Bzzlletin. Jaargang 30

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Bzzlletin. Jaargang 30 Bzzlletin. Jaargang 30 bron Bzzlletin. Jaargang 30. BZZTôH, Den Haag 2000-2001 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_bzz001200001_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 2 [Nummer 274] Voor de lezers van de redactie Dit nummer van BZZLLETIN is in z'n geheel gewijd aan de stand van zaken in de Nederlandstalige poëzie en poëziekritiek. Behalve essays over het oeuvre of over de laatste bundel(s) van voor de Nederlandstalige literatuur markante dichters als Hans Faverey, Marc Kregting, Stefan Hertmans, Theo Verhaar, Henk van der Waal en Nachoem Wijnberg bevat dit nummer een drietal opstellen over enkele stellingnames in de hedendaagse poëzie en poëziekritiek. Marc Reugebrink rekent af met enkele hardnekkige misverstanden die er in de die poëziekritiek bestaan over het vermeende ‘autonomistische’ karakter van een deel van de Nederlandstalige poëzie. Geert Buelens bespreekt naar aanleiding van het gebruik van het begrippenpaar modernisme/postmodernisme door Redbad Fokkema in diens Aan de mond van al die rivieren de bruikbaarheid daarvan voor de Nederlandstalige poëzie(kritiek) en pleit naar aanleiding daarvan voor een weidsere, meer internationaal georiënteerde blik op de polderlandse poëzie. Ilja Leonard Pfeijffer ten slotte zet zijn eigen poëticale opvattingen af tegen die van enkele jonge dichters als Bart FM Droog, Serge van Duinhoven, Hagar Peeters, Tommy Wieringa en Ramsey Nasr, die zich in hun poëzie verzetten tegen ‘elitarisme’ en zich, in plaats daarvan, laten voorstaan op ‘verstaanbaarheid’. Bzzlletin. Jaargang 30 3 Marc Reugebrink Welkom in Babel De spraakverwarring in de Nederlandse poëziekritiek De Nederlandse poëziebeschouwing raakt maar niet uit de greep van een denken dat nu toch al minstens vijftig jaar het toneel beheerst. Wanneer er af en toe discussie ontstaat, zoals dat recentelijk gebeurde naar aanleiding van een stuk dat Elly de Waard onder de titel ‘De tijd der eenzijdige bewegingen is voorbij' in De Revisor 1999/5 publiceerde, krijg je heel even de indruk dat er sprake is van een belangwekkend debat, maar wie de bijdragen aan die discussie leest, kan niet anders dan concluderen dat het hier opnieuw gaat om de loopgravenoorlog die al zolang in de Nederlandse poëzie woedt. De Nederlandse poëzie zit al decennialang gevangen in een tegenstelling die de laatste jaren wordt aangeduid als die tussen “autonomistisch” en “anekdotisch” en die we ook kennen als de tegenstelling tussen “maximaal” en “minimaal”, “academistisch” en “niet-academistisch”, “zuiver” en “onzuiver” - een tegenstelling die voorheen wel werd aangeduid als een oppositie tussen “experimenteel” (of “avant-gardistisch”) en “traditioneel”, of nog langer geleden als die tussen “vorm” en “vent”, en die nu opnieuw de kop opsteekt als die tussen “modernistisch” en postmodernistisch’. Dat kun je althans afleiden uit het artikel van De Waard, door Rob Schouten (De Waard noemt hem herhaaldelijk in negatieve zin) in een reactie in Vrij Nederland van 18 december 1999 omschreven als een poging tot ‘reanimatie van een oud lijk’. Nu is dat laatste een wat al te ongenuanceerde weergave van hetgeen De Waard in haar artikel wil beweren. Ze doet een poging om, onder verwijzing naar de recent verschenen poëziegeschiedenis van wijlen R.L.K. Fokkema, Aan de mond van al die rivieren, tot een andere indeling van het poëtische landschap te komen, een indeling die had kúnnen leiden tot een herschikking van de in polemische modder vastgelopen posities. Maar dat gebeurt niet. De Waard lijkt in het door Fokkema in zijn boek geïntroduceerde onderscheid tussen modernistische en postmodernistische poëzie even het door haar gezochte ‘nieuwe