71 Alnus accuminata 72 A. jorullensis 76 A. oblongifolia A.rhombifolia < 50 A. glutinosa lnus A. hirsuta A A. incana – Sortimentsoverzicht 54 < 50 A.rugosa-1 A. inokumae 65 A. rubra A. rugosa-2

Dr. P.C. de Jong A. tenuifolia A. complex incana A. sibirica Alnus Subgenus 97 A. cordata 62 A. cremastogyne A. ferdinandi-coburgii < 50 A. nepalensis Section

Het geslacht Alnus, de els, kwam al in Dendroora Cremastogyne A. trabeculosa nummer 2 (1965) aan bod, gevolgd door een 70 63 A. japonica 87 A. serrulata Genus Alnus Keuringsrapport in Dendroora Nr. 9 (1972). Daarna A. matsumurae bleef het stil. Alleen in Dendroora Nr. 25 (1988) 52 A. orientalis A. subcordata werd door Harry van de Laar nog een artikel gewijd 99 A. maritima 98 100 A. formosana aan Alnus ‘Sipkes’. Bij een inventarisatie van Alnus in A. nitida Subgenus cultuur valt al snel op dat in verhouding tot het aantal A. crispa Clethropsis A. fruticosa soorten er slechts enkele soorten zijn met cultivars. A. maximowiczii Van deze soorten hee A. glutinosa meer cultivars A. sinuata 79 A. viridis A. mandshurica dan de overige samen. Alnus lijkt een geslacht met 99 complex A. viridis

< 50 Subgenus 83 A. rma Alnobetula een sortiment waar weinig beweging in zit. De twee 97 A. sieboldiana elzen die in het gebruikswaardeonderzoek laanbomen 87 A. pendula-1 A. pendula-2 werden getoetst eindigden niet in de top 25. 85 Betula lenta < 50 B. uber B. costata 100 B. nigra Beschrijving en zowel de wetenschappelijke naam Alnus als 64 84 B. pendula-1 Het geslacht Alnus behoort tot de en de Nederlandse naam els, het Duitse Erle, het < 50 B. pendula-2 telt volgens e Plant List 36 soorten. Ze komen Engelse en het Franse aulne zijn afgeleid van < 50 B. populifolia 91 verspreid voor over het Noordelijk Halfrond, de indo-europese oervorm ‘el’ wat rood betekent. B. nana met één soort in het Zuid-Amerikaanse Andes- Ook in plaatsnamen komt het woord voor: Elst, B. davurica gebergte. Op enkele uitzonderingen na zijn het Elshout, Elsloo, Eisene, Erleheim, Alderley Alder- Corylus sieboldiana Ostryopsis nobilis Ostrya, Carpinus zeer vochtminnende bomen en struiken met shot en Aulne. Carpinus hupeana 52 62 groeiplaatsen langs beekjes, rivieren, meren en Elzen leven in symbiose met bacteriën van het 90

Ostrya carpinifolia outgroups: Corylus, Ostryopsis zelfs in moerassen. De bloei valt meestal voor de geslacht Frankia die knolletjes vormen op de wor- 83 O. rehderiana bladontwikkeling. Het zijn eenhuizige planten met tels en stikstof binden. Deze eigenschap maakt els Carpinus cordata aparte mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen. De tot een groenbemester en speelt een belangrijke mannelijke zijn vaak sierlijke katjes. De vrouwe- rol voor de els als pionierplant en in gemengde lijke worden uiteindelijk de bekende kegelvormige beplantingen op arme gronden.    Fylogenetisch schema van het geslacht Alnus en naaste verwanten. De traditionele elzenproppen. Het hout is roodachtig van kleur classicatie is aan de rechterzijde weergegeven (Chen & Li (2004)).

32 33    [] Het geslacht Alnus is algemeen geaccepteerd als monofyletisch, dus afstammend van een gemeen- schappelijke voorouder. Het is nauw verwant met Betula. Diverse taxonomen hebben indelingen van het geslacht gemaakt. Na de indeling van Spach in 1841 volgde nog een zestal, onder andere een uit- gebreide van Murai (1964). In de meeste recente van Furlow (1979) worden drie ondergeslachten onderscheiden: Alnus, Alnobetula en Clethropsis. In het onderzoek van het RNA door Zhiduan Chen and Jianhua Li (2004) vonden zij de bevesti- ging dat dit onderscheid terecht was (zie g. 1).

Ook het in 2003 gepubliceerde onderzoek van Navarro c.s. met een klein aantal soorten had eenzelfde resultaat. Zie voor de arealen van de sub genera g. 2. (Chen & Li, 2004). De in dit over- zicht apart opgenomen Section Cremastogyne is onderdeel van Subgenus Alnus.

Korte beschrijving van de ondergeslachten:

Subgenus Alnus De winterknoppen zijn duidelijk gesteeld en hebben 2 of meer ongelijke knopschubben. De mannelijke en vrouwelijke katjes verschijnen voor Alnus cordata de winter.    Geograsche verspreiding van drie ondergeslachten en de sectie Cremastogyne van Alnus (: ) Soorten: A. acuminata, A. cordata, (Chen & Li (2004)). A. cremastogyne, A. fauriei, A. ferdinandi-coburgii, In ons land is de els veel toegepast als winscherm A. japonica, A. jorullensis, A. lanata, A. matsumu- bij boomgaarden en vanouds als perceelscheiding. rae, A. oblongifolia, A. orientalis, A. rhombifolia, Subgenus Clethropsis zullen worden toegevoegd. Alles wijst daarbij op Het hout is niet bijzonder duurzaam, maar onder A. serrulata, A. subcordata, A. trabeculosa en het Naakte knoppen. De bloei is in de herfst. een circumpolaire oorsprong. In dit artikel wordt water wel. In het verleden o.a. toegepast bij hui- A. incana-complex met volgens Chen en Li de taxa Vrouwelijke katjes in de oksels van bladeren. de e List gevolgd die in het geslacht dus zenbouw in Amsterdam. A. glutinosa, A. hirsuta, A. incana, A. inokumae, Soorten: A. formosana, A. henryi, A. maritima, 36 soorten accepteert. Soorten die niet geaccep- A. rubra, A. incana subsp. rugosa (syn. A. rugosa) A. nepalensis en A. nitida. teerd zijn en niet eerder als ondersoort van Systematiek en A. incana subsp. tenuifolia (syn. A. tenuifolia). Van de overige soorten is het subgenus niet A. incana of A. alnobetula werden beschouwd zijn Linnaeus beschouwde Alnus in zijn plan- bekend A. glutipes, A. hakkodensis, A. mairiei, A. inokumae en A. sibirica. Het wachten is op tarum (1753) niet als een apart geslacht. Onder Subgenus Alnobetula A. paniculata, A. serrulatoides en A. vermicularis. verder onderzoek. Betula alnus rangschikte hij zowel A. glutinosa Winterknoppen zittend en met meerdere knop- als A. incana. Miller onderscheidde in 1754 in schubben dakpansgewijs. Katjes worden voor Dat de Europese A. incana en A. alnobetula Gebruik zijn Gardeners Dictionary Alnus wel als een de winter gevormd, maar alleen de mannelijke (syn. A. viridis) in zowel Noord-Amerika als Als snel groeiende pionierboom worden veel apart geslacht, maar dit vond pas echt ingang zijn in de winter zichtbaar. Noord-Azië duidelijk nauw verwante taxa hebben soorten gebruikt om erosie te voorkomen en om door Spach in 1841 met de publicatie van Revisia Soorten: A. rma, A. pendula, A. sieboldiana is al lang opgevallen en hee geleid tot het onder- te zorgen voor herstel van ecosystemen. Het vrij Betulacearum. Alleen A. alnobetula (beter bekend en het A. viridis-complex met volgens Chen scheiden van diverse ondersoorten. Het onderzoek zachte hout wordt gebruikt voor eenvoudige toe- onder het synoniem A. viridis) werd, als Betula en Li de taxa A. alnobetula, (syn. A. viridis), van Chen en Li toont de nauwe verwantschap aan passingen, al zijn er enkele soorten met een goede alnobetula, nog lang tot de berken gerekend. A. alnobetula var. crispa, A. alnobetula van A. incana en A. alnobetula met nog diverse houtkwaliteit. In de volksgeneeskunst zijn diverse Samen met Betula vormt Alnus de onderfamilie var. fruticosa, A. alnobetula var. sinuata, andere. Dit kan er in later onderzoek toe leiden soorten gebruikt tegen tal van kwalen. In ons land Betuloideae binnen de Betulaceae. A. mandshurica en A. maximowiczii. dat nog meer soorten aan deze complexe soorten wordt de inheemse A. glutinosa beperkt gebruikt

