69 TWIRRE natuur in Fryslon laaigcng IS, rummers

Het voorkomen van

Taiga- en Toendrarietganzen

in Fryslân sinds 1970

Leo+M.J. van den Bergh

het voorkomen in is uit bekend. Hoewel Over van Taiga- en Toendrarietganzen Fryslân vroeger tijden weinig er

nauwelijks aan hoeft te worden getwijfeld dat deze ganzen vanouds tot de vaste wintergasten behoorden, komt

dit niet tot in de die in de eerste helft de werden. Pas in uitdrukking gegevens er van vorige eeuw gepubliceerd

1962 en 1966 geeft Jules Philippona enige informatie waaruit blijkt dat rietganzen in die tijd slechts in zeer

voorkwamen geringe aantallen werden aangetroffen, maar vroeger kennelijk talrijker bij Beetsterzwaag en

rond de Groote Brekken.

Voor Terschelling schetst Tanis in 1963 hef beeld van een ongeregelde, zij het soms vrij talrijke, bezoeker van

de die het in de maand decem- de Boschplaat met het aangrenzende wad en van buitendijkse kwelders, meest

Er vond die doortrek de de ber werd waargenomen. in tijd regelmatig plaats, waarbij ganzen zuidelijke kustlijn

fabalis als de die van het eiland volgden. Tanis is de eerste die expliciet de Europese Taigarietgans noemt vorm

het werd vermeldt tevens merkbare 1955. In 1968 meest op Terschelling gezien en een achteruitgang na

ook de ondersoort fabalis als hen echter noemen Spaans en Swennen onregelmatige gast op Vlieland, waarvan

Mooser in acht slechts vier waarnemingen bekend waren, terwijl 1973 voor Schiermonnikoog waarnemingen

noemt, die alle uit de periode 1960-70 stamden. In 1976 blijkt uit Vogels in deel 1 dat rietganzen

beslist niet algemeen waren en vooral in het zuiden van de provincie overwinterden. Omdat er sindsdien wel

het een en ander gewijzigd is, zetten we in dit artikel de ontwikkelingen op een rij.

Hef voorkomen

tussen 1970 en 1980

Op 10 januari 1977 ontdekten Albert Beinte- ma, Dick Jonkers, Jacqueline van Leeuwen

250 en ondergetekende een groep van circa

TaigarietganzenAnser f. fabalis van het geel- snavelige type in de polder van Ter Idzard en

Oldeholtwolde, langs de Tjonger. Aangezien een ter plaatse wonende veehouder vertelde dat de ganzen daar regelmatig overwinter- den en er op dat moment niet eens veel aanwezig waren, betrof het kennelijk een vaste pleisterplaats. Omdat er in die tijd nog maar weinig bekend was over het voorkomen

in het van ganzen stroomgebied van Tjonger en Linde, werd daar die winter wat meer aandacht aan geschonken. Daarbij bleek dat er op veel meer plaatsen sprake was van de aanwezigheid van groepjes Taigarietganzen en dat daarnaast ook de Westsiberische

Toendrarietgansrossicus present was.

Zo vonden Jacqueline van Leeuwen, Peter

Key en ik op 20 januari 1977 bijvoorbeeld 14

Taigarietganzen en 216 Toendrarietganzen in

en snavel van de Westsiberische ToendrarietgansAnser serrirostris rossicus. De snavel de Polder Oldelamer, 9 Taigarietganzen en Kop is korter dikker dan de de is steekt niet of 11 Toendragrietanzen in het Zandhuizerveld en bij Taigarietganzen en nagel afgerond en foto den slechts over de snavelpunt. Leo van Bergh en 26 Taigarietganzen en 33 Toendrarietgan- weinig zen In de polder Schoteruiterdijken. Op die waren werd uit onze waarnemingen en uit overwinterden, die hun slaapplaats hadden plaats was tevens een zeer grote Taigariet- een publicatie van Klaas Koopman (1978) op het Esmeer. Voedselterreinen van deze gans aanwezig die vermoedelijk tot de Westsi- streek beslist onder andere de Bo- wel duidelijk, dat er in die sprake ganzen lagen langs berische vorm johanseni behoorde. Op 23 moest zijn van een regelmatig voorkomen ven-TJonger onder Haule, in de Tjongervallei januari 1977 werd de Tjongervallei tussen van deze ganzen. onder Donkerbroek, Hoornsterzwaag en Jub- Oude-schoot en Kuinre wederom afgezocht bleek In ieder te In de de Linde Dat geval zo zijn omge- bega-Schurega, aan bij Nijeber- en dat leverde totalen van 68 Taigarietgan- ving van het Fochteloëiveen, waar iedere koop-Tronde en in de Appelschasche .Made. zen faballs en 205 Toendrarietganzenrosslcus winter enkele honderden Taigarietganzen Aanvankelijk werden er ook groepen Taigarlet- op. Hoewel de aantallen niet spectaculair 70 TWiRRE in natuur Fryslan laaigcng is, rummer 3

opvallend toe te nemen. De vogels bezoch-

ten dat gebied waarschijnlijk al vanaf het ein-

de van de jaren 70, maar de aantallen wa-

ren er meestal zeer klein en zij foerageerden

vooral in de uitgestrekte akkerbouwgebieden

bij Vierhuizen, ülrum en Leens in de provincie

Groningen. De slaapplaats in de Vlinderbalg

werd echter vanaf het seizoen 1989/90 door

aanzienlijk meer Toendrarietganzen bezocht

die ook naar akkers in Dongeradeel bleken te

vliegen, zoals in de omgeving van Anjum en

Paessens.

