ENKIANTHUS Dendroflora Sectie Andro~edina P ALlBIN Nr 34 - 1997 E. nudipes (HONDA) ÛHWI E. subsessilis (MIQUEL) MAKINO E. subsessilis f. angusrifolius HATIA O.M. VAN GELDEREN Sectie Racemus T.Z. Hsu (Enkianthella PALIBIN) E. campanularus (MIQUEL) NICHOLSON var. campanularus Het geslacht Enkianrhus omvat volgens de thans "aangenomen" opvattingen 17 soorten. Het zijn E. campanularus var. longilobus (NAKAI) MAKINO doorgaans opgaande, goed vertakte struiken van 4-5 m hoog. Enkele soorten kunnen uitgroeien tot E. campanularus var. palibinii BEAN kleine bomen, maar dit komt zelden voor. Bijna alle Enkianrhus-species zijn bladverliezend. De E. campanularus var. rubicundus (MATSUMURA & NAKAI) MAKINO bladeren staan in kransen op korte zijscheuten bijeen. Op lange jonge scheuten zijn ze langer, meer E. chinensis FRANCHET gezaagd en niet in kransen gerangschikt, maar verspreid langs de twijg. De bladeren zijn ovaal­ E. deflexus (GRIFFITH) ScHNEIDER elliptisch, doorgaans fijn gezaagd en met een scherp toelopende bladtop. In de zomer is de bladkleur E. sikokianus (PALJBIN) ÛHWI gewoonlijk donkergroen tot paarsachtig groen; in de herfst zijn de bladeren vaak prachtig gekleurd. De bloemen omstreeks mei zijn klokvormig of kruikvormig, vijflobbig, meestal in hangende trosjes Sectie Meisteria NAKAI in diverse kleuren, van wit door geelroze naar bijna rood. De kelk is klein en onopvallend en er zijn E. cemuus (SIEBOLD & ZuccARINI) MAKINO 10 meeldraden. De doosvruchten zijn klein, rond en gaan in oktober-november open. De zaden zijn E. cemuus var. marsudae (KOMATSU) MAKINO bijzonder klein. E. cemuus var. rubens (MAXIMOWICZ) MAKINO Alle soorten zijn inheems in Japan, China en Himalaja. De meeste soorten zijn winterhard in Europa (zone 7), alleen enkele soorten uit de Himalaja en Zuidoost-China moeten worden beschut (zone Sectie Monanthus T.Z. Hsu 8/10). (De genoemde zones zijn de Europese winterhardheidszones). E. pauciflorus WILS. (in Gardener's Chr., Ser. 3, p.363, 1907) Voor zover bekend worden Enkianrhus-soorten niet gebruikt voor enig medisch of industrieel doel. De in Japan erkende formae zijn in de synopsis opgenomen. Voorts zijn er enkele cultivars die bij de desbetreffende species zullen worden genoemd. ' GRONDSOORT EN STANDPLAATS

/ Alle soorten van Enkianrhus moeten worden geplant op een venige of zandige, zure grond en worden SORTIMENT behandeld als Rhododendron. In het algemeen kunnen ze beter tegen droogte dan andere geslachten van de en ze groeien ook goed op een standplaats in de volle zon. Hieronder volgt de beschrijving van de species in alfabetische volgorde: Er zijn slechts weinig soorten en cultivars in de handel verkrijgbaar. Het zijn weliswaar allemaal zeer decoratieve planten, die vooral opvallen door hun mooie bloemen en hun fraaie herfstkleuren. (MIQUEL) NICHOLSON- Japan (Honshu en Z.O.-Hokkaido) _Zone 6 _ zie kleurenfoto blz. 35 SYSTEMATIEK basioniem: Andromeda campanulara MIQUEL syn. Enkianrhus larijlorus CRAIB De geslachtsnaam Enkianrhus werd gegeven door de Portugese botanicus Joao de Loureiro. Enkianrhus pendulus CRAJB Aanleiding was de afsplitsing van het geslacht Andromeda, ooit door Linnaeus zo genoemd, toen er Enkianrhus recurvus CRAIB nog weinig soorten bekend waren. De vloed van Aziatische soorten leidde tot een rigoureuze Enkianthus recrus CRAIB opsplitsing in nieuwe geslachten, waarvan Enkianrhus er één was. Meisreria campanulara NAKAI In 1810 beschreef De Loureiro het geslacht Enkianrhus en verdeelde het in 4 secties, namelijk: sectie Triromodon campanularus (MIQUEL) MAEKAWA Enkianthus, sectie Andromedina, sectie Enkiantella en sectie Meisteria. GROEIWIJZE: bladverliezende, vrij steil-opgaande, sterk vertakte struik of soms kleine meerstamruige Enkianrhus betekent: vergrote bloem, dit wil zeggen dat de bloemen door een bandje worden boom, 4-5 m hoog, soms bijna even breed of breder. omsloten en zodoende een klokje of kruikje vormen. BLAD_EREN: rhombisch-elliptisch, 3-5 ~m lang, aan jong~ takken vaak