34 35    [] in gemengd bosplantsoen. Het aantal soorten Ziekten en plagen en selecties dat als laan- of straatboom wordt toe- Phythophthora alni is een schimmelziekte, die voor gepast is zeer beperkt. Aantastingen als iepziekte, het eerst 1993 opdook in Zuid-Engeland en die bacterievuur en kastanjeziekte in andere geslach- zich in korte tijd over heel Europa hee verspreid. ten hebben hier nauwelijks invloed op gehad. Aantasting leidt tot het massaal afsterven van In zijn bespreking van het geslacht constateert elzen, vooral langs waterwegen. In veel Europese Jan Mauritz (2015) terecht: “Er worden veel te landen, waaronder Nederland, Duitsland, Frank- weinig elzen toegepast in de openbare ruimte, en rijk, Zweden, België, Oostenrijk en Hongarije zijn dat is jammer. Het zijn namelijk geweldig mooie sinds 1993 aantastingen gerapporteerd. Onlangs bomen en er is zo’n grote diversiteit binnen dit is de schimmel ook aangetroen in Alaska en geslacht beschikbaar als je een beetje nadenkt over Oregon. P. alni is ongewoon variabel. Er zijn toepassing versus standplaats. Het is ook droevig drie subspecies: de meest geïsoleerde en meest gesteld met het sortiment op boomkwekerijen. virulente ondersoort is P. alni subsp. alni. De Alnus alnobetula Alnus alnobetula subsp. sinuata Enkele bekende soorten worden wel gekweekt, aantasting begint gewoonlijk aan de wortels en (:  ) (: ) maar dat is een schijntje van wat er mogelijk is”. wortelhals en breidt zich vandaar in enkele jaren Omdat A. glutinosa van nature onder moeilijke naar boven uit; het manifesteert zich als omvang- A. alnobetula (Ehrh.) K.Koch 3(-4) m hoog. Blad donkergroen, leerachtig, breed omstandigheden (winderig, nat, veengrond) kan rijke bruine bloedingsplekken, later een geringere Syn.: A. viridis (Chaix) DC ei vormig tot smal elliptisch, jn gezaagd en met groeien is het ecologisch gezien een belangrijke blad-massa en takstere. Naar schatting zijn in Grote complexe soort met diverse ondersoorten. stompe top. Amerikaanse en Canadese namen zijn boom die voorkomt in elzenbroekbossen en in Schotland al 580.000 bomen aangetast ofwel Zie hieronder. Enigszins op berken gelijkende Green alder, Mountain alder, Aulne crisp en Aulne weilanden, langs sloten en rivieren. Elzen maken 12% van alle elzen. Van de Europese soorten struik, meestal niet hoger dan 2 m maar soms vert. Alle drie de Amerikaanse ondersoorten zijn deel uit van de Nederlandse cultuurhistorie in de is A. glutinosa zeer gevoelig en A. incana vrij tot 10 m hoog. Het blad is glimmend groen met in ons land alleen in arboreta en bij gespeciali- zin dat ze veel zijn toegepast in windkeringen rond resistent. een lichtere onderzijde, eivormig, 3-8 cm lang en seerde kwekers te vinden. fruitboomgaarden en in Boskoopse windakkers Elzenhaantje (Agelastica alni), een blauwzwart 3-6 cm breed. De bladrand is scherp gezaagd. De en op slootkanten van kwekerijen en weilanden. kevertje is het belangrijkste bladetende insect knoppen zijn zittend met diverse knopschubben. A. alnobetula subsp. fruticosa (Rupr.) Raus In de vruchten is veel zaad beschikbaar voor op de els. Van april tot juni worden ronde tot De bloei begint pas laat in het voorjaar na het Syn.: A. viridis subsp. fruticosa (Rupr.) Nyman onder andere putters. De donkergroene glanzende langwerpige gaten gevreten. Het zijn vooral de in blad komen. Alleen de mannelijke katjes zijn Brede struik, 3(-6) m hoog. Het areaal omvat bladeren van bijvoorbeeld A. cordata, A. rma larven die het bladmoes vreten en daardoor veel voor de winter zichtbaar. Komt voor in een groot Alaska, West-Canada en verspreide kleine popula- en A. ×spaethii ‘Spaeth’ geven de bomen een zeer schade kunnen aanrichten. Overigens herstellen areaal in Centraal-Europa en groeit daar in sub- ties in het westen van de Verenigde Staten. Popu- gezonde uitstraling. Daarbij is met name ‘Spaeth’ de bomen zich ’s zomers weer. De kevers overwin- alpine zone van Alpen, Karpaten en gebergten van laties in het noordoosten van Azië werden ook wel een prima snelgroeiende straatboom. teren in de bodem onder bladeren en afgestorven de Balkan. Vormt in de natuur soms een dichte tot deze ondersoort gerekend, maar vormen nu de Dat de meeste soorten niet of nauwelijks herfst- plantenresten. begroeiing. Werd lange tijd als berk beschouwd soort A. mandshurica. Desalniettemin is de Ameri- kleuren geven kan niet echt als een nadeel worden Bacteriekanker (Pseudomonas syringae) treed bij met de naam Betula alnobetula. Wordt in ons land kaanse naam Siberian alder. Bladeren donkergroen gezien. Het weegt niet op tegen de veelzijdigheid elzen vrij zelden op. Wel was deze aantasting aan- weinig gekweekt. breed eivormig, scherp dubbel gezaagd en kort die de bomen op andere vlakken bieden. leiding om de teelt van A. ×elliptica ‘Itolanda’ te Volgens een recente publicatie van Chery (2015) toegespitst. ontraden. moet A. alnobetula (Ehrh.) K.Koch de juiste naam Teelt en vermeerdering zijn. De Naamlijst van Houtige Gewassen houdt A. alnobetula subsp. sinuata (Regel) Raus Voor gebruik als bosplantsoen worden soorten als Soorten en cultivars het vooralsnog op A. viridis, in de e Plant List Syn.: A . viridis subsp. sinuata (Regel) A. Löve A. glutinosa en A. incana van zaad vermeerderd. A. acuminata Kunth wordt A. alnobetula wel als correcte naam ver- & D. Löve Vegetatieve vermeerdering gebeurt middels a eg- Tot 25 m hoge els met een groot areaal van Mexico meld. Brede struik, 5-10 m hoog. Blad lichtgroen, smal gen, enten en stekken. A eggen is een nog maar tot in Noord-Argentinië. Het is een belangrijke tot breed eivormig, 4-10 cm lang en 3-8 cm breed. weinig toegepaste vermeerderingstechniek, maar pioniersoort, van belang om erosie te voorkomen. A. alnobetula subsp. crispa (Aiton) Raus Verschilt van de twee overige Amerikaanse onder- biedt bij moeilijk te vermeerderen selecties toch Groeit in subtropisch tot tropisch klimaat en is Syn.: A. viridis subsp. crispa. (Aiton) Turrill soorten in het grotere lichtgroene blad, de grof uitkomst. Enten gee nog wel eens problemen beperkt winterhard in Noordwest-Europa. De Deze ondersoort hee een groot areaal in Mid- dubbel gezaagde bladrand en de schaarse beharing. omdat wildgroei van de onderstam soms niet plant in Trompenburg Tuinen & Arboretum, den- en Oost-Canada en in de aangrenzende sta- Groot areaal in het westen van Noord-Amerika herkend wordt. Voor het gebruik als laanboom Rotterdam ster ieder jaar in, maar loopt vanuit ten van de Verenigde Staten. Daarnaast komt deze van Alaska tot in het noorden van Californië. Het worden uit de zaailingen geschikte groeivormen de stamvoet weer uit. ondersoort ook voor in kleine geïsoleerde popula- is een krachtig groeiende pioniersoort die als eerste geselecteerd. ties in onder andere de Appalachen en in het zui- verschijnt na ontbossing. Amerikaanse en Cana- den van Groenland. Compacte of losse struik tot dese namen zijn Mountain alder en Sitka alder.