paradigma’ gevonden te hebben ‘van waaruit het mogelijk moet zijn de veelvormigheid van de hedendaagse poëzie te beschrijven’ op een min of meer ‘objectieve’ manier. Toch kan ze het vervolgens niet laten om het modernisme vrijwel geheel te vereenzelvigen met de door haar verfoeide autonomistische poëtica (die ze, met voorbijgaan aan Fokkema's invulling, uitsluitend opvat als de poëtica van de ‘taalautonomen’) en het postmodernisme als een soort reddingsboei te zien voor, onder andere, haar eigen poëzie - voor poëzie die in de ‘oude’ indeling als anekdotisch te boek staat. Het opschrift ‘postmodernisme’ (overigens door Bzzlletin. Jaargang 30 4 Fokkema op een specifieke, naar mijn zin: te beperkte en eenzijdige manier ingevuld, waarover ook Ron Elshout al schreef in BZZLLETIN 241-242) biedt weliswaar plaats aan veel meer dichters dan het opschrift ‘anekdotisch’ deed, maar in haar opvatting kan een als ‘taalautonomist’ geïdentificeerde dichter nooit postmodern zijn, terwijl een dichter die op grond van de oude tegenstelling ‘anekdotisch’ werd genoemd, waarschijnlijk nooit een modernist zal zijn. Zo beschouwd lijkt De Waard, ondanks haar herhaalde verzekering dat het onderscheid tussen autonomistisch en anekdotisch volstrekt achterhaald is, in haar artikel inderdaad nog eens hetzelfde toneelstukje op te voeren, zij het nu onder andere termen. Modernistisch/postmodernistisch is een tegenstelling die de accenten weliswaar wat anders legt dan autonomistisch/anekdotisch, zoals in díe tegenstelling de accenten anders liggen dan in de tegenstelling experimenteel/traditioneel of zuiver/onzuiver of maximaal/minimaal of enzovoorts - maar al die tegenstellingen zijn uiteindelijk gebaseerd op bepaalde vooronderstellingen die in de discussie ofwel vergeten, ofwel stelselmatig verzwegen worden. Ze behoren tot wat Pierre Bourdieu in De regels van de kunst (1992) de doxa heeft genoemd: een als heuse werkelijkheid beschouwde, maar in wezen op een hele verzameling niet meer als zodanig herkende en erkende en dus ook niet meer bekritiseerde aannames gebaseerde voorstelling van zaken. Sprekend over filosofen schrijft Bourdieu: ‘Wat bij filosofen in omloop is, bij tijdgenoten maar ook bij filosofen uit verschillende tijden, zijn niet alleen canonieke teksten, zoals vaak wordt gedacht, maar ook titels van boeken, labels van scholen, uit hun context gerukte citaten, ismen die vaak zijn beladen met polemische aantijgingen of verwoestende anathema's, en die soms als slogans fungeren. Het is ook de routineuze kennis die via colleges en handboeken wordt overgedragen, het onzichtbare - en onoorbare - medium van de common sense van een intellectuele generatie, waarin bepaalde werken vaak tot een paar sleutelwoorden, een paar obligate citaten worden gereduceerd. Het is verder de ontzaglijke hoeveelheid informatie die samenhangt met het toebehoren aan een veld en die onmiddellijk wordt geïnvesteerd in de omgang met tijdgenoten: informatie over instituties - academies, tijdschriften, uitgevers enzovoort - en over personen, hoe ze eruit zien en van welke instituties ze deel uitmaken, over hun onderlinge verhoudingen, liaisons of twisten, en alles wat hen bindt aan de lopende zaken van hun tijd; informatie over de problemen en ideeën die in de gewone wereld opgeld doen en die door de dagbladen worden uitgedragen - welke historicus van de filosofie, Hegeliaan of niet, heeft ooit de ochtendkrant van een filosoof uitgeplozen? - over de debatten en conflicten van de universitaire wereld die, in geüniversaliseerde vorm, zo vaak aan de oorsprong staan van de universitaire kijk op het universum.’ Men hoeft hier Bzzlletin. Jaargang 30 5 alleen maar ‘filosoof’ door ‘poëziecriticus’ te vervangen en men heeft een aardig beeld van het huidige poëzieklimaat. Bourdieu omschrijft het als de ‘misère van het a-historicisme’, van een ‘geonthistoriseerde’ en tegelijk ‘onthistoriserende’ interpretatie van bepaalde concepten die in het verleden ooit ontwikkeld zijn om vat te krijgen op, in dit geval, poëzie en poëzieopvattingen. Als men de moeite neemt in dat verleden te duiken en de oorsprong van bepaalde termen en begrippen nog eens na te gaan, dat wil zeggen: ze te verbinden met de context waarbinnen ze zijn ontstaan, ontdekt men al heel snel dat de huidige discussie over poëzie gekenmerkt wordt door een Babylonische spraakverwarring. Allerlei termen en begrippen worden door elkaar heen gebruikt, er worden tegenstellingen verondersteld die het, althans in oorsprong, niet zijn en op zijn minst twee methoden om het poëtische landschap in kaart te brengen - bij uitbreiding: twee methoden voor literatuurgeschiedschrijving - worden voortdurend in elkaar geschoven, terwijl de ene methode in aanleg toch vooral bedoeld was als alternatief voor de andere. Een meer historiserende interpretatie zou één en ander weer in, natuurlijk niet het juiste, maar toch ten minste in een juister perspectief kunnen zetten, wat overigens niet betekent dat men met dat perspectief hoeft in te stemmen. Maar door de door elkaar geklutste termen en begrippen te herleiden tot de context waarbinnen ze oorspronkelijk ontstonden en te zien als wat ze waren - niet meer dan concepten, theorieën als men wil (en dus falsifieerbaar), vooronderstellingen of zelfs voorstellen, suggesties voor een bepaalde ordening - heeft men een betere basis voor kritiek dan wanneer men op basis van de huidige comedy of errors links en rechts klappen uitdeelt. Men kan zich dan bijvoorbeeld met recht en reden afvragen wat dan weer precies de vooronderstellingen van die, nu in hun historische context begrepen ordeningsvoorstellen zijn - en daarbij lijkt het te gaan om de ook door De Waard bepleite (wetenschappelijke) ‘objectiviteit’ - en vervolgens: of zoiets überhaupt, in wetenschap én kritiek, tot de mogelijkheden behoort. Afkeer van het academisme Misschien
Recommended publications
  • Early Cultural and Historical Seascape of the Pacific Remote Islands Marine National Monument
    Early Cultural and Historical Seascape of the Pacific Remote Islands Marine National Monument Archival and Literary Research Report Jesi Quan Bautista Savannah Smith Honolulu, Hawai’i 2018 Early Cultural and Historical Seascape of the Pacific Remote Islands Marine National Monument Archival and Literary Research Report Jesi Quan Bautista Savannah Smith Honolulu, Hawai’i 2018 For additional information, please contact Malia Chow at [email protected]. This document may be referenced as Pacific Islands Regional Office [PIRO]. 2019. Early Cultural & Historical Seascape of the Pacific Remote Islands Marine National Monument. NOAA Fisheries Pacific Islands Fisheries Science Center, PIRO Special Publication, SP-19-005, 57 p. doi:10.25923/fb5w-jw23 Table of Contents Preface................................................................................................................................. 1 Use as a Reference Tool ..................................................................................................... 1 Acknowledgments............................................................................................................... 1 Cultural-Historical Connectivity Within the Monument .................................................... 2 WAKE ATOLL || ENEEN-KIO ..................................................................................... 4 JOHNSTON ATOLL || KALAMA & CORNWALLIS ................................................. 7 PALMYRA ATOLL || HONUAIĀKEA .....................................................................