groter, rand fijn gezaagd, kaal of Iets b~haard, donkergroen met lichtpaarse gloed, m de herfst geeloranje tot rood. BLOEMEN: m hange~_de trossen, kroon klokvormig, lichtcrème, later bleekroze tot roze, donkerder Synopsis van het geslacht Enkianthus LouR. gestreept, soms biJna ro??; kelk klein, 5-delig, elk met klein puntje; mei. VRUCHTEN: doosvrucht; vnJwel rond, 4-5 mm, vaak kleiner, donkerbruin; zaden zeer klein. Sectie Enkianthus D~ze soort wordt gewoonlijk door zaaien vermeerderd. De variatie in bloemkleur kan zeer groot E. calophyllus T.Z. Hsu ZIJn. Het is mogelijk, uitstekende vormen door zomerstek te vermeerderen. Tot nu toe bestaan er E. hirrinervus PANG F. slechts enkele benaamde cultivars van deze soort, hoewel er toch voldoende aanleiding toe is. E. perulatus (MIQUEL) SCHNEIDER Het IS ve~_reweg de beken~ste soort en deze wordt op vrij grote schaal gekweekt. Het is een E. perularus f. japonicus (HOOKER F.) KITAMURA gemakkeliJk~ p~ant op zand1ge veengrond en groeit goed in de volle zon. E. quinqueflorus DE LouREIRO C?arles Mar1es ~~troduceerde de soort in Groot-Brittannië voor de firma J.H. Veitch & Sons in 1880. E. ruber P. DoP (1930) N1c~olson class1ftceerde deze soort van het vroeger zo grote geslachtAndromeda als een species van E. serorinus CHIN & PANG Enkzanrhus, als geslacht beschreven door De Loureiro in 1810. E. serrulatus (WILLDENOW) SCHNEIDER Deze prachtige is vrijwel overal winterhard en de herfstkleuren zijn dikwijls spectaculair. De E. sichuanensis T.Z Hsu RHS verlee?de e~n Award of Merit in 1890 en een Award of Garden Merit in 1932. De Japanse E. raiwanianus YuNG volksnaam IS Funn tsutsuji. 24 25 Cultivars: Enkianthus campanulatos var. longilobus (NAKAI) MAKINO - Zone 7 basioniem: Enkianthus longilobus NAKAI 'ALBIFLORUS' Makino beschreef witte, in het wild voorkomende vormen als f. albiflorus. In cultuur zijn deze GROEIWIJZE: opgaande struik, ongeveer als die van de soort. vormen met witte bloemen doorgaans klonaal en dus niets anders dan een cultivar. De meeste BLADEREN: ongeveer als die van de soort. planten onder deze naam zijn niet eens echt wit, maar zeer lichtcrème of groenig. Craib beschreef BLOEMEN: iets groter en langer dan die van de soort, meestal roze met donkerder streepjes. deze "witte" vormen als een soort en wel als Enkianthus pallidiflorus. Deze naam is inmiddels Niet alle botanici aanvaarden deze variëteit als voldoende afwijkend. Planten in cultuur zijn meestal vervallen. van stek gekweekt en zijn op het oog toch verschillend.

'DoNARDENSrs' (Slieve Donard Nursery Co. Ltd, Newcastle, Noord-Ierland, circa 1955) Enkianthus campanulatos var. palibinii BEAN - Zone 7 Dit is een grootbloemige selectie uit zaailingen. De plant is nauwelijks verschillend van de doorsnee syn. Enkianthus ferrugineus CRAIB zaailing en is waarschijnlijk niet meer in cultuur. Enkianthus palibinii (BEAN) CRAIB

'HrRAETHLYN' (Bodnant Gardens, Wales, Groot-Brittannië, 1961) GROEIWIJZE: opgaande struik, ongeveer als die van de soort. Een selectie uit zaailingen met crèmewitte bloemen. Deze zijn opvallend gestreept met donkerrode BLADEREN: smaller dan die van de soort, op de middennerf behaard, rand donkerder. aderen. De plant is in Nederland niet aanwezig. BLOEMEN: rood of roodachtig, duidelijk kleiner dan die van de soort, in dichte trosjes. Deze variëteit is in Nederland in cultuur en wordt door zomerstek vermeerderd. Jonge planten 'RED BELLS' (Hillier Nurseries (Winchester) Ltd, Romsey, Hampshire, Groot-Brittannië, 1965) bloeien slecht. Dit is een gedrongen, opgaande, rijkbloeiende plant met roodgestreepte bloempjes. De plant werd Craib onderscheidde nog een andere soort, E. ferrugineus met roestbruine beharing aan de onder­ omstreeks 1965 geïntroduceerd, maar pas in 1991 opgenomen in Hillier' s Manual en is nu in zijde van het blad. Deze soort is nu in de var. palibinii opgenomen als synoniem. Nederland in cultuur. De soortaanduiding palibinii refereert aan de Russische botanicus Ivan V. Palibin, 1872-1949.

