Toelichting op de archeologische maatregelenkaart

van de gemeente

Deelg ebied Sevenum

Deel A: Tekst

Rapportnummer V587

Projectnummer V06/977

ISSN 1573-9406

Status en versie Definitief 2.0

In opdracht van Gemeente Horst aan de Maas

Samenstelling R.M. van Heeringen, R. Schrijvers

Plaats en Datum Amersfoort, 6 mei 2010

Gecontroleerd door: Vestigia BV, W.A.M. Hessing d.d. 05-01-2009 Gecontroleerd door: gemeente Horst aan de Maas, D. Bolhuis d.d.

Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Vestigia BV Vestigia BV Spoorstraat 5 3811 MN Amersfoort telefoon 033 277 92 00 fax 033 277 92 01 [email protected] V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 2 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Inhoudsopgave

Samenvatting...... 5 1 Inleiding...... 7 1.1 Gemeentelijke herindeling ...... 7 1.2 Achtergrond...... 7 1.3 Probleemstelling...... 7 1.4 Doelstelling ...... 8 1.5 Indeling van het rapport ...... 9 1.6 Dankwoord...... 9 2 Methodiek...... 11 2.1 Inleiding...... 11 2.2 Landschapsanalyse...... 11 2.3 Het Actueel Hoogtebestand Nederland...... 12 2.4 Archeologische waarnemingen en onderzoek...... 12 2.5 Cultuurhistorische elementen en structuren...... 14 2.6 Erosie en verstoringen...... 14 2.7 Opstellen van het verwachtingsmodel...... 15 2.8 Planologische vertaling ...... 17 3 Bodemopbouw, landschapsreconstructie en archeologische verwachting...... 19 3.1 Inleiding...... 19 3.2 Geologie ...... 19 3.3 Geomorfologie...... 22 3.4 Bodem...... 24 3.5 Archeologische verwachting...... 26 4 Archeologische vindplaatsen en waarnemingen ...... 29 4.1 De kwaliteit van de informatie...... 29 4.2 Resultaten van de inventarisatie (per periode) ...... 31 4.3 Kennislacunes en toekomst van het archeologisch onderzoek in Sevenum...... 40 5 Cultuurhistorische elementen en structuren...... 43 6 Resultaten bureauonderzoek naar erosie en verstoringen ...... 45 7 Veldtoets concept verwachtingskaart...... 47 8 De verwachtingskaart voor de gemeente Sevenum...... 49 8.1 Bekende archeologische waarden ...... 49 8.2 Verwachte archeologische waarden ...... 50 9 Gebruikstoelichting op de Maatregelenkaart...... 55 9.1 Beleidsmatige kaders en uitgangspunten ...... 55 9.2 Voorschriftcategorieën...... 59 10 Advies voor vervolgstappen met betrekking tot het archeologisch proces...... 61 Literatuur ...... 63 Digitale bronnen:...... 69 Tabel 3 ...... 71 Bijlagen (Deel B en Deel C)...... 73

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 3 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 4 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Samenvatting

N.B.: Tijdens de doorlooptijd van het project van het maken van de Maatregelenkaarten voor de (nu voormalige) gemeenten Horst aan de Maas, Meerlo-Wanssum en Sevenum zijn op 1 januari 2010 de (voormalige) gemeenten Horst aan de Maas, Meerlo-Wanssum (deels) en Sevenum gefuseerd tot de nieuwe gemeente Horst aan de Maas. Op verzoek van de nieuwe gemeente Horst aan de Maas zijn de drie conceptrapportages niet herschreven maar gehandhaafd met enkele lichte aanpassingen. De aanpassingen betreffen de titels van de rapportages en de koptitels van de kaartbijlagen, waaruit blijkt dat de desbetreffende rapporten deelrapporten over het grondgebied van de nieuwe gemeente Horst aan de Maas betreffen. In het kaartmateriaal van het rapport over Meerlo(-Wanssum) is de nieuwe gemeentegrens opgenomen.

De gemeente Sevenum heeft in de afgelopen tijd op incidentele basis archeologisch onderzoek bij bodemingrepen mogelijk gemaakt. In verband met de wijziging van de Monumentenwet 1988 per 1 september 2007 en de implementatie van het Europese verdrag van Malta heeft de gemeente Sevenum het voornemen in de bestemmingsplannen voor het buitengebied en de bebouwde kommen de archeologische waarden structureel te gaan meenemen in het ruimtelijke planvormingsproces. Vestigia heeft hiertoe een archeologische inventarisatie voor het gehele grondgebied van Sevenum uitgevoerd en deze aansluitend vertaald naar een archeologische verwachtingskaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart.

Het project, van inventarisatie tot maatregelenkaart, had de volgende doelstellingen: 1. het samenbrengen van alle beschikbare informatie over de ligging en de aard van bekende archeologische vindplaatsen, opgravingsterreinen en vondstlocaties; 2. het inventariseren en analyseren van bodemkundige, geologische en geomorfologische gegevens. 3. het benoemen van de archeologische verwachting; 4. het bepalen van de mate van de erosie van het bodemarchief ten gevolge van de landbouw en de stads- en dorpsontwikkeling en andere bedrijvigheid; 5. het vertalen van deze informatie tot voorschriften voor de inpassing van deze archeologische waarden of verwachtingen in nieuwe (ontwerp)bestemmingsplannen en daarbij advies geven over het opstellen van een gemeentelijke onderzoeksagenda en over de ontwikkeling van gemeentelijk selectiebeleid; 6. het verbeteren van het beheer en de visualisering van de informatie door het vervaardigen van overzichtskaarten met daaraan gekoppelde catalogi.

Het tekstgedeelte van dit rapport geeft de inhoudelijke onderbouwing voor en toelichting bij de kaartbeelden. De bijbehorende basisinformatie is afkomstig uit de literatuur en verschillende archieven en databestanden. Voor de bronnen van de historische informatie, voor zover niet in het notenapparaat opgenomen, wordt verwezen naar de literatuurlijst aan het eind van dit rapport.

In de catalogi, die als bijlagen bij dit rapport zijn gevoegd, wordt een overzicht gegeven van alle archeologische vindplaatsen, onderzoeken en vondstmeldingen in de gemeente Sevenum (bijlage 1, catalogi 1 tot en met 6).

Zonder een gemeentebrede benadering van de archeologische problematiek is het gevaar groot dat de aandacht wordt versnipperd over individuele plangebieden, waardoor er van een integrale afweging van het archeologische belang geen sprake kan zijn. Vanuit die optiek biedt een inventarisatie van het gehele

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 5 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

gemeentelijke grondgebied grote voordelen. Voor het eerst beschikt de gemeente namelijk over een samenhangend beeld van de omvang en kwaliteit van de nog aanwezige archeologische waarden en verwachtingen. Het voorliggende rapport vormt hiervan de neerslag.

Met de vaststelling van de archeologische verwachtings- en maatregelenkaart door de gemeenteraad hoeft er in de toekomst niet meer voor elk afzonderlijk bouwplan een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Gebieden met een lage verwachting worden pas vanaf 10.000 vierkante meter vergunningplichtig gesteld. Daarentegen moeten gebieden met een hoge verwachting al bij 500 vierkante meter aan een nadere archeologische verkenning onderworpen worden. Bij toekomstige ontwikkelingen op plaatsen met een al bekende archeologische waarde (de zogenaamde AMK-terreinen) zal verstoring van de diepere ondergrond zoveel mogelijk moeten worden voorkomen of beperkt. Waar dit niet realiseerbaar is, zullen de consequenties voor wat betreft de aantasting van het bodemarchief in een zo vroeg mogelijk stadium inzichtelijk moeten worden gemaakt. De gemeente kan op basis daarvan verantwoorde en transparante besluiten nemen, terwijl voor allen die betrokken zijn bij de ruimtelijke inrichting van Sevenum de archeologische risico’s op voorhand inzichtelijk zijn gemaakt.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 6 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

1 Inleiding

1.1 Gemeentelijke herindeling Tijdens de doorlooptijd van het project van het maken van de Maatregelenkaarten voor de (nu voormalige) gemeenten Horst aan de Maas, Meerlo-Wanssum en Sevenum zijn op 1 januari 2010 de (voormalige) gemeenten Horst aan de Maas, Meerlo-Wanssum (deels) en Sevenum gefuseerd tot de nieuwe gemeente Horst aan de Maas. Op verzoek van de nieuwe gemeente Horst aan de Maas zijn de drie conceptrapportages niet herschreven maar gehandhaafd met enkele lichte aanpassingen. De aanpassingen betreffen de titels van de rapportages en de koptitels van de kaartbijlagen, waaruit blijkt dat de desbetreffende rapporten deelrapporten over het grondgebied van de nieuwe gemeente Horst aan de Maas betreffen. In het kaartmateriaal van het rapport over Meerlo(-Wanssum) is de nieuwe gemeentegrens opgenomen.

1.2 Achtergrond De gemeente Sevenum is gelegen op de Peelhorst in het Land van Kessel (provincie ). Het grondgebied wordt in het oosten begrensd door de Maas en in het westen door het voormalige veenontginningsgebied van de Peel, tevens de grens met de provincie Noord-Brabant. Ten noorden ligt het grondgebied van de gemeenten Horst aan de Maas, in het zuiden de gemeenten Maasbree en Helden en de stedelijke agglomeratie conglomeratie van Blerick, gemeente Venlo. Het aantal inwoners van de gemeente Sevenum bedraagt ongeveer 7540.

De vroegste bewoningssporen in deze gemeente stammen uit de vroege prehistorie. Kenmerkend vanaf de Middeleeuwen zijn vooral de kleinschaligheid van het landschap met esdorpen en heideontginningen, gescheiden door beeklopen. De structuur van het vroegmoderne landschap is bijzonder goed te zien op de Tranchotkaart (1802-1807) op een schaal van 1:20.000 of de Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden (TMK; 1838-1857) op een schaal van 1:50.000.

Het grondoppervlak van de gemeente bedraagt ca. 49 vierkante kilometer. Het grootste deel van het bebouwde oppervlak wordt ingenomen door de kernen Sevenum en Kronenberg; de overige bewoningskernen vormen een kleiner bebouwd deel. In het buitengebied bevinden zich verspreid liggende boerderijen en oude huisplaatsen. De belangrijkste functies van het buitengebied nu zijn agrarisch en recreatief gericht. Daarnaast legt tegenwoordig ook de vraag naar bouwlocaties voor woningen en industrieterreinen een claim op het beschikbare buitengebied.

Als uitgangspunt voor het vigerend beleid van de provincie is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg, versie 22 september 2006 (POL2006) genomen. Het POL2006 is een plan op hoofdlijnen. Het kan worden gezien als een ‘voorloper’ van de provinciale structuurvisie, die op grond van de invoering van nieuwe Wro door de provincie Limburg opgesteld kan worden. Ook wordt kort aandacht besteed aan de recente ontwikkeling van provinciale archeologische aandachtsgebieden.

1.3 Probleemstelling In het verlengde van de vaststelling van de Wijziging van de Monumentenwet 1988 (Wet op de archeologische monumentenzorg) en binnen de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling van de provincie Limburg (zie ook POL2006), wil de gemeente Sevenum een begin maken met de ontwikkeling van een

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 7 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

eigen archeologiebeleid. Als eerste stap wordt gedacht aan een archeologische maatregelenkaart. Deze kaart kan er toe bijdragen dat niet voor ieder afzonderlijk bestemmingsplan, of bestemmingsplanwijziging eerst een separaat vooronderzoek hoeft te worden uitgevoerd. Gebieden met een evident lage verwachting kunnen hiervan worden vrijgesteld. Het kan eveneens de aanzet vormen tot de ontwikkeling van enerzijds een gemeentelijk archeologisch monumentenzorgbeleid en anderzijds een ruimtelijk en thematisch gedefinieerd lokaal of regionaal selectiebeleid. Daartoe is in dit rapport een advies opgenomen over de mogelijke vervolgstappen. Het gebied waarvoor de maatregelenkaart dient te worden ontwikkeld betreft het gehele gemeentelijke grondgebied van de gemeente Sevenum. Behalve de kaart zelf, conform de specificaties en uitvoeringseisen in de offerte-uitvraag van de gemeente, wordt in het bijbehorende rapport een toelichting gegeven op de wijze van totstandkoming van de kaart en de betrouwbaarheid en volledigheid van de gehanteerde gegevens.

1.4 Doelstelling De uitgevoerde inventarisatie had de volgende doelstellingen:

1. het samenbrengen van alle beschikbare informatie over: • de ligging en de aard van de bekende archeologische vindplaatsen, opgravingsterreinen, geïnventariseerde gebieden en vondstlocaties, al of niet reeds voorzien van voorschriften of beschermde status; • de verwachting voor nog niet onderzochte objecten of terreinen; • de erosie van het bodemarchief ten gevolge van bouw- en saneringswerkzaamheden; • de kwaliteit en kwetsbaarheid van de in de ondergrond aanwezige archeologische resten;

2. het analyseren van deze informatie om te komen tot: • voorschriften voor de inpassing van deze archeologische waarden of verwachtingen in ruimtelijke plannen, met name de nieuwe bestemmingsplannen; • inzicht in lacunes in de archeologische kennis van het gemeentelijke bodemarchief en in samenhang daarmee de advisering over het opstellen van een gemeentelijke agenda voor toekomstig archeologisch onderzoek; • een advies over de ontwikkeling van gemeentelijk selectiebeleid voor archeologische vindplaatsen; • detaillering van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) die op nationaal niveau is ontwikkeld, maar op het schaalniveau van het gemeentelijke ruimtelijke beleid te weinig uitsluitsel biedt en bovendien te weinig accuraat is; • verantwoord informatiebeheer en de visualisering van de beschikbare informatie door middel van kaartmateriaal;

3. het vertalen van de informatie en het advies in een gebiedsdekkende archeologische verwachtings- en maatregelenkaart. Gekozen is voor een tweedeling in het opstellen van een verwachtingskaart en een maatregelenkaart (zie kaartbijlagen 6-7). In de rapporttekst wordt de gevolgde onderzoeksmethoden en de inhoudelijke onderbouwing voor de twee kaartbeelden gegeven. Ter ondersteuning van het betoog in de tekst zijn de volgende kaartbijlagen vervaardigd en toegevoegd: • kaartbijlage 1: Geomorfologische kaart van Sevenum; • kaartbijlage 2: Bodemkaart van Sevenum; • kaartbijlage 3: Kaart op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN);

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 8 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

• kaartbijlage 4: Inventarisatie van archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeken met als ondergrond de IKAW, derde generatie. • kaartbijlage 5: Overzicht van uitgevoerde archeologische onderzoeken en onderzoeksmeldingen.

Zoals gezegd zijn deze gegevens samengebracht in: • kaartbijlage 6: Archeologische waarden en verwachtingen; • kaartbijlage 7: Archeologische maatregelen (de beleidskaart). De kaartbijlagen worden digitaal aangeleverd aan de gemeente Sevenum. De archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen zijn digitaal tot op perceelsniveau te bekijken.

Hoewel informatief, is dit rapport niet bedoeld om de geschiedenis van Sevenum op basis van het verrichte archeologisch onderzoek op schrift te stellen. Dit past niet in de gekozen systematiek die moet leiden tot een archeologische maatregelenkaart ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan.

Het onderzoek ten behoeve van de kaart is uitgevoerd conform de geldende specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.5 Indeling van het rapport Het rapport is als volgt ingedeeld. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de methodiek beschreven die ten grondslag ligt aan het opstellen van de verwachtingenkaart. Het onderzoek omvatte de deelstudies landschapsanalyse, archeologie (en cultuurhistorie), verstoringen, verwachtingsmodel en planologische vertaling. In hoofdstuk 2 wordt per deelstudie de aanpak en het gebruikte bronnenmateriaal toegelicht. In de hoofdstukken 3 tot en met 7 worden vervolgens de onderzoeksresultaten van elk van de deelstudies gepresenteerd. In hoofdstuk 3 staan de resultaten van de landschapsanalyse centraal. De uitkomsten van de archeologische bureaustudie worden in hoofdstuk 4 per periode beschreven. Enkele cultuurhistorische elementen zijn beschreven in hoofdstuk 5, verstoringen komen aan bod in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de veldtoets die is uitgevoerd om het concept van de verwachtingskaart in het veld te toetsen. In hoofdstuk 8 wordt de opbouw van de verwachtingskaart en de categorie-indeling van de maatregelenkaart verantwoord. In hoofdstuk 9 wordt uitgebreid per categorie ingegaan op de gebruiksvoorschriften van de maatregelenkaart. Ook zijn hier voorbeeldteksten voor de toelichting op de voorschriften in het bestemmingsplan opgenomen. Hoofdstuk 10 biedt enkele aanzetten voor de verdere ontwikkeling van het archeologische monumentenzorgbeleid in de gemeente op het gebied van selectie, behoud en bescherming van archeologische waarden, alsmede een onderzoeksprogramma. Tenslotte volgt een de geraadpleegde en verzamelde literatuur en de bijlagen. Bijlage 1 bevat catalogi van Archis- waarnemingen en andere databestanden in tabelvorm. Bijlage 2 bespreekt de resultaten van de veldtoets. Bijlage 3 bevat een model voor de bestemmingsplanvoorschriften en in bijlage 4 is al het kaartmateriaal ondergebracht.

1.6 Dankwoord Vestigia wil graag de onderstaande personen dank zeggen voor hun constructieve bijdrage aan het tot stand komen van dit rapport: D. Bolhuis, gemeente Horst aan de Maas; drs. J. Deeben, RACM (Amersfoort); X.C.C. van Dijk, Horst; drs. M.T.R.M. Dolmans, gemeente Venlo, drs. M. Kosian, RACM (Amersfoort); dr. E. Rensink, RACM (Amersfoort); drs. J. Schatorjé, Limburgs Museum (Venlo); dr. L.B.M. Verhart, Limburgs Museum (Venlo); dr. M. Wansleeben (Leiden); en tot slot de leden van de archeologische en heemkundige verenigingen die op 2 oktober 2008 aanwezig waren voor de becommentariëring van de kaart.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 9 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 10 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

2 Methodiek

2.1 Inleiding Het bureauonderzoek omvatte een fysisch-geografische en een archeologische component. De belangrijkste informatiebronnen zijn teksten en kaarten, in digitale of gedrukte vorm: artikelen in (vak)tijdschriften, rapporten (pas sinds tien jaar beschikbaar), monografieën, kaarten en - zeker niet onbelangrijk - archiefstukken uit de collecties van de gemeente Sevenum en de Rijksdienst voor het Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Er heeft geen nieuw historisch bronnenonderzoek plaatsgevonden.

De rapportage is onderverdeeld in de volgende deelonderzoeken: • landschapsanalyse; • archeologische waarnemingen en onderzoek; • (cultuurhistorische elementen en structuren); • erosie en verstoringen; • opstellen van het verwachtingsmodel; • planologische vertaling.

Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van de gevolgde onderzoeksmethodiek voor de verschillende deelonderzoeken. In de hoofdstukken 3 tot en met 7 worden de resultaten van de deelonderzoeken besproken.

2.2 Landschapsanalyse De basiseenheden van de verwachtingenkaart en de maatregelenkaart zijn afgeleid uit de bodem- en geo(morfo)logische kaarten, op belangrijke punten aangevuld uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Veel aandacht is besteed aan het digitaliseren en analyseren van beschikbare bodemkundige en geo(morfo)logische eenheden. Hiervoor is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: • alle inventarisatie- en opgravingsrapporten van archeologische bedrijven die binnen Sevenum werkzaamheden hebben uitgevoerd; • alle onderzoeksverslagen van de Archeologische Vereniging Limburg (AVL) en andere amateurverenigingen; • de analoge bodemkaart 1:50.000 van Nederland, met daar waar mogelijk detailkarteringen (DLO Staringcentrum); • de analoge Geologische kaart 1:50.000 van Nederland (RGD); • de terrassenkaart van de Maas; • het Actueel Hoogtebestand Nederland, 5x5m grid. Zie paragraaf 2.2.1 voor nadere toelichting; • de Topografische kaart 1:25000 (Topografische Dienst Kadaster); • de kadastrale minuten uit 1811-1832 via de website www.watwaswaar.nl, met een schaal van circa 1:1250. Deze kaarten zijn voornamelijk gebruikt om de oude essen, maten, beeklopen, boerenerven, molens en andere opvallende objecten te karteren; • digitale kadastrale en topografische kaarten met schalen van 1:2000 tot 1:10000 (gemeente Sevenum); Alle relevante kaartinformatie is gedigitaliseerd binnen ArcGIS en ingezet bij de definiëring van de landschappelijke eenheden en verwachtingszones binnen het geografische informatiesysteem. Alle beschrijvende informatie is als attribuut aan de betreffende kaartlaag gekoppeld.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 11 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

2.3 Het Actueel Hoogtebestand Nederland

Een belangrijke rol is weggelegd voor het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Het AHN is een landsdekkend digitaal hoogtebestand dat de vorm van Nederland driedimensionaal beschrijft met een hoge verticale nauwkeurigheid. Inzicht in het voorkomen en de begrenzing van bijvoorbeeld dekzandruggen, stuifduinen en recente afgravingen is hiermee sterk toegenomen, wat zijn weerslag heeft gevonden in de uiteindelijke begrenzing van de verwachtingszones. Voor het gehele grondgebied van Sevenum is het AHN ingezet. De betreffende hoogtegegevens (bladen 52dn1, 52dn2, 52gn1, 52dz1, 52dz2, 52gz1)1 zijn ingewonnen in de periode 1997-1998. De puntdichtheid bedraagt in dit geval gemiddeld 3 tot 5 punten per 16 vierkante meter.

De kwaliteit van het algehele AHN wordt beïnvloed door het moment van inwinnen van de laseraltimetrie- data en door het op de betreffende locatie aanwezige vegetatiedek. Ook speelt de gebruikte interpolatie- en filterprocedure van de verschillende dataleveranciers een belangrijke rol. De precieze invloed van al deze factoren is echter moeilijk te bepalen door de grote variatie in variabelen.

Het uiteindelijke bestand bestaat uit een puntenwolk van hoogtematen gerelateerd aan het Rijksdriehoeksstelsel. Vanuit het AHN-bestand met X- en Y-coördinaten in meters en Z-waarden in meters ten opzichte van NAP is een Digitaal Hoogte Model aangemaakt, dat een indicatie geeft van de gemiddelde hoogte van het maaiveld van de gemeente per gridcel van 5 x 5 meter. De standaardafwijking van een gridcel in het 5x5 meter hoogtemodel bedraagt 15 centimeter. Dit houdt in dat van ruim 68% van de punten deze afwijking minder is dan 15 centimeter.

In bosgebieden is de puntdichtheid echter beduidend lager, namelijk gemiddeld 1 meetpunt per 36 vierkante meter (de standaardafwijking bedraagt in dit type terrein ongeveer 20 centimeter). In het basisbestand zijn metingen in bosgebieden slechts op uitschieters gecorrigeerd. Als gevolg daarvan kunnen plaatselijke ‘hoogten’ in het beeld, veroorzaakt door dichte vegetatie, voor een foutieve Z-waarde zorgen.2

Aangezien er slechts sprake is van een gemiddelde puntdichtheid van 3 tot 5 metingen per 16 vierkante meter, zal een middeling van deze waarden naar een regelmatig 5x5 meter grid uiteindelijk een celwaarde opleveren. De cellen waarbinnen geen metingen worden gevonden krijgen een zogenaamde ‘No Data’- waarde. Voor de gemeente Sevenum bedraagt het aandeel van deze ‘No Data’ cellen in het totaalbeeld ongeveer 0,24%, het grootste deel in wateroppervlakken (zoals bijvoorbeeld ten zuiden van ‘de Schatberg’) geconcentreerd.

2.4 Archeologische waarnemingen en onderzoek De archeologische component van het onderzoek heeft bestaan uit een inventarisatie van alle relevante vondstmeldingen en onderzoeksgegevens binnen het gemeentelijke grondgebied. Gebruik is gemaakt van: • waarnemingen en onderzoeken zoals geregistreerd in Archis2; • archeologische inventarisatie en studies (L.M.M. Verhart/Wansleeben, X.C.C. van Dijk, R. Van der Heijden; • Archeologische Kronieken van de provincie Limburg; • publicaties van de AVL en andere amateurverenigingen;

1 De bladindeling is gebaseerd op ‘halve kaartbladen’ van de reeks 1:10.000 kaarten van de Topografische Dienst. 2 Van Heerd et al, 2000.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 12 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

• rapporten van archeologische bedrijven (ADC, BAAC, RAAP, Synthegra, etc.); • publicaties van onderzoeksinstellingen die binnen de gemeente actief zijn geweest, met name van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).