Een derde gebied waar zich Toendrarietgan-

zen begonnen te vertonen is Het Bildt, waar in

de bouwlandgebieden ter weerszijden van

de Oude Bildtdijk al snel sprake was van het

regelmatige voorkomen van enkele honder-

den van deze ganzen, die als slaapplaats het

buitendijkse Friese Wad in gebruik namen.

Deze ontwikkeling is vergelijkbaar met die in

de Wieringermeerpolderen in Polder Eijerland

Texel. Ook daar overwinteren sinds het op

begin van de jaren'80 Toendrarietganzen die

in het zilte milieu van het Baigzand Kop en snavel van de Europese TaigarietgansAnser f. fabalis. Let op de vóór over de regelmatig

en het wad bij De Schorren de nacht snavelpunt reikende ovale nagel. foto Leo van den Bergh op doorbrengen.

ganzen langs het Koningsdiep aangetroffen, tallen Toendrarietganzen rossicus in de Tjong-

ervallei in 16 februari de in waarvan werd aangenomen dat deze van januari 1977, werd op Terwijl Toendrarietganzen Fryslan gedu-

het Fochteloërveen kwamen. Het betrof daar 1978 door A. Vink en mij in de Polder Wester- rende deze periode dus een ojomerkelijke

vermoedelijk echter een groep ganzen die en Oosterschar bij Vierhuis - Rotstergaast een uitbreiding lieten zien, nam het aantal Taiga-

1.800 af. In hun slaapplaats had op de Duurswouderhei- groep van van deze ganzen waarge- rietganzen in de provincie almaar de

de. nomen die daar volgens een bewoner circa Tjonger- en Lindevallei waren weliswaar soms

een week aanwezig waren. Op diezelfde dag nog groepjes van deze vogels aanwezig, zo-

Juist over de provinciegrens bevond zich te- bleken er in de Polders bij en in de als ruim 100 exemplaren in de polder van Ter vens een slaapplaats in het Doldersummer- Lemsterhop ten minste 3.500 Toendrarietgan- Idzard en Oldeholtwolde op 18 februari 1983. veld, waarvan soms enkele honderden Taiga- zen te foerageren, samen met 70.000 Kol- Maar talloze bezoeken aan de regio bleven

rietganzen gebruik maakten, die onder ande- ganzen. Deze ganzen waren afkomstig van vergeefs en leverden alleen nog de kleine

de Steile vaste in de bekende re foerageerden in de omgeving van Boyl en slaapplaats op de Bank, maar de popubtiegroepjes ge-

langs de Linde bij Elsloo - landhuizen. Op 15 ganzen van het Wester- en Oosterschar bieden bij het Fochteloërveen op. Mogelijk januari 1979, toen het reeds enkele weken brachten de nacht door op het Tjeukemeer. zijn er tijdens perioden met strenge koude in streng vroor en er bovendien veel sneeuw de winters 1984-87 zeer plaatselijk wat meer

werden het Fochteloërveen in deze dat valt he- lag, er bij en van ganzen geweest, maar

het stroomgebied van de Linde en de Tjonger laas niet af te leiden uit tellingen die er uit die Het voorkomen in het geheel geen ganzen aangetroffen, Wel jaren beschikbaar zijn. 1980 tot 1990 bleken er zich toen meer dan 600 Taigariet- van Het lijkt wel zeker te zijn dat Taigarietganzen

te houden in de Hoewel de Steile Bank iedere winter niet maakten de ganzen op Noordoostpolder. er op langer gebruik van slaap-

Na een periode van ruim tien dagen met vanaf begin november, evenals in de jaren plaats op de Duurswouderheide en hetzelfde

21 1980 in '70 het aantallen Toen- Doldersummerveld, de matige vorst werden er op januari geval was, stijgende geldt voor het Op totaal 275 in kwamen overnachten die in de Steile Bank, het aantal Taigarietganzen verspreide groe- drarietganzen waar Toendrarietgan-

werden deze bleken pen geteld in het gebied van de Bene- Noordooslpolderfoerageerden, zen kon oplopen tot 20.000 of meer,

in de Tai- den-TJonger. Dit zou er op kunnen wijzen dat vogels maar nauwelijks polders van echter ook regelmatig enkele honderden

het vogels betrof die normaliter in en rond de Gaasterland, en Weststellingwerf garietganzen te verblijven, die eveneens op

heide- en hoogveengebieden verbleven en gezien. Nu en dan foerageerden er wel eens de akkers in de Noordoostpolder foerageer-

losse temidden zich onder invloed van de koude hadden groepjes van Kolganzen op den, Of dit dezelfde vogels waren die voor-