'RENOIR' (R. Nicholson, USA, vóór 1980) Enkianthus campanulatos var. rubicondus (MATSUMURA & NAKAI) MAKTNO - Zone 8 Een gedrongen plant met lichtgele en roze gestreepte bloemen. In Amerika is de plant verspreid en in syn. Enkianthus rubicundus MATSUMURA & NAKAI / cultuur. GROEIWIJZE: opgaande struik, min of meer als die van de soort. BLADEREN: groter dan die van de var. palibinii. 'SHOWY LANTERN' (E. Mezitt Sr, Weston Nurseries, Mass., USA, vóór 1990) BLOEMEN : vrijwel gelijk aan die van var. palibinii. Een cultivar met grote, kersrode bloemen. De plant wijkt niet af van de soort en is in Europa niet aanwezig. De var. rubicundus wordt vaak beschouwd als identiek met var. palibinii. In Japanse publicaties wordt deze opvatting verworpen en wordt dit taxon als een aparte variëteit behandeld. Beide 'ToKYo MASQUERADE' (Wayside Gardens, USA, 1995) variëteiten zijn prachtig afgebeeld in "Wildflowers of Japan". Middelgrote struik met dezelfde habitus als de soort, maar de plant groeit langzamer. Takken (SrEBOLD & ZuccARINI) MAKTNO - Japan (Centraal-Honshu) -Zone 8 donkerrood. Bladeren donkergroen met crèmewitte rand, in de herfst donkerrood met vergelende rand. Bloemen rozerood, gestreept, niet talrijk. basioniem: Meisteria cernua (1845) Deze import uit Japan werd door B. Yinger benaamd en voldoet het beste op een enigszins GROEIWIJZE: bladverliezende: opgaande, dicht vertakte struik met vele kleine zijscheutjes, 4-5 m beschaduwde plaats. Voor zover bekend is deze cultivar niet in Nederland aanwezig. hoog, meestal veel kleiner; takken kaal. BLADEREN: ovaal tot eivormig, 2-3(-4) cm lang, 1-2 cm breed, rand fijn gezaagd, kaal, zelden aan de Enkele jaren geleden werden in Duitsland vier nieuwe cultivars geselecteerd op hun bloemkleur en voet licht behaard, donkergroen met donkerder gloed aan de rand (vooral bij oudere planten). bloemgrootte. De planten hebben dezelfde habitus en bladvorm als de gemiddelde zaailing. Ook de BLOEMEN: in kleine, hangende trossen, 8-10 bijeen, kroon klokvormig tot komvormig, 5-8 mm herfstkleuren ontlopen elkaar weinig. breed, crèmewit tot groenig wit, lichtgroen gestreept, iets behaard; kelk zeer klein, 5-lobbig, In overleg met de winner, Joh. Wietingin Westerstede, werden deze vier selecties door fa C. Esveld toegespitst, gefranjerd en zwak behaard; mei. te Boskoop benaamd en vermeerderd. Deze cultivars komen binnen enkele jaren in de handel. Het VRUCHTEN: doosvrucht. zijn: Deze soort is inheems in Japan, waar de plant alleen voorkomt op Centraal-Honshu. De plant is in 'VENus' - Zeer rijkbloeiend met grote, lichtroze, iets gestreepte bloemen. Bladeren zwak bruinrood cultuur buitengewoon zeldzaam. gerand, in de herfst oranjegeel. Enkianthus cernuus var: matsudae (KoMATsu) MAKINO -Japan (Centraal-Honshu) - Zone 8

' VESTA ' - Bloemen groot, rood gestreept, zeer talrijk. Bladeren groen met bruinige gloed, in de basioniem: Enkianthus matsudae KoMATSU herfst oranjegeel tot rood. syn. Tritomodon cernuus var. matsudae (KOMATSU) SuGIMOTO Tritomodon matsudae MAEKAWA 'VrcToRrA' - Rijkbloeiend met vrijwel helderrode, grote, nauwelijks opvallend gestreepte bloem­ Meisteria matsudae NAKAI kroon. Bladeren donkergroen met bruine gloed; herfstkleur oranjerood. GROEIWIJZE: als die van de soort, ongeveer 3-4 m hoog. Deze is op sommige plaatsen in Duitsland verspreid onder de aanduiding "Roter Steckling". BLADEREN: smal-ovaal tot lancetvormig, 2-5 cm lang, tot 1 cm breed, scherp gepunt, rand fijn gezaagd, aan de onderzijde op de middennerf lichtbruin behaard. 