6 Gerechtsbestuur Overlangbroek 1683-1807 H.J. Postema Maart 2014
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
6 Gerechtsbestuur Overlangbroek 1683-1807 H.J. Postema Maart 2014 Inhoudsopgave Inleiding............................................................................................................................. 3 1. Literatuur....................................................................................................................... 4 2. Aanwijzingen voor de gebruiker...................................................................................4 3. Nadere toegangen..........................................................................................................4 Inventaris............................................................................................................................5 Gerechtsbestuur Overlangbroek 1683-1807 Pag. 2 van 6 Inleiding Inleiding Het gebied van de tegenwoordige gemeente Langbroek was 900 jaar geleden een grote woestenij. Daaraan herinnert nog de naam van het dorp: een lang(gerekt) broek of moerassig gebied. Aan dit moeras kwam een einde na de afdamming van de Rijn in 1122 bij Wijk bij Duurstede. Was voorheen de Lek een nietsbetekenend zijstroompje, nu werd dat de hoofdrivier. En de brede Kromme Rijn veranderde in een onbeduidend stroompje. Daarmee kwam het omliggende land droog te liggen. Volgens het wildernisregaal, het koninklijk of landsheerlijk recht op de (nog niet in cultuur gebrachte) wildernissen, kwam het gebied aan de landsheer, in dit geval de bisschop van Utrecht. In de moerassen ten oosten van de Kromme Rijn gold het wildernisregaal echter niet overal. In 1126 moest de bisschop erkennen dat de rechten op Langbroek bij het Domkapittel lagen. Vermoedelijk was toen al op de gebruikelijke manier begonnen met de ontginning. Zoals sinds de 10de eeuw gebruikelijk in het westen van het land, vond dat ook in Langbroek plaats op de manier van de 'cope', een overeenkomst tussen de landsheer en de ondernemers, waaronder geestelijken en ministerialen. De laatsten waren niet-adellijke halfvrijen die bepaalde diensten voor een heer verrichtten. Zij zijn later de adel van het Sticht geworden. De ondernemers trokken een groep kolonisten aan die de feitelijke ontginning uitvoerden en eigenaar van een stuk grond werden. Ter erkenning van het overheidsgezag betaalden de kolonisten aan de landsheer een tijns als grondbelasting. Waarschijnlijk is men begonnen met het ontginnen van het gebied ten oosten van de al daarvoor bestaande weg tussen Doorn en Cothen. Dit gebied werd de Veertighoeven genoemd, waarschijnlijk omdat men vooraf inschatte dat er veertig hoeven van zo'n 14 hectare uit konden ontstaan. Uiteindelijk bleken er 45 hoeven te komen. Het gebied ten westen van de Cotherweg heette de Dertighoeven. Dit werden uiteindelijk 33 hoeven. Ten oosten van de Veertighoeven ontstond tenslotte nog de Vijftighoeven, het latere Overlangbroek. Het meest oostelijke deel van deze ontginning werd Tienhoeven genoemd, gelegen tussen de Berwoudsgrave en de Amerongerwetering. Voor de afwatering en ontsluiting van het gebied maakte men de Langbroekerwetering. Aan beide zijden hiervan ontstonden hoeven. Als standaardmaten voor de omvang van een hoeve werd zes voorling (ca 1250 meter) of twaalf voorling (2500 meter) aangehouden. En voor de breedte zo'n dertig roeden (ca 110 meter). Op sommige plaatsen is deze breedtemaat nog herkenbaar. Door de plaatsing van de boerderijen vooraan op de kavels ontstond aan beide zijden van de Langbroekerwetering een min of meer losse lintbebouwing. In de Veertighoeven ontstond op het kruispunt van de Cotherweg en de wetering een nederzetting: Nederlangbroek. Voor een kerk was al bij de ontginning een plaats gereserveerd. Bij de kerk en de bijbehorende brink ontwikkelde zich gaandeweg een dorpje. Deze kerk is waarschijnlijk nog in de 12de eeuw als dochterkerk van Doorn gesticht. Tussen 1333 en 1337 ontstond de parochie Overlangbroek. Ook hier kwam een kerk. Uit een van de stukken in het archief van het Gerechtsbestuur Nederlangbroek, 1775-1812 (7), inv. nr 8) blijkt dat Nederlangbroek in 1553 nog een burengerecht was. Er was nog geen eigen rechtbank met schepenen. Dit veranderde pas aan het begin van de 17de eeuw. Overlangbroek kreeg in 1616 zijn eigen schepenbank. Er is weinig aan stukken bewaard gebleven van de gerechtsbesturen van Nederlangbroek en Overlangbroek. Van Overlangbroek is nog het meeste bewaard gebleven. Hiervan resteren stukken over