ENKIANTHUS Dendroflora Sectie Andro~Edina P Allbin Nr 34 - 1997 E
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ENKIANTHUS Dendroflora Sectie Andro~edina P ALlBIN Nr 34 - 1997 E. nudipes (HONDA) ÛHWI E. subsessilis (MIQUEL) MAKINO E. subsessilis f. angusrifolius HATIA O.M. VAN GELDEREN Sectie Racemus T.Z. Hsu (Enkianthella PALIBIN) E. campanularus (MIQUEL) NICHOLSON var. campanularus Het geslacht Enkianrhus omvat volgens de thans "aangenomen" opvattingen 17 soorten. Het zijn E. campanularus var. longilobus (NAKAI) MAKINO doorgaans opgaande, goed vertakte struiken van 4-5 m hoog. Enkele soorten kunnen uitgroeien tot E. campanularus var. palibinii BEAN kleine bomen, maar dit komt zelden voor. Bijna alle Enkianrhus-species zijn bladverliezend. De E. campanularus var. rubicundus (MATSUMURA & NAKAI) MAKINO bladeren staan in kransen op korte zijscheuten bijeen. Op lange jonge scheuten zijn ze langer, meer E. chinensis FRANCHET gezaagd en niet in kransen gerangschikt, maar verspreid langs de twijg. De bladeren zijn ovaal E. deflexus (GRIFFITH) ScHNEIDER elliptisch, doorgaans fijn gezaagd en met een scherp toelopende bladtop. In de zomer is de bladkleur E. sikokianus (PALJBIN) ÛHWI gewoonlijk donkergroen tot paarsachtig groen; in de herfst zijn de bladeren vaak prachtig gekleurd. De bloemen omstreeks mei zijn klokvormig of kruikvormig, vijflobbig, meestal in hangende trosjes Sectie Meisteria NAKAI in diverse kleuren, van wit door geelroze naar bijna rood. De kelk is klein en onopvallend en er zijn E. cemuus (SIEBOLD & ZuccARINI) MAKINO 10 meeldraden. De doosvruchten zijn klein, rond en gaan in oktober-november open. De zaden zijn E. cemuus var. marsudae (KOMATSU) MAKINO bijzonder klein. E. cemuus var. rubens (MAXIMOWICZ) MAKINO Alle soorten zijn inheems in Japan, China en Himalaja. De meeste soorten zijn winterhard in Europa (zone 7), alleen enkele soorten uit de Himalaja en Zuidoost-China moeten worden beschut (zone Sectie Monanthus T.Z. Hsu 8/10). (De genoemde zones zijn de Europese winterhardheidszones). E. pauciflorus WILS. (in Gardener's Chr., Ser. 3, p.363, 1907) Voor zover bekend worden Enkianrhus-soorten niet gebruikt voor enig medisch of industrieel doel. De in Japan erkende formae zijn in de synopsis opgenomen. Voorts zijn er enkele cultivars die bij de desbetreffende species zullen worden genoemd. ' GRONDSOORT EN STANDPLAATS / Alle soorten van Enkianrhus moeten worden geplant op een venige of zandige, zure grond en worden SORTIMENT behandeld als Rhododendron. In het algemeen kunnen ze beter tegen droogte dan andere geslachten van de Ericaceae en ze groeien ook goed op een standplaats in de volle zon. Hieronder volgt de beschrijving van de species in alfabetische volgorde: Er zijn slechts weinig soorten en cultivars in de handel verkrijgbaar. Het zijn weliswaar allemaal zeer decoratieve planten, die vooral opvallen door hun mooie bloemen en hun fraaie herfstkleuren. Enkianthus campanulatus (MIQUEL) NICHOLSON- Japan (Honshu en Z.O.