In algemene zin kan worden vastgesteld dat er de laatste jaren steeds meer is gepubliceerd over Sevenum. Het merendeel heeft de vorm van een korte waarnemingsbeschrijving of een basisrapportage. Er zijn slechts een zeer klein aantal opgravingen gepubliceerd. Alle publicaties zijn opgenomen in de literatuurlijst. Voor de archeologische perioden die in dit rapport worden genoemd worden de volgende dateringen gehanteerd:

Paleolithicum tot 8800 v. Chr. Vroeg-Paleolithicum tot 300.000 BP Midden-Paleolithicum 300.000 BP - 35.000 BP Laat-Paleolithicum 35.000 BP- 8800 v. Chr. Mesolithicum 8800 – 4900 v. Chr. Vroeg-Mesolithicum 8800-7100 v. Chr. Midden-Mesolithicum 7100-6450 v. Chr. Laat-Mesolithicum 6450-4900 v. Chr. Neolithicum 5300 – 2000 v. Chr. Vroeg-Neolithicum 5300-4200 v. Chr. Midden-Neolithicum 4200-2850 v. Chr. Laat-Neolithicum 2850-2000 v. Chr. Bronstijd 2000 – 800 v. Chr. Vroege Bronstijd 2000-1800 v. Chr. Midden-Bronstijd 1800-1100 v. Chr. Late Bronstijd 1100-800 v. Chr. IJzertijd 800 – 12 v. Chr. Vroege IJzertijd 800-500 v. Chr. Midden-IJzertijd 500-250 v. Chr. Late IJzertijd 250-12 v. Chr. Romeinse tijd 12 v. Chr. – 450 na Chr. Vroeg-Romeinse tijd 12 voor-70 na Chr. Midden-Romeinse tijd 70-270 na Chr. Laat-Romeinse tijd 270-450 na Chr. Middeleeuwen 450 – 1500 na Chr. Vroege Middeleeuwen 450-1050 na Chr. Late Middeleeuwen 1050-1500 na Chr. Nieuwe tijd 1500 – heden Archeologische periode-indeling. Naar Louwe Kooijmans et al. 2005, fig. 1.10 en Archis2.

Alle waarnemingen zijn nagelopen. In de eerste plaats is nagegaan of de opgegeven locaties eenduidig en bruikbaar waren. Daarnaast is in het kader van de bureaustudie inhoudelijk de aard van de waarnemingen of onderzoeken geëvalueerd om te beoordelen of ze bruikbaar waren voor een inductieve benadering. Alle locatiegegevens zijn evenwel vanwege de integriteit van de Archis2- database ongewijzigd in de waardenkaart opgenomen. Er is bewust voor gekozen de datasets integraal te gebruiken en volledig ongewijzigd in de bijlagen op te nemen.

De gegevens zijn opgenomen in zes tabellen:

• Archis2-waarnemingen (bijlage 1, catalogus 1): dit zijn puntlocaties van waarnemingen; • Archis2-monumenten (bijlage 1, catalogus 2): dit zijn gewaardeerde terreinen op de Archeologische Monumentenkaart van de Provincie Limburg en de RACM;

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 13 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

• overige datasets die door Vestigia bijeen zijn gebracht (bijlage 1, catalogus 3, 4 en 5): het betreft vindplaatslocaties die deels overlappen met Archis2 van L. Verhart/M. Wansleeben, R. van der Heijden3 en X.C.C. van Dijk; • Archis2 onderzoeksmeldingen (bijlage 1, catalogus 6): dit zijn vlakken waar archeologische inventarisaties en opgravingen zijn uitgevoerd.

De uitkomsten van deze inventarisatie zijn voorgelegd aan en besproken met een groep van lokale deskundigen op 2 oktober 2008 (gemeentehuis Horst aan de Maas). Hierbij moet worden opgemerkt dat bijna alle door de deskundigen aangereikte gegevens niet digitaal beschikbaar waren (museumcollecties) en/of cultuurhistorische of historische van aard waren. Binnen de opdracht konden deze gegevens niet adequaat worden meegenomen en verwerkt.

De digitale gegevensbestanden zijn verwerkt op kaartbijlagen 4 en 5 en bieden aanknopingspunten voor het analyseren van de relatie tussen nederzettingskeuze en landschappelijke elementen.

2.5 Cultuurhistorische elementen en structuren In aanvulling op de archeologische gegevens is op basis van historisch kaartmateriaal, het AHN, luchtfoto’s en publicaties een eerste indruk gekregen van de ligging van historische relicten, zoals boerenerven, dijken, borgen, hoven, kasteelterreinen en (water)molens. De structuur van het vroegmoderne landschap is bijzonder goed te zien op de Tranchotkaart (1802-1807) op een schaal van 1:20.000 of op de Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden (TMK; 1838-1857) op een schaal van 1:50.000. Helaas kon de verwerking van deze gegevens niet binnen de huidige opdracht plaatsvinden.

Tot op heden is beperkte literatuur voor handen over de historie en historische geografie van de gemeente Sevenum. Er is echter één belangrijke uitzondering en dat betreft het werk van historisch-geograaf Renes uit 1999. Het analoge kaartmateriaal in zijn studie is zeer goed bruikbaar om een eerste indruk van de historisch-geografische structuur van het landschap te verkrijgen.

2.6 Erosie en verstoringen Menselijke ingrepen in de bodem (verstoringen en ontgrondingen) hebben een negatieve invloed op de potentiële fysieke kwaliteit van archeologische waarden in de bodem. Bij het opstellen van de verwachtings- en maatregelenkaart is getracht gemeentelijke kaarten of datasets met bodemverstoringen op te sporen. Dit speurwerk heeft niet tot een bevredigend resultaat geleid. Dit klemt temeer daar uit het uitgevoerde verkennende archeologische onderzoek in de laatste jaren is gebleken dat veel gebieden zijn afgevlakt, vergraven of gediepploegd. Bij de veldinspectie zijn deze fenomenen op veel van de bezochte plaatsen ook waargenomen.

Naast deze vormen van sluipende degradatie zijn wel zoveel mogelijk op het AHN en topografisch kaartmateriaal zichtbare verstoringen zoals grote infrastructurele werken (snelwegen, spoorlijnen, e.d.), recente bebouwing in de dorpskernen, zandafgravingen, de waterzuiveringsinstallaties, etc. op de kaart met een aparte legenda-eenheid aangegeven (‘geen archeologische verwachting’).

Het is onvermijdelijk dat de afbakening van de bodemverstoringen in het buitengebied enigszins globaal is. Dit betekent dat een zone die als verstoord wordt aangegeven mogelijk toch een klein deel van een

3 Deze data hebben geen betrekking op het grondgebied van de (voormalige) gemeente Sevenum. Vanwege de concordantie met de andere deelgebieden is in Bijlage 1 catalogus 4 niet gebruikt.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 14 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

archeologisch waardevolle zone kan bevatten, of andersom, dat een verstoring een groter oppervlak kan beslaan dan de kaart aangeeft. Alleen door aanvullend onderzoek op perceelsniveau in het buitengebied kan een verfijning worden aangebracht.

De gebieden die op de kaart zijn opgenomen onder de noemer ‘geen archeologische verwachting’ die als zodanig op de kaart zijn opgenomen zijn in het veld gecontroleerd en/of vastgesteld aan de hand van significante afwijkingen die zijn geconstateerd op basis van de bestudering van het AHN.

2.7 Opstellen van het verwachtingsmodel Er bestaan verschillende methoden om verwachtingkaarten te vervaardigen. De RACM heeft in 2008 een algemene brochure uitgebracht over archeologische verwachtingskaarten op gemeentelijk niveau.4 Hierin komt naar voren dat geen algemene regels worden voorgeschreven.

Een belangrijk aspect vormt het onderscheid tussen deductieve en inductieve benaderingswijzen.5 Bij een deductieve benaderingswijze worden verwachtingen primair gebaseerd op hypothesen over landschapsgebruik en gekoppeld aan ruimtelijke modellen van het vroegere landschap. Archeologische gegevens worden gebruikt om het model te toetsen. Bij een inductieve benadering worden verwachtingen primair gebaseerd op bekende archeologische gegevens en correlaties met locale omgevingsvariabelen (bijvoorbeeld bodemtype en diepte van het grondwater). In de praktijk komt een methodisch zuivere toepassing niet voor.

Bij het maken van verwachtingskaarten is het van wezenlijk belang te beschikken over voldoende hoogwaardige informatiebronnen. Als kritische dragers voor de bodemparameters zijn gebruikt de digitale Bodemkaart 1:50.000 en de Grondwatertrappenkaart 1:50.000. Aanvullend zijn gebruikt de Geomorfologische Kaart 1:50.000 en het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN). Groot probleem vormt echter de omvang en de kwaliteit van het bestand van archeologische gegevens met betrekking tot de gemeente Sevenum (zie paragraaf 4), waardoor de bewoningsvoorkeur door de tijd heen voor een combinatie van bodemtype en grondwaterstand niet betrouwbaar genoeg kan worden bepaald. Om de verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen voor een bepaalde combinatie van bodemtype en grondwaterstand te bepalen is op basis van expert judgement gebruik gemaakt van de betekenisvolle relatie tussen geaggregeerde bodemkaarteenheden, geomorfologische verschijnselen in combinatie met het digitale hoogtebestand (deductieve methode). De uitkomsten zijn op hoofdlijnen vergelijkbaar met wat voor het (aangrenzende) gebied van de gemeente Venlo is voorgesteld. Dit ondanks het feit dat voor Venlo een uitgebreide bestudering van museum- en amateurcollecties heeft plaatsgevonden en meer gegevens voorhanden zijn om een inductieve benaderingswijze te volgen. Uit een samengestelde tabel (tabel 3, opgenomen achterin het rapport) blijkt dat het aantal vindplaatsen per bodemkundige eenheid ook in Venlo statistisch gezien zeer klein is. De inrichting van het Floriade- terrein/Trade Port Noord (ca. 800 hectare; grotendeels buiten het grondgebied van Sevenum) maakte het mogelijk een ‘praktijktoets’ uit te voeren die de verwachtingscategorieën op hoofdlijnen heeft bevestigd.6

In vergelijking met de landelijk beschikbare IKAW kan het volgende puntsgewijs worden opgemerkt:7

4 Groenewoudt, Peeters & Zoetbrood 2008. 5 Van Leusen et al. 2005. 6 Van Dijk 2003; 2005a; 2005b. 7 Hallewas & Peeters 2007; Deeben et al. 2002.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 15 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

• In principe is ook de basisschaal voor de verwachtingskaart en de daarop gebaseerde maatregelenkaart van Sevenum 1:50.000. Opgemerkt moet dan ook worden dat de begrenzingen op de kaart met de nodige terughoudendheid dienen te worden gehanteerd. Voor het gebied buiten de bebouwde kom betekent dit concreet, dat een grens zoals die op de kaart in dit rapport voorkomt, in sommige gevallen in het terrein wel 100 meter kan verschuiven. In het gebied binnen de bebouwde kom wordt de begrenzing meestal bepaald door de topografie van de (water)wegen en bebouwing. Omdat deze door hun zichtbaarheid in het veld scherper te lokaliseren zijn is de nauwkeurigheid van de kaarten voor de bebouwde kommen groter. De afwijking bedraagt hier circa 10 tot 50 meter. • Met betrekking tot het voorgaande punt is wel zo dat door het gebruik van de AHN en het inzetten van de veldtoets (zie hoofdstuk 7) in veel gevallen de begrenzing van de bodemkundige en geomorfologische eenheden veel nauwkeuriger kon worden vastgesteld, waardoor de betrouwbaarheid is toegenomen. • De verwachtingskaart en de maatregelenkaart zijn primair bedoeld om te bepalen welke maatregel in het kader van de ruimtelijke ordening van toepassing kan worden verklaard. • De klassenindeling in hoge, middelhoge en lage trefkans op de IKAW, die specifiek (statistisch) berekend is voor de gecombineerde archeoregio’s (Brabants zandgebied, Limburgs zandgebied) is voor de kaart van Sevenum uitsluitend bepaald op basis van de ‘lokale’ verwachting. Gezien het geringe aantal sites (in statistische zin) is de keuze voor de klassenindeling per combinatie van bodemtype, grondwatertrap, geomorfologische eenheid en AHN-beeld via expert judgement tot stand gekomen. Hierbij zijn meegewogen de bekende sites en er is gekeken naar de recent beschikbaar gekomen verwachtingskaart van Venlo (zie hierna).8

Het archeologische verwachtingsmodel heeft met name betrekking op de pre- en protohistorie en de Vroege Middeleeuwen omdat de bewoning in deze perioden sterk afhankelijk was van de landbouwkundige bewerkbaarheid van de bodem. In het verwachtingsmodel zijn locaties en zones met (laatmiddeleeuwse) cultuurhistorische waarden niet expliciet meegewogen in de kaart, omdat deze veel onafhankelijker van de bodemsamenstelling zijn. Wel is het zo dat bijna alle (clusters) van (voormalige) boerenerven binnen de zones met een hoge of gematigde verwachting lijken te vallen. Het verdient aanbeveling deze locaties in de toekomst aan een nadere ruimtelijke analyse te onderwerpen en op basis hiervan het verwachtingsbeeld bij te stellen voor de laat-middeleeuwse/historische periode. Voorts kan een verdiepingsslag plaats vinden door de functie die het object gehad heeft in de historische ontwikkelingen binnen de gemeente Sevenum nader te bestuderen (meer landschapshistorische benadering).

Het verwachtingsmodel is gebaseerd op de uitkomsten van de deelinventarisaties die beschreven zijn in de hoofdstukken 3 tot en met 7. Bij het bepalen van de afbakening van de verwachtingsgebieden zijn in het GIS alle thematische kaartlagen over elkaar geprojecteerd. Vanuit de combinatie (‘overlay’) van de resultaten van de archeologische inventarisatie met de landschappelijke kaarten is gezocht naar logische zoneringen voor verwachtingen. Aan de bodemkundige en geo(morfo)logische eenheden is een waardering toegekend met betrekking tot de archeologische trefkans voor vondsten en vindplaatsen uit de verschillende archeologische perioden. De onderbouwing hiervan wordt gegeven in de hoofdstukken 3 en 4.Verstoorde of archeologisch ‘afgeschreven’ zones, zoals in hoofdstuk 6 beschreven, heffen een eventuele de onderliggende verwachting op. Vanzelfsprekend is rekening gehouden met de huidige inrichting van het gemeentelijke grondgebied bij het opstellen van de verwachtingszones.

8 Van Dijk 2007.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 16 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

In hoofdstuk 4 zullen de aard en ruimtelijke verspreiding van de archeologische relicten in extenso worden besproken. Voor de onderbouwing van de methodiek van het modelleren zal kort op de aldaar geschetste ontwikkelingen moeten worden vooruitgelopen, om inzicht te geven in de onzekerheden in het verwachtingsmodel. Er is namelijk sprake van een lage dichtheid aan officieel geregistreerde archeologische waarnemingen: minder dan 1 per vierkante kilometer. De vondstdichtheid is zo laag dat binnen veel landschappelijke eenheden geen archeologische waarnemingen voorkomen. Archeologisch lege zones duiden er echter niet per definitie op dat er geen archeologie in de bodem (meer) aanwezig is, maar kunnen ook het gevolg zijn van het ontbreken van bodemverstorende activiteiten of het ontbreken van passende archeologische onderzoeken in het verleden. De verwachting voor deze lege zones is daarom gebaseerd op expert judgement en op extrapolatie vanuit gebieden met een hoge(re) vondstdichtheid binnen dezelfde landschappelijke setting.

De archeologische waarden- en verwachtingsgebieden in de kaartbijlage 6 zijn onderverdeeld in de volgende categorieën: • wettelijk beschermd archeologisch monument en/of gebied of terrein van archeologische waarde; • In eerdere onderzoeken is reeds aangetoond dat in deze zones hoge concentraties archeologische resten voorkomen, die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. Het betreft de terreinen die zijn opgenomen in de Archeologische Monumentenkaart (AMK); • gebied met een hoge archeologische verwachting; • gebied met een gematigde archeologische verwachting; • gebied met een lage archeologische verwachting; • gebied met een specifieke archeologisch verwachting: beekdalen; • gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is; • bebouwde kom (gebied met een onbekende archeologische verwachting); • water (geen verwachting).

De inhoudelijke onderbouwing van de archeologische waardering van de verschillende landschappelijke eenheden wordt gegeven in hoofdstukken 3 en 4. De vertaling daarvan naar de verwachtingskaart in hoofdstuk 8.

Verder wordt ter ondersteuning van de verwachtingskaart (bijlage 4, kaartbijlagen 6 en 7) de volgende informatie weergegeven in respectievelijk bijlage 4, kaartbijlagen 4 en 5: • alle archeologische vindplaatsen uit Archis2: hierbij gaat het zowel om de gewaardeerde of beschermde vindplaatsen als om de overige niet gewaardeerde vindplaatsen en losse vondsten (waarnemingen); • de terreinen waar nadere archeologische inventarisaties en/of opgravingen hebben plaats gevonden.

De cultuurhistorische objecten uit de gemeentelijke monumentenlijst, uit de Objectendatabase (ODB) van de RDMZ (thans RACM) en KICH vallen buiten deze opdracht.

2.8 Planologische vertaling Op basis van de verwachtingskaart is tenslotte de maatregelenkaart geproduceerd die vooral bruikbaar is voor ruimtelijke ordeningsdoeleinden. Deze kaart vormt na acceptatie door de gemeente de archeologische beleidskaart (bijlage 4, kaartbijlage 7). De onderverdeling en begrenzingen, zoals zijn aangehouden binnen de maatregelenkaart, zijn in het geval van Sevenum op dit moment identiek aan die op de verwachtingskaart. Binnen de archeologische maatregelenkaart is de volgende onderverdeling gemaakt: • Categorie 1 Wettelijk beschermd archeologisch monument;

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 17 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

• Categorie 2 Gebied of terrein van archeologische waarde; • Categorie 3 Gebied met een hoge archeologische verwachting; • Categorie 4 Gebied met een gematigde archeologische verwachting; • Categorie 5 Gebied met een lage archeologische verwachting; • Categorie 6 Gebied met een specifieke archeologische verwachting: beekdalen; • Categorie 7 Gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is; • Categorie 8 Bebouwde kom (onbekende verwachting); • Categorie 9 Water (geen verwachting). De uitwerking van deze maatregelen is te vinden in hoofdstuk 9. Vervolgens zal bekeken moeten worden hoe de benodigde maatregelen het best planologisch vertaald kunnen worden in voorschriften voor bestemmingsplannen. Hiertoe is een aantal voorbeelden van bestemmingsplannen met archeologische paragrafen geëvalueerd.9 De gemeente Sevenum kan er voor kiezen de in bijlage 3 uitgewerkte bestemmingsplanvoorschriften over te nemen in bestemmingsplannen. In hoofdstuk 10 worden enkele adviezen gegeven voor vervolgstappen en vervolgonderzoeken.

9 Zie ook Archeologie in Bestemmingsplannen 2003.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 18 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

3 Bodemopbouw, landschapsreconstructie en archeologische verwachting

3.1 Inleiding Dit hoofdstuk behandelt de landschappelijke kenmerken vanuit een geologische, geomorfologische en bodemkundige invalshoek en biedt inzicht in de archeologische verwachting van de verschillende landschappelijke eenheden.

Ter onderbouwing van de verwachtingskaart zijn eerst deelkaarten vervaardigd voor de volgende thema’s: geomorfologie (bijlage 4, kaartbijlage 1); bodemtypen (bijlage 4, kaartbijlage 2) en hoogte ten opzichte van NAP op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (bijlage 4, kaartbijlage 3).

3.2 Geologie Sevenum bevindt zich in het Zuidelijke Zandgebied, op de Peelhorst, niet ver van de oostelijker gelegen Maasvallei (afbeelding 1 en 3). De hoogteligging loopt uiteen van 24 meter +NAP in het noordoosten (het dal van de Groote Molenbeek ter hoogte van Ulfterhoek) tot ongeveer 34 meter +NAP op de ‘landduinen’ in de Mariapeel. Voor een chronostratigrafische indeling wordt verwezen naar afbeelding 2.

Afbeelding 1. Uitsnede uit de Geologische overzichtskaart van Nederland met daarop de grotere eenheden (uit de Formaties van Beegden (Be), Boxtel (Bx) en Nieuwkoop (Ni)) zoals zij in het gebied van Sevenum voorkomen.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 19 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Afbeelding 2. Chronostratigrafie vanaf het Laat-Pleistoceen tot heden, aangevuld met de archeologische tijdtabel.

Pleniglaciaal Een groot deel van het huidige landschap van de gemeente Sevenum is in grote lijnen gevormd tijdens de koudste periode van de laatste ijstijd, het Midden-Weichselien of ook wel Pleniglaciaal (zie afbeelding 1, 2 en 4). Tijdens deze periode heeft de wind hier een pakket dekzand afgezet (dat wordt gerekend tot de Formatie van Boxtel).10 De dikte van deze afzettingen neemt in Sevenum in grote lijnen van oost naar west af, van 5 meter of meer ten oosten van de Steegberg, tot minder dan 2 meter in de ontginningen rond Evertsoord en in de Mariapeel.11 Tijdens kortere warmere perioden werden tussen deze dekzanden vaak leemlagen gevormd. Soms werd er veen gevormd of kon bodemvorming optreden; de Laag van Usselo uit het Allerød interstadiaal (rond 9000 voor Chr.) is hiervan een duidelijk voorbeeld.12

10 Schokker 2003; De Mulder et al. 2003. 11 Dit houdt tevens in dat zich grofweg ten oosten van de Steegberg alles vanaf het Midden-Paleolithicum binnen dit bereik kan bevinden. 12 Een voorbeeld van de Laag van Usselo is te zien in een ontsluiting vlakbij Biologisch Station Mariapeel.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 20 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Laat-Weichselien Deze periode vormt een overgang van het koudste deel van de laatste ijstijd naar het warmere Holoceen. Enkele snel op elkaar volgende klimaatwisselingen zorgen gedurende deze periode voor grote veranderingen in het landschap.

Het eerste deel van het Laat-Weichselien wordt gekenmerkt door relatief warme omstandigheden waarin zich een parkachtig landschap kan ontwikkelen. De Maas sneed zich in de oude riviervlakte in, en de afvoer concentreerde zich in een aantal geulen die een meer meanderend patroon vertoonden. Deze insnijding werkte ook door in de op de Maas afwaterende beken; onder meer het dal van de Groote Molenbeek kon zich hierdoor tot een wat meer uitgesproken dalvorm ontwikkelen.

Afbeelding 3. Geologisch profiel van de Roerdalslenk in het westen, via de Peelhorst naar de Maas (in de Slenk van Venlo) in het oosten. De twee belangrijkste punten uit deze doorsnede zijn de beperkte dikte van de dekzanden op de Peelhorst (en ook in de Slenk van Venlo zijn zij nog relatief dun), en de overgang van het dekzandgebied naar de huidige Maasvallei. (naar Koomen/Kiden 2007).

Afbeelding 4. Geologisch profiel over het Sevenumse grondgebied, met Sevenum aan de oostelijke begrenzing van het profiel. Met name de aanwezigheid van meerdere dekzandruggen / landduinen in het Peelgebied (centraal in het profiel) wordt hieruit duidelijk. (naar Van den Toorn, 1967).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 21 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

De verbetering van het klimaat in het Laat-Weichselien zorgde voor drogere omstandigheden. Door verstuiving was er sprake van gehele of gedeeltelijke opvulling van droge dalen en beekdalen. Zo ontstonden slecht gedraineerde laagtes of zelfs meertjes, waarin veenvorming kon optreden. Centraal op de Peelhorst is zo een gebrekkig drainerend, drassig gebied ontstaan, waar doorlopende veenvorming het gebied in het Holoceen tot hoogveengebied (‘de Peel’) omvormde. Alle op deze wijze ontstane hoogveencomplexen (‘Pelen’) groeiden op den duur aan elkaar vast; slechts de hoogste dekzandkoppen bleven boven het veen uitsteken.

