Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Struktuur en historische ondergrond van het Haspengouws taallandschap A. Stevens bron A. Stevens, Struktuur en historische ondergrond van het Haspengouws taallandschap (Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde, Nr. 9). Hasselt 1978 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/stev002stru01_01/colofon.htm © 2006 dbnl / erven A. Stevens i.s.m. 8 Andre Stevens vijfenzestig Graag voldoe ik aan het verzoek van de redactie van Aldebiesen om in dit nummer, dat ter gelegenheid van diens 65e verjaardag aan André Stevens wordt opgedragen, een klein huldewoord te schrijven. De naam Stevens leerde ik in 1954 kennen, toen ik aan mijn licentiaatsverhandeling werkte en op twee belangrijke artikelen stootte: het stuk dat in dit nummer en tevens als nr. 9 van de Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialekt- en Naamkunde, is herdrukt en zijn tweelingsbroertje, het omvangrijke opstel De evolutie van de Haspengouwse streektalen in de bundel Limburgs Haspengouw , 1951, blz. 223-264. Beide stukken hebben mij de ogen geopend voor de historische basis en de ruimtelijke gedifferentieerdheid der Limburgse dialecten en mij geleerd hoe boeiend het wetenschappelijke spel met dialectgegevens kan zijn. A. Stevens, Struktuur en historische ondergrond van het Haspengouws taallandschap 9 Een paar jaar later heb ik Stevens persoonlijk leren kennen; sedertdien heb ik hem geregeld ontmoet. Het is een van de leerrijkste en prettigste kennismakingen uit mijn leven geweest. Leerrijk omdat ik in gesprekken met hem en bij een paar gemeenschappelijke dialectopnamen in de buurt van Tongeren een stuk van het vak heb geleerd en mijn inzicht in de Limburgse taalgeschiedenis heb mogen verdiepen. Ik ken niemand, ook niet onder de hooggeleerden aan de Belgische en Nederlandse universiteiten, die een zo volmaakte beheersing van de historische klank- en vormleer van het Nederlands en zijn dialecten heeft bereikt. Van zijn kennis van de Rijnlandse streektalen en de geschiedenis van de Germaanse talen buiten het Nederlands spreek ik dan niet eens. Van deze taalkundige eruditie kunnen zijn publikaties, die nochtans alle even degelijk zijn, bij niet ingewijden slechts vermoedens doen opkomen. Of is het misschien juist omdat ze zo degelijk zijn? Stevens vertrouwt niet gemakkelijk iets toe aan het papier en wanneer hij schriftelijk formuleert is hij uiterst kritisch tegenover zichzelf. Dit heeft het aantal van zijn publikaties gedrukt(x). Hij weet nog heel veel meer dan hij heeft geschreven! En dit bevat nochtans zeer belangrijke studies van dialectologische en naamkundige aard. Er zijn synthetiserende stukken bij zoals de twee hierboven genoemde en onlangs verschenen uitvoerige opstel over de dialecten van Brustem en omgeving, verder artikelen over klankgeografische, vormgeografische (waaronder een magistrale studie over de voornaamwoorden du, dich en dijn) en woordgeografische problemen A. Stevens, Struktuur en historische ondergrond van het Haspengouws taallandschap 10 (waaronder het niet minder indrukwekkende artikel over zwaalde, een benaming voor broodschieter) evenals over toponymische vraagstukken (waaronder een baanbrekende studie over het belang van de dialectvormen van toponiemen). Mijn kennismaking met André Stevens behoort ook tot mijn prettigste ervaringen. Zijn welbespraaktheid, geestigheid, scherpzinnigheid en zijn sceptisch-milde kijk op de mensen en het wetenschappelijk bedrijf maken ieder gesprek met hem tot een aangename en verrijkende belevenis. Hulpvaardigheid is bij hem een ijdel woord. Zijn vriendschap stel ik op hoge prijs. Ik wens hem nog vele wetenschappelijk vruchtbare en menselijk gelukkige jaren. Prof. dr. J. Goossens Leuven A. Stevens, Struktuur en historische ondergrond van het Haspengouws taallandschap 11 Bibliografie: Toponymie en dialektologie, Beschouwingen in verband met de Nederlandse dialektvorm van enkele Haspengouwse plaatsnamen (Feestbundel H.J. van de Wijer I (1944) 365-393). De evolutie van de Haspengouwse streektalen (Limburgs Haspengouw (1951) 223-264). De Naamkunde en haar problemen in Haspengouw (Limburgs Haspengouw (1951), 262-275). Struktuur en Historische Ondergrond van het Haspengouwse Taallandschap (Het Oude Land van Loon (1952) 4-20). Pronominale Isomorfen in Belgisch-Limburg I. Du, dich en dijn (Taal en Tongval I (1949) 132-154). De Taal is gans het Volk (Veldeke 28 (1953) 1-8). Zwaalde, een Zuidoostnederlandse Dialektbenaming voor de Broodschieter of Ovenpaal (Taal en Tongval 5 (1953), 94-128). De Konsonanten-verbinding schr- in het Zuiden van Belgisch Limburg (Taal en Tongval 6(1954) 143-147). Intonatieproblemen in en om Wets-Limburg (Taal en Tongval 7 (1955) 135-142). In Memoriam Wilhelm Welter (Taal en Tongval 8 (1956) 39-40). Funktionele Abhängigkeit