36 37    [] Alnus alnobetula subsp. crispa (: )

Alnus cordata Alnus fauriei (: ) (:  )

A. alnobetula subsp. suaveolens (Req.) Lambinon A. cordata ‘Dirk Pols’ & Kerguélen (N.A.K.B., Raamsdonksveer) Brede struik inheems op het eiland Corsica. Door de Keuringscommissie van de N.A.K.B. Verschilt van A. alnobetula in het breed eivormige werden in een straat in Den Bosch twee bomen tot bijna ronde blad. geselecteerd, een met een piramidale en een met een meer rondere kroon. Een daarvan, waar- A. cordata (Loisel.) Duby schijnlijk de boom met de piramidale kroon, Snelgroeiende boom tot 24 m hoog in het wild kreeg als werknaam ‘Den Bosch’, maar werd later en in cultuur tot 15 m, meestal met een ei vormig ‘Dirk Pols’ genoemd, naar een van de leden van kroon. Bladeren breed eirond, leerachtig, de Technische Keuringscommissie. In het handels- glanzend, met een hartvormige voet en kort sortiment niet teruggevonden. toegespitste top. De onderzijde van het blad is aanvankelijk geel-bruinachtig behaard, later A. ×cordinca ‘Sipkes’: A. ‘Sipkes’ kaal behalve in de nerfoksels. De bladrand is jn gezaagd tot zeer licht getand. De bloei is in A. cremastogyne Burkill februari. Vruchtkatjes opstaand en 2,5-3 cm lang Tot 40 m hoge boom met een gladde grijze en 1,5-2 cm breed, Deze soort groeit van nature bast. Twijgen vrij dun en onder een grote hoek in de zuidelijke Italiaanse Apennijnen en op met de harttak. Vruchtkatjes solitair en 5-8 cm Corsica. Elders in Italië en omringende landen lang gesteeld. Groeit op berghellingen en langs is A. cordata geïntroduceerd en vaak verwilderd. stroomp jes tussen 500 en 3.000 m in de Chinese De soort hee een groot aanpassingsvermogen en provincies Sichuan en Zhejiang en in het zuidoos- gedijt ook nog op lichte, drogere gronden. Is ook ten van Gansu het noorden van Guizhou en het zeer windbestendig en verdraagt zelfs zeewind. zuiden van Shaanxi. Is in cultuur in de provincie De soort is ook zoutbestendig. In kwekerijen Jiangsu. Het is een zeer snel groeiende soort, die in wordt A. cordata gewoonlijk door zaaien vermeer- de herkomstgebieden vaak wordt aangeplant voor derd. Uit de zaailingen worden de gewenste boom- natuurherstel. Met name in de Yangtze vallei is al vormen geselecteerd om verder als laanboom te ruim anderhalf miljoen hectare geplant, deels ook worden gekweekt. Voor een grotere uniformiteit voor houtproductie. Op kleine schaal in cultuur kan ook vegetatief worden vermeerderd. Werd in bij specialisten. het Keuringsrapport in Dendro ora 9 (1972) met 3 sterren gewaardeerd. A. ×elliptica Requien Natuurlijke hybride van A. cordata en A. glutinosa op het eiland Corsica.

38 39    [] Alnus rma Alnus formosana (:  ) (:  )

A. ×elliptica ‘Itolanda’ zuidwesten van Sichuan. Hee dicht behaarde (S.G.A. Doorenbos, Den Haag, 1935) jonge twijgen en bladstelen. Blad elliptisch, zwak Leek ooit een veelbelovende selectie van S.G.A. getand en aan onderzijde langs de nerven behaard. Doorenbos, maar bleek zeer vatbaar voor bacterie- Niet in cultuur. kanker. Gebruik van deze cultivar werd in Den- dro ora 2 al ontraden. Toch werd ‘Itolanda’ nog A. rma Siebold & Zucc. Alnus glutinosa ‘Aurea’ opgenomen in Dryade, using trees in urban land- Struik of kleine boom tot 15 m hoog inheems op (:  ) scapes van Wageningen University and Research. het Japanse eiland Kyushu en verwilderd in Korea. Wordt in Japan en Korea veel gebruikt om erosie A. glutinosa (L.) Gaertn. A. glutinosa ‘Au r e a’ A. ×fallacina Callier te bestrijden en voor bodemverbetering. Jonge Zwarte els (Vervaen, Lenberg, België, 1860) Natuurlijke hybride van twee Amerikaanse elzen: twijgen en bladstelen behaard. Frisgroen eirond Grote boom tot 25 m hoog, inheems in vrijwel Vrij kleine boom of grote struik met aanvanke- A. incana subsp. rugosa en A. serrulata. Wordt of vrij smal blad met opvallende nervatuur, 12-18 geheel Europa, in Turkije, aangrenzende Kaukasus lijk gele bladeren later lichtgroen. Bast van jonge waar beide oudersoorten voorkomen in grote paar zijnerven en een scherp gezaagde bladrand. en N.-Afrika. Het is de enige in ons land inheemse twijgen aanvankelijk oranjegeel daarna in de aantallen aangetroen. Niet in cultuur. Mannelijke katjes dik en groen, vroege bloei. els. Van A. incana is dat onzeker. A. glutinosa is winter geel. Werd in 1860 gevonden op de kwe- De proppen zijn circa 2 cm groot en bijna rond. overal waar voldoende vocht aanwezig is, langs kerij van Vervaen in Lenberg nabij Gent, België. A. fauriei H. Lév. & Vaniot Sierlijke struik tot kleine boom die in ons klimaat waterkanten, beek en rivieroevers, broekbossen In het Keuringsrapport in Dendro ora 9 (1972) Deze soort groeit van nature op vochtige stand- meer dan 5 m hoog wordt en die een bredere toe- en moerassen aan te treen. De soort is gemak- ontraden. Wordt nog op bescheiden schaal plaatsen in een smalle strook langs de kust van de passing verdient. kelijk herkenbaar aan de kleverige jonge twijgen gekweekt. Japanse Zee in het midden en noorden van het en bladstelen, het blad met een ronde top en de eiland Honshu. Het is een struik of kleine boom. A. formosana (Burkill) Makino paarse winterknoppen. Twijgen groenbruin en A. glutinosa subsp. barbata (C.A. Mey.) Yalti. Blad 5-12 cm lang, bijna rond met diepliggende Tot 20 m hoge boom, zeer dominant in de bos- glanzend. De bast is op latere leeijd diep gegroefd Als verspreidingsgebied van deze ondersoort nerven, bladstelen diep gegroefd. In de winter sen in het middelgebergte van Taiwan. Pionier- met zwartbruine schorsplaten. Het blad is eirond wordt opgeven Noordoost-Turkije tot Iran maar zijn de opstaande paarse katjes, in bundels tot soort die wordt gebruikt om erosie te bestrijden met een stompe top en hee 5-6 paar nerven. De een duidelijke begrenzing van het areaal is er vijf bijeen, opvallend. Over de grootte van de en gevolgen hiervan te herstellen. Ook in China bladrand is grof dubbel gezaagd. De ronde vrucht- niet. Volgens de IUCN rode lijst van bedreigde populaties is verder weinig bekend. Niet in cultuur wordt A. formosana veel gebruikt in de industriële katjes zijn zwartbruin gekleurd. Veel toegepast als boomsoorten groeit deze ondersoort “in vochtige maar waarschijnlijk in het Verenigd Koninkrijk zone. Het glanzende blad is ovaal tot elliptisch windscherm bij boomgaarden en als vulhoutsoort wouden en langs rivierbeddingen. In Turkije aan- in collecties aanwezig. Wordt genoemd in of lancetvormig, 6-12 cm lang en 2-5 cm breed. in gemengd bosplantsoen. getroen in gemengde bossen op vochtige hellin- Hilliers Manual of Trees & Shrubs (2014). Vrouwelijke katjes alleenstaand of in trosjes van gen en langs stroompjes (0-1.800 m). In Georgië 2-4. Waarschijnlijk in ons klimaat beperkt winter- A. glutinosa ‘Angustifolia’ op lager gelegen hellingen en langs stroompjes en A. ferdinandi-coburgii C.K. Schneid. hard. In het Verenigd koninkrijk is de boom aan- (Rusland) riviertjes in hoger gelegen valleien. De kloon van Tot 20 m hoge boom die lang stroompjes op berg- wezig in verschillende collecties en exemplaren in Lijkt op ‘Laciniata’ maar met dieper ingesneden de variëteit barbata in cultuur verschilt heel sterk hellingen (1.500-3.000 m) wordt aangetroen in Trompenburg Tuinen & Arboretum, Rotterdam bladeren en smallere lobben. In 1957 gepubliceerd van A. glutinosa. De knoppen zijn niet kleverig, de Chinese provincies Guizhou, Yunnan en het hebben al enkele (milde) winters overleefd. in Russisch tijdschri. In ons land niet in cultuur. de twijgen niet driekantig en de bloei is al in