'VIRGo' - Bloemen iets minder groot dan van de drie voorgaande cultivars, crème tot zachtgeel, BLOEMEN: in hangende trosjes, 7-15 bijeen, kroon breed-klokvormig (6-8 mm), donkerrood; mei­ talrijk. Bladeren groener dan die van de gemiddelde zaailing, in de herfst geel. juni. 26 - Deze variëteit komt alleen voor aan de kant van de Pacific Ocean (Grote Oceaan) op Centraal­ BLOEMEN: in lan_ge trossen, maximaal 20 bijeen, kroon groot, 1.5 cm breed, klokvormig, geel met Honshu in Japan. E. cernuus var. matsudae is tamelijk algemeen in de bergen in de districten Kanto rood, dik gestreept met rode aders, soms roomwit; kelk klein, driehoekig; eind mei-begin juni. en Chubu. In wezen verschilt deze variëteit alleen van var. rubens door de fijngezaagde bladrand. VRUCHTEN: doosvrucht; klein, bruin. Onder deze naam is de plant niet in Europa of Amerika in cultuur, maar zou kunnen voorkomen onder de naam E. cernuus var. rubens, die weliswaar ook heel zeldzaam is, maar toch in diverse E. dejlexus groeit van nature in de bergen tot op 3500 m hoogte. E.H. Wilson voerde deze soort in tuinen en collecties voorkomt. 1908 voor het eerst in Groot-Brittannië in. Omdat deze soort een zeer groot verspreidingsgebied De variëteitsnaam matsudae betekent: afkomstig uit Matsuda, een Japanse landstreek. heeft, zijn de ingevoerde planten niet allemaal even winterhard. Planten uit het zuidelijke deel van de Himalaja zijn onvoldoende tegen vorst bestand, maar de introducties van Charles Maries in 1908, Enkianthus cernuus var. rubens (MAxrMowrcz) MAKINO - Zone 7 waren veel meer winterhard. Deze Chinese vormen hebben geheel onbehaarde takken en bladeren. De Engelse botanicus T. Schilling introduceerde enige jaren geleden een winterharde vorm, die hij basioniem: Enkianthus rubens MAxrMowrcz vond op de Emei Shan (berg Omei) in Sichuan. Ook H.J. van de Laar verzamelde voor het GROEIWIJZE: middelmatig hoge struik (nooit een boom), dicht vertakt, met veel kleine zijscheutjes Proefstation voor de Boomkwekerij in 1980 zaden op de Emei Shan van E. dejlexus op een hoogte aan de hoofdtakken. van circa 2000 m. Hieruit verkreeg hij een aantal planten, enkele zelfs met roomwitte bloemen. De BLADEREN: 1-2.5 cm lang, circa 1 cm breed, aan jeugdige takken iets groter. planten hebben verscheidene winters onbeschermd doorstaan. BLOEMEN: in hangende trossen, 6-10 bijeen, kroon klokvormig, klein, donkerrood. Deze zeer attractieve soort is zelden in cultuur en vrijwel nooit in de handel aan te treffen. De var. rubens verschilt nauwelijks van de soort, behalve in de bloemkleur. Bovendien verschilt de Enkianthus nudipes (HoNDA) 0Hwr- Japan (Centraal-Honshu) - Zone 8 plant van var. matsudae door de bredere en kortere bladeren. De plant groeit tamelijk langzaam. syn. Enkianthus subsessilis var. nudipes HoNDA Deze rijkbloeiende variëteit is moeilijk te vermeerderen. Met zomerstek worden soms goede bewortelingspercentages verkregen, maar dat is lang niet altijd het geval. Vermeerderen door zaaien GROEIWIJZE: bladverliezende, dicht vertakte struik tot circa 3 m hoog. kan goed gelukken, maar daarbij is de herkomst van het zaad heel belangrijk. Uit zaad uit tuinen BLADEREN: omgekeerd-eirond, 3 cm lang, 1-1.5 cm breed, voet wigvormig, aanvankelijk behaard, wordt meestal een mengsel verkregen van alle mogelijke tussenvormen, hetgeen moet worden later kaal. vermeden. BLOEMEN: in kleine trossen, 4-7 bijeen, groenig wit, kaal. Af en toe is de plant verkrijgbaar, maar ook dan is voorzichtigheid geboden, vanwege onjuiste op VRUCHTEN: doosvrucht. naamstelling. De RHS verleende in 1930 een Award of Merit. Deze soort is nauw verwant met E. subsessilis. De plant komt voor in bergachtige s,treken en groeit langzaam. Voor zover bekend is deze soort noch in Europa, noch in Amerika in cultuur. Enkianthus chinensis FRANCHET - West- en Centraal-China en Noord-Birma - Zone 8/9 (MrQUEL) ScHNEIDER- Japan (Kyushu en Shikoku), Taiwan - Zone 6 syn. Enkianthus brachyphyllus