    [Show full text]
  • Annual Report 1995
    19 9 5 ANNUAL REPORT 1995 Annual Report Copyright © 1996, Board of Trustees, Photographic credits: Details illustrated at section openings: National Gallery of Art. All rights p. 16: photo courtesy of PaceWildenstein p. 5: Alexander Archipenko, Woman Combing Her reserved. Works of art in the National Gallery of Art's collec- Hair, 1915, Ailsa Mellon Bruce Fund, 1971.66.10 tions have been photographed by the department p. 7: Giovanni Domenico Tiepolo, Punchinello's This publication was produced by the of imaging and visual services. Other photographs Farewell to Venice, 1797/1804, Gift of Robert H. and Editors Office, National Gallery of Art, are by: Robert Shelley (pp. 12, 26, 27, 34, 37), Clarice Smith, 1979.76.4 Editor-in-chief, Frances P. Smyth Philip Charles (p. 30), Andrew Krieger (pp. 33, 59, p. 9: Jacques-Louis David, Napoleon in His Study, Editors, Tarn L. Curry, Julie Warnement 107), and William D. Wilson (p. 64). 1812, Samuel H. Kress Collection, 1961.9.15 Editorial assistance, Mariah Seagle Cover: Paul Cezanne, Boy in a Red Waistcoat (detail), p. 13: Giovanni Paolo Pannini, The Interior of the 1888-1890, Collection of Mr. and Mrs. Paul Mellon Pantheon, c. 1740, Samuel H. Kress Collection, Designed by Susan Lehmann, in Honor of the 50th Anniversary of the National 1939.1.24 Washington, DC Gallery of Art, 1995.47.5 p. 53: Jacob Jordaens, Design for a Wall Decoration (recto), 1640-1645, Ailsa Mellon Bruce Fund, Printed by Schneidereith & Sons, Title page: Jean Dubuffet, Le temps presse (Time Is 1875.13.1.a Baltimore, Maryland Running Out), 1950, The Stephen Hahn Family p.
    [Show full text]
  • Log of Sailing Catamaran Eclipse
    Log of sailing catamaran Eclipse Oct 2002 – Mar 2005 Plymouth UK to Panama Richard Woods Jetti Matzke Table of contents Sailing Maps page 3 Sailing south page 8 Crossing the Atlantic page 10 Barbados and the Grenadines page 13 N Caribbean page 17 The Virgins page 22 Puerto Rico and the Bahamas page 26 SE USA page 32 The Chesapeake page 35 New York and New England page 38 Maine page 40 Bahamas revisited page 44 Cuba page 49 Belize and Guatemala page 56 Land Maps page 64 Land Trips page 66 Bay Islands page 96 Panama page 103 San Blas page 115 Appendix page 125 Photo Albums page 159 2 Sailing Maps Sailing South, Plymouth to Canaries Nov 2002 Crossing the Atlantic Dec 2002 Barbados and the Grenadines Jan 2003 3 The N Caribbean Feb April 2003 The Virgins to Puerto Rico May 2003 Puerto Rico to the Bahamas May June 2003 4 The Bahamas June 2003 SE USA July 2003 5 Chesapeake to Maine and back Jul Sept 2003 Bahamas revisited and Cuba Jan Feb 2004 6 Belize, Guatemala and Bay Islands March Nov 2004 Bay Islands, Vivorillo Cays, Providencia, Panama Dec 2004 7 Sailing South November 2002 I am writing this in the Canary Islands, about 1800 miles from Plymouth, and I see we’ve now been away for exactly 4 weeks. It’s probably no surprise to anyone to learn that leaving the UK at the end of October is not a good idea! During our crossing of the Bay of Biscay we had over 40 knots of wind, but since I have a remote control autopilot we can sit below on watch and still see out all round, which in the cold and rain was great! We arrived in N Spain after a stop in S Brittany and spent a few days cruising (in the rain and to windward - of course!) round the coast to Bayonna.
