De Vrije Fries
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De Vrije Fries De Vrije Fries JAARBOEK uitgegeven door het KONINKLIJK FRIES GENOOTSCHAP VOOR GESCHIEDENIS EN CULTUUR/ KENINKLIK FRYSK GENOATSKIP FOAR SKIEDNIS EN KULTUER en de FRYSKE AKADEMY acht en tachtigste deel 882008 1839sinds DE VRIJE FRIES SINDS 1839 ACHT EN TACHTIGSTE DEEL 2008 Jaarboek uitgegeven door het Koninklijk Fries Genootschap voor Geschiedenis en Cultuur/ Keninklik Frysk Genoatskip foar Skiednis en Kultuer en de Fryske Akademy REDACTIE Dr. Piet Bakker, dr. Johan Frieswijk (eindred.), dr. Derk Jansen (secr.), prof. dr. Goffe Jensma (voorz.), drs. Otto Knottnerus, dr. Gilles de Langen, dr. Han Nijdam REDACTIE-ADRES Redactie De Vrije Fries p.a. Fryske Akademy Postbus 54 8900 AB Leeuwarden [email protected] ONTWERP Buro Invorm - Tom Sandijck OPMAAK EN DRUKWERK Hellinga Grafische Specialisten ISBN 978-90-6171-0165 FA-nummer 1028 NUR-code 680 De redactie houdt zich aanbevolen voor kopij. In het algemeen gaat haar voorkeur uit zowel naar weten- schappelijke artikelen als naar meer essayistische bijdragen op het terrein van de Friese geschiedenis, kunst, literatuur en archeologie. De plaatsing van de Friese ‘stof’ in een bredere context is daarbij gewenst. Kopij dient, voor zover mogelijk, te worden aangeleverd op floppydisk (plus één uitdraai), opgemaakt vol- gens richtlijnen die bij het redactiesecretariaat kunnen worden opgevraagd. Bijdragen kunnen anoniem worden voorgelegd aan een externe deskundige. Inhoud Van de redactie ................................................................................................................... 7 BIJDRAGEN Albertina Soepboer Om it wurd: oer it oeuvre fan de dichteres Ella Wassenaer ................... 9 Piet Bakker Een schilder en zijn netwerk Lambert Jacobsz en een nieuw beeld van de zeventiende- eeuwse schilderkunst in Friesland .................................................................. 31 Regnerus Steensma De iconografie van de laatmiddeleeuwse Friese priesterzerken Spiegel van een overgangstijd ........................................................................... 65 Piter van Tuinen De kwestie Belida Rectorale problemen in Harlingen (1638-1671) ...................................... 87 Kees Kuiken De burgerlijke glorie van Atze Nannes Wassenaar (1867-1916) .... 117 Bernhard van Haersma Buma Rienck Bockema, Fries strijder in Litouwen ............................................ 139 Anne Dykstra Joost Halbertsma, het Latijn en het Lexicon Frisicum ....................... 167 KRITIEK EN TERUGBLIK Ernst Taayke In het spoor van Wijnaldum De Vrije Fries als eigentijds platform voor archeologische interpretaties............................................................................................................ 189 Otto Knottnerus De vergeten Friezen Mislukt pamflet van Benny Siewertsen over een boeiend thema ... 213 Jaarverslag Koninklijk Fries Genootschap over 2007 ..................................... 239 Over de auteurs ............................................................................................................... 245 Woord vooraf Bijzonder is deze aflevering van De Vrije Fries, doordat het blad zich eigenlijk voor het eerst op het pad van de literatuur en de literatuurwetenschap begeeft. Het jaarboek opent namelijk met een essay van de Albertina Soepboer. Zij analyseert daarin het poëtisch werk van Ella Wassenaer, pseudoniem van Lipkje Post-Beuckens. Onder nog weer een ander pseudoniem (Ypk fan der Fear) is zij bekend als schrijfster van romans. Het poëtisch oeuvre van Wassenaer stamt uit de jaren vijftig. Het is bijzonder door de combinatie van experiment, nadruk op de vrouwelijke positie en mogelijk de door de gerefor- meerde achtergrond van de dichteres aangereikte thematiek. Verder biedt deze jaargang opnieuw een staalkaart van cultuurhistorische onderwerpen. Piet Bakker, schrijver van een dissertatie over de kunstmarkt in zeventiende-eeuws Friesland (2008), laat in zijn bijdrage zien hoe de ver- nieuwende inzichten uit zijn proefschrift ook vrucht afwerpen bij de toepas- sing op een enkele casus, namelijk die van de doopsgezinde liefdeprediker en schilder Lambert Jacobsz. De kunstmarkt in Friesland was veel groter en ook gevarieerder dan tot nu toe werd verondersteld. Het bestuur van het Fries Genootschap stelde ruimhartig extra subsidie ter beschikking om dit belang- rijke artikel in kleur te illustreren. De kerkhistoricus Regnerus Steensma leverde al enkele keren eerder aan dit blad gedegen bijdragen over kerkelijke interieurs en liturgisch gerei dat bij het kerkelijk ritueel werden gebruikt. In zijn bijdrage aan deze jaargang inventariseert hij achtenvijftig laatmiddeleeuwse grafstenen van priesters. Piter van Tuinen maakt sinds jaar en dag studie van de geschiedenis van