FRANCH (1895) Enkianthus cerasiflora LÉVELLLÉ basioniem: Andromeda perutata MrQUEL Enkianthus himalaicus var. chinensis (FRANCHET) DrELS syn. Enkianthus japonicus HooKER F. Enkianthus leveillianus CRAIB (1919) GROEIWIJZE: bladverliezende struik, nauwelijks 2.5-3 m hoog; takken en twijgen in etages. Enkianthus sinohimalaicus CRAIB BLADEREN: lancetvormig tot ovaal, spits toelopend, 2-3 cm lang, tot 1 cm breed, enigszins grof GROEIWIJZE: bladverliezende, steil-opgaande struik tot 4 m hoog, soms hoger; takken en scheuten getand, iets donzig tot kaal op de middennerf, in kransen aan het eind van de scheuten, aan bruin, kaal. waterloten verspreid, in de herfst geel, oranje, rood en paars. BLADEREN: lancetvormig tot ovaal, 5-8 cm lang (smaller dan die van E. campanularus en grover BLOEMEN: in hangende trosjes, 3-10 bijeen, kroon kruikvormig, 0.8-1 cm breed, aan de bovenzijde gezaagd), onderzijde donzig, soms iets blauwig; steel 2 cm lang. samengetrokken met 5 teruggebogen lobjes, sneeuwwit; steel kaal; kelk zeer klein; april. BLOEMEN: in tot 15 cm lange, hangende trossen, 10-15( -20) bijeen, kroon klokvormig, 2 cm lang, iets VRUCHTEN: doosvrucht; zeer klein, maximaal 5 mm lang; zaden stoffijn. breder, bleekgeel, roze gestreept, aan het uiteinde iets convex, daardoor kleurindruk zalmroze; Volgens Bean werd deze soort in 1859 door Sir Rutherford Alcock ontdekt in de buurt van de stad mei. Nagasaki en 10 jaar later door boomkwekerij Standish in Groot-Brittannië geïntroduceerd. De VRUCHTEN: doosvrucht. groeiplaats van deze soort is nu beter bekend; de plant groeit op de zuidelijke eilanden Kyushu en Deze soort heeft de grootste bloemen van het hele geslacht. E. chinensis werd in 1900 in Groot­ Shikoku, in bergachtige streken. De plant komt ook voor in het noorden van Taiwan. Brittannië ingevoerd. De RHS verleende hieraan een A wardof Merit in 1935. De soort is zeer zelden E. perulatus heeft in de herfst een fabelachtige kleur. Het is de soort met de mooiste herfstkleur, in cultuur en planten in kwekerijen zijn soms verkeerd benaamd; doorgaans is hetE. campanulatus. maar de plant groeit langzaam. Helaas behoren niet alle planten onder de naam E. perulatus - die De planten in Boskoop zijn in de vorige winter alle bevroren. thans in cultuur zijn - ook inderdaad tot deze soort. De vermeerdering is problematisch; zomerstek is de enige manier, maar ook dan vaak met weinig Enkianthus deflexus (GRIFFITH) ScHNEIDER - Centr.- en W.-China en Nepal - Zone 9 - zie succes. Zaaien is ook onzeker; soortecht zaad is vrijwel nooit te krijgen. Ondanks alle moeilijkheden kleurenfoto blz. 35 is deze soort zeer aan te bevelen. De RHS verleende een A ward of Merit in 1979 en een A ward of Garden Merit in 1984. basioniem: Rhodora dejlexa GRIFFITH In Japan wordt E. perulatus vrij veel gekweekt en onder andere als haagplant gebruikt. De plant kan syn. Enkianthus himalaicus HooKER F. & THOMAS goed in een bepaalde vorm worden gesnoeid. De Japanse naam is Hiroha of Dodan tsutsuji. Enkianthus sulcatus CRAIB (1927) (er komt ook voor: E. sulcatus CHUN & FANG, 1957)

GROEIWIJZE: bladverliezende, opgaande, losse struik, soms kleine boom, 5-6 m hoog; jonge takken Cultivars : rood, later donkerder, kaal of behaard. BLADEREN: ovaal, langwerpig of lancetvormig, top puntig toegespitst, in bundels aan het eind van de ' COMPACTUS ' scheuten, tot 10 cm lang, 3-5 cm breed, bovenzijde doorgaans kaal, onderzijde spaarzaam behaard, Een dwergvorm, in ongeveer 20 jaar niet veel hoger dan 0.50 m. Het is een uitstekende plant voor de in de herfst oranje tot oranjerood. rotstuin. Deze cultivar is alleen in de Verenigde Staten hier en daar verkrijgbaar. 