    [Show full text]
  • February 15 of Odd Years, Send Central Office Acknowl Ternational Dues and $6.50 for Bound Crescents and Subscrip Edgement of Bound Crescents
    CfNT Of GAMMA PHI BtTA FEBKCARY � 1946 t M 4 V W.- 4v mm1 ffl^ i- .' \ .iLJ-lui ip �^^ il^-iyiK 'JaoTM iL1- uties Greekf^Letter Chapters PRESIDENT: Due Central Office by December 1: first installment ol In By February 15 of odd years, send Central Office acknowl ternational dues and $6.50 for bound Crescents and subscrip edgement of bound Crescents. Use postal card in volume. tions to Banta's Greek Exchange and Fraternity Month. Due Central Office March 1: second installment of In CORRESPONDING SECRETARY: by ternational dues. By August 1, send 6 rushing calendars to Central *.)ffice Fiscal year begins August 1, ends July 31. All dues paid and 1 each to Province Director and Traveling Secretary. between those dates cover the period between and caiuiot By September 15, send 6 college calendars to Central Office apply to the next fiscal year no matter how late they aie and 1 each to Province Director and Traveling Secretary. paid. By October 1, send Grand President business for considera SCHOLARSHIP CHAIRMAN: tion at fall coimcil meeting, include business for con for sideration of convention in fall preceding convention. Comparative rating of NPC sororities on campus preceding Immediately after pledging (immediately after opening of year due in Central Office immediately after reported, if pos sible Nov. 1. college if pledging is deferred), send lists of chapter mem by bers and pledges (new and holdovers) to Central Office PLEDGE TRAINER: and Province Director. Inmiediately alter pledging, order pledge manuals (50^ each) send lists of members and By February 15, chapter pledges and song books (|i.oo each) from Central Office.
    [Show full text]
  • National Morgan Horse Show July ?6, 27
    he ULY 9 8 MORGAN HORSE NATIONAL MORGAN HORSE SHOW JULY ?6, 27 THE MORGAN HORSE Oldest and Most Highly Esteemed of American Horses MORGAN HORSES are owned the nation over and used in every kind of service where good saddle horses are a must. Each year finds many new owners of Morgans — each owner a great booster who won- ders why he didn't get wise to the best all-purpose saddle horse sooner. Keystone, the champion Morgan stallion owned by the Keystone Ranch, Entiat, Washington, was winner of the stock horse class at Wash- ington State Horse Show. Mabel Owen of Merrylegs Farm wanted to breed and raise hunters and jumpers. She planned on thoroughbreds until she discovered the Morgan could do everything the thoroughbred could do and the Morgan is calmer and more manageable. So the Morgan is her choice. The excellent Morgan stallion, Mickey Finn, owned by the Mar-La •antt Farms, Northville, Michigan, is another consistent winner in Western LITTLE FLY classes. A Morgan Horse on Western Range. Spring Hope, the young Morgan mare owned by Caven-Glo Farm Westmont, Illinois, competed and won many western classes throughout the middle-west shows the past couple of years, leaving the popular Quar- ter horse behind in many instances. The several Morgan horses owned by Frances and Wilma Reichow of Lenore, Idaho, usually win the western classes wherever they show. J. C. Jackson & Sons operate Pleasant View Ranch, Harrison, Mon- tana. Their Morgan stallion, Fleetfield, is a many-times champion in western stock horse classes. They raise and sell many fine Morgan horses each year.
    [Show full text]
  • "Theater and Empire: a History of Assumptions in the English-Speaking Atlantic World, 1700-1860"
    "THEATER AND EMPIRE: A HISTORY OF ASSUMPTIONS IN THE ENGLISH-SPEAKING ATLANTIC WORLD, 1700-1860" BY ©2008 Douglas S. Harvey Submitted to the graduate degree program in History and the Graduate Faculty of the University of Kansas in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy. ____________________________________ Chairperson Committee Members* ___________________________________* ___________________________________* ___________________________________* ___________________________________* Date Defended: April 7, 2008 The Dissertation Committee for Douglas S. Harvey certifies that this is the approved version of the following dissertation: "THEATER AND EMPIRE: A HISTORY OF ASSUMPTIONS IN THE ENGLISH-SPEAKING ATLANTIC WORLD, 1700-1860" Committee ____________________________________ Chairperson ___________________________________* ___________________________________* ___________________________________* ___________________________________* Date Approved: April 7, 2008 ii Abstract It was no coincidence that commercial theater, a market society, the British middle class, and the “first” British Empire arose more or less simultaneously. In the seventeenth century, the new market economic paradigm became increasingly dominant, replacing the old feudal economy. Theater functioned to “explain” this arrangement to the general populace and gradually it became part of what I call a “culture of empire” – a culture built up around the search for resources and markets that characterized imperial expansion. It also rationalized the depredations the Empire brought to those whose resources and labor were coveted by expansionists. This process intensified with the independence of the thirteen North American colonies, and theater began representing Native Americans and African American populations in ways that rationalized the dominant society’s behavior toward them. By utilizing an interdisciplinary approach, this research attempts to advance a more nuanced and realistic narrative of empire in the early modern and early republic periods.
