Memoires 1966-1967

Willem Oltmans

bron Willem Oltmans, Memoires 1966-1967. Papieren Tijger, Breda 2002

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oltm003memo09_01/colofon.php

© 2013 dbnl / Willem Oltmans Stichting VI

Voor Bertie Hilverdink

Willem Oltmans, Memoires 1966-1967 VII

Inleiding

Dit deel begint met het overlijden van mijn vader. Hij viel op een avond dood van zijn stoel, wat voor mijn moeder een absolute verschrikking moet zijn geweest. Toch geloof ik dat mijn vader, die als buitengewoon rechtschapen man door het leven ging, dit heengaan van het ene op het andere moment volmaakt heeft ‘verdiend’, om deze zonderlinge notie in dit geval te gebruiken. Mijn twee broers en ik waren producten van ouders die beiden de ellende van echtscheidingen van onze grootouders hadden beleefd. Zij waren te midden van gebroken harten opgegroeid. Ze zouden elkaar daarom de gelofte gestand doen dat hun verbintenis onverbrekelijk zou zijn. Dat was deze dus ook. Maar ik ben altijd van mening geweest dat deze duurzame eed door onze ouders onderling gezworen en vervuld ten koste is gegaan van ‘openingen’ naar ons toe. Vandaar ongetwijfeld de voor hen diep tragische gebeurtenis dat we alle drie na de oorlog in dezelfde oktobermaand van 1948 ons ouderlijk huis De Horst in zekere zin ontvluchtten. Mijn broers begaven zich per auto van Bosch en Duin dwars door Afrika naar Kaapstad. Ik vertrok naar Yale in de VS. Een moment uit velen herinner ik me van mijn vader in het bijzonder. Hij reed me in zijn Austin van de bungalow in Huis ter Heide naar de trein in Den Dolder, toen hij me andermaal op het hart drukte dat we de torch of live kregen aangereikt om deze aan een nieuwe generatie door te geven. Het moet voor mijn ouders, vooral mijn vader, die de laatste stamhouder van de familie was, een diepe teleurstelling zijn geweest dat zij drie zonen hadden maar geen kleinkinderen. Broer Hendrik bleef ongetrouwd. Ik ondernam een poging tot een huwelijk, welke mislukte. En Theo huwde, maar zou kinderloos blijven. Met ons drieën eindigde het geslacht Oltmans dat tot 1640 in Oost-Friesland kon worden getraceerd. Mijn vader hechtte zeer aan dit soort zaken. Zelf vind ik genealogie hooguit amusant, maar verder van nul en generlei werkelijke waarde. Ik heb over de zogenaamde erfelijkheid door de generaties heen andere gedachten er op na gehouden dan mijn vader. De genen zijn de erfelijkheidsdragers van het menselijke lichaam, die bij iedere bevruchting in een nieuwe combinatie samen komen Charles Lumsden en Edward O. Wilson van de MIT in de VS hebben bovenstaand proces vergeleken met het schudden van een spel

Willem Oltmans, Memoires 1966-1967 VIII kaarten. Zij schreven: ‘We ontvangen de helft van onze genen van iedere ouder een vierde van iedere grootouder en zo zet zich dit wiskundig opklimmende cijfer voort. Een voorouder die tegen het einde van de achttiende eeuw heeft geleefd laat ons in directe afstamming ongeveer één procent van zijn genen na.’1 Ik vermoed dat mijn vader, evenals alle mensen, die bijvoorbeeld in de rij staan om naar de Gouden Koets te gapen, zich in de verste verten de irrelevantie van zogenaamde eeuwenoude afstamming, niet bewust zijn. Waarom ik dus, zoals mijn vader vroeg, geen behoefte had aan het doorgeven van de torch of life, zal in de komende delen herinneringen verder duidelijk worden. Een ander voor mij in hoge mate belangrijke ervaring in dit deel memoires was mijn laatste bezoek aan , wat bovendien (tot 1990 althans) mijn laatste reis naar Indonesië zou worden. Ik geloof hier inderdaad een stuk ooggetuigenverslag te hebben opgetekend dat wellicht en zeker voor Indonesië in de toekomst van enige historische waarde zal blijken te zijn geweest.

Willem Oltmans

1 Charles Lumsden, Edward O. Wilson, Promethean Fire, Reflections on the Origin of Mind, Harvard University Press, 1983, pagina 26.

Willem Oltmans, Memoires 1966-1967 1

Huis ter Heide

21 april 1966

New York

Mijn vader is dood. God. Middernacht. Ik liep in de regen nadat mams telegram arriveerde en kreeg een huilbui. Vanmiddag aarzelde ik nog om een kaars te gaan branden. De afgelopen weken wilde ik steeds naar Huis ter Heide bellen. Nu is het te laat om met mijn vader te spreken.