Fries structureel Friese be- verspreid over gebieden waar nog enig open grondgebied, maar van een heen de stroomdalgraslanden water beschikbaar In de onderbemalen voorkomen beslist Ook uit worden was. was geen sprake. graasden, mag betwijfeld.

incidentele voorkomen veenpolders treedt namelijk kwel op, waar- het van grotere aan- door de sloten zelden tallen deze in de er geheel dichtvriezen van ganzen omgeving van

tot en op bepaalde plaatsen in de graslanden het Tjeukemeer en de Tjonger in Haskerland De periode 1990 2000

de dikwijls natte plekken aanwezig blijven. kwam geen regelmatigepleisterplaats voort. Het lag in de lijn der verwachtingen, dat

nieuwe ontwkkelingen met betrekking tot het

rond Buiten de hier genoemde streken werden er Vanaf het midden van de jaren '80 begon- voorkomen van de Toendrarietganzen

en in in de tweede helft van de jaren 70 maar op nen er echter groepen Toendrarietganzen te Fochteloo, in het Lauwersmeergebied weinig andere plaatsen in Ftyslón Taigariet- overwinteren in het Fochteloërveen, die aan- Het Bildt zich zouden voortzetten, omdat

vooral de akkers ook elders in ganzen gezien. Wel overwinterden er gere- vankelijk foerageerden op bij soortgelijke uitbreidingen Neder-

namen geld enkele tientallen van deze vogels in de Bovensmilde (Dr.) maar ook regelmatig wer- land werden vastgesteld. De vogels

Alde Feanen, die vooral in de Wyldlannen en den gezien in de graslanden bij bijvoorbeeld sterk toe in en rondom de Groot- de Hege Warren foerageerden. Ook bij De Nieuw-Weper, Reeds enkele jarenlater verble- e Peel (L./N-Br.) en in de Wieringermeerpolder

Leijen bleek min of meer regelmatig een klei- ven er regelmatig enige duizenden van deze -Polder Eijerland (NH.) en in deze gebieden

in Omstreeks diezelfde ne groep van deze ganzen te overwinteren. ganzen dit gebied. tijd was al snel sprake van het overwinteren van

begonnen de aantallen overwinterende duizenden Toendrarietganzen, Ook in en

Na de eerste waarnemingen van kleine aan- Toendrarietganzen in het Lauwersmeergebied rondom het Fochteloërveen werd een op- TWIRRE 71 natuur in Fryslon jaafgaxjlS.nirnmera

Studie van Toendra- en Taigarietganzen illustratie: Martin Brandsma

merkelijke aanwas geconstateerd en aan het slaapplaats. Ook vlogen er ganzen in zui- Dat er in de loop van de winter uitwisseling is

eind van deze periode konden er voor het doostelijke richting, veimoedelijk naar de ak- tussen Toendrarietganzen van de verschillen-

eerst meer 13.000 exemplaren geteld wor- kerbouwpoiders tussen het Reitdiep en Grijp- de pleisterplaatsen in Noord-Nederland blijkt

den, skerk in de provincie Groningen, maar zij wer- uit het feit dat een gemerkte vogel op 31 de-

cember 1994 door Bouke St. den weinig op de Kollumerwaard aangetrof- Wijer bij Annapa- Intussen dat ook was duidelijk geworden ge- fen. Het aantal in deze rochie werd 2 1995 door rass/cus-ganzen pleis- gezien, op januari bieden in de wijde omgeving van het Fochte- terplaats bedroeg aan het eind van de perio- Emo Klunder op akkerland in het Lauwer- loërveen door de in gebruik werden ganzen de circa 6.000. smeergebied kon worden afgelezen en door dat daar flinke konden genomen en groepen dezelfde 27 1995 waarnemer op januari bij verblijven, speciaal wanneer door aanhou- In Het Bildt waren aanvankelijk iedere winter de Westerdiepsterdallen in de veenkoloniën

dende vorst het open water in het veen dicht- tussen 500-1.000 Toendrarietganzen aanwe- werd getraceerd.

gevroren raakte. Zo ontdekten wij bijvoor- zig en dit aantal nam jaarlijks geleidelijk toe, In

beeld in februari 1994 juist over de provincie- de winters van 1994/95 en 1995/96 waren er Rond de eeuwwisseling was er een situatie

grens bij Een-West (Gr.) een grote groep maximaal 1.500 van deze ganzen aanwezig ontstaan waarbij er langs vrijwel de gehele Toendra- die twee en Taigarietganzen, dagen de bleef onveranderd tot Friese Waddenkust met zekere en populatie vrijwel regelmaat gro- later steeds bleek Vol- nog aanwezig te zijn. moet tere of kleinere aan het einde van de periode, Hierbij groepen Toendrarietganzen veehouder kwamen de gens een plaatselijke wel worden dat het is konden het Foch- opgemerkt erg moeilijk gezien worden, terwijl er bij

ganzen dikwijls tijdens koudeperioden in dat om vat te krijgen op de werkelijk aanwezige teloërveen In het oosten van de provincie van gebied en gebruikten dan een zandgat bij aantallen, omdat de slaapplaats buitendijks november tot begin maart veel van deze Amerika als Inderdaad slaap- en drinkplaats. de zich ook in kleinere verbleven. gelegen is en ganzen ganzen daar rondom wak het veel lagen een op ijs groepsverbanden over een zeer groot ge- Vanaf het midden van de jaren '90 daalden uitwerpselen van ganzen. bied kunnen verspreiden. Dit gebied omvat de aantallen pleisteraars in de Noordoostpol-

niet alleen de binnen- en buitendijkse gron- der gestaag, waardoor er beduidend minder