    [Show full text]
  • Old Ships and Ship-Building Days of Medford 1630-1873
    OLD SHIPS AND SHIP-BUILDING DAYS OF MEDFORD 1630-1873 By HALL GLEASON WEST MEDFORD, MASS. 1936 -oV Q. co U © O0 •old o 3 § =a « § S5 O T3». Sks? r '■ " ¥ 5 s<3 H " as< -,-S.s« «.,; H u « CxJ S Qm § -°^ fc. u§i G rt I Uh This book was reproduced by the Medford Co-operative Bank. January 1998 Officers Robert H. Surabian, President & CEO Ralph W. Dunham, Executive Vice President Henry T. Sampson, Jr., Senior Vice President Thomas Burke, Senior Vice President Deborah McNeill, Senior Vice President John O’Donnell, Vice President John Line, Vice President Annette Hunt, Vice President Sherry Ambrose, Assistant Vice President Pauline L. Sampson, Marketing & Compliance Officer Patricia lozza, Mortgage Servicing Officer Directors John J. McGlynn, Chairman of the Board Julie Bemardin John A. Hackett Richard M. Kazanjian Dennis Raimo Lorraine P. Silva Robert H. Surabian CONTENTS. Chapter Pagf. I. Early Ships 7 II. 1800-1812 . 10 III. War of 1812 19 IV. 1815-1850 25 V. The Pepper Trade 30 VI. The California Clipper Ship Era . 33 VII. Storms and Shipwrecks . 37 VIII. Development of the American Merchant Vessel 48 IX. Later Clipper Ships 52 X. Medford-Built Vessels . 55 Index 81 LIST OF ILLUSTRATIONS. Page Clipper Ship Thatcher Magoun Frontispiece Medford Ship-Builders 7 Yankee Privateer 12 Mary Pollock Subtitle from Kipling’s “Derelict *’ 13 Heave to 20 The Squall . 20 A Whaler 21 Little White Brig 21 Little Convoy 28 Head Seas 28 Ship Lucilla 28 Brig Magoun 29 Clipper Ship Ocean Express 32 Ship Paul Jones” 32 Clipper Ship “Phantom” 32 Bark Rebecca Goddard” 33 Clipper Ship Ringleader” 36 Ship Rubicon 36 Ship Bazaar 36 Ship Cashmere 37 Clipper Ship Herald of the Morning” 44 Bark Jones 44 Clipper Ship Sancho Panza 44 Clipper Ship “Shooting Star 45 Ship “Sunbeam” .