40 41    [] Alnus glutinosa ‘Incisa’ Alnus glutinosa ‘Laciniata’ (:  ) (: )

A. glutinosa ‘Imperialis’ A. glutinosa ‘Lobulata’ (voor 1859) (Finland, 1895) Kleine boom met elegant neerhangende twijgen Blad diep ingesneden met ronde lobben. Het blad en sierlijk diep ingesneden blad. Groeit langzaam. lijkt op dat van ‘Quercifolia’, maar hee geen wig- Geschikt voor parken en wat grotere tuinen. vormige bladvoet. In cultuur zeldzaam. ‘Imperialis’ is sinds 1859 in cultuur. Kreeg in het keuringsrapport Alnus in Dendro ora 9 (1972) A. glutinosa ‘Minutifolia’ één ster. (Åland, Finland, 1889) Struik tot circa 4 m hoog met kleine ronde blaad- A. glutinosa ‘Incisa’ jes. Werd gevonden op het Finse Åland, de eilan- (circa 1800) dengroep tussen Zweden en Finland die de Oost- Alnus glutinosa ‘Imperialis’ Dwergvorm met kleine onregelmatig ingesneden zee scheidt van de Botnische Golf. Zelden nog in (: ) bladeren resulterend in blaadjes met zeven cultuur te vinden. afgeronde lobjes. Lijkt van afstand op Crataegus december. De naam wijst op de beharing van A. glutinosa Fyris E laevigata. In het Von Gimborn Arboretum te A. glutinosa ‘Pinnatida’: A. incana ‘Laciniata’ bladonderzijde. Een nauwe verwantschap met (SLU, Ultuna, Uppsala, Zweden, 2002) Doorn staat een oude boom, evenals in Trompen- A. subcordata of zelfs een synoniem daarvan lijkt Speciaal voor aanplant in Midden- en Zuid- burg Tuinen & Arboretum te Rotterdam (1958). A. glutinosa ‘Pyramidalis’ waarschijnlijker. De bomen in cultuur van laatst- Zweden geselecteerde els door de landbouw- Voorts is ‘Incisa’ zelden in cultuur nog te vinden. (Späth’sche Baumschulen, Berlijn, Duitsland, genoemde hebben onbehaarde bladeren. Het lijkt universiteit (SLU) van Uppsala. Snelgroeiende 1880) een vergelijkbare situatie met Acer velutinum uit middelgrote boom, ook op verdichte bodems. A. glutinosa ‘Laciniata’ Syn.: A. glutinosa ‘Birkiana’ hetzelfde gebied die ook verschillen vertoont in Mooie conische vorm en donkergroene blade- (St. Germain, Frankrijk, 1819) A. glutinosa ‘Fastigiata’ beharing. ren. Dit is een door zaaien vermeerderde kloon Stevig opgaande boom met een breed kegel- Deze mooie, smal opgaande selectie van Späth waarvan het zaad uit geselecteerde bron (nabij vormige kroon en iets aangende takken. dateert al van 1880 maar bleef vrij zeldzaam in A. glutinosa subsp. betuloides Ansin het riviertje Fyris, ten noordwesten van Uppsala) Goede parkboom, maar minder geschikt als cultuur. Een belangrijke reden daarvoor was de Ondersoort met een klein areaal in de bergen van wordt verzameld. straatboom. Blad ingesneden, maar minder dan moeilijke vermeerdering. In West-Europa is de Oost-Turkije. Niet in cultuur. bij ‘Imperialis’. De bladlobben zijn niet getand. boom vanaf 1880 door Späth verspreid, onder A. glutinosa ‘Greenwood’ Werd in 1819 gevonden in een tuin bij het Franse andere in 1903 naar de Royal Botanic Garden of A. glutinosa ‘Fastigiata’: A. glutinosa ‘Pyramidalis’ (J. Mauritz, Opheusden, 2005) St. Germain, nu een buitenwijk van Parijs. De Edinburgh. Späth kweekte de boom toen nog als Dit is een kronkelvorm die door J. Mauritz in Keuringscommissie waardeerde ‘Laciniata’ met ‘Pyramidalis Birkiana’, maar in latere uitgaven van A. glutinosa ‘Folly Bottom Sunshine’ Opheusden werd geselecteerd en in 2005 door twee sterren in Dendro ora 9 (1972). Wordt nog het Späth-Buch (1930) staat de boom vermeld als Grappige naam maar de enige website die hem Tuincentrum-kwekerij Hulsdonk te Zundert in de vrij veel gekweekt. ‘Pyramidalis’. Overigens is birkiana een latinise- vermeldt gee geen nadere informatie over deze handel werd gebracht. Mooie lange katjes in het ring van Pirkkala, een klein gebied ten zuiden van waarschijnlijk Engelse selectie. voorjaar. Tampere, Finland. Uit deze streek komt ook Betula

42 43    [] Alnus glutinosa ‘Pyramidalis’ (: )

Alnus glutinosa ‘Pyramidalis’ Alnus glutinosa Alnus glutinosa (: ) (: ) (: )

pendula ‘Birkalensis en het ligt voor de hand dat de boom in Trompenburg Tuinen & Arboretum. ook de oorspronkelijk door Späth gekweekte plan- Het vermoeden dat er verschillende zuilvormige ten van origine uit deze streek aomstig waren. vormen in omloop zijn bestaat al langer, niet Het verklaart tevens de grotere populariteit van de alleen in Nederland, maar ook in Finland. In een boom in Midden-Scandinavië, iets wat we ook bij tuin in zuidelijk Finland kunnen verschillende Populus tremula ‘Erecta’ zien. slank opgaande elzen in een groepje worden aan- Op 6 januari 1965 werd één exemplaar door Arbo- schouwd. Deze zijn door de eigenaar van de tuin retum Trompenburg, Rotterdam, ontvangen van zelf gezaaid en aangeplant. Zaaien van de slank Hillier’s Nursery onder de naam Alnus glutinosa opgaande els kán dus, het resultaat is bomen met fastigiata, met daarbij de opmerking “which we verschillende vormen van slankheid. graed especially for you from Kew”, getekend: In Finland en Zweden is ‘Pyramidalis’ relatief veel Harold Hillier. Deze boom groeide uit tot een fraai aangeplant als laanboom. De boom wordt daar exemplaar en verleidde Pierre Lombarts ooit tot (onder andere) door zaaien vermeerderd. De zaai- proeven bij Boomkwekerij Ton van den Oever met lingen hebben vrijwel steeds een smal opgaande lange zomerstekken. habitus, maar er zijn wel verschillen in dichtheid In de gebruikswaardeproef straatbomen (http:// van de vertakking. Hierdoor zijn er ook inferieure www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Projecten/ klonen in omloop gekomen. Dit is ook het geval straatbomen.htm) is ‘Pyramidalis’ gedurende in Nederland, waar minstens twee klonen aanwe- een aantal jaren geobserveerd op vier plekken zig zijn. Eén hiervan is de kloon die via Hillier’s in Nederland. De selectie die door Boomkweke- Nurseries door Trompenburg Tuinen & Arbore- rij Ton van den Oever wordt gekweekt was een tum werd verspreid. Een andere kloon is door van de twee elzen die gebruikt werden in het Boomkwekerij Ton van den Oever van het Morton gebruikswaarde onderzoek straatbomen dat van Arboretum, Chicago, Verenigde Staten, ontvan- 1997 tot 2005 in diverse gemeenten werd uitge- gen (pers. comm. Joost van den Oever, 2017). De voerd. De resultaten waren op de vier gebruikte boom van Amerikaanse herkomst is ook de kloon locaties vooral in de eerste jaren matig. Pas in die in het eerder genoemde gebruikswaarde- het vijfde groeiseizoen kwam de groei goed op onderzoek is aangeplant. gang. De selectie bleek gevoelig voor stamscheu- Ook als zaailing geselecteerd is een kloon die sinds ringen waardoor bloedingen konden optreden. een jaar of twintig als boom voor smalle straten De foto’s op deze website laten een boom zien onder de naam A. glutinosa f. pyramidalis ‘Sakari’ met een ander model kroon (minder slank) dan wordt aangeplant (zie onder A. glutinosa ‘Sakari’).