Holoceen Door grootschalige ontbossing vanaf het Laat-Subboreaal (Late Bronstijd) nam de sedimentatie door de Maas sterk toe.13 Een toename in overstromingen door ontbossing en ontginning van het achterland, zorgde ervoor dat het regenwater niet meer door de vegetatie en de bodem werd vastgehouden en daardoor sneller (door bijvoorbeeld de Groote Molenbeek) werd afgevoerd naar de rivier. Ook in de Romeinse tijd waren er veel overstromingen, maar in de Vroege Middeleeuwen raakt het achterland weer bebost, waardoor de overstromingsfrequentie weer afnam. Vanaf de Late Middeleeuwen is de situatie weer omgekeerd: meer overstromingen en sedimentatie, maar ook veel erosie, zowel lateraal door de zich zijdelings verplaatsende meanders als door overloopgeulen.14

Een van de meest recente duidelijk aanwezige landschapsvormende processen is verstuiving. Door het afplaggen van heide, met name tijdens de Middeleeuwen, kwam het dekzand plaatselijk braak te liggen. Doordat de wind vat kreeg op het zand, ontstonden plaatselijk stuifzandopeenhopingen, die gerekend worden tot het Laagpakket van Kootwijk (Formatie van Boxtel; zie volgende paragraaf).15

Diverse (dekzand)ruggen in de gemeente Sevenum zijn mede door de heideplaggen als onderdeel van het potstalsysteem (bemesting door een mix van met name schapenmest en plaggen) opgehoogd. Op deze wijze zijn hier esdekken gevormd.

3.3 Geomorfologie De geologische ontwikkeling van het gebied, zoals die in de voorgaande paragraaf uiteen is gezet, legt de basis voor het uiterlijk van het landschap. De indeling zoals die in grote lijnen is te maken op grond van de geologie (kaartbijlage 1), is ook in de verdeling van de terreinvormen - de geomorfologie - binnen de gemeente Sevenum zichtbaar (kaartbijlage 2). De volgende geomorfologische eenheden zijn gekarteerd:16

Beekdal (al dan niet met veen) De laagste delen van het grondgebied van Sevenum worden ingenomen door de beekdalen. Op korte afstand kunnen hier beperkte hoogteverschillen voorkomen, en ten dele vallen ook de (kleinere) dalhellingen in deze categorie (tot maximaal 0,5 meter). Waar de dalbodem vrij vlak is, kan dit het gevolg zijn van het voorkomen van veen in deze laagtes. Het reliëf in het zand wordt hierdoor deels gemaskeerd.

Beekdalhelling Daar waar over grotere afstanden een flauw hellend terrein (tot iets meer dan 2%) voorkomt, als overgang van de laagte waarin de beken zich bevinden naar het hogere dekzandgebied, wordt de beekdalhelling als

13 Bunnik 1999. 14 Van der Gaauw 2006. 15 De Mulder et al. 2003; Schokker 2003. 16 Ten Cate/Maarleveld 1977.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 22 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

eenheid onderscheiden. De lokale hoogteverschillen bedragen niet meer dan zo’n 1,5 meter, maar de eenheid valt met name op door de nabijheid van zowel ‘hoog-en-droog’ als ‘laag-en-waterrijk’.

Vlakte van ten dele verspoeld dekzand Smeltwater van in het voorjaar smeltende sneeuw heeft op sommige locaties eerder afgezet dekzand kunnen opnemen en getransporteerd naar laagtes, waar het tot afzetting is gekomen. Het daar gevormde vrij vlakke gebied heeft zijn kenmerken te danken aan dit (ten dele) verspoelde dekzand.

Dekzandvlakte In gebieden waar het dekzand onder vochtige omstandigheden is afgezet of waar later bijvoorbeeld egalisatie heeft plaatsgevonden, wordt dit landschap als dekzandvlakte op de kaart aangemerkt.

Dekzandruggen Ruim éénderde van het gemeentelijk grondgebied (met name het centrale deel, tussen de Middenpeelweg en de Groote Molenbeek) wordt ingenomen door een dekzandgebied met een (zwak) golvend oppervlak waarin de hogere terreindelen niet direct als afzonderlijke ruggen zijn te onderscheiden. In dit dekzandruggengebied kunnen hoogteverschillen tot 5 meter voorkomen.

Dekzandrug Plaatselijk neemt het golvende karakter van het dekzand een grotere schaal aan en zijn er echte ruggen te onderscheiden, die 1 tot zelfs 5 meter boven de directe omgeving uit kunnen steken. Het meest gebruikelijke beeld is dat de ruggen veelal west-oost georiënteerd zijn; een richting die ontstaan is doordat de wind tijdens de vormingsperiode van deze terreinvorm hoofdzakelijk uit westelijke richting afkomstig was. Voor de uitgesproken dekzandruggen binnen de gemeente Sevenum is dit echter niet overal het geval. De ruggen in het zuiden van de gemeente volgen wel een west-oost richting, evenwijdig aan het afwateringspatroon, maar de ruggen ten noorden van Sevenum hebben een lengte-as die ook evenwijdig aan de Groote Molenbeek is, terwijl die op dit traject van zuid naar noord stroomt.

Landduinen Complexen van duinen waar de hoogteverschillen tussen basis en top niet meer dan 5 meter bedragen worden tot deze eenheid gerekend. Het betreft in dit geval hoofdzakelijk oude stuifzandgebieden waar het zand reeds is vastgelegd door bosaanplant, zoals in ‘De Bossen’, de ‘Heesberg’ en de ‘Steegberg’.

Veenkoloniale ontginningsvlakte ; Restveenvlakte Het hooggelegen veengebied in het westen van de gemeente werd geëxploiteerd, waarbij het veen vrijwel geheel werd afgegraven. De ontgonnen delen zijn als ontginningsvlakte op de kaart opgenomen; de niet of slechts deels ontgonnen gebieden zijn als restveenvlakte gekarteerd.

Antropogene eenheden Ten slotte zijn er nog enkele door de mens gevormde eenheden te onderscheiden: Storthoop (de stortplaats ten noordwesten van de Kronenbergerheide, op de grens met de gemeente Horst aan de Maas), enkele Afgravingen - zowel bij Evertsoort, tussen Steeg en Steegberg als ten zuiden van de Saardijk - en diverse dijklichamen.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 23 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

3.4 Bodem De verdeling van bodemtypen op het grondgebied van de gemeente Sevenum is in grote lijnen gekoppeld aan de hoogteligging van de locatie ten opzichte van de directe omgeving. De hierna volgende beschrijvingen zullen van laag naar hoog die relatieve hoogteligging volgen. In kaartbijlage 2 zijn de voorkomende bodemeenheden weergegeven.

Een inschatting van de kwaliteiten van de verschillende bodemtypen, op het gebied van gebruik als woongrond dan wel benutting ten behoeve van agrarische doeleinden, wordt gegeven in tabel 1. De onderverdeling in de eerste kolom volgt daarbij het onderscheidende criterium dat wordt gevolgd in de bodemclassificatie. De laatste categorie in deze tabel vormt een uitzondering in de in zowel horizontale als verticale zin sterk wisselende eigenschappen van het uitgangsmateriaal.

De veengronden en moerige gronden worden aan het eind van deze paragraaf behandeld aangezien zij landschappelijk beschouwd een gevarieerder voorkomen hebben dan de overige bodemtypen.

Kalkloze zandgronden In de dalen van de Kattenstaartsche beek, Blakterbeek en de Groote Molenbeek, die samen met de Lage Heide in het oosten van de gemeente de laagste delen van het gemeentelijk grondgebied vormen, komen voornamelijk Gooreerdgronden en Beekeerdgronden voor.

De Gooreerdgronden hebben een donkere humeuze bovengrond die het resultaat is van een hoge productie alsmede een geremde afbraak van organische stof.17 In de profielen zoals ze in Sevenum kunnen worden aangetroffen, komt wel roest voor (veelal in een ijzerinspoelingshorizont), maar wel op een diepte van meer dan 40 centimeter beneden maaiveld. Deze gronden komen zowel in de bovenloop van beekdalen als op de vlakkere oude dekzandgebieden voor. In de laatstgenoemde kunnen, zoals tussen de Saardijk en de Groote Molenbeek en rond Tongerlo, aaneengesloten leemlagen voorkomen in het profiel.18

In de Beekeerdgronden komt wel roest voor binnen 35 centimeter beneden maaiveld.19 De oorzaak van deze roestvlekken (ook wel gleyverschijnselen genoemd) ligt in de wisselende doorluchtingsomstandigheden in de bodem. Tijdens hoge grondwaterstanden (en daarmee een gereduceerde staat van dat deel van het profiel) wordt ijzer voornamelijk verplaatst naar wortel- en wormgangen waar het vervolgens tijdens lage grondwaterstanden kan oxideren en roestvlekken vormt.20 In gebieden met deze gronden, die een ongunstigere waterhuishouding hebben dan de gooreerdgronden, kwam dit ten tijde van de kartering ook tot uitdrukking in het landgebruik; dit bestond voornamelijk uit grasland.21

Het dekzandgebied, dat een groot deel van het gemeentelijk grondgebied inneemt, wordt gekenmerkt door het voorkomen van Veldpodzolgronden. Het zijn voornamelijk de jonge ontginningen waar deze gronden worden aangetroffen. Veel ervan is dan ook vergraven of geëgaliseerd, zoals in Sevenum de veldpodzolgronden ten westen van de Middenpeelweg.22 Een lemige variant van deze gronden komt voor ten oosten van Sevenum, waar het relatief vlakke landschap bepaald wordt door ‘Oude Dekzanden’. Deze

17 De Bakker/Schelling 1989. 18 Stiboka 1968. 19 De Bakker/Schelling 1989. 20 De Bakker/Edelman-Vlam 1976. 21 Stiboka 1968. 22 De egalisatie wordt hier uitgevoerd op de ondergrond, waardoor het profiel onder de bouwvoor voor een groot deel verdwenen is. De humushoudende bovengrond werd eerst naar depots gebracht en ná egalisatie weer teruggezet (Stiboka 1968).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 24 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

gronden beschikken veelal over een ijzer-B (een ijzerinspoelingshorizont), voorkomend tussen ongeveer 40 tot 60 centimeter en 100 centimeter beneden maaiveld.

Tussen Steeg en Sevenum ligt een strook waar Vlakvaaggronden voorkomen. In deze gronden komt slechts een zeer zwak ontwikkelde humushoudende bovengrond voor, of is deze zelfs afwezig. Mogelijk gaat het hier om een uitgestoven laagte in het dekzandgebied dat zich in de directe omgeving onder hoge zwarte enkeerdgronden bevindt.

In de opgestoven gebieden zoals de ‘Heesberg’, ‘Steegberg’ en een deel van de ‘Schatberg’ en ‘De Bossen’ komen Duinvaaggronden voor. Onder een dunne en schrale bouwvoor komen, afgezien van een eventuele micropodzol, geen verder onderscheidbare horizonten voor. De C-horizont in het stuifzand bestaat hoofdzakelijk uit leemarm fijn en losgepakt zand, dat deels blond en humusloos is en deels flets van kleur door ingestoven humus. Onder het opgestoven dek kan nog het oorspronkelijke (oude) humuspodzolprofiel worden aangetroffen, voor het overige bevindt het stuifzand zich op het afgestoven lemige humusarme zand dat ook ‘Ouder Dekzand’ genoemd wordt.

In het gebied tussen het Bedelaarspad (van Kronenberg naar Steeg) in het westen en de Groote Molenbeek aan de oostzijde van Sevenum komen vooral Enkeerdgronden voor. Voor een deel komen zij voor in de laagten van de Blakterbeek, Kattenstaartsche beek en de Groote Molenbeek zelf en worden zij Lage Enkeerdgronden genoemd. Voor het overgrote deel zijn het gronden op het hoger gelegen dekzand, die Hoge Zwarte Enkeerdgronden genoemd worden. Het zijn beide zandgronden met een humeuze bovengrond die dikker is dan 50 centimeter, ontstaan uit geleidelijke ophoging met materiaal uit de potstallen. Bij de Lage Enkeerdgronden komt soms veen in het profiel voor. Bij de Hoge Zwarte Enkeerdgronden is vaak nog een humuspodzol in het diepere deel van het profiel aan te treffen.23 De aard en kleur van de humus vormen de basis van de veronderstelling dat voor de ophoging van deze gronden heideplaggen zijn gebruikt.24 De dikte van de ophoging bedraagt veelal meer dan 70 centimeter.25

De venige en moerige gronden, tenslotte, bevinden zich deels in de beekdalen en laagten in het oostelijke deel van de gemeente, deels als restant van de Peelvenen in het westen. Moerige Eerdgronden zijn in dit geval gronden waar slechts de aanwezigheid van een moerige bovengrond karakteristiek is voor het profiel. Deze 15 tot 35 centimeter dikke bovengrond bestaat uit zandig veen tot venig zand, soms uit niet tot weinig veraard veen.26

Daar waar een moerige laag (een veendek dunner dan 40 centimeter) zich op een humuspodzol bevindt, wordt de grond als Moerige Podzolgrond geclassificeerd. Ze komen in ‘venvormige’ laagten voor, alsook in veenontginningsgbebieden.

In het dal van de Groote Molenbeek, ter hoogte van de ‘Elsbeemden’ komen Meerveengronden voor. Over het algemeen bestaat het profiel van dit bodemtype tot meer dan 120 centimeter beneden maaiveld uit veen. In Sevenum zijn de meerveengronden atypisch te noemen, omdat binnen 120 centimeter beneden maaiveld zand in het profiel voorkomt.

De Vlierveengronden die met name in de Mariapeel voorkomen hebben in tegenstelling tot de Meerveengronden geen zanddek, en beschikken niet over duidelijk zichtbare sporen van bodemvorming.

23 De Bakker/Schelling 1989. 24 Mede op basis van de lage koolstof/stikstof (C/N) verhouding; De Bakker/Edelman-Vlam 1976. 25 Stiboka 1968. 26 Stiboka 1968.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 25 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Voor een deel is het veendek zo dun dat er zand binnen 120 centimeter beneden maaiveld wordt aangetroffen. Hierin is dan veelal nog een humuspodzolprofiel te herkennen.

3.5 Archeologische verwachting Uitgaande van geaggregeerde bodemtypen in combinatie met bodemeigenschappen en de stand van het grondwater is een tabel samengesteld waarin de geschiktheid voor bewoning en agrarisch gebruik in algemene zin is aangeduid (tabel 1). Specifiek voor esdekken is in tabel 2 de verwachting op betekenisvolle archeologie onder plaggendekken overgenomen.

De locatiekeuze per bodemtype, grondwatertrap en toegekende verwachting is voor het grondgebied van de gemeente Venlo bijeengebracht in drie tabellen op basis van de gegevens in Van Dijk (2007) (tabel 3; opgenomen achterin het rapport). Uit de tabellen kan worden opgemaakt dat, hoewel voor Venlo veel meer vindplaatsgegevens beschikbaar zijn, ook voor dit gebied het aantal sites per combinatie van bodemtype en grondwaterstand in statistische zin erg laag is. Voor de verschillende perioden van de prehistorie tot en met de Romeinse tijd worden in Van Dijk (2007) onderstaande observaties gemaakt. Deze observaties zijn voor Horst aan de Maas eveneens geldig, met uitzondering van de berekeningen voor de zones met specifieke dichtheden van vindplaatsen. Voor Horst aan de Maas is hiernaar apart gekeken met behulp van de gebiedsspecifieke gegevens (zie paragraaf 8.2 en afbeelding 6). De bodemkundige mate van bewoonbaarheid in de pre- en protohistorie in combinatie met geomorfologische data en AHN- gegevens leidt tenslotte tot de indeling in vier verwachtingscategorieën (zie paragraaf 8.2). Zoals eerder aangegeven en nog verder wordt uitgewerkt in het bureauonderzoek in hoofdstuk 4 is de laatmiddeleeuwse verwachting niet expliciet meegewogen.

Midden Paleolithicum Gezien het geringe aantal (losse) vondsten is geen locatiekeuze af te leiden uit het vondstbeeld.

Laat Paleolithicum De bekende vindplaatsen behoren overwegend tot de Federmessergroep en de Ahrensburgcultuur. Alle vindplaatsen liggen in de best ontwaterde dekzandgebieden met grondwatertrap VII langs meren, vennen of natte laagtes (88% van de sites liggen binnen 250 meter van de gradiënt). Andere bewoningslocaties liggen langs oude Maasarmen of de Maas zelf.

Mesolithicum De vindplaatsen bevinden zich over het hele dekzandgebied verspreid (66% Gt VII), maar ook in het holocene Maasdal en op het Middenterras (6% Gt VI, 13% Gt V, 6% Gt III). Uit het onderzoek in het kader van Trade Port Noord is gebleken dat ook hier zandruggen om een langgerekte laagte/ven werden uitgekozen als kampementlocatie. Bodemkundig liggen ze in gebieden met hoge zwarte enkeerdgronden, veldpodzolgronden en vorstvaaggronden. Ook de Mesolithische vindplaatsen liggen voor ruim 80% op hogere dekzandruggen in een gradiëntzone van 300 meter vanaf de droog-nat gradiënt. Verder gaat de voorkeur uit naar grote uitgesproken verhogingen (dekzandeilanden), terrasrestanten en andere koppen en ruggen.

De verdichting van vindplaatsen uit het Paleolithicum en Mesolithicum over een breedte van 200 meter langs natte gebieden zoals geconstateerd door Deeben et al. (2002) is door Van Dijk (2007) berekend op 250-300 meter en gaat volgens de laatst genoemde auteur ook voor het Neolithicum op (350 meter).

Neolithicum

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 26 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

De meeste neolithische nederzettingen liggen eveneens op goed ontwaterde gebieden zoals dekzandruggen en terrasrestanten in het Maasdal met bodemtypen als moder- (en veld)podzolgronden, vorstvaaggronden en zandbrikgronden. Maar ze komen ook voor op kleinere kopjes en opduikingen in het Maasdal en in grote laagten in het dekzand waar zich kleibrikgronden en veldpodzolgronden hebben gevormd. Ook de sites in deze periode liggen in een zone langs een duidelijke gradiënt (ca. 75% binnen ca. 350 meter).

Bronstijd De meeste nederzettingen liggen in goed ontwaterde gebieden met een natuurlijke hoge vruchtbaarheid, met name hoge enkeerdgronden en vorstvaaggronden. De nederzettingen storen zich niet meer aan gradiëntzones. Nattere gebieden van het Middenterras en de grindrijke zones van het Hoogterras worden gemeden. Alle graven/grafvelden liggen op dekzandruggen of in het Maasdal (moder- en veldpodzolen, vorstvaaggronden en zandbrikgronden).

IJzertijd De meeste grafvelden uit de Late Bronstijd en eerste helft van de IJzertijd liggen op goed ontwaterde dekzandruggen (vorstvaaggronden en enkeerdgronden). Voor de nederzettingen worden niet alleen de dekzandruggen, maar ook de overgang naar de dekzandvlakten en meer kleiige gebieden in het Maasdal en het Middenterras uitgekozen. Leemhoudende gronden zoals moderpodzolgronden en vorstvaaggronden verdienen de voorkeur, en in mindere mate laarpodzolgronden, kleibodems en locaties waar zich nu hoge enkeerdgronden bevinden.. Er is geen relatie met open water aantoonbaar (gebruik van waterputten). De boeren erven ‘zwerven’ door het landschap. Het landbouwsysteem van de Celtic Fields doet zijn intrede, waarbij grote aantallen (omwalde) kleine akkers worden aangelegd met periodieke braaklegging in verband met het behoud van de bodemvruchtbaarheid.

Romeinse tijd Ook nederzettingen uit de Romeinse tijd liggen in goed ontwaterde gebieden (vorstvaaggronden). Voor villaterreinen waarvan er maar één met zekerheid bekend is in de gemeente Venlo (Hout-Blerick) wordt verondersteld dat deze op goed ontwaterde (middelhoge) riviergronden lagen met ten minste 80 hectare bruikbaar oppervlak.

Tabel 1. Overzicht van de voorkomende bodemtypen op het grondgebied van Sevenum.

Kwaliteit pleistoceen podzolering Geschiktheid Onderscheidend organisch zand binnen in Geschiktheid agrarisch criterium materiaal Grondwater Veen 120cm ondergrond Bodemtype bewoning gebruik Dikke eerdlaag +diep Hoge Zwarte Enkeerdgrond ++ + ondiep Lage Enkeerdgrond +/- + Pod zolering + Ondiep Veldpodzolgrond +/- +/- +Diep Veldpodzolgrond ++/- Moerige (tussen)laag + ondiep Moerige Eerdgrond +/- + + ondiep Moerige Podzolgrond +/- + Kalkloos zand ++ Ondiep Beekeerdgr ond -+ +Ondiep Gooreerdgrond -+/- - ondiep Vlakvaaggrond +/- - -/+ diep Duinvaaggrond +/- - Veen + Meerveengrond -+ +(+) (+)Vlierveen -(/+) +

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 27 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Tabel 2. Kwaliteitsgradatie esdekken naar Groenewoudt 1994.

Kwaliteitsgradatie esdekken naar Groenewoudt, 1994 1 – Esdek op keileem of tertiaire klei - 2 – Esdek op grof zand of grind - 3 – Esdek op structuurloos en leemarm zand - 4 – Esdek op een archeologisch vuile cultuurlaag ++ 5 – Esdek op (enigszins) lemig dekzand + 6 – Esdek op zand met (restant van) moderpodzol + 7 – Esdek op zand met (restant van) veldpodzol - 8 – Essen direct grenzend aan beekdalen + 9 – Essen direct grenzend aan beekdalen (deel dicht bij beekdal) + 10 – Essen direct grenzend aan beekdalen (deel ver van het beekdal) - 11 – Grote escomplexen (groter dan ca. 20 ha) + 12 – Essen in archeologisch uitgesproken arme gebieden -

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 28 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

4 Archeologische vindplaatsen en waarnemingen

De gemeente Sevenum heeft een korte traditie van archeologisch onderzoek voor zover het opgravingen betreft. Het eerste archeologisch onderzoek in de gemeente Sevenum dateert van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Het betreft onderzoek in door de oorlog beschadigde kerken. Evenals in naburige gemeenten het geval is, is door amateurarcheologen in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw veel werk verzet met betrekking tot het onderzoek naar de steentijd. Pas in de periode dat het Verdrag van Malta en de wijziging van de Monumenten wet 1988 hun schaduwen vooruit wierpen, is meer inventariserend en verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd op kosten van de initiatiefnemers van specifieke ruimtelijke ontwikkelingen (het ‘de-verstoorder-betaalt‘ principe). Na een korte bespreking van de kwaliteit van de informatie die ons ter beschikking staat (pararagraaf 4.2), wordt met name ingegaan op de archeologische inhoud zoals die uit de literatuur naar voren komt (pararagraaf 4.3). In kaartbijlagen 4, 5 en 6 zijn alle archeologische waarnemingen en waardevolle gebieden uit Archis weergegeven.

4.1 De kwaliteit van de informatie Over de prehistorie en de ontwikkeling in historische tijd van de gemeente Sevenum zijn in de laatste jaren gegevens van diverse aard verzameld. De resultaten zijn echter nauwelijks gesynthetiseerd en zeker niet evenwichtig. Nog lastiger is het op grond ervan de vertaling naar het ruimtelijke beleid te maken. Veel prehistorisch vuursteenmateriaal is aan de oppervlakte op akkers aangetroffen. Hoewel we daarbij bijna zeker met kampementen van jager-verzamelaars van doen hebben, weten we vaak niet of het vondstmateriaal het laatste restje van de verploegde vindplaats is of dat een deel van de cultuurlaag nog ongeschonden in de grond aanwezig is.

Maar voordat we dit type dilemma’s verder uitwerken, is het allereerst nuttig te bezien welke feitelijke gegevens er voorhanden zijn en welke kennislacunes daarbij aan de orde zijn. Voor de historische periode levert de archeologie vooral een nadere detaillering op voor wat in de schriftelijke bronnen al bekend was of vermoed wordt. Gelukkig beschikken we voor Noord en Midden Limburg over de uitstekende historisch geografische studie van de historisch-geograaf Renes uit 1999. Voor zowel de dorpskernen als het buitengebied geldt dat de huidige inventarisatie geen nieuw feitenmateriaal heeft opgeleverd. Na consultatie van de lokale deskundigen en amateurarcheologen is veel nieuwe informatie boven tafel gekomen, maar hun gegevens veranderen het ruimtelijke beeld dat op basis van de nationale database Archis en de literatuur is verkregen niet wezenlijk.