    [Show full text]
  • SEAFARING WOMEN: an Investigation of Material Culture for Potential Archaeological Diagnostics of Women on Nineteenth-Century Sailing Ships
    SEAFARING WOMEN: An Investigation of Material Culture for Potential Archaeological Diagnostics of Women on Nineteenth-Century Sailing Ships by R. Laurel Seaborn April, 2014 Director of Thesis/Dissertation: Dr. Lynn Harris Major Department: Department of History, Program in Maritime Studies ABSTRACT During the 19th century, women went to sea on sailing ships. Wives and family accompanied captains on their voyages from New England. They wrote journals and letters that detailed their life on board, adventures in foreign ports, and feelings of separation from family left behind. Although the women kept separate from the sailors as class and social status dictated, they contributed as nannies, nurses and navigators when required. Examination of the historical documents, ship cabin plans, and photos of those interiors, as well as looking at surviving ships, such as the whaleship Charles W. Morgan, provided evidence of the objects women brought and used on board. The investigation from a gendered perspective of the extant material culture, and shipwreck site reports laid the groundwork for finding potential archaeological diagnostics of women living on board. SEAFARING WOMEN: An Investigation of Material Culture for Potential Archaeological Diagnostics of Women on Nineteenth-Century Sailing Ships A Thesis/Dissertation Presented To the Faculty of the Department of Department Name Here East Carolina University In Partial Fulfillment of the Requirements for the Degree Master of Arts by R. Laurel Seaborn April, 2014 © R. Laurel Seaborn, 2014 SEAFARING WOMEN: An Investigation of Material Culture for Potential Archaeological Diagnostics of Women on Nineteenth-Century Sailing Ships by R. Laurel Seaborn APPROVED BY: DIRECTOR OF THESIS:_________________________________________________________ Dr.
    [Show full text]
  • JOURNAL. Necting Us with San Francisco, Perhaps with Iu This City
    "if'.: w, . , 'taM cs, 6; stove, I; shot, kegs, S ; sashes, bdls, 5; shooks.bdls, ' we can see, is as satisfictory as could possibly be look- of marines, bluejackets," &c, was acccrdinly sent 199. Cmttwiu Iloaw Return. Iater from Australia. staves, cak, 1; sugar, bxa,25; sugar, hbls,5o; twine, pk, j." ed for. In brief, by Article 9, British subjects may for; but before it arrived the braves walked away tongs, pairs, tobacco, box, IX i windows, pkgs, 44; officers we make the By the arrival of the clipper ship Glimpse, Capt. i; wuiel TEE POLYNESIAN. By the courtesy of the proper travel for pleasure or trade to all parts of the interior. with their tents. The next day the troops, having boats, u. following summary of the quarterly Custom Houe Re Dayton from Melbourne, and the politeness of Captain By Articles 10 and 11, four ports in the Yang-ts- e Ki-an- g, taken up a position opposite a village where the FROM LIVERPOOL. we have received Austra- in Gulf ef Pecheli, one The usual Bark Portena, Ovt. 15. SATURDAY. OCTOBER 1G. ports for the quarter ending Sept. 30, this year. H. S. Rowland of this place, one in Manchoria, one the braves were, proceeded to attack it. Per and another on the coast The hills ; bbls, 500; beer, hhds, 50 ; lian dates to Aug. 2d. We learn from the Mclbwtrne on Formosa, one in Hainan, style of Chinese fighting took place. Feer. c, ?50 beer, biscuits, cs, 54. Received, of China, in all nine, are added to the present five with braves and their flags.
    [Show full text]
  • 010 Brussel / Bruxelles / Brussels Kunstenfestivaldesarts
    0 01 07 - 29.05.010 BRUSSEL / BRUXELLES / BRUSSELS KUNSTENFESTIVALDESARTS Het Kunstenfestivaldesarts vindt elk Le Kunstenfestivaldesarts se déroule Kunstenfestivaldesarts jaar plaats gedurende 3 weken in mei, chaque année au mois de mai, et s’étale takes place in dozens of in tientallen gastvrije theaters en sur trois semaines durant lesquelles welcoming Brussels the- kunsthuizen in Brussel. des dizaines de théâtres et de centres atres and art houses for d’arts bruxellois lui ouvrent gracieuse- 3 weeks every May. Het Kunstenfestivaldesarts presen- ment leurs portes. teert podiumkunsten en beeldend werk, Kunstenfestivaldesarts van Nederlandstalige en Franstalige, Le Kunstenfestivaldesarts affiche à features performing arts Westerse en niet-Westerse kunstenaars. son programme des œuvres scéniques and visual arts, by Dutch- nouvellement créées par des artistes and French-speaking, Het Kunstenfestivaldesarts is een cre- francophones et néerlandophones, Western and non-Western atiefestival voor kunstenaars met een belges et internationaux. artists. persoonlijke kijk op de wereld, en toe- schouwers die hun eigen perspectief Le Kunstenfestivaldesarts est un festi- Kunstenfestivaldesarts is in vraag willen stellen. val de créations au sein duquel des a festival dedicated to new artistes partagent leur vision person- creations, intended for Het Kunstenfestivaldesarts is een kos- nelle du monde avec des spectateurs artists with a personal mopolitisch stadsfestival. Steeds meer prêts à remettre en question et élargir outlook on the world and maken we deel uit van een complex net- leur champ de perspectives. spectators willing to ques- werk van gemeenschappen, die de gren- tion their own views. zen van natie, taal en cultuur nuanceren Le Kunstenfestivaldesarts est un festi- en overschrijden. De stad is de omge- val résolument urbain et cosmopolite.