28 29 Enkiantbus perulatus f. japonicus (HooKER F.) KiTAMURA Enkiantbus subsessilis (MIQUEL) MAKINO-Japan (Centraal-Honshu)- Zone 8 De meeste auteurs beschouwen de naam E. japonicus als een synoniem van E. perulatus. De Japanse basioniem: Andromeda subsessilis MrQUEL botanicus Kitamura beschouwt dit taxon echter als een forma. syn. Andromeda nikoensis MAXIMowrcz • Enkianthus nikoensis (MAX!MOwrcz) MAKINO Enkiantbus quinqueflorus DE LouRErRo- Zuidoost-China - Zone 9/10 GROEIWIJZE: bladverliezende, dichtvertakte struik tot 2 m hoog; takken en twijgen in bundels bijeen syn. Enkianthus dunnii LÉVL. (1911) (als bij E. perulatus). GROEIWIJZE: bladverliezende of halfbladhoudende struik, 5-8 m hoog, in cultuur veel lager; takken BLADEREN: ovaal tot eivormig, in rozetjes aan het eind van de twijgen, 2-4 cm lang, 1-2 cm breed, bovenzijde dofgroen, onderzijde zwak wit behaard langs de middennerf, in de herfst geelbruin tot kaal. BLADEREN: smal-ovaal tot omgekeerd-eivormig, 6-10 cm lang, 3-4 cm breed, top scherp toegespitst, goudbruin. BLOEMEN : in slanke, knikkende trossen, 5-10 bijeen, kroon kruikvormig, 0.5 cm breed, aan de voet wigvormig, stevig en leerachtig, kaal, aanvankelijk roodachtig, later donkergroen met duidelijke nervatuur. bovenzijde samengeknepen, zuiverwit; mei. BLOEMEN: knikkend, in trosjes van 5 in de oksels van de grote roze schutbladen; steel roze, 2 cm lang; VRUCHTEN: doosvrucht; hangend. kroon klokvormig, roze, 1-1.5 cm breed, met 5 teruggeslagen, lichter roze lobben; kelk klein, Deze soort groeit langzaam. De plant werd verzameld door Charles Maries in 1878. Hij zond driehoekig. materiaal naar Groot-Brittannië. Prof. Sargent bracht materiaal naar het Arnold Arboretum in VRUCHTEN: doosvrucht; ei vormig, 1-1.5 cm lang, duidelijk geribd. Boston, USA in 1892, dat hij verzamelde in het Nikko-gebergte. E. is redelijk winterhard in de gematigde zones van Europa en Amerika. De bloei is Deze spectaculaire plant- die de mooiste schijnt te zijn van alle Enkianthus-species - is inheems in subsessilis Zuidoost-China (nabij Hong Kong) en is helaas niet voldoende winterhard in het gemiddelde minder spectaculair dan die van E. perulatus, maar de herfstkleuren daarentegen zijn vaak prachtig. Europese klimaat. De plant kan worden gekweekt in de mildste delen van Groot-Brittannïe, zoals De soort is nu zeer zeldzaam geworden in de cultuur. Cornwall, West-Schotland en in Californië (USA). Nieuwe species: E. quinquejlorus werd in Engeland ingevoerd in 1814 en bloeide voor de eerste keer in Knight's Royal Exotic Nursery in Chelsea. Later werd dit bedrijf overgenomen door de beroemde firma J.H. Enkianthus calophyllus T.Z. Hsu - China (Zhejiang) Veitch & Sons. Het is de vraag of deze soort nog in de handel is. Er schijnt nog wel een exemplaar in Boamachtige struik, 3-4 m hoog met stevige, kale takken. Bladeren 3-4.5 cm lang, 1.5-3 cm breed, de koude kas in de botanische tuinen van Kew aanwezig te zijn. toegespitst, 7-9 nerven, steel 8-10 mm lang. Bloemen onbekend. Doosvruchten kaal. Deze soort lijkt op E. quinqueflorus, wijkt daarvan af door de lichte beharing. Beschreven in: Acta Enkiantbus serrulatus (WrLLDENow) ScHNEIDER- Centraal- en West-China - Zone 9 Botanica Yunnanica, 1985. syn. Enkianthus quinqueflorus var. serrulatus WrLSON Enkianthus hirtinervus M.Y. FANG- China (Hunan) GROEIWIJZE: bladverliezende struik. Struik tot ongeveer 2 m hoog met dunne, grijze tot bruingrijze takken. Bladeren tegenoverstaand, BLADEREN: kleiner en veel minder leerachtig dan die van E. smal-ovaal of eivormig, quinquejlorus, leerachtig, ovaal tot elliptisch, 4-7 cm lang, 2-3 cm breed, toegespitst, rand iets gezaagd, onderzijde rand fijn getand. groen, 5-7 behaarde nerven. Bloemen lateraal (zijdelings staand), in bundels van 2-3, 1.5-2 cm (kleur BLOEMEN: in opstaande trossen