von Isophonen. Ein Beispiel aus Belgisch Limburg (Orbis 13 (1964) 545-555-met J. Goossens). Het Oostgetelands en de Truierlandse dialekten van Brustem, Aals en Ordingen (het Oude Land van Loon 30 (1975) 435-469) In memoriam Jozef Leenen (Handelingen van de Kon. Commissie voor Toponymie en Dialectologie 50 (1976) 27-30). (Met J. Herbillon:) Toponymie de Herstappe (Toponymie de la Hesbaye liégeoise, Fasc. 12 (1947) 660-727). Ook mag hier gewezen worden op de reeks artikelen Toponymes hesbignons van J. Herbillon in de Handelingen van de Kon. Commissie voor Toponymie en Dialectologie; voor heel wat plaatsnamen heeft Herbillon een beroep gedaan op de kennis van Stevens. Verder vermelden we nog (samen met E. Blancquaert, J.C. Claessens en W. Goffin) Dialektatlas van Belgisch-Limburg en Zuid-Nederlands-Limburg (Antwerpen 1962). A. Stevens, Struktuur en historische ondergrond van het Haspengouws taallandschap 4/12 Struktuur en historische ondergrond van het Haspengouws taallandschap I. - Dialektgrenzen en -groepen in Haspengouw Uit opeenvolgende afwisseling van Hoogduits-Ripuarische en Westnederfrankische (Brab.-Holl.-Alg.-Ndl.) invloeden die nu eens zwakker dan eens sterker over onze streken spoelden, ontstond een overgangsgebied tussen Oost en West dat in het dichtbevolkte Haspengouw vooral gekenmerkt is door de geleidelijkheid der overgangen(1). Dit is goed te begrijpen, want het ene woord ging wat verder oost- of westwaarts dan het andere, het ene opdringende verschijnsel was ‘expansiever’ dan het andere. Van een zo groot mogelijk aantal dier verschijnselen of woorden tekent de dialektoloog een kaart die hem het verloop der scheidingslijnen, het net der grenzen duidelijker voor ogen moet brengen. Want indien vele grenzen verward door elkaar lopen, zo zijn er toch ook weer veel die zichtbaar dezelfde richting volgen en in vele gevallen dezelfde plaatsen aan de ene en aan de andere zijde laten. De gebieden nu, die door zulke lijnenbundels ingesloten worden kunnen beschouwd worden als streken waar de bewoners een enigszins op elkaar lijkend dialekt gebruiken. Ook in zo'n gebieden bestaan verschillen en is de overgang van West naar Oost nog te onderscheiden, maar er is anderzijds over heel het gebied een geheel van talrijker gemeenschappelijke eigenaardigheden die het een eigen cachet geven. Zelfs de gewone volksmens onderscheidt dit wanneer hij zegt: het was er ene van de kanten van St. Truiden; ze was van de omstreken van Loon; hij sprak zoals ze tegen Tongeren ‘kallen’. Enkele van die dialektgroepen onderscheidende grensbundels zijn reeds bekend: ze lieten toe het Limburgs in Oost- en Westlimburgs te scheiden evenals het Westlimburgs van de Brabants-Limburgse overgangsdialekten van het Hageland en Brabants-Haspengouw. Limburgs-Haspengouw maakt grotendeels deel uit van het Westlimburgs, dat in de Limburgse Kempen een gevarieerd maar (1) Zie A. STEVENS, De Evolutie van de Haspengouwse Streektalen, in LIMBURGS HASPENGOUW (Hasselt 1951) blz. 223-264. Ook voor de verklaring van de gebruikte spelling der dialektwoorden verwijzen we naar blz. 264 dezer studie. A. Stevens, Struktuur en historische ondergrond van het Haspengouws taallandschap 5/13 in vergelijking met Haspengouw toch veel uniformer geheel uitmaakt tussen het Antwerps-Kempens en het Oostlimburgs (Maaslands + Maaskempens van Bree en omgeving). A. - Het Maaslands en de Maaslands-Oosthaspengouwse overgangsdialekten Het Westlimburgs wordt bevat tussen enerzijds de Getebundel en anderzijds een bundel lijnen die we gemakkelijkheidshalve de Genkerlijnenbundel zullen heten. Deze laatste beweegt zich over de overgangsdorpen Kaulille en Grote-Brogel en ten westen van Meeuwen naar Genk en is de grensgordel voor een groot aantal O.-W.-tegenstellingen. Bij en rond de scharnier Genk rafelt de dichte lijnenbundel plots uiteen in verschillende strengen: de meest westelijke slaat de grensdorpen van Gellik en Veldwezelt tot Vroenhoven naar de oosterzijde. Deze streng, die we gemakkelijkheidshalve Vroenhoverstreng zullen heten scheidt o.a.: 1. a) Westelijk goe(h)d of guu(h)d, boek of buuk van Oostelijk good, book (goed, boek) b) W. vlie(h)g, lie(h)f van O. vleeg, leef (vlieg, lief) 2. a) W. sjoon, hoog van O. sjoen, hoeg (schoon, hoog) b) W. leene, zee van O. liene, zie (lenen, zee) 3. W. mèèë of määë van O. mèèje of määje (maaien) 4. W. trèèë, knèèë van O. trèèje, knèèje (treden, kneden) 5. W. sjaan, haan van O. sjan, han (schande, handen) 6. W. daase van O. daanse (dansen) 7. a) W. haage of haate of haade van O. hawe (houden) b) W. aaë, kaa van O. awwe, kaw (oude, koude, subst.) 8. a) W. hoos van O. hoehs (huis) b) W. kreus of krees van O. kruuhs of kriehs (kruis) c) W. ween van O. wiehn (wijn) (Het westelijke dorp Hees heeft echter huuhs, kriehs, wiehn) 9. W. mös of més van O. mösj of mésj (mus)