22 april 1966

Ik sprak met mam. Zij huilde en was dankbaar mijn stem te horen. Gisteravond had vader haar in Zeist bij mijn grootmoeder Poslavsky opgehaald waar zij aan grootmama's ziekbed had gezeten. Zij hadden wat nagepraat en een avond-Blümchen ingeschonken vader nam een slok, trok daarop een vreemd gezicht en zei: ‘het bekomt me niet’, waarop hij van zijn stoel was gevallen. Mijn moeder telefoneerde de huisarts en mijn oom Alexander Poslavsky2. Zij constateerden dat vader aan een hartaanval was overleden. Loet Kilian en Richard Thieuliette brachten me naar JFK Airport.

23 april 1966

Elie Poslavsky haalde me van Schiphol af. Mijn moeder omhelsde me hartstochtelijk in Huis ter Heide. Vader was in mijn kamer opgebaard. Ik wilde hem niet zien. Om 12:30 uur reed ik met mam naar de begraafplaats Den en Rust in Bilthoven om de plaats van een graf uit te zoeken. Va-

2 Geneesheer-directeur van de Willem Arntzhoeve te Den Dolder.

Willem Oltmans, Memoires 1966-1967 2 der had geen instructies achtergelaten bij de notaris of hij begraven of gecremeerd wilde worden. Met mijn moeder aan de arm liepen we door de lanen. Ik besefte - omdat zij samen met vader begraven wilde worden - daarom ook haar eigen laatste rustplaats uitzocht. Ze stond stil en vroeg de begrafenisondernemer of een plaats op een glooiing vrij was, ‘want hier is veel zon’. Mijn vader had het zwaar eiken bureau van mijn grootvader ir. H. van der Woude georven, een der oprichters van het chemische kinine bedrijf ACF3. Zijn werkplaats was onaangeroerd gebleven. Zijn paperassen lagen nog precies zoals hij die avond van 21 april was opgestaan om mijn moeder uit Zeist op te halen. Ik hield zijn bril in mijn handen, en ging zitten om aan Richard te schrijven. Broer Theo arriveerde uit Rhodesië. Gelukkig. Hij ging onmiddellijk in de kamer waar mijn vader lag. Ik kan dat niet. Een stroom van familieleden, ook veel Indische familieleden, kwam afscheid nemen. Iedere keer wanneer mam hen naar vader begeleidde greep het haar opnieuw verschrikkelijk aan. Ik omhelsde mam van tijd tot tijd om haar te troosten. Broer Hendrik uit Kaapstad is op reis en komt dus niet op tijd voor de begrafenis.

24 april 1966

Ik reed naar Frits van Eeden in Den Haag. Het was nodig bij hem te zijn. Hij zette een Chopinplaat op en we praatten over zijn nieuwste tekeningen en beelden. Frits gaf me nieuwe energie. Erik en Helga van der Leeden kwamen van mijn vader afscheid nemen. Erik ging naar mijn vader toe. Het gaf me te denken Moest ik dit voorbeeld volgen? Van alle mensen, die kwamen condoleren geloofde ik oom Erik Mennega en oom Jo Wibaut het meeste: zij waren echte vrienden van mijn vader. Vanavond ben ik met mam bij mijn vader geweest. Hij lag rustig en lief in mijn bed.

25 april 1966

Speelde Dvoraks Neue Welt, vaders lievelings symfonie. Ik zal zorgen dat het langzame gedeelte op de begrafenis wordt gespeeld. Ik telefoneerde met Henk Hofland. Martin en Harisanto zonden telegrammen. John van Haagen zond een correcte

3 Mijn moeder heeft het aan mij gegeven; ik schrijf er sedert 1969 aan in Amsterdam.

Willem Oltmans, Memoires 1966-1967 3 brief aan mijn moeder. Ging opnieuw bij vader kijken. Ik kan het niet geloven. Vader is nu in een kist geplaatst.

26 april 1966

Vader is begraven. Het maakt me volkomen stil. Stil in de zin van alleen op de wereld. Ik ben nog eenmaal afscheid van hem gaan nemen. Er viel precies een zonnestraal op zijn gezicht. Het is nu twee uur. Mam is nu voor het eerst in al die jaren alleen in bed en alleen iedere dag. Wat kan ik doen? Theo wist het ook niet. In 1961 maakte ik, om een nieuwe tape recorder te testen, een opname van een gesprek met mijn ouders. Ik probeerde de tape te spelen, maar kon er ni