Wel is vastgesteld dat veel informatie van wetenschappelijk onderzoek (nog) niet in Archis is opgenomen. In de onderstaande bespreking van de voorhanden gegevens komt dat herhaalde malen naar voren. Voor toepassing bij het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het buitengebied zijn deze niet verwerkte gegevens echter van buitengewoon groot belang. Bij de pogingen tot opwerking van deze gegevens vonden we echter de volgende handicaps op ons pad: • Bijna nooit worden in de literatuur coördinaten van vindplaatsen vermeld. De achtergrond van deze handelswijze kan zijn dat men in het verleden de ‘vindplaats’ wilde afschermen van ongewenste bezoekers, maar meestal gaat het om onvoldoende aandacht voor dit aspect van de archeologische monumentenzorg. Wil men in deze situatie verbeteren brengen dat dient veel energie te worden gestoken in het ‘opwerken’ van de dataset. Dit is zeer arbeidsintensief en geen onderdeel van de huidige opdracht. • Een ander lastig punt is de informatie hoe ongestoord het bodemprofiel ter plaatse is. Meestal gaat het om oppervlaktevondsten. Uit de schaarse gepubliceerde bodemprofielen die tijdens

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 29 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

archeologisch onderzoek zijn gemaakt, blijkt dat de (mogelijk reeds aangetaste) archeologische laag zich zeer dicht onder het oppervlak bevindt. Voorbeelden zijn te vinden in de publicaties van de opgravingen te Merselo-Haag, Hoogriebroek (beide gemeente Venray) en Horst-Hegelsom. Ook bij de grootschalige ontwikkeling Trade Port Noord (700 hectare; het toekomstige Floriade- terrein) op het grondgebied van de buurgemeente Venlo zijn recentelijk veel gegevens beschikbaar gekomen over het wisselende conserverende vermogen van de bodem.

Een tegenovergestelde situatie doet zich voor bij de sinds ca. 1998 in de centrale Archis-database ingevoerde ‘onderzoeksmeldingen’. Hierbij is wel in alle gevallen de locatie als kaartpolygoon als digitale laag beschikbaar27, maar ontbreken in meer dan vijfennegentig procent van de gevallen de nadere archeologische gegevens (complextype, datering, rapport). Dit ‘administratieve’ probleem is deels opgelost door in de geautomatiseerde bibliotheekcatalogus van de RACM te zoeken op plaatsnaam. Ook is het bibliografische overzicht voor de Nederlandse archeologie over 2004, 2005 en 2006 geraadpleegd28 en is de Limburgse Archeologiebalans door genomen (rapportages tot en met 2004).29 Hiermee zijn vele rapporten boven tafel gehaald die vervolgens in de literatuurlijst zijn opgenomen. De archeologisch inhoudelijke evaluatie van het uitgevoerde onderzoek op een locatie was door het ontbreken van de systematische (unieke) koppeling tussen de locatie en de bijbehorende rapportage technisch niet goed mogelijk. Het gaat evenwel in bijna alle gevallen om karterend onderzoek, op basis waarvan nauwelijks nieuwe waarnemingen in Archis zijn ingevoerd. De verwachting is dat bij bestudering van de rapportages vooral informatie verzameld kan worden over de bodemopbouw en de verstoringgraad van de onderzoekslocaties.

Onder de plaggendekken, die in dit deel van Nederland relatief jong zijn (14e eeuw en later) zijn nederzettingen en grafvelden te vinden uit alle mogelijke perioden tot en met de Volle Middeleeuwen. Over de conserveringstoestand van deze sporen is nog weinig bekend. Op basis van Brabants onderzoek kan verwacht worden dat dit archeologische beeld contrasteert met dat van de arealen die tot het begin van de 20e eeuw behoorden tot de ‘woeste gronden’of ‘heide’. Hier zijn vindplaatsen uit perioden tot en met de Vroege IJzertijd talrijk, maar resten uit het tijdvak Midden-IJzertijd tot en met de Middeleeuwen schaars. De huidige verklaring voor dit patroon is dat in de loop van de prehistorie en culminerend in de Vroege IJzertijd processen zijn opgetreden die ongunstige voorwaarden schiepen voor bewoning en landbouw. Door het verwijderen van de bosvegetatie en de landbouw traden op hogere terreindelen zandverstuivingen op, werden lagere arealen natter en werd de secundaire podzolidatie bevorderd. De bewoning zou zich hierdoor later hebben geconcentreerd op de meer leemrijke bodems onder de latere plaggendekken, die minder gevoelig voor degradatie waren.30

In de Archis-database zijn 67 waarnemingen opgenomen. Het is verleidelijk om de aantallen waarnemingen per periode en complextype te clusteren om daarmee iets te kunnen zeggen over de intensiteit en locatie van bewoning door de tijd heen. Er is om de volgende redenen afgezien van een statistische uitsplitsing per periode en het clusteren tot complexen: • Het gemeentelijk grondgebied is archeologische gezien een ‘willekeurige’ uitsnede uit wisselende pre- en protohistorische landschappen, die ieder zeer wisselende bewoningsmogelijkheden boden. • Zeer veel waarnemingen betreft vuursteenmateriaal dat ‘los’ op akkers is verzameld. Voor een klein deel is dit materiaal typologisch gedateerd. Veelal wordt en ruime marge over meerdere archeologische periodes aangehouden. Wetenschappelijke inventarisaties blijken niet opgenomen in Archis.

27 Hoewel de polygoon niet betrouwbaar genoeg is om als definitieve begrenzing van het onderzochte gebied te dienen. 28 Als bijlage opgenomen bij het tijdschrift Archeobrief. Vakblad voor de Nederlandse archeologie. 29 De Baere & Mientjes 2006. 30 Hiddink & Renes 2007.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 30 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

• Veel waarnemingen betreffen hetzelfde archeologische verschijnsel, zoals een urnenveld. Waarnemingen spreken elkaar daarbij soms tegen en zijn niet of met grote moeite te koppelen aan vindplaatsen die in de literatuur (vaak onder een andere naam) staan vermeld. • Bij waarnemingen met betrekking tot de Middeleeuwen gaat het zelden over (niet historisch bekende) nederzettingsporen, maar bijna altijd over aanvullend onderzoek van kerken en kastelen. Onderzoek op essen (enkeerdgronden) heeft nog niet of nauwelijks plaatsgevonden, waardoor het ontbreken van vindplaatsen in deze gebieden geen betekenis heeft.

Om het archeologische beeld te completeren is ook op het AHN en historische kaarten gezocht naar potentiële archeologische vindplaatsen. De analyse van het AHN heeft geen nieuwe archeologische vindplaatsen opgeleverd, maar wel zones aan het licht gebracht die mogelijk historisch waardevol kunnen zijn. Op basis van historische kaarten zijn deze vervolgens aangevuld en bevestigd. Het gaat daarbij om: • de locatie van (voormalige) rivierlopen; • nadere begrenzing van esdekken en andere hogere delen in het landschap; • (voormalige) wegen en waterlopen; • de ontwikkeling en groei van de bebouwing binnen de kerkdorpen. Op de oudste kaarten staan enkele karakteristieke gebouwen, zoals kerken. Woonhuizen en boerderijen werden op de oudere kaarten met minder detail gekarteerd en vaak ook meer decoratief of symbolisch aangeduid. Deze zijn dan ook niet opgenomen in de overzichtskaart. Voor de archeologische inventarisatie buiten de dorpskernen hebben de oudere kaarten weinig betekenis, vanwege de sterke vereenvoudiging en perspectivische vertekening. Het recentere (kadastrale minuut) kaartmateriaal geeft een nauwkeuriger beeld van de huizen en gebouwen op perceelsniveau. Bij een mogelijke toekomstige verfijning van de verwachtingskaart moet dit kaartmateriaal zeker worden betrokken.

4.2 Resultaten van de inventarisatie (per periode) Het is in het kader van het opstellen van de verwachtings- en maatregelenkaart voor de gemeente Sevenum niet doenlijk de archeologische ontwikkeling als een lopend verhaal zelfs maar in grove lijnen te schetsen. Het onderstaande is dus vooral een ‘technisch’ verhaal over wat er concreet in het gebied zelf is aangetroffen en wat daarvan de implicaties zijn voor de verwachtingswaarde in het kader van de ruimtelijke ordening. Vooralsnog bevestigen de waarnemingen het verwachtingsbeeld dat in hoofdstuk 7 en hoofdstuk 8 is ontworpen. Voor een meer algemeen verhaal en de laatste stand van kennis wordt naar de literatuur en de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) verwezen.31

Vanaf de vroegste prehistorie tot op heden is het een aantrekkelijk gebied geweest om te wonen en te werken. Van oudsher oriënteerde de mens zich op de Maas en de rivier uitstromende beken. Het is een fascinerende gedachte dat, of het nu gaat om vuurstenen werktuigen uit het Paleolithicum, gedeponeerde bronzen bijlen uit de Bronstijd, of het gebruik van waterkracht in historische tijd, de 35 kilometer lange Groote Molenbeek altijd een belangrijke rol in het landschap heeft gespeeld. Het is dan ook meer dan symbolisch dat de beek in de huidige tijd, wederom van grote betekenis voor het landschap wordt geacht. Bij het beheer van dit beekdal ligt het dan ook voor de hand de archeologische monumentenzorg nadrukkelijk te betrekken (zie hierna paragraaf 4.3).

31 Voor een algemeen overzichten zie bv.: Van Es, Sarfatij & Woltering 1988; Renes 1999. Voor de NOaA zie: Gerritsen et al. 2005; Deeben et al. 2006 en Van Enkevort et al.2005.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 31 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Hieronder volgt een korte bespreking van wat er per archeologische periode bekend in over het grondgebied van de gemeente. Voorts worden per periode de archeologische waarnemingen binnen de gemeentegrenzen geëvalueerd. In kaartbijlagen 4 en 5 zijn de hier te bespreken punten in beeld gebracht.

Paleolithicum (Oude Steentijd; 300000-8800 voor Chr.) Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.32

Het gebied van de gemeente Sevenum maakt onderdeel uit van de Peelhorst, het door tektoniek opgeheven zand- en grind-massief (oude Maasafzettingen uit de Saale-ijstijd) tussen de Peelrandbreuk met de daarachter liggende Centrale Slenk in het westen en de Venlo Slenk in het oosten waar zich nu het dal van de Maas zich bevindt. Zowel breuken in de ondergrond als klimaatsveranderingen hebben grote invloed op het landschap gehad. Tijdens de twee laatste ijstijden (Pleistoceen: Saale-ijstijd, 370.000-130.000 jaar geleden en Weichsel-ijstijd, 115.000-10.000 jaar geleden) sneed de Maas zich steeds op wisselende locaties in waarbij talrijke terrassen ontstonden.33 Na de laatste ijstijd, in het Holoceen (10.000 jaar geleden voor heden), zijn grote delen van deze terrassen weer door de rivier opgeruimd of met afzettingen bedekt geraakt. Alleen plaatselijk zijn verlaten beddingen van de Maas en zijrivieren in het huidige landschap geconserveerd. Gegevens over midden- en laat-pleistocene Maaslopen en zijrivieren zijn voor het onderzoek naar de vroegste geschiedenis van het gebied van groot belang. Uit het gebied van de drie gemeenten zijn drie losse oppervlaktevondsten van vuurstenen artefacten bekend die niet nader typologisch/technologisch gedateerd kunnen worden dan afkomstig uit het Midden-Paleolithicum (400.000- 35.000 BP). Ze zijn aangetroffen langs de rand van de Groote Molenbeek en in het Maasdal (Sevenum, Wanssum en Blitterwijck, waarnemingsnummer 28019).34

De eerste fase van het Laat-Paleolithicum was in het gebied sprake van een poolwoestijn en zijn geen sporen van menselijke aanwezigheid bekend. Vanaf ca. 13.000 BP stijgt de temperatuur met horten en stoten en wisselen warmere (Bølling en Allerød) en koudere perioden zich af. In relatief warmere perioden treedt begroeiing op, in koudere perioden overheersen zandverstuivingen en lokaal worden riviertjes afgedamd waardoor kleine meren ontstaan. De bewoning door gekenmerkt door concentraties van vuurstenen artefacten die een afspiegeling vormen van groepen jager-visser-verzamelaars die door het jaar heen, afhankelijk van de beschikbare voedselbronnen, door het gebied trekken. De vorm van de gebruikte werktuigen verschillen per periode van elkaar, waardoor verschillende tradities of culturen te onderscheiden zijn (Magdalénien, Federmesser (Tjonger/Chreswell), Ahrensburg). Doordat de mensen echter vaak op dezelfde favoriete plekken terugkeerden, hebben we in de praktijk veelal te maken met samengestelde vuursteenassemblages. De indruk bestaat dat in de Federmesser-periode het gebied veel intensiever werd bewoond dan in het daaraan voorafgaande Magdalénien.

Het overgrote deel van het door amateurs verzamelde laat-paleolithische vuursteenmateriaal in de gemeente Sevenum is afkomstig van ca. 15 locaties in voormalige heide- en stuifzandgebied ten westen en zuiden van Kronenberg, zoals Zuringpeel, Aardsbroek, de Kronenbergerheide en de Schatberg. Veel van de vondstlocaties lopen chronologisch door tot in het Mesolithicum. Het gaat bijna altijd om oppervlaktevondsten zonder stratigrafische context.

Mesolithicum (Midden-Steentijd; 8800-5300 voor Chr.)

32 De Grooth 2007. 33 O.a. Van der Gaauw 2006; www.edna.ito.org. 34 Rensink 2005, o.a. afb. 2.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 32 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.35

In het Mesolithicum (8800-5300 voor Chr.) zet de klimaatsverbetering definitief door en neemt het Holoceen een aanvang. Het landschap verandert van berken- en dennenbos in een meer gevarieerd loofbos. Ook de planten en struikenvariatie neemt toe. Waar hier in het Paleolithicum voornamelijk rendieren graasden, vinden in het Mesolithicum rund, zwijn, hert en ree hun weg naar deze regionen. Met het smelten van de ijskappen wordt het klimaat veel natter en bepalen de beken nadrukkelijk het landschapsbeeld. De kampplaatsen worden nu niet altijd meer eenmalig gebruikt. Naast tijdelijke jachtkampen ontstaan basiskampen waar mensen langer verblijven of terugkomen. In het Mesolithicum verandert het mobiele karakter van de samenleving niet wezenlijk. Wel verandert de aard van de vuurstenen artefacten (microlieten). De vroeg-mesolithische vindplaatsen bevinden zich vaak in de nabijheid van de reeds genoemde laat-paleolithische Federmesser-vindplaatsen bij meren en vennen, maar ook langs de in de Maas afwaterende beken komen nu vele concentraties van woonplekken voor. Opgravingen hebben in de gemeente niet plaats gevonden. Noordelijker in onderzoek uitgevoerd in een pilotgebied (Venray, stroomgebied van de Oostrumse beek en de Loobeek).36 Hier heeft een wetenschappelijk onderzoek plaats gevonden naar de ontwikkeling van de bewoning in het Mesolithicum en het daarop volgende Vroeg- Neolithicum.

Het overgrote deel van het door amateurs verzamelde mesolithische vuursteenmateriaal is afkomstig van ca. 15-20 locaties in voormalige heide- en stuifzandgebied ten westen en zuiden van Kronenberg, zoals Zuringpeel, Aardsbroek, de Kronenbergerheide en de Schatberg. Veel van de vondstlocaties zijn dezelfde als voor het Laat-Paleolithicum. Het gaat bijna altijd om oppervlaktevondsten zonder stratigrafische context. Helemaal in het westen van de gemeente zijn op een ca. 1500 meter lange noordwest-zuidoost georiënteerde dekzandrug temidden van laagten met veengronden in het natuurgebied Mariapeel veel Mesolithisch materiaal verzameld.

Neolithicum (Nieuwe Steentijd, 5300-2000 voor Chr.) Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.37

Met de ontwikkeling van de landbouw en daarmee samenhangende domesticatie van dieren vindt een belangrijke omslag plaats in de toenmalige samenleving. De gemeenschappen van rondtrekkende jagers en verzamelaars veranderden hun levensstijl. Zij gingen geleidelijk over op landbouw, waarbij zij lange tijd op dezelfde plaats verbleven (om te kunnen zaaien en oogsten) en er permanente nederzettingen ontstonden. Het heeft er alle schijn van dat de woonlocaties niet wezenlijk verschilde van die in voorafgaande periode. De eerste boeren in het gebied leefden waarschijnlijk in een zogenaamde breedspectrum-economie. Dat wil zeggen dat de traditionele voedselvoorziening (jagen, verzamelen) werd aangevuld met veeteelt en graanverbouw op kleine schaal. Hiermee werden de risico’s in de voedselvoorziening zoveel mogelijk gespreid. Anders dan vroeger werd gedacht voltrok de overgang naar het boerenbestaan zich dus over een langere periode.

De behuizing bestond niet langer meer uit tenten of kleine, snel te bouwen takkenhutten. Het lange verblijf op dezelfde locatie bood de mogelijkheid huizen te bouwen met een dragend gebint. De oogst van de landbouwproductie werd opgeslagen in aardewerken potten. De variatie in vuurstenen werktuigen nam toe,

35 De Grooth 2007. 36 Verhart 2000. 37 De Grooth 2007; Van Hoof 2007.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 33 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

omdat voor agrarische activiteiten en huizenbouw andere gereedschappen nodig zijn (bijvoorbeeld dissels en bijlen) dan voor jacht en visvangst. De techniek van het vervaardigen van werktuigen werd bovendien geperfectioneerd. Belangrijk is ten slotte de intrede van een duidelijke grafcultuur (begraving of crematie, met of zonder heuvel).

Onder het vuursteenmateriaal dat overwegend in het Laat-Paleolithicum en/of Mesolithicum is gedateerd, kan zich ook neolithisch materiaal bevinden. Bij de huidige stand van het onderzoek is niet uit te splitsen. Van het grondgebied van de gemeente Sevenum zijn uit het Neolithicum verder alleen vier stenen bijlen gemeld, allen afkomstig uit een gebied van de Heesbeemden ten noordoosten van Kronenberg (waarnemingsnummers 29793, 29794, 29795, 29796). Een van de bijlen laat zich typologisch nader dateren (strijdhamer, Enkelgrafcultuur).

Bronstijd (2000-800 voor Chr.) Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.38

Omstreeks 2000 voor Chr. begint de Bronstijd. In deze periode voltrekt zich de geleidelijke overgang van het gebruik van (vuur)steen naar brons als grondstof voor snijdende werktuigen. In de Bronstijd leidde de mens een voornamelijk boerenbestaan met akkers en vee. Wat betreft aardewerk en grafritueel verandert er aanvankelijk weinig. Grafheuvels worden - met name in de Midden Bronstijd - vaak hergebruikt, waarschijnlijk voor de verwanten van de aanzienlijke persoon voor wie de heuvel in eerste instantie werd opgeworpen. Er ontstaan ook concentraties van grafheuvels, zodat we van necropolen kunnen spreken. Het voor de Bronstijd kenmerkende aardewerk van de Wikkeldraadbekercultuur sluit naadloos aan op het (klok)bekeraardewerk uit het einde van het Neolithicum. Tegen het einde van de Bronstijd ontstaat de gewoonte om doden te cremeren en de resten in een urn te verzamelen. Urnen worden ingegraven in de grond, voorzien van een laag heuveltje en een greppel, op speciaal daarvoor bestemde plaatsen (urnenvelden). Een bijzonder verschijnsel doet zijn intrede in de Bronstijd: het met opzet deponeren van bronzen objecten in natte gebieden, zoals moerassen, vennen, beken en rivieren. De traditie van deponering in natte context lijkt overigens al in het Neolithicum te beginnen, met de depositie van stenen bijlklingen.

Gegevens uit opgravingen staan ons van het grondgebied van de gemeente niet ter beschikking. Wat we ons voor mogen stellen van een nederzetting uit de Bronstijd in het gebied is duidelijk geworden op de locatie Hoogriebroek op de oostoever van de Oostrumse Beek in de gemeente Venray.39 De sporen bevonden zich in een bosgebied in een cultuurlaag bosgebied onder een laag stuifzand. Wel is het gebied rijk aan gedeponeerde bronzen zwaarden, bijlen en speerpunten. Ze worden aangetroffen in natte context nabij de Maas, het dal van de Groote Molenbeek of een moerasachtige omgeving.40

Van het grondgebied van Sevenum zijn de volgende metalen werktuigen wapens bekend: • Sevenum-Molenbeek (Fontijn 2002, 306; stroomdal; schatvondst: MBA-B hielbijl en speerpunt; waarnemingsnummer 30987); • Sevenum (Fontijn 2002, 319; in stroomdal; schatvondst: hielbijl en speerpunt; waarnemingsnummer 30987); • Kronenberg (Fontijn 2002, 339; moeras; zwaard; waarnemingsnummer 15272); • Kronenberg (Fontijn 2002, 346; moeras; zwaard MBA-B; waarnemingsnummer 28603); • Kronenberg (Fontijn 2002, 352; moeras; speerpunt; waarnemingsnummer 32655);

38 Van Hoof 2007. 39 Stoepker et. al. 2000; Stoepker 1997. 40 Fontijn 2002.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 34 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

• Sevenum-Dorperweiden (Fontijn 2002, 319; aard locatie?; hielbijl; waarnemingsnummer 28072) Een mogelijke vondst (ketting met schakels) uit de Bronstijd is afkomstig uit het Mariaveen; waarnemingsnummer 28579.

Vanaf de Late Bronstijd worden de gecremeerde doden bijgezet in urnenvelden. Gezien het aantal bekende urnenvelden is het gebied van de drie gemeenten intensief bewoond geweest. Er lijkt sprake van een microregio, een duidelijk ‘Siedlungskammer’ ter weerszijde van de Groote Molenbeek tussen het Peelmoeras en de Maas. Er is er sprake van een duidelijk verschil in status van de gecremeerde personen. Zowel uit Meerlo-Sint Goarkapel als Horst-Hegelsom in de buurgemeenten Meerlo-Wanssum en Horst aan de Maas zijn ‘bovenmodale’ graven bekend. Uit de gemeente Sevenum is een urnenveld bekend ten noorden van de Groote Molenbeek en wel Sevenum-De Steeg (Gerritsen 2001, nr. 330; Willems 1993, 227; waarnemingsnummers 28604, 15467).

IJzertijd (800-12 voor Chr.) Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.41

De IJzertijd ontleent zijn naam aan de introductie van ijzer als grondstof voor werktuigen en wapens. In tegenstelling tot koper en tin (voor bronsproductie) is ijzer van nature wel in grote hoeveelheden lokaal aanwezig (geweest) in de bodem (in de vorm van klappersteen en moerasijzererts). In deze periode vermindert de activiteit van de rivieren. In de akkerbouw ontstaat het systeem van Celtic Fields. Dit zijn kleine rechthoekige akkertjes die zijn omgeven door een aarden wal. Deze wallen zijn vaak nog tot op heden herkenbaar in het reliëf. De ijzertijdboeren woonden in lange houten huizen. Net als in de Bronstijd werden de boerderijen na verloop van tijd verplaatst. In de derde eeuw voor Chr. krijgen de nederzettingen een meer permanent karakter, met huizen die niet steeds meer worden verplaatst. Uit deze periode zijn ook de eerste cultusplaatsen bekend.

Voor het begraven van de doden kiest men aanvankelijk voor centraal gelegen grafvelden waar de gecremeerde resten in urnen werden bijgezet, net als in de Bronstijd. Deze grafvelden bleven generaties lang in gebruik. Ook inhumatiegraven worden in deze grafvelden nog aangetroffen, soms zelfs in gelijke verhoudingen met crematies. Vanaf de 7e eeuw voor Chr. treedt er een verschuiving op van voorwerpen die eerder vrijwel uitsluitend hun eindbestemming in het water vonden, maar nu als bijgift in graven worden meegegeven. De rijkdom van de graven in dit deel van het Maasgebied en het oostelijk rivierengebied suggereert dat relatief machtige personen in de stamgemeenschappen prestigieuze voorwerpen verwierven door rechtstreekse contacten met de elite in Midden-Europa.

