<<

Verslag van 8 oktober 2014

Lezing dhr. Henk Boels

In de bovenzaal van “In de Valk” Middelstum

Na enige strubbelingen met de beamer en de oplossing door ons lid Jan Luit kon de avond met dhr. Boels beginnen. Jan nogmaals hartelijk dank voor je tussenkomst. De opkomst was niet zo als de vorige keer. Toen konden we er bijna niet in met z’n allen. Maar desalniettemin was de sfeer goed en hebben we die avond veel informatie gekregen over het onderwerp “Voor of tegen Oranje in Groningerland, Stad en Lande 1748-1795 ”. Na wat mededelingen kon de lezing beginnen

Verslag van de lezing en een anekdote van ds. Dekens .

Onderwerp vriend en vijand

Hoe was de verhouding tussen het Nederlandse volk en de Oranjes? De Ommelanden en de Stad? De macht lag bij de kleine elite bv. de jonkers. Ook bij de waterschappen, de predikanten en de schoolmeesters Zij wisten de macht in handen te krijgen en te houden. Alleen was het ook bij hen geen pais en vree. Ze waren onderling sterk verdeeld. Het waren ere baantjes waar voor betaald werd ( ambtgelden) en geschoven. Het volgende jaar werden de baantjes anders verdeeld en veel geld verdween in de zakken van de jonkers.

De positie van de oranjes De stadhouder was dienaar van de staat, prestigieus maar weinig florissant. Hij was militair bevelhebber, had geen grondbezit, geen recht van benoeming ambtenaren enz. De Oranjes zijn niet vaak in geweest. De erfopvolging was niet automatisch in die tijd. Dat kwam later pas in 1748 zowel in de vrouwelijke als mannelijke lijn. In 1749 kwam er een nieuw bestuursreglement. Hier was maanden over gesteggeld. Van dit gesteggel is niets bekend. In het Reglement Reformatoir stond hoe Stad en land zou worden geregeerd. Dit ligt bij het Archief in Groningen In het nieuwe Reglement Reformatoir kreeg de erfstadhouder meer invloed op de benoemingen.

1 Tussen 1730-40 kwam er in toenemende mate politieke onrust. De ontwikkelde burgerij wilde invloed. Opkomst van ontwikkelde boerenstand. Kon de stadhouder daar iets aan doen? Huizen van de jonkers werden aangevallen. Huis van burgemeester Geertsema werd geplunderd. Men wilde de scheppers die belast waren met het schouwen bij de waterschappen kunnen kiezen en geen schranspartijen van de heren. De boeren zetten hun eisen op papier en dat ging naar de Staten. Ach, dachten ze daar, we geven eerst toe en later draaien we de zaak weer terug. Stadhouder Willem IV werd ingeschakeld om de nodige maatregelen te nemen De universiteit werd geregeld. Hij had nog veel meer kunnen doen en meer macht kunnen krijgen Hij was goed opgeleid, maar was chaotisch, kon niet delegeren. Veel van de eerst afgezette invloedrijke personen kregen echter na verloop van tijd hun zetel terug. En zo bleef de politieke invloed in de kringen van de adel. De positieve stemming onder de bevolking jegens de prins sloeg volledig om. Willem IV stierf in 1751, zijn 3 jarige zoon werd opvolger. Willem IV zijn vrouw Anna van Hannover werd regentes. Haar werk was beter dan dat van Willem IV , alleen mistte ze de nodige kennis van de republiek. Tussen 1750 en 1760 was er een felle strijd tussen de eigenaren van de heerlijke rechten en de scheppers tegen Anna van Hannover. Toch heeft zij ervoor gezorgd dat het Nieuwe Reglement erdoor kwam en dat het besturen van de Zijlvesten beter en eerlijker verricht werd.

Stadhouder Willem V is 1766 meerderjarig. Hij was intelligent . Was meer bezig met de kleine details dan met de grote lijnen. Alles moest volgens de letter van de wet. Durfde geen veranderingen aan te brengen . Echtgenote Wilhelmina van Pruisen wel. Ze spoorde haar man aan dat te doen ,maar is er niet in geslaagd.

