De Vrije Fries
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De Vrije Fries 4'f- JAARBOEK uitgegeven door het KONINKLIJK FRIES GENOOTSCHAP VOOR GESCHIEDENIS EN CULTUUR/ KENINKLIK FRYSK GENOATSKIP FOAR SKIEDNIS EN KULTUER en de FRYSKE AKADEMY VIER EN TACHTIGSTE DEEL 2004 1839 DE VRIJE FRIES SINDS 1839 VIER EN TACHTIGSTE DEEL 2004 Jaarboek uitgegeven door het Koninkiijk Fries Genootschap voor Geschiedenis en Cultuur/ Keninklik Frysk Genoatskip foar Skiednis en Kultuer en de Fryske Akademy REDACTIE Piet Bakker, Johan Frieswijk (eindred.), Derk Jansen {secr.j, Goffe Jensma (voorz.), Otto Knottnerus, Gilles de Langen REDACTIE-ADRES Redactie De Vrije Fries p.a. Fryske Akademy Postbus 54 8900 AB Leeuwarden ONTWERP Invorm - Tom Sandijck OPMAAK EN DRUKWERK Grafisch Bedrijf Hellinga ISBN 90-6171-954-7 FA-nummer 974 De redactie houdt zich aanbevolen voor kopij. In het algemeen gaat haar voorkeur uit zowel naar weten schappelijke artikelen als naar meer essayistische bijdragen op het terrein van de Friese geschiedenis, kunst, literatuur en archeologie. De plaatsing van de Friese 'stof in een bredere context is daarbij gewenst. Kopij dient, voor zover mogelijk, te worden aangeleverd op floppydisk (plus één uitdraai), opgemaakt vol gens richtlijnen die bij het redactiesecretariaat kunnen worden opgevraagd. Inhoud Van de redactie 7 Kees Kuiken Middeleeuwse zandstenen grafkisten uit Westerlauwers Friesland 9 Cor Trompetter De invoering van de 'Generale middelen' in Friesland Een aspect van belastingen en staatsvorming ten tijde van de Opstand 29 W. Dolk Over Hans Falck en nog vier Leeuwarder klokkengieters 49 Otto Knottnerus Renaissance op het Bildt Over een boerenzoon die rederijker wilde zijn 65 Hester Postma Perscensuur in Friesland in de zeventiende eeuw 133 Alpita de Jong Internationale handel in Frysk Europese belangstelling voor de Friese zaak gedurende de 'Sattelzeit'(1750-1850) 159 Rolf van der Woude Modernisering of marginalisering Friese landbouworganisaties in de eerste helft van de twintigste eeuw 181 KRITIEK EN TERUGBLIK Ad de Jong en René Kunst 'Een museumdirecteur moet zich bewust zijn dat hij een rentmeester is'. Kees Boschma kijkt terug op de periode dat hij directeur was van het Fries Museum 215 Jaarverslag Fries Genootschap over 2003 251 Personalia auteurs 257 Van de redactie Met veel genoegen bieden we, nog net binnen de grenzen van het lopende jaar, de leden van het Koninklijk Fries Genootschap deel 84 van het weten schappelijk jaarboek De Vrije Fries aan. De inhoud biedt wederom variatie. Nadat hij in het blad Groninger Kerken de Groningse middeleeuwse sarco fagen had geïnventariseerd, doet Kees Kuiken hier hetzelfde voor de provincie Friesland. Het artikel van W. Dolk, oud-medewerker van het Gemeentearchief Leeuwarden, levert aan de hand van een levensbeschrijving van de klokken- gieter Hans Falck een inventarisatie van de totale bekende productie van vijf klokkengieters. Otto Knottnerus nam de bekende boekenlijst van Dirk Jansz tot uitgangspunt voor een verkenning in de Friese boek- en leescultuur rond 1600; hij stelt vast dat ook in sommige plattelandstreken een verstedelijkte smaak opgeld deed. Hester Postma schrijft over boekcensuur in Friesland in de zeventiende eeuw; ze constateert dat deze wat minder streng was dan in andere gewesten in de Republiek. Cor Trompetter behandelt de invoer van de generale middelen (de belastingen vanwege de Staten-Generaal) in Friesland. Het onderwerp van Rolf van der Woude's bijdrage zijn de Friese landbouw organisaties in de eerste helft van de twintigste eeuw en met name de manier waarop de algemene, liberale organisaties enerzijds en pressiegroepen van boeren en pachters zich opstelden in het proces van confessionalisering en verzuiling. In het kader van haar onderzoek naar de internationale contacten van Joost Halbertsma beschrijft Alpita de Jong de internationale belangstelling voor het Fries, met name in Italië. De laatste bijdrage bestaat uit een interview. Het is lang - decennia - geleden dat dergelijke bijdragen in de De Vrije Fries werden opgenomen. De veel bediscussieerde plannen voor 'het nieuwe Fries museum', maar ook belangstelling voor hoe het daar vroeger toeging, waren voor René Kunst en Ad de Jong aanleiding voor een uitgebreid vraaggesprek met oud-Fries Museum-directeur Cees Boschma. Rest ons op te merken dat de archeologische kroniek over het jaar 2003 in de volgende jaargang zal worden opgenomen samen met die over 2004, alsook dat de kunsthistoricus Piet Bakker in de redactie is opgenomen. De redactie [email protected] De sarcofaag Oudega (Sm) E in gave staat naar een tekening in deFriesche Volksalmanak van 1842 Middeleeuwse zandstenen grafkisten uit Westerlauwers Friesland KEES KUIKEN Inleiding Bijna vijftig jaar na de verschijning van het werk over middeleeuwse