In het Lauwersmeergebiedstegen de aantal- den tussen Zwarte Haan en Holwerd, maar Toendrarietganzen gebruik gingen maken van len deze Steile Toendrarietganzen gedurende peri- strekt zich tevens naar het zuidwesten uit tot in de slaapplaats op de Bank. Zeer kleine ode tot rond de 4.000 De het noordwesten aantallen werden dan in enk- vogels, ganzen van Wonseradeel, waar op er nu en gezien verdeelden zich groepsgewijs over voedsel- de akkers rond Kimswerd soms groepjes Toen- ele graslandpolders in het zuiden en zuidoos- gebieden in het noordwestelijke deel van het drarietganzen foerageerden die mogelijk van ten van Fryslan, vooral in het gebied van het

Groninger Westerkwartier en konden in Dong- deze slaapplaats kwamen, maar die ook op Tjeukemeer en de Beneden-Tjonger en inci- eradeel tot onder Holwerd ook maïsakkers Gaasterland worden aangetrof- de Makkumer-Noardwaard zouden kunnen denteel wel op in fen, een afstand van circa 20 km vanaf de slapen. en Lemsterland. 72 TWIRRE natuur in Frysicin Jcogcng 15. nanmer 3

cus en 56 Taigarietganzen van de fado-

//s-geelbekvorm bleken er maar liefst 1.430

zwarlbek-Taigarielganzen ( fabalis ) en 11 Sush-

kins ganzen Anser fabalis neglectus aanwezig

te zijn, terwijl er tevens 6 Kleine rietganzen foe-

rageerden.

De Sushkins is in de gans een vergetelheid

geraakte vorm (neglectus betekent ook letter-

lijk Vergeten' of Verwaarloosd') die rond de

wisseling van de 19° naar de 20° eeuw talrijk

was in het Russische Ufa-disfrict en op de

Hortobagy poesta in Hongarije, maar die na-

dien vrijwel verdwenen leek te zijn, hoewel ik

er vanaf het begin van de jaren '80 iedere

winter wel enkele gezien heb. Later op die 3"

vier zulke januari zagen wij nóg van vogels in

Het Wildeveen op slechts 2 km ten oosten

van de slaapplaats Esmeer bij Norgerhaven

(Dr).

Hoewel de winter van 2003/04 extreem zacht

was en nauwelijks substantiële koudeperioden

kende, werden er door Herman Feenstra tot in

de Lindevallei onder Wolvega grote gemeng-

de van Kolganzen, Toendra- en Tai- De Europese Taigarietgans fabalis is een grote vogel met een langgerekt lichaamsmodel, groepen garietganzen gesignaleerd, waarbij onduide- een lange hals en een lange snavel die in variabele hoeveelheden oranjegeel en zwart lijk is van welke slaapplaats die af- gekleurd is. De foto toont een volwassen vogel van het geelbek-type. ganzen

komstig waren. Op 21 februari 2004 werden foto Leo van den Bergh

er door mij ook kleinere groepjes Taiga- en

Bij de Taigarietgans was er aanvankelijk alleen Recente ontwikkelingen Toendrarietganzenopgemerkt in Polder Olde- maar sprake van een neergaande Ijn in het lamer, waaronder zich 26 exemplaren van de Vanaf het midden van de jaren '90 zijn er gro- voorkomen. De kleine winterpopulatie van het Oost-Siberische toendravorm serrirostris be- te veranderingen opgetreden in de samen-