-Hokkaido) _Zone 6 _ zie kleurenfoto blz. 35 SYSTEMATIEK basioniem: Andromeda campanulara MIQUEL syn. Enkianrhus larijlorus CRAIB De geslachtsnaam Enkianrhus werd gegeven door de Portugese botanicus Joao de Loureiro. Enkianrhus pendulus CRAJB Aanleiding was de afsplitsing van het geslacht Andromeda, ooit door Linnaeus zo genoemd, toen er Enkianrhus recurvus CRAIB nog weinig soorten bekend waren. De vloed van Aziatische soorten leidde tot een rigoureuze Enkianthus recrus CRAIB opsplitsing in nieuwe geslachten, waarvan Enkianrhus er één was. Meisreria campanulara NAKAI In 1810 beschreef De Loureiro het geslacht Enkianrhus en verdeelde het in 4 secties, namelijk: sectie Triromodon campanularus (MIQUEL) MAEKAWA Enkianthus, sectie Andromedina, sectie Enkiantella en sectie Meisteria. GROEIWIJZE: bladverliezende, vrij steil-opgaande, sterk vertakte struik of soms kleine meerstamruige Enkianrhus betekent: vergrote bloem, dit wil zeggen dat de bloemen door een bandje worden boom, 4-5 m hoog, soms bijna even breed of breder. omsloten en zodoende een klokje of kruikje vormen. BLAD_EREN: rhombisch-elliptisch, 3-5 ~m lang, aan jong~ takken vaak groter, rand fijn gezaagd, kaal of Iets b~haard, donkergroen met lichtpaarse gloed, m de herfst geeloranje tot rood. BLOEMEN: m hange~_de trossen, kroon klokvormig, lichtcrème, later bleekroze tot roze, donkerder Synopsis van het geslacht Enkianthus LouR. gestreept, soms biJna ro??; kelk klein, 5-delig, elk met klein puntje; mei. VRUCHTEN: doosvrucht; vnJwel rond, 4-5 mm, vaak kleiner, donkerbruin; zaden zeer klein. Sectie Enkianthus D~ze soort wordt gewoonlijk door zaaien vermeerderd. De variatie in bloemkleur kan zeer groot E. calophyllus T.Z. Hsu ZIJn. Het is mogelijk, uitstekende vormen door zomerstek te vermeerderen. Tot nu toe bestaan er E. hirrinervus PANG F. slechts enkele benaamde cultivars van deze soort, hoewel er toch voldoende aanleiding toe is. E. perulatus (MIQUEL) SCHNEIDER Het IS ve~_reweg de beken~ste soort en deze wordt op vrij grote schaal gekweekt. Het is een E. perularus f. japonicus (HOOKER F.) KITAMURA gemakkeliJk~ p~ant op zand1ge veengrond en groeit goed in de volle zon. E. quinqueflorus DE LouREIRO C?arles Mar1es ~~troduceerde de soort in Groot-Brittannië voor de firma J.H. Veitch & Sons in 1880. E. ruber P. DoP (1930) N1c~olson class1ftceerde deze soort van het vroeger zo grote geslachtAndromeda als een species van E. serorinus CHIN & PANG Enkzanrhus, als geslacht beschreven door De Loureiro in 1810. E. serrulatus (WILLDENOW) SCHNEIDER Deze prachtige plant is vrijwel overal winterhard en de herfstkleuren zijn dikwijls spectaculair. De E. sichuanensis T.Z Hsu RHS verlee?de e~n Award of Merit in 1890 en een Award of Garden Merit in 1932. De Japanse E. raiwanianus YuNG volksnaam IS Funn tsutsuji. 24 25 Cultivars: Enkianthus campanulatos var. longilobus (NAKAI) MAKINO - Zone 7 basioniem: Enkianthus longilobus NAKAI 'ALBIFLORUS' Makino beschreef witte, in het wild voorkomende vormen als f. albiflorus. In cultuur zijn deze GROEIWIJZE: opgaande struik, ongeveer als die van de soort. vormen met witte bloemen doorgaans klonaal en dus niets anders dan een cultivar. De meeste BLADEREN: ongeveer als die van de soort. planten onder deze naam zijn niet eens echt wit, maar zeer lichtcrème of groenig. Craib beschreef BLOEMEN: iets groter en langer dan die van de soort, meestal roze met donkerder streepjes. deze "witte" vormen als een soort en wel als Enkianthus pallidiflorus. Deze naam is inmiddels Niet alle botanici aanvaarden deze variëteit als voldoende afwijkend. Planten in cultuur zijn meestal vervallen. van stek gekweekt en zijn op het oog toch verschillend. 