KRANTENTAAL in VLAANDEREN Een Stilistisch Onderzoek
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Universiteit Gent 2006 – 2007 KRANTENTAAL IN VLAANDEREN Een stilistisch onderzoek Prof. Dr. Johan De Caluwe Verhandeling voorgelegd aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van de graad van licentiaat in de taal- en letterkunde: Germaanse talen, door Jinse Renders Duizendmaal dank… ___________________________________________________________________________ Aan professor De Caluwe: voor de hartelijke ontvangst telkens weer en voor de inspiratie om deze uitdaging aan te gaan. Aan Mama en Femke: voor hun onvoorwaardelijke steun en zoveel meer. Aan Liesbet, Ellen en Katrien: voor de nodige afleiding én motivatie, en voor de spreekwoordelijke lach en traan. Inhoudsopgave Inleiding – 1 Hoofdstuk I: De nodige achtergrond - 4 1.1 Inleiding - 4 1.2 Methode - 6 1.3 Corpus en parameters - 9 1.3.1 De kranten en hun leespubliek - 10 1.3.2 De rubriek - 13 1.3.3 De reikwijdte - 14 1.3.4 De tekstsoort - 14 1.3.5 Besluit - 15 1.4 Kenmerken - 16 1.4.1 Gemiddelde zinslengte - 16 1.4.2 Zinscomplexiteit - 17 1.4.3 Zinnen zonder werkwoord - 18 1.4.4 Verhouding actief-passief - 19 1.4.5 Vreemde woorden - 20 1.4.6 Beeldende taal - 21 1.4.7 Adjectieven - 22 1.4.8 Diminutieven - 23 1.4.9 Samenstellingen - 24 1.4.10 Nominale stijl - 25 1.4.11 Lexicale benoeming - 26 1.4.12 Krantenkoppen - 27 1.4.13 Besluit - 27 Hoofdstuk II: De resultaten van het onderzoek - 29 2.1 Volgens leespubliek - 29 2.1.1 Gemiddelde zinslengte - 29 2.1.2 Zinscomplexiteit - 30 2.1.3 Zinnen zonder werkwoord - 31 2.1.4 Verhouding actief-passief - 32 2.1.5 Vreemde woorden - 33 2.1.6 Beeldende taal - 35 2.1.7 Adjectieven - 37 2.1.8 Diminutieven - 38 2.1.9 Samenstellingen - 39 2.1.10 Nominale stijl - 39 2.1.11 Lexicale benoeming - 41 2.1.12 Krantenkoppen - 43 2.1.13 Samenvatting - 45 2.1.14 Conclusie - 46 2.2 Volgens rubriek - 47 2.2.1 Gemiddelde zinslengte - 47 2.2.2 Zinscomplexiteit - 47 2.2.3 Zinnen zonder werkwoord - 48 2.2.4 Verhouding actief-passief - 49 2.2.5 Vreemde woorden - 50 2.2.6 Beeldende taal - 51 2.2.7 Adjectieven - 53 2.2.8 Diminutieven - 53 2.2.9 Samenstellingen - 54 2.2.10 Nominale stijl - 55 2.2.11 Lexicale benoeming - 56 2.2.12 Krantenkoppen - 58 2.2.13 Samenvatting - 60 2.2.14 Conclusie - 61 2.3 Volgens reikwijdte - 62 2.3.1 Gemiddelde zinslengte - 62 2.3.2 Zinscomplexiteit - 62 2.3.3 Zinnen zonder werkwoord - 63 2.3.4 Verhouding actief-passief - 64 2.3.5 Vreemde woorden - 64 2.3.6 Beeldende taal - 65 2.3.7 Adjectieven - 66 2.3.8 Diminutieven - 67 2.3.9 Samenstellingen - 67 2.3.10 Nominale stijl - 68 2.3.11 Lexicale benoeming - 69 2.3.12 Krantenkoppen - 69 2.3.13 Samenvatting - 71 2.3.14 Conclusie - 72 2.4 Volgens tekstsoort - 73 2.4.1 Gemiddelde zinslengte - 73 2.4.2 Zinscomplexiteit - 75 2.4.3 Zinnen zonder werkwoord - 76 2.4.4 Verhouding actief-passief - 77 2.4.5 Vreemde woorden - 77 2.4.6 Beeldende taal - 78 2.4.7 Adjectieven - 79 2.4.8 Diminutieven 80 2.4.9 Samenstellingen - 80 2.4.10 Nominale stijl - 81 2.4.11 Krantenkoppen - 82 2.4.12 Samenvatting - 84 2.4.13 Conclusie - 85 2.5 Samenvatting van de resultaten van het onderzoek - 86 2.5.1 Volgens de parameters - 86 1) Leespubliek - 86 2) Rubriek - 86 3) Reikwijdte - 87 4) Tekstsoort - 88 2.5.2 Volgens de kenmerken - 89 1) Gemiddelde zinslengte - 89 2) Zinscomplexiteit - 89 3) Zinnen zonder werkwoord - 90 4) Verhouding actief-passief - 90 5) Vreemde woorden - 90 6) Beeldende taal - 90 7) Adjectieven - 91 8) Diminutieven - 91 9) Samenstellingen - 91 10) Nominale stijl - 91 11) Lexicale benoeming - 92 12) Krantenkoppen - 92 2.6 Vergelijking met vorig onderzoek - 94 2.6.1 Krantetaal? Een stilistische analyse van De Morgen, De Volkskrant, Het Volk en De Telegraaf (E. Verbeelen) - 94 2.6.2 Pulp en kwaliteit. Een kwantitatief-stilistisch onderzoek van vier Vlaamse tijdschriften (B.Beckaert) - 95 2.6.3 Besluit - 96 Hoofdstuk III: Slotconclusie - 97 Bibliografie Bijlage _____________________________________________________________________________ Inleiding Een geoefende lezer onderscheidt zonder al te veel moeite een krantenartikel van een fragment uit een roman of van een wetenschappelijk artikel. Er zijn niet alleen duidelijke verschillen in lay-out en typografie, ook het taalgebruik verraadt vaak met wat voor tekst je te maken hebt. Zo komen zorgvuldig opgebouwde volzinnen vaak uit een roman, terwijl chemische formules of specifiek vakjargon dan weer typisch zijn voor wetenschappelijke artikels. Het zijn maar enkele voorbeelden van hoe een lezer de herkomst van bepaalde teksten kan herkennen. Dit neemt natuurlijk niet weg dat er chemische formules kunnen staan in romans of mooie volzinnen in kranten. Niettemin kunnen we stellen dat een lezer intuïtief zal aanvoelen wanneer hij met (de taal van) een krantenartikel geconfronteerd wordt. Als je verder wil onderzoeken wat er zo kenmerkend is voor de taal van krantenartikels, ondervind je al gauw dat de informatie hierover vrij schaars is. In eender welke bibliotheek vind je wel werken over de journalistieke aspecten van kranten, bijvoorbeeld hoe verschillende kranten eenzelfde onderwerp op verschillende manieren aanpakken. Wat je ook overal vindt, zijn allerhande taalvoorschriften die schrijvers moeten helpen zo helder en correct mogelijk te schrijven, maar puur taalkundige omschrijvingen ontbreken. Prescriptieve werken, zoals de Stijlwijzer van Van Der Horst (1999) en de Schrijfwijzer van Renkema (2002), zijn overal voorhanden, terwijl descriptieve werken zeer moeilijk te vinden zijn. Daarvoor moet je naar de gespecialiseerde universitaire bibliotheek. Een zoektocht daar levert al iets meer op. Voor het Engelse taalgebied bijvoorbeeld vind je (vergelijkende) beschrijvingen van onder meer newspaper language en headlines, bijvoorbeeld de verdienstelijke werken van Simon-Vandenbergen (1986) en Jucker (1992). Ook readability komt er vaak aan bod, bijvoorbeeld bij Davidson en Green (1988). Over de taal van Vlaamse kranten vind je dan weer weinig. Sinds ongeveer twintig jaar trachten studenten met hun licentiaatsverhandelingen deze lacune op te vullen. Zo schrijft J. Van Haver in 1988 Een kwantitatief onderzoek naar de evolutie van zinslengte, zinscomplexiteit en substantiefblokken in De Gentenaar (1886-1986). Het betreft een diachroon onderzoek naar enkele kenmerken van eenzelfde krant. De methode is louter kwantitatief, net als bij B. Beckaert in 1989. Hij onderzoekt echter geen kranten maar tijdschriften, en doet dit niet doorheen de tijd maar voor een bepaald jaar. De titel van zijn scriptie luidt: Pulp en kwaliteit. Een kwantitatief-stilistisch onderzoek van vier Vlaamse