van 5( -6) stuks, circa 1 cm breed met kleine teruggeslagen lobben, onbekend). wit, op stelen van 1.5-2.5 cm. Deze soort lijkt op E. serrulatus. Beschreven in: Bulletin of Botanical Research, Chengdu, Sichuan VRUCHTEN: doosvrucht; rechtopstaand. University, 1985. Deze zeldzame soort is nauw verwant aan E. quinqueflorus en E.H. Wilson beschouwde E. serrulatus als een variëteit daarvan. De plant verschilt van E. quinquejlorus doordat deze bladverlie­ Enkianthus sichuanensis T.Z. Hsu -China (Sichuan, Fengji, op 1400 m hoogte) zend is. Boom tot 5 m hoog met kale takken. Bladeren iets gegolfd, leerachtig, 6-8 cm lang, 2.5-3 cm breed, E. serrulatus werd in 1900 in Europa ingevoerd. De plant is meer winterhard dan E. quinquejlorus, toegespitst, rand fijn gezaagd, steel 8-12 mm lang. Bloemen in kleine bundels van 3-5 bijeen (kleur maar is net zo zeldzaam in collecties. onbekend). Doosvruchten 9-12 mm, kaal. Deze soort lijkt op E. quinquejlorus, wijkt daarvan af door de leerachtige bladeren. Beschreven in: Enkiantbus sikokianus (PAUBlN) ÜHwr - Japan (Honshu, Oost-Shikoku) - Zone 8 niet te vermelden (tekst in het Chinees).

syn. Enkianthus campanulatus var. sikokianus P ALlBIN Enkianthus ruber P. DoP- Vietnam GROEIWIJZE: bladverliezende struik tot 5 m hoog, meestal veel kleiner. Beschrijving ontbreekt (tekst in het Chinees). BLADEREN: lineair tot lancetvormig, in kransen aan het eind van de takken, tot 7 cm lang, 1.5-3 cm breed, dofgroen, onderzijde blauwgroen, rand fijn gezaagd. Enkianthus tabulatus P.C. Tam BLOEMEN: in trossen, 8-20 bijeen, kroon klokvormig, groenig roze; kelk zeer klein, eivormig; juni. Beschrijving en sectie ontbreken (Zie literatuurlijst). VRUCHTEN: doosvrucht; zaden gevleugeld, circa 3 mm. Dit taxon wordt ook wel geclassificeerd als een variëteit van E. campanulatus, maar in de moderne Ongeldige namen, verbonden met de naam Enkiantbus: Japanse literatuur wordt het als een species beschouwd. E. sikokianus groeit op rotsachtige plaatsen, op relatief lage hoogte. Deze soort wordt op zeer E. campanulatus var. matsudae - zie E. eernuus var. matsudae bescheiden schaal gekweekt. De naam betekent: van Shikoku, een Japans eiland. E. campanulatus var. sikokianus - zie E. sikokianus In Amerika wordt een kloon van E. sikokianus verspreid onder de naam E. campanulatus 'Sikokia­ E. cerasiflorus - zie E. ebioensis nus'. Deze naam is niet toegelaten; na 1959 mogen geen Latijnse namen als cultivar meer worden E. ferrugineus -zie E. eampanulatus gebruikt. Deze kloon werd ontdekt in het arboretum van de Universiteit in Washington. De plant E. himalaicus - zie E. deflexus werd in de handel gebracht door Barnard's Inn Farm, Vineyard Haven, Mass., USA. E. himalaicus var. chinensis - zie E. ebioensis 30 31 E. japonicus - zie E. peruiatos var. japooicos Blätter sind eiförrnig-elliptisch, fein gesägt und vorne scharf zugespitzt. Sie sind im Sommer E. latiflorus - zie E. campanulatos überwiegend dunkelgrün bis vio1ettfarbig grün, im Herbst auffàllig verfä.rbt. Die glockigen oder E. matsudae - zie E. cernuus var. matsudae krugförrnigen, fünflappigen Blüten stehen in endständigen Dolden oder Trogdolden und sind in E. nikoensis - zie E. subsessilis unterschiedlichen Nuancen gefàrbt. Die Blüten haben einen kleinen Kelch und 10 Staubblätter. Die E. palibinii - zie E. campanulatos var. palibinii rundlichen Kapselfrüchte öffnen sich im Oktober und entlassen sehr feine Samen. E. pallidiflorus - zie E. campanulatos f. albiflorus Alle Enkianthus-Arten sind in Japan, China und dem Himalaja heirnisch. Die meisten Arten sind in E. pendulus - zie E. campanulatos Westeuropa (Zone 5 der amerikanischen Zonierung) ausreichend frosthart, einige Arten aus dem E. quinqueflorus var. serrulatus - zie