'DoNARDENSrs' (Slieve Donard Nursery Co. Ltd, Newcastle, Noord-Ierland, circa 1955) Enkianthus campanulatos var. palibinii BEAN - Zone 7 Dit is een grootbloemige selectie uit zaailingen. De plant is nauwelijks verschillend van de doorsnee syn. Enkianthus ferrugineus CRAIB zaailing en is waarschijnlijk niet meer in cultuur. Enkianthus palibinii (BEAN) CRAIB 'HrRAETHLYN' (Bodnant Gardens, Wales, Groot-Brittannië, 1961) GROEIWIJZE: opgaande struik, ongeveer als die van de soort. Een selectie uit zaailingen met crèmewitte bloemen. Deze zijn opvallend gestreept met donkerrode BLADEREN: smaller dan die van de soort, op de middennerf behaard, rand donkerder. aderen. De plant is in Nederland niet aanwezig. BLOEMEN: rood of roodachtig, duidelijk kleiner dan die van de soort, in dichte trosjes. Deze variëteit is in Nederland in cultuur en wordt door zomerstek vermeerderd. Jonge planten 'RED BELLS' (Hillier Nurseries (Winchester) Ltd, Romsey, Hampshire, Groot-Brittannië, 1965) bloeien slecht. Dit is een gedrongen, opgaande, rijkbloeiende plant met roodgestreepte bloempjes. De plant werd Craib onderscheidde nog een andere soort, E. ferrugineus met roestbruine beharing aan de onder omstreeks 1965 geïntroduceerd, maar pas in 1991 opgenomen in Hillier' s Manual en is nu in zijde van het blad. Deze soort is nu in de var. palibinii opgenomen als synoniem. Nederland in cultuur. De soortaanduiding palibinii refereert aan de Russische botanicus Ivan V. Palibin, 1872-1949. 'RENOIR' (R. Nicholson, USA, vóór 1980) Enkianthus campanulatos var. rubicondus (MATSUMURA & NAKAI) MAKTNO - Zone 8 Een gedrongen plant met lichtgele en roze gestreepte bloemen. In Amerika is de plant verspreid en in syn. Enkianthus rubicundus MATSUMURA & NAKAI / cultuur. GROEIWIJZE: opgaande struik, min of meer als die van de soort. BLADEREN: groter dan die van de var. palibinii. 'SHOWY LANTERN' (E. Mezitt Sr, Weston Nurseries, Mass., USA, vóór 1990) BLOEMEN : vrijwel gelijk aan die van var. palibinii. Een cultivar met grote, kersrode bloemen. De plant wijkt niet af van de soort en is in Europa niet aanwezig. De var. rubicundus wordt vaak beschouwd als identiek met var. palibinii. In Japanse publicaties wordt deze opvatting verworpen en wordt dit taxon als een aparte variëteit behandeld. Beide 'ToKYo MASQUERADE' (Wayside Gardens, USA, 1995) variëteiten zijn prachtig afgebeeld in "Wildflowers of Japan". Middelgrote struik met dezelfde habitus als de soort, maar de plant groeit langzamer. Takken Enkianthus cernuus (SrEBOLD & ZuccARINI) MAKTNO - Japan (Centraal-Honshu) -Zone 8 donkerrood. Bladeren donkergroen met crèmewitte rand, in de herfst donkerrood met vergelende rand. Bloemen rozerood, gestreept, niet talrijk. basioniem: Meisteria cernua (1845) Deze import uit Japan werd door B. Yinger benaamd en voldoet het beste op een enigszins GROEIWIJZE: bladverliezende: opgaande, dicht vertakte struik met vele kleine zijscheutjes, 4-5 m beschaduwde plaats. Voor zover bekend is deze cultivar niet in Nederland aanwezig. hoog, meestal veel kleiner; takken kaal.