tijdschriften. In 1990 verschijnen twee scripties over journalistieke taal. In de scriptie van M. Coppens wordt ze vergeleken met andere tekstsoorten: Wetenschappelijke, literaire, journalistieke en ambtelijke taal: een kwantitatief-kwalitatief stijlonderzoek. Zoals de titel al prijsgeeft, is de aanpak hier niet louter kwantitatief maar wordt ze gecombineerd met de kwalitatieve methode. S. Van Damme houdt het in hetzelfde jaar bij de kwantitatieve aanpak in Een kwantitatief onderzoek van zinslengte, zinscomplexiteit en substantiefblokken in De Standaard en NRC Handelsblad. Voor het eerst wordt dan ook een Nederlandse met een Belgische krant vergeleken. De opzet van E. Verbeelen (1992) is nog groter wanneer ze in Krantetaal? Een stilistische analyse van De Morgen, De Volkskrant, Het Volk en De Telegraaf de vergelijking maakt tussen vier kranten, waarvan twee Nederlandse en twee Belgische, twee kwalitatieve en twee populaire kranten. Net als M. Coppens combineert ze de kwantitatieve met de kwalitatieve methode. Daarna is het even stil, tot in 1998 de licentiaatsverhandeling van K. Vromant, Krantentaal in beweging, verschijnt. Hierin wordt de taal van zes Belgische kranten door de jaren heen onderzocht. De werkwijze is opnieuw louter kwantitatief. Dit is ook zo in de licentiaatsverhandeling van E. Maene (1999). Met Een kwantitatief-stilistisch onderzoek van Het Laatste Nieuws, De Morgen, NRC en De Telegraaf levert hij een vergelijking tussen twee Nederlandse en twee Belgische kranten af. Sindsdien is het stil geworden in het onderzoek naar krantentaal. Met deze bijdrage willen we de taal van kranten weer onder de aandacht brengen. Op enkele vlakken zal ons onderzoek aansluiten bij de scripties van de laatste jaren en op andere zal het ervan afwijken. Zo hebben we gekozen voor een combinatie van een kwantitatieve en kwalitatieve aanpak, net als Coppens en Verbeelen. Ons onderzoek zal een synchroon onderzoek zijn aan de hand van een corpus met artikels uit vier Belgische kranten. De bedoeling is om na te gaan of, en zo ja, welke verschillen er bestaan in de taal van de verschillende kranten, in hun verschillende rubrieken, in hun internationaal versus nationaal nieuws en in hun verslagen versus opiniestukken. Met dit nieuwe onderzoek hopen we de beschrijvingen van krantentaal opnieuw onder de aandacht te brengen. Onze bijdrage wil ook aantonen dat het nuttig kan zijn om kwantitatieve resultaten aan te vullen met kwalitatieve analyses, daarom staven we het cijfermateriaal zo veel mogelijk met voorbeelden. In navolging van Koen Vromant willen we bovendien tegemoet komen aan het gebrek aan onderzoek naar Vlaamse kranten door ons tot die kranten te beperken. Tot slot is het onze opzet om krantentaal te onderzoeken voor verschillende parameters, zoals Verbeelen al voordeed. Kranten verdienen onderzoek, dat lijdt geen twijfel. Met het ruime aanbod aan kranten is er voor elk wat wils en het lezerspubliek van alle dagbladen samen is zeer groot. Onderzoekers zijn dan ook geïnteresseerd in wat kranten gemeen hebben en wat hen van elkaar onderscheidt. Zoals we al vermeldden blijft deze interesse echter (te) vaak beperkt tot de niet-taalkundige aspecten van een krant. Onderzoek naar de taal van kranten en de talige variatie tussen en in die kranten kan wellicht eveneens verrijkende inzichten opleveren.