Bulletin Van Vragen En Antwoorden
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Nr. 3 Zitting 2005-2006 December 2005 BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN DEEL I INHOUDSTAFEL I. VRAGEN VAN DE VLAAMSE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN ANTWOORDEN VAN DE MINISTERS (REGLEMENT ARTIKEL 81, 1, 2, 3, 5 EN 7).......................................... 1 A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn .............................................. 2 Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid .................................. 3 Fientje Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel................................. 41 Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming................................................................................................ 67 Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ............................... 117 Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening .. 187 Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel...................................... 263 Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme ..................................................................................................................................... 279 Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur............ 341 Nr. 3 Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering ................................................................................................................................. 441 Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen ........................................................................................................................................ 477 B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken van de reglementaire termijn................... 501 Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid .............................. 503 Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming.............................................................................................. 507 Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ............................... 517 Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme ..................................................................................................................................... 525 Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur............ 529 Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering ................................................................................................................................. 675 Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen ........................................................................................................................................ 679 II. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS EN WAAROP NOG NIET WERD GEANTWOORD (REGLEMENT ARTIKEL 81, 6)................. 701 Nihil............................................................................................................................................ 702 III. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS EN DIE OP VERZOEK VAN DE VRAAGSTELLERS WERDEN OMGEZET IN VRAGEN OM UITLEG (REGLEMENT ARTIKEL 81, 4) ................................................................................. 703 Nihil............................................................................................................................................ 704 Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2005 -1- I. VRAGEN VAN DE VLAAMSE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN ANTWOORDEN VAN DE MINISTERS (REGLEMENT ARTIKEL 81, 1, 2, 3, 5 EN 7) -2- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2005 A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2005 -3- YVES LETERME, MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2005 -5- VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN YVES LETERME MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVOR- MINGEN, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID Vraag nr. 2 van 14 oktober 2005 van KARLOS CALLENS Dioxinecrisis - Achterstallige betalingen De gevolgen van de dioxinecrisis laten tot op vandaag sporen na. Het is namelijk zo dat bij het uitbreken ervan de melkleveranciers van Belgomilk niet de volledige uitbetaling ontvingen van hun melkgeld. Hiertoe hebben tal van boeren een proces tegen de overheid aangespannen. Het eindverdict van de gerechtelijke procedure stelt de boeren in het gelijk. De overheid diende over te gaan tot uitbetaling. Voormalig minister Gabriëls heeft daartoe destijds een bedrag gereserveerd. Dit gereserveerde bedrag kon enkel worden aangewend om de boeren te vergoeden voor de geleden schade door de dioxinecrisis. Doordat de overheid meermaals in het ongelijk werd gesteld, werd beslist niet langer in beroep te gaan en effectief tot uitbetaling over te gaan. Een rapport als resultaat van samenwerking tussen het Centrum voor Landbouweconomie (CLE) en de Dienst Schadevergoeding Dioxine van het federale Ministerie van Middenstand en Landbouw, daterende van juli 2003, geeft aan dat 32 dossiers om diverse redenen, waaronder hoofdzakelijk rechtszaken, nog niet definitief werden uitbetaald. De opvolging van die dossiers gebeurt door de juridische dienst van het Ministerie van Landbouw. Gezien de regionalisering sinds begin 2002 is nu de gewestelijke minister van Landbouw belast met die uitbetaling. Een jaar geleden ondervroeg de heer Tant federaal minister Demotte, bevoegd voor Volksgezondheid, over de bijdrageplicht aan het dioxinefonds. Minister Demotte verklaarde in zijn antwoord dat de federale overheid binnen haar bevoegdheid maximale financiële steun geboden heeft aan de getroffen bedrijven en dat de gewesten voldoende middelen aangereikt werd om de lopende schadedossiers verder af te handelen. 1. Hebben de uitbetalingen in de dossiers waarover een gerechtelijke uitspraak is gevallen, al plaatsgevonden? 2. Welke middelen werden aangewend, met andere woorden, gaat het over het fonds dat voormalig minister Gabriëls heeft aangelegd, of spreken we hier over de toegewezen middelen waarover minister Demotte het heeft, want niemand lijkt te weten waar het geld zich precies bevindt? 3. Welke termijn wordt vooropgesteld om definitief deze dossiers op te lossen en de boeren niet langer het recht op hun vergoeding te ontzeggen? -6- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2005 YVES LETERME MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVOR- MINGEN, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID ANTWOORD op vraag nr. 2 van 14 oktober 2005 van KARLOS CALLENS 1. Sinds 2003 werden twee procedures van melkproducenten van Belgomilk die het Vlaamse gewest hebben gedagvaard uitgesproken en betaald. Het Vlaamse gewest werd hierbij veroordeeld wegens het niet correct naleven van de Wet van 3 december 1999 welke de toekenning van vergoedingen aan bedrijven voor economische schade nav de dioxinecrisis regelt. Deze dossiers werden gefinancierd door de hiervoor resterende kredieten van het éénmalig dioxinekrediet bij het BIRB. Deze twee uitbetaalde dossiers betekenen slechts een fractie van alle hangende geschillen. 2. Vermoedelijk bedoelt u met “een fonds” het “Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinefonds” dat mede door bijdragen van de veevoedersector werd bekostigd. Hiermee werden echter geen juridisch betwiste dossiers vergoed; maar dit fonds werd gebruikt voor de reguliere dossiers economische schadevergoeding in uitvoering van de Wet van 3 december 1999. De juridische dossiers Belgomilk die al betaald zijn (en waarnaar ik verwijs in mijn antwoord op uw eerste vraag) werden door het restsaldo van het dioxinekrediet dat aan het BIRB werd doorgestort gefinancierd. In tegenstelling tot wat uit uw vraagstelling blijkt, werden aan de gewesten geen middelen toegewezen om de lopende schadedossiers verder af te handelen. Ook het restsaldo van het dioxinekrediet bij het BIRB werd bij de regionalisering in 2002 niet aan de gewesten overgeheveld. Wij zijn dan ook van mening dat het restsaldo van het dioxinekrediet BIRB (nog ongeveer 11 mio euro) hiervoor (ook nog in de toekomst) blijvend kan gebruikt worden. 3. Indien het restsaldo van het dioxinekrediet bij het BIRB blijvend kan aangewend worden om de juridische dossiers economische schade te vergoeden, is er geen sprake van het ontzeggen van steun aan landbouwers. De lopende dossiers kennen uiteraard nog hun gerechtelijke weg die moet gevolgd worden en bij mijn weten zal deze procedure nog niet dadelijk afgerond zijn. Echter, wanneer het Vlaamse gewest of de Belgische staat (al naargelang wie gedagvaard wordt),