Voor Oost-Brabant is vastgesteld dat in de loop van de IJzertijd sprake is van een contractie van de bewoning op de meer leemhoudende bodems. Het is de vraag of dit voor het Peelhorstgebied ook opgaat. Evenals in het zandgebied van Brabant is het aantal bekende graven en grafvelden uit de tweede helft van de IJzertijd vele malen kleiner. Een van de oorzaken is mogelijk het gevolg van een ‘ecologische crisis’, waardoor door overmatige beakkering zandverstuivingen optraden en de bevolking in omvang afnam. Ook het veranderde grafritueel met veel minder (archeologisch) zichtbare graven kan mede de oorzaak zijn.42

In Archis zijn een bijna geen meldingen uit de IJzertijd bekend. Van de Heesbeemden ten noordoosten van Kronenberg is de vondst van mogelijk een La Tène-urn bekend (waarnemingsnummer 32656).

41 Van Hoof 2007. 42 Zie voor een uitgebreide discussie Hiddink 2002.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 35 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Romeinse tijd Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.43

Vanaf 50 voor Chr. zetten de Romeinen hun eerste schreden op Nederlandse bodem. In diverse veldtochten trachten de Romeinse legers het gebied onder hun gezag te brengen. Ten zuiden van de grote rivieren is dat rond 12 voor Chr. een feit. Dat het gebied onder het Romeinse gezag valt is terug te zien in onder andere het aardewerk, de wijze van begraven, de huizenbouw, scheepsbouw, infrastructuur, sieraden en werktuigen. De Romeinen introduceren het schrift, het muntstelsel en verharde doorgaande wegen. Met de komst van geletterde Romeinen wordt de prehistorische tijd (zonder geschreven bronnen) afgesloten en de historische tijd (met geschreven bronnen) ingeluid. Naast kleine boerennederzettingen ontstaan grote agrarische bedrijven met hoofdgebouw volgens zuidelijk model (villa’s). Enkele nederzettingen groeien uit tot heuse steden (Nijmegen en Maastricht). De Rijn vormt de noordgrens van het rijk, waarlangs op regelmatige afstand forten, wachtposten en nederzettingen worden gesticht. Langs de Rijn liep de Limesweg, die de forten met elkaar verbond. Naar het zuiden loopt op de linker Maasoever een weg van Nijmegen naar Maastricht. De weg loopt over het grondgebied van de gemeente Horst en Meerlo-wanssum. Blerick (Bariacum) in het zuiden en Cuijk (Ceuclum) in het noorden zijn de meest nabije pleisterplaatsen.

Het spaarzame vondstmateriaal uit de Romeinse tijd op de linkeroever van de Maas in dit deel van Limburg concentreert zich vooralsnog buiten de oostelijk grens van de gemeente Sevenum in een zeer smalle - ca. 1 kilometer brede - zone langs de Maas, waar de Romeinse weg van Cuijk naar Blerick op de westelijke Maasoever wordt verondersteld. Toch mogen in het ‘binnenland’ nederzettingen verwacht worden omdat op het Hoogveld ten zuidoosten van het centrum van Horst sporen van een nederzetting zijn onderzocht.44 De in 1990-1991 opgegraven vindplaats Venray-Hoogriebroek in de gemeente Venray ligt ook veel meer landinwaarts.45 Uit de gemeente Sevenum is alleen een onnauwkeurige melding van laat-Romeinse munten bekend. De locatie is niet nader omschreven dan uit ‘een moeras tussen Helden en Sevenum’ (waarnemingsnummer 28698).

Vroege Middeleeuwen Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.46

In de Merovingische tijd waren nederzettingen en begraafplaatsen ruimtelijk gescheiden, zoals dat in de prehistorie en Romeinse tijd gebruikelijk was. Tot nu toe zijn meer grafvelden dan nederzettingen bekend. Grafvelden zijn ondermeer gevonden in Blerick (5e-7e eeuw) en in Grubbenvorst. Pas de laatste jaren zijn nederzettingen uit de Merovingische periode ontdekt. De vijf hutkommen uit de 6e en 7e eeuw die in 1969 in Grubbenvorst zijn gevonden waren de eerste Merovingische bewoningssporen uit Limburg.47 Voor wat we ons archeologisch mogen voorstellen bij nederzettingen kan naar de opgraving Venray- ’t Bruske worden gekeken.48 Veel historische dorpskernen liggen op of bij uitgebreide escomplexen. De afgelopen twee decennia is echter komen vast te staan dat de plaggendekken in Zuid-Nederland geen vroeg-middeleeuwse oorsprong

43 Hoevenberg 2007. 44 Verhoeven 2002. 45 Stoepker et al. 2000, 8. 46 Stoepker 2007. 47 Tekst grotendeels naar Renes 1999, 297-299. 48 Stoepker & Proos 1997.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 36 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

hebben, maar pas vanaf de 14e/15e eeuw zijn gevormd. De begindatering van de ophoging blijkt uit archeologische post quem-dateringen, uit chronostratigrafisch en palynologisch onderzoek. En verklaring voor de ophoging is de intensivering van de landbouw (zie ook hierna onder Late Middeleeuwen).49

Sevenum is een esdorp van het Brabantse type dat wordt gekenmerkt door een centraal gelegen complex bouwlanden, velden of essen genoemd. De aanleg heeft niet plaatsgevonden vanuit een centrale nederzetting zoals de ‘brinkdorpen’ in Drenthe, maar vanuit verschillende rond het veld gelegen gehuchten, waarvan er tenslotte één tot hoofd- of kerkdorp uitgroeide. In dit type nederzetting liggen de weilanden langs beken en beemden, of als blokvormige percelen bij de hoeven (Tranchotkaart 1810).50 Op de kaart zijn als oude bouwlanden (essen) aangegeven: het Grootveld, G. Luttelseveld, L. Vorsterveld, V. Tongerlose veld, T. Berghemsveld, B. Erdbruggerveld, E. Molenveld, M. Rouweelseveld, R. Steinhagerveld, St. Sonderseveld, S. Bergerhoek, Be. Het Grootveld is een der best bewaarde essen van Noord- Limburg. Goed interpreteerbare waarnemingen zijn uit de gemeente Sevenum niet bekend.

Late Middeleeuwen Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.51

Het grondgebied van de gemeente maakt in de 13e eeuw deel uit van het graafschap Kessel.52 In 1279 verkocht graaf Hendrik van Kessel een deel van het graafschap dat westelijk van de Maas lag aan graaf Reynald I van Gelre. Het gebied werd bestuurlijk ondergebracht in het Ambt Kessel. Vanaf 1352 functioneert in dit gebied een ambtman als hoogste bestuursvertegenwoordiger van de Graaf van Gelre (vanuit Kasteel Ter Horst, Loenen). Dit heeft zeker tot 1639, met wat onderbrekingen, geduurd. Van 1639 tot 1657 was de heer van Arcen ambtman. Hij woonde op kasteel Arcen en bestuurde van daar uit het Ambt. Van 1657 tot 1675 hebben we te maken met de ambtmannen die heer van Geysteren, Oostrum en Spraland waren, waardoor kasteel Geysteren het bestuurscentrum werd.

Er is dus onderscheid tussen het ‘Ambt’ en het ‘Land’ van Kessel. Het Ambt Kessel omvat de gebieden die rechtstreeks onder het beheer van de graaf , sedert 1339 hertog, van Gelre stonden en waar zoals vermeld de ambtman als vertegenwoordiger van de hertog optrad. Tot die gebieden hoorden het dorp Sevenum in de huidige gemeente Sevenum, de dorpen Wanssum en Swolgen in de huidige gemeente Meerlo-Wanssum en de dorpen Lottum en Broekhuizervorst in de huidige gemeente Horst aan de Maas. In al deze ‘landsheerlijke’ dorpen werd het bestuurlijke gezag uitgeoefend door de ambtman, namens de graaf (hertog). Tussen deze landsheerlijke gebieden lagen diverse heerlijkheden die onder het gezag van plaatselijke heren, zoals in Geysteren, Blitterswijck en Meerlo (in de huidige gemeente Meerlo-Wanssum), Broekhuizen, Ooijen, Horst (Berckel, gedeeltelijk) en Grubbenvorst (in de huidige gemeente Horst aan de Maas). Ook deze gebieden kwamen in de loop van de tijd weliswaar onder de invloedssfeer van de hertog, maar stonden feitelijk onder gezag van de plaatselijke heer. De ambtman had in die heerlijkheden dus geen zeggenschap. Met het Land van Kessel bedoelt men het hele gebied, dus alle landsheerlijkheden en alle ‘eigen’ heerlijkheden. In het dekzandgebied waren de mogelijkheden om bouwland aan te leggen beperkt, vooral door de zeer uitgestrekte natte gebieden. Tot in de 19e eeuw was het bouwland grotendeels beperkt tot de hogere delen van het landschap, zoals dekzandwelvingen. De omvang van die hogere gebieden is van enorm belang

49 Van Doesburg et al. 2007. 50 www.peelverhalen.nl/sevenum. 51 Stoepker 2007. 52 Licht bewerkt naar Beknopte geschiedenis van het gebied tot 1798 (M. Flokstra, http://www.landvankessel.nl/kort geschiedenis.htm ).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 37 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

geweest voor de ontwikkeling van het cultuurlandschap. Dekzandwelvingen van een paar hectares boden slechts ruimte aan een enkele kamp met een boerderij. Waar de hogere gebieden uitgestrekter waren kon het geheel uitgroeien tot een gehucht of dorp met een meer of minder uitgestrekt bouwlandgebied (veld). Overigens moeten ook die velden oorspronkelijk reliëfrijker zijn geweest dan tegenwoordig. Kleine laagten zijn in de loop van de tijd opgevuld met materiaal uit de omgeving, en de plaggendekken werken als een soort deken die alle onderliggende hoogteverschillen verhult.

Andere factoren die de ligging van nederzettingen bepaalden, waren de aanwezigheid van goede weidegronden en de bedreiging door stuifzand. De beken stromen in het dekzandgebied in oostelijk richting naar de Maas. Waar de afwatering stagneerde ontstonden moerassen. Bewoning treffen we alleen aan langs de zuid-, oost- of noordzijde van de dekzandwelvingen. De overheersende windrichting (zuidwest) maakte bovendien dat het bouwland in een aantal nederzettingen aan de westzijde werd bedreigd door stuifzanden. De meeste boerderijen staan dan ook aan de oostzijde van het bouwland. Het is mogelijk dat een klein veld met een paar boerderijen de oorspronkelijke vorm is. Veel gehuchten en velden zullen echter zijn ontstaan doordat verschillende kamphoeven aaneengroeiden of doordat een grote kamphoeve uiteen viel in twee of meer boerderijen.

Het dorp Sevenum, een dichtbebouwd kerkdorp met een centraal dorpsplein, ligt op de noordoostelijke rand van het veld. Op dat veld liggen de gehuchten Hees en Steeg, die beide in de 19e eeuw naar de afstand van het dorp waren verdeeld in ‘Voorste’ en ‘Achterste’. Voorbij Achterste Hees ligt nog het gehucht Kroonenberg. Net als in Meterik (Horst) liggen de boerderijen in Achterste Hees en Kroonenberg niet aan de weg, maar op enige afstand daarvan. Aan drie zijden grensde het veld aan de beekdalen. Aan de westzijde grensde het aan een stuifzandgebied. Aan deze zijde stond dan ook geen bewoning.

Hoewel de oudste vermelding van de naam Sevenum pas uit de 14e eeuw stamt (1317 Sevenheym) wijst de uitgang -um/-heem op een vroeg-middeleeuwse oorsprong. De kerk moet al in het begin van de 11e eeuw hebben bestaan. In 1948 heeft een opgraving plaatsgevonden door P. Glazema (ROB). Er kwam een eenschepig gebouw met recht koor als oudste gebouw tevoorschijn (ongedateerd; waarnemingsnummer 27328).

De Donck, ten noordwesten van de kern van Sevenum betreft een omgracht complex uit de 14e eeuw met woontoren (geen vermelding in Archis). Ten oosten van Sevenum liggen de resten van het omgrachte huis Hof den Sondert (waarnemingsnummer 27997).

Hees wijst op een vroegere bosbegroeiing. Hees en Kroonenberg liggen in een langwerpige laagte. De namen Voorste en Achterste wijzen duidelijk op een ontwikkeling vanuit Sevenum, de kern met de oudste papieren, in westelijke richting. Dit zou betekenen dat het oostelijk deel van het veld het oudst is. Hees en Steeg vertonen, vooral op oude kaarten, de trechtervorm die typerend is voor veedriften. Ook de naam Steeg kan daarop wijzen. In het noorden van de gemeente liggen nog twee boerderijen met ogenschijnlijk -heem namen: De Berghemshof (1457 Berghum) en den hoff tot gen Krucken (1489 den hoff tot Krueckhem); echter geen eenduidige spelling. Van de kamphoeve Tongerlo stamt de oudst bekende vermelding pas uit het midden van de 15e eeuw.

In de 15e eeuw waren de buurtschappen Hees en Steeg elk zeker zo groot als het kerkdorp. De kernen verschilden wel in karakter. De meer vermogende bewoners woonden vooral in het kerkdorp, terwijl de minst welvarende groep het sterkst was vertegenwoordigd in Hees. Van de, toen nog vrij weinige, huiswevers woonde een relatief groot deel in Steeg. In Steeg en de ten westen daarvan gelegen Steegberg

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 38 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

zijn aanwijzingen gevonden voor plaggenwallen/landweren (waarnemingsnummers 1411, 27439, 27470, 27448).

Nieuwe tijd (1500 – heden) Voor een uitgebreide evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek wordt verwezen naar de integrale tekst op de website van de provincie Limburg.53

Tussen 1673 en 1675 werden de heerlijke rechten van de landsheerlijkheden binnen het land van Kessel verkocht. Het gevolg was, dat elk dorp zijn eigen heer kreeg. De heer van Horst kocht de heerlijke rechten van het dorp Sevenum en de heer van Geysteren kocht die van Wanssum erbij. Na de Spaanse Successie oorlog (1702-1713) viel het Land van Kessel toe aan de koning van Pruisen. Tot het einde van het Ancien Regime bleef dit gebied onder de heerschappij van Pruisen. In 1713 kwam een delegatie van de koning elke schepenbank bezoeken. Men verwachtte, dat de leden van het dorpsbestuur de eed van trouw zouden afleggen. Doch telkens kreeg de delegatie te horen, dat de koning niet de plaatselijke heer was. Men had immers trouw gezworen aan de plaatselijke heer en daar was geen verandering in gekomen. Dit moeten we overigens niet zien als verzet tegen het landsbestuur; het is een vaststelling door de schepenen van hun eigen rechten en verplichtingen. Overigens kwam in deze situatie wel enige verandering toen de koning in 1744 de heerlijke rechten van Broekhuizen kocht.

In het uiterste westen van de gemeente bevindt het ca. 25 hectare grootte natuurgebied Mariapeel. Het vormt het restant van een uitgestrekt veengebied op de grens van Limburg en Brabant. Samen met de Groote Peel is de Mariapeel het belangrijkste overgebleven natuurgebied in de Peel. Het was oorspronkelijk een hoogveengebied, later een turfwinningsgebied met wijken (gegraven kanalen). De geschiedenis van het dorp Griendtsveen is nauw verweven met de ontginning van de Peel. Griendtsveen is in 1996 tot beschermd dorpsgezicht verklaard.54 De spoorlijn van Eindhoven naar Venlo, aangelegd in 1866, was van groot belang bij de ontginning van het veengebied. Aannemer van deze spoorlijn was Jan van de Griendt (1804 - 1882), een koopman uit 's-Hertogenbosch. Hij was in 1853 één van de oprichters van de ‘Maatschappij tot ontginning en vervening van de Peel’, later omgedoopt in ‘Maatschappij Helenaveen’. Van de Griendt stichtte het dorp Helenaveen. Zijn zoons Jozef en Eduard zetten zijn werk voort en stichtten in 1885 het dorp Griendtsveen. Ook het rapport Inzoomen op de historisch-geografische ontwikkeling van het Nederlandse Landschap geeft nadere details.55

In de Archis-database zijn geen waarnemingen uit de Nieuwe tijd opgenomen. Voor de bouwkundige gegevens die zijn onderverdeeld in kapellen, kruisen, beelden, beschermde dorpsgezichten, monumenten, rijksmonumenten en Monumenten Inventarisatie Project, wordt verwezen naar de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHS) van de provincie Limburg en de historisch-geografische studie van Renes.56 Gedetailleerde gegevens over het bouwkundige erfgoed zijn voor zover bekend op de CHS aangegeven. Het gaat dan om bijvoorbeeld: bouwjaar, typologie, architectuurstijl, zeldzaamheid, plaatselijke kenmerken. Ook voor wat de nog aanwezige historische elementen in het landschap zoals oude wegen, oude verkavelingpatronen en oude akkergrenzen, bouwwerken zoals vestingwerken, groeves, watermolens, kastelen of resten van kastelen wordt gesteund op het onderzoek van Renes betreffende de regio Noord- en Midden-Limburg. Het kaartbeeld geeft inzicht in de omvang van de steden en dorpen in de periode 1806- 1840, en geeft tevens aan welke gebieden toen ontgonnen en in gebruik genomen waren. Ook is

53 Stoepker 2007. 54 Zie o.a.: www.griendsveen.org; In 1993-1994 is een Belvedère-project uitgevoerd. 55 Baas et al. 2001 (aandachtsgebied 37: Griendtsveen-Helenaveen; aandachtsgebied 69: Cuijk-Gennep-Boxmeer-Arcen- Grubbenvorst). 56 Zie www.limburg.nl onder cultuurhistorie; Renes 1999.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 39 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

aangegeven welke gebieden in de periode 1840-1890 ontgonnen zijn en welke gebieden na 1890 ontgonnen zijn: oude en jonge cultuurlandschappen.

Van een aantal bouwkundige objecten is het archeologisch belang vooralsnog niet duidelijk. Genoemd kunnen worden genoemd Steenhagen (17e euws landhuis), Gastendonck (oude boerderij) en Schenkenburg (omstreeks 1825 afgebroken kasteeltje).57

4.3 Kennislacunes en toekomst van het archeologisch onderzoek in Sevenum Kennislacunes Het meestal zeer summier gedocumenteerde, archeologische materiaal dat vermeld wordt in de waarnemingen die in Archis zijn opgenomen, maakt duidelijk dat er een groot aantal leemten in de kennis over de bewoningsgeschiedenis in de gemeente Sevenum bestaan. De oudere waarnemingen betreffen vaak funeraire monumenten zoals grafheuvels en urnenvelden uit het Laat-Neolithicum tot de Vroege IJzertijd en op de akkers aangetroffen vuurstenen artefacten uit Paleolithicum en Mesolithicum. Opgravingen hebben nauwelijks plaatsgevonden. Vanaf 2000 zien we een grote toename van (verplichte) meldingen van verkennend archeologisch onderzoek zonder dat dit gepaard is gegaan met een groot aantal in Archis ingevoerde waarnemingen (bijlage 1, catalogus 6). Aangezien onder de 13 onderzoeksmeldingen slechts een melding betrekking hebben op proefsleuven en er geen opgravingen aangemeld zijn, is de conclusie dat het inventariserend veldonderzoek tot op heden niet heeft geleid tot de ontdekking van nieuwe (behoudenswaardige) vindplaatsen zijn. Op dit moment zijn in de onderzoeksmeldingen geen of nauwelijks verwijzingen naar de later verschenen rapportages opgenomen, waardoor een check van dit vermoeden niet gemakkelijk kan worden uitgevoerd.

Door het ontbreken van een goede (wetenschappelijke) synthese en evaluatie van het totnogtoe uitgevoerde onderzoek met betrekking tot het gemeentelijk grondgebied, is het op het moment van schrijven van dit rapport niet zinvol specifieke archeologisch inhoudelijke kennislacunes te benoemen. Vooralsnog zal moeten worden aangesloten bij de Archeologiebalans 2002, Nationale Onderzoeksagenda (in opbouw), de Limburgse Archeologiebalans en de evaluatie en synthese van de provincie Limburg uit 2007.58

Toekomstig archeologisch onderzoek Het beeld dat bestaat is dat - ondanks de bereidwilligheid van gemeente, ROB en provincie en de grote toewijding van amateur-archeologen - ad hoc waarnemingen tot begin jaren negentig van de vorige eeuw domineerden. In de jaren daarna heeft de archeologie zich echter ontwikkeld tot een participant in het ruimtelijke planvormingsproces. Dat wil zeggen dat archeologische waarden van meet af moeten worden meegewogen in de afwegingen over de invulling van de ruimte. Het is echter noodzakelijk om de verhoogde inspanningen op het terrein van de archeologische monumentenzorg op gemeentelijk niveau zodanig te organiseren dat de resultaten ook daadwerkelijk nieuwe kennis opleveren over de bewoningsgeschiedenis. Door goed voorbereide archeologische onderzoeken, die zijn ingebed in een breder onderzoekskader, wordt voorkomen dat het beeld wordt bepaald door noodbergingen, begeleidingen en kleinschalige waarnemingen. Zo nu en dan zijn noodonderzoeken, begeleidingen en waarnemingen echter onmisbaar om de kleine puzzelstukjes op hun plaats te laten vallen; het vinden van het juiste evenwicht is echter belangrijk.

57 limburgsekastelen.nl 58 De NOaA is een actueel overzicht van de stand van kennis over het archeologisch bodemarchief, de belangrijkste thema’s en onderzoeksvragen en wat we daarover in de komende jaren te weten willen komen. Zie verder www.noaa.nl; www.limburg.nl.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 40 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Het meeste onderzoek dat in de afgelopen jaren is uitgevoerd, had dus een incidenteel karakter. Van een samenhangend onderzoeksprogramma, gericht op het invullen van de belangrijkste kennislacunes in de bewoningsgeschiedenis op het grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas is eigenlijk geen sprake geweest. Dat is ook lastig, omdat de aanleiding voor onderzoek in de meeste gevallen lag bij een concrete ruimtelijke ingreep en een kader ontbrak. Het is echter vaak onduidelijk waarom er bij het ene project wel werd besloten tot archeologische begeleiding, en bij het andere niet. Door het signaleren van algemene kennisleemtes en het formuleren van een aantal specifieke onderzoeksvragen kan voor alle betrokkenen helder worden gemaakt op welke zwaartepunten de inspanningen gericht zullen zijn. Daarbij kan ook winst worden geboekt door een betere afstemming tussen bouwhistorisch en archeologisch onderzoek; beide velden lijken nu min of meer autonoom van elkaar te opereren.

Bij de invulling van het toekomstige archeologisch onderzoek in de gemeente Sevenum zal de archeoloog zich kunnen/moeten laten leiden door de eerder genoemde nationale en provinciale kaders. Daarnaast is het zeer wenselijk dat op lokale schaal gewerkt wordt aan een nadere uitwerking van de voor de gemeente belangrijke inhoudelijke en beleidsmatige thema’s. De volgende thema’s dienen zich aan: • de verwachte mate van gaafheid en conservering van de archeologische materialen en sporen uit de verschillende perioden en uit de verschillende landschappelijke eenheden. En al naar gelang de mate van verwachte gaafheid en conservering het formuleren van de potentie van vindplaatsen en terreinen voor het opvullen van specifieke kennislacunes; • zoeken naar en analyseren van de ruimtelijke relatie tussen nederzettingen en de grafvelden, met name in de prehistorie (Neolithicum-IJzertijd) en in de Vroege Middeleeuwen; • onderzoek naar de rituele dimensies van het landschap, met name de relatie tussen nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie in droge gebieden ten opzichte van rituele deposities in natte gebieden; • analyseren van verkeersroutes en wegen langs de Maas in de prehistorie, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen; • aandacht voor het onderzoek van essen (ouderdom en opbouw) en de daaronder gelegen sporen. Specifiek ook met betrekking tot het eerst genoemde punt; • nader onderzoek naar de vroegste bewoningsfasen van de kernen van de dorpen Kronenberg, Sevenum, Sevenum-Snelkensstraat/Vinkeplas en Steeg en het formuleren van beredeneerde voorstellen voor het verkleinen of vergroten van deze terreinen op de provinciale archeologische monumentenkaart (AMK); • nader multidisciplinair onderzoek van historisch-geografische relicten (o.a. landweren, schansen, etc.); • voorstellen formuleren voor het uitbreiden of deselecteren van reeds bestaande AMK-terreinen op de provinciale archeologische monumentenkaart (AMK) op basis van uitgevoerd verkennend onderzoek.