E. serrulatus Himalaja und SO-China (Zone 7/8) benötigen einen Winterschutz. E. recurvus - zie E. campanulatos Enkianthus gedeihen zufriedenstellend nur auf Moorböden oder sauren Sandböden, sie stellen etwa E. rubicundus - zie E. campanulatos var. palibinii die gleichen Standortansprüche wie Rhododendron. E. sinohimalaicus - zie E. ebioensis Enkianthus vertragen Traekenheit besser als manche andere Ericaceae, sie können auch an vollson­ E. subsessilis var. nudipes - zie E. nudipes nigen Plätzen gepflanzt werden. E. tectus - zie E. campanulatos Es sind nur wenige Arten im Handel. Sie zeichnen sich aus durch eine schöne Blüte und eine prachtvolle Herbstfärbung. Die Gattung ist 1810 durch de Loureiro beschrieben und in vier Sektionen eingeteilt worden. Literatuur: Im varliegenden Beitrag werden die Arten und einzelne Sorten in alphabetischer Reihenfolge kurz beschrieben. BEAN, W.J.: Trees & Shrubs, hardy in the British Isles, Vol. II, D-M, 1973. FANG, M.Y.: Enkianthus hirtinervus M.Y. FANG. A new species ofEnkianthus from Hunan. Bulletin of Botanical Research, Vol. 5, Nr I , p. 165- 168, !985. GROS H, R.B. & R.N. BANERJJ : A noteon Enkianthus hi malaicus. Journal ofthe Bombay Natura! History Society, Vol. 73, Nr 3, p. 43 1, 1976. Hsu, T.Z.: Classification, distri bution and phylogeny of the genus Enkianthus. Acta Botanica Yunnanica, Vol. 4, Nr 4, p. 355-362, 1982. Hsu, T.Z.: Enkianthus calophyllus T. Hsu. A new species of Enkianthus from China. Acta Botanica Yunnanica, Vol. 7, p. 15 1-152, 1985. KRüSSMANN, G.: Handbuch der Laubgehölze, Band II, E-PRO, 1977. MEAK IN PooR, J. & N.P. BREWSTER: that merit attention, Vol. II, Shrubs, 1996. TAM, P.C.: Enkianthus tabulatus P.C. TAM. A new species ofthe genus Enkianthus. Bulletin Botanical Research, Vol. 6, Nr 4, p. 125- 127, 1986. IMPORTANT fOREST TREES OF JAPAN, 197 1. THE HILLI ER MANUAL OF TREES & SHRUBS, 6th ed., 199 1. THE NEw RHS DICTIONARY OF GARDEN ING, Vol. 2, D-K, 1992. WiLDFLOWERS OF JAPAN, 1989.

SUMMARY

The genus Enkianthus includes about 10 species. They are upright, wel! branched shrubs of 4-5 m high. Some species can develop into smal! trees, but this seldom happens. The leaves are placed generally in clusters close together, but on long shoots are more widely spread. The oval-eHiptic leaves are fine serrate with sharply tapered tips. Generally in summer the leaves are dark green to purplish-green; in auturnn beautiful coloured. The flowers, around May, are bell-shaped or urn­ shaped, five-lobed, mostly in small drooping racemes in several colours. The calyx is smalland there are 10 stamens. The small round seed capsules open in October-November. The seeds are rather small. All species are native to Japan, China or the Himalaya. Most are sufficiently winterhardyin Western-Europe (zone 5), Some from the Himalaya and Southeastern China (zone 7/8 ) must be protected. The zones of winter hardiness in this case are American. Enkianthus need to be planted in a peaty soil or an acid sandy soil. They can be treated like Rhododendron. The plants are more drought resistant than many other Ericaceae and can also be planted in full sun. Only a lirnited number of species is available in the trade. They are very decorative plants with beautiful flowers and excellent auturnn colours. The genus was described by De Loureiro in 1810 and divided into 4 sections. The species and some cultivars are shortly described in alphabetical order.

ZUSAMMENFASSUNG

Die Gattung Enkianthus urnfaBt etwa 10 Arten. Es sind aufrechte, gut verzweigte, 4-5 m hohe St.räucher, selten entwickeln sich einige Arten auch zu kleinen Bäumen. Die an Langttieben wechselständigen Blätter sind an den Triebenden und an Kurztrieben meist wirtelig gehäuft. Die 32 33'