het afleggen van de eed door schout Wouter van Dam, stukken over een aantal schepenverkiezingen, Gerechtsbestuur Overlangbroek 1683-1807 Pag. 3 van 6 1. Literatuur twee akten van indemniteit, drie delen met gerechtsnotulen en een behoorlijk aantal belastingregisters. Op basis hiervan is een redelijk beeld te geven van dit dorp in de 17de en 18de eeuw. Anders ligt dit voor Nederlangbroek. Los van opnieuw drie delen met gerechtsbesluiten, resteren ons slechts één akte van indemniteit en enkele belastingaanslagen. De rest is op een onbekende wijze en onbekend tijdstip verloren gegaan. Deze inleiding dient voor zowel de inventaris van het Gerechtsbestuur van Overlangbroek (6) als van Nederlangbroek (7). 1. Literatuur E.J. Demoed, In een lieflijk landschap; wandelingen door de historie van Maarn, Doorn, Langbroek, Cothen, Leersum en Amerongen, 3e druk, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1997. S. van Ginkel-Meester e.a., Langbroek; geschiedenis en architectuur. Monumenten- inventarisatie Provincie Utrecht, Zeist, 1990. C. van Schaik, Overlangbroek op de kaart gezet; dorp, landschap en bewoners, waaronder een familie De Cruijff, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2008. 2. Aanwijzingen voor de gebruiker Stukken uit dit archief kunnen worden aangevraagd door vermelding van de naam en het archiefbeheersnummer tussen ronde haken: - Gerechtsbestuur Overlangbroek 1667-1807 (6) - het (of de) inventarisnummer(s) van de stukken 3. Nadere toegangen Er zijn nadere toegangen op de inv.nrs 1-2, 6-10, 15, 17-19, 22-23. Zie NT00006, NT00006_8_9, NT00006_15, NT00006_18, NT00006_19 en NT00006_22. Gerechtsbestuur Overlangbroek 1683-1807 Pag. 4 van 6 Inventaris Inventaris 1 Stukken over de eed afgelegd door Wouter van Dam als provisionele 1 omslag schout van Overlangbroek, 1760. 2 Stukken over de nominatie en electie van schepenen, 1719, 1738, 1741, 1 omslag 1748-1750. N.B. Hierbij een eedformulier voor de schepenen uit het midden der 18de eeuw. 3-5 Resoluties van het gerecht,1795-1807. 3 delen 3 1795-1800 N.B.: Inv. nr 3 is naderhand door de in 1796 tot secretaris aangestelde P.C. Popp uit de ingekomen stukken en klad-aantekeningen samengesteld. De bij het gerecht ingekomen stukken zijn achter elk deel gebonden. 4 1800-1806 5 1806-1807 6 Akte van indemniteit voor drie kinderen van Evert de Kuyer, ingekomen 1 omslag bij het gerecht, 1788. 7 Akte van indemniteit voor twee kinderen van Aalt van Holland 1 omslag afgegeven door het gerecht, 1739; afschrift. 8-9 Manualen van de verschillende ongelden zowel van de provinciale 2 delen lasten als Lekdijks-, dorps- en andere lasten,1667, 1670, 1671, 1766-1767, 1771-1773, 1776-1780. 8 1667-1767 9 1771-1780 10 Rekening van de schout en gadermeester over de verschillende 1 pak provinciale- en dorpslasten, 1709-1744. Met hiaten. N.B. De zetting van 1720 is in drievoud aanwezig. 11 Stukken betreffende uitzettingen van ongelden, 1671-1677, 1708-1713, 1 omslag 1717. 12 Oproepingen door de Staten van Utrecht van de schout en gadermeester 1 omslag van Overlangbroek, 1676-1677. Gerechtsbestuur Overlangbroek 1683-1807 Pag. 5 van 6 Inventaris 13-14 Zetting der dorpslasten,1683-1685, 1723-1802. Met hiaten. 1 pak en 1 deel N.B.Enkele zettingen zijn in tweevoud aanwezig. 13 1683-1783 14 1785-1802 15 Blafferd van het oudschildgeld, 1765. 1 pak 16 Aanschrijvingen van de Staten van Utrecht bepalende de quote van het 1 pak gerecht in het familiegeld, 1683, 1685, 1690-1706. Geliasseerd. 17 Opgave van hetgeen de ingezetenen jaarlijks bijdragen in de impost op 1 omslag het gemaal en klein zegel, het logiesgeld en in de afgeschafte pachten, 1748 (in tweevoud). 18 Zetting der middelen van consumptie, 1748-1786. N.B. De zettingen over 1766, 1770, 1775, 1776, 1777, 1778 en 1785 zijn in tweevoud aanwezig. Die van 1768, 1769, 1772, 1773 en 1783 ontbreken. 1 pak 19 Gaderceel der middelen van consumptie, 1767-1769. 1 omslag 20 Request van schout en gerecht aan de Staten van Utrecht, houdende het 1 omslag verzoek om vermindering van de aanslag in de consumptiemiddelen (met gunstige beschikking), 1765. 21 Aanschrijvingen van dijkgraaf en hoogheemraden van de Lekdijk 1 omslag bovendams bepalende de quote van het gerecht in het Lekdijksgeld, 1709-1711. 22 Lekdijkcedullen van personen die in geval van nood verplicht zijn aan 1 omslag de Lekdijk te komen werken, 1719-1760. Met hiaten. 23 Condities van aanbesteding van het slag van het gerecht in de Kromme 1 omslag Rijn, 1747. Gerechtsbestuur Overlangbroek 1683-1807 Pag. 6 van 6.