In elke provincie kwam een Luitenant Stadhouder. Het was een dubbelrol. Hij was een soort doorgeefluik, vertrouweling voor de Stadhouder. Hij was een patroon hier in de Ommelanden maar ook cliënt . De Luitenant Stadhouder had een ijzer sterke positie. Hier in Stad en Lande waren twee Luitenant Stadhouders . Van Iddekinge en Alberda. Er was weinig samenwerking tussen hen. Maar ze waren zeer machtig. Willem V volgde hun voordrachten, alleen duurde het lang voordat de voorstellen een vervolg hadden.

Gevolg van dit alles : De patriotten tegenover de Oranjes. De Patriotten waren één in afkeer van de machthebbers maar waren vaak niet eens welke koers ze moesten inzetten. De ontevredenheid richtte zich vooral tegen Willem V. De ontevredenheid van de patriotten hier in Stad en Lande was wat later dan landelijk gezien. Landelijk was de oorlog tussen Oranje gezinden en Patriotten door tussenkomst van een Pruisisch leger ( de vrouw van Willem V was de zus van de koning van Pruisen) geëindigd in een vlucht van de patriotten naar Frankrijk. Willem V werd in ere hersteld in zijn oude rechten. De Pruisen zijn hier in het noorden niet geweest.

Een leuke anekdote hier onder over de Patriottische dominee Dekens uit Zandeweer

2 De problemen waardoor Johannes Dekens uiteindelijk met twee andere predikanten werd afgezet en verbannen uit de provincie blijken uit het volgende: In 1784 had ds. Joh. Dekens een leessociëteit opgericht en een exercitie genootschap of vrijcorps en hij had openlijk van de kansel opgewekt daar lid van te worden. Dat vrijcorps oefende zich in het hanteren van wapens. De leden ervan patrouilleerden geregeld met een geladen “snaphaan” langs het wagenpad van Zandeweer. Tot ergernis van veel dorpelingen en met name de boerenarbeiders, die sterk aan Oranje hingen. Dat verwaande optreden van de leden van het vrijcorps prikkelde tot verzet en baldadigheid. Wie het namelijk waagde met een oranje strik te verschijnen werd gelast dat tooisel af te leggen. De orangisten vonden er iets anders op. Zij begonnen zich te bedienen van gele bloemen en zwierden daarmee al scheldend en zingend over de kleiwegen in en om Zandeweer. Het conflict kwam tot een uitbarsting toen op een zondag in juni een stuk of wat boerenknechten uit , getooid met koolzaadbloemen de kerk binnendrongen. Toen ds. Dekens hen verzocht de kerk te verlaten gaven ze daar gehoor aan. Maar de volgende zondag kwamen ze in veel grotere getale terug. Met een beklemd hart gingen de goede welgezinde huislieden van Zandeweer die zondagmorgen naar de kerk. Alles wees er op dat het een dag van grote beroering zou worden. Van heinde en ver kwamen drommen boerenknechten opzetten die – aldus het relaas van Dr. Wumkes (predikant te Zeerijp (1901-1906) – de stille landweg met ruw lawaai vervulden. Op hun hazenvellen mutsen en vilten hoeden staken pluimen van bloeiend koolzaad. Ze klotsten, zonder hun hoofd te ontbloten, het kerkje van Zandeweer binnen, met de bedoeling de godsdienstoefening te verstoren. De Predikant keerde zich in een omstandig verhaal tegen “alle verstoringwekkende aanstootsleuzen” en “in Gods huis onbetamelijke bloemopschikkingen” en gelastte de indringers de kerk te verlaten. Maar het antwoord was een algemeen gegrinnik en heen en weer schudden van de gepluimde hoofddeksels van de rustverstoorders. De commandant van het vrijcorps liet toen het genootschap aanrukken. Nauwelijks kwamen de schutters met geladen “snaphaan” uit de kosterie te voorschijn of de hele groep indringers snelde via de koordeur naar buiten. (Daar zit heden ten dage nog een kogelgat) Het vrijcorps stelde zich bij de torendeur op om te beletten dat iemand bij het klokketouw kon komen. De orangisten hadden namelijk gedreigd de alarmklok te zullen luiden, tot een sein voor hun geestverwanten in de omliggende dorpen. Maar het werd daar bij die toren al gauw een gevaarlijke situatie, want velen drongen dreigend dichterbij. Het wapengenootschap vreesde het niet te kunnen omdat men ook nog benden volk uit de omtrek verwachtte. Er werden snel boden uitgezonden om de andere corpsen te ontbieden. Tegen drie uur kwam het corps van Middelstum; een uur later dat van en ‘s avonds arriveerden de corpsen van , en . Ook was bericht gezonden naar Groningen aan het gerechtshof. Door dit machtsvertoon kon de rust worden gehandhaafd. Maar omstreeks zes uur kwam de predikant van , ds. Jacobus Janssonius zenuwachtig en gejaagd de pastorie van zijn ambtsbroeder Dekens binnen stormen. Hij had zich als fel patriot nogal gehaat gemaakt bij de het oranjevolk, dat hem wilde stenigen. Zijn pastorie werd voortdurend omsingeld door belegeraars en met stenen bekogeld. Hij had zelfs al op zijn belagers geschoten en geen enkel uit met een geladen pistool op zak. Hij riep de hulp in van het wapengenootschap. Hij kreeg een vrijgeleide van twaalf man en een onderofficier mee, toen hij ‘s avonds terug ging naar Oosternieland. Toen het gezelschap bij de eerste boerenhoeven van Oldenzijl was gekomen, hoorde men in de verte de klok luiden. Jong en oud bleek in het dorp op de been. Bij de kosterie, bij het rechthuis en de bakkerij stonden overal troepjes volk, die bedreigingen uitten en met stenen en kluiten gooiden. De kleine patrouille kwam behouden in Oosternieland aan. In Zandeweer was men echter verre van gerust over hen, want het kleppen van de