44 45    [] Alnus glutinosa ‘Quercifolia’ Alnus glutinosa ‘Rubrinervia’ Alnus glutinosa ‘Sakari’ (: ) (:  ) (: )

A. glutinosa ‘Quercifolia’ A. glutinosa ‘Sakari’ in de tuin en na enkele jaren bleek de opgaande (Zweden 1796) (Forest Research Institute (Metla), Kotka, Finland, takstand in combinatie met de gele bladkleur een Het blad van deze oude cultivar lijkt op dat van de voor 1989) unieke boom te vormen. In 2017 is de boom zomereik (Quercus robur) en hee tevens een zeer Zuilvormige selectie gevonden door Professor 12 m hoog en 3 m breed. De selectie is A. glutinosa puntige, wigvormige bladvoet. Is nog in de handel. Sakari Saarnijoki (1906-1989) van Metla, het Finse ‘illie Trompenburg’ genoemd naar tuinvrij- bosbouwproefstation in Kotka, Finland dat tegen- williger illie om haar goede zorgen voor de Alnus hirsuta A. glutinosa ‘Razzmatazz’ woordig is opgegaan in Natural Resources Centre toen nog jonge boom en naar Trompenburg (: ) (voor 1999) LUKE. In 1990 werden de eerste exemplaren als Tuinen & Arboretum, waar de cultivar is ontstaan. Bontbladige cultivar met geelgerand donkergoen straatboom aangeplant. ‘Sakari’ is sindsdien zeer China, Japan, Noord- en Zuid-Korea, Mongolië en blad. In ieder geval hee Junkers’ Nursery, populair in Finland en veel gebruikt in smalle A. glutipes (Jam. ex Czerpek) Vorosch Oost-Siberië. Het blad is dubbel gezaagd en met Taunton, Verenigd Koninkrijk, deze cultivar in straten. Wordt thans ook elders in Scandinavië Soort met klein areaal in de autonome republiek een golvende rand. Nauw verwant aan A. incana 1999 uit Australië geïmporteerd en gedurende één gekweekt. Yakutskia (Siberië). Geen verdere gegevens. en soms als ondersoort daarvan beschouwd, maar jaar (2000) in hun catalogus opgenomen. Rond blad en vruchtkatjes zijn groter. Weinig in cultuur. diezelfde tijd bood ook Klehm’s Song Sparrow A. glutinosa ‘Sorbifolia’ A. hakkodensis Havashi Nursery, Avalon, Wisconsin, Verenigde Staten, Vrij langzame groeiende, middelgrote parkboom. Soort uit de bergen van Honshu, Japan, waar A. hirsuta ‘Harbin’ (P   H   ) deze cultivar aan. Onduidelijk is dus of de plant Het blad lijkt op dat van Sorbus intermedia. Werd verder weinig van bekend is, maar wel is voorzien (North Dakota State University, Fargo, North uit Australië of de Verenigde Staten aomstig is. in 1892 door Dippel beschreven maar de exacte van de Engelse benaming Monkey class alder. Dakota, Verenigde Staten) herkomst is onbekend. Zeldzaam in cultuur. Niet in cultuur bekend. Amerikaanse selectie met een sterk opgaande A. glutinosa ‘Rubrinervia’ groei en zeer droogte resistent. Donkergroen blad, (Duitsland, 1870) A. glutinosa ‘ illie Trompenburg’ A. ×hanedae Suyinata op een beuk gelijke bast en purperkleurige katjes. Forse parkboom met een kegelvormige kroon. (Trompenburg Tuinen & Arboretum, Rotterdam, Natuurlijke hybride gevonden in Japan van de Veel gebruikt in de VS. Voor de sierwaarde zorgen de donkergroene 2004) soorten A. rma en A. sieboldiana. Niet in cultuur. bladeren met rode bladstelen en nerven. Werd in In Trompenburg Tuinen en Arboretum staat A. hirsuta var. sibirica Spach 1870 in het oosten van Duitsland gevonden en is ‘Pyramidalis’ niet ver verwijderd van een exem- A. henryi C.K. Schneid. Zowel de e Plant List en Flora of China nog steeds zeldzaam in cultuur. plaar van A. glutinosa ‘Aurea’ (geplant 1938, met Soort uit Taiwan, nauw verwant aan A. formosana. beschouwen deze variëteit als een synoniem van geel uitlopend blad dat later in de zomer naar Blad ovaal, 4-8 cm. Vrouwelijke katjes staan in A. hirsuta. Bij Chen en Li (2004) getoetst en daar A. glutinosa ‘Sääksmaki’ lichtgroen verkleurt). In 2001 kiemden onder de pluimen van 5-13 katjes bijeen. Ernstig bedreigd wel andere positie dan A. hirsuta in het A. incana (Sääksmäki, Finland) gele els tientallen opvallend geelbladige zaailingen. en mogelijk al uitgestorven. Niet in cultuur complex. Deze auteurs wijzen echter op de zeer Finse selectie met kegelvormige kroon genoemd Deze zijn voor een groot deel opgepot en weggege- bekend. nauwe verwantschappen binnen dit complex. naar de vindplaats ten zuiden van Tampere, ven of verkocht. Tussen deze zaailingen vond Gert Finland. Fortgens, directeur van Trompenburg Tuinen & A. hirsuta (Spach) Rupr. A. ×hosoii Mizushima Arboretum, één plant die een beetje afweek van de Boom tot 20 m hoog met een groot verspreidings- Natuurlijke hybride van de Japanse soorten andere in takstand. In 2004 is de boom aangeplant gebied in de gematigde bossen van Noordoost- A. maximowiczii en A. pendula. Niet in cultuur.

46 47    [] Alnus acuminata Alnus alnobetula subsp. crispa Alnus cremastogyne Alnus fauriei (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

Alnus alnobetula subsp. fruticosa Alnus alnobetula subsp. sinuata Alnus ferdinandi-coburgii Alnus rma (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

Alnus alnobetula subsp. suaveolens Alnus cordata Alnus formosana Alnus glutinosa subsp. betuloides (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

48 49    [] Alnus glutinosa Alnus henryi Alnus japonica Alnus lanata (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

Alnus hirsuta subsp. sibirica Alnus hirsuta Alnus mandshurica Alnus maritima (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

Alnus hybrida Alnus incana subsp. tenuifolia Alnus maximowiczii Alnus ×mayrii (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

50 51    [] Alnus nepalensis Alnus nitida Alnus rubra Alnus serrulata (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

Alnus orientalis Alnus peculiaris Alnus sieboldiana Alnus ×spaethii (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

Alnus pendula Alnus rhombifolia Alnus subcordata Alnus trabeculosa (:  ) (:  ) (:  ) (:  )

52 53    [] gezaagd en met een spitse top (rond bij A. gluti- nosa). Vruchtkatjes lichtbruin en vrij langwerpig. Nauw verwant aan A. glutinosa en bastaardeert daar soms mee op groeiplaatsen van beide soor- ten. Soms gebruikt in gemengd bosplantsoen op drogere gronden. Alle hier genoemde cultivars van A. incana behoren tot deze ondersoort.