het Latijnse schoolwezen in zeventiende-eeuws Friesland. De hoofdpersoon van zijn bijdrage is het zwarte schaap uit deze geschiedenis: Olphardus Hen- rici Belida. Deze ambitieuze en getalenteerde Harlinger rector maakte zich door zijn levensstijl onmogelijk, verloor de protectie van de stadhouder en sleepte in zijn diepe val zijn zoon mee. Hoe uitzonderlijk was hij? In Haren (Gr.) staat Huize de Wolf. Het pompeuze, laat-negentiende- eeuwse huis, zo laat Kees Kuiken in zijn bijdrage zien, werd gebouwd door een telg uit het voorname Friese boerengeslacht Wassenaar. Hoe wordt een boer burger? Of was de boer Atze Nannes Wassenaar misschien al verburger- lijkt voordat hij zich in Haren vestigde? Bernhard van Haersma Buma reisde de Sneker Rienck Bockema achterna naar Litouwen. Deze nam als enige Friese ridder deel aan enkele door de Duit- se Orde georganiseerde kruistochten tegen dat land. Buma houdt de belang- rijkste bronnen over Bockema, vooral twee kronieken uit Thabor, tegen het licht van recentere literatuur en komt zo tot een nauwkeuriger reconstructie. Lexicograaf Anne Dijkstra schrijft over het eerste, door Joost Halbertsma samengestelde Friese woordenboek, het in 1872 postuum gepubliceerde en onvoltooid gebleven Lexicon Frisicum. A-Feer. Waarom schreef Halbertsma dit Lexicon eigenlijk in het Latijn en niet in het Nederlands of in het Fries? De rubriek Kritiek en Terugblik bevat een tweetal bijdragen. Op ver- zoek van de redactie hield Ernst Taayke de archeologische bijdragen over Friesland in De Vrije Fries van de afgelopen tien jaar tegen het licht. Taayke prijst de jonge archeologen die in hun bijdragen telkens nieuwe interpretatie- kaders voor het vondstmateriaal probeerden te ontwerpen. Wel wijst hij erop dat hun belangstelling wat eenzijdig, misschien te eenzijdig is gericht op de periode van de vijfde tot de zevende eeuw. Otto Knottnerus gaat tenslotte in een uitvoerig gedocumenteerde recen- sie van Benny Siewertsen De vergeten Friezen in Denemarken in op Friezen en Friese identiteit buiten de grenzen van Westerlauwers Friesland. Wij wensen onze lezers veel leesplezier en wij bedanken de auteurs en andere medewerkers voor hun bijdragen. De redactie Om it wurd: oer it oeuvre fan de dichteres Ella Wassenaer ALBERTINA SOEPBOER Ta begjin: Shakespeare syn suster Yn har ferneamde essee A Room of One’s Own yntrodusearret Virginia Woolf in net besteande dichteres: Judith Shakespeare. Stel, sa riddenearret Woolf, Shakespeare hie in suster hân mei literêre ambysjes, hoe hie dy har libben der dan útsjoen? Judith Shakespeare is in tragyske dichteres. Se krijt net in goede oplieding en moat har dichtersambysjes geheim hâlde, yn tsjinstelling ta har broer William dy’t wol de romte krijt. Op in dei rint Judith Shakespeare fuort nei Londen om te ûntkommen oan har iennichste takomstperspektyf: in houlik. At se by in teater as toanielskriuwster om wurk freget, wurdt se net serieus naam. En oft dat allegear noch net tragysk genôch is, rekket se ek noch yn ferwachting fan ien fan de akteurs. It betsjut de ein fan Judith Shakespeare as dichteres: Who shall measure the heat and the violence of the poet’s heart when caught and tangled in a woman’s body? - she killed herself one winters’s night and lies buried at some cross-roads where the omnibuses now stop outside the Elephant and Castle.1 Judith Shakespeare docht harsels tekoart, omdat de kombinaasje fan frou en dichteres wêze foar har gjin mooglikheid is. Har sels, dat deel fan de mins- ke dat himsels as ien geheel ûndergiet, kin dy spanning net mear ferneare en siket in útwei yn de dea. Om poëzij te skriuwen is in sterk sels nedich dat him yn alle iepenheid úterje kin en krekt dat is problematysk foar in dichteres: the central self that speaks or sings poems must be forcefully defined [...] the lyric poet must be continually aware of herself from the inside, as a subject, a speaker: she must be, that is, assertive, authorative, radiant with power- ful feelings while at the same time absorbed in her own consciousness - and hence, by definition, profoundly ‘unwomanly’, even freakish.2 Neist it probleem dat in dichteres har net like noflik fielt oer har sprek- kende sels, wat har de romte ûntnimt om har frij te úterjen yn har poëzij, is der noch in probleem dat dêr nau mei gearhinget. De poëtika, de teory oer wat poëzij eins is, is troch de tiden hinne bepaald troch manlju. Sy hienen De Vrije Fries 88 (2008) 9-30 10 Albertina Soepboer in getalsmjittich oerwicht as dichters en teoretisi. At dan in dichteres yn har poëzij ôfwykt fan de ‘wenstige’ poëtika, dan wurdt dat faak óf net sjoen óf beskôge as in oar soart ‘froulike’ poëzij. Poëzij skriuwe foar in frou betsjut dat se út in sels skriuwt dat ûnder spanning stiet troch in wikselwurking fan net allinne ynterne, mar ek eksterne opfettings. Datselde