zand stenen grafkisten (sarcofagen) 'in Friesland en elders' door Herman Martin, lijkt het tijd voor een nieuw overzicht van het bestand van deze bijzondere stukken in de provincie Friesland.1 Niet alleen omdat er na 1957 zoveel meer vondsten bekend zijn geworden (onder meer uit oude schriftelijke bronnen), maar ook omdat veel door Martin beschreven exemplaren niet meer op de aangegeven plaats te zien zijn. Dat komt door het verhuizen of verdwijnen van particuliere eigenaars, maar vooral door veranderde opvattingen over het beheer van kerken en musea.2 Wat in het geval van de beroemde Elgin Marbles in Londen maar niet wil doordringen, is thans in Noord-Nederland tamelijk vanzelfsprekend: vondsten uit oude heiligdommen horen thuis op de vindplaats of desnoods in de buurt. Dit ontlast ook musea die nu liever selectief exposeren dan 'veel van hetzelfde' tentoonstellen. De uitzondering die de regel bevestigt is het Kerkmuseum te Jan(n)um, een open depot voor middeleeuwse kerkelijke kunstvoorwerpen, waaronder zandstenen sarcofagen uit de gehele provincie.3 Verantwoording Evenals in de recente publicatie van de sarcofagen in Groningen4 wordt hier onderscheid gemaakt tussen sarcofagen waarvan de huidige bewaarplaats bekend is en exemplaren die uitsluitend in de literatuur zijn beschreven. Ook de definities uit mijn Groninger publicatie worden hier ongewijzigd over genomen. Een sarcofaag is in deze opvatting een stenen grafkist uit één stuk ('monoliet'). Een uit tufblokken of baksteen ('kloostermoppen') opgebouwd keldertje heet een (al dan niet gemetselde) 'steenkist'. Elders heten deze mini- grafkeldertjes ook wel stolp- of zadeldakgraven. Een 'sarcofaagdeksel' verwijst hier uitsluitend naar een ter plaatse op een sarcofaag gevonden exemplaar. In alle andere gevallen spreken we van grafplaten.5 Dit nieuwe overzicht kan evenmin als Martins catalogus bogen op volle digheid. Sommige van Martins vondsten, met name uit de buurt van Drachten en Heerenveen, zijn spoorloos en staan daarom onder de tweede rubriek. Onduidelijk is of onzorgvuldigheid in Martins beschrijvingen dan wel het veelvuldig tôgjen van museum naar museum in de loop der jaren hieraan DE VRIJE FRIES 84 (2004) 9-28 10 KEES KUIKEN debet is. Zo ligt bij het Kerkmuseum Jannum sinds 1992 een exemplaar dat volgens een lijst van bruikleengoederen die het Fries Museum in 2000 opmaakte, van het kerkhof te Brongerga afkomstig zou zijn.6 Deze sarcofaag ('Brongerga A') is niet eenduidig herleidbaar tot een vermelding bij Martin. Bovendien ontbreekt te Jannum het in de bruikleenlijst (maar weer niet bij Martin) vermelde deksel. Ik vermoed dat Martin, die een aantal stijlkenmerken van 'zijn' sarcofagen samenvatte in een code die slechts uit één Romeins cijfer bestond, bij één of meer van de sarcofagen uit Brongerga (later in de Oudheid kamer te Heerenveen) fouten heeft gemaakt. Lezen we onder Martins num mer 22 voor 'kist-I' ('wanden vrijwel rechtstandig, rondstaven in de hoeken') 'kist - II' ('wanden vrijwel rechtstandig, geen rondstaven'), dan klopt de beschrijving afgezien van het deksel tamelijk goed met de sarcofaag Jannum (2000) nr. 33, met één verschil: bij inspectie van laatstgenoemde kist vond ik een afvoergat waarvan Martin geen melding maakt. Martin zag zulke details vaker over het hoofd: bij de opname van de sarcofaag Tjerkgaast A (destijds in het museum te Sneek) maakt hij geen melding van een kromstaf in het voeten einde en - alweer - het afvoergat in die kist. Al deze omstandigheden compli ceren de zogenaamde 'retro-invoer' van Martins vondsten aanzienlijk. Tot dusverre richtte de kritiek op Martin zich vooral op zijn periodisering van de zandstenen sarcofagen in vier typen (I-IV) en op zijn behandeling van zogenaamde sarcofagen van Bentheimer steen.7 Niet alleen de periodisering volgens Martin, maar ook die in twee 'groepen' volgens Lammers, is achter haald door vondsten in het Duitse Rijngebied (Keulen en Knechtsteden). Alle zandstenen sarcofagen worden hieronder derhalve gedateerd tussen de tiende en dertiende eeuw zonder nader onderscheid in typen of groepen.8 De 'Bentheimer kwestie' is nog niet opgelost. Bij zogenaamde 'sarcofagen' van blonde zandsteen zonder de kenmerkende trapeziumvormige leest past terughoudendheid.9 De kleine exemplaren gaan veelal door voor kinderkistjes. Deze zijn nog veel in gebruik in de Fries-Groningse Woudstreek als drenk- of plantenbak. Eén correspondent uit Groningen spreekt van 'kinderkoelbakken', wat aan het vrijwel verdwenen hergebruik in smederijen herinnert. Bij een particuliere verzamelaar zag ik onlangs enige grote en kleine zandstenen bakken waarvan één exemplaar van onmiskenbaar 'volwassen' formaat een lichte trapeziumvorm vertoonde en ook de bij zandstenen sarcofagen gangbare frijnslag aan de binnenzijde (drenkbakken zouden van binnen