A. incana subsp. kolaensis (Orlova) A. & D. Löve Voor het noorden van Scandinavië en Finland is een aparte ondersoort onderscheiden. Het blad verschilt van dat van A. incana subsp. incana in de ronde bladtop en de stompgetande bladrand.

A. incana subsp. rugosa (Du Roi) C.T. Clausen Verschilt nauwelijks van de ondersoort incana, maar groeit meer als struikvorm. Struik tot 9 m hoog met een groot areaal in de oostelijke hel van Canada en het noordoosten van de Ver- enigde Staten. Bladeren dik en scherper getand dan die van ondersoort incana. Groeit van nature op vochtrijke standplaatsen langs oevers en in moerassen, vaak talrijk. Amerikaanse/Canadese Alnus incana ‘Angustissima’ namen zijn: Speckled alder en Tag alder. In cultuur Alnus incana ‘Aurea’ Alnus incana ‘Laciniata'’ (: ) zeldzaam. (: ) (: )

A. incana (L.) Moench A. incana subsp. tenuifolia (Nuttall) Breitung jaar fraaie oranjegele mannelijke katjes. Oude A. incana ‘Gibberosa’ Grauwe- of Witte els Boom of grote struik tot 12 m hoog en met een selectie die in het keuringsrapport in Dendro ora Het bijzondere van deze els zijn de knolvormige Grote complexe soort met diverse ondersoorten opgaande habitus. Het areaal is in Westelijk 9 (1972) met één ster werd gewaardeerd. groeisels op de stam. Gevonden in de West-Finse die hieronder worden genoemd. Ook A. hirsuta Noord-Amerika met een overlap met subsp. regio Pohjanmaa (Österbotten). Populair in en A. oblongifolia worden soms als ondersoorten rugosa in Canada. Bladeren dun en met stompe A. incana Deje E Scandinavië. beschouwd, maar in dit artikel als aparte taxa. tanden. Evenals laatstgenoemde groeiplaatsen (SLU, Ultuna, Uppsala, Zweden, 2002) De volgende ondersoorten worden onderscheiden: langs rivieren en beekjes. Amerikaanse/Canadese Speciaal voor aanplant in Midden- en Zuid- A. incana ‘Laciniata’ namen Mountain alder of inleaf alder. Zweden geselecteerde els door de landbouw- (Verenigd Koninkrijk, 1836) A. incana subsp. incana In cultuur zeldzaam. universiteit (SLU) van Uppsala. Snelgroeiende Syn.: A. glutinosa ‘Pinnatida’ Meestal een grote struik of kleine boom, maar boom tot 15 m hoog met een piramidale kroon. Kleine boom, voorheen bekend als A. glutinosa soms tot 15-18 m hoog. Groot areaal in Europa A. incana ‘Angustissima’ Gedijt op droge locaties en is wind- en zout tole- ‘Pinnatida’. Toen bleek dat ‘Laciniata‘ de juiste en oostwaarts in de Kaukasus en West-Siberië. Een in Finland soms aan te treen selectie met rant. Deze boom, die wordt verhandeld onder het naam was leidde dat tot verwarring met Meer een plant van een continentaal klimaat dan zeer diep ingesneden blad met zeer smalle lobben. zogenaamde E-planta keurmerk groeit sterker en A. glutinosa ‘Laciniata’. De bladeren van A. incana A. glutinosa. Niet inheems in het westen van uniformer dan de soort. Dit is een door zaaien ‘Laciniata’ zijn wat variabel van vorm, maar Europa en zeer waarschijnlijk ook niet echt A incana ‘Argentata’ vermeerderde kloon waarvan het zaad uit geselec- gewoonlijk iets groter en naar verhouding smaller inheems in het oostelijke grensgebied van ons Een in Finland op bescheiden schaal aanwezige teerde bron bij Deje, Zweden, wordt verzameld. dan bij A. glutinosa ‘Laciniata’. Ook is de bladtop land. Wel vaak aangeplant en verwilderd. De boom selectie met zilverachtig grijs gekleurd blad langer toegespitst. Hoewel het gebruik van deze groeit vooral op kalkhoudende, vochtige gronden, A. incana ‘Foliis Aureomarginata’ oude selectie in Dendro ora 9 (1975) al werd maar kan ook droogte verdragen. De stam van de A. incana ‘Au r e a’ (Feliks Rozyriski, Polen, 1913) ontraden is de boom nog steeds in de handel. bomen is loodgrijs en lang glad blijvend. Het mat- (1822) Bladeren met gele rand. Zelden in cultuur te groene blad is eirond en 5-11 cm lang. Het jonge Kleine boom met geel blad en in de winter oranje- vinden. blad is dicht behaard. Bladrand regelmatig dubbel gele twijgen. Draagt in de winter en vroege voor-

54 55    [] Alnus incana ‘Pinnatipartita’ (: )

Alnus incana ‘Pendula’ Alnus incana f. rubra (: ) (: )

A. incana ‘Pendula’ boom groenblijvend is. Het is doorgaans een (P.L.M. van der Bom, Oudenbosch, 1880) struik of kleine boom van hoogstens 10 m hoog, De enige bekende treurvorm van de els met breed maar onder ideale omstandigheden is een hoogte overhangende takken. Vrij zelden in cultuur. van 20 m mogelijk. De soort stelt geen eisen aan de grondsoort, maar behoe wel een voldoende A. incana ‘Pinnatipartita’ vochtige standplaats. Groeit vaak lang stromen Finse selectie die sterk lijkt op eerdergenoemde en in moerassen. De bladeren zijn eirond-lancet- A. incana ‘Angustissima’, maar het blad is iets vormig, 6-12 cm lang en oppervlakkig gezaagd. De minder diep ingesneden. soort werd in 1799 door unberg beschreven als Betula japonica. De groei is aanvankelijk opgaand, A. incana f. rubra later breder. De introductie in ons land vond al Ongeldige naam voor een kloon die vooral in in 1866 plaats, maar de soort hee weinig opgang Finland gekweekt wordt. Hee aanvankelijk gemaakt. purperkleurig blad, later in het seizoen groen. A. jorullensis Kunth A. japonica (unb.) Steud. Wintergroene els tot 30 m hoog uit de bergen Dit is de els met het grootste areaal in het noord- van Mexico en Honduras. Aldaar een belangrijke oosten van Azië. Het omvat Japan, Oost-China, houtsoort die ook zuidelijker dan Mexico wordt Noord- en Zuid-Korea, Oost-Siberië en Taiwan. aangeplant. Wordt veel gebruikt in de Filippijnen, waar de

56 57    [] Alnus japonica Alnus maximowiczii Alnus nepalensis Alnus nitida (:  ) (: ) (:  ) (: )