3 Oldenzijlster klok klonk de wapenbroeders verdacht in de oren. Besloten werd een detachement van zesentwintig schutters en vier officieren ter versterking naar Oosternieland te zenden. Deze schutters werden ook uitgejouwd. Van achter de heggen en over de sloten klonk het van: “Potrotten! Potrotten! wie sullen joe tou potvlies hakken!” Toen het onderhand rustig was geworden verlieten de meeste schutters de pastorie van Oosternieland. Twee schutters bleven ter bewaking achter. Op Zandeweer waren intussen de heren van het gerechtshof aangekomen. Zij stelden een streng onderzoek in, lieten de voornaamste belhamels arresteren en zorgden er voor dat de rust terugkeerde. Toch had dit muisje een staartje voor de vrijcorps-schutters, want een aantal ingezetenen van Oldenzijl en Oosternieland beklaagden zich bij de hoge Justitiekamer over het feit, dat het wapencorps in de late avonduur door hun kerspel was getrokken “regelregt tegens de goede orde en placcaten van den Lande, waardoor moord en doodslag zou kunnen veroorzaakt worden.” De Hoofdmannenkamer gaf daarop de vrijcorpsen een ernstige waarschuwing. Dat was voor de patriotten een harde slag. De predikanten Dekens en Janssonius en alle patriottische pastores moesten op hoog beval de resolutie van de Justitiekamer openlijk van de kansel voorlezen. De Ommelander vrijcorpsen protesteerden eendrachtig maar dit mocht niet helpen. Ze bleven louter particuliere clubs. Toen een jaar later hun leiders, onder wie de predikanten Bacot van Eenrum, Dekens van Zandeweer en Janssonius van Oosternieland, door de staten werden afgezet en wegens hun politieke drijven uit de provincie werden verbannen, verdwenen met hen de wapencorpsen uit de Ommelanden.

Nadat Oranje dankzij Pruissische troepen weer in zijn macht hersteld werd (1787), kreeg Dekens dit en andere feiten op zijn brood. In 1788 werd hij ontslagen en verbannen uit de provincie Stad & Lande. Vervolgens heeft hij nog een poos op de kansel gestaan in Barneveld (als vervanger van zijn oom), in Kolhorn en in West-Terschelling, voordat hij in 1795 – toen de patriotten op hun beurt in het zadel kwamen dankzij de Fransen – hersteld kon worden in Zandeweer.

Na de afsluiting was er zoals gebruikelijk in de bovenzaal de gelegenheid met elkaar na te praten onder het genot van een drankje. Bob en Albertien bedankt voor jullie gastvrijheid.

Misschien zien we u de volgende keer op 13 november op Ewsum.

Vriendelijke groet Historische Vereniging Middelstum.

Postadres: Vlaslaan 1 9991 BW Middelstum Kamer van Koophandel nr: 53838653 Tel: 0595-551655 [email protected] Bank rek. nr. NL07 RABO 0166362980

4