Fochteloërveen leek aan het begin van de vonden. Dit markeert een ontwikkeling die stelling van de populaties van Taiga- en Toen- jaren '90 verdwenen te zijn ook het eerst 4 maart 1998 het Foch- nagenoeg en darietganzen die in West-Europa overwinteren voor op bij in de Linde- en werden nauwe- teloërveen is gesignaleerd, toen door mij 85 Tjongervallei en dit doet zich ook in Fryslan gelden. lijks van deze gezien. Toch valt van deze oostelijke wer- nog ganzen Na de eeuwwisseling heeft de stijgende ten- Toendrarietganzen hier wel iets interessants over te vermelden, den gezien een drassig, pitrusrijk grasland dens van het aantal Toendrarietganzen zich op want op 3 februari 1994 nam ik in de polder in de Bunder aan de westelijke zijde voortgezet. In Het Bildt zijn de aantallen van Tachtig van Ter Idzard en Oldeholtwolde een het 6 januari 1999 groepje de rass/cus-vorm soms opgelopen tot boven van veen. Op graasden van 6 fabalis waar in het daar ten minste 250 van vogels en Taigarietganzen ge- de 4,000 vogels en verblijven elders in het dergelijke zelschap leucistische Grauwe Gans daarna bleken zich die van een noordelijke kustgebied regelmatig aantallen zij regelmatig op plek die met te het aantal dan gepaard was een fobo/rs-vrouwfje, 1,500-3.000 deze Hoewel op houden, waarbij nu en van van ganzen. Op grond van de specifieke kenmerken van kon oplopentot méér dan 1.000 dit zelden in de officiële telgegevens tot uit- ganzen. dit paartje kon worden vastgesteld ongewone drukking komt, overwinteren er in het Lauwer- dat het vrijwel zeker dezelfde betrof Nadat wij 13 februari 2002 de vogels smeergebied regelmatig ten minste op aanwezig- die al sinds het begin van de jaren '80 deel heid van ten minste 1,850 Toendrarietganzen 6.000-8.000 'rietganzen'die zich, evenals eer- uitmaakten van de vaste winterpopulatie van van de serrirostris-v orm rondom het Fochtelo- der ook al het geval was, verspreiden over de Kampinasche Heide in Noord-Brabant, Op erveen hadden vastgesteld, telde Herman een zeer uitgestrekt gebied en daardoor 25 oktober 1994 Jules Bert Feenstra 7 december dat ruim zagen Philippona, moeilijk te traceren zijn. Niet alle vogels in de- op van (aar van Jaarsveld en vermoe- 7.600 die vermoedelijk alle tot deze ondergetekende ze gebieden behoren overigens per definitie vogels delijk dezelfde vogels, vergezeld ondersoort behoorden. Het is dan ook duide- van een op- tot de toendravorm rossicus, want tegenwoor- vallend lichtgetinte bij Hagby in lijk dat naast de West-Siberische Toendrariet- Taigarietgans dig komt hier ook de Taigarietgans fabalis de pleisterplaats Tókern in Zuid-Zweden, En op rossicus ook de Oost-Siberische serrlro- regelmatig voor in aantallen die per pleister- gans 4 november 1995 bleek exact eenzelfde sfris tot de is gaan plaats soms in de vele honderden kunnen regelmatige wintergasten te behoren. groepje aanwezig zijn bij geel- lopen. bek-Taigarie1ganzen fabalis die samen met

32 Johansens ganzen, 4 Sushkins ganzen en 5 In het Fochteloërveen steeg het aantal Toen- Bij de Taigarietganzen deed zich een over-

rossicus in met Toendrarietganzen foerageerden drarietganzen reeds tot 14.000 in het seizoen eenkomstige ontwikkeling voor, dien ver-

slecht ontwaterd stande dat de meeste weliswaar een extensief, grasland aan 2001/02 en nam verder toe tot minimaal ganzen nog de in Om- Odermonding bij Stepnica Polen. 15,600 in januari 2003. Daarbij is de situdtie altijd gerekend worden tot de naamgevende dat zowel in Zuid-Zweden als rond de Oderhaf sterk rond het 'drieprovinciënpunt1 tussen Haulerwijk vorm fabalis, maar merendeels toch toentertijd meerdere Taigarietganzen gezien en Zevenhuizen niet geheel duidelijk. In dit afwijken van de vogels die hier vroeger voor- zijn die door ons in de pleisterplaats in Mid- gebied, waar door ons voor het eerst in 1994 kwamen, De typische geelbek-vorm is name-

den-Brabant - voorzien waren van afleesbare grote aantallen rietganzen werden vastge- lijk uitgesproken zeldzaam geworden en ge-

het de hand dat het in bleven - daarnaast aantal pootringen, ligt voor steld, zag ik op 3 januari 2004 samen met terwijl een groot alle gevallen hetzelfde paartje betrof. Temeer Emmy Holtzhuizer en Herman Feenstra in to- vogels met een voornamelijk zwarte snavel- omdat zich er in dat gebied ook dikwijls een taal 2.400 rietganzen. Deze overnachtten keur zich hier gevestigd heeft. Deze ganzen

licht in de sterk het zeer gekleurde Taigarietgans nabij- mogelijk op de zandwinplas bij Amerika (1,5-2 lijken soms op West-Siberische ras heid van het bedoelde paartjeophield, km), maar zouden evengoed van het Fochte- johanseni, maar komen voor wat betreft de snavelstructuur loërveen (12 km) of van de Duurswouderhel- lichaamsbouw en -vorm, de

nomi- de (8 km) afkomstig geweest kunnen zijn, De en bevedering meer overeen met de

fabalis. Van deze faba- samenstelling van die groep was heel bijzon- naat (oostelijke)

steeds der, want naast 900 Toendrarietganzen rossl- lis-ganzen komen er de laatste jaren 73 TWIRRE in natuur Frysldn Jaargcng 15, nummer3