A. ×ljungeri Ljunger A. maritima (Marshall) Muhl. ex Nutt. A. matsumurae Callier soort die wordt toegepast om erosie tegen te gaan In Zweden gevonden kruising van A. glutinosa en Buitenbeentje in het Amerikaanse elzensortiment Soort met een vrij klein areaal in het noorden en of voor herstel van geërodeerd land. Wordt veel A. rubra door Ljunger gepubliceerd in 1959. Geen als enige vertegenwoordiger van het Subgenus midden van het Japanse eiland Honshu. Plaatselijk gebruikt voor het maken van houtskool. Wordt verdere gegevens bekend. Volgens e Plant List Clethropsis buiten Oost-Azië. De soort kent drie, daar vrij algemeen en zeer talrijk. Niet in cultuur ook benut als schaduwboom in de teelt van kina ‘unresolved’. Nader onderzoek naar deze hybride van elkaar geïsoleerde, natuurlijke groeiplaatsen bekend. (kinineplant) en kardemom. Deze soort bloeit lijkt dus noodzakelijk. in respectievelijk Delaware en Maryland, Georgia in de herfst, maar wordt toch tot het subgenus en Zuid-Oklahoma. Nadere analyse leidde tot A. maximowiczii Callier Alnus gerekend. In Ness Botanical Garden nabij A. lanata Duthie ex Bean het onderscheiden van drie ondersoorten. Els met een groot areaal in Japan (Hokkaido, Liverpool, Verenigd Koninkrijk, staat een grote Tot 20 m hoge boom met een vrij klein natuurlijk A. maritima is een struik of kleine boom, soms Honshu), Korea en het oosten van Siberië, maar boom. areaal in de bergen in het westen van de Chinese tot 10 m hoog. Het blad is smal elliptisch tot overal vrij zeldzaam. Zeer nauw verwant aan provincie Sichuan. Jonge twijgen en bladstelen omgekeerd eirond, zwak getand en leerachtig. A. alnobetula. Boom of struik tot 9 m hoog met A. nitida (Spach) Endl. dicht geelbruin behaard. Vrij smal blad, aan de Bijzonder is de bloei in augustus-september. groot, dubbel gezaagd blad en opvallend grote Tot 20 m hoge boom uit de Westelijke Himalaya onderzijde dicht behaard. Beperkt in cultuur. Groeit langs oevers en beekjes en soms in het mannelijke katjes. (Afghanistan, India, Nepal en Pakistan). Groeit water. Samen met A. glutinosa subsp. barbata en vooral langs rivieroevers en is soms bosvormend. A. mairei H. Lev. A. henryi is dit de enige elzensoort die door de A. maximowiczii Alnarp De bloei is in september-oktober. Verschilt van Volgens de e Plant List een geldige soort, maar IUCN als bedreigd wordt beschouwd. In cultuur (SLU Alnarp, Alnarp, Zweden, 2002) A. nepalensis in de bleekgroene onderzijde van het volgens de IUCN een synoniem van A. nepalensis. zeldzaam. Amerikaanse namen voor A. maritima Zweedse door zaaien vermeerderde selectie. blad met 8-12 nerven. Het blad van A. nepalensis In de Flora of China wordt A. mairei niet als zijn Brook alder en Seaside alder. Oorspronkelijke herkomst mogelijk van Koreaanse is aan de onderzijde blauwachtig groen en hee soort vermeld en ook niet als synoniem van eiland Ullong Do, maar wordt nu door zaad van 10-15 nerven. Is in Nederland op verschillende A. nepalensis. of the world online vermeldt A. maritima ‘September Sun’ geselecteerde bomen vermeerderd. plaatsen met wisselend, meestal weinig, succes als areaal de Chinese provincie Yunnan. (William R. Graves & James A. Schrader, Ames, aangeplant (in Velp ging de plant na twee jaar Iowa, Verenigde Staten, 2003) A. ×mayrii Callier dood). A. mandshurica (Callier) Hand.l-Mazz. Deze in de Verenigde Staten gepatenteerde Natuurlijke hybride van A. japonica en Boom of struik tot 10 m hoog uit het noordoosten cultivar wijkt af van de ondersoort oklahomensis A. hirsuta. Werd in Japan gevonden, maar A. oblongifolia Torr. van China, Noord- en Zuid-Korea en Oost- door een veel sterkere lengte- en breedtegroei en later ook in Mantsjoerije. Lijkt het meest op Tot 30 m hoge boom uit Mexico en de zuidelijke Siberië. De soort werd voorheen beschouwd zeer donkergroen, glanzend blad. De elzenprop- A. japonica, maar hee breder blad en met een Amerikaanse staten Arizona en Nieuw Mexico. als een variëteit van A. alnobetula subsp. pen zijn met een lengte van circa 1,7 cm en een scherpe top. Niet in cultuur. Nauw verwant aan A. acuminata. Amerikaanse fruticosa, maar wordt tegenwoordig als aparte doorsnede van circa 1 cm kleiner en smaller dan namen zijn Arizona alder en New Mexico alder. soort gezien. Hee alle kenmerken van wat bij de ondersoort oklahomensis. De mannelijke A. nepalensis D. Don Chen en Li beschouwen als het A. viridis-complex. katjes contrasteren goed tegen het donkere blad Tot 30 m hoge bladverliezende of halfwinter- Soms in cultuur te vinden. tijdens de bloei in de nazomer. Werd geïntro- groene boom met een zeer groot areaal in de duceerd door de Iowa State University research subtropen van het zuiden van China en het Foundation. Himalaya gebergte. Het is een typische pionier-

58 59    [] Alnus pendula Alnus rubra ‘Pinnatisecta’ Alnus sieboldiana (:  ) (: ) (:  )

wordt ook wel als synoniem of subspecies hiervan bevolking. In cultuur zeldzaam. Amerikaanse/ A. serrulatoides Callier beschouwd. Hee een kortere bladsteel en smaller Canadese namen zijn Californian alder en Tot 5 m hoge struik uit de bergen van Honshu, blad met meer (18-26) zijnerven. Hierin verschilt White alder. Kyushu en Shikoku in Japan. Bloeit in het voorjaar A. pendula van de eveneens sterk gelijkende met in de knop rode mannelijke katjes. De Japanse A. sieboldiana, waarvan de bladeren steeds 12-18 A. rubra Bong. naam is kawara han-no-ki (Riverbed hazel tree). zijnerven hebben. De katjes zijn dik en groen. Grote boom tot 28 m hoog. Groeit van nature vaak In cultuur zeldzaam. De bast wordt al lange tijd medicinaal gebruikt in grote aantallen in een vrij smalle kuststrook van Alnus orientalis tegen koorts, diarree en bloedingen. Uit recente British Columbia tot halverwege Californië. Groeit A. sieboldiana Matsium. (: ) studies blijkt dat stoen in de bast eectief zijn daar in rivierdalen en op de lagere delen van berg- Grote brede struik of boom tot 8 m, verspreid tegen Methicillin-resistente Staphylococcus aureus hellingen. De soort is gemakkelijk herkenbaar aan voorkomend op de Japanse eilanden Honshu, A. orientalis Decne. (MRSA). Kan in het Verenigd Koninkrijk in de teruggerolde (revolutus) bladrand. Het is een Shikoku en Suwanose-jima. Nauw verwant en Tot 12 m hoge boom met een groot verspreid verschillende collecties worden aangetroen. snelgroeiende els en een belangrijke houtprodu- sterk gelijkend op A. rma, maar hee, in tegen- areaal: Cyprus, Zuidwest-Turkije, Noord-Iran, cent. In ons land te weinig gebruikt als parkboom. stelling tot deze soort, onbehaarde scheuten en Israël, Jordanië, Libanon en Syrië. Wordt daar aan- A. ×pubescens Tausch Amerikaanse/Canadese namen zijn Oregon alder bladstelen. Opvallende bloei in het voorjaar. getroen langs rivieren, bij bronnen en in moeras- Natuurlijke hybride van A. glutinosa en A. incana. en Red alder. Beperkt in cultuur. sen. Dunne hangende twijgen en glanzend blad. Algemeen voorkomend op plaatsen waar beide Bloeit in februari-maart. Beperkt in cultuur. oudersoorten groeien. Is in kenmerken inter- A. rubra ‘Pinnatisecta’ A. ‘Sipkes’ mediair tussen beide oudersoorten. De naam ver- (J.S. Starker, Oregon, Verenigde Staten van (C. Sipkes, Rockanje, 1968) A. paniculata Nakai wijst naar behaarde jonge twijgen. Niet interessant Amerika, 1938) Syn. A. ×cordinca ‘Sipkes’ e Plantlist accepteert deze soort die Nakai om als cultuurplant te kweken. Verschilt van de soort in de diep ingesneden blad- Middelgrote boom met duidelijke harttak en baseerde op Koreaans materiaal. In e genera of rand. Buiten Amerika zelden aan te treen, maar eivormige kroon. Hee veel weg van A. cordata Vascular Plants van Korea komt de soort niet voor, A. rhombifolia Nutt. onder andere in Arboretum Kalmthout. en dat is zeker een van de oudersoorten van deze ook niet als synoniem! Boom tot 35 m hoog uit de Mediterrane klimaat- hybride. De boom werd door tuinarchitect en zone van het kustgebied van Californië en verder A. serrulata (Aiton) Willd. orist C. Sipkes als afwijkende vorm gevonden in A. ×peculiaris Hivama meer landinwaarts in British Columbia en Idaho Grote struik of kleine boom tot 4 m, maar soms een beplanting in het Russenduin in Bergen aan Natuurlijke hybride van de Japanse soorten en Oregon. Groeit langs stroompjes maar ook op tot 10 m hoog uit het oosten en zuidoosten van Zee. Onderzoek van Harry van de Laar (1988) A. rma en A. pendula. Niet in cultuur. droge hellingen tot 2.400 m boven zeeniveau. Blad Noord-Amerika. Volgens het onderzoek van Chen wees uit dat A. incana niet de andere oudersoort elliptisch tot ruitvormig en zonder ingekrulde en Li (2004) zeer nauw verwant aan A. japonica. kon zijn. Hierdoor verviel de eerdere benaming A. pendula Matsum. rand. Bloeit in het voorjaar. De verondersteld Het medicinale gebruik komt sterk overeen met A. ×cordinca. De boom wordt uitgebreid beschre- Grote struik inheems in de bergen van de Japanse nauwe verwantschap met A. rubra blijkt niet uit dat van A. pendula. Amerikaanse namen zijn ven in Dendro ora 25 (1988), pagina 5-6. Op eilanden Hokkaido en Honshu en verder in beide het onderzoek van Chen en Li (2004). Evenals Smooth alder en Hazel alder. In cultuur zeldzaam. beperkte schaal in cultuur. Korea’s. Wordt veel toegepast in die landen om voor A. rubra geldt, was er een breed medicinaal erosie tegen te gaan. Lijkt sterk op A. rma en gebruik van deze soort door de oorspronkelijke