    [Show full text]
  • United States Geological Survey
    DEFARTM KUT OF THE 1STEK1OK BULLETIN OK THE UNITED STATES GEOLOGICAL SURVEY No. 19O S F, GEOGRAPHY, 28 WASHINGTON GOVERNMENT PRINTING OFFICE 1902 UNITED STATES GEOLOGICAL SURVEY CHARLES D. WALCOTT, DIRECTOR GAZETTEEK OF TEXAS BY HENRY G-A-NNETT WASHINGTON GOVERNMENT PRINTING OFFICE 1902 CONTENTS Page. Area .................................................................... 11 Topography and drainage..... ............................................ 12 Climate.................................................................. 12 Forests ...............................................................'... 13 Exploration and settlement............................................... 13 Population..............'................................................. 14 Industries ............................................................... 16 Lands and surveys........................................................ 17 Railroads................................................................. 17 The gazetteer............................................................. 18 ILLUSTRATIONS. Page. PF,ATE I. Map of Texas ................................................ At end. ry (A, Mean annual temperature.......:............................ 12 \B, Mean annual rainfall ........................................ 12 -ryj (A, Magnetic declination ........................................ 12 I B, Wooded areas............................................... 12 Density of population in 1850 ................................ 14 B, Density of population in 1860
    [Show full text]
  • Change Not Charity: Essays on Oxfam America's First 40 Years
    Change not Charity: Essays on Oxfam America’s first 40 years Change not Charity: Essays on Oxfam America’s first 40 years Edited by Laura Roper Contents Acknowledgements 7 Author Bios 9 Introduction 15 The Early Years (1970-1977): Founding and Early Fruition 1. The Founding of Oxfam America, John W. Thomas 23 2. From Church Basement to the Board Room: Early Governance and Organizational Development, Robert C. Terry 28 3. Launching Oxfam’s Educational Mission, Nathan Gray 48 4. Humanitarian Response in Oxfam America’s Development: From Ambivalence to Full Commitment, Judith van Raalten and Laura Roper 57 5. Perspectives on Oxfam’s Partnership Model, Barbara Thomas-Slayter 74 The Short Years: Establishing an Institutional Identity and Ways of Working 6. Acting Strategically: Memories of Oxfam, 1977–1984, Joe Short 91 7. The Origins of Advocacy at Oxfam America, Laurence R. Simon 114 8. Humanitarian Aid Experiences at Home and Abroad: An Oxfam America Memoir, Michael Scott 140 9. Oxfam’s Cambodia Response and Effective Approaches to Humanitarian Action, Joel R. Charny 165 10. Women’s Empowerment in South Asia: Oxfam America’s First Gender Program, Martha Chen 175 11. Lessons from Lebanon, 1982–83, Dan Connell 186 The Hammock Years (1984–1995): Organizational Evolution in an Ever-Changing World 12. Walking the Talk: Development, Humanitarian Aid, and Organizational Development John Hammock 203 13. The 1984 Ethiopia Famine: A Turning Point for Oxfam America, Bernie Beaudreau 229 14. Finding My Feet: Reflections of a Program Officer on Her Work in Africa in the 1980s, Deborah Toler 236 15. Reflections on Working with Rebel Movements in the Horn of Africa, Rob Buchanan 251 16.
    [Show full text]