meer, getuigehet feit dat er rond het Fochte-

13 februah 2002 slechts loërveen op nog

200, maar op 3 januari 2004 maar liefst cica

In de 3.400 exemplaren werden geteld. ge-

hele provincie Fryslan met direct aangrenzen-

de gebieden van Groningen, Drenthe, Over-

ijssel en Flevoland waren in januari 2004 naar

schatting ten minste 5.000 van deze Taigariet-

ganzen aanwezig,

De West-Siberische Johansens taigagans lijkt

minder sterk vertegenwoordigd te zijn, al kun-

nen deze ganzen in het veld soms gemakke-

lijk verward worden met de veel talrijkere

zwartsnavelge fabalis-v ogels. Op 13 februari

2002 was er een groep van 325 Johansens

Boven- ganzen op een gerststoppelveld bij

smilde (Dr.j. Dit is tot dusverre het grootste

aantal dat er van deze vorm is waargeno-

men.

Samenvatting en conclusies

bekend is het Hoewel er weinig over vroegere

voorkomen van in en rietganzen Fryslan ge- lichaamsmodel,een relatief korte en dikke hals Toendrarietganzen hebben een gedrongen over de samenstelling van de histori- gevens en een naar verhouding korte snavel die doorgaans meer zwart dan oranjegeel gekleurd

sche populatie ontbreken, we er wel mogen is. De ondersnavel is dikker dan bij de Taigarietganzenen kan soms zeer diep ('bulldog-

van dat de die voor- uitgaan ganzen vroeger achtig') uitgebogen zijn. De foto toont een tweedejaars (= onvolwassen) vogel uit een

kwamen in de graslanden van beeklopen, relatief Het kleed deze is veel lichter oostelijke populatiegroep. van ganzen doorgaans

rivierdalen en oeverlanden tot de geel- foto den getint dan dat van toendraganzen uit westelijker broedgebieden. Leo van Bergh bek-taigavorm A. f. fabalis behoorden. Deze

Taigarietgans was namelijk gedurende de crangetoffen in de graslandpolders in het gekomen. Tegenwoordig overwinteren er

eerste helft van de 20* eeuw veruit het talrijk- zuidoosten van de provincie, temeer omdat rondom het Fochteloërveen vooral wat

ste rietganstype in West-Europa. Hierin is ech- rosslcus Juist te boek staat als een vogel die zwaarder gebouwde ross/cus-ganzen, die

de '50 voorkeur akkers uit die ter omstreeks het midden van jaren bij op foerageert, afkomstig zijn broedgebieden vermoe-

het een kentering gekomen, waarna er in Neder- delijk vrij ver oostelijk liggen, mogelijk op

het Tai- land nog slechts een vaste winterpopulatie Vanaf de slaapplaats op de Steile Bank trek- westelijke gedeelte van

van 1.500-2.000 vogels resteerde, Hiervan ken vrijwel alle Toendrarietganzen steevast myr-schiereiland. Daarnaast zijn er dikwijls

kwamen er enkele honderden op Fries grond- naar de bouwlandpercelen van de Noord- honderden of zelfs duizenden Toendrarietgan-

gebied voor. Het ligt voor de hand dat de oostpolder en komen slechts bij uitzondering zen 9an de oostelijke vorm serrirostris aanwe-

die vanaf Lemster- Al deze tonen voorkeur kleine clubjes van deze ganzen wij in de grazige pleisterplaatsen van zig. ganzen een om

voedsel te zoeken komen het midden van de jaren '70 op verschillende land en Gaasterland. Dat is opmerkelijk, om- op graslanden en

het Steile dui- veel minder de akkers dan het plaatsen in de Linde- en Tjongervallei, in dat er op de Bank ook regelmatig op vroeger

dal van het Koningsdiep, bij de Alde Feanen zenden Kleine rietganzen overnachten, die geval was. Frappant is het regelmatigvoorko-

serrlrostris-v en bij De Leijen aantroffen in feite restpopub- echter vrijwel steeds uitsluitend naar voedsel- men van groepen ogels op zeer

veel de Friese Zuidwesthoek vertrekken. extensief slecht ontwaterde ties waren van eertijds grotere groepen, terreinen in gebruikte, en pit-

die hun overwinteringsplaatsen sterk noord- Alleen bij aanhoudende vorst en sneeuwbe- rusrijke grasbnden, ook wanneer er in de di-

oostwaarts verlegd hadden. Wat daarvan de dekking worden er van deze soort grotere recte omgeving volop moderne grasbnden

reden geweest is valt waarschijnlijk niet meer aantallen in de Noordoostpolder gezien. Er voorhanden zijn. Herman Feenstra stebe vast

te achterhalen, maar het kan in relatie ge- komen hier dus twee verwante soorten toen- dat grote groepen oostelijke Toendrarietgan-

staan hebben met de dramatische achteruit- draganzen naast elkaar voor (de soort zen een dergelijk perceel aan de rand van

het achtereen gang van de Taigarietgans als broedvogel in brachyrhynchus naast de ondersoort rosslcus veen gedurende langere tijd Fenno-Scandinavië, waarbij In eerste instantie van de Toendrarietgans serrirosfris ) zonder dagelijks bezochten. Ook in andere pleister-

vooral de meest westelijke populatiegroep in zich structureel in eikaars voedselhabitat te plaatsen in West- en Midden-Europa is vast-