60 61    [] Alnus rubra (: )

Alnus spaethii ‘Spaeth’ Alnus subcordata ‘Oberon’ (:  ) (:  )

A. ×spaethii Callier eind januari met bruingele katjes. Wordt zeer (Späth’sche Baumschulen, Berlijn, Duitsland, veel toegepast in groenstroken en als straat- en 1894) parkboom. Een in het Arboretum van Späth in Berlijn in 1894 geselecteerde kruising van A. japonica en A. subcordata C. A. Mev. A. subcordata. Het is een zeer groeikrachtige Snelgroeiende els tot 15 m hoog, aanvankelijk steil hybride. Er lijken meerdere bomen van deze opgaand, later met een kegelvormige kroon. Blad kruising in cultuur te zijn. Dit is de reden dat de ovaal tot omgekeerd eirond, 6-17 cm lang; blad- in ons land gekweekte kloon de cultivarnaam rand dubbel gezaagd. De bloei begint in december. ‘Spaeth’ gekregen hee. Inheems in het Kaspisch Regenwoud ten zuiden van de Kaspische Zee en in de Oostelijke A. x spaethii ‘Spaeth’ Kaukasus. A. subcordata wordt in het herkomst- Deze els kreeg in Dendro ora 9 (1972), hoewel gebied gebruikt voor herbebossing. Stelt geringe ze nog betrekkelijk onbekend was, toch drie eisen aan de bodem en groeit zelfs goed op arme sterren. Dat dit terecht was blijkt wel uit de opgang droge bodems. die ‘Spaeth’ in later jaren hee gemaakt. Het is een tot 20 m hoge boom met een stevige harttak. A. subcordata ‘Oberon’ De zijtakken staan aanvankelijk recht omhoog, (N.A.K.B., Zeewolde, 1984) later meer horizontaal resulterend in een vrij Door de keuringscommissie van de N.A.K.B. brede piramidale kroon. Het donkergroene, ellips- geselecteerde boom in het Belmonte Arboretum vormige blad is scherp gezaagd en lang toegespitst. te Wageningen. Werd aanvankelijk tot A. rubra Het is 6-16 cm lang en 3-6 cm breed. De bloei is gerekend, maar bleek een kloon van

62 63    [] L, H.J.   (1985): Alnus ‘Sipkes’. Dendro ora 25, p. 5-6, L, C,   (2017): Alnus glutininosa ‘Pyramidalis’ (of Alnus glutinosa ‘Fastigiata’). Arbor Vitae 27, 3, p. 7-9. M , S. (1964): Phytotaxonomical and geobotanical studies on gen. Alnus in Japan (III) of whole world species and distribution of each section. Bull. Gov. Forest Exp. Sta. 171, p.: 1-107. N, E., J. B ƒ , A. M , A. M , D. P ­ P. N (2003): Molecular phylogeny of Alnus (Betulaceae), inferred from nuclear ribosomal DNA ITS sequence. Plant and Soil 254: p. 207–217. S, R   A . (2014): e Hillier Manual of Trees & Shrubs. Royal Horticultural Society, Londen, 557 p. S , F. (1965): Alnus, Carpinus en Ostrya. Dendro ora 2, p. 7-10. W , G. (2003): Over Alnus gesproken, De Boomkwekerij 33, p.28-30. Alnus trabeculosa (: ) Websites Alnus subcordata www.arboretumwespelaar.be/NL/ (:  ) Identicatiesleutels_en_a„eeldingen F, F.J. (1991): Het geslacht Alnus, de Els. www.boomzorg.nl/artikel.asp?id=19-5208 A. subcordata. ‘Oberon’ valt op door de zeer sterke A. trabeculosa Hand.-Mazz, Boomspiegel 7. Boomkwekerijen M. van den (M , J. P. (2015): Het geslacht Alnus.) groei en aanvankelijk smal kegelvormige kroon. Tot 10 m hoge boom met een gladde grijze bast. Oever BV, Haaren, 76 p. www.e oras.org/ orataxon.aspx? ora_ Vooral op jonge leeijd is de kroon smaller dan Komt voor in een groot areaal in Centraal-China F   , J.J. (1979): e systematics of the id=2&taxon_id. (Alnus in Flora of China (1999): bijvoorbeeld A. ×spaethii ‘Spaeth’. Tot 12 m hoog en op het Japanse eiland Honshu. In Japan is het American species of Alnus. Rhodora 81, -1-121; p. 301-304.) en 7 m breed. een zeldzame en bedreigde soort. Ook in cultuur 161-248. Gebruikt in het gebruikswaarde onderzoek straat- zeldzaam. G , H.J. (1972): Alnus. Dank aan: bomen met aanplant in vier steden. Bevindingen Keuringsrapport van de Keuringscommissie Gert Fortgens, Hans Janssen en Bram Versprille waren onder andere: goed windbestendig, ook A. vermicularis Nakai sierbomen N.A.K.-B. Dendro ora 9, p. 3-8. voor de nuttige bijdragen en aanvullingen. langs de kust. Door de enorme groeikracht moes- Tot 3 m hoge struik uit de bergen van Noord- H , D. I. J.A. (eindredactie) & al.(2002): Wout Kromhout voor het ter beschikking stellen ten de bomen drie jaar na aanplant worden opge- Korea. Geen nadere gegevens. 7e Rassenlijst van Bomen. Centrum voor van diverse foto’s. kroond om overlast van uithangende takken weg Genetische Bronnen, Wageningen, 372 p. te nemen. Vanaf het vierde groeiseizoen moest A. viridis: A. alnobetula uitdunningssnoei in de kroon worden toegepast. Dit laatste speelde vooral op kleigrond. Een plaats Literatuur  in de top 25 werd helaas niet gerealiseerd. C, Z. ­ J, L (2004): Phylogenetics and biography of Alnus (Betulaceae) inferred from e author gives an overview of the species, subspecies, varieties and cultivars of Alnus, the alder. A. ×suginoi Sugimoto sequences of nuclear ribosomal DNA ITS Region. Closely related to Betula, but lacking the attractive bark, they are valuable trees for use in urban areas Natuurlijke hybride van de soorten A. hirsuta en Int. J. Plant Sci. 165(2):p.325–335. and the landscape. ese underrated handsome trees are hardy, not very prone to pests and diseases A. serrulatoides, voorkomend in Japan. C€, J. (2015): New nomenclature combinations and do not require special soil or treatment. ey therefore should be used more widely. in the green alder species complex (Betulaceae). e author comments on the ornamental value and use of the various . Brief descriptions of the PhytoKeys 56: 1-6. plants are given (in Dutch). Special attention is given to taxonomy and to Alnus glutinosa ‘Pyramidalis’.

64 65    []