bij twee punten en trok het voorzichtig terug. "Tsjee … , waar hebben jullie dat gevonden?" In de lade lagen een schedel en onderkaak, wat losse tanden en een ongeordende verzameling van kleine botjes, langere beenderen, ruggewervels, een bekken, losse ribben, plukken haar en leerachtig materiaal. Apart van de lichaamsresten lagen uiteengevallen schoenen, resten van een portemonnee en diverse kledingresten, sommige van een grove stof met nog klonten aarde eraan. "Die komt onder het wegdek vandaan. Onder het kruispunt Koningsweg - Deelenseweg in Schaarsbergen, om precies te zijn. Misschien weet je het, misschien ook niet, dat in Schaarsbergen sinds jaar en dag het gerucht onder de oudere bewoners gaat, dat er aan het eind van de oorlog op dat kruispunt een lijk in een bomtrechter lag. Niemand wist hoe het erin gekomen was, noch van wie het was. Materman, zo gaat het verhaal, die behalve dorpskapper, huisknecht en jachtopziener ook ondercommandant van de vrijwillige bosbrandweer was, was kort voor de aankomst van de eerste Canadese tanks zelf op verkenning uitgegaan. Van zijn huis aan de Kemperbergerweg was hij door het bos naar dat kruispunt gefietst, omdat hij hoopte van daar af te kunnen zien of er nog Duitsers of Oekraïners of wat het ook mochten zijn, op het nabijgelegen vliegveld Deelen zaten. Want die lui hadden zich daar tot het laatst toe opgehouden in de gebouwen. Maar alles scheen verlaten en Materman waagde zich op de kruising om het gat te bekijken dat was ontstaan toen de Duitsers er kort tevoren een lading - waarschijnlijk een bom - tot ontploffing hadden gebracht. Toen hij 's middags opnieuw ging kijken, hadden de Canadezen het gat dichtgeschoven en er rijplaten overheen gelegd. Dat is het verhaal," aldus de politieman die met de armen over elkaar naast de uitgetrokken lade tegen de wand leunend zijn verhaal had afgestoken. "Maar hoe komen jullie hier nou aan? Al enig idee trouwens wie het is?" informeerde Frits. "Om bij je eerste vraag te beginnen: je weet misschien, dat de gemeente de Koningsweg een tijd geleden heeft overgedragen aan de provincie. Die kwam er al vrij snel achter, dat er wat gedaan moest worden aan dit gevaarlijke kruispunt. Toen de Dorpskrant het nieuws over de komende reconstructie verspreidde, belde er iemand op om ons attent te maken op de legende. Als er toch aan het kruispunt gewerkt ging worden, dan was dat een goede gelegenheid ... enfin, je begrijpt het. In overleg met de dienst Wegen, Verkeer en Grondzaken van de provincie, is daarop besloten de gelegenheid inderdaat aan te grijpen om eens na te gaan wat er waar was van het verhaal. Welnu, het resultaat ligt voor je, het zand zit er nog aan, zoals je ziet." Frits boog zich over de tafel om de botten en botjes wat beter te bekijken. Ze waren nog uitzonderlijk gaaf, vond hij. En dat na zoveel jaar. "Wanneer hebben jullie hem gevonden ... is het trouwens een 'hem'?" "Ja, het is een man ... gisterochtend." "Had je me wel eens mogen waarschuwen," merkte Frits op. "Wat was je er wijzer van geworden dan je nu bent?" "Nou ja, een aardige foto ..." "Je weet, dat we zulke foto's liever niet in de krant zien. Trouwens, we wisten nog helemaal niet of we wel iets zouden vinden. Kapperspraatjes ..." "Bekend wie hij is?" "Een soldaat?" "Geen aanwijzing voor. Geen herkenningsplaatje, geen helm, geen wapen, geen patronen, patroonhouders. Zelfs het schoeisel is niet van militaire herkomst. Nee, we hebben geen idee. Er lagen geen papieren bij, geen zegelring met initialen, geen trouwring. De dokter, die dit hoogst interessante gevallen vindt, schat dat hij omstreeks een meter tachtig is geweest, leeftijd zo tussen de vijfentwintig en dertig jaar. De lengte kunnen ze ongeveer bepalen aan de hand van de lengte van het dijbeen, de leeftijd uit de mate van de vergroeiïng van diverse beenderen. Kijk hier." Gerrit boog zich over de tafel: "Hier zit een kogelgat. De kogel is niet uitgetreden en dat klopt, want hij lag los in de schedel. Hij is van een vrij licht kaliber, vermoedelijk afkomstig uit een vuistvuurwapen." Hij wees op de kogel die naast de schedel lag. "Afblijven! De boel is nog niet gedesinfecteerd," gebood Gerrit toen Frits de kogel wilde oppakken. Hij legde uit, dat er zelfs na zoveel jaar nog kans op gevaarlijke schimmelinfecties bestond. "Maar jullie zullen toch wel iets meer weten?" probeerde Frits opnieuw. "Ja, dat er resten stof en knopen van een Duitse militaire winterjas bij zitten. Herkomst Luftwaffe, maar dat is dan ook alles." "Dus toch een soldaat?" "Er schijnen in de laatste oorlogswinter, zeker in de buurt waar Duitsers zaten, wel meer kerels in zulke jassen rondgelopen te hebben. Lui die hand en spandiensten voor de moffen verrichtten, wisten daar wel aan te komen." Hij drapeerde het laken weer voorzichtig over de stoffelijke resten. "Het heeft ook weinig nut om het zaakje nu nog in de koeling te houden, maar ja, een geschiktere plaats om het te bewaren hebben we nu eenmaal niet." Terug in de kamer van 'Voorlichting', praatten ze tot het middaguur door over de vreemde vondst.