Zweden sterk In is het vermeldenswaard dat dat de Toendra- Noorwegen en zeer omvang begeven. Daarbij gesteld oostelijke Taiga- en

afgenomen schijnt te zijn, terwijl er tot op de de Kleine rietganzen in Denemarken en het rietganzen vaak het gehele winterhalfjaar

huidige dag een onverklaarbaar hiaat voor- Verenigd-Koninkrijk tegenwoordig veelvuldig door zowel in dergelijke 'ouderwetse' graslan-

komt in het broedareaal Rus- den als van Europees op bieten-, aardappel- en graanstoppelak- op graanstoppelakkers foerageren.

land, grofweg tussen Karelië en de Oeral. kers foerageren. Dit is een voedselterrein dat Hiermee vertonen zij een andere habitatkeu-

Ter- in ruime mate dan de die tot kort vaste Uit de waarnemingen die Tanis deed op in de Noordoostpolder voor- ze ganzen voor onze

schelling blijkt, dat de Taigarietgans fabalis in handen is, maar daar voornamelijk door de winterpopulatievormden.

de periode 1953-62 een regelmatige en Toendrarietgans rossicus benut wordt,

soms zelfs vrij talrijke doortrekker was, die ook Hoewel Fryslan onder ganzenliefhebbers voor-

de de kwel- Ook rondom het Fochtebërveen doet zich al heeft pleisterend op Boschplaat en op een grotenaam verworven vanwege

ders kon worden aangetroffen, Tanis spreekt een merkwaardige situatie voor. Aanvankelijk het voorkomen van omvangrijke concentra-

van een sterke vermindering van deze vogels zochten de Toendrarietganzen, die in de ja- ties Kolganzen, Brandganzen en Kleine riet-

1955, Er hoeft te '80 '90 tot de rossi- heeft wat betreft de na nauwelijks aan getwijfeld ren en nog typische ganzen, er voor rietgan-

worden dat ook de Toendragans rossicus cus-vorm behoorden, hun voedsel daar na- zen de laatste decennia duidelijk een specta-

de akkers Boven- culaire Thans vanouds als doortrekker in Fryslan voorkwam, melijk hoofdzakelijk op bij ’inhaalsbg' plaatsgevonden,

de maar de aanwezigheid van overwinterende smilde en Norgervaart en werden zij vooral In kunnen er binnen de grenzen van provin-

Met de in de directe daarvan groepen werd pas voor het eerst in de jaren de nawinter op graslanden gezien, cie en nabijheid jaarlijks

'70 vastgesteld. Daarbij is het merkwaardig komst van oostelijke ganzen in deze pleister- meerdere duizenden Taigarietganzen voorko-

het aantal dat er enkete malen grote groepen werden plaats is hierin een opmerkelijke verandering men, terwijl Toendrarietganzen re- 74 TWIRRE in notuur Fryslon Jcragcrg 15. nunmeij

de 20.000 30,000 het gelmatig tussen en vogels exemplaren tegelijk in deze regio werden ge- Wieringermeerpolder,lijkt zaak om de ko-

kunnen ligt. Daarbij er naast de 'gewone' wes- signaleerd. Op 27 februari 1930 werden er mende winters in Fryslan alert te zijn op de

telijke vormen ook verschillende oostelijke on- namelijk bij niet minder dan 5 Sush- mogelijke aanwezigheid van deze ganzen.

worden kins uit vlucht 7 Voor de dersoorten waargenomen. Misschien ganzen geschoten een van herkenning van oostelijke vormen

wel het meest spectaculair hiervan waren de vogels, waarbij echter van de overige twee van Taiga- en Toendrarietganzen wordt ver-

waarnemingen van in totaal 15 Sushkins gan- niet zeker is dat het ook deze vorm betrof wezen naar de serie 'Geografische variatie bij

2004 In de den Brink in de win- die vanaf 2002 in Het zen op 3 januari omgeving van (Van 1930), Aangezien er ganzen', Vogeljaar ver-

het Fochteloërveen, temeer omdat het niet ter 2003/04 vanaf eind december tot begin schijnt.

de eerste keer was dat er van deze Taigariet- februari steeds een groep van 35-38 Sushkins

gans met roze snavel- en pootkleur meerdere ganzen gezien is in het noordoosten van de

Dankwoord

Omdat het voorkomen van rietganzen afwijkt van dat van de meeste andere ganzensoorten en deze vogels zich vaak sterk verspreiden over kleinschalige landschappen

er (Taigarletganzen) of uitgestrekte akkerbouwgebieden (Toendrarietganzen), zijn maar weinig vogelaars die uitgebreide aandacht aan deze vogels besteden. Voor het

grondgebied van Fryslan en direct aangrenzende streken van andere provincies leverden door de jaren heen vooral Arend Jan van Dijk, Herman Feenstra, Emo Klunder,

Egbert van der Linden, Janco Mulder, J. Oosterloo, Jules Philippona, Miek Sllkkerveer-Bakker en Bouke Weijerbelangrijke informatie, waarvoor ik hen zeer erkentelijk ben.