Veel (mogelijk zinvolle) gedetailleerdere onderzoeksvragen zijn minder specifiek te benoemen omdat een goed inzicht in de aard en intensiteit van de ruimtelijke ontwikkeling in de nabije toekomst ontbreekt. Het zou daarom aanbeveling verdienen een aparte gemeentelijke onderzoeksagenda/beleidsnota op te (laten) stellen, waarin de stand van kennis wordt vertaald in duidelijke keuzes welke onderzoeksthema's op lokaal niveau de aandacht verdienen en hoe het onderzoek daarnaar het beste kan/moet worden uitgevoerd in relatie tot de aard en intensiteit van de ruimtelijke ontwikkeling. Is het bijvoorbeeld zinvol en/of gewenst in een specifiek gebied in te zetten op zwaar verstoorde vuursteenvindplaatsen. Of is het beter de aandacht te richten op de ontstaansgeschiedenis van de essen en de vraag aan de orde te stellen hoe de laatste gave escomplexen te vrijwaren van sluipende degradatie. Bij dit alles is het zeer wenselijk de archeologie niet los te gezien van de andere ruimtelijke opgaven (woningbouw, landschap, toerisme, etc.), maar een gemeentebrede integrale benadering te kiezen.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 41 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 42 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

5 Cultuurhistorische elementen en structuren

De opdracht van de gemeente voor het opstellen van de verwachtings- en maatregelenkaart omvatte geen inventarisatie van cultuurhistorische elementen en structuren. Zeker in het buitengebied zullen afwegingen op het gebied van de ruimtelijke ordening echter steeds vaker strikte keuzes vergen die - uiteraard - het sectorale gebied van de archeologie overstijgen. In de nabije toekomst zal dan ook behoefte komen aan een afwegingskader waarbij de archeologie integraal onderdeel uitmaakt van het cultuurlandschap. Daarom wordt in dit hoofdstuk kort aandacht besteed aan dit onderwerp.

Als uitgangspunt kan worden genomen de Tranchot-kaarten die tussen 1802 en 1807 zijn vervaardigd als voorlopers van de Chromotopografische Kaart des Rijks 1:25000 en opvolgers.59 Deze kaarten geven een helder beeld van de structuur van het laat-middeleeuwse landschap, waarbij de bewoonbaarheid nauw samenhangt met hoge, droge gebieden (dekzandeilanden) en de lage, natte gebieden van de beekdalen en het uitgestrekte veengebied van de Peel. Vele structuren wachten op inventarisatie en waardering.60

Voor het grondgebied van Sevenum kan allereerst de beschikbaarheid worden gemeld dat een gedegen historische geografische studie van de historisch-geograaf Renes.61 Voor de Middeleeuwen is in hoofdstuk 4 hiervan tekstueel al ruim gebruik gemaakt. Voor een eerste oriëntatie wordt verwezen naar de twee inventarisatiekaarten in Renes 1999.

Inmiddels zijn ook, naast de al langer bestaande lijsten van rijksmonumenten op het gebied van het gebouwde erfgoed, overzichten beschikbaar van monumenten uit de periode 1850-1950, die tijdens het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) van de RACM en de provincie zijn geïnventariseerd. Veel van deze inventarisaties zijn ontsloten via het webportaal www.kich.nl. Zowel op provinciaal als op rijksniveau zijn vele inventarisaties en beschrijvingen en waardevolle objecten en gebieden beschikbaar. In Ontgonnen Verleden, inzoomen op de historisch-geografische ontwikkeling van het Nederlandse landschap worden twee aandachtgebieden benoemd (aandachtsgebied 37: Griendtsveen-Helenaveen; aandachtsgebied 69: Cuijk- Gennep-Boxmeer-Arcen-Grubbenvorst).62 In de Nota Belvedère uit 1999 worden ongeveer dezelfde gebieden als waardevol getypeerd ( (Belvedèregebied 66: Griendtsveen-Helenaveen; Belvedèregebied 67: Maasvallei ).63

Voor Limburg kunnen verder als voorbeelden worden gegeven de inventarisatie van kruisen en kapellen, die raadpleegbaar is via de website van de provincie64 en een goed overzicht van alle kastelen, burchten en landhuizen.65 Ook locale inventarisaties van ontginningshoeven/boerderijen zijn beschikbaar (Horster Studiën). Voor het ontwikkelen van een integraal gemeentelijk erfgoedbeleid is een groot belang de relaties te inventariseren, onderzoeken en waarderen die bestaan tussen archeologische waarden en verwachtingen en natuur- en cultuurlandschappelijke waarden. Een goed voorbeeld van een gebiedsgerichte integrale benadering is bijvoorbeeld de erfgoedstrategie die in 2005 voor het Leudal in de gelijknamige Limburgse gemeente is ontwikkeld.66

59 Zie bijv. Piket 1987; Graatsma 1993. 60 Bijvoorbeeld schansen, zie Van Dijk 2006. 61 Renes 1999. 62 Baas et al. 2001. 63 Zie bv.: www.belvedere.nu; www.projectenbankcultuurhistorie.nl 64 Swinkels, K, 2004: De inventarisatie 2000, in: Nissen & Swinkels 2004, 235-245. 65 Hupperetz et al. 2005. 66 Bossenbroeck et al. 2005; zie ook Rensink 2008.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 43 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Het stroomgebied van de Groote Molenbeek met een lengte van 35 kilometer en stroomgebied van 18.000 hectare zou binnen de gemeenten Sevenum, Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum ook als uitgangspunt kunnen dienen als ‘vertrekpunt’ voor het ontwikkelen van een erfgoedbeleid. De beek, die ontspringt in Grashoek in de gemeente Sevenum en in Wanssum weer in de Maas uitmondt, is door het Waterschap Peel en Maasvallei recentelijk onder handen genomen. De beek slingert zoals vroeger door het landschap. Water wordt langer vastgehouden en er is meer dynamiek in de beek. Ook de waterkwaliteit is verbeterd. Verder zijn obstakels voor vissen weggenomen. Ook is een eerste archeologische verwachtingskaart beschikbaar.67

Bij een toekomstige, grootschalige cultuurhistorische inventarisatie voor het gehele gemeentelijke grondgebied mag verwacht worden dat een veelvoud aan waardevolle objecten en elementen aan het licht zal komen. Een dergelijke inventarisatie is tot op heden nog niet op het grondgebied van Sevenum uitgevoerd.

67 Roymans 2007.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 44 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

6 Resultaten bureauonderzoek naar erosie en verstoringen

Veel archeologisch deskundigen in Nederland maken zich zorgen om de toestand van het Nederlandse bodemarchief. Door de toegenomen druk op de ruimte en nieuwe grondbewerkingstechnieken die de bodem steeds de bodem omzetten, worden veel archeologische sporen sluipenderwijs uitgewist. Dit proces is natuurlijk niet alleen van deze tijd, maar neemt wel in ernst en omvang toe. In Limburg is bijvoorbeeld de diepe grondbewerking in het kader van de aspergeteelt ongunstig voor het behoud van het archeologische erfgoed in de grond.68 Het behouden van vindplaatsen in de bodem (in situ) is dan ook het officiële beleidsuitgangspunt van de rijks- en provinciale overheid.69 Een van de lastige discussiepunten is nog steeds wie voor het beheer moet betalen.70

Bij het beschermen van vindplaatsen in situ is het vervolgens van groot belang regelmatig te controleren of ter plaatse geen sluipende erosie optreedt door onoordeelkundig of moedwillig handelen van terreineigenaren. Goede voorlichting speelt daarbij een grote rol. En dat oplossing op maat worden bedacht. De stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) bevordert de zorg, het onderhoud en herstel van karakteristieke elementen en patronen in het landschap.71 De zorg richt zich onder meer op houtwallen, bosjes, poelen, knotbomen, hoogstamboomgaarden, heggen, holle wegen, maar evenzeer op grafheuvels. Het zijn sporen die de natuur en de mens in het landschap achtergelaten heeft. Door het beheer en onderhoud zorgt IKL met de mensen die er wonen en werken dat deze ‘bakens in het landschap’ behouden blijven voor toekomstige generaties. Ook de Archeologische Monumentenwacht Nederland (AMW), gevestigd in Amersfoort is actief op dit gebied.

In paragraaf 4.2 is naar voren gekomen dat de meeste vindplaatsen ontdekt zijn in akkers in voormalige heide- en stuifzandgebieden. Het feit dat vondsten zich in de bouwvoor bevinden betekent dat de vindplaatsen aan erosie onderhevig zijn. Naar de indruk van L.B.M. Verhart, Museum Venlo, is het steentijdlandschap in sterke mate aangetast door bodembewerking in later tijd.72 Ook de huidige directeur van het Limburg Museum, J. Schatorjé is die mening toegedaan.73 Alleen waar de op Tranchot-kaart aangegeven bosgebied nog steeds bosgebied is, is in potentie de kans op redelijk ongestoorde vindplaatsen nog aanwezig. Bij opgravingen is echter ook vastgesteld dat het microreliëf er voor kan zorgen dat cultuurlagen onaangetast blijven. Nader onderzoek naar deze problematiek is op zijn plaats. Voorlopig kunnen genoemde gebieden nog niet worden ‘afgeschreven’.

De uitgebreide plaggendekken rond de dorpskernen hebben er voor gezorgd dat de archeologie eronder relatief goed beschermd wordt. Aangezien recentelijk echter is gesteld dat de meeste plaggendekken in Brabant en Limburg een relatief jong verschijnsel zijn, wil dit zeggen dat in de eeuwen voorafgaande aan de es-periode ook veel schade kan zijn aangericht aan oudere bewoningsporen.74 Op dit moment ontbreekt een goed inzicht in de staat van het bodemarchief onder de essen. Door het verkennend onderzoek van de laatste jaren groeit wel de kennis. Zo is bijvoorbeeld onder de es aan de noordrand van Grubbenvorst (Broekeind) vondstmateriaal uit alle archeologische perioden te voorschijn gekomen (waarnemingsnummer

68 Lauwerier & Lotte (red.) 2002. 69 Zie bijvoorbeeld www.racm.nl: Brochure Wet- en regelgeving 5 Behoud in situ (2007). 70 Kloosterman 2007. 71 www.ikl-limburg.nl; zie ook:Handboek Cultuurhistorisch beheer (2006). 72 Persoonlijke mededeling 18-12-2007. 73 Persoonlijke mededeling 15-05-2007. 74 Hiddink & Renes 2007.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 45 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

54686).75 Helaas betreft het meeste onderzoek verkennend booronderzoek, dat over de ouderdom van het plaggendek en de eventuele bewoningsporen eronder nauwelijks of geen resultaat oplevert. Het bestand aan rapporten is niet systematisch doorgenomen op dit thema.

Naspeuringen binnen de gemeentelijke archieven hebben geen databestanden aan het licht gebracht die inzicht geven in bodemverstoringen of ontgrondingen. Ook wordt niet ‘centraal’ bijgehouden welke percelen bijvoorbeeld in gebruik zijn als aspergeakker. Analyse van het AHN-beeld (zie hoofdstuk 7) heeft wel locaties aangetoond die zijn genivelleerd of afgegraven. Deze zijn uiteraard op de verwachtingenkaart weergegeven.

Systematische inventarisatie van verstoringen kan leiden tot het niet het verminderen van de regeldruk (de verplichting tot het uitvoeren van inventariserend veldonderzoek). Mogelijk kunnen de digitale bestanden van Wageningen Universiteit/Alterra van het historische grondgebruik op verschillende momenten in het verleden in dit verband worden gebruikt (HGN1900, HGN1960, HGN1980, HGN1990).

75 Moonen & Schrijvers 2005.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 46 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

7 Veldtoets concept verwachtingskaart

Ter toetsing van de betrouwbaarheid of de technische mogelijkheden van de diverse datasets die zijn gebruikt voor het opstellen van de verwachtingskaart en het daarbij gehanteerde verwachtingsmodel, zijn twee veldwerkdagen besteed aan een visuele terreininspectie van het buitengebied. Eveneens twee dagen zijn besteed aan het zetten van grondboringen om op verschillende locaties de aard en de mate van gaafheid van het bodemprofiel vast te stellen. Er is steeds gekozen voor een generieke probleemstelling ter controle of aanvulling of nauwkeurigheid van de concept verwachtingskaart of voor de inspectie van bodemkundige of geomorfologische fenomenen en technische (on)mogelijkheden die tijdens de kaartanalyse vragen opriepen of een nieuw perspectief boden. Er is dus niet voor gekozen om bekende archeologische terreinen op gaafheid te toetsen. In een aantal gevallen zijn wel bekende terreinen bekeken, maar dan vanuit het perspectief van de generieke vraagstelling. Het veldwerk is in samenhang uitgevoerd met het veldwerk voor de verwachtingskaart van Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum.

De bezochte locaties en terreinen zijn uitgekozen op basis van expert judgement die opgebouwd is bij het vervaardigen van de de concept-verwachtingskaart in combinatie met de beschikbare tijd voor het veldwerk. Mede sturend daarbij was dat de bezochte locaties logistieke gunstig ten opzichte van elkaar te positioneren waren.

De volgende vraagstellingen waren leidend bij het veldwerk:

1. De verbreiding van (paraboolvormige) landduinen in het veen (ontginnings)gebied van De Peel;

2. Het al dan niet bestaan van de mogelijkheid akkers op basis van een specifiek type akkerbouw of gewas (bijvoorbeeld aspergeakkers) te karteren met behulp van AHN;

3. Stuifzandgebieden: begrenzing en mate van gaafheid dan wel aantasting van terreinen binnen deze gebieden;

4. Plaggendekken/Essen, aanwezigheid en gaafheid;

5. Het karteren van steilranden en geulen in het Maasterrassengebied – detaillering met behulp van het AHN;

6. Beekdallandschappen in archeologisch perspectief – het verwachtingsbeeld van beekdalen en de effecten van kanalisering en hermeandering. Hoe verhoudt de recente kunstmatige hermeandering van de Groote Molenbeek en het verwachtingsmodel van Roymans (2007) zich tot en de recente ‘opwaardering’ van beekdalen op de IKAW, derde generatie (Deeben 2008);

7. Verwachtingscategorieën in de grensgebieden – aansluiting op de kaarten van de gemeenten Venlo en Venray.

Er is voor gekozen het verslag van de resultaten van het veldwerk op te nemen in een aparte bijlage (bijlage 2). Hoewel het veldwerk voor de drie gemeenten Horst aan de Maas, Meerlo-Wanssum en Sevenum vanuit een overkoepelend perspectief is uitgevoerd, zijn met name de foto’s van de terreinobservaties bij de desbetreffende gemeente opgenomen.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 47 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

De bevindingen van het veldwerk zijn integraal doorvertaald naar het maken van de definitieve verwachtingskaart (paragraaf 8.1). Ook zijn de resultaten gebruikt om in het kader van het provinciale beleid de verschuiving van de verwachting van met name hoog naar gematigd ten opzichte van de IKAW-3 te kwantificeren (paragraaf 8.1 en 9.1).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 48 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

8 De verwachtingskaart voor de gemeente Sevenum

8.1 Bekende archeologische waarden In veel gemeenten weten we met zekerheid van een aantal gebieden dat ze archeologische waarden bevatten. Sevenum kent enkele terreinen met een monumentstatus en enkele met een bekende archeologische waarde. In de gemeente Sevenum zijn geen terreinen zijn op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van de provincie Limburg aangemerkt als terreinen van zeer hoge archeologische waarde. Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Limburg zijn 2 terreinen aangemerkt als terreinen van hoge archeologische waarde en geen terreinen van archeologische waarde (bijlage 1, catalogus 2). De begrenzing van deze AMK-terreinen is ‘hard’, dat wil zeggen dat de waardevolle zone op perceelsniveau is aangegeven (zie verder ook hoofdstuk 4).

De omtrek van 4 dorpskernen is vastgesteld aan de hand van zichtbare bebouwing en percelering op de kadastrale minuut van 1811-1832. Het gaat om (in alfabetische volgorde) Kronenberg, Sevenum, Sevenum- Snelkensstraat/Vinkeplas en Steeg. Om de dorpskernen heen is als ‘buffer’ een zone van 50 meter aangehouden waaraan eveneens een archeologische waarde wordt toegekend. Binnen de contouren kunnen in de bodem resten van vroeg-moderne en waarschijnlijk ook van laat-middeleeuwse (vanaf ca. 1300 na Chr.) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn. Bedacht dient echter te worden dat de bewoning in de Vroege en Volle Middeleeuwen (tot ca. 1300 na Chr.) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en de begrenzing ervan niet per sé (bijlage 1, catalogus 2) hoeft samen te vallen met die van de latere bebouwing.

In de gemeente Sevenum komen natuurlijk ook buiten de geclusterde bebouwing in dorpskernen Gebouwen voor zoals boerderijen. Deze zijn niet gewaardeerd. Informatie over deze locatie is vaak verspreid aanwezig in publicaties van historische verenigingen, bijvoorbeeld Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap Kring Horst en Sevenum en Historische Studiegroep ‘Land van Kessel’.

De hiervoor genoemde gewaardeerde terreinen zijn in de twee volgende categorieën op de verwachtingskaart opgenomen:

1. Wettelijk beschermd archeologisch monument. Archeologische resten die vanuit nationaal oogpunt behouden dienen te blijven en derhalve als monument beschermd zijn ingevolge art.3 van de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg, of waar deze bescherming wordt voorbereid. De wettelijke bescherming verbiedt hier de meeste bodemverstorende activiteiten, tenzij de verantwoordelijke Minister (RACM) hiervoor vooraf vergunning verleent.

2. Gebied of terrein van archeologische waarde. In eerdere onderzoeken is reeds aangetoond dat in deze zones hoge concentraties archeologische resten voorkomen, die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. Het betreft de terreinen die zijn opgenomen in de Archeologische Monumentenkaart (AMK).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 49 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

8.2 Verwachte archeologische waarden Zoals eerder vermeld heeft de beperkte omvang van het vindplaatsenbestand in de gemeente Sevenum en het daaruit volgende gebrek aan statistisch significante resultaten uit een (eventuele) inductieve benadering mede geleid tot de keuze voor een voornamelijk deductieve methode voor het opstellen van de archeologische verwachtingen. De kaart is opgenomen in bijlage 4, kaartbijlage 6.

Afbeelding 5. Model voor het opstellen van de archeologische verwachtingskaart voor de gemeenten Horst aan de Maas, Meerlo- Wanssum en Sevenum.

Bij het opstellen van de waarden- en verwachtingscategorieën is in eerste instantie uitgegaan van de begrenzingen van de AMK-terreinen, aangezien het hier terreinen betreft die wettelijk beschermd zijn, dan wel als behoudenswaardig worden gezien.

Vervolgens drukken de begrenzingen van bestaande waterlichamen (zowel natuurlijk als door de mens aangelegd) en afgravingen hun stempel op het kaartbeeld. De informatie voor deze twee eenheden is afkomstig uit de GBKN-gegevens, Top10 Vector-bestanden, Bodemkaart, Geomorfologische kaart en AHN- bestanden. Het gemeentelijk grondgebied dat na deze twee stappen nog niet van een waarde of verwachting is voorzien, wordt in eerste instantie voorzien van een archeologische verwachting met behulp van de (natuurlijke) geomorfologische eenheden.76 Daar waar de bodemtypen onderscheidend kunnen zijn in de vlakkere delen van de gemeente (is het gebied al dan niet relatief hoog en droog), of in de vorm van de

76 Geomorfologische kaart van Nederland 1:50000, blad 52 Venlo (1990).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 50 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

eventuele aanwezigheid van een cultuurdek (met verhoudingsgewijs goede conserverende eigenschappen voor wat betreft archeologische resten), is de archeologische verwachting bijgesteld (zie het centrale deel van afbeelding 5). Ten slotte zijn op basis van gegevens uit AHN en veldtoets de locaties waar vergraving, egalisatie, of diepploegen is geconstateerd, maar waar vermoedelijk geen sprake is van een volledige verstoring van het bodemarchief, in verwachting naar beneden bijgesteld.

Met behulp van de visuele terreininspecties en boringen tijdens het veldonderzoek zijn de (begrenzingen van) de verwachtingscategorieën op de eerste concept verwachtingskaart aangepast (bijlage 2). De wijzigingen hebben op de eerste plaats betrekking op het voorkomen en de begrenzing van afgravingen, dekzand- en stuifzandgebieden en beekdalen (de ‘linker reeks’ in het stroomschema – afbeelding 5), gevolgd door het voorkomen en de begrenzing van cultuurdekken (zich uitend in het voorkomen van de eenheden ‘hoge bruine enkeerdgrond’, ‘hoge zwarte enkeerdgrond’, ‘laarpodzolgrond’ en ‘loopodzolgrond’ op de bodemkaart) en vergravingen, egalisaties en gediepploegde terreinen (de groep ruiten in het midden van het stroomschema). De resultaten uit het veldonderzoek, zoals beschreven in bijlage 2, hebben voor de gemeente Sevenum geleid tot de in afbeelding 6 weergegeven wijzigingen in het totaalbeeld van de archeologische waarden en verwachtingen.

In afbeelding 7 is een overzicht gegeven van de categorieën uit de archeologische verwachtingskaart. De grootte van deze categorieën is vervolgens vergeleken met de vergelijkbare eenheden van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden.77 In de categorieën ‘hoge archeologische verwachting’ en ‘gematigde archeologische verwachting’ is een nader onderscheid aangebracht door middel van een arcering; deze geeft de toename in de betreffende categorie aan binnen de grenzen van het natuurreservaat ‘Mariapeel’.

Afbeelding 6. Totaaloppervlak (in hectaren) aan wijzigingen per verwachtingscategorie, in de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Sevenum (kaartbijlage 6).

77 De omvang van de AMK-terreinen is ook op de klassen uit de IKAW in mindering gebracht, zodat in beide gevallen sprake is van één laag waar zowel archeologische waarden als verwachtingen in vertegenwoordigd zijn.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 51 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Afbeelding 7. Vergelijking tussen de waarden- en verwachtingscategorieën van de (AMK/)IKAW die voor gebruik op regionale schaal is opgesteld, en de gemeentelijke verwachtingskaart. De categorie ‘monument’ komt overeen met de beschermde AMK- terreinen, de categorie ‘waarde’ met de overige AMK-terreinen. De categorieën ‘hoge verwachting’, ‘gematigde verwachting’ en ‘lage verwachting’ zijn gekoppeld aan respectievelijk ‘hoge trefkans’, ‘middelhoge trefkans’ en ‘lage trefkans’ van de IKAW. ‘Bebouwd’ is gekoppeld aan de eenheid ‘Niet gekarteerd’ op de IKAW. ‘Water’ is als categorie gelijk gebleven (zie Deeben 2008).

Ten behoeve van de archeologische maatregelenkaart voor de gemeente Sevenum is een planologische vertaling gemaakt van de landschappelijke en archeologische informatie die ten grondslag ligt aan de vlakdekkende archeologische verwachtingskaart zoals die is ontwikkeld en in paragrafen 8.1 en 8.2 is besproken (bijlage 4, kaartbijlage 7). De archeologische verwachtingskaart bevat naast vastgestelde archeologische waarden verwachte archeologische waarden.

Binnen het grondgebied van Sevenum worden op de kaart drie archeologische verwachtingscategorieën onderscheiden op grond van verwachte dichtheid aan archeologische sporen en vondsten. Daarnaast is een specifieke verwachting van kracht met betrekking tot de beekdalen:

3. Gebied met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw of aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Deze zones liggen meestal op de hogere delen van het dekzand (ruggen en kopjes) waar in het verleden podzolering heeft kunnen plaatsvinden, door menselijke activiteit een cultuurdek is ontstaan en de grondwaterstand relatief laag is. Deze hoge verwachting geldt specifiek voor de prehistorie, waar de mens zijn nederzettingskeuze sterk door landschappelijke factoren liet bepalen. Een ander type zones met hoge verwachting zijn locaties van objecten, zoals boerenerven , die dateren uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd (nog niet gekarteerd).

4. Gebied met een gematigde archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw of aangetroffen archeologische vondsten en relicten een gematigde archeologische verwachting. Deze zones liggen meestal op de wat lagere delen van het dekzandlandschap (veldpodzolen, e.d.). Gedeeltelijk betreft het ook arealen met landduinen waar door menselijke activiteit in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd geen cultuurdek is ontstaan en de grondwaterstand beperkingen heeft op gelegd aan het landgebruik in het verleden.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 52 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

5. Gebied met een lage archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en het ontbreken van archeologische vondsten een lage archeologische verwachting. In het verleden heeft hier misschien wel podzolering plaatsgevonden, maar stond het grondwater relatief hoog en is geen cultuurdek ontwikkeld. Mogelijke behoudenswaardige resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd zijn schaars.

6. Gebied met een specifieke archeologisch verwachting: beekdalen. In deze gebieden geldt een hele specifieke archeologische verwachting voor bijvoorbeeld infrastructuur (bijvoorbeeld: paden, bruggen, molens en versterkingen) of rituele deposities en specifiek vroeg-prehistorische jachtkampen. De conservering van organisch materiaal (zoals bijvoorbeeld: hout, leer en bot) in deze natte zones is bovendien erg goed.78 Het probleem van deze vondstcategorieën is echter dat het uiterst geringe vondstdichtheden betreft die qua ruimtelijk beslag zeer klein zijn en zich ook nog eens zeer lastig laten opsporen.

Tot slot worden drie categorieën onderscheiden die ofwel een onbekende verwachting hebben, ofwel geen archeologische waarden meer vertegenwoordigen:

7. Bebouwde kom (gebied met een onbekende archeologische verwachting): in deze gebieden geldt dat bij toekomstige bodemingrepen per geval door bevoegd gezag een afweging gemaakt dienen te worden betreffende het (doen) laten uitvoeren van archeologisch onderzoek.

8. Gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is: het gaat hierbij om gebieden waar het bodemprofiel als gevolg van saneringen, ontgrondingen, onderkelderingen en zware funderingen zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd mogen worden, of in ieder geval zodanig zijn aangetast dat zij niet meer voor onderzoek of bescherming in aanmerking komen. Ook de zones die reeds archeologisch zijn onderzocht en waarbij geen archeologische resten worden verwacht dan wel zijn aangetroffen, kunnen tot deze klasse worden gerekend.

9. Water (geen verwachting): in deze waterzones heeft zandwinning, uitbaggeren of uitdiepen plaatsgevonden, waardoor eventuele archeologische resten verloren zullen zijn gegaan. Derhalve geldt hiervoor geen archeologische verwachting meer. Ten behoeve van het kaartbeeld en de oriëntatie zijn deze wateren wel als aparte eenheid op de verwachtingskaart weergegeven.

78 Zie recente richtlijnen voor onderzoek bevindingen: Gerritsen en Rensink 2004, Rensink 2008; Leidraad beekdalen op www.sikb.nl.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 53 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 54 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

9 Gebruikstoelichting op de Maatregelenkaart

9.1 Beleidsmatige kaders en uitgangspunten

Rijksniveau Ondanks de toegenomen aandacht voor archeologie en cultuurhistorie is het een illusie te denken dat het mogelijk is elk overblijfsel uit het verleden te onderzoeken of te beschermen. Duidelijk mag zijn dat niet elke vierkante meter van de bodem in de gemeente Sevenum kan worden ontzien, ook niet als daar mogelijk sporen uit het verleden in aanwezig zijn. Gekozen is voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van duidelijke voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het gemeentelijke grondgebied. De gemeente streeft daarbij om in haar archeologisch monumentenzorgbeleid, en de vertaling daarvan in het ruimtelijk beleid, zoveel mogelijk aan te sluiten bij het vastgestelde Rijks- en Provinciale beleid. Het Rijk heeft vooral een rol als het gaat om de aanwijzing en bescherming van de Rijksmonumenten. De verdere ambities van het rijk die relevant zijn met betrekking tot het bodemarchief van Sevenum zijn verwoord in de Erfgoedbalans van de Rijksdienst voor het Cultuurhistorisch Erfgoed (RCE), die in 2009 is verschenen.

Provinciaal niveau Provinciale archeologische aandachtsgebieden Per 1 september 2007 is de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden, waarbij een groot deel van de verantwoordelijkheid voor het archeologisch erfgoed bij de gemeenten is gelegd. In (nieuwe) bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Nu de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is ingevoerd, zullen door de Provincie bestemmingsplannen alleen nog maar getoetst worden op het provinciaal belang.

De Provincie wil op verantwoorde wijze haar betrokkenheid beperken tot archeologische waarden die van provinciaal belang worden geacht.79 Daartoe wordt de keuze gemaakt voor het aanwijzen van een aantal zogenaamde archeologische aandachtsgebieden (afbeelding 8). De contouren van de aandachtsgebieden zijn overgenomen op kaartbijlage 7 (maatregelenkaart). Archeologische aandachtsgebieden zijn representatieve en relatief gave delen van de verschillende Limburgse cultuurlandschappen met een groot potentieel aan archeologische waarden. De provincie wil zich inzetten voor het behoud en onderzoek van de archeologische waarden in deze aandachtsgebieden.

Het uitgangspunt van het provinciaal beleid ten aanzien van de geselecteerde gebieden is niet de bescherming van het gehele aandachtsgebied. Het is immers niet precies bekend welke waarden aanwezig zijn en waar de vindplaatsen exact liggen. Uitgangspunt voor het beleid is een hoge kwaliteit van het archeologisch onderzoek.

Het is noodzakelijk dat de archeologische aandachtsgebieden en de voorschriften die daaraan verbonden zijn, worden opgenomen in de gemeentelijke bestemmingsplannen, zodat ze verankerd worden in het wettelijke kader van de archeologische monumentenzorg. De Provincie wil daartoe concrete afspraken maken met de gemeenten. Als de gemeenten binnenkort een zelfstandig archeologisch beleid hebben vastgesteld en over archeologische expertise beschikken, zullen ze zelf in staat zijn om rekening te houden

79 De huidige tekst is een compilatie op basis van de provinciale nota over dit onderwerp (Van der Gaauw 2008).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 55 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

met de bijzondere belangen van de aandachtsgebieden, en kan de provinciale betrokkenheid verder worden beperkt.

Afbeelding 8. Provinciale archeologische aandachtsgebieden in de gemeenten Horst aan de Maas, Sevenum en Meerlo-Wanssum

De aandachtsgebieden kunnen een rol spelen bij de aanwijzing van zogenaamde attentiegebieden. Volgens de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg is het mogelijk dat dit instrument door de provincie wordt ingezet als gemeenten onvoldoende rekening houden met de archeologische waarden op hun grondgebied.

Het aanwijzen van aandachtsgebieden sluit beter aan op het ruimtelijke ordeningsbeleid omdat in die gebieden in een vroegtijdig stadium preventief onderzoek kan worden gedaan. Terugdringen van de

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 56 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

onderzoeksdruk en -lasten kan paradoxaal genoeg vooral bereikt worden door goed vooronderzoek in de planvorming.

Selectie van provinciale aandachtsgebieden Uitgangspunt van de selectie van grotere geografische eenheden waarin meerdere vindplaatsen in onderlinge samenhang aanwezig zijn, is de aanname dat de bewoningsmogelijkheden en het land(schaps)gebruik in hoge mate bepaald zijn door de landschappelijke kenmerken van de verschillende regio’s. Bovendien zullen de archeologische verschijningsvormen die de neerslag zijn van de bewoning en het landgebruik, en de fysieke kwaliteit van deze verschijningsvormen, sterk afhankelijk zijn van landschappelijke factoren zoals bodem, reliëf en waterhuishouding, die per regio zullen verschillen. De indeling van Limburg in drie archeoregio’s zoals in de nationale Archeologiebalans, doet geen recht aan de variatie van het Limburgse landschap. Deze archeoregio’s zijn veel te grootschalig om vindplaatsen in een landschappelijke context te plaatsen. Deze diversiteit van het Limburgse landschap leidt er toe dat 10 hoofdlandschappen kunnen worden onderscheiden, die verder kunnen worden onderverdeeld in een aantal sublandschappen. Met betrekking tot het grondgebied van Sevenum gaat het om één landschappen met één sublandschap/aandachtsgebied:

1. Beekdallandschap Noord-Limburg (beekdalbodems, beekdalranden, interfluvia; Groote Molenbeek, Loobeek en Oostrumsche beek), aandachtsgebied Beekdalen-Noord Sevenum en aandachtsgebied Beekdalen- Noord Horst. Door de insnijding van de Maas in het oosten ontstond er een waterscheiding op de Peel, van waaruit diverse beken ontsprongen die in oostelijke richting stroomden naar het dieper gelegen Maasdal. Hierdoor is het landschap sterk versneden door enkele evenwijdig aan elkaar lopende beekdalen. Een belangrijke karakteristiek van dit gebied is de sterke afwisseling van nat (de beekdalbodems) en droog (de interfluvia). Ook in dit beekdallandschap kunnen onderscheiden: de beekdalbodems, de beekdalranden en de interfluvia. Tot dit gebied wordt ook het niet-doorsneden ‘eiland van Californië’ gerekend (tussen Maasbree en Tienray/Swolgen). Het is een zwak golvend dekzandgebied tussen de laatglaciale Maasterrassen en de beekdalen.

Uit archeologisch onderzoek in enkele grote projecten in de regio Beekdalen Noord-Limburg is het grote onderzoekspotentieel van deze regio gebleken. De oude bouwlanden bieden in combinatie met de beekdalen uitstekende mogelijkheden voor landschapsarcheologisch onderzoek.

De archeologische waarde van de beekdalen is de laatste jaren steeds duidelijker komen vast te staan. Bij beekherstelprojecten hebben bureaustudies en archeologisch veldwerk geleid tot de ontdekking van waardevolle archeologische resten die soms door planaanpassing behouden konden blijven. Als onderzoekskader geldt de Richtlijn archeologisch onderzoek van beekdalen in pleistoceen Nederland (RACM, 2007).

Overige provinciale selectiefactoren Naast de landschappelijke kenmerken van de aandachtsgebieden spelen nog enkele andere factoren mee in de selectie. De huidige natuur- en bosgebieden worden in principe niet aangewezen als aandachtsgebied. Er wordt van uitgegaan dat met de terreinbeheerders goede afspraken kunnen worden gemaakt over het behoud van archeologische waarden op deze terreinen. Sommige grote terreinbeheerders hebben daartoe een convenant afgesloten met het Rijk. Het overleg met andere natuurorganisaties wordt momenteel door de Afdeling Landelijk Gebied (Natuur) en de Cluster Erfgoed voorbereid. Ook stedelijk gebied komt niet in aanmerking. Voor het archeologische erfgoed in het stedelijk gebied zijn in eerste instantie de gemeenten verantwoordelijk. De aan te wijzen gebieden zijn vooral gezocht in het landelijke, agrarische gebied, zoals delen van het Maasdal, beekdalen en gebieden die zijn afgedekt door een plaggendek (oud bouwland). Juist

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 57 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

in die gebieden worden gave en goedgeconserveerde vindplaatsen verwacht met een hoge informatie- en ensemblewaarde.

Het beleid dat wordt voorgestaan in de archeologische aandachtsgebieden is vergelijkbaar met dat van de Nationale Landschappen (het Zuid-Limburgse heuvelland) en de Belvedèregebieden (het heuvelland, de noordelijke Maasvallei, de beekdalen Midden-Limburg en het Roerdal). Ook in die gebieden streeft men naar behoud door ontwikkeling, mits de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden geen geweld wordt aangedaan.

Het verlagen van de onderzoekslasten In de verordening van de Provincie Limburg voor de subsidiëring voor het vervaardingen van de verwachtings- en beleidskaarten wordt gesteld dat een berekening moet worden gemaakt in verband met het verlagen van de regeldruk voor de desbetreffende gemeente. Dit kan op twee manieren worden uitgevoerd. Ten eerste kan gekeken worden naar de verandering van het percentage hoge, gematigde en lage verwachting op de nieuwe waarden- en verwachtingenkaart ten opzichte van de IKAW, derde generatie (bijlage 4, kaartbijlagen 4 en 6). Uit afbeelding 7 is af te leiden dat ruim 75 hectare gebied met een hoge verwachtingswaarde is afgewaardeerd tot een lagere categorie of een categorie met een specifieke verwachting (beekdalen). Ten tweede is gekeken naar de nieuwe planologische maatregelen zelf (zie hierna paragraaf 9.2). Hier kan worden opgemerkt dat de in dit rapport opgenomen voorstellen voor vrijstellingsgrenzen voor de verwachtingscategorieën (500 vierkante meter voor hoge verwachting, 2500 vierkante meter voor gematigde verwachting en specifieke verwachting beekdalen, en 10.000 vierkante meter voor lage verwachting) een grote verruiming betreffen ten opzichte van de vrijstellingsgrens in de Wamz 2007 waarin sprake is van 100 vierkante meter voor alle categorieën.

Gemeentelijk niveau Bij de formulering van de onderstaande voorstellen (paragraaf 9.2) voor het planologische instrumentarium, te gebruiken in bestemmingsplannen, is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds de wetenschappelijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid. Het moge duidelijk zijn dat in buurgemeenten andere maatregelcategorieën en vrijstellingsmaatregelen ten aanzien van de archeologie (kunnen) gelden.

Het valt te overwegen om, in het kader van de evaluatie van de gemeentelijke monumentenverordening betreffende bouwwerken en terreinen, ook de mogelijkheid op te nemen om gemeentelijke archeologische monumenten aan te wijzen. Daarmee wordt de gemeente bij het veiligstellen van terreinen van de hoogste archeologische waarde minder afhankelijk van de geringe daadkracht van het Rijk in dit opzicht. Via de vermelding in de monumentenverordening kan de gemeentelijke archeologische verwachtings- en maatregelenkaart bekrachtigd worden als uitgangspunt voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Op basis daarvan kan de koppeling met de benodigde planologische procedures worden geformaliseerd. Mogelijk verdient ook het opstellen van een Standaard Plan van Aanpak voor het uitvoeren van verkennende (en aanvullende karterende) boringen in een vroege fase van de planontwikkeling te overwegen. Bij het uitvoeren van Verkennend Veldonderzoek in het recente verleden is gebleken dat in heel veel gevallen de bodem zo verstoord dat voortgezet archeologisch onderzoek geen zin meer heeft (zie verder onder aanbevelingen). Hierbij moet wel worden meegenomen dat dit Standaard PvA periodiek wordt aanpast aan gemeentelijke onderzoeksagenda en het voortschrijdende inzicht bij het inzetten van dit instrument.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 58 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

9.2 Voorschriftcategorieën Ondanks de toegenomen aandacht voor archeologie en cultuurhistorie is het een illusie te trachten elk overblijfsel uit het verleden te onderzoeken of te beschermen. Duidelijk mag blijken dat niet elke vierkante meter van de bodem van Sevenum kan worden ontzien, ook niet als daar mogelijk sporen uit het verleden in aanwezig zijn. Gekozen is voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van duidelijke voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het grondgebied van Sevenum. De voorgestelde voorschriften, welke dienen te worden ingebed in nieuwe bestemmingsplannen, zijn daarbij zoveel mogelijk proportioneel afgestemd op de omvang van de eventuele ingreep, in combinatie met de kans dat daarbij belangwekkende en informatieve overblijfselen zullen worden aangetroffen.

In deze waardevolle archeologische gebieden zal, in lijn met de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg, van initiatiefnemers van ruimtelijke ingrepen per 1 september 2007 een (financiële) inspanning gevraagd worden om resten uit het verleden veilig te stellen (volgens het principe ‘de- verstoorder-betaalt’).

In aanvulling op de maatregelenkaart en bestemmingsplanvoorschriften, zou de gemeente een eigen archeologische monumentenverordening kunnen opstellen. Te overwegen valt om in deze verordening in ieder geval ook de mogelijkheid op te nemen om gemeentelijke archeologische monumenten aan te wijzen. Daarmee wordt de gemeente bij het veiligstellen van terreinen van de hoogste archeologische waarde minder afhankelijk van het Rijk. Objecten met een hoge waarde vanwege de betekenis voor de lokale geschiedenis onttrekken zich bovendien vaak aan de blik van het Rijk en de provincie. Een voorzet voor de procedurele en financiële kaders voor het opzetten van een gemeentelijke archeologische monumentenlijst is gegeven Concept Gemeentelijke Monumentenzorg; op weg naar een duurzame zorg, november 2003.80 Via een dergelijke monumentenverordening kan de gemeentelijke archeologische verwachtings- en maatregelenkaart als uitgangspunt voor het gemeentelijke archeologiebeleid bekrachtigd worden en kan de koppeling met de planologische procedures geformaliseerd worden.

In de voorschriften van ieder nieuw bestemmingsplan zal, conform de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg, een beschermende regeling voor archeologische waarden dienen te worden opgenomen. Op basis van de archeologische maatregelenkaart, kan binnen het grondgebied van de gemeente Sevenum gebieden worden onderscheiden, waaraan de volgende specifieke maatregelen kunnen worden gekoppeld:

1. Wettelijk beschermd archeologisch monument: vergunningverlening via het Rijk (RACM); 2. Gebied of terrein van archeologische waarde: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 100 vierkante meter en ondieper dan 30 centimeter; 3. Gebied met een hoge archeologische verwachting: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 500 vierkante meter en ondieper dan 50 centimeter; 4. Gebied met een gematigde archeologische verwachting: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 2500 vierkante meter en ondieper dan 50 centimeter; 5. Gebied met een lage archeologische verwachting: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 10.000 vierkante meter en ondieper dan 50 centimeter; 6. Gebied met een specifieke archeologisch verwachting: beekdalen: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 2500 vierkante meter en ondieper dan 50 centimeter;

80 Van Traa 2003.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 59 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

7. Bebouwde kom (gebied met een onbekende archeologische verwachting): per geval maakt het bevoegd gezag een afweging of wel of geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek verplicht gesteld wordt; 8. Gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek; 9. Water (geen verwachting): geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek.

Ad 1. De vergunningverlening loopt via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.

Ad 2. Het betreft hier gebieden die al zijn gewaardeerd door het rijk/de provincie (voormalige AMK- terreinen). Weliswaar wordt voor deze monumenten beleidsmatig gekozen voor een vrij klein vrijstellingsoppervlak, maar deze ondergrens sluit aan bij de in de Wamz 2007 gehanteerde ondergrens (art. 41a). Dit schept met name in de dorpskernen van hoge archeologische waarde een helder beleidsmatig uitgangspunt. Aangezien archeologische waarden in situ aanwezig zijn, wordt een minimale bouwvoordiepte als vrijstellingsgrens gehanteerd.

Ad 3. In de gemeente Horst aan de Maas is de kennis omtrent de zones met een hoge verwachting nog relatief beperkt. Dit betekent dat de behoefte aan archeologische kennis groot is. De maatvoering is aan de ene kant afgestemd op de kans dat, - indien archeologische sporen aanwezig zijn -, de mogelijkheid bestaat een kampplaats of een huis(plattegrond) in betekenisvolle omvang op te tekenen. De vrijstellingsdiepte is gebaseerd op de ervaring in de gemeente dat grote gebieden in gebruik zijn voor intensieve teelten, waarbij de grond feitelijk dieper wordt bewerkt dan bij meer reguliere vormen van agrarische productie.

Ad 4. Aangezien de kans op de aanwezigheid van archeologische vondsten en sporen lager is dan in de categorie 3 wordt een ruimer vrijstellingsregiem gehanteerd. Mede in het kader van de helderheid bij de beleidsuitvoering en de handhaving wordt voor wat betreft de diepte aangesloten bij argumentatie onder categorie 3.

Ad 5. De kans op de aanwezigheid van betekenisvolle archeologie is lager dan in categorie 4, wat zijn vertaling heeft gevonden in een ruimer vrijstellingsregiem. Er is niet gekozen voor het vrijgeven van deze zones omdat er immers een (lage) trefkans geldt. Bij zeer grote ruimtelijke ingrepen is daarmee een archeologische check mogelijk waarbij het voorspellingsmodel kan worden getoetst. In het kader van de helderheid bij de beleidsuitvoering en de handhaving wordt voor wat betreft de diepte aangesloten bij de categorie 3.

Ad 6. Bij het vrijstellingsoppervlak wordt aangesloten bij categorie 4. Ook hier geldt een relatief grote diepte omdat het hier veelal gaat om afgedekte landschappen. Ook hier geldt het beleidsmatige aspect van een gelijke grenswaarde voor de diepte bij alle verwachtingscategorieën.

De vertaling naar de planregels is opgenomen in bijlage 3.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 60 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

10 Advies voor vervolgstappen met betrekking tot het archeologisch proces

In het vorige hoofdstuk is aangegeven hoe de doelstellingen van behoud en bescherming van het Sevenumse bodemarchief het beste gerealiseerd kunnen worden via planologische maatregelen. Vanuit diezelfde doelstelling is het van belang dat bij het ontwerp en de voorbereiding van nieuwbouwplannen in gebieden waar archeologische waarden aanwezig zijn, onderzocht wordt in hoeverre archeologische resten via civieltechnische maatregelen in situ kunnen worden veiliggesteld. Hoewel dergelijke maatregelen enige creativiteit en flexibiliteit van de ontwerper eisen en soms ook additionele kosten in de uitvoering met zich meebrengen, wegen deze investeringen over het algemeen ruimschoots op tegen de uitzonderlijk hoge kosten van uitgebreid definitief archeologisch onderzoek, zeker als het gaat om projecten in de historische dorpskern. Concreet dient gedacht te worden aan het vermijden van de aanleg van (parkeer)kelders, het toepassen van zogenaamde zettingsvrije constructies, het bouwen op bestaande funderingen of het toepassen van draagconstructies boven archeologisch waardevolle lagen. Bij ruimtelijke ingrepen in archeologisch waardevolle gebieden of zones met een hoge archeologische verwachting waar de gemeente zelf als (gedeelde) opdrachtgever optreedt, is het vanuit dit oogpunt verstandig om het nemen van mitigerende archeologische maatregelen in het Programma van Eisen van het civieltechnisch ontwerp te laten opnemen.

Indien archeologisch vervolgonderzoek onvermijdelijk is, dan dient het betreffende onderzoek altijd plaats te vinden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Plan van Aanpak of Programma van Eisen (PvE). Zie hiervoor de KNA, versie 3.1. Indien de gemeente (mede)initiatiefnemer is, wordt geadviseerd hieraan een financiële raming toe te voegen. In het betreffende document dient de specifieke vraagstelling voor het onderzoek gekoppeld te worden aan een op de locatie toegesneden onderzoeksstrategie. Archeologische vraagstellingen dienen zoveel mogelijk gekoppeld te worden aan een (nog nader te ontwikkelen) gemeentelijk onderzoeks- en selectieprogramma. In dit programma zou meer dan vroeger onderzoeksruimte en gerichte aandacht moeten worden geschonken aan het opvullen van kennislacunes en bijzondere samenhangende onderzoeksthema’s met betrekking tot de streekgeschiedenis. Een aantal van die mogelijke thema’s is genoemd in hoofdstuk 4 (paragraaf 4.3). Een en ander vergt zowel inhoudelijk als organisatorisch de nodige aanpassingen, maar met het nu beschikbare basisoverzicht moet het mogelijk zijn de zorg voor het archeologische erfgoed beter te programmeren en te focussen.

Daarnaast moet er natuurlijk altijd ruimte blijven voor ad hoc projecten en het inspringen op onverwachte vondsten. Het moet echter worden voorkomen dat er een stuwmeer ontstaat van onuitgewerkte opgravingen, begeleidingen en waarnemingen die op de langere termijn nauwelijks nog een bijdrage leveren aan het historische inzicht over de ontstaansgeschiedenis van de gemeente.

Alle nieuw verzamelde archeologische informatie kan zonder problemen aan de databestanden worden toegevoegd die de basis vormen voor de archeologische verwachtingenkaart. Het verdient aanbeveling de catalogus en de bijbehorende kaartlagen in ieder geval jaarlijks te actualiseren en aan te vullen. De verwachtingenkaart kan vervolgens het beste elke vijf jaar worden aangepast.