Geraadpleegde literatuur

Albarda Mr. H. 1 897. Aves Neerlandica. Naamlijstvan de Nederlandsche vogels. Leeuwarden.

a Bergh L.M.J. van den!985 . Ganzenpleisterplaatsen in Nederland. RIN-rapport 85/16. Rijksinstituur voor Natuurbeheer, Leersum.

b Bergh L.M.J. van den 1 985 . Het voorkomen van de Taigarietgans Anser fabalis fabalis in Nederland. Limosa 58 (1): 1 7-32.

Bergh L.M.J. van den 1999. Tundra Bean Goose Anser foballs rossicus in: J. Madsen, C. Cracknell & A.D. Fox (eds): Goose Populations of the Western Palearctic. Wettands

International Publication nr. 48. Wageningen / Ronde.

Bergh 2003a L.M.J. van den . Geografische variatie bij ganzen deel 3. De West-Siberische Taigagans of Johansens Gans Anser fabalis johanseni. Het Vogeljaar 51 (2): 58-64.

b Bergh L.M.J. van den 2003 . Geografische variatie bij ganzen deel 4. De Oost-Siberische Taigagans of Middendorffs Gans Anser fabalis middendorffii. Het Vogeljaar 51 (6):

243-249.

a Bergh L.M.J. van den 2004 . Geografische variatie bij ganzen deel 5. De Oost-Siberische Toendrarietgans Anser serrirostris serrirostris. Het Vogeljaar 52 (2): 14-22.

b Bergh L.M.J. van den2004 . Geografische variatie bij ganzen deel 6. De Sushkins Gans Anser fabalis neglectus en de Buturlin Gans Anser (fabalis) carneirostris. Het Vogeljaar In

druk.

Brink F.H. van den 1930. The occurrenceofSushkln's Bean Goose (Anser neglectus Sushkin) in The Netheriands. The Ibis okt. 1930: 555-559.

DijkA.J. van & B.L.J. van Os 1982. Vogels van Drenthe. Van Gorcum, Assen.

Feenstra H. & L.M.J. van denBergh 2001. Toenemend aantal Toendrarietganzen h hetFochteloërveen. Drentse Vogels 14: 1-9.

Feenstra H. & L.M.J. van denBergh 2003. Veranderingen in aankomst, vertrek en verblijfsduur van rietganzen in het Fochteloërveen. Twirre 14 (3): 86- 89.

Huyskens P.R.G. 1986. Het Europese Rietgansprobleem Anser fabalis. Oriolus 52: 105-256.

Koffijberg K., B. Voslamber & E. van Winden 1 997. Ganzen en zwanen in Nederland. Overzicht van pleisterplaatsen in de periode 1985-94. SOVON Vogelonderzoek Nederland,

Beek-Ubbergen.

1978. Koopman K. Het voorkomen van ganzen in de Tjongervallei. Watervogels 3 (3): 138-144.

Lebret T., Th. Mulder, J. Philippona & A. Timmerman 1976. Wilde ganzen in Nederland. Thieme, Zutphen.

MooserR. 1973. De vogels van Schiermonnikoog. KNNV-Wetenschappelijke Mededeling nr. 95. Hoogwoud. Nilsson L., 1999. L.M.J. van denBergh & J. Madsen Taiga Bean Goose In: J. Madsen, C. Cracknell & A.D. Fox (eds): Goose Populations of the Western Palearctic. Wetlands

International Publication nr. 48. Wageningen / Ronde.

Philippona J. 1962. Ganzenpleisterplaatsen in Nederland: De omgeving van Beetsterzwaag en Gorredijk. Limosa 35 (1-2): 1 7-28.

Philippona J. 1966. Ganzenpleisterplaatsen in Nederland: de omgeving van de Groote Brekken in het zuiden van Friesland. Limosa 39 (1-3): 1 -32.

Philippona J. & H.T. van der Meulen 1969. De ganzen in het Midden en Zuiden van Friesland. Limosa 42 (3-4): 1 39-155.

Ploeg D.T.E. van der, W. deJong, M.J. Swart, J.A. deVries, J.P.H. Westhof, A.G. Witteveen & B. van derVeen 1976. Vogels in Friesland, deel 1. De Tille, Leeuwarden.

Snouckaert van Schauburg, Mr. Dr. R.C.E.G.J. Baron 1908. Avifauna Neerlandica. Leeuwarden.

Spaans A.L & C. Swennen 1968. De vogelsvan Vlieland. KNNV-Wetenschappelijke Mededeling nr. 75. Hoogwoud.

Tanis J.J.C. 1963. De vogels van Terschelling. Fryske Akademy, Leeuwarden.

Versluys M., H. Engelmoer, D. Blok & R. van derWal 1997. Vogels van Ameland. Friese Pers Boekerij, Leeuwarden.

Leo M.J. van den Bergh

Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte

Postbus 47, 6700 AA Wageningen

(e-mail: [email protected])