Zoals eerder gesteld verdient het aanbeveling om de cultuurhistorische informatie in de komende jaren gestaag uit te breiden en uiteindelijk te koppelen aan het bestand van gemeentelijke bouwkundige monumenten en andere bouwhistorische informatie.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 61 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Archeologische relicten die bij opgravingen blootgelegd worden, kunnen – ook wat betreft de latere perioden - samen met de geschiedenis die daarmee verbonden is, een belangrijke toegevoegde waarde zijn voor de beeldkwaliteit en beleving van de historische kernen. Op locaties die zich daartoe lenen is het aan te bevelen om, nog meer dan voorheen, op gepaste wijze aandacht te schenken aan de geschiedenis van die plaats.

Met de implementatie van de nieuwe Monumentenwet zal eenieder die beroepshalve archeologische werkzaamheden verricht gehouden zijn aan de uitvoeringseisen, zoals geformuleerd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Wanneer de gemeente een extern bureau of een eigen ambtenaar voor archeologische werkzaamheden aanstelt, is deze dus verplicht conform de procedures en specificaties van de KNA te werken.

Voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek binnen een plangebied onderscheidt de KNA vier processtappen:

• stap 1: bureauonderzoek, waarbij de bekende archeologische waarden dienen te worden geïnventariseerd en vertaald naar een verwachtingsmodel (het voorliggend rapport legt hiervoor de belangrijkste basis). Hiervoor is geen Programma van Eisen (PvE) of Plan van Aanpak (PvA) vereist; • stap 2: inventariserend veldonderzoek (niet gravend), waarbij met prospectieve technieken (boren, geofysica, remote sensing) en conform een goedgekeurd PvA nieuwe veldgegevens worden verzameld. Doel daarvan is: 1) het onderzoeken van de mate van intactheid van het bodemprofiel; 2) het vaststellen van aan- of afwezigheid van archeologische indicatoren; en 3) eventueel begrenzen van vindplaatsen; • stap 3: inventariserend veldonderzoek (gravend), waarbij conform een goedgekeurd PvE door middel van proefsleuven veldgegevens worden verzameld over aanwezigheid van spoor- en vondstlagen. Doel is het waarderen van vindplaatsen, ter voorbereiding van de selectie (afvoeren, begeleiden, opgraven of in situ behouden); • stap 4: behoud in situ (fysiek beschermen of inpassen in ruimtelijke plannen), opgraven of begeleiden. Bij opgraven - conform goedgekeurd PvE - worden alle sporen en vondsten van de vindplaats binnen het plangebied gedocumenteerd op tekening, foto en lijsten. Bij behoud in situ wordt de vindplaats niet verstoord, maar middels passende maatregelen (fysieke en planologische) in de bodem behouden voor de toekomstige generaties. Bij archeologische begeleiding wordt niet vooraf onderzoek verricht, maar vindt er tijdens de bodemingreep regelmatig archeologische veldinspectie plaats. Ook voor deze processtap is een goedgekeurd PvE vereist.

Met elke processtap neemt het detailniveau - en dus ook de omvang en kosten van het onderzoek - toe. Na elke processtap dient het besluit te vallen of vervolgonderzoek op basis van de beschikbaar gekomen informatie noodzakelijk is. Met de vaststelling van het archeologiebeleid, zoals verwoord in dit rapport, krijgt de gemeente als bevoegd gezag het recht - op advies van een deskundige archeoloog en conform de KNA - om na elke processtap het besluit te nemen over voortzetting dan wel stopzetting van het onderzoek.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 62 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Literatuur

Archeologie en Bestemmingsplannen, Juridisch –planologische mogelijkheden voor de bescherming van archeologische waarden, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek/Royal Haskoning, december 2003. Archeologiebalans 2002: ROB Amersfoort. Baas, H.G./P.P.D. Burm/W.A. Ligtendag/V. Vreugdenhil, 2001: Ontgonnen verleden. Inzoomen op de historisch-geografische ontwikkeling van het Nederlandse landschap, Hoorn. Baere, W. de/A.M. Mientjes, 2006: Limburgse Archeologiebalans: een analyse van 10 jaar archeologische monumentenzorg in Limburg, Amsterdam (RAAP-rapport 1286). Bakker, H. de/J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus, Wageningen (PUDOC). Barends, S., et al., 1993: Het Nederlandse landschap: een historisch-geografische benadering, Utrecht. Berendsen, H.J.A., 1997: Landschappelijk Nederland, Assen. Bloemers, J.H.F./L.P. Louwe Kooijmans/H. Sarfatij, 1981: Verleden land. Archeologische opgravingen in Nederland, Amsterdam. Bossenbroek, Ph./E. Rensink/M. Montforts, 2005: Erfgoedstrategie voor het Leudal. Naar een gebiedsgerichte ontwikkeling en beheer van cultuurhistorische waarden, Tilburg/Amersfoort. Bunnik, F.P.M., 1999: Vegetationsgeschichte der Lössbörden zwischen Rhein und Maas von der Bronzezeit bis in die Frühe Neuzeit, Utrecht (Laboratorium Paleobotanie en Palynologie). Cate, J.A.M. ten/G.C. Maarleveld, 1977: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50000. Toelichting op de legenda, Stichting voor Bodemkartering/Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem. Datema, R.R., 2005: Vooruit met ons Verleden. Beschrijving van de bestaande toestand van een geselecteerd aantal archeologische monumenten in Nederland, Limburg II, Beschijving van de Archeologische monumentenwacht Nederland, Amersfoort. Deeben, J., Jagers, vissers, en voedselverzamelaars in het Peel- en Maasgebied, tussen 13.000 en 8.000 jaar geleden, Meerlo-Wanssumer Historiën, 13-35. Deeben, J.H.C. (red.), 2008: De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, derde generatie, Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155). Deeben, J./E. Rensink, 2005: Het Laat-Paleolithicum in Zuid-Nederland, in: Deeben et al. 2005, 171-200. Deeben, J./H. Peeters/D. Raemaekers/E. Rensink/L. Verhart, 2006: De Vroege prehistorie, Amersfoort (www.noaa.nl; hoofdstuk 11). Deeben, J./E. Drenth/M.-F. van Oorsouw/L. Verhart, 2005: De Steentijd van Nederland, Zutphen (Archeologie 11/12). Derks, A.J.M., 1989: Een inventarisatie van (potentieel) archeologisch waardevolle gebieden in de provincie Limburg, Amsterdam (RAAP-rapport 38a). Derks, A.J.M., 1991: Eindverslag archeologisch vooronderzoek rijksweg 73: Traject Venray-Venlo. 1. Een archeologische kartering, inventarisatie en waardering, Amsterdam (RAAP-rapport 44). Diepeveen-Jansen, M./K. Klerks/K.E. Waugh, 2006: Plangebied Steegberg te Sevenum, gemeente Sevenum: een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van een veldverkenning en (controlerende) boringen, Amersfoort (Vestigia-rapport V255). Dijk, X.C.C. van, 2000: Uitbreiding Kronenberg-Steijvershorst, gemeente Sevenum; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI), Amsterdam (RAAP-briefrapport 2000-1534/MW). Dijk, X.C.C. van, 2001: WML-transportbegeleiding tracé Californië-Breehei, gemeente Venlo, Sevenum, Horst en Venray: een aanvullende archeologische inventarisatie, Amsterdam (RAAP-rapport 646).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 63 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Dijk, X.C.C. van, 2005: Vinkeplas te Sevenum, gemeente Sevenum: archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, Amsterdam (RAAP-notitie 1321). Dijk, X.C.C. van, 2006: Plangebied Römerweg te Sevenum, gemeente Sevenum: archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, Amsterdam (RAAP-notitie 1655). Dijk, X.C.C. van, 2006: Een verborgen schans bij Kaldenbroek in Lottum?, Info LGOG Kring ter Horst 35 (13 september 2006), 22-54. Drenth, E., 2005: Het Laat-Neolithicum in Nederland, in: Deeben et al. 2005, 333-365. Enckevort, H. van/T. de Groot/H. Hiddink, 2005: De Romeinse tijd in het Midden-Nederlandse rivierengebied en het Zuid-Nederlandse dekzand- en lössgebied, (www.noaa.nl; hoofdstuk 18). Es, W.A. van/J.M. Poldermans/H. Sarfatij, 1982: Het bodemarchief bedreigd, archeologie en planologie in de binnensteden van Nederland, Den Haag. Es., W.A. van/H. Sarfatij/P.J. Woltering, 1988: Archeologie in Nederland. De rijkdom van het bodemarchief, Amsterdam/Amersfoort. Fontijn, D.R., 2001/2002: Sacrificial landscapes. Cultural biographies of persons, objects and ‘natural’ places in the of the Southern , c. 2300-1600 BC, Leiden (Analecta Praehistoria Leidensia 33/34). Flokstra, 1991: Kastelen in het land van Kessel, Meerlo-Wanssum (Streekmuseum Stichting Oudheidkamer Meerlo-Wanssum). Fontijn, D.R. 2002: Sacraficial landscapes. Cultural biographies of persons, objects and ‘natural’places in the Bronze Age of the Southern Netherlands, c. 2300-600 BC, Leiden (Analecta Praehistorica Leidensia 33/34). Fontijn, D.R., 2004: ‘Schatvondsten’uit de beekdalen. De interpretatie van metaaldepositie uit de Bronstijd, in: Gerritsen & Rensink 2004, 69-83. Gaauw, P.G. van der, 1994: Verslag van de veldcontrole t.b.v. de vervaardiging van de archeologische monumentenkaart van Limburg, Amsterdam (RAAP-rapport 85). Gaauw, P.G. van der, 2006: De Zandmaas – landschapsontwikkeling en onderzoeksmethoden, in: 39- 56.Stoepker, H. (red.), Archeologie in de Maaswerken. Synthese en evaluatie van het inventariserend archeologisch onderzoek in de Maaswerken 1998-2005, Maastricht. Gerritsen, F., 2001: Local identities. Lanscape and community in the late prehistoric Meuse-Demer-Scheldt region, Amsterdam (Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam). Gerritsen, F. & E. Rensink, 2004: Beekdallandschappen in archeologisch perspectief. Een kwestie van onderzoek en monumentenzorg, Amersfoort ( Nederlandse Archeologische Rapporten 28). Gerritsen, F./P. Jongste/L. Theunissen, 2005: De late prehistorie in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland en het rivierengebied, Amersfoort (www.noaa.nl; hoofdstuk 17). Gheysen, K., 2004: Sevenum - A67: archeologisch vooronderzoek, Tilburg (BILAN-rapport 2004/52). Glazema, P., 1949: Oudheidkundige opgravingen in door de oorlog verwoeste Limburgse kerken, Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg (Jaarboek van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap) 84, 1948, 197-279. Glazema, P., 1949: Oudheidkundige opgravingen (Buggenum, Beegden, Elst, Maasniel, Sevenum, Grubbenvorst, Boxmeer, Geisteren, Roermond, Venlo, IJzendoorn, Kesteren, Hagioscopen, St. Odiliënberg), Amersfoort (Collectie krantenknipsels). Graatsma, B.G., 1993: Limburg 1802-1807: landschap en vegetatie in kaart gebracht: de Tranchotkaart als historische informatiebron, Natuurhistorisch maandblad 82, nr. 6, 2-48. Groenewoudt, B./H. Peeters/T. Veldhuis/P. Zoetbrood, 2008: Gemeentelijke archeologische verwachtingskaarten, Amersfoort (RACM, brochure Cultuurhistorie 11). Groot, M.E.Th. de, 2005: Het Vroeg-Neolithicum in Zuid-Nederland, in: Deeben et al. 2005, 283-300. Groot, M.E.Th., 2007: De Vroege Prehistorie, Maastricht (integrale tekst op: www.limburg.nl). Grote historische atlas Nederland 1:50.000, 1990: 4 Zuid-Nederland 1838 – 1857, blad 8-9, Groningen. Grote topografische atlas van Nederland 1:50.000 19973 (1987): 4 Zuid-Nederland, blad 8-9, Groningen. Grote Historische Provincie Atlas 1837-1844 (Wolters-Noordhoff 1992).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 64 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Hantsche, I., 2003: Geldern-Atlas. Karten und Texte zur Geshcichte eines Territoriums, Kleve (Veröffentlichungen des Historischen Vereins für Geldern und Umgegend Nr. 103). Heerd, R.M. van/E.A.C. Kuijlaars/M.P. Teeuw/R.J. van ‘t Zand, 2000: Productspecificatie AHN 2000, Delft (Rapport MDTGM 2000.13 Adviesdienst Geo-informatie en ICT, Rijkswaterstaat). Heijden, R. van der, 2008: “Twee hout voor een graan”. Onderzoek naar de archeologie van Melderslo, Leiden (Scriptie Universiteit Leiden). Hessing, W.A.M., 2002: Voorbeeldbeleidsplan gemeentelijke archeologische monumentenzorg, publicatie in opdracht van het Convent van Gemeentelijke Archeologen (CGA), Bunschoten/Amsterdam. Hessing, W.A.M./C.E.M. Kaptein, 2002: 496 Schatbewaarders: gemeentelijke archeologische monumentenzorg na de invoering van het verdrag van Valletta (Malta), VNG-publicatie. Hessing, W.A.M./P. Kooi, 2005: Urnenvelden en brandheuvels, in: L.P. Louwe Kooijmans, P.W. van den Broeke, H. Fokkens & A. van Gijn (eds.), Nederland in de prehistorie, Amsterdam, 631-654. Hiddink, H., 2003: Het grafritueel in de Late IJzertijd en Romeinse tijd in het Maas-Demer-Scheldegebied, in het bijzonder van twee grafvelden bij Weert, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 11). Hiddink, H., 2004: Waarnemingen in het dal van de Oostrumsche Beek bij Venray-De Hulst en enkele problemen bij de archeologie van beekdalen, in: Gerritsen & Rensink 2004, 95-101. Hiddink, H./H. Renes 2007: De oude akkercomplexen in de oostelijke helft van Noord-Brabant en het noorden en midden van Limburg, in: J. van Doesburg / M. de Boer / J. Deeben / B.J. Groenewoudt / T. de Groot, Essen in zicht, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 34). Hoevenberg, J., 2007: Evaluatie Limburg in de Romeinse tijd, onderzoeksperiode 1995-2006, Maastricht (integrale tekst op: www.limburg.nl). Hoof, L. van, 2007: Evaluatie van het onderzoek naar de late prehistorie in Limburg sinds 1995, Maastricht (integrale tekst op: www.limburg.nl). Hupperetz, W./B. Olde Meierink/R. Rommes (red.), 2005: Kastelen in Limburg. Burchten en landhuizen (1000-1800), Utrecht. Janssen, H.L./ J.M.M. Kylstra-Wielinga/B. Olde Meierink, 1996: 1000 jaar kastelen in Nederland, Utrecht. Kloosterman, P., 2007: Wie betaalt archeologische beheer?, Archeobrief 11, nr. 3, 5-9. Kolen, J./H. van de Laarschot/G. Box 2004: Beekdalen en hun cultuurgeschiedenis, in: Gerritsen & Rensink 2004, 35-55. Koomen, A./P.Kiden (eds.), 2007: Van Beekdal tot Stuifduin. Aardkundige waarden in Noord-Brabant. Provincie Noord-Brabant. Lauwerier, R.C.G.M. /R.M. Lotte (red.), 2002: Archeologiebalans 2002, Amersfoort. Louwe Kooijmans, L.P./P.W. van den Broeke/H. Fokkens/A. van Gijn, 2005: Nederland in de Prehistorie, Amsterdam. Meex, F., 1972: Grafheuvels en urnenvelden in de Kempen, Brussels (Archeologische kaarten van België 5). Moonen, B.J./A. Schryvers, 2005: Plangebied Lottumseweg 62, Gemeente Horst aan de Maas. Archeologisch vooronderzoek: proefsleuven, Amsterdam (RAAP-rapport 1145). Mulder, E.F.J. de/M.C. Geluk/I.L. Ritsema/W.E. Westerhoff/Th.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. Nissen, P. / K. Swinkels, 2004: Monumenten van Vroomheid. Kruisen, kapellen en vrijstaande heiligenbeelden in Limburg, Zutphen. Omloo 1932: Een plaggenwal te Sevenum, Maasgouw: tijdschrift v 52 (1932), 44-45. Piket, J.J.C., 1987: De betekenis van de Tranchotkaart voor historisch-geografisch landschapsonderzoek, Kartografisch Tijdschrift 13, nr. 3, 49-51. Prangsma, N.M., e.a., 2007: Venlo Trade Port Noord, deelgebied 1. een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, Amersfoort (ADC-rapport 850).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 65 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Prangsma, N.M./M.M. Bruineberg, 2007: Venlo Trade Port Noord, deelgebied 7. terrein B t/m I, Amersfoort (ADC-rapport 850). RACM, 2007: Richtlijn archeologische verwachtingskaarten van beekdalen in Pleistoceen Nederland, Amersfoort (www.racm.nl) Renes, J., 1999: Landschappen van Maas en Peel. Een toegepast historisch-geografisch onderzoek in het streekplangebied Noord- en Midden-Limburg, Leeuwarden/Maastricht, Rensink, E., 2005: Het Midden-Paleolithicum in Zuid-Nederland, in: Deeben et al. 2005, 119-142. Rensink, E., 2007: Richtlijn archeologisch onderzoek van beekdalen in Pleistoceen Nederland, Amersfoort (versie 5 juni 2007; www.racm.nl). Rensink, E. (red.), 2008: Archeologie en beekdalen. Schatkamers van het verleden, Utrecht. Rooij, M. de, 1995: Archeologie in beekdalen. De betekenis van beekdalen voor de archeologie. Een onderzoek naar aanleiding van natuurontwikkelingsplannen, toegespitst op de Loobeek in Noord-Limburg, Amsterdam (scriptie Universiteit van Amsterdam). Roymans, J.A.M., 2007: Ecologische verbindingszone Groote Molenbeek, gemeente Sevenum : een archeologische verwachtingskaart, Amsterdam (RAAP-notitie 2024). Schokker, J. , 2003: Patterns and processes in a Pleistocene fluvio-aeolian environment. Roer Valley Graben, south-eastern Netherlands, Utrecht (Nederlandse Geografische Studies 314). Schokker, J./C. Laban, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000, Utrecht (www.dinoloket.nl). Schreurs, J., 2005: Het Midden-Neolithicum in Zuid-Nederland, in: Deeben et al. 2005, 301-332. Simons, A./P. van der Gaauw/J. Peeters/W. Gotjé, 2005: Deel 3 Gebiedsprogramma Well-Aijen Zandmaas, in: Archeologie in het Maasdal. Kennis en kennisleemten. Onderzoeksprogramma’s voor deelgebieden van Maaswerken en Via Limburg, Maastricht. Stoepker, H., 1988: Limburg in de Middeleeuwen, De Maasgouw 107, 205-227. Stoepker, H. (red.), 1997: De weg terug. Archeologische ontdekkingen langs de A73 bij Venray, Abcoude. Stoepker, H., 2007: Evaluatie en synthese van het sinds 1995 in Limburg uitgevoerde archeologische onderzoek met betrekking tot de middeleeuwen en Nieuwe Tijd, Maastricht (manuscript: www.limburg.nl) Stoepker, H./R. Proos, 1997: Middeleeuwse bewoning in en om Venray, in: H. Stoepker (red.) 1997, 47- 56. Stoepker, H./H. van Enckevort/J. Krist/K. Hänninen/C. Kalee/R. Reijnen/C. Vermeeren/A. Bosman/C. van Driel-Murray, 2000: Venray-Hoogriebroek en Venray-Loobeek. Nederzettingen uit de prehistorie, Romeinse tijd en late Middeleeuwen, Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 46). Teunissen, D, 1983: The development of the landscape of the nature reserve De Hamert and its environs in the northern part of the province of Limburg, the Netherlands, Geologie en Mijnbouw, 62, 569-576. Toorn, J.C., 1967: Toelichting bij de Geologische kaart van Nederland 1:50.000, Blad Venlo West (52W), Haarlem (Rijks Geologische Dienst). Verhart, L.B.M., 2000: Time fade away. The neolithization of the southern Netherlands in an anthropological and geographical perspective, Archaeological Studies Leiden University 6). Verhart, L./N. Arts, 2005: Het Mesolithicum in Zuid-Nederland, in: Deeben et al. 2005, 235-260. Walstra, J., 2007: Sevenum, Kleefsedijk - perceel 277 : een bureauonderzoek, Amersfoort (ADC-rapport 810). Wassink, W. Th., 1999: Beekdallandschappen. Een morfologisch onderzoek in de zandgebieden van Nederland, (Wageningen, proefschrift). Weerts, H.J.T./P. Cleveringa/J.H.J. Ebbing/F.D. de Lang/W.E. Westerhoff, 2000: De lithostratigrafische indeling van Nederland – Formaties uit het Tertiair en Kwartair, Utrecht (TNO-rapport 00-95- A).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 66 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het verdrag van Valletta (wet op de archeologische monumentenzorg), Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 259, nr. 4. Wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het verdrag van Valletta (wet op de archeologische monumentenzorg), Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 259, Nota van Wijziging. Wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het verdrag van Valletta (wet op de archeologische monumentenzorg), Tweede Kamer, vergaderjaar 2004, 29 259, Nota naar aanleiding van het verslag van de Vaste commissie voor OCenW. Willems, W.J.H., 1987: Romeinse wegen in Limburg, Historisch-geografisch Tijdschrift 5, 6-11. Wolfert, H.P./G.W. de Lange, 1990: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50.000. Toelichting op kaartblad 52 Venlo, Wageningen (Staring Centrum) Wullink, A.J./S.A Mulder 2006: Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO) nabij Most te Sevenum, gemeente Sevenum, Groningen (ARC-rapporten 2006-028). Zoetbrood, P.A.M./C.A.M. van Rooijen/R.C.G.M. Lauwerier/G. van Haaff/E. van As, 2006: Uit Balans. Wordingsgeschiedenis en analyse van het bestand van wettelijk beschermde archeologische monumenten, Amersfoort (RACM).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 67 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 68 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Digitale bronnen:

• Het Centraal Archeologisch Archief (CAA) • Het Centraal Monumenten Archief (CMA) • De Indicatieve kaart van Archeologische Waarden (IKAW) via www.kich.nl • De Archeologische Monumentenkaart: www.kich.nl • Het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) • De website van het AHN: www.ahn.nl • Website gemeente Sevenum: www.Sevenum.nl • Kadastrale kaart 1832: www.dewoonomgeving.nl • Luchtfoto’s: www.vanuitdelucht.nl • de Cultuurhistorische Monumenten van de website van de provincie Gelderland: http://geodata.prv.gelderland.nl/km/monumenten/monumenten/index_km_monumenten.html; • topografische kaart en kadastrale kaart uit 1865-1870 van Gelderland, Kuypers gemeente atlas 1868: http://www.kuijsten.de/atlas • De Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) via www.noaa.nl

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 69 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 70 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Tabel 3 Archeologische vindplaatsen gemeente Venlo in relatie tot bodemtype en grondwatertrap. Samengesteld op basis van Van Dijk (2007).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 71 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Tabel 3 (vervolg) Archeologische vindplaatsen gemeente Venlo in relatie tot bodemtype en grondwatertrap. Samengesteld op basis van Van Dijk (2007).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 72 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

Bijlagen (Deel B en Deel C)

Bijlage 1: Catalogus (Deel B)

Catalogus 1: Archeologische waarnemingen (Archis2) Catalogus 2: Archeologische monumenten (AMK/Archis2) Catalogus 3: Referentielijst vindplaatsen Maasdalproject (L. Verhart/M. Wansleeben) Catalogus 4: (niet gebruikt, zie noot 3) Catalogus 5: Referentielijst vindplaatsen X.C.C. van Dijk, Horst Catalogus 6: Onderzoeksmeldingen en onderzoeken (Archis2)

Bijlage 2: Resultaten veldtoets verwachtingsmodel (Deel C)

Bijlage 3: Model bestemmingsplanregels (Deel C)

Bijlage 4: Kaarten (Deel C)

Kaartbijlage 1: Geomorfologie Kaartbijlage 2: Bodemtypen Kaartbijlage 3: Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Kaartbijlage 4: Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW, versie 3), AMK-terreinen, Archis- waarnemingen en aanvullende meldingen Kaartbijlage 5: Archeologische onderzoeksmeldingen en onderzoeken Kaartbijlage 6: Archeologische verwachtingen Kaartbijlage 7: Maatregelen

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 73 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010

V06-977: Toelichting op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Deelgebied Sevenum; Deel A: Tekst

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 74 Rapportnummer